Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans voltijd Codarts Hogeschool voor de Kunsten/ Rotterdamse Dansacademie
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans voltijd CROHO nr. 34798 en CROHO nr. 34940 Codarts Hogeschool voor de Kunsten/ Rotterdamse Dansacademie
Hobéon® Certificering BV december 2006 Auditteam: Mevrouw D. Jefferson De heer P.P.C.M. Waarts Mevrouw G. Cleven Mevrouw H.Z.E. Goseling De heer G. J. Stoltenborg Secretaris: Mevrouw G. C. Versluis
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport 15 en 16 maart 2001 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 7, 8 en 9 juni 2006
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Algemene inleiding bij het onderwerp ‘Programma’ Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
10 10 10 15 17 20 20 22 26 29 33 36 40 41 44 50 50 52 54 58 58 61 65 65 69 71 74 74 80
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
84 84 85
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 7, 8 en 9 juni 2006
1 1 1 1 3 4 4 7 8 9 9
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. Codarts Hogeschool voor de Kunsten, in casu de Rotterdamse Dansacademie (RDA), verzorgt de HBO bachelor opleidingen Dans met de uitstroomprofielen Danser en Choreograaf, Docent Dans en de voortgezette opleidingen Danstherapie en Choreografie. 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd variant van de bachelor opleiding Dans en de voltijd variant van de bachelor opleiding Docent Dans in één rapport samengevat. Overweging daarbij is, dat alle bachelor studenten de eerste twee studiejaren hetzelfde programma volgen. In het derde en vierde jaar wordt de dagelijkse danstechnische training van de studenten voortgezet en specialiseren zij zich in de richting Dans, Choreografie of Docent Dans. Het beleid met betrekking tot ‘inzet van personeel’, ‘materiele voorzieningen’, ‘studiebegeleiding’ en ‘interne kwaliteitszorg’ is voor de beide opleidingen identiek. Daar waar relevant wordt in onderhavig rapport het onderscheid dat er is tussen de beide opleidingen zichtbaar gemaakt. 1.2.3 In het onderhavig rapport is de beoordeling omschreven van de opleiding Dans en Docent Dans die door de Rotterdamse Dansacademie in de volgende variant wordt aangeboden:
Dans, voltijd Docent Dans, voltijd
crohonummer 34798 crohonummer 34940
1.2.4. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door het Kwaliteitsrapport van de opleiding Dans en Docent Dans .
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. De Rotterdamse Dansacademie en het Rotterdams Conservatorium vormen samen het instituut Codarts, Hogeschool voor de Kunsten. De Rotterdamse Dansacademie (RDA) zelf bestaat uit vier opleidingen, te weten de Bachelor opleiding Dans met de uitstroomprofielen Danser en Choreograaf, de Bachelor opleiding Docent Dans, de Voortgezette opleiding Choreografie en de Voortgezette opleiding Danstherapie. Beide laatstgenoemde Voortgezette opleidingen worden op dit moment omgevormd tot Masteropleidingen. Op dit moment heeft de RDA 200 bachelorstudenten, 20 studenten in de voortgezette opleidingen en 200 leerlingen in de vooropleiding. (voor de beschrijving van de vooropleiding, zie hieronder bij §1.3.5.) 1.3.2. Codarts wil een hoogwaardige en duurzame bijdrage leveren aan de behoefte vanuit de samenleving en het werkveld aan professioneel opgeleide en fysiek gezonde dansers en musici. Codarts wil invulling geven aan de verschillende rollen die de kunst in onze samenleving speelt. Daarom concentreert Codarts zich zowel op de vraag naar toptalent in de uitvoerende kunsten als op de vraag naar topdocenten, scheppende kunstenaars en therapeuten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 1
Uitgangspunt voor het beleid van de RDA vormt het ‘Ontwikkelingsplan Codarts 2004-2008’ waarin de ambities en de randvoorwaarden voor het strategisch beleid van Codarts zijn verwoord. De artistieke ambities voor de huidige planperiode zijn uiteengezet in ‘The Rotterdam Approach’. Hierin wordt de visie op het beroep en op de opleiding voor danskunstenaar beschreven. (zie facet 1.1.) In het Meerjarenplan RDA 2004-2008 zijn de artistieke ambities en de beleidsdoelstellingen van Codarts uitgewerkt in concrete doelstellingen acties. Het jaarplan 2006 bevat de concrete acties voor het lopende jaar. 1.3.3. De Rotterdamse Dansacademie is opgericht door Corrie Hartong in 1931. Zij was een pionier in Nederland voor de moderne dans, als pedagoog, als danseres en als choreografe. De Rotterdamse Dansacademie kiest voor een duidelijk profiel, met een uitgesproken doel. De missie van de RDA is om de best denkbare eigentijdse ‘danskunstenaars’ te laten afstuderen. De RDA gebruikt de term ‘danskunstenaar’ als verzamelnaam voor de verschillende rollen binnen de professionele dans: danser, choreograaf en docent. Mission statement: het opleiden van de toekomstige wereldtop aan zelfbewuste danskunstenaars door het geven van een solide fundament aan eigentijdse dansvaardigheden en het ontwikkelen van een heldere visie op het eigen talent.
1.3.4. De Rotterdamse Dansacademie is een internationale gemeenschap van studenten, docenten, muzikaal begeleiders, choreografen en medewerkers waar dans het begin en het einde van alles is. De studenten krijgen de fundamenten van de danskunst aangeboden door een ervaren en praktijkgericht docententeam en worden gestimuleerd en meegesleept door een veelheid aan projecten die de actuele wereld van de dans weerspiegelen. Ambachtelijkheid, excellentie, talent, marktgerichtheid, human quality en actualiteit zijn basisbegrippen onder de artistieke visie van het instituut. De Rotterdamse Dansacademie vindt dat niet alleen dansers, maar ook choreografen en docenten uitstekende dansers moeten zijn. Want de praktijk van de dans is dat iedere kunstenaar te maken krijgt met de verschillende rollen in het vak: als danser, als docent of als choreograaf. Van een rigide scheiding in rollen is in de beroepspraktijk geen sprake: een professionele danser geeft les aan amateurs of belangstellenden, een choreograaf maakt deel uit van het tableaux de la troupe van een gezelschap en de docent is actief als maker of performer in dansproducties. De kracht van de bacheloropleidingen is dat de studenten een noodzakelijk fundament meekrijgen dat bestaat uit 1. een solide danstechnische basis en 2. een breed programma dat hen voorbereidt op de overige eisen van de beroepspraktijk. Het ambachtelijk danstechnische fundament wordt gelegd in een tweejarige basistraining die voor alle studenten gelijk is. In het 3e en 4e jaar wordt de danstechnische training voortgezet en specialiseert de student zich in danser, docent of in een studie choreografie. De RDA heeft hiermee in de opleiding een wijziging aangebracht ten opzichte van het verleden waarin er nog twee geheel parallel aan elkaar verlopende vierjarige HBO-opleidingen waren voor hetzij Danser/Choreograaf, hetzij Docent Dans. Het vernieuwde beleid is ingevoerd in het academiejaar 20032004 en inmiddels geïmplementeerd voor de jaren 1 tot en met 3. Met ingang van 2006-2007 volgen alle studenten het nieuwe programma. (zie facet 2.1 en 2.2.) 1.3.5.Omdat het Nederlandse voortgezet onderwijs niet in specifieke zin voorbereidt op een studie aan een kunstvakopleiding hanteert de RDA voor toelating de wettelijk toegestane aanvullende eisen (WHW 7.26a). De RDA toetst de aanvullende eisen in de vorm van audities. In principe selecteert de academie alleen kandidaten voor deelname aan de auditie die tenminste een diploma voortgezet onderwijs hebben op havoniveau. De RDA houdt audities in Rotterdam en in het buitenland om talent te ontdekkenen, dat meekan op internationaal niveau. (zie facet 2.5. ‘instroom’)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 2
Naast de bachelor- en voortgezette opleidingen kent de RDA twee vormen van vooropleiding: een geïntegreerd traject in de vorm van de Havo voor Muziek en Dans en drie niet geïntegreerde trajecten, namelijk de junioren (9-11 jarigen), A-klas (11-12 jarigen) en de Schakelklas (leerlingen ouder dan 15 jaar die niet op de Havo voor Muziek en Dans zitten). Integratie wil in dit verband zeggen: aangeboden in samenhang met een middelbaar school curriculum dat verzorgd wordt in het gebouw van Codarts. Vandaar uit kunnen leerlingen doorstromen naar het Conservatorium of de Dansacademie. Leerlingen die door willen stromen naar de RDA moeten nog wel auditie doen. Daarnaast legt de RDA zich toe op het aantrekken en begeleiden van jongens. Binnen de RDA zijn ook verkorte en individuele leerroutes mogelijk. (zie facet 2.5. ‘instroom’) 1.3.6. Belangrijk voor het streven naar een rijk onderwijsklimaat is de keuze voor het lectoraat “Excellence and well-being in the performing arts”, dat het enige lectoraat in Nederland is op het gebied van de dans. Het lectoraat is in 2004 van start gegaan en wordt gedeeld door twee op hun vakgebied gerenommeerde professionals: William Forsythe en dr. Anna Aalten. Het lectoraat houdt zich expliciet bezig met het optimaliseren van het dansvakonderwijs. Het onderzoek van ‘lector-in-residence’ William Forsythe is gericht op de artistieke aspecten in het lectoraat, het onderzoek van dr. Anna Aalten op de gezondheids- en welzijnsaspecten. Het lectoraat sluit aan op het in 2002 gestarte Gezondheidszorg Innovatie Plan, dat gericht was op het versterken en verbeteren van de gezondheidsinfrastructuur in de school. (zie verder 2.1.6. en 3.1.3) 1.3.7. In het Codarts ontwikkelingsplan 2004-2008 staat de ambitie, dat alle opleidingen voor 2008 de majorminor structuur hebben geïmplementeerd. Deze zal binnen de RDA in 2007 van start gaan. Door middel van dit model wordt de mogelijkheid tot het volgen van een individueel leertraject verbeterd en krijgt de student meer ruimte voor vrije keuze. De RDA vergroot de keuzeruimte in het curriculum naar minimaal 45 studiepunten. (zie verder 2.2.4)
1.4.
Visitatierapport 15 en 16 maart 2001
1.4.1. De bacheloropleidingen van de RDA zijn tweemaal eerder gevisiteerd door de visitatiecommissie Dans. De laatste visitatie vond plaats in 2001, waarbij op 15 en 16 maart de Rotterdamse Dansacademie is bezocht. De commissie heeft zich tijdens het bezoek in tweeën gesplitst: een deel van de commissieleden heeft de aandacht gericht op de differentiaties uitvoerend Dans en Choreografie; een ander deel van de commissie richtte de aandacht op de docentopleiding. De visitatiecommissie concludeert in de eerste plaats, dat de academie er in slaagt op belangrijke punten de ambities waar te maken. In de tweede plaats concludeert de commissie dat de academie over vrijwel de hele breedte consistent voldoende beoordeeld wordt. Als sterke punten worden o.a. genoemd: de sterke oriëntatie op het beroep en het hebben van een helder beeld van het doel waar de opleiding op is gericht; de goede contacten die de academie heeft met het beroepenveld; het stellen van duidelijk eisen binnen de opleiding, die gelden voor toelating tot de opleiding, het behalen van de propedeuse en het uiteindelijk afronden van de opleiding; de begeleiding van de studenten. Ook het personeelsbeleid, de toetsing, de kwaliteitszorg en de faciliteiten waarover de academie kan beschikken worden positief beoordeeld. De commissie komt naar aanleiding van de visitatie met een aantal aanbevelingen: zorg voor duidelijkheid omtrent het profiel en de inrichting van de opleiding Docent Dans, en communiceer daarover met de docenten; stel heldere taakbeschrijvingen op, waarin duidelijk is welke taken bij verschillende functies of personen binnen de academie horen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 3
expliciteert de visie, het beleid en de concrete afspraken die zijn of worden gemaakt rond de samenhang in het curriculum, de keuze van werkvormen, de criteria voor toetsen en de onderbouwing van de studielast, en informeer de studenten daarover verbeter de afstemming van de fysiotherapie op de behoefte van een dansacademie, onder meer door een meer frequente toegang; creëer rustpunten in de tijd (het rooster) en in de ruimte (het gebouw) voor studenten en docenten.
De belangrijkste aanbevelingen van de visitatiecommissie en de manier waarop de RDA daarmee is omgegaan heeft de opleiding beschreven in haar Kwaliteitsrapport ten behoeve van de accreditatie. 1.4.2. Het auditteam heeft kennisgenomen van het Kwaliteitsrapport, dat is opgesteld ten behoeve van de audit op 7, 8 en 9 juni 2006, de onderliggende documenten en het verbeterbeleid. In onderhavig rapport is bij de verschillende onderwerpen/facetten aangegeven wat de bevindingen zijn van het auditteam naar aanleiding van de audit die op 7, 8 en 9 juni 2006 heeft plaatsgevonden.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de RDA voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingen geldt het volgende: De opleiding Dans en Docent Dans heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Dansopleiding / Docent Dansopleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 4
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Dans en Docent Dans aangeleverde schriftelijke informatie: Kwaliteitsrapport; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport 15 en 16 maart 2001 (zie ook § 1.4); Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de Rotterdamse Dansacademie aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Dans, Docent Dans en Danstherapie, een student, een lead auditor, en een secretaris vanuit Hobéon Certificering. Tegelijk met de audit van de HBO-bachelor opleidingen Dans en Docent Dans heeft ook een audit plaats gevonden van de Voortgezette opleiding Danstherapie en de Voortgezette opleiding Dance Unlimited. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is.
1
Visitatie heeft op 7, 8 en 9 juni 2006 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 5
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modulen, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 6
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 7
1.5.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Drs. G.J. Stoltenborg Mr. P.PC.M. Waarts D. Jefferson G. Cleven H.Z.E. Goseling G.C. Versluis
Tegelijk met de audit van de HBO-bachelor opleidingen Dans en Docent Dans heeft ook een audit plaats gevonden van de Voortgezette opleiding Danstherapie en de voortgezette opleiding Choreografie ‘Dance Unlimited’. Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van deze vier opleidingen noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Hans Stoltenborg is lead auditor en heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie geleid binnen verschillende domeinen. Als deskundige ‘onderwijs’ heeft Hans zich tevens gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De werkvelddeskundige Paul Waarts en de werkvelddeskundige en deskundige ‘onderwijs’ Denise Jefferson hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Paul Waarts en Denise Jefferson hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals dans en docent dans op HBO-niveau. Paul Waarts is als voormalig danser nog steeds intensief betrokken bij het werkveld als bestuurslid van o.a. Dansgroep Kristina de Chatel, Hans Hof Ensemble en de Henny Jurriens Stichting. Daarnaast bezoekt hij met grote regelmaat dansvoorstellingen en volgt daarmee de ontwikkelingen binnen de dans op de voet. De heer Waarts is thans advocaat in Amsterdam. Denise Jefferson heeft zich na haar danscarrière in de Verenigde Staten gericht op het dansvakonderwijs. Zij heeft veel jaren als masterteacher dansles gegeven en sinds 1984 is zij directeur van de Ailey School, één van de toonaangevende dansvakopleidingen voor moderne dans in New York. Ze is o.a. vice-president geweest van de National Association of Schools of Dance, een landelijke vereniging voor professionele dansvakopleidingen in de Verenigde Staten, waar ze momenteel ook voorzitter is van de Commission of Accreditation. Naast dit werk treedt zij geregeld op als jurylid bij internationale dansconcoursen. Als deskundige ‘onderwijs’ heeft Denise Jefferson zich tijdens de audit tevens gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Denise heeft in haar huidige functie een aanmerkelijke internationale ervaring opgebouwd die haar in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 8
De deskundige Gorry Cleven heeft zich op basis van haar ervaring met de opleiding Danstherapie en haar positie in het werkveld van de therapie in haar beoordeling met name gericht op de algemene kwaliteiten en processen van de opleiding. Zij is o.a. werkzaam geweest als Dramatherapeut binnen de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen (GGzE), waar zij momenteel werkzaam is als stafmedewerker deskundigheidsbevordering en supervisor. Daarnaast heeft zij een zelfstandige praktijk in ervaringsgerichte therapie (dans- en dramatherapie) en supervisie. Als supervisor begeleidt zij (multdisciplinaire) teams, functiegroepen en individuele medewerkers. Als Bestuursvoorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Creatieve Therapie was zij belast met beleidsontwikkeling, werkgeversaspecten en externe contacten Hana Goseling is als tienjarige in 1997 gestart aan de School voor Jong Talent van de Dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en zit momenteel in het eerste jaar van de HBO-bachelor opleiding dans. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 7, 8 en 9 juni 2006
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 9
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De dansvakopleidingen hebben in 1999 in consultatie met het werkveld een beroepsprofiel opgesteld ‘Beroep Kunstenaar/profiel dans’ welke de startkwalificaties van de beginnend danskunstenaar bevat. Dans Op grond van dit profiel heeft een werkgroep in 2002 in opdracht van het Netwerk Dans, waarin ook de Rotterdamse Dans Academie (RDA) is vertegenwoordigd, de eindtermen opgesteld voor de bacheloropleiding dans ‘Opleidingsprofiel Dans, uitstroomprofielen Danser & Choreograaf’ Deze profielen zijn gevalideerd in werkveldconferenties en vastgesteld in de algemene vergadering van de HBO-raad. De eindtermen voldoen aan de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk.
Docent Dans Op grond van dit profiel heeft een werkgroep in 2004 in opdracht van het Netwerk Kunstvakdocentenopleidingen (KVDO) in nauwe afstemming met het netwerk Dans, waarin ook de Rotterdamse Dans Academie (RDA) is vertegenwoordigd, de eindtermen opgesteld voor de bacheloropleiding docent dans ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’. Dit profiel is gevalideerd in werkveldconferenties en vastgesteld in de algemene vergadering van de HBO-raad. De eindtermen voldoen aan de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk. De RDA heeft in het kader van het Netwerk Dans geïnitieerd om de landelijke competenties Docent Dans in opzet en structuur te harmoniseren met de landelijke competenties Dans om een optimale aansluiting van de zo verwante kwalificatiesets van de opleidingen mogelijk te maken. De leden van het Netwerk Dans hebben daarmee ingestemd.
1.1.2. In 2003 heeft de RDA het artistiek beleid, dat leidend is voor de doelstellingen van de opleiding, geactualiseerd en verwoord in ‘The Rotterdam Approach’. Hierin wordt de visie op het beroep en op de opleiding voor danskunstenaar beschreven. Het geeft weer welke trends en ontwikkelingen er zijn binnen het gebied van de eigentijdse dans, die bepalend zijn voor de opleiding en de beroepvoorbereiding van de studenten op de internationale arbeidsmarkt. Het onderwijs van de RDA is gericht op het vergroten van de arbeidsmarktkansen voor de afgestudeerden. Het artistiek beleid is richtinggevend voor de eindkwalificaties van de opleiding en omgekeerd. ‘The Rotterdam Approach’ is samengesteld op basis van gesprekken met het werkveld, de docenten en de artistiek directeur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 10
Het auditteam herkent en erkent de nieuwste ontwikkelingen en de implicaties voor het onderwijs zoals die zijn verwoord in ‘The Rotterdam Approach’. Het auditteam heeft geconstateerd dat de RDA deze visie op het beroep en op de opleiding heeft geconcretiseerd in o.a. het huidige programma dat geboden wordt binnen de opleidingen Dans en Docent Dans. Het auditteam heeft gezien dat een groot deel van de (gast)docenten, dat ingezet wordt binnen het dansonderwijs bij de RDA actief werkzaam is in het professionele danswerkveld, hetzij als choreograaf, hetzij als docent bij een of meerdere gezelschappen. Ook zijn er docenten, die zelf nog werkzaam zijn als danser in het huidige werkveld. Voorts heeft het auditteam geconstateerd dat er met de artistiek leiders van (inter-)nationale dansgezelschappen veel contact is. Niet in de minste plaats is hierbij van belang, dat de artistiek directeur van de RDA tevens artistiek directeur is van het Holland Dance Festival en van het Zwitsers Dansfestival ‘Steps’ en er daarom reeds kennis is van en contact is met hedendaagse dansgezelschappen van over de hele wereld, waardoor er zeer constructieve en inspirerende ‘kruisbestuivingen’ plaatsvinden. 1.1.3. De bacheloropleidingen Dans en Docent Dans aan de RDA kennen de uitstroomprofielen Danser, Choreograaf en Docent Dans. De RDA hanteert de landelijke profielen als referentie voor de eigen eindkwalificaties. Alle landelijke eindkwalificaties heeft de RDA vertaald naar de specifieke eindtermen van de opleidingen. De eigen eindtermen van de opleidingen weerspiegelen de artistieke visie van de academie, zoals hierboven kortweg uiteengezet. Deze zijn vastgelegd in ‘Eindtermen document RDA dans profiel Danser’, ‘Eindtermen document RDA dans profiel Choreograaf’ en ‘Eindtermen document RDA Docent Dans’. De relatie tussen de eindkwalificaties en de respectieve programma-onderdelen is inzichtelijk gemaakt via een competentiematrix. Ook voor de opleiding Docent Dans hanteert de RDA de landelijke profielen als referentie voor de eigen eindkwalificaties. Ten opzichte daarvan geldt voor de opleiding Docent Dans dat daarin de voorbereiding voor CKV voor het voortgezet onderwijs niet langer is opgenomen. De RDA vindt het belangrijk om te focussen op specialismen binnen de korte tijd die er is binnen de opleiding en richt zich nu alleen op de ‘buitenschoolse’ danspraktijk. Daarnaast is het zo dat een gering aantal leerlingen in het Voortgezet Onderwijs kiezen voor ‘dans’. Er wordt veel meer gekozen voor beeldende kunst. Studenten die zich toch in de richting van CKV willen verdiepen kunnen dit binnen Codarts doen in de bacheloropleiding Docent Kunsten (vanaf 1-9-2007) en de Master of Education in the arts (geaccrediteerd sinds 2005). Het auditteam heeft kennisgenomen van ‘The Rotterdam Approach’, de documenten ‘Opleidingsprofiel Dans, ‘uitstroomprofielen Danser & Choreograaf’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ en de door de RDA geformuleerde eindkwalificaties zoals vastgelegd in ‘Eindtermen document RDA dans profiel Danser’, ‘Eindtermen document RDA dans profiel Choreograaf’ en ‘Eindtermen document RDA docent dans’ en van de in de competentiematrices inzichtelijk gemaakte relatie tussen de eindkwalificaties en de respectieve programma-onderdelen. Op basis van hiervan en op basis van het gegeven, dat een groot aantal studenten tijdens hun opleiding stage loopt bij een groot aantal gerenommeerde dansgezelschappen waarvoor ze hebben moeten auditeren en op basis van het aantal arbeidscontracten van pas afgestudeerden bij de dansgezelschappen in binnenen buitenland, is het auditteam van mening, dat de eindkwalificaties van de RDA heel goed aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein van de dans en docent dans en heel goed aansluiten bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. 1.1.4. In 2005 heeft de RDA een opinieonderzoek gedaan in het (eigen) beroepenveld van de opleidingen. Gesproken is met artistiek leiders en directeuren van dansscholen over de missie, profilering, herkenbaarheid en de eindkwalificaties. Het werkveld herkent de doelstellingen van de RDA in het profiel van de academie en onderschrijft deze. Veel artistiek leiders bevelen de RDA aan als dé school voor een moderne dansopleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 11
Vanuit het werkveldonderzoek is een aantal sterke en zwakke punten van de opleiding genoemd en zijn er door de vertegenwoordigers aanbevelingen gedaan. Er wordt door de meeste respondenten getwijfeld aan het grote aantal dansopleidingen in het algemeen en in Nederland in het bijzonder. Er studeren teveel dansers af, die terechtkomen in een zeer krappe arbeidsmarkt. De respondenten geloven in kleinschaligheid en exclusiviteit. Een optimale begeleiding van de studenten lijkt erg moeilijk met de huidige grootte van de opleiding aan de RDA. Ook is er in 2003 een onderzoek geweest onder oud-studenten via de Kunstmonitor. Aan het onderzoek voor de Dans deden landelijk 53 oud studenten mee, waaronder 8 respondenten van de RDA. Deze 8 studenten beschouwden alle acht de opleiding van de RDA als een goede start op de arbeidsmarkt. Landelijk komt de tevredenheid met betrekking tot dit aspect op driekwart. Aan het onderzoek voor Docent Dans deden landelijk 30 oud studenten mee, waaronder 7 respondenten van de RDA. Van deze 7 studenten beschouwden 6 de opleiding van de RDA als een goede start op de arbeidsmarkt. Landelijk komt de tevredenheid met betrekking tot dit aspect op drie kwart. De RDA merkt ten aanzien van bovengenoemde uitslagen op, dat het aantal respondenten erg laag is. Op basis alleen hiervan kunnen geen harde conclusies worden getrokken. De RDA beschouwt de Kunstenmonitor dan ook als een indicatie naast andere metingen die worden verricht. De uitslag van de Kunstenmonitor bevestigt evenwel het beeld van de RDA dat de opleiding aansluit bij de eisen aan een beginnend beroepsbeoefenaar. Dans De uitkomsten van het werkveldonderzoek zijn besproken in het Dans Management Team (DMT) van 11 januari 2006. Als follow-up zijn afspraken gemaakt over continuering van de sterke punten van de academie (gastdocenten, high profile uitstraling, sterke nadruk op technische vorming als basis voor creativiteit, sterke verbinding met het werkveld) en het realiseren van verbeteringen n.a.v. de aanbevelingen. Verbeteringen zullen o.a. plaatsvinden door: ‘partnering’ structureel op te nemen in het rooster 2006-2007; specifieke gastdocenten aan te trekken om de aandacht voor het vloerwerk te versterken; introductie van nieuwe modulen (art review/art and dance) voor versterking van maatschappelijk bewustzijn.
Docent Dans Het werkveld opinie-onderzoek is besproken in het Pedagogich-Didactisch overleg van 24 mei 2006 en de uitkomst daarvan is teruggekoppeld naar het management. Met de invoering van het vernieuwde vierde jaar in 2006-2007 met invoering van modulen als ‘entrepreneurial skills 1 en 2’, ‘onderzoeksvaardigheden’ en ‘eigen werk’ komt de opleiding nu tegemoet aan de wensen van het werkveld. (zie voor opzet van het programma en vernieuwing van de opleiding verder onder 2.2.1)
In de gesprekken die het auditteam tijdens de audit heeft gevoerd met het Managementteam is de opmerking van het werkveld over de (te) grote hoeveelheid studenten die afstuderen aan de opleidingen aan de orde geweest. Het Managementteam onderkent dit knelpunt, maar geeft aan dat zij afhankelijk is van de wijze waarop de overheid de opleiding financiert. Om de gewenste hoge kwaliteit te kunnen blijven leveren is het van belang dat de financiële middelen op het huidige niveau blijven en dit niveau is gekoppeld aan het aantal studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 12
1.1.5. De RDA brengt op twee niveaus periodieke actualisatie van de eindkwalificaties en doelstellingen tot stand: Landelijk is het RDA partner in het project Onderhoud en Kwaliteitsstructuur KUO. Dit project is gericht op het actualiseren van de eindtermen van de opleidingen via de Landelijke competentieprofielen. In december 2005 is in dit kader de implementatie van de landelijke opleidingsprofielen bij de opleidingen Dans geëvalueerd en zijn afspraken gemaakt over structurele en inhoudelijke aanpassingen. De implementatie van de landelijke opleidingsprofielen bij de opleidingen Docent Dans zijn nog niet geëvalueerd. Op opleidingsniveau vindt vierjaarlijks een werkveldonderzoek plaats met de belangrijkste actoren uit het beroepenveld. Daarbij wordt een gestandaardiseerde, door het College van Bestuur (CvB) goedgekeurde vragenlijst gehanteerd. Bewaking van de generieke HBO kwalificaties in het curriculum vindt plaats door de portfoliocommissie. Daarnaast voert de RDA in aansluiting op het werkveldonderzoek een proef uit waarbij relevante gastdocenten en -choreografen na beëindiging van hun werkzaamheden naar gelijksoortige informatie wordt gevraagd ten einde het actualiteitsgehalte van de dansacademie te verhogen. Dit resulteert in een jaarlijks samenvattende rapportage startend in de zomer van 2006. Ook wordt binnen het vernieuwde Alumnibeleid gevraagd om feedback.(zie hiervoor onder 5.3) Het auditteam heeft kennisgenomen van de wijze waarop de RDA het werkveld betrekt bij de opleiding, van de overleggen die de RDA voert met het werkveld en de wijze waarop de RDA haar eindkwalificaties en doelstellingen actualiseert. Het auditteam constateert, dat er binnen de RDA veel onderling contact is tussen de leiding en de docenten, die voor een deel werkzaam zijn in het beroepenveld en dat er veel contact is tussen de leiding en docenten van de RDA enerzijds en andere actoren uit het werkveld anderzijds. Daarbij vindt veel uitwisseling over de ontwikkelingen binnen de dans in het algemeen en het beleid van de RDA in het bijzonder mogelijk plaats. (zie ook hierboven onder 1.1.2.) 1.1.6. Zoals reeds onder 1.1.2. beschreven richt de opleiding zich op de internationale arbeidsmarkt (waartoe ook de Nederlandse arbeidsmarkt behoort). De RDA heeft een internationaal netwerk en trekt ook buitenlandse gastdocenten aan. De RDA heeft met vijf instituten in het buitenland een samenwerkingsovereenkomst. Jaarlijks vinden buitenlandse audities plaats in samenwerking met de Ambrosoli Foundation in Zurich (Zwitserland), Associazione Europea Danza in Livorno (Italië) en het Silesian Dance Theatre in Bytom (Polen). Ook in Toronto (Canada) worden audities gehouden. Voor studenten van de RDA is het mogelijk en deel van de studie in het buitenland te volgen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het jaarverslag Internationalisering 2005, waarin is aangeven welke contacten er in 2005 zijn geweest, welke uitwisselingen van studenten er hebben plaatsgevonden, welke gastdocenten er in 2005 naar de RDA zijn gekomen en welke docenten van de RDA in het buitenland hebben lesgegeven en aan welke (internationale) conferenties docenten hebben deelgenomen. Het auditteam constateert dat de RDA op een goede wijze contact onderhoudt met en zicht houdt op het internationale werk- en opleidingsveld. 1.1.7. Voortgang sinds de vorige visitatie In de visitatie uit 2001 concludeerde de commissie dat de academie een voldoende duidelijke en adequate eigen visie had op het beroep en het nationale en internationale werkveld. Ook hield de academie in voldoende mate voeling met relevante nationale en internationale ontwikkelingen in het veld. De eindtermen van alle opleidingen waren voldoende relevant met het oog op de beroepsvoorbereiding. Wel signaleerde de commissie als landelijk probleem dat de opleiding Docent Dans kampte met een structureel tekort aan tijd voor het bereiken van de doelstellingen. Dit werd veroorzaakt door de
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 13
toenemende eisen en wensen omtrent het docentschap in de binnenschoolse beroepspraktijk. De visitatiecommissie riep de RDA op de opleiding Docent Dans duidelijker te profileren. Dit heeft de RDA in 2003 gedaan door de opleiding voornamelijk te richten op het buitenschoolse werkveld en de voorbereiding voor CKV voor het voortgezet onderwijs niet langer op te nemen in het programma. (zie onder 1.1.3.) De overladenheid van het programma van de docentopleidingen in de kunst is aanleiding geweest voor Codarts om in 2005 de masteropleiding Education in the Arts als nieuwe opleiding te laten accrediteren door de NVAO. Dat is gebeurd. Het ministerie van OCenW heeft het samenwerkingsverband Codarts/Hogeschool Rotterdam 20 bekostigde plaatsen toegewezen voor deze opleiding. Het auditteam heeft kennis genomen van de wijzigingen in doelstellingen van de opleiding Docent Dans. Het auditteam is van mening, dat de RDA hiermee een duidelijke keuze heeft gemaakt.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de RDA, die zijn gebaseerd op het ‘Opleidingsprofiel Dans, uitstroomprofielen Danser & Choreograaf’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ en zijn vastgelegd in ‘Eindtermen document RDA dans profiel Danser’, ‘Eindtermen document RDA dans profiel Choreograaf’ en ‘Eindtermen document RDA docent dans’, sluiten heel goed aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein van de dans en docent dans en sluiten heel goed aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De RDA betrekt op een goede, effectieve en efficiënte wijze het werkveld bij de opleiding. De RDA heeft de actualisering van haar eindkwalificaties en doelstellingen goed geborgd door partner te zijn in het project Onderhoud en Kwaliteitsstructuur KUO, door het houden van een vierjaarlijks werkveldonderzoek met de belangrijkste actoren uit het beroepenveld en door bevraging van gastdocenten en - choreografen en alumni. De RDA onderhoudt op een zeer goede wijze contact met het internationale werk- en opleidingsveld en heeft zicht op welke ontwikkelingen er gaande zijn door o.a. uitwisseling van studenten, het aantrekken van gastdocenten en choreografen en door de docenten die gastlessen geven in het buitenland, de (internationale) congressen die er bijgewoond worden en de dansfestivals die door de artistiek directeur van de RDA worden georganiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 14
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Dans De opleidingskwalificaties in het landelijk opgestelde ‘Opleidingsprofiel Dans’ (zie ook 1.1.1) zijn opgesteld met in achtneming van de ‘Generieke kernkwalificaties HBO’. Elk opleidingsprofiel hanteert een set competenties, die in wezen de opleidingskwalificaties clusteren. Elke competentie wordt kort gedefinieerd. Er worden 11 competenties onderscheiden bij het uitstroomprofiel Danser en 12 bij het uitstroomprofiel Choreograaf. Deze landelijk overeengekomen competenties voor Danser en Choreograaf zijn weer onderverdeeld in subcompetenties. Alle (sub)competenties heeft de RDA specifiek uitgewerkt in eindtermen. Deze termen zijn gesteld in concreet waarneembaar gedrag bij studenten. Elke eindterm heeft de RDA gerelateerd aan de Dublin Descriptoren en de Generieke HBO kwalificaties. Deze zijn weergegeven in een matrix. Enkele voorbeelden van de eindtermen Danser en de relatie met de Dublin Descriptoren:
‘The dancer has the capacity to acquire views and convictions in his professional field and feels the necessity to communicate these and make them productive in dance productions’ correspondeert met Dublin Descriptoren Oordeelsvorming, Communicatie, Leervaardigheden
‘The dancer has the capacity to transform concepts and artistic ideas (of the choreographer) into dance’ met de Dublin Descriptoren Kennis en inzicht,Toepassen Kennis en inzicht, Oordeelsvorming.
‘Through his expertise, the dancer has the capacity to actively contribute to a joint product or process’ met de Dublin Decriptoren Kennis en Inzicht,Toepassen Kennis en Inzicht, Communicatie.
‘The dancer has the capacity to effectively and efficiently communicate, attune and justify his actions in the various professional contexts, both verbally and in writing’ met de Dublin Decriptoren Kennis en Inzicht, Toepassen Kennis en Inzicht, Oordeelsvorming, Communicatie.
Enkele voorbeelden van de eindtermen Choreograaf en de relatie met de Dublin Descriptoren:
‘The choreographer has the capacity to skilfully apply a broad range of technical skills and knowledge of craftsmanship into dance pieces’ correspondeert met alle vijf de Dublin Descriptoren.
‘The choreographer has the capacity to independently give shape to a professional existence within the dance world’ correspondeert met alle vijf de Dublin Descriptoren.
The choreographer has the capacity to learn and continuously develop within the professional field’ correspondeert met de Dublin Descriptor Leervaardigheden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 15
Docent Dans Ook de opleidingskwalificaties in het landelijk opgestelde ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ (zie ook 1.1.1) zijn opgesteld met in achtneming van de ‘Generieke kernkwalificaties HBO’. Er worden 10 competenties onderscheiden bij de Opleiding Docent Dans, die weer zijn onderverdeeld in subcompetenties. Net als voor de opleiding Danser heeft de RDA deze (sub)competenties specifiek uitgewerkt in eindtermen, die zijn gesteld in concreet waarneembaar gedrag. Elke eindterm heeft de RDA gerelateerd aan de Dublin Descriptoren en de Generieke HBO kwalificaties. Deze zijn weergegeven in een matrix. Enkele voorbeelden van deze eindtermen en de relatie met de Dublin Descriptoren zijn:
‘De docent maakt dans en dansante producten die voortkomen uit het volgen van een eigen artistieke visie en stelt het creatieve proces in dienst van het docentschap’ correspondeert met alle vijf de Dublin Descriptoren.
‘De docent bezit het vermogen een veilige en stimulerende leeromgeving te scheppen voor leerlingen/cursisten’ correspondeert met de Dublin Descriptoren Kennis en Inzicht, Toepassen van Kennis en Inzicht, Oordeelsvorming en Communicatie.
‘De docent bezit het vermogen vanuit de eigen expertise samen met anderen een bijdrage te leveren aan dans-, kunst- en cultuuronderwijs’ correspondeert met de Dublin Descriptoren Communicatie en Leervaardigheden. ‘De docent bezit het vermogen voor zichzelf en anderen een inspirerende en functionele onderwijssituatie op te zetten en in stand te houden’ correspondeert met de Dublin Descriptoren Toepassen Kennis en Inzicht, Communicatie, Leervaardigheden.
Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding Dans en Docent Dans geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren en is van mening, dat de opleiding hieraan voldoet.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleidingskwalificaties in het landelijk opgestelde ‘Opleidingsprofiel Dans’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ zijn opgesteld met in achtneming van de ‘Generieke kernkwalificaties HBO’. De RDA heeft deze opleidingscompetenties in een matrix gegoten om de relatie aan te geven tussen de eindtermen van de opleidingen Dans en Docent Dans met de Dublin Descriptoren. Uit deze matrices blijkt, dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Dans Zoals reeds onder 1.2.1. is vermeld heeft de RDA de opleidingscompetenties in een matrix gegoten om de relatie aan te geven tussen de eindtermen van de opleidingen met de Dublin Descriptoren. Tevens is in het ‘Opleidingsprofiel Dans’ een paragraaf opgenomen met daarin een opsomming van eisen waaraan een opgeleide binnen het hoger onderwijs dient te voldoen. Genoemd wordt daarin o.a.:
De hoger opgeleide is in staat om op zijn handelen en denken te reflecteren door daar afstand van te nemen, te analyseren en te evalueren. De hoger opgeleide heeft een voortdurende metapositie ten opzichte van zijn eigen plaats in samenleving en beroepsveld. Hij kent de eigen kernkwaliteiten en de daarbij behorende valkuilen en uitdagingen. Het is daarbij vanzelfsprekend dat het eigen handelen en denken te allen tijde is te beredeneren en te verantwoorden, o.a. in heldere presentaties aan de omgeving. Hij laat daarbij zien over een visie op de maatschappelijke rol van de hoger opgeleide te beschikken.
Het auditteam heeft kennisgenomen van de in het opleidingsprofiel opgenomen opsomming van gedragscriteria en van de in het ‘Eindtermen document RDA dans profiel Danser’ en ‘Eindtermen document RDA dans profiel Choreograaf’ en de relatie met de Dublin Descriptoren en de 10 generieke HBOcompetenties. Het auditteam is van mening, dat dit beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de Dublin Descriptoren. Docent Dans Zoals reeds onder 1.2.1. is vermeld heeft de RDA de opleidingscompetenties in een matrix gegoten om de relatie aan te geven tussen de eindtermen van de opleidingen met de Dublin Descriptoren. In het ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ is tevens aangegeven dat de opleiding valt onder het Hoger Beroepsonderwijs. Dit betekent dat de opleiding afgestudeerden aflevert die op HBO-niveau kunnen presteren. Voor de bacheloropleiding houdt dit in dat studenten in het bijzonder een probleemoplossend vermogen ontwikkeld hebben. Tevens is het ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ aangegeven op welke punten deze HBO-opleiding zich onderscheidt van MBO-opleidingen. Daarin wordt gesteld, dat deze specificatie van het HBO-niveau eens te meer van belang is gezien de recente opkomst van op de sector kunst en kunsteducatie gerichte opleidingen op MBO-niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 17
Het HBO-onderwijs onderscheidt zich van het wetenschappelijk onderwijs voornamelijk door zijn vakmatige en beroepsgerichte oriëntatie. In het ‘Eindtermen document RDA docent dans’ is per competentie aangegeven wat de relatie is met de 10 generieke HBO-competenties en de Dublin Descriptoren. Het auditteam heeft kennisgenomen van de ‘Eindtermen document RDA docent dans’ en de relatie met de Dublin Descriptoren en de 10 generieke HBO-competenties. Het auditteam is van mening, dat dit beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de Dublin Descriptoren. 1.3.2. Beroepsonderwijs Zoals reeds bij facet 1.1. is aangegeven hebben de dansvakopleidingen in 1999 in consultatie met het werkveld een beroepsprofiel opgesteld ‘Beroep Kunstenaar/profiel dans’ welke de startkwalificaties van de beginnend danskunstenaar bevat. Op grond van dit profiel zijn de competenties van de opleiding geformuleerd in termen van beroepscompetenties die in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld. (zie onder 1.1.1. en 1.1.3.). Deze competenties zijn zowel landelijk als door het eigen beroepenveld van de RDA gevalideerd. Het auditteam is van mening, dat de eindkwalificaties van de RDA heel goed aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein van de dans en docent dans en heel goed aan sluiten bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van beide opleidingen. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleidingskwalificaties in het landelijk opgestelde ‘Opleidingsprofiel Dans’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ zijn opgesteld met in achtneming van de ‘Generieke kernkwalificaties HBO’. In het ‘Opleidingsprofiel Dans’ en het ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ is helder verwoord waaraan een opgeleide binnen het hoger onderwijs dient te voldoen. De RDA heeft deze opleidingscompetenties in een matrix gegoten om de relatie aan te geven tussen de eindtermen van de opleidingen Dans en Docent Dans met de Dublin Descriptoren. Uit deze matrices blijkt, dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. De eindkwalificaties van de RDA, die zijn gebaseerd op het ‘Opleidingsprofiel Dans, uitstroomprofielen Danser & Choreograaf’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ en zijn vastgelegd in ‘Eindtermen document RDA dans profiel Danser’, ‘Eindtermen document RDA dans profiel Choreograaf’ en ‘Eindtermen document RDA docent dans’, sluiten heel goed aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein van de dans en docent dans en sluiten heel goed aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 18
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende
De eindkwalificaties van de RDA, die zijn gebaseerd op het ‘Opleidingsprofiel Dans, uitstroomprofielen Danser & Choreograaf’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ en zijn vastgelegd in ‘Eindtermen document RDA dans profiel Danser’, ‘Eindtermen document RDA dans profiel Choreograaf’ en ‘Eindtermen document RDA docent dans’, sluiten heel goed aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein van de dans en docent dans en sluiten heel goed aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De RDA betrekt op een goede, effectieve en efficiënte wijze het werkveld bij de opleiding. De RDA heeft de actualisering van haar eindkwalificaties en doelstellingen goed geborgd door partner te zijn in het project Onderhoud en Kwaliteitsstructuur KUO, door het houden van een vierjaarlijks werkveldonderzoek met de belangrijkste actoren uit het beroepenveld en door bevraging van gastdocenten en - choreografen en alumni. De RDA onderhoudt op een zeer goede wijze contact met het internationale werk- en opleidingsveld en heeft zicht op welke ontwikkelingen er gaande zijn door uitwisseling van studenten, het aantrekken van gastdocenten en –choreografen, door de docenten die gastlessen geven in het buitenland en door de (internationale) congressen die er bijgewoond worden. De opleidingskwalificaties in het landelijk opgestelde ‘Opleidingsprofiel Dans’ en ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ zijn opgesteld met in achtneming van de ‘Generieke kernkwalificaties HBO’. In het ‘Opleidingsprofiel Dans’ en het ‘Opleidingsprofiel Docent Dans’ is helder verwoord waaraan een opgeleide binnen het hoger onderwijs dient te voldoen. De RDA heeft deze opleidingscompetenties in een matrix gegoten om de relatie aan te geven tussen de eindtermen van de opleidingen Dans en Docent Dans met de Dublin Descriptoren. Uit deze matrices blijkt, dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor.
extra aantekening Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding’ als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 19
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Algemene inleiding bij het onderwerp ‘Programma’ Zoals ook al in hoofdstuk 1 de inleiding onder 1.3. ‘karakteristiek van de opleiding’ is beschreven vindt de RDA dat niet alleen uitvoerende dansers, maar ook choreografen en docenten uitstekende dansers moeten zijn. De kracht van de bacheloropleidingen is dat de studenten een noodzakelijk fundament meekrijgen dat bestaat uit 1. een solide danstechnische basis en 2. een breed programma, dat hen voorbereidt op de overige eisen van de beroepspraktijk. Voor het programma van de opleidingen Dans en Docent Dans betekent dit dat alle studenten starten met een tweejarige basistraining waarin het ambachtelijk danstechnische fundament wordt gelegd. Vanuit de fundamentele danstalen (academische dans en eigentijds) ontwikkelt de danser zijn danstechniek en zijn visie op de eigen danstechnische sterktes en zwaktes. Dankzij dit brede danstechnische fundament is de danskunstenaar in staat snel en flexibel in te spelen op de actuele eisen van de danspraktijk. In het 3e en 4e jaar wordt de danstechnische training voortgezet en specialiseert de student zich in dans, docentschap of in een studie choreografie. Pas in het derde studiejaar maakt de student dus een keuze voor hetzij Danser, hetzij Choreografie, hetzij Docent Dans. Daarmee ziet de structuur van de opleidingen er als volgt uit: Studiejaar IV
Danser
Choreograaf
Docent Dans
III
II
I
De RDA heeft dit beleid inmiddels voor de eerste drie leerjaren ingevoerd. Alleen de studenten in het 4e leerjaar hebben nog de afzonderlijke vierjarige HBO-opleiding gevolgd voor hetzij Danser/Choreograaf, hetzij Docent Dans. Vanaf schooljaar 2006-2007 zal het ‘venieuwde’ programma in alle leerjaren zijn ingevoerd. Deze keuze betekent ook dat een groot deel van het programma voor alle drie de studierichtingen gelijk is: alle studenten maken kennis met én dansen én zelf werk maken (choreograferen) én lesgeven. En in het 3e en 4e studiejaar nemen studenten Docent Dans en Choreografie dagelijks deel aan lessen academische en eigentijdse dans. Daarmee zorgt de opleiding ervoor dat alle studenten in principe breed inzetbaar zijn en zowel in eigentijdse gezelschappen kunnen gaan werken als kunnen gaan choreograferen als kunnen gaan lesgeven. Studenten die toch liever een totale studie uitsluitend gericht op Docent Dans willen volgen kunnen binnen Nederland terecht bij ArtEZ in Arnhem en bij Fontys in Tilburg. Op het programma staan gedurende de vier jaren van de opleidingen Dans en Docent Dans de lessen in academische dans in combinatie met een pakket aan eigentijdse stijlen: Graham, Limon, Cunningham en Laban Based Modern Dance. Deze vier stijlen vormen de ingrediënten die de basis leggen voor competenties
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 20
om snel nieuw bewegingsmateriaal te leren waar hedendaagse choreografen om vragen. Daarnaast zijn er danslessen Jazz en lessen improvisatie- en compositie. Theorie wordt aangeboden ter ondersteuning bij de ontwikkeling van de danstechniek, uitvoeringspraktijk en creatieve ontwikkeling. Kunst, ethiek en dansgeschiedenis worden in de theorielessen aan de orde gesteld. Ook wordt er binnen het programma in alle leerjaren aandacht besteed aan ‘overdracht’, waarbij met name Laban bewegingsanalyse het analysekader vormt voor dans en beweging. ‘Overdracht’ is zowel aan de orde bij het instuderen van het door de student gemaakte eigen werk als bij het geven van dansles. Tot slot besteedt de RDA veel aandacht aan het aspect van de fysieke en mentale ontwikkeling als danser en choreograaf en docent dans. Door middel van o.a. lezingen over gezond gedrag, het vak ‘Fysieke aspecten van het beroep’, door conditietraining en Pilates en door uitbreiding van de gezondheidsinfrastructuur met de aanstelling van een gezondheidcoördinator en het uitbreiden van de uren van de fysiotherapeut, voedingsdeskundige, sportarts en vertrouwenspersoon tracht men belemmeringen door fysieke blessures te voorkomen. De kenniskring van het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ vervult hierbij een belangrijke rol en docenten onderzoeken onder supervisie van de lector de effecten van het beleid. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en de structuur van het programma voor zowel de opleiding Dans als de opleiding Docent Dans sinds 2003 en is van mening, dat de RDA hiermee op een zeer goede manier tegemoet komt aan haar eigen missie zoals beschreven in ‘the Rotterdam Approach’ en tegemoet komt aan de wensen van het werkveld door alle studenten gedurende de eerste twee jaren een intensieve dansopleiding te laten volgen. Dat geeft studenten een stevige bewegingsbasis voordat zij zich gaan specialiseren als danser, choreograaf of docent en het maakt het mogelijk dat alle studenten zich gedurende hun opleiding ontwikkelen tot zeer goede dansers. Met name de studenten Docent Dans zijn/worden hierdoor betere dansers en het biedt alle studenten de mogelijkheid om zowel bij een eigentijds dansgezelschap aan het werk te gaan, als choreograaf eigen werk te maken en les te geven. Ook de studenten Docent Dans die het auditteam sprak tijdens de audit prezen de stevige danstraining voordat zij begonnen aan hun pedagogische specialisatie. De studenten die het auditteam sprak tijdens de audit hebben allemaal bewust gekozen voor een auditie bij de RDA om opgeleid te worden tot moderne dansers en een curriculum te volgen dat zowel academische dans (ballet) als lessen in eigentijdse stijlen aanbiedt. De studenten zijn tevreden over het ‘intellectuele’ karakter van de opleiding, waarbij er veel meer aan bod komt dan alleen ‘(heel goed leren) dansen’. Het auditteam is van mening, dat een dergelijk curriculum de praktijk van het internationale werkveld zeer goed weerspiegelt, waarin gevraagd wordt om vaardig te zijn in zowel eigentijdse als academische (ballet) technieken en ook kennis te hebben van Jazz. In de theoretische ondersteunende lessen krijgen de studenten volop de mogelijkheid om hun intellectuele en analytische competenties te ontwikkelen. Het auditteam is ook van mening, dat de RDA op een heel goede wijze binnen het programma vanaf het eerste studiejaar aandacht besteedt aan de fysieke en mentale ontwikkeling van de dansers en het voorkomen van blessures. Het auditteam zijn waardering uit over het feit, dat er een kenniskring is ingesteld, die actief bezig is met onderzoek op het terrein van blessures o.l.v. de lector. Ook studenten geven aan zeer tevreden te zijn over dit aspect binnen de opleiding en in het programma. Studenten geven aan, dat zij de Rotterdamse Dansacademie beschouwen als ‘de Juliard van Europa’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 21
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De RDA stelt, dat kennisontwikkeling in de dans in eerste plaats dient ter vergroting van de handelingsbekwaamheid van de studenten als beginnend beroepsbeoefenaren in de eigentijdse dans. De RDA vindt dat niet alleen dansers, maar ook choreografen en docenten uitstekende dansers moeten zijn. De praktijk van de dans is dat iedere kunstenaar te maken krijgt met de verschillende rollen in het vak: als danser, als docent of als choreograaf. Van een rigide scheiding in rollen is in de beroepspraktijk geen sprake. Daarom heeft de RDA vanaf 2003 besloten om het curriculum van de opleiding Docent Dans te wijzigen en de eerste twee jaren aan alle studenten hetzelfde programma aan te bieden. (zie ook onder 2.2.1.) Verruiming van de handelingsbekwaamheid in de beide opleidingen vindt plaats via zes lijnen: Danstechnische vorming en uitvoeringspraktijk Creatieve ontwikkeling Ondersteunende theoretische vakken Onderwijskundige praktijk en theorie Beroep en welzijn Vrije ruimte Kennisontwikkeling in de dans is in de eerste plaats toepassingsleren: technieklessen, improvisatie- en compositielessen, repertoirestudie en stage. De cognitieve kant van de kennisontwikkeling tot docent dans vindt naast de danstechnische basiskennis vooral plaats op het gebied van overdracht (pedagogische en didactische vakken). Deze vakken worden al vanaf het eerste studiejaar aangeboden, zodat alle studenten er basaal kennis mee maken. In het 3e en 4e jaar vindt verdieping plaats voor de studenten met het uitstroomprofiel Docent Dans. De vakliteratuur die de RDA gebruikt in de lessen ondersteunt de kennisontwikkeling in de zin van toepassingsleren. Het auditteam onderschrijft hetgeen de RDA stelt over de kennisontwikkeling via toepassingsleren en is van mening, dat dit op een zeer adequate wijze geschiedt. De repertoirelijst weerspiegelt de actuele danspraktijk. De stageplekken zijn relevant voor de beroepspraktijk en bieden de studenten de mogelijkheid om een dansgezelschap ‘van binnen uit’ te leren kennen en zo de nodige ervaring op te doen. Daarnaast is dit de uitgelezen manier om je als student te presenteren aan een potentiële werkgever. Het auditteam heeft ook kennis genomen van de literatuurlijst bachelor opleiding Dans en Docent Dans en is van mening, dat de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur en handboeken actueel en op HBO-niveau zijn. Ook in de bibliotheek van Codarts kunnen de studenten actuele informatie raadplegen en/of opvragen en zijn er voldoende computers beschikbaar voor het raadplegen van databanken en internet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 22
2.1.2. De RDA biedt in haar programma veel openingen naar de beroepspraktijk: De studenten krijgen in alle jaren dagelijks les in academische dans (ballet), aangevuld met een dagelijkse les eigentijdse dans (in diverse stijlen en/of technieken). De inzet van gastdocenten, professionals uit de praktijk die hun sporen hebben verdiend als danser en als pedagoog, zorgt ervoor dat de studenten les krijgen op het actuele niveau van vereiste techniek in de beroepspraktijk. In de propedeuse wordt bestaand repertoire ingestudeerd en in het eigen theater uitgevoerd. In jaar 2 studeert een gastchoreograaf nieuw of bestaand werk in voor openbare uitvoeringen in theaters buiten de school. In jaar 1 en 2 wordt de basis gelegd voor de eerste vaardigheden op het gebied van Leren en Overdracht. In het 2e jaar doen alle studenten een extern educatief project. In de jaren 3 en 4 voor de studenten met het uitstroomprofiel Danser en Choreograaf lijkt de studieopbouw op de typische dagindeling van dansers: dagelijkse lessen in de ochtend en ’s middags instudering van repertoire onder leiding van een choreograaf of repetitor. Na de repetitieperiode volgen uitvoeringen in theaters. Voor de theaterproducties gebruikt de opleiding altijd actueel repertoire of geeft opdracht aan choreografen voor het maken van nieuwe stukken. In de jaren 3 en 4 volgt de student Dans een stage bij een gezelschap, waar hij/zij meedoet in een theaterproductie. De stage heeft een minimumduur van 3 maanden. Voor 3e en 4e jaars studenten met het uitstroomprofiel Choreograaf staat ook ‘creëren’ van werk centraal en worden drie eigen producties gemaakt, die worden vertoond in theaters buiten de academie. In de jaren 3 en 4 doen de studenten van de opleiding Docent Dans zes onderwijs- of overdrachtsstages als onderdeel van het programma. In het basisprogramma besteedt de academie speciale aandacht aan de volgende actuele ontwikkelingen in het vakgebied: Forsythe improvisatie; Gezondheidszorg voor dansers (in het onderdeel ‘Beroep en welzijn’); Drama en zang; Impulsen van de state-of-the-art van de dans via de gastdocenten en gastchoreografen. In de ‘meet the artist sessions’ besteedt de academie aandacht aan actuele ontwikkelingen in het werkveld door ontmoetingen met hedendaagse spraakmakende kunstenaars. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet van het programma in relatie tot de beroepspraktijk en is van mening, dat de RDA hiermee het ontwikkelen van beroepvaardigheden goed borgt. De repertoirelijst weerspiegelt heel duidelijk de actuele danspraktijk en de stageplekken zijn zeer relevant voor deze beroepspraktijk. Door de keuze die in 2003 is gemaakt het curriculum van de opleiding Docent Dans te herzien en alle studenten gedurende de eerste twee jaren een gelijk programma te bieden en daarin alle studenten kennis te laten maken met én dansen én zelf werk maken (choreograferen) én lesgeven en de keuze om ook de docenten dans in het 3e en 4e studiejaar dagelijks te laten deelnemen aan lessen academische en eigentijdse dans, zorgen ervoor dat alle studenten in principe breed inzetbaar zijn en zowel in eigentijdse gezelschappen kunnen gaan werken als kunnen gaan choreograferen als kunnen gaan lesgeven. 2.1.3. Zoals reeds onder 2.1.2. is aangegeven is de confrontatie en interactie met de beroepspraktijk structureel ingebed in de opbouw van het curriculum. Het werken met gastdocenten en/of choreografen is een kernelement in de filosofie en (historische) praktijk van de academie. De RDA noemt de volgende aantoonbare verbanden met de beroepspraktijk: Artistiek leiders van dansgezelschappen als Scapino, Danceworks, NDT, Krisztina de Chatel, Aterbaletto (It), Forsythe Company (D) etc. treden op als gastdocent of gastchoreograaf in het programma, leveren de mogelijkheid tot werkveldonderzoek en bieden stageplaatsen in de gezelschappen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 23
Gezelschappen bieden stageplaatsen aan de studenten van de opleiding Dans en scholen voor kunstzinnige- en culturele vorming en/of dansscholen bieden stageplaatsen voor de studenten van de opleiding Docent Dans. Een keur aan gastdocenten en gastchoreografen verzorgt onderdelen van het curriculum, wordt betrokken bij de evaluatie van het programma en de opleiding en heeft zitting in auditiecommisies. Het aandeel gastdocenten/choreografen in het curriculumdeel ‘danstechnische vorming en repertoirestudie’ neemt toe van relatief weinig in jaar 1 tot de helft van de tijd in jaar 4. Ook via de ‘meet the artist sessions’ organiseert de opleiding de interactie met de beroepspraktijk. Vertegenwoordigers van de infrastructuur dans als Directie Overleg Dans (DOD), Raad voor Cultuur, Fonds van de Podiumkunsten, Educatieve Dienst Nederlands Danstheater etc. treden op als gastdocent en participeren in het curriculumontwerp. De vaste docenten en de artistiek directeur zijn als deelgenoten van de beroepspraktijk betrokken bij de opbouw van het programma, verzorgen het curriculum en inviteren gasten en kunstenaars. Toegepast, actueel onderzoek vindt plaats in het lectoraat ‘Excellence and Well-being in the performance arts’ o.l.v. de lectoren William Forsythe en dr. Anna Aalten. (zie ook hieronder bij 2.1.4.)
Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de RDA structureel gastdocenten en - sprekers inschakelt waardoor de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschools programma wordt gebracht. Het auditteam heeft de lijst van gastdocenten en gastchoreografen ingezien. Zij zijn een duidelijke en zeer goede vertegenwoordiging vanuit de brede actuele beroepswereld. Een deel van de choreografen van ‘nu’ verzorgt ook gastchoreografieën en/of gastlessen voor de RDA. Het auditteam constateert ook, dat de RDA de beroepspraktijk betrekt bij het curriculumontwerp, zodat dit actueel is en blijft. 2.1.4. Interactie met toegepast, actueel onderzoek vindt plaats in de kenniskring bij het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performance arts’ o.l.v. de lectoren William Forsythe en dr. Anna Aalten. Het lectoraat “Excellence and well-being in the performing arts” is het enige lectoraat in Nederland op het gebied van de dans. Dit lectoraat is in 2004 van start gegaan en wordt gedeeld door de hierboven genoemde en op hun vakgebied gerenommeerde professionals. Het lectoraat houdt zich expliciet bezig met het optimaliseren van het dansvakonderwijs. De onderzoeksprojecten met William Forsythe geven een belangrijke stimulans in artistiek en vakambachtelijk opzicht. Hierin staat het streven naar excellentie centraal door het onderzoek naar de vertaling van zijn dans- en improvisatiemethoden naar het onderwijs. In het onderzoek en de kenniskring van dr. Aalten staat de relatie tussen well-being en excellentie centraal. Wat zijn de condities op het gebied van well-being voor het bereiken van excellente toneelprestaties? Wat betekent dat voor het onderwijs aan de academie? Het lectoraat sluit aan op het in 2002 gestarte Gezondheidszorg Innovatie Plan, dat gericht was op het versterken en verbeteren van de gezondheidsinfrastructuur in de school. (zie ook 3.1.3.) Vanuit het lectoraat worden aanbevelingen over de invulling van de eindkwalificaties en het curriculum gegeven. Ook voordat het lectoraat was ingesteld was de RDA al betrokken bij bovengenoemd onderzoeksonderwerp tijdens de conferenties ‘Not Just Anybody’(2001) en ‘Not Just Anybody And Soul’ (2003). Vanuit het lectoraat wordt in november 2006 een vervolg op de conferentie van 2003 georganiseerd onder de titel ‘Taking the next step’. 2.1.5. Voor wat betreft internationalisering wordt verwezen naar de bevindingen bij facet 1.1. onder 1.1.6. 2.1.6. In het studenttevredenheidsonderzoek 2005 geeft 78% van de hoofdfase studenten Dans en 74% van de hoofdfase studenten Docent Dans aan tevreden te zijn met de actualiteit van het programma. Het zelfde geldt voor het gebruik van het aan de praktijk ontleend studiemateriaal: 74% is van de studenten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 24
uit de hoofdfase Dans en 68 % van de studenten uit de hoofdfase Docent Dans is tevreden. Van de studenten Docent Dans nieuwe stijl is 80% tevreden. Ondanks het in de ogen van de RDA rijke programma met veel praktijkconfrontatie zou dit van studenten nog wel meer mogen. Volgens het alumnionderzoek in de Kunstmonitor (2003) zijn de 8 afgestudeerde studenten Dans van de RDA alle acht zeer tevreden over de aansluiting op de beroepspraktijk. Voor de afgestudeerden Docent Dans van de RDA waren 6 van de 7 respondenten tevreden. Zoals al onder 1.1.4. is vermeld kan de RDA op basis alleen hiervan geen conclusies trekken, maar de uitslag van de Kunstenmonitor bevestigt wel het beeld van de RDA dat de opleiding aansluit bij de beroepspraktijk. In de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd tijdens de audit met de studenten is naar voren gekomen, dat zij op de hoogte zijn van de visie en missie van de RDA. De studenten hebben allemaal bewust gekozen voor een auditie bij de RDA om opgeleid te worden tot moderne dansers en een curriculum te volgen dat zowel academische dans (ballet) als lessen in eigentijdse stijlen aanbiedt. Het auditteam is samen met de studenten van mening, dat een dergelijk curriculum de praktijk van het internationale werkveld, waarin gevraagd wordt om vaardig te zijn in zowel eigentijdse als academische (ballet) technieken en kennis te hebben van jazz, goed weerspiegelt. Studenten geven aan dat zij heel veel inspiratie, bagage en informatie meekrijgen die ze later kunnen gebruiken en dat zij door de inzet van de vele gastdocenten de professionele wereld van heel dichtbij kunnen zien. Ook kwam naar voren, dat studenten tevreden zijn over het ‘intellectuele’ karakter van de opleiding, waarbij er veel meer aan bod komt dan alleen ‘(heel goed leren) dansen’.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het curriculum waarborgt het ontwikkelen van beroepvaardigheden zeer goed en weerspiegelt de praktijk van het internationale werkveld, waarin gevraagd wordt om vaardig te zijn in zowel eigentijdse als academische (ballet) technieken en kennis te hebben van jazz. Het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. De RDA schakelt frequent gastdocenten en - sprekers in waardoor de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschools programma wordt gebracht. De lijst van gastdocenten en gastchoreografen laat zien, dat dit een duidelijke en zeer goede vertegenwoordiging is vanuit de brede actuele beroepswereld. De RDA betrekt de beroepspraktijk bij het curriculumontwerp, zodat dit actueel is en blijft. Kennisontwikkeling vindt plaats via toepassingsleren en geschiedt op een zeer adequate wijze. De repertoirelijst weerspiegelt de actuele danspraktijk en de stageplekken zijn relevant voor de beroepspraktijk. De door de opleiding gehanteerde vakliteratuur en handboeken voor de opleiding Dans en Docent Dans zijn actueel en op HBO-niveau. Ook in de bibliotheek van Codarts kunnen de studenten actuele informatie raadplegen en/of opvragen en zijn er voldoende computers beschikbaar voor het raadplegen van databanken en internet. Studenten hebben bewust gekozen voor de RDA om opgeleid te worden tot moderne danser en zijn (zeer) tevreden over de actualiteit van het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 25
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Zoals ook al onder facet 2.1. staat vermeld vindt de RDA dat niet alleen uitvoerende dansers, maar ook choreografen en docenten uitstekende dansers moeten zijn. De kracht van de bacheloropleidingen is dat de studenten een noodzakelijk fundament meekrijgen dat bestaat uit 1. een solide danstechnische basis en 2. een breed programma dat hen voorbereidt op de overige eisen van de beroepspraktijk. Het ambachtelijk danstechnische fundament wordt gelegd in een tweejarige basistraining die voor beide opleidingen gelijk is. Vanuit de fundamentele danstalen ontwikkelt de danser zijn danstechniek en zijn visie op de eigen danstechnische sterktes en zwaktes. Dankzij dit brede danstechnische fundament is de danskunstenaar in staat snel en flexibel in te spelen op de actuele eisen van de danspraktijk. In het 3e en 4e jaar wordt de danstechnische training voortgezet en specialiseert de student zich in danser, docent of in een studie choreografie. De RDA heeft dit beleid inmiddels voor de eerste drie leerjaren ingevoerd. Alleen de studenten in het 4e leerjaar hebben nog de afzonderlijke vierjarige HBO-opleiding gevolgd voor hetzij Danser/Choreograaf, hetzij Docent Dans. Vanaf schooljaar 2006-2007 zal het ‘venieuwde’ programma in alle leerjaren zijn ingevoerd. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en de structuur van het programma voor zowel de opleiding Docent Dans als de opleiding Dans sinds 2003 en is van mening, dat de RDA hiermee op een zeer goede manier tegemoet komt aan haar eigen missie zoals beschreven in ‘the Rotterdam Approach’ en tegemoet komt aan de wensen van het werkveld door alle studenten gedurende de eerste twee jaren een intensieve dansopleiding te laten volgen. Dat geeft studenten een stevige bewegingsbasis voordat zij zich gaan specialiseren als danser, choreograaf of docent en het maakt het mogelijk dat alle studenten zich gedurende hun opleiding ontwikkelen tot zeer goede dansers. Met name de studenten Docent Dans zijn/worden hierdoor betere dansers. Ook de studenten uit het 3e studiejaar Docent Dans die het auditteam sprak tijdens de audit prezen de stevige dans training die zij volgden voordat zij startten met hun pedagogische specialisatie. 2.2.2. De vertaling van de eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van de modulen zoals die zijn opgenomen in het Modulenboek voor Dans jaar 1 en2, Uitstroomprofiel Danser jaar 3 en 4 , Uitstroomprofiel Choreograaf jaar 3 en 4, Uitstroomprofiel Docent Dans jaar 3 en 4. Ook de leerdoelen van de stages zijn opgenomen in de moduleboeken. De modulenboeken worden jaarlijks bijgewerkt en geactualiseerd. Ook mensen uit het beroepenveld die als gastdocent of gastchoreograaf worden ingezet worden betrokken bij de opzet en de evaluatie van het programma (zie ook 1.1.5. en 2.1.3.) Per module staat beschreven wat de inhoud van het programma is, de plaats van de module in het curriculum en de relatie tot de beroepspraktijk, de noodzakelijke voorkennis, de werkvormen, de beoogde resultaten/competenties, de beoordelingswijze, de beoordelingscriteria, de te gebruiken literatuur, de
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 26
studiebelasting en overige feitelijke informatie. Voor de stages is een apart Handboek stage Dans en een Handboek stage Docent Dans, waarin alle informatie over de stages is vastgelegd. De inhoud van de modulen wordt naarmate de opleiding vordert steeds complexer en deze cyclische ordening maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Een en ander wordt nog versterkt doordat de opleiding de te verwerven competenties op verschillende niveaus heeft gedefinieerd. 2.2.3. Via de competentiematrix Dans en de competentiematrix Docent Dans wordt de aansluiting tussen eindtermen en programma gecontroleerd. De competentiematrix laat zien dat het totaal aan (sub)leerdoelen het totaal aan eindkwalificaties bestrijkt. Door de koppeling van doelstellingen aan resultaten/competenties is het ook goed mogelijk te toetsen of de studenten de leerdoelen hebben gerealiseerd. Onder andere de portfoliocommissies van de opleidingen Dans en Docent Dans bewaken deze aansluiting. De stafafdeling ‘Bureau Onderzoek, Ontwikkeling en Internationalisering (thans: Bureau Research and Development)’ heeft de aansluiting onderwijsprogramma -eindtermen geanalyseerd. Uit de rapportages volgt dat de aansluiting van het programma op de eindkwalificaties van de opleiding Dans en Docent Dans adequaat is. Het auditteam heeft op basis van het programma en op basis van een analyse van de verschillende modulen en de competentiematrices goed inzicht gekregen in de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Het auditteam is van mening dat de inhoud en vormgeving van de verschillende modulen de studenten de gelegenheid biedt de vereiste (deel)competenties te verwerven. De competentiematrix laat zien dat het totaal aan (sub)leerdoelen het totaal aan eindkwalificaties bestrijkt. Het auditteam heeft ook een aantal danslessen van groepen uit de verschillende leerjaren in de praktijk bijgewoond en concludeert dat deze lessen van een zeer goed en adequaat niveau waren. Studenten krijgen de gelegenheid om zich op hun eigen artistiek en technisch niveau te ontwikkelen en er is ruimte om elke student de aandacht te geven die hij nodig heeft. Tijdens de eindvoorstelling van de RDA in Lantaren Venster op 9 juni 2006 heeft het auditteam kunnen constateren, dat studenten van de diverse leerjaren door (een deel van) het curriculum te hebben gevolgd in staat zijn een goed verzorgd, artistiek en interessant resultaat te presenteren van een goed tot zeer goed niveau. Ook op basis hiervan concludeert het auditteam dat het curriculum van de RDA de studenten de mogelijkheid biedt de geformuleerde subdoelstellingen en uiteindelijk de eindkwalificaties te behalen. (zie ook onder 6.1. ‘gerealiseerd niveau’.) 2.2.4. Door middel van het systematisch inzetten van de portfoliocommissie, het studenttevredenheidsonderzoek, de vierjaarlijkse werkveld-rapportages, de vanaf zomer 2006 geplande jaarlijkse samenvattende rapportage uit de gastdocentenquêtes en de onderwijsevaluaties monitort de academie de aansluiting met het veld en de vertaling van de einddoelen en het curriculum. In het studenttevredenheidsonderzoek 2005 geeft 77% van de studenten aan tevreden te zijn met de overeenstemming tussen de leerdoelen en het lesprogramma. Het auditteam concludeert, dat de opleiding op een adequate wijze de verschillende gremia betrekt bij de opzet en evaluatie van het curriculum en zo de vertaling van de eindtermen in het curriculum goed borgt. 2.2.5. Codarts heeft het major-minor beleid vastgelegd in het ‘Ontwikkelingsplan 2004-2008 Codarts’. Daarin staat als doel, dat alle opleidingen de major-minor structuur uiterlijk in 2008 hebben geïmplementeerd. Het ligt in de bedoeling van de RDA om in 2007 studenten de mogelijkheid te bieden een minor te gaan volgen. Daarmee wordt de mogelijkheid tot het volgen van een individueel leertraject verbeterd en krijgt de
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 27
student meer ruimte voor vrije keuze. De RDA vergroot de keuzeruimte in het curriculum naar minimaal 45 studiepunten. (nu 20 studiepunten in de ‘vrije keuzeruimte’). De RDA voert tenminste twee minors in: ‘Educatie’ en ‘Choreografie’. In het Meerjarenplan van de RDA staat, dat zij in 2006 wil experimenteren in een pilot met een combinatie van een voltijdsopleiding Dans met andere bachelor of masteropleiding en/of een pilotproject voor combinaties van een major Dans met een studie bij externe partners. Het auditteam onderschrijft het belang van het bieden van een minor om zo nog meer dan nu al het geval is binnen de ‘vrije keuzeruimte’ tegemoet te komen aan de individuele mogelijkheden van iedere student. 2.2.6. voortgang sinds de vorige visitatie In de visitatie 2001 concludeerde de commissie dat de opbouw en inhoud van het binnenschoolse en buitenschoolse curriculum voldoende relevant was met het oog op het bereiken van de eindtermen. Sinds die tijd heeft de opleiding de curriculum opbouw geformaliseerd in modulen beschrijvingen en checkt aan de hand van competentiematrices of de eindkwalificaties voldoende terugkomen in het programma (zie 2.2.3.)
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het programma sluit goed aan bij de eigen missie van de RDA zoals verwoord in ‘the Rotterdam Approach’ en bij de wensen van het werkveld. Door m.n. in het eerst en tweede studiejaar alle studenten de mogelijkheid te bieden een stevige danstechnische basis te verwerven voordat zij zich gaan specialiseren vanaf het 3e en 4e jaar als danser, choreograaf of docent kunnen alle studenten zich gedurende hun opleiding ontwikkelen tot zeer goede dansers. De vertaling van de eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van de modulen zoals die zijn opgenomen in de modulenboeken voor de opleiding Dans, uitstroomprofiel Danser en Choreograaf en de opleiding Docent Dans. Het curriculum van de RDA zoals vastgelegd in de modulenboeken biedt de studenten de mogelijkheid de geformuleerde subdoelstellingen en uiteindelijk de eindkwalificaties te behalen. De competentiematrix laat zien dat het totaal aan (sub)leerdoelen het totaal aan eindkwalificaties bestrijkt en de RDA borgt deze aansluiting door o.a. de portfoliocommissie, de studenten en het werkveld actief te betrekken bij de opzet en evaluatie van het programma en de vertaling van de (eind)doelstellingen naar het curriculum. Studenten van de diverse leerjaren laten in de lessen en in de eindvoorstelling zien, dat zij door (een deel van) het curriculum te hebben gevolgd in staat zijn een goed verzorgd, artistiek en interessant resultaat te presenteren van een goed tot zeer goed niveau. 77% van de studenten geeft aan tevreden te zijn met de overeenstemming tussen de leerdoelen en het lesprogramma. Door van 2007 de mogelijkheid van het volgen van een minor te bieden komt de RDA nog meer dan nu al het geval is binnen de ‘vrije keuzeruimte’ tegemoet aan de individuele mogelijkheden van iedere student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 28
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. Zoals reeds onder 2.1. en 2.2. is beschreven heeft de RDA er sinds 2003 voor gekozen alle studenten in de eerste twee jaren van het studie eenzelfde programma te bieden. Pas vanaf het derde jaar maakt de student de keuze om zich verder te specialiseren als danser, choreograaf of docent. Maar ook in het derde en vierde jaar blijft de danstechnische training voor alle studenten op het programma staan. Dat betekent dat het programma op een groot aantal onderdelen voor alle drie de studierichtingen gelijk zijn. 2.3.2.De RDA structureert het onderwijsprogramma en de samenhang tussen de modulen op twee niveaus: op inhoud en op structuur. Op structuur niveau is het curriculum verdeeld in zes onderdelen, die elk studiejaar van de beide opleidingen terugkomen: Danstechnische vorming en uitvoeringspraktijk Creatieve ontwikkeling Theoretische vakken Onderwijskundige theorie en praktijk Beroep en welzijn Vrije ruimte Op inhoud is een doorlopende lijn te zien in de danstechnische ontwikkeling via de lessen in academische dans in combinatie met een pakket aan eigentijdse stijlen: Graham, Limon, Cunningham en Laban Based Modern Dance. Deze vier stijlen vormen de ingrediënten die de basis leggen voor competenties om snel nieuw bewegingsmateriaal te leren waar hedendaagse choreografen om vragen. Danstechnische vorming en uitvoeringspraktijk staan in alle vier de studiejaren op het programma. In het modulenboek wordt onder noodzakelijke voorkennis aangegeven dat bij het volgen van de lessen in de academische dans en eigentijdse stijlen de lessen van het zelfde type in de voorgaande semester gevolgd moeten zijn. Daarmee komt de beheersing op hoger/complexer niveau te liggen. Het onderdeel creatieve ontwikkeling bestaat uit improvisatie- en compositielessen en het maken van eigen werk. In de eerste fase van de opleiding ligt de nadruk op gestructureerde improvisatie. Naarmate de studie vordert komt de nadruk meer en meer te liggen op vrije vormen van improvisatie, waarmee ook bij dit onderdeel de beheersing op hoger/complexer niveau komt te liggen. Studenten in het derde jaar maken/choreograferen eigen werk dat opgevoerd wordt in het theater. Studenten in de differentiatie choreografie krijgen extra onderwijs in compositie en produceren drie eigen stukken, opgevoerd in externe theaters. Het onderdeel theorie is de verzamelnaam voor theoretische ondersteuning bij de ontwikkeling van de danstechniek, uitvoeringspraktijk en creatieve ontwikkeling. In de loop van de vier jaar verschuift het accent van primair kennisoverdracht ( jaar 1), richting zelf onderzoeken (jaar 2), naar mening- en opinievorming in de specialisatiefase (jaar 3 en 4: kunstbeschouwing). In de Onderwijskundige praktijk en theorie staat overdracht centraal. Met name Laban bewegingsanalyse vormt het analysekader voor dans en beweging.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 29
Laban bewegingsanalyse staat in de eerste twee jaren op het programma. Bij de differentiatie choreografie levert het analysekader van Laban bouwstenen voor het te maken materiaal. In de workshops ‘leren en overdracht’ die elk jaar terugkomen in het programma staat de overdracht van dans op anderen centraal. Voor de studenten van de opleiding Docent Dans is het analysekader van Laban ondersteunend bij het maken van lessen. Specifieke pedagogische en didactische onderdelen als vakdidactiek academische dans, vakdidactiek moderne dans, vakdidactiek jazz, leerpsychologie, pedagogiek komen in de beide leerjaren 3 en 4 van de opleiding Docent Dans aan bod. In leerjaar 2 staat voor alle studenten en in leerjaar 3 staat voor de studenten Docent Dans een educatief project op het programma. Het onderdeel beroep- en welzijn heeft betrekking op de fysiek en mentale ontwikkeling als danser, choreograaf en docent dans. Deze aspecten komen in alle vier de leerjaren aan de orde o.a. door Pilates/ conditietraining (leerjaar 1 en 2), mentoraat (leerjaar 1en 2) en intervisie/supervisie (leerjaar 3 en 4). Het auditteam heeft kennisgenomen van de structurele opbouw en de inhoud van het programma en heeft geconstateerd, dat daarin een duidelijke samenhang te vinden is. 2.3.3. De horizontale samenhang tussen de verschillende onderdelen van het programma is o.a. te vinden in het toepassen van de aangeleerde danstechniek bij de modulen creatieve ontwikkeling en onderwijskundige praktijk. In de modulen creatieve ontwikkeling wordt weer gewerkt aan het ontwikkelen van een toneelpersoonlijkheid en een creatieve attitude welke belangrijk zijn bij het uivoeren van de dans. De theorie werkt als ondersteuning bij de ontwikkeling van de danstechniek, de uitvoeringspraktijk en de creatieve ontwikkeling. Theoretische vorming vindt ook plaats bij de onderdelen onderwijskundige praktijk en beroepen welzijn. In de onderwijskundige praktijk en theorie wordt o.a. Laban bewegingsanalyse behandeld. (zie ook 2.3.1.) In het eerste jaar is deze analyse gekoppeld aan de Laban Based Modern Dance uit het onderdeel danstechnische ontwikkeling en uitvoeringspraktijk. Het analyse kader komt ook terug in de feedback van docenten naar studenten op tentamens en testlessen. Het onderdeel beroep- en welzijn heeft een sterke relatie met het Gezondheids Innovatieplan (zie facet 2.4) en het Lectoraat. Vakken als ‘Fysieke aspecten van het beroep’ (o.a. anatomie), Pilates (spierontwikkeling) en conditietraining leren de studenten hoe het lichaam werkt en hebben een duidelijke samenhang met het onderdeel danstechnische ontwikkeling en uitvoeringspraktijk. In het onderdeel vrije ruimte kunnen studenten keuzevakken volgen uit het aanbod van de academie of op eigen initiatief individuele studieactiviteiten inbrengen in het curriculum. Daarmee hebben studenten de mogelijkheid om op maat aspecten toe te voegen, die zij van belang achten voor hun eigen opleiding. Het auditteam heeft kennisgenomen van de inhoud van de modulen en heeft geconstateerd, dat er een duidelijke horizontale samenhang is tussen de verschillende modulen binnen een leerjaar.
2.3.4. De te verwerven competenties komen op een steeds hoger /complexer niveau van beheersing terug in het curriculum. Zoals reeds onder 2.2. is beschreven heeft de opleiding de competenties per module concreet uitgewerkt naar leerdoelen. Leerdoelen die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het HBO-eindniveau te bereiken. Daardoor is er ook een verticale samenhang in het programma. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opbouw van het programma en constateert, dat daarin een duidelijke verticale samenhang terug te vinden is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 30
2.3.5. De samenhang tussen het binnenschoolse en buitenschoolse programma is o.a. terug te vinden in de stages in het derde en vierde studiejaar, het uitvoeren van ingestudeerd repertoire in de theaters, het laten uitvoeren van eigen werk en het geven van danslessen. 2.3.6. De opleiding borgt de samenhang in het curriculum door (a) afstemming curriculum in de vakgroepen en docentenvergaderingen (b) bespreking en vaststelling curriculum door de opleidingscommissie (c) module-evaluaties Uit de Kunstenmonitor 2002 blijkt dat 3 afgestudeerden van de opleiding Dans van de RDA, die meededen aan dit onderzoek alle drie zeer tevreden zijn over de samenhang in het curriculum. Voor afgestudeerden van de opleiding Docent Dans zijn er 6 van de 8 tevreden. Daarbij moet wel weer aangemerkt worden dat het aantal respondenten erg laag was. (zie opmerkingen van de RDA hierover onder 1.1.4.) In het studenttevredenheidsonderzoek 2005 geeft 78% van de studenten van de opleiding Dans aan tevreden te zijn over de samenhang in het curriculum. Bij de opleiding Docent Dans ligt dit percentage op 73%. Het auditteam heeft in de gesprekken met de docenten tijdens de audit vernomen dat er regelmatig overleg is over de inhoud en de samenhang van het programma. Dit blijkt ook uit verslagen van overleggen van de opleidingscommissie en van de docentvergaderingen, die het auditteam heeft ingezien. Uit het gesprek dat het auditteam had met de studenten kwam naar voren dat de studenten heel tevreden waren over de inhoud en samenhang van het programma. Ook de theorie is daarin heel goed geïntegreerd. Ook prezen de studenten uit het 3e studiejaar van Docent Dans de stevige dans training voordat zij startten aan hun pedagogische specialisatie. 2.3.7. voortgang sinds de vorige visitatie De commissie concludeerde dat er hoewel er voldoende inhoudelijk beredeneerde en volgtijdelijke verbanden tussen de verschillende curriculumonderdelen bestonden, de dansacademie deze verbanden duidelijker diende vast te leggen in opleidingsdocumenten. De RDA heeft daarom het programma heringedeeld en gestructureerd volgens een vaste structuur. De RDA heeft de opleidingsstructuur vastgelegd in het OER en communiceert daar consequent over naar de studenten via het voorlichtingsmateriaal en de studiegids. Zoals hierboven aangegeven heeft het auditteam kunnen constateren, dat de RDA de samenhang van het programma duidelijk heeft vastgelegd in de beschrijvingen in de modulenboeken. Ook in het OER en de studiegids is duidelijk vastgelegd hoe de opleidingsstructuur is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 31
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het curriculum is verdeeld in zes onderdelen, die elk studiejaar terugkomen: Danstechnische vorming en uitvoeringspraktijk, Creatieve ontwikkeling, Theoretische vakken,Onderwijskundige theorie en praktijk, Beroep en welzijn, Vrije ruimte. In het programma zoals vastgelegd in de moduleboeken is een duidelijke horizontale en verticale samenhang terug te vinden. De samenhang tussen het binnenschoolse en buitenschoolse programma is o.a. terug te vinden in de stages in het derde en vierde studiejaar, het uitvoeren van ingestudeerd repertoire in de theaters, het laten uitvoeren van eigen werk en het geven van danslessen. De opleiding borgt de samenhang in het curriculum door afstemming in de vakgroepen en docentenvergaderingen, door overleg met de opleidingscommissie, door module-evaluaties. Studenten zijn tevreden over de samenhang.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 32
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. Omdat dansers een relatief korte carrière op het podium hebben is het van groot belang dat de studie vlot doorlopen wordt. Hoe sneller een student het programma kan afronden, hoe beter zijn of haar perspectieven zijn op de arbeidsmarkt. De RDA werkt actief aan het wegnemen van belemmeringen, onder meer door studiebegeleiding en blessurepreventie . (zie onder 2.4.3. en 2.4.4.) De 42 onderwijsweken zijn onderverdeeld in 32 weken met een normaal rooster, afgewisseld met 10 bijzondere onderwijsweken met workshops en projecten en intrain- en afbouwweken. De vernieuwde opleidingsprogramma’s uit 2003 zijn opgebouwd vanuit een gemiddelde studiebelasting van 1680 uur. Codarts stelt zich tot doel dat afgestudeerden binnen 4,3 jaar het diploma halen. 2.4.2. De studielast is per module vastgesteld in termen van ECT’s. De opleiding toetst de studievoortgang aan het eind van elk semester. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opbouw van het programma en de roostering en is van mening, dat de studielast evenwichtig is gespreid. 2.4.3. De jaarmentoren (zie ook facet 4.2. studiebegeleiding) houden zicht op de studievoortgang van de studenten en vervullen een belangrijke rol in het vroegtijdig signaleren van mogelijke obstakels. Mentoren adviseren en begeleiden studenten bij het oplossen van deze obstakels. De opleiding geeft direct na de eerste tentamenronde in december een waarschuwing ‘Bindend Studieadvies’ aan eerstejaars die te weinig vorderingen maken. Dit gebeurt zowel mondeling door de mentor als schriftelijk. De uitslagen van de eerste tentamens worden door het voltallig docententeam besproken. Door deze procedure krijgen eerstejaars studenten snel een indicatie van kansen en mogelijkheden die zij hebben om het onderwijsprogramma succesvol te doorlopen. Deze procedure speelt zich af ruimschoots vóór 1 februari zodat studenten desgewenst actie kunnen ondernemen in verband met wet en regelgeving omtrent de Studiefinanciering. In maart/april volgt in het eerste jaar nog een tussentoets. Deze geeft een indicatie voor de vorderingen sinds het eerste tentamen. Aan het eind van het eerste jaar volgt de laatste test. Studenten die over het hele jaar onvoldoende vordering gemaakt hebben, krijgen een bindend studieadvies te stoppen met de studie. 2.4.4. Om de impact van fysieke blessures op de studieduur te verkleinen is de opleiding in 2002 gestart met het Gezondheids Innovatie Plan (GIP). Eén van de doelen van het GIP is terugdringing van de blessuretijd van studenten door (a) vergroting van de bewustwording van gezond trainingsgedrag, (b) invoering van onderwijsmodulen gericht op verbetering van het weerstands-, uithoudingsvermogen van studenten, (c) versterking van de gezondheidsinfrastructuur in de academie. Door middel van modulen in het programmaonderdeel ‘Beroep en Welzijn” met lezingen over gezond gedrag, het vak ‘Fysieke aspecten van het beroep’, door conditietraining en Pilates en door uitbreiding van de gezondheidsinfrastructuur met de aanstelling van een gezondheidcoördinator en het uitbreiden van de uren van de fysiotherapeut, voedingsdeskundige, sportarts en vertrouwenspersoon tracht men deze doelen te realiseren. Binnen de kenniskring van het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ onderzoeken docenten onder supervisie van de lector de effecten van het beleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 33
Op basis van een eerste inventarisatie worden oorzaken van blessurepatronen onderzocht. Volgens het werkplan Lectoraat zullen er eind 2006 aanbevelingen zijn voor het voorkomen van blessures. Bij de sportmedische keuring bij de auditie krijgen alle studenten op grond van het onderzoek een persoonlijk trainingsadvies, dat gericht is op een gezonde voorbereiding op de studie. De RDA verwacht dat op termijn de gemiddelde verblijfsduur zal kunnen dalen, omdat studenten bewuster omgaan met hun lichaam. De eerste indicaties zijn positief. De uitval in de propedeuse in 2004, het jaar waarin men is gestart met de uitgebreide gezondheidsinfrastructuur, is fors gedaald. Het auditteam heeft kennisgenomen van de maatregelen die de RDA neemt om de studievoortgang te volgen, studenten te begeleiden, belemmeringen en uitval te voorkomen. Het auditteam is van mening, dat de RDA hiermee op een heel goede wijze de studeerbaarheid van het programma borgt. 2.4.5. Studievertraging kan ook ontstaan wanneer studenten tijdens de stage een arbeidscontract krijgen aangeboden terwijl ze de studie nog niet hebben afgerond. Om te voorkomen dat studenten zonder getuigschrift vertrekken stelt de opleiding regels in het OER over te behalen onderdelen van het curriculum voordat stage mag worden gelopen. 2.4.6. Onderzoek naar de studielast is onderdeel van het studenttevredenheidsonderzoek en de onderwijsevaluaties. Het studenttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats. In het onderzoek 2005 geeft 86% van de studenten aan dat de propedeuse haalbaar is binnen de tijd die ervoor staat. Van de vierdejaars vindt 81% dat de hoofdfase haalbaar is binnen de tijd die ervoor staat. De onderwijsevaluaties worden via een systematiek uitgevoerd waarbij elke module tenminste eens in de vier jaar wordt geëvalueerd volgens een standaardvragenlijst. De uitslagen worden besproken in de opleidingscommissie. De portfoliocommissie toetst de resultaten. (zie voor het werk van de opleidingcommissie en portfoliocommissie verder onder 5.3.) In het gesprek, dat het auditteam had met de studenten tijdens de audit is ook gesproken over de studielast en de mogelijke belemmeringen. De studenten die het nieuwe curriculum volgen en nu in het 3e jaar zitten van de specialisatie Docent Dans geven aan dat hun opleiding een Dans+ opleiding is: naast het volgen van de dagelijkse danstraining moeten er nu ook veel verslagen worden gemaakt. Volgens deze studenten moet een en ander nog ‘op z’n plaats vallen’: het is pas het eerste jaar waarin gewerkt wordt met een vernieuwd 3e studiejaar voor de opleiding Docent Dans. Studenten hebben er vertouwen in dat de opleiding goed oog blijft houden voor de studielast van de studenten van de opleiding Docent Dans. Studenten zijn zeer tevreden over de vele aandacht die de opleiding vanaf het eerste jaar besteedt aan het voorkomen van blessures en over de fysiotherapeuten van de RDA die adviseren over ontstane blessures en het vervolg ook monitoren. Ook docenten volgen via het ‘injurybook’ goed welke studenten last hebben van blessures en houden daar rekening mee. 2.4.7. Voortgang sinds de vorige visitatie In de visitatie 2001 concludeerde de commissie dat er voldoende waarborgen waren voor een efficiënte leerroute van studenten. De commissie gaf de opleiding wel de aanbeveling de fysiotherapie beter af te stemmen op de behoeften van de academie onder meer door frequentere toegang en daarnaast voldoende rustpunten voor studenten en docenten te maken. De waarborgen uit de vorige visitatie zijn nog steeds aanwezig. De studiebelasting van het nieuwe curriculum is opgebouwd vanuit een studiebelasting van 40 uur per week (1680 uur op jaarbasis). Op het gebied van blessurepreventie heeft de RDA een coördinator gezondheidzorg aangesteld en de fysiotherapie en overige gezondheidskundige ondersteuning uitgebreid. (zie ook 2.4.4.). Tevens is de opleiding gestart met het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ voor onderzoek naar o.a. belasting en belastbaarheid (zie ook 2.4.4.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 34
Het auditteam heeft zoals hierboven al is vermeld kunnen constateren, dat er in het GIP expliciet aandacht is voor het voorkomen van blessures en de tijd van de fysiotherapeut is uitgebreid. De studielast van het programma is per module in de moduulboeken is beschreven. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt, dat de studielast evenwichtig is gespreid. De studielast is per module vastgesteld in termen van ECT’S. De opleiding toetst de studievoortgang aan het eind van elk semester. De jaarmentoren houden zicht op de studievoortgang van de studenten en vervullen een belangrijke rol in het vroegtijdig signaleren van mogelijke obstakels. Mentoren adviseren en begeleiden studenten goed bij het oplossen van deze obstakels. Om de impact van fysieke blessures op de studieduur te verkleinen is de opleiding in 2002 gestart met het Gezondheids Innovatie Plan (GIP) waarbij één van de doelen is de blessuretijd van studenten terug te dringen. Binnen de kenniskring van het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ onderzoeken docenten onder supervisie van de lector de effecten van het beleid. Onderzoek naar de studielast is onderdeel van het studenttevredenheidsonderzoek en de onderwijsevaluaties. Uit onderzoek is gebleken, dat 86% van de studenten zegt dat de propedeuse haalbaar is binnen de tijd die ervoor staat. Van de vierdejaars vindt 81% dat de hoofdfase haalbaar is binnen de tijd die ervoor staat. Ook de studenten met wie gesproken is tijdens de audit gaven aan tevreden te zijn over de studielast en de aandacht die er is binnen de opleiding voor mogelijke (studie)belemmeringen zoals blessures.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 35
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. Omdat het Nederlandse voortgezet onderwijs niet in specifieke zin voorbereidt op een studie aan een kunstvakopleiding hanteert de RDA voor toelating de wettelijk toegestane aanvullende eisen (WHW 7.26a). De toelatingseisen zijn gestandaardiseerd en vastgelegd in het OER. In principe selecteert de academie alleen kandidaten voor deelname aan de auditie die tenminste een diploma voortgezet onderwijs hebben op havo-niveau. Heeft een kandidaat onvoldoende vooropleiding maar wel voldoende danstechnische training dan kan hij meedoen aan de auditie. (zie 2.5.2.) 2.5.2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit drie onderdelen: Danstechnisch- en creatief onderzoek Onderzoek naar geschiktheid van de vooropleiding in het voortgezet onderwijs Bewegingsonderzoek en sportmedische test. De audities bestaan uit een voorselectie van een halve dag en een eindselectie. Bij de eindselectie nemen alle kandidaten deel aan een academische les, een moderne les, een les moderne jazz en presenteren ze een zelfgemaakte solo. De auditiecommissie waarin docenten van de academie zitting hebben vormt zich een oordeel over de (waarschijnlijke) geschiktheid van de kandidaten voor het dansvak. Voor studenten met onvoldoende vooropleiding en een positieve uitslag van de auditie volgt aansluitend een test naar de cognitieve vaardigheden. Deze test wordt afgenomen door een onafhankelijk instituut (AOB-Rotterdam). AOB rapporteert de Examencommissie over de theoretische capaciteiten van de kandidaat. De examencommissie kan vervolgens besluiten tot een definitieve toelating op grond van art 7.29-4 WHW. (bijzonder talent) Het auditteam heeft kennisgenomen van de toelatingseisen van de RDA en is van mening, dat de academie hiermee zorg draagt dat alleen studenten die in beginsel over voldoende capaciteiten beschikken worden toegelaten tot de opleiding. Door de auditie te laten plaatsvinden in twee rondes en in de tweede ronde alle studenten te laten deelnemen aan lessen ballet, eigentijdse dans en moderne jazz en hen een zelfgemaakte solo te laten presenteren, kan de auditiecommissie uit de ‘finalisten’ die studenten selecteren die met hun danstraining en interesse het meest nauw aansluiten bij het profiel, de missie en het curriculum van de RDA. 2.5.3. De verhoging van de instroomkwaliteit realiseert de academie door verbreding van de instroom via buitenlandse audities (zie ook 1.1.6.) en door het aanbieden van eigen vooropleidingen. (zie onder 2.5.4.) 2.5.4. De ontwikkeling tot professioneel danskunstenaar start gemiddeld op tienjarige leeftijd. Ten behoeve van de Nederlandse instroom in de opleiding verzorgt de RDA vooropleidingtrajecten: een geïntegreerd traject in de Havo voor Muziek en Dans en niet geïntegreerde traject in de vorm van Junioren (9-11 jaar), A-klas (11-12jaar), Schakelklas (leerlingen ouder dan 15 jaar die niet op de Havo voor Muziek en Dans zitten). In deze niet geïntegreerde trajecten geldt dat leerlingen dansonderwijs op de academie combineren met een schoolopleiding elders. In het geïntegreerde traject volgen leerlingen in de Havo voor Muziek en Dans het dansonderwijs als onderdeel van het voortgezet onderwijs. De Havo voor Muziek en Dans is gevestigd in het zelfde gebouw als de RDA.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 36
De RDA stelt zich tot doel dat tenminste de helft van de leerlingen van deze Havo doorstroomt naar de RDA. Jongeren die de niet-geïntegreerde trajecten of de Havo voor Muziek en Dans hebben gevolgd moeten nog wel auditeren om toegelaten te worden tot de RDA bachelor opleidingen. In het Meerjarenplan 2004-2008 van de RDA staat dat de academie ambieert de aansluiting met het Nederlands toeleverende onderwijs te verbeteren. Dit wil zij o.a. doen door meer doorstroomtrajecten vorm te geven binnen de Havo voor Muziek en Dans. Het aanbieden van geïntegreerd dansvakonderwijs vergroot de arbeidskansen voor afgestudeerden. Voor grote dansgezelschappen is het belangrijk dat dansers op jonge leeftijd het arbeidsproces ingaan. Met het doorlopen van een volledig Havo+HBO traject is dit niet of nauwelijks mogelijk. In 2007 wil de RDA afspraken hebben gemaakt met de Havo over een geïntegreerd traject 4+5 Havo met HBO 1+2. Concreet resultaat in 2008 moet zijn dat er met de Havo voor Muziek en Dans een plan van aanpak is overeengekomen over de start van de Junior Dance Academy met daarin tenminste twee nieuwe flexibele doorstroomroutes Havo-HBO. Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet van de niet geïntegreerde trajecten die in samenwerking met de RDA worden aangeboden en van de opleiding Havo voor Muziek en Dans. Het auditteam is van mening, dat de RDA hiermee op een adequate wijze zorg draagt dat er ook in de vooropleiding al toegewerkt kan worden naar een goede aansluiting met de HBO-opleiding. Tijdens de audit heeft het auditteam ook een les bijgewoond van de oudste studenten van Havo-dans klas en een les waarin een tweetal jongens van de Havo meetrainden met studenten van de bachelor opleiding. Het auditteam was onder de indruk van het hoge technische en artistieke niveau, dat deze studenten reeds lieten zien. De Havo opleiding toont daarmee een goede aansluiting op de HBO-opleiding te borgen. 2.5.5. Verkorte leerroutes Voor een kleine categorie hoog getalenteerde studenten is rechtstreeks toelating tot het derde jaar mogelijk. Voorwaarden hiervoor zijn: (a) technische dansniveau moet aansluiten bij het derde jaar (b) de student moet dansonderwijs gevolgd hebben op HBO- of professioneel niveau (c) de student is toelaatbaar tot het hoger onderwijs. Deze studenten volgen drie aanvullende programma’s: Bewegingsanalyse Laban (apart programma), Dansgeschiedenis en Fysieke aspecten van het beroep (anatomie). De instroom in het derde jaar was voor 2005-2006: 10 studenten. 2.5.6. Individuele leerroutes Voor de bacheloropleiding Docent Dans is het mogelijk een individueel traject te volgen. Doorgaans gaat het om studenten dans die alsnog didactische (om)scholing willen. In samenspraak met de coördinator van de opleiding wordt een traject uitgestippeld dat aansluit op de deficiënte competenties. De instroom voor dit traject was voor 2004-2005: 2 studenten. In 2005-2006 was er geen instroom voor dit traject. Het auditteam heeft kennisgenomen van de mogelijkheden voor studenten om een verkorte of individuele leerroute te volgen en is van mening, dat de opleiding hiermee op een goede wijze tegemoet komt aan de individuele mogelijkheden van de student. 2.5.7. Voor talentvolle studenten met onvoldoende basisvaardigheden bestaat de mogelijkheid om in het eerste jaar drie extra coachingslessen per week te ontvangen. Het gaat hier vooral om jongens die op latere leeftijd zijn begonnen met dansen. Zo tracht de RDA deficiënties weg te werken. Na toenemende klachten van docenten over studenten die de Engelse taal onvoldoende beheersten is Codarts experimenteel gestart met een Engelse taaltest (WHW 7.2 e) voor alle studenten voor wie Engels niet de eerste taal is. Studenten die zakken voor de Engelse toets kunnen herkansen aan het begin van het tweede semester. In de Mediatheek kan op individuele basis een Engels remedial teaching programma gevolgd worden. Met ingang van het academiejaar 2006-2007 is het behalen van de Engelse taaltest in het eerste jaar onderdeel van het Bindend Studieadvies.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 37
Het auditteam heeft kennisgenomen van de mogelijkheden die de opleiding studenten biedt om deficiënties weg te werken door bijvoorbeeld jongens extra coaching aan te bieden in het eerste studiejaar en door in de mediatheek een Engels remedial teaching programma beschikbaar te stellen voor studenten die het Engels niet voldoende beheersen. Hiermee borgt de RDA op een goede wijze dat de instromende studenten het programma kunnen volgen. 2.5.8. De RDA maakt deel uit van een netwerk van dansopleidingsinstituten in Nederland en heeft daarmee contact met amateur balletscholen, MBO opleidingen en gemeentelijke voorzieningen op het gebied van kunstzinnige vorming. Een goed relatienetwerk is onontbeerlijk voor zowel instromende studenten als voor werkgelegenheid voor de afgestudeerden. In 2005-2006 start de RDA met het project ‘relatiemanagement’. Doelstelling is het netwerk van privéscholen en andere dansvoorzieningen (ook MBO) in kaart te brengen, interessante samenwerkingspartners te selecteren en een plan van aanpak op te stellen voor de versterking van de relaties. Het aandeel Nederlandse studenten neemt al jaren af. In het meerjarenplan 2004-2008 stelt de RDA dat ze het aandeel Nederlandse studenten wil stabiliseren. Door voldoende goede toestroom vanuit de scholen uit het relatienetwerk verbreedt de academie haar Nederlandse selectiebasis. In 2006 moet het hele nieuwe curriculum zijn ingevoerd, waarmee de academie een nieuw profiel heeft gekregen. De RDA wil in het najaar van 2006 voor de werving voor academiejaar 2007-2008 een nieuwe campagne ontwikkelen. De campagne zal meer gebruik maken van audiovisueel materiaal (o.a. via de website). 2.5.9. benchmarkgegevens De RDA houdt er als één van de weinige instituten in Nederland nog een eigen geïntegreerde vooropleiding in stand om ervoor te zorgen dat ze jong talent snel ‘spotten’, goed kunnen begeleiden en een probleemloze doorstroom kunnen garanderen. Alleen de balletopleiding in Den Haag kent ook een eigen geïntegreerde vooropleiding. De Nederlandse instroom als aandeel in de totale instroom is bij de RDA vergelijkbaar met die van ander dansvakopleidingen, namelijk laag en dalend. Door te auditeren op verschillende plaatsten in de wereld ontdekt de RDA niet alleen talent dat mee kan op internationaal niveau, maar creëert door het aantrekken van deze buitenlandse studenten tevens het door de academie gewenste mondiale milieu, dat zo kenmerkend is voor de dans binnen de RDA. Ook de opleidingen in Arnhem en Tilburg hebben studenten uit het buitenland, zij het dat dit veelaal studenten zijn uit de nabijgelegen buurlanden. Alleen de instroom in Den Haag is voornamelijk Nederlands vanwege het bijzondere karakter van deze klassiek georiënteerde academie met zijn sterke integratie van vooropleiding en vakopleiding. Een unicum in het dansvakonderwijs is het investeren in het aantrekken en begeleiden van jongens tussen de 12-16 jaar. Hiervoor vindt specifieke werving en selectie plaats. In een zgn. ‘boysclass’ in de vooropleiding wordt een aangepast onderwijsprogramma met leerinhoud specifiek toegesneden op jongens verzorgd. In het eerste jaar van de HBO-opleiding bestaat er voor jongens de mogelijkheid voor extra coaching. Door dit beleid levert de RDA jaarlijks een tiental professionele mannelijke dansers af. Het auditteam heeft kennisgenomen van het project ‘relatiemanagement’ om de Nederlandse instroom te stabiliseren, van het verbreden van de Nederlandse selectiebasis door de contacten in het relatienetwerk en van de audities die de RDA in het buitenland houdt. Het auditteam is van mening, dat de opleiding hiermee goed en adequaat beleid voert. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de speciale ‘boysclass’ en is van mening, dat de RDA hiermee op een zeer goede wijze zorg draagt dat er ook in Nederland voldoende jongens afstuderen als professioneel (modern) danser.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 38
2.5.10. Voortgang sinds de vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de opleiding een voldoende expliciet en effectief beleid voerde gericht op (verbetering van) de aansluiting op de vooropleiding en ander relevante kenmerken van instromende studenten. Sinds de vorige visitatie heeft de RDA het toelatingsonderzoek uitgebreid met sportmedisch onderzoek. Ook test de RDA alle niet Engelstalige studenten op het niveau en beheersing van het Engels.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft de toelatingseisen en de wijze waarop het toelatingsonderzoek plaatsvindt helder beschreven en vastgelegd in het OER. Door de toelatingseisen van de RDA draagt de opleiding er zorg voor, dat alleen studenten die in beginsel over voldoende capaciteiten beschikken worden toegelaten tot de opleiding. Door de auditie te laten plaatsvinden in twee rondes en in de tweede ronde alle studenten te laten deelnemen aan lessen ballet, eigentijdse dans en moderne jazz en hen een zelfgemaakte solo te laten presenteren kan de auditiecommissie uit de ‘finalisten’ die studenten selecteren die met hun danstraining en interesse het meest nauw aansluiten bij het profiel, de missie en het curriculum van de RDA. De RDA draagt er zorg voor dat er in de vooropleiding in de niet geïntegreerde trajecten, die de RDA verzorgt en in de Havo voor Muziek en Dans al toegewerkt wordt naar een goede aansluiting met de HBO-opleiding. De RDA investeert in het aantrekken en begeleiden van jongens tussen de 12-16 jaar en verzorgt daarvoor in de vooropleiding elk jaar een zgn. ‘boysclass’ met een aangepast onderwijsprogramma met leerinhoud specifiek toegesneden op jongens. Daarmee zorgt de RDA ervoor, dat er ook in Nederland voldoende jongens afstuderen als professioneel (modern) danser. De RDA auditeert op verschillende plaatsten in de wereld en ontdekt daarmee talent dat mee kan op internationaal niveau en creëert daarmee het gewenste mondiale milieu, dat kenmerkend is voor de dans binnen de RDA. De opleiding komt met een verkorte of individuele leerroute op een goede wijze tegemoet aan de individuele mogelijkheden van de student. De opleiding biedt studenten mogelijkheden om deficiënties weg te werken door bijvoorbeeld jongens extra coaching aan te bieden in het eerste studiejaar en door in de mediatheek een Engels remedial teaching programma beschikbaar te stellen voor studenten die het Engels niet voldoende beheersen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 39
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijdvariant van de opleiding Dans en Docent Dans 240 ECTS. Daarmee voldoen de opleidingen aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleidingen Dans en Docent Dans een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 40
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. De RDA hanteert nu nog een toepassingsgericht leerconcept. In het document ‘Teaching philosophy RDA’ heeft de opleiding haar visie op leren en opleiden vastgelegd. Kern van de didactiek is dat leren plaatsvindt in authentieke beroepssituaties. Kennisontwikkeling vindt plaats door toepassing, ervaring, reflectie en bijstelling. (zie ook facet 2.1) Codarts stelt zich tot doel voor 2008 competentiegericht onderwijs in te voeren. Codarts wil ‘onderwijs op maat’ dat zowel is afgestemd op de startcompetenties en wensen van de student als op het verwerven van voor de (internationale) beroepspraktijk en het maatschappelijk functioneren noodzakelijke competenties. Hierbij is aandacht voor de vakambachtelijke en artistieke ontwikkeling maar speciaal ook aandacht voor algemene HBO-competenties, maatschappelijke verantwoordelijkheid, ICT-vaardigheden en een internationale oriëntatie. Het RDA wil daarom voor 2008 de overstap maken van een primair toepassingsgericht leerconcept naar competentiegericht leren. Bij de curriculumherziening in 2003 zijn de landelijke competenties als richtsnoer gebruikt. (zie facet 1.1.) In het document ‘Teaching philosofy RDA’ heeft de opleiding beschreven hoe zij wil komen van toepassingsgericht leren naar competentiegericht leren. Codarts heeft de vormvereisten aan competentiegericht onderwijs nog niet vastgesteld. Echter het toepassingsgerichte leerconcept van de RDA bevat al elementen uit het competentiegericht leren zoals: de uitoefening van complexe activiteiten in authentieke werksituaties, een leeromgeving waarin herkenbare contexten worden aangeboden, de student die door middel van reflectie aangeeft op welke wijze hij theoretische kennis verbindt aan praktische ervaring en welke conclusies hij daaruit trekt. Ook het toetsen van bekwaamheden in plaats van kennis is een terugkerend element in het huidige didactische concept. Andere onderdelen van competentiegericht leren, zoals de rol van de docent als begeleider en de zelfsturing van de student in zijn eigen leerproces zijn minder aanwezig. In het voorjaar van 2006 start de RDA daarom twee pilots om ervaring op te doen met deze elementen in ‘coaching studenten’ en ‘workshops vergroting studiezelfstandigheid’. 2.7.2. De RDA heeft de eindkwalificaties geformuleerd in competenties, die zijn geformuleerd in termen van waarneembaar gedrag (zie ook facet 1.2.) Het didactisch concept van het toepassinggericht leren, dat steeds meer zal toegroeien naar competentiegericht onderwijs maakt het mogelijk de door de RDA gestelde (eind)doelen te realiseren en dus te voldoen aan de generieke en beroepspecifieke eisen die worden gesteld aan de (beginnend) beroepsbeoefenaar danser of choreograaf of docent dans. Het auditteam heeft kennisgenomen van de beschrijvingen van het programma in de modulenboeken van de opleiding Dans en Docent Dans en is van mening, dat bovenstaand didactisch concept van het toepassingsgericht in praktijk wordt gebracht. Ook het buitenschools programma (de stage) verloopt volgens het concept van het toepassingsgerichte leren. Het auditteam is van mening, dat door middel van dit concept de doelstellingen en eindkwalificaties behaald kunnen worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 41
2.7.3. Toepassingsgericht leren komt tot uiting in het programma en de gekozen werkvormen. De academie onderscheidt daarbij de volgende verschillende werkvormen: practical assignments/ written assignments/ individual instruction/ lecture/ teamteaching/ working in groups/ presentation-demonstration/ test-assessment/ selfstudy. Centraal staat het leren binnen typische beroepssituaties. Dat gebeurt door het binnenhalen van de praktijk in de opleiding. De typische beroepssituaties zijn terug te vinden in o.a. repertoirestudie, de (openbare)optredens in theaters en de dagelijkse technieklessen. Deze ingrediënten stemmen overeen met de beroepspraktijk van dansers in gezelschappen en/of projecten. Zoals reeds eerder beschreven zijn de eerste twee jaren van de opleidingen Dans en Docent Dans gemeenschappelijk. Belangrijk uitgangspunt is een goede beheersing (=toepassing) van de danstechnieken. Dans In het 3e en 4e jaar van het uitstroomprofiel ‘Danser’ is de opleiding vormgegeven conform de ‘typische’ dagindeling van een danser in de beroepspraktijk. De dag vangt aan met technieklessen, ‘s middags repertoirestudie als eerste cast of understudy en eventueel aansluitend een optreden in een theater. (zie ook facet 2.1. onder 2.1.2.) In aanvulling op het typische dagritme van een danser in de beroepspraktijk volgen studenten daarnaast improvisatielessen, theoretische vakken en maken eigen werk. Voor het 3e en 4e jaar van het uitstroomprofiel ‘Choreograaf’ geldt hetzelfde. De verschillende curriculumonderdelen komen bij elkaar in de creatie van eigen werk. De choreografiestudent creëert een stuk, auditeert dansers, voert overleg met de theatertechnici over belichting, muziek en overige vormgeving, repeteert het werk met de dansers, draagt zorg voor publiciteit en schriftelijke presentatie van het werk. Presentatie van het stuk volgt in het eigen theater en daarbuiten. Bij de keuze van de werkvormen staat centraal dat het onderwijs studenten uitdaagt een volgende stap in de ontwikkeling tot danskunstenaar te zetten.
Docent Dans Het toepassingsgericht leren in het 3e en 4 e jaar van de opleiding Docent Dans komt onder meer tot uiting in de lessen vakdidactiek, de zes stages, het eigen werk en in de educatieve projecten. De vakdidactische theorie per dansspecialisatie (academische dans (ballet), moderne dans en/of jazz) vindt zijn toepassing in de studio door proeflessen te geven aan medestudenten en in de stages door het uitproberen in de praktijk. De stages zijn een integraal onderdeel van het curriculum, waardoor terugkoppeling vanuit de praktijk naar de theorie op directe wijze plaatsvindt. Bij de onderdelen eigenwerk en educatieve projecten zijn de studenten integraal verantwoordelijk voor het ontwerp en de realisatie van de creatieve ideeën. Ook in het 3e en 4e jaar volgen de studenten technieklessen met de studenten van de bacheloropleiding Dans. Bij de keuze van de werkvormen staat centraal dat het onderwijs studenten uitdaagt een volgende stap in de ontwikkeling tot danskunstenaar te zetten.
Het auditteam heeft kennis genomen van de Moduleboeken van de opleiding Dans en Docent Dans en daarin beschreven verschillende (toegepaste) werkvormen die worden gehanteerd binnen het programma en constateert dat deze werkvormen de studenten goed in staat stellen de vereiste competenties voor danser/choreograaf/docent dans te ontwikkelen. 2.7.4. In de onderwijsevaluaties 2004-2005 hebben docenten aangegeven dat zij graag zien dat studenten een zelfstandigere studieattitude aannemen. Studiezelfstandigheid en zelfsturing zijn doelen die binnen het competentiegericht onderwijs worden nagestreefd. De RDA start in het voorjaar 2006 o.a. een pilot in de vorm van workshops ‘vergroting studiezelfstandigheid’ (zie ook 2.7.1.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 42
2.7.5. In het Studenttevredenheidsonderzoek 2005 is gevraagd naar de tevredenheid van de studenten over de variatie in werkvormen. Ruim 70 % van de studenten geeft aan tevreden te zijn met de variatie. Ook in de Module-evaluaties geven studenten aan wat ze van de verschillende werkvormen vinden. Uitkomsten van deze evaluaties worden teruggekoppeld naar de docenten. De studenten die het auditteam sprak tijdens de audit waren zeer tevreden over de werkvormen. Wel gaven zij aan, dat je je als student wel eens ‘verloren’ kon voelen, omdat de opleiding je niet ‘bij de hand neemt’ en je ‘modelleert’ als danser. Maar je kunt als student voor hulp altijd bij de docenten, de coach of de studiebegeleider terecht. Het eerste studiejaar ervaren de studenten als duidelijk gestructureerd. Daarna wordt het losser en moet je zelf bekijken wat je nodig hebt. (zie ook onder 4.2. ‘studiebegeleiding’.) 2.7.6. Voortgang sinds vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de werkvormen voldoende didactisch verantwoord zijn met het oog op het realiseren van de eindtermen/leerdoelen en een effectief leerproces van studenten. Wel diende de opleiding bij de ondersteunende vakken de keuzes t.a.v. werkvormen meer expliciet te maken. De in 2003 ingevoerde nieuwe modulebeschrijvingen expliciteren de leerdoelen per module en de gekozen werkvorm.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: De RDA heeft haar didactische concept van het toepassingsgericht leren duidelijk vastgelegd in het document ‘Teaching philosophy RDA’. Kern van de didactiek is dat leren plaatsvindt in authentieke beroepssituaties. Uit de beschrijvingen van het programma in de modulenboeken blijkt, dat het didactisch concept van het toepassingsgericht in praktijk wordt gebracht. Ook het buitenschools programma (de stage) verloopt volgens het concept van het toepassingsgerichte leren. Door middel van dit concept kunnen de studenten de doelstellingen en eindkwalificaties behalen. Codarts heeft in haar Ontwikkelingsplan 2004-2008 aangegeven, dat zij toe wil naar competentiegericht onderwijs en hoe zij dit wil realiseren. Het RDA heeft in het document ‘Teaching philosofhy RDA’ helder verwoord hoe zij wil komen van toepassingsgericht leren naar competentiegericht leren. Bij de curriculumherziening in 2003 zijn daarom de landelijke competenties als richtsnoer gebruikt. De RDA is in het voorjaar 2006 met twee pilots gestart om ervaring op te doen met elementen van het competentiegericht leren die nog niet aanwezig zijn in het huidige leerconcept. De (toegepaste) werkvormen zoals die staan beschreven in de Modulenboeken van de opleiding Dans en Docent Dans stellen de studenten in staat de vereiste competenties voor danser/choreograaf/docent dans te ontwikkelen. Studenten zijn tevreden over de gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 43
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De RDA beoogt met de beoordeling en toetsing vast te stellen of de student geschikt is voor het toekomstige beroep als danser/choreograaf. De geschiktheid voor de toetreding tot het beroep of het ‘vak’ is in de kern een combinatie van uiteenlopende vaardigheden: het danstechnisch niveau, cognitieve vaardigheden en attitude. Omdat attitude een veelheid van moeilijk toetsbare aspecten verenigt vindt toetsing daarom voor een groot deel plaats door observatie van vorderingen in teamverband door de docenten, door bespreking van de resultaten van studenten in onderling verband in de beoordelingsvergaderingen en via de beroepspraktijk. De feedback over de toetsing dient zorgvuldig te gebeuren en is bij voorkeur ‘gestandaardiseerd’. Omdat toetsing voor studenten een zeer belangrijk onderdeel is van het leerproces stelt de RDA zich ten doel de toetspraktijk meer te expliciteren en vast te leggen in een formeel toetsbeleid. (zie hiervoor verder bij 2.8.7.) 2.8.2. In het Onderwijs- en Examenreglement (OER-Dans) zijn de formele regels en criteria opgenomen over toetsing en examinering. De Examencommissie stelt de resultaten vast. De examinering is gedelegeerd aan docenten of teams van docenten (bij de testlessen). De toetsing in het curriculum onderdeel ‘danstechnische ontwikkeling en uitvoeringspraktijk’ vindt plaats in de vorm van testlessen. De vorderingen van de student in de techniek worden beoordeeld door een beoordelingscommissie, waarin diverse techniekdocenten zitting hebben. In de propedeuse is de toetsing gericht op oriëntatie en verwijzing. De opleiding gebruikt hiervoor het bindend studieadvies. Drie maal per jaar toetst het team van docenten de vorderingen in de vorm van testlessen (schriftelijke) tentamens overige opdrachten Het totaal van resultaten per student wordt besproken door het docententeam in de beoordelingsvergadering. De resultaten worden in onderling verband gewogen. De mentor is hierbij aanwezig. Door toetsing wordt vastgesteld wat het bereikte niveau is, welke ontwikkelingen zijn doorgemaakte en wat de vorderingen in de vorming van attitude zijn.(zie ook 2.8.1.) Het met succes behalen van het propedeutisch examen is een belangrijke indicatie voor het vertrouwen van het team in de mogelijkheden van de student om de hoofdfase te halen. In de hoofdfase opleiding Danser is de toetsing in toenemende mate gericht op vaststelling van de eigen ontwikkeling van de student. Toetsing door de beroepspraktijk maakt hier onderdeel van uit (zie 2.8.6.) Twee maal per jaar bespreekt het docententeam de vorderingen van elke student naar aanleiding van: Testlessen (schriftelijke) tentamens Opdrachten Uitgevoerde projecten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 44
In de hoofdfase opleiding Docent Dans is de toetsing gericht op vaststelling van de bereikte competenties. Twee maal per jaar bespreekt het docententeam de vorderingen van elke student naar aanleiding van: (schriftelijke) tentamens; Testlessen; afsluitende opdrachten. In de stages vindt de integrale beoordeling plaats over het bereiken van de competenties. (zie ook 2.8.3.)
2.8.3. In de hoofdfase opleiding Danser en Docent Dans maakt toetsing door de beroepspraktijk deel uit van de vaststelling van de eigen ontwikkeling van de student. Dans In de differentiatie Danser gebeurt dit in de vorm van interne selectie voor repertoire en door te auditeren voor stageplaatsen. Tijdens de stage wordt de studenten geobserveerd. Evaluatie geschiedt door de stagebiedende instelling. In het Handboek Stage zijn daarvoor formats opgenomen. Ook kan de student deelnemen aan publieke uitvoeringen. In de differentiatie Choreografie gebeurt dit in de vorm van een externe beoordeling van geproduceerd werk dat uitgevoerd wordt in een theater. Voor de evaluatie zijn formats opgenomen in het Handboek Stage.
Docent Dans In de opleiding Docent Dans vindt in de stages de integrale beoordeling plaats over het bereiken van de competenties, waarbij het lesgeven schriftelijk wordt beoordeeld door de stagebegeleider in samenspraak met de docenten pedagogiek en vakdidactiek. Voor de beoordeling zijn formats opgenomen in het Handboek Stage. Om voor beoordeling in aanmerking te komen moet aan alle stage-eisen voldaan zijn. Voordat beoordeling plaats vindt is overleg geweest tussen de stagebegeleider en de vakdidaktiekdocent. Een stage is afgesloten wanneer: Het lesgeven met tenminste ‘voldoende’ is beoordeeld Het stageverslag is ingeleverd en met tenminste ‘voldoende’ is beoordeeld Hierna worden studiepunten toegekend. Bij een ‘onvoldoende’- beoordeling van het lesgeven wordt de stageperiode verlengd.
2.8.4. In het modulenboek staan alle vakken beschreven met instroomeisen, inhoud, eindtermen, competenties, beoordelingswijze en beoordelingscriteria. In de vakken uit het onderdeel ‘dansttechnische ontwikkeling en uitvoeringspraktijk’ en ‘creatieve ontwikkeling’ worden de studenten geobserveerd gedurende het proces en vindt beoordeling plaats door de (hoofd)vakdocent. Soms vindt ook een uitvoering voor een commissie plaats en/of is er een publiek uitvoering. Ook zelfevaluatie en evaluatie door medestudenten kunnen deel uitmaken van de beoordelingswijze. In de vakken uit het onderdeel ‘theorie’ en ‘onderwijskundige theorie en praktijk’ vindt beoordeling plaats door middel van een schriftelijk of mondeling tentamen of examen of door een verslag/portfolio/registratie. Het onderdeel ‘beroep en welzijn’ en ‘vrije ruimte’ wordt voornamelijk geëvalueerd via een verslag/portfolio/registratie, door observatie gedurende het proces, beoordeling door de (hoofd)vakdocent en participatie in discussies.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 45
Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende toetsvormen die de opleiding hanteert en de wijze van beoordeling. Het auditteam is van mening, dat de opleiding op een adequate wijze toetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Door het toetsen in de propedeuse te richten op oriëntatie en verwijzing gevolgd door een Bindend Studieadvies is geborgd, dat die studenten die worden toegelaten tot de hoofdfase de potentie en discipline hebben de opleiding met goed gevolg te doorlopen. De wijze van beoordeling die veelal geschiedt door teams van docenten of door een commissie, het hanteren van zelfevaluatie en evaluatie door medestudenten en het bespreken van de resultaten per student door het docententeam in de beoordelingsvergadering borgt de validiteit, betrouwbaarheid en objectiviteit van het beoordelen en toetsen. 2.8.5. In het Examenreglement van de RDA 2005-2006 staat beschreven binnen hoeveel dagen de Examencommissie de studenten informeert over de resultaten van de schriftelijke examens en de examinator van mondeling examen de student schriftelijk op de hoogte brengt van het resultaat. Ook is er een jaarplanning van de vergaderingen van de Examencommissie. Na de vergadering van de Examencommissie maakt de directie schriftelijk bekend op welke datum en op welk tijdstip de certificaten worden uitgereikt, wie er geslaagd zijn en wanneer de herkansingsexamens zijn. De klachtenprocedure rondom resultaten van tentamens en examens is vastgelegd in het OER in het onderdeel Examenreglement. In het 1e en 2e studiejaar bespreekt de mentor de toetsresultaten met de studenten. Eind 2003 heeft de directie een apart onderzoek uitgevoerd onder de eerstejaars naar de wensen en behoeften in het kader van het mentoraat. Uit de enquête kwam naar voren dat studenten behoefte hebben aan duidelijke feedback op (met name) de uitslagen van de testlessen. Hierop heeft de opleiding het ‘feedback and reflection form’ geïntroduceerd als standaard formulier voor de docent om zijn/haar beoordeling te verduidelijken. Bij de evaluatie met de opleidingscommissie blijkt dit in een grote behoefte te voorzien en is het gebruik van het formulier uitgebreid naar de eerste drie jaar. (zie hiervoor ook onder 4.2. ‘Studiebegeleiding’) 2.8.6. In de studiegids worden de studenten geïnformeerd over het bestaan van het Onderwijs- en Examenreglement en de modulenboeken. Deze documenten liggen voor de studenten ter inzage in de mediatheek van Codarts. Aan het begin van het schooljaar ontvangen de studenten een overzicht van examendata en data voor herkansingen. 2.8.7. In verband met o.a. de verschuiving van het leerproces richting competentiegericht leren, het kunnen stimuleren en sturen van het studeergedrag van de student en de noodzaak om reflectie meer te expliciteren wil de RDA de toetsprocedure verder optimaliseren. Daarbij gaat het met name om het transparant maken voor alle betrokkenen wat concreet de (eind)doelen zijn, hoe er getoetst wordt en op basis van welke criteria de beoordeling plaatsvindt. Daarvoor is een plan van aanpak ‘Het vernieuwde toetsen en toetsbeleid in de RDA’ opgesteld. Het stappenplan dat hierin is opgenomen geeft aan welke stappen de RDA van april –december 2006 wil gaan zetten om te komen tot dit nieuwe toetsbeleid. Het auditteam heeft kennisgenomen van dit plan van aanpak en is op basis hiervan van mening, dat de RDA hiermee een goede en adequate stap zet in het optimaliseren van haar toetsbeleid. 2.8.8. De verantwoordelijkheden voor het toetsen en beoordelen zijn vastgelegd. De Portfoliocommissie zal het nieuw op te stellen toetsbeleid gaan toetsen en daarover aan het management van de opleiding rapporteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 46
De Examencommissie is verantwoordelijk voor het vaststellen van de resultaten. De artistiek directeur is als adviseur van de Examencommissie aanwezig bij de beoordelingsvergaderingen en houdt in die hoedanigheid zicht op de toetspraktijk. Indien nodig onderneemt hij actie conform het toetsbeleid. Via het studenttevredenheidsonderzoek dat vanaf 2005 elke twee jaar plaats gaat vinden conform de afspraken binnen hogeschool Codarts ontvangt de opleiding informatie over de aansluiting tussen toetsing en leerdoelen. (zie ook facet 5.1) 2.8.9. In het studenttevredenheidsonderzoek 2005 scoorden de studenten de tevredenheid met de toetsen als volgt: Totaal bachelor Bachelor Dans Bachelor Docent Gemiddelde (1-5) Dans Gemiddelde (1-5) Gemiddelde (1-5) The test 3,8 3,7 3,9 correspondents to the training The results of the 3,7 3,5 3,9 tests are announced in time The feedback to 3,1 3,0 3,1 my exams/tests is sufficient Naar aanleiding van de uitkomst van een aparte enquête die eind 2003 is gehouden onder de eerstejaars naar de wensen en behoeften in het kader van het mentoraat heeft de opleiding het ‘feedback and reflection form’ geïntroduceerd als standaard formulier voor de docent om zijn/haar beoordeling te verduidelijken. (zie ook 2.8.5) Het auditteam heeft in de gesprekken met de docenten tijdens de audit ook gesproken over de behoefte van studenten aan feedback. Docenten gaven aan, dat de studenten zeer frequent vragen om reacties op hun (dans)prestaties. Velen willen steeds weer horen of het goed gaat en waar het dansen nog verbeterd kan worden. Docenten vinden dat dit inherent is aan het type opleiding en het type studenten. Studenten moeten zich voorbereiden op een toekomst in een werkveld waarin de concurrentie heel groot is en alleen de allerbesten een plek weten te veroveren. 2.8.10. Voortgang sinds de vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de wijze van toetsen voldoende relevant was met het oog op het bereiken van de leerdoelen. De RDA heeft sinds die tijd de terugkoppeling van de resultaten van de testlessen gestandaardiseerd. Omdat toetsing voor studenten een zeer belangrijk onderdeel is van het leerproces stelt de RDA zich ten doel de toetspraktijk meer te expliciteren en vast te leggen in een formeel toetsbeleid. Daarvoor is een plan van aanpak opgesteld met een stappenplan voor 1aprildecember 2006.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 47
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het Onderwijs- en Examenreglement (OER-Dans) zijn de formele regels en criteria opgenomen over toetsing en examinering. De verantwoordelijkheden voor het toetsen zijn duidelijk vastgelegd. In de modulenboeken is beschreven welke verschillende toetsvormen de opleiding hanteert en op welke wijze de beoordeling plaatsvindt. De opleiding toetst op een adequate wijze of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Door het toetsen in de propedeuse te richten op oriëntatie en verwijzing gevolgd door een Bindend Studieadvies is geborgd, dat die studenten die worden toegelaten tot de hoofdfase de potentie en discipline hebben de opleiding met goed gevolg te doorlopen. De wijze van beoordeling die veelal geschiedt door teams van docenten of door een commissie, het hanteren van zelfevaluatie en evaluatie door medestudenten en het bespreken van de resultaten per student door het docententeam in de beoordelingsvergadering borgt de validiteit, betrouwbaarheid en objectiviteit van het beoordelen en toetsen. In de studiegids worden de studenten geïnformeerd over het bestaan van het Onderwijs- en Examenreglement en de modulenboeken. Deze documenten liggen voor de studenten ter inzage in de mediatheek van Codarts. Aan het begin van het schooljaar ontvangen de studenten een overzicht van examendata en data voor herkansingen. Studenten zijn tevreden over het toetsen en beoordelen. De RDA heeft in een stappenplan beschreven hoe zij zal komen tot het optimaliseren van een goed, helder en adequaat toetsbeleid.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende. Het curriculum waarborgt het ontwikkelen van beroepvaardigheden goed en weerspiegelt de praktijk van het internationale werkveld. Het programma heeft aantoonbare verbanden met de beroepspraktijk. De RDA schakelt frequent gastdocenten en - sprekers in waardoor de interactie met de beroepspraktijk rechtstreeks en op een ‘natuurlijke’ wijze in het binnenschools programma wordt gebracht. De RDA betrekt de beroepspraktijk bij het curriculumontwerp, zodat dit actueel is en blijft. Kennisontwikkeling vindt plaats via toepassingsleren en geschiedt op een zeer adequate wijze. De repertoirelijst weerspiegelt de actuele danspraktijk en de stageplekken zijn relevant voor de beroepspraktijk. De door de opleiding gehanteerde vakliteratuur en handboeken voor de opleiding Dans en Docent Dans zijn actueel en op HBO-niveau zijn. Studenten hebben bewust gekozen voor de RDA om opgeleid te worden tot moderne danser en zijn (zeer) tevreden over de actualiteit van het programma. Het programma biedt in het eerst en tweede studiejaar alle studenten de mogelijkheid om een stevige danstechnische basis te verwerven voordat zij zich gaan specialiseren als danser, choreograaf of docent. Daardoor is het mogelijk dat alle studenten zich gedurende hun opleiding ontwikkelen tot zeer goede dansers. De vertaling van de eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van de modulen. Het curriculum biedt de studenten de mogelijkheid de geformuleerde subdoelstellingen en uiteindelijk de eindkwalificaties te behalen. De competentiematrix laat zien dat het totaal aan (sub)leerdoelen het totaal aan eindkwalificaties bestrijkt en de RDA borgt deze aansluiting door o.a. de Portfoliocommissie, de studenten en het werkveld actief te betrekken bij de opzet en evaluatie van het programma en de vertaling van de (eind)doelstellingen naar het curriculum. Studenten van de diverse leerjaren laten in de lessen en in de eindvoorstelling zien, dat zij door (een deel van) het curriculum te hebben gevolgd in staat zijn een goed verzorgd, artistiek en interessant resultaat te presenteren van een goed tot zeer goed niveau. 77% van de studenten geeft aan tevreden te zijn met de
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 48
overeenstemming tussen de leerdoelen en het lesprogramma. Het curriculum is verdeeld in zes onderdelen, die elk studiejaar terugkomen. In het programma is een duidelijke horizontale en verticale samenhang terug te vinden. De samenhang tussen het binnenschoolse en buitenschoolse programma is o.a. terug te vinden in de stages in het derde en vierde studiejaar, in het uitvoeren van ingestudeerd repertoire in de theaters, in het laten uitvoeren van eigen werk en in het geven van danslessen. De opleiding borgt de samenhang in het curriculum door afstemming in de vakgroepen en docentenvergaderingen, door overleg met de Opleidingscommissie, door module-evaluaties. Studenten zijn tevreden over de samenhang. Uit de opbouw van het programma en de roostering blijkt, dat de studielast evenwichtig is gespreid. De opleiding toetst de studievoortgang aan het eind van elk semester. De jaarmentoren houden zicht op de studievoortgang van de studenten. Om de impact van fysieke blessures op de studieduur te verkleinen is de opleiding in 2002 gestart met het Gezondheids Innovatie Plan (GIP). Binnen de kenniskring van het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ onderzoeken docenten onder supervisie van de lector de effecten van het beleid. Studenten zijn tevreden over de studielast en de aandacht die er is binnen de opleiding voor mogelijke (studie)belemmeringen zoals blessures. De opleiding heeft de toelatingseisen en de wijze waarop het toelatingsonderzoek plaatsvindt helder beschreven en vastgelegd in het OER. Door de toelatingseisen van de RDA draagt de opleiding er zorg voor, dat alleen studenten die in beginsel over voldoende capaciteiten beschikken worden toegelaten tot de opleiding. In de vooropleiding in de niet geïntegreerde trajecten en in de Havo voor Muziek en Dans wordt al toegewerkt naar een goede aansluiting met de HBO-opleiding. De RDA investeert in het aantrekken en begeleiden van jongens tussen de 12-16 jaar. De RDA auditeert op verschillende plaatsten in de wereld en ontdekt daarmee talent dat mee kan op internationaal niveau. De opleiding komt met een verkorte of individuele leerroute op een goede wijze tegemoet aan de individuele mogelijkheden van de student. De opleiding biedt studenten mogelijkheden om deficiënties weg te werken. De RDA heeft haar didactische concept van het toepassingsgericht leren duidelijk vastgelegd in het document ‘Teaching philosophy RDA’. Uit de beschrijvingen van het programma in de modulenboeken blijkt, dat het didactisch concept van het toepassingsgericht in praktijk wordt gebracht. Ook het buitenschools programma (de stage) verloopt volgens het concept van het toepassingsgerichte leren. Door middel van dit concept kunnen de studenten de doelstellingen en eindkwalificaties behalen. De (toegepaste) werkvormen stellen de studenten in staat de vereiste competenties voor danser/choreograaf/docent dans te ontwikkelen. Studenten zijn tevreden over de gehanteerde werkvormen. In het Onderwijs- en Examenreglement (OER-Dans) zijn de formele regels en criteria opgenomen over toetsing en examinering. In de modulenboeken is beschreven welke verschillende toetsvormen de opleiding hanteert en op welke wijze de beoordeling plaatsvindt. De opleiding toetst op een adequate wijze of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. De wijze van beoordeling die veelal geschiedt door teams van docenten of door een commissie, het hanteren van zelfevaluatie en evaluatie door medestudenten en het bespreken van de resultaten per student door het docententeam in de beoordelingsvergadering borgt de validiteit, betrouwbaarheid en objectiviteit van het beoordelen en toetsen. In de studiegids worden de studenten geïnformeerd over het bestaan van het Onderwijs- en Examenreglement en de modulenboeken. Studenten zijn tevreden over het toetsen en beoordelen.
extra aantekening Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 49
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. De RDA stelt als voorwaarde voor aanstelling dat docenten werkzaam zijn (geweest) op het gebied dat zij verzorgen. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het verbinden van de beroepspraktijk aan het onderwijs. In de functioneringsgesprekken is één van de gespreksonderwerpen ‘inhoudelijke ontwikkeling en actualiteit van de kennis en ervaring van docenten’. De RDA maakt afspraken over de manier waarop aansluiting met de actuele beroepspraktijk wordt ingevuld. Voor de meerderheid van de vaste docenten geldt dat zij werkzaam zijn (geweest) in de beroepspraktijk. Voor docenten bij wie dat niet zo is maakt de RDA afspraken over de wijze waarop de docent voeling houdt met actuele ontwikkelingen in het werkveld, zoals het bezoeken van lessen van gastdocenten, deelname aan workshops of deelname in de kenniskring. Naast eerdere ervaring in de beroepspraktijk doen veel docenten actuele ervaringen op doordat zij worden gevraagd als gastdocenten bij internationale ‘summerschools’, op andere hogescholen en universiteiten of doordat zij worden betrokken bij projecten. Ook door het begeleiden van studenten van de opleiding Dans tijdens de stage bij de diverse dansgezelschappen in Nederland en het buitenland en de studenten Docent Dans tijdens de stage bij één van de vele dansscholen hebben docenten veel contact met het werkveld. Het auditteam heeft inzage gehad in de C.V.’s van de docenten en heeft kennisgenomen van het actuele overzicht van de netwerkrelaties van de docenten. Op basis hiervan en op basis van de gesprekken die het auditteam tijdens de audit voerde met de docenten is het auditteam van mening, dat de docenten voldoende en adequate contacten hebben met de beroepswereld.
3.1.2. Naast de vaste docenten zet de academie in de lessen danstechniek en uitvoeringspraktijk structureel gasten in. Jaarlijks zijn er vooraanstaande gastdocenten academische dans (1fte), modern en improvisatie (1 fte), jazz (1/2 fte) en is er ruimte voor 5-7 gastchoreografen/repetitoren (1 fte) voor het creëren van nieuw of instuderen van bestaand werk voor het repertoire. Gastdocenten zijn er voor de directe impulsen vanuit de beroepspraktijk. De periode dat gastdocenten in huis zijn verschilt. Gemiddeld gaat het om een periode van vier weken. Een aantal gastdocenten keert periodiek terug. Gedurende de periode dat gastdocenten in huis zijn draaien zij mee in het werk van de academie. De directie stimuleert het vaste team om de lessen van de gastdocenten te bekijken. Observaties van gastdocenten worden als daartoe aanleiding is besproken in een vergadering met de vaste docenten. In formele zin houdt de academie exit-gesprekken met gastdocenten en rapporteert periodiek over de uitkomsten in het Dans Management Team. (zie ook 1.1.5. en 2.1.3.) Zoals al onder 2.1.3 is aangegeven heeft het auditteam kunnen constateren, dat de RDA structureel gastdocenten en - sprekers inschakelt. Het auditteam heeft de lijst van gastdocenten en gastchoreografen ingezien en constateert, dat deze gasten een duidelijke en zeer goede vertegenwoordiging zijn vanuit de brede actuele beroepswereld. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de contacten die er zijn met directie en vaste docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 50
Uit de gesprekken die het auditteam had met de docenten blijkt, dat het bijwonen van lessen van gastdocenten in de praktijk niet altijd mogelijk is, omdat de docenten op het tijdstip van de gastles vaak zelf ook lesgeven. Wel vindt veel uitwisseling in de wandelgangen plaats en in de docentenvergaderingen. Ook het gastdocenten en -choreografen na beëindiging van hun werkzaamheden feedback te vragen op het beleid en de inhoud van de opleiding biedt tevens goede mogelijkheden om het actualiteitsgehalte van de dansacademie te borgen. Het auditteam is van mening, dat de RDA er op een adequate wijze voor zorgt dat de deskundigheid van deze gasten optimaal wordt benut en men van deze gasten zelf ook kan ‘leren’. 3.1.3. Jaarlijks participeert tenminste één docent uit het vaste team van de RDA bij een onderzoeksproject uit de kenniskring van het Lectoraat “Excellence and well-being in the performing arts”. Deze ‘vrije’ plaats wisselt jaarlijks. In 2005-2006 nemen de coördinator gezondheid, een docent Jazz en een docent Academische Dans deel aan de kenniskring. Het lectoraat houdt zich expliciet bezig met het optimaliseren van het dansvakonderwijs. Het lectoraat sluit aan op het in 2002 gestarte Gezondheidszorg Innovatie Plan, dat gericht was op het versterken en verbeteren van de gezondheidsinfrastructuur in de school. (zie verder over het Lectoraat onder 2.1.6.) Daarnaast vindt deskundigheidbevordering plaats tijdens de middagseminars, georganiseerd in het kader van het Lectoraat. In 2004 hebben alle docenten deelgenomen aan de tweedaagse conferentie ‘Not just Anybody & Soul’ over gezondheid en dans, mede georganiseerd door de RDA. In juni 2006 neemt het hele team deel aan de conferentie ‘Toekomst van de dansdocent’ in de internationale conferentie “Dance and the Child’ in Den Haag. (zie ook onder 3.3.3) Het auditteam heeft kennisgenomen van de opzet en activiteiten van de kenniskring en het Lectoraat en deskundigheidsbevordering die er dat kader heeft plaatsgevonden en gaat plaatsvinden. Het auditteam is van mening, dat de RDA ook hiermee heel goed borgt dat docenten die lesgeven aan de RDA deskundig zijn en blijven op het werkterrein van de dans. 3.1.4. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2005 blijkt dat de studenten van de opleiding Dans een waardering 3,8 (schaal 1-5) geven bij de stelling ‘teachers are well-informed of the current professional practice’ en studenten van de opleiding Docent Dans een waardering 3.5. (Zie onder 3.3.)
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Uit de C.V.’s van de docenten en het actuele overzicht van de netwerkrelaties van de docenten en uit de gesprekken die het auditteam tijdens de audit voerde met de docenten is gebleken, dat de docenten voldoende en adequate contacten hebben met de beroepswereld. De RDA schakelt structureel gastdocenten en -sprekers in die een duidelijke en zeer goede vertegenwoordiging zijn vanuit de brede actuele beroepswereld. De RDA zorgt er op een goede en adequate wijze voor dat de deskundigheid van de gastdocenten optimaal wordt benut en men van deze gasten zelf ook kan ‘leren’. Jaarlijks participeert tenminste één docent uit het vaste team van de RDA bij een onderzoeksproject uit de kenniskring van het Lectoraat “Excellence and well-being in the performing arts”, Daarnaast vindt deskundigheidbevordering plaats tijdens de middagseminars, georganiseerd in het kader van het Lectoraat. Daarmee borgt de RDA ook heel goed dat docenten deskundig zijn en blijven. Studenten zijn tevreden over de kennis van de docenten van de actuele beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 51
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. De RDA streeft naar een groepgrootte per jaarklas van gemiddeld 20 studenten. Voor de afdeling choreografie is de maximale instroom gesteld op gemiddeld 3 per jaar. De groepsgrootte bij de opleiding Dans is in de onderzoeksperiode 2005 gedaald tot gemiddeld 22,6 student per groep. Dat gemiddelde wordt omhooggetrokken door het 4e jaar met 27 studenten. Van deze studenten loopt echter een deel stage, waardoor de feitelijke groepsgrootte lager ligt. Er is geen apart streefcijfer student/docent geformuleerd. Tussen 2001 en 2005 is het totaal aantal studenten (inclusief vooropleiding en voortgezette opleiding) redelijk constant gebleven. Het totaal personeel schommelt rond de 30 fte. Omdat het docententeam lesgeeft aan verschillende opleidingen, inclusief de vooropleiding en/of de voortgezette opleiding is het lastig de student/docent ratio exclusief toe te rekenen aan de bacheloropleidingen. Een globale indicatie van de ratio op basis van het aantal bachelorstudenten 2001-2005 geeft het volgende beeld:
Bachelor dans/docent dans fte ratio
2001 217 31,7 6,8
2002 197 32,5 6,1
2003 199 30 6,6
2004 208 31,3 6,6
2005 217 31,7 6,8
Naast de inzet van docenten voor de uitvoering van het binnenschoolse programma maakt de RDA ook formatie vrij voor het begeleiden van de studenten gedurende hun stage. Daarnaast krijgen de studenten begeleiding vanuit de instelling zelf waar stage wordt gelopen. 3.2.2. Voor de jaartaakbelasting stelt Codarts als norm dat voor docenten met een aanstelling boven 0,8 fte maximaal 70% aan directe onderwijstaken besteed wordt en het overige aan ander taken. Naast het verzorgen van het onderwijs vervullen de docenten van de RDA ook ander rollen zoals het mentorschap, lid zijn van de kenniskring, onderwijsontwikkelaar. De taaktoedeling voor het nieuwe seizoen start in mei met de voorbereiding van de roosters. Het aantal personeelsleden in te zetten bij de RDA (in fte’s) is onderdeel van de jaarlijkse jaarplanning en begrotingssystematiek Codarts. Besluitvorming geschiedt aan de hand van ingediende formatieplannen. Eind mei is er zicht op vacatures en eventueel moeilijk vervulbare taken. Voor de zomervakantie vindt werving plaats. Discontinuïteiten in de lesbezetting komen door deze werkwijze niet of nauwelijks voor. De RDA heeft als aandachtspunt voor de komende jaren de relatief hoge gemiddelde leeftijd van de medewerkers die in vast dienst zijn, mede in het licht van de mogelijke problematiek omtrent belasting en belastbaarheid van de ouder wordende dansdocent. Verwacht wordt dat binnen vijf tot tien jaar een fors deel van het personeel zal uitstromen. De RDA heeft evenwel een grote wervingsbasis, zoals blijkt uit het grote netwerk van gastdocenten. Het auditteam heeft kennisgenomen van de wijze waarop de RDA zicht houdt op de kwantiteit van het aantal docenten dat nodig is voor het uitvoeren van het programma. Het auditteam is van mening, dat de RDA dit voor nu en voor de komende jaren voldoende heeft geborgd. 3.2.3. Het kortdurend ziekteverzuim voor de RDA was in 2004 en 2005 respectievelijk 1,4 % en 0,8 %. Voor Codarts in totaal lagen de percentages voor 2004 en 2005 op 1,9 % respectievelijk 2,0 %.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 52
Het langdurig ziekteverzuim was in 2005 hoog (gemiddeld 4,5 %) in verband met drie langdurig zieken. Van twee van de drie lag de oorzaak buiten het werk. Zoals onder 3.2.2. al vermeld kan de RDA door haar grote gastnetwerk vervanging regelen. 3.2.4. In 2004 is er een Medewerkerstevredenheidsonderzoek onder het Ondersteunend Personeel Codarts uitgevoerd, waarbij gevraagd is naar taak en functie-inhoud, werkomstandigheden, instellingsgebonden aspecten, leidinggeven en voorzieningen. Gemiddeld was 69% van het OOP tevreden tot zeer tevreden. Op grond van de uitslagen heeft Codarts een aantal beleidslijnen uitgezet ter verbetering van de resultaten die nog niet naar volledige tevredenheid scoren. Daarbij zal er o.a. aandacht zijn voor het multi-inzetbaar worden van ondersteunden personeel in verband met het knelpunt van werkdruk en vervanging bij ziekte en zal er aandacht zijn voor het optimaliseren van de interne communicatie. In 2005 is er een Medewerkerstevredenheidsonderzoek onder het Onderwijzend Personeel RDA uitgevoerd. Gemiddeld was 71% van het OP tevreden tot zeer tevreden. De uitkomsten zijn met het personeel besproken.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De RDA zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen De taaktoedeling voor het nieuwe seizoen start in mei met de voorbereiding van de roosters. Het aantal personeelsleden in te zetten bij de RDA (in fte’s) is onderdeel van de jaarlijkse jaarplanning en begrotingssystematiek Codarts. De RDA heeft goed in beeld hoe het verloop van de docenten de komende jaren zal zijn en kan de benodigde kwantiteit personeel opvangen door het grote gastnetwerk dat zij heeft. Het grote gastnetwerk borgt ook dat de RDA vervanging kan regelen bij eventuele ziekte De RDA heeft onderzoek gedaan naar de tevredenheid van het personeel over o.a. de werkomstandigheden, taak- en functie-inhoud, leidinggeven. Daarover was gemiddeld 69% van het OOP (zeer) tevreden en 71% van het OP (zeer) tevreden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 53
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Codarts /de RDA heeft haar beleid vastgelegd in het ‘Personeelsbeleidsplan 2004-2008’ De RDA stelt de volgende eisen aan docenten: vakinhoudelijke kwaliteit in combinatie met overdrachtsvaardigheden; attitude om samen te werken met collega’s; passen in de signatuur van de academie (eigentijdse dans); zich op de hoogte houden van ontwikkelingen in het werkveld; tenminste werkzaam (geweest) in de beroepspraktijk; Deze eisen zijn per 1 januari 2006 vastgelegd in het functiewaarderingssysteem. Het auditteam heeft kennisgenomen van de CV’s van de docenten. Het auditteam is gelet op de recente praktijkervaring, de interactie met de beroepspraktijk, de gevolgde opleidingen, cursussen, training en stages van de docenten en op basis van de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met docenten en management verkreeg, van mening, dat de docenten goed tot zeer goed gekwalificeerd zijn voor de realisatie van het programma. Ook gastdocenten, die het auditteam op de lijst zag staan zijn zeer goede docenten. Het auditteam woonde tijdens de audit ook een aantal lessen bij in de dansstudio’s. De docenten die het auditteam daar aan het werk zag waren erg goed. Ze toonden zich experts in hun eigen (dans)discipline en gaven goed georganiseerde en boeiende lessen. De studenten in deze lessen waren geconcentreerd, gedisciplineerd en hard aan het werk. De communicatie tussen studenten en de docenten verliep goed, duidelijk en direct. De sfeer in elke les was heel goed en er ging veel positieve energie van uit. Ook was waar te nemen, dat studenten in de les waar een choreografie van Jiri Kylian werd ingestudeerd niet alleen de juiste bewegingen leerden maken, maar dat zij door de docent ook gecoached werden in de artistieke interpretatie. 3.3.2. Functioneringsgesprekken staan gepland met elke medewerker. In het verleden werden deze gesprekken een maal per twee jaar gehouden. Met ingang van de nieuwe CAO HBO voert de RDA per 1 mei 2006 de frequentie van het houden van een gesprek over het functioneren op tot een keer per jaar. Dit gesprek heeft zowel een beoordelings-, een functionerings- en een ontwikkelaspect. Een centraal onderwerp in deze gesprekken is de geleverde onderwijskwaliteit en de vakmatige onderwijskundige en (voor zover van toepassing) organisatorische competenties. In de gesprekken gaat de artistiek directeur uitgebreid in op het functioneren van de docent in zijn specialisatie en binnen het geheel van het onderwijsprogramma. Leidraad voor het gesprek vormt de bijdrage aan de ambities als verwoord in ‘The Rotterdam Approach’. Bij de functioneringsgesprekken inventariseert de directie ook de scholingsbehoefte van de medewerker en bespreekt wat de wensen van de directie op het gebied van competentieontwikkeling zijn. (zie ook onder 3.3.3.) Het auditteam heeft kennisgenomen van de verslagen van de gehouden functioneringsgesprekken en constateert, dat daarin duidelijke afspraken zijn vastgelegd over het functioneren van de docent en de gewenste scholing/deskundigheidsbevordering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 54
3.3.3. Het scholingsbeleid vormt onderdeel van de jaarplansystematiek van de academie. In de jaartaak is voor elke werknemer ruimte vrij gemaakt voor deskundigheidsbevordering. Zo gaan bijvoorbeeld nieuwe docenten die nog geen ervaring hebben in het lesgeven op een (HBO) opleiding naar Amsterdam om een cursus HBO-kunstdocent te volgen. Naast deze zelf in te vullen ruimte organiseert Codarts en de RDA specifieke (collectieve) scholing. Deze scholing hangt samen met de beleidsprioriteiten uit het jaarplan. In 2005 hebben bijvoorbeeld de volgende individuele scholingstrajecten plaatsgevonden:
Individuele cursus Engelse taalvaardigheid 3 docenten Meerdaagse training Middenmanagement 2 coördinatoren Didactische cursus HBO-kunstdocent 2 docenten Vaktechnische ontwikkelingscursussen 2 docenten (New York en Parijs)
In de middagseminars vond in 2005 deskundigheidsbevordering in het kader van het Lectoraat plaats. Er kwamen vier onderwerpen aan de orde:
‘Excellence in the giving and taking feedback ‘ door ms. Rachel Rist; ‘Learning how to move’. De invloed van de hersenen op het leren van beweging door prof. Mulder (RUG); ‘Dans in balans met goede voeding’ door Bert Snijder van het Sport Medische Advies Centrum Feyenoord; Workshop ‘Return on people’ over feedback geven en krijgen door Björn Aris.
In 2004 hebben alle docenten deelgenomen aan de tweedaagse conferentie ‘Not just Anybody & Soul’ over gezondheidszorg en dans, mede georganiseerd door de RDA. In juni 2006 neemt het hele team deel aan de conferentie ‘Toekomst van de dansdocent’ . Voor het management organiseert Codarts twee keer per jaar de managementdagen in Zeeland. Het management en middenmanagement bespreken dan actuele ontwikkelingen in de samenleving en in het hoger onderwijs. 3.3.4. Met ingang van 2006 maakt Codarts de overstap naar gesprekken over loopbaanontwikkeling en het vaststellen van een persoonlijk opleidingsplan (POP). Dit scholingsbeleid is vastgelegd in het ‘Personeelbeleidsplan 2005-2008. Vertaling van dit hogeschool-brede beleidsplan zal binnen de RDA plaatsvinden als onderdeel van de jaarplanning en de begrotingssystematiek. Het auditteam heeft kennisgenomen van het ‘Personeelsbeleidsplan 2004-2008’ van Codarts en hetgeen daar vermeld staat over competentiemanagement en ontwikkeling medewerkers. Het auditteam heeft ook kennisgenomen van de lijst van individuele en gezamenlijke scholingstrajecten die hebben plaatsgevonden in de afgelopen jaren. Het auditteam is op basis hiervan van mening, dat de opleiding voldoende borgt, dat docenten deskundig zijn en blijven. 3.3.5. In de module-evaluaties, gestart in 2004-2005, wordt in semester 1 aan de studenten gevraagd naar de beoordeling van de docenten en in semester 2 naar de beoordeling van de module als geheel. Met de Opleidingscommissie worden de uitkomsten besproken. In één geval was sprake van onvoldoende functioneren van een docent. Na een gesprek over mogelijkheden tot verbetering is besloten de lessen door een andere docent te laten verzorgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 55
Studentenoordeel over docenten: (gemiddelde tussen 1-5) Totaal bachelor Teachers are well-informed of the current professional practice Teachers show a sufficient amount of expertise with regard to the content of the subject matter Teachers have a sufficient amount of didactic (teaching) skills Teachers have a sufficient amount of organizational skills It is east to get in touch with teachers The student counselling (mentorship/tutorials) is useful for the progress of my study
3,7
Bachelor Docent Dans 3,5
Bachelor Dans
3,8
3,9
4,0
3,9
3,7
3,4
3,8
3,6
3,5
3,6
3,4 3,4
3,1 3,4
3,5 3,4
Ook uit de exit enquête van afgestudeerden in juni 2005 blijkt een positieve waardering van studenten voor het docententeam. Op de vraag naar ‘Quality of the teachers’ scoorden de studenten totaal 4,1 op de schaal 1-5. De studenten van de opleiding Dans waarderden de docenten met een 4,3 en de studenten van de opleiding Choreografie gaven een 3,5. De studenten van de opleiding Docent Dans waardeerden de docenten met een 3,7 3.3.6. Voortgang sinds vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat hoewel inrichting en structuur van de organisatie van de opleiding in voldoende mate bijdragen aan het effectief en efficiënt realiseren van de gewenste onderwijsdoelen en - taken de taakomschrijvingen meer concreet ingevuld moesten worden. De RDA heeft sindsdien de oude taakomschrijvingen vervangen door Functiewaardering hbo (Fuwahbo) taakomschrijvingen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het Fuwahbo Codarts en is van mening, dat Codarts/de RDA daarin duidelijk heeft vastgelegd welke taken bij welke functies van Codarts horen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Codarts /de RDA heeft haar beleid vastgelegd in het ‘Personeelsbeleidsplan 2004-2008’ Uit de C.V.’s van de docenten en daarin vermelde recente praktijkervaring, de gevolgde opleidingen, cursussen, training en stages blijkt, dat de docenten goed tot zeer goed gekwalificeerd zijn voor de realisatie van het programma. Ook gastdocenten, die het auditteam op de lijst zag staan zijn zeer goede docenten. De docenten die het auditteam aan het werk zag in de studio’s waren erg goed. De RDA heeft tot nu toe 1x per twee jaar functioneringsgesprekken gehouden. Met ingang van mei 2006 zullen er elk jaar beoordelingsgesprekken plaatsvinden. Uit de verslagen van de functioneringsgesprekken blijkt, dat daarin duidelijke afspraken zijn vastgelegd over het functioneren van de docent en de gewenste scholing/deskundigheidsbevordering. Uit de lijst van individuele en gezamenlijke scholingstrajecten die hebben plaatsgevonden in de afgelopen jaren blijkt, dat de opleiding voldoende borgt, dat docenten deskundig zijn en blijven en docenten zichzelf door middel van scholing verder kunnen ontwikkelen. Studenten zijn tevreden tot zeer tevreden over de kwaliteit van de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 56
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de opleiding Dans en Docent Dans het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende Uit de C.V.’s van de docenten en het actuele overzicht van de netwerkrelaties en uit de gesprekken met de docenten is gebleken, dat de docenten voldoende en adequate contacten hebben met de beroepswereld. De RDA schakelt frequent gastdocenten en -sprekers in die een duidelijke en zeer goede vertegenwoordiging zijn vanuit de brede actuele beroepswereld. Jaarlijks participeert tenminste één docent uit het vaste team van de RDA bij een onderzoeksproject uit de kenniskring van het Lectoraat “Excellence and well-being in the performing arts”. Studenten zijn tevreden over de kennis van de docenten van de actuele beroepspraktijk. De RDA zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het aantal personeelsleden in te zetten bij de RDA (in fte’s) is onderdeel van de jaarlijkse jaarplanning en begrotingssystematiek Codarts. De RDA heeft goed in beeld hoe het verloop van de docenten de komende jaren zal zijn en kan de benodigde kwantiteit personeel opvangen door het grote gastnetwerk dat zij heeft. Codarts /de RDA heeft haar beleid vastgelegd in het ‘Personeelsbeleidsplan 2004-2008’. Uit de C.V.’s van de docenten en daarin vermelde recente praktijkervaring, de gevolgde opleidingen, cursussen, training en stages blijkt, dat de docenten goed tot zeer goed gekwalificeerd zijn voor de realisatie van het programma. Ook gastdocenten zijn zeer goede docenten. De docenten die het auditteam aan het werk zag waren erg goed. Uit de verslagen van de functioneringsgesprekken blijkt, dat daarin duidelijke afspraken zijn vastgelegd over het functioneren van de docent en de gewenste scholing/ deskundigheidsbevordering. Uit de lijst van individuele en gezamenlijke scholingstrajecten die hebben plaatsgevonden in de afgelopen jaren blijkt, dat de opleiding voldoende borgt, dat docenten deskundig zijn en blijven. Studenten zijn (zeer) tevreden over de kwaliteit van de docenten. extra aantekening Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 57
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De RDA stelt dat het curriculum van de bacheloropleidingen, maar ook van de vooropleiding en de voorgezette opleiding gerealiseerd dient te worden op de hoofdlocatie van Codarts aan het Kruisplein. De technieklessen vinden plaats in de dansstudio’s, de theorie in theorieruimten en de interne uitvoeringen in het theater. De lessen van de RDA vinden plaats op de achtste en negende verdieping van de hoofdlocatie. Voor de technieklessen beschikt de academie over 8 middelgrote dansstudio’s (capaciteit 25-30 studenten) en 2 grote studio’s (capaciteit 30-50 studenten). Alle studio’s zijn voorzien van een dansvloer, spiegels, een vleugel, muziekinstallaties en een barre. Bij incidenteel ruimtegebrek tijdens onderwijspieken wordt uitgeweken naar de faciliteiten van Dansateliers en/of Danceworks op steenworp afstand van de academie. De lessen van de bacheloropleiding vinden echter altijd plaats op het Kruisplein. In 2006 is het aantal zalen nog uitgebreid met een kleine studio (voor 15-20 studenten) in het nieuwe World Music and dance Centre Rotterdam, de tweede locatie van Codarts. Voor de theorielessen zijn twee theorielokalen beschikbaar met de mogelijkheid gebruik te maken van ruimten van het Rotterdams Conservatorium of de Havo voor Muziek en Dans die beide ook in het hoofdgebouw van Codarts zijn gevestigd. Voor de interne uitvoeringen beschikt de RDA over een eigen theater (120 zitplaatsen). Overige voorzieningen zijn een ICT-lokaal met de nieuwste Apple Mac’s en video-editing apparatuur, dat de opleiding choreografie (waaronder Dance Unlimited) ter beschikking staat, een kostuumatelier, een fysiotherapieruimte, een ruimte voor de Pilatesbank, kleedkamers met douches, ruimte voor stretchen e.d. De mediatheek van Codarts bevindt zich op de vijfde verdieping evenals de kantine. 4.1.2. De bezetting van de ruimtes tijdens het hele jaar , inclusief de reguliere vakanties, is gedurende de zes openingsdagen per week, zeer hoog. De gemiddelde bezettingsgraad ligt tussen de 90% tussen 9:00-18:00 uur. Ook daarna zijn de studio’s veelal in gebruik door studenten (tot uiterlijk 22:30 uur) voor het repeteren van eigen materiaal. De opleiding toetst of de bestaande huisvesting kwantitatief toereikend is aan de hand van de normen voortvloeiend uit de curriculumopbouw en vastgelegd in het document ‘Vertaling curriculum naar ruimtebeslag’. Uitgangspunt voor het indelen van de ruimten vormt het basisrooster dat aan het begin van het nieuwe academiejaar wordt opgesteld. In dit basisrooster zijn alle lessen, docenten, muzikaal begeleiders en lesruimten gekoppeld in een voor studenten en docenten werkbaar rooster. Dit basisrooster vormt het uitgangspunt voor de wekelijkse roosters, waarin alle ‘late-minute’ veranderingen zijn opgenomen: toewijzing van ruimte voor repetities van repertoire, reserveringen van studenten voor het werken in de studio’s, samenvoeging van lessen door ziekte van docenten. Afspraken rond roostering zijn vastgelegd in de ‘Procedure Scheduling RDA’. 4.1.3. In samenwerking met Codarts-mediatheek is er een actief aanschafbeleid zodat toonaangevende ‘klassieke’ en recente literatuur beschikbaar is alsook relevant videomateriaal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 58
Het auditteam heeft kennisgenomen van het document ‘Vertaling curriculum naar ruimtebeslag’, waarin de opleiding aan de hand van de normen voortvloeiend uit de curriculumopbouw duidelijk in beeld heeft gebracht welke huisvesting kwantitatief benodigd is. Daaruit blijkt, dat de benodigde huisvesting toereikend is. Het auditteam is op basis van hetgeen zij gezien heeft tijdens de audit van mening, dat de huisvesting en de materiele voorzieningen goed toereikend zijn om het programma te realiseren. Voor de technieklessen beschikt de opleiding over ruim voldoende en kwalitatief uitstekend toegeruste grote en middelgrote studio’s. Het eigen theater voorziet in de mogelijkheid om dansvoorstellingen ‘in huis’ te repeteren en uit te voeren. Met de twee theorielokalen op de eigen etages van de academie inclusief de mogelijkheid om ook lokalen van het Conservatorium te gebruiken beschikt de opleiding over voldoende ruimtes voor theorielessen. In de mediatheek van Codarts is alle actuele en benodigde (vak)literatuur, videomateriaal en vaktijdschriften beschikbaar en/of opvraagbaar. In de mediatheek en op een aantal andere plekken in het gebouw staan voldoende computers ter beschikking. 4.1.4. Evaluatie van de huisvesting en materiele voorzieningen is onderdeel van de jaarlijkse (financiële) planning en control cyclus van Codarts. Elke twee jaar vindt een tevredenheidsonderzoek onder studenten en personeel plaats. Uit onderzoek onder docenten blijkt dat 83% tevreden is over de dansstudio’s en de theorielokalen. Alle docenten geven aan positief te zijn over de materiele voorzieningen. Uit onderzoek in 2005 onder de studenten blijkt, dat alle studenten de uitstraling van het gebouw prettig vinden en zich er veilig voelen. De helft vindt echter dat het gebouw onvoldoende schoongehouden wordt. De meerderheid van de studenten is tevreden over de Balie Dans, de mediatheek, de studentadministratie en de lesfaciliteiten. Wel is er kritiek op de kantine en de beschikbaarheid van ICT faciliteiten. De meerderheid van de studenten vindt ook, dat de beschikbare ruimte voor zelfstudie onvoldoende is. Studenten zijn unaniem van mening dat roosters op tijd zijn uitgereikt, dat roosters worden nageleefd en dat eventuele uitgevallen lessen weer zijn ingehaald. 4.1.5. Naar aanleiding van de kritiek van de studenten op de ICT werkplekken en de zelfstudieruimtes heeft het management de volgende stappen ondernomen. Omdat het management van Codarts van mening is dat het aantal ICT plekken inderdaad niet afdoende was is er budget vrijgemaakt voor de uitbreiding van ICT werkplekken. Implementatie heeft plaatsgevonden in het eerste kwartaal van 2006. In het eerstvolgende studenttevredenheidsonderzoek zal opnieuw getoetst worden of de vernieuwde situatie aan de eisen voldoet. Het probleem van gebrek aan zelfstudieruimtes in het gebouw is moeilijker aan te pakken, gelet op de randvoorwaarden van het gebouw. Voor een gerichte aanpak van dit probleem is de directie in gesprek met studenten over de exacte aard van de ontevredenheid, zodat gerichte actie kan worden ondernomen. Met betrekking tot de ontevredenheid met de kantine heeft Codarts samen met de studenten van de opleidingscommissie verbeterbeleid ingezet. De mogelijkheden om meegebracht eten op te warmen in de magnetron zijn verbeterd en het aanbod van gezond eten in de kantine is vergroot. Het auditteam heeft tijdens de audit gezien dat het aantal computers inmiddels ruim is uitgebreid en uit de gesprekken met docenten en studenten is duidelijk geworden dat de ICT faciliteiten nu voldoen. Ook is tijdens de audit gesproken over het gebrek aan zelfstudieruimtes. Het management heeft aangegeven, dat er geen mogelijkheden zijn om het gebouw nog verder uit te breiden met b.v. een 10e etage. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk van de beschikbare ruimte te benutten voor studio’s en andere voor het directe onderwijs noodzakelijke voorzieningen. Studenten hebben evenwel vrij toegang tot alle studioruimtes in de uren dat deze niet worden gebruikt. Daar kunnen zij zich rustig terugtrekken. En wanneer zij alleen en/of in groepen willen repeteren kunnen zij deze ruimtes voor een bepaalde tijd reserveren. Door deze reserveringstijd duidelijker te gaan vastleggen wil het management voorkomen dat studenten een studio voor een dagdeel aanvragen en er vervolgens ‘slechts’ een uurtje gebruik van maken. Met de studenten heeft het management hierover inmiddels contact gehad. Ook zijn er op de gangen grote
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 59
kussens neergelegd waarop studenten kunnen zitten om te werken en/of te relaxen en met elkaar praten. Het auditteam is van mening, dat de opleiding creatief omspringt met de mogelijkheden die het gebouw biedt. Tijdens de audit gaven de studenten aan op de hierboven genoemde knelpunten na zeer tevreden te zijn over het gebouw en de voorzieningen. Alle informatie is in de bibliotheek aanwezig of is op te vragen en zijn nu genoeg computers beschikbaar. Studenten zijn ook tevreden over het aanbod in de kantine. 4.1.6. Voortgang sinds vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de faciliteiten voldoende adequaat waren voor het leveren van de gewenste onderwijskwaliteit. Wel deed de commissie de aanbeveling om rustpunten te creëren in de ruimte (het gebouw) voor studenten en docenten. Zowel studenten als docenten hadden aangegeven dat daaraan behoefte bestaat. Het auditteam heeft zoals hierboven al is vermeld geconstateerd, dat er binnen het gebouw van Codarts geen mogelijkheden zijn voor ruimtelijke uitbreiding. De RDA heeft daarom voor de studenten op de gangen grote kussens neergelegd. (zie onder 4.1.5.). Docenten hebben tijdens de gesprekken met het auditteam het gebrek aan eigen ruimte niet genoemd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding toetst of de bestaande huisvesting kwantitatief toereikend is aan de hand van de normen voortvloeiend uit de curriculumopbouw en heeft dit vastgelegd in het document ‘Vertaling curriculum naar ruimtebeslag’. Het auditteam is op basis van hetgeen zij gezien heeft tijdens de audit van mening, dat de huisvesting en de materiele voorzieningen voldoende toereikend zijn om het programma te realiseren: ruim voldoende en kwalitatief uitstekend toegeruste grote en middelgrote studio’s, een eigen theater, voldoende ruimtes beschikbaar voor theorielessen, een goed uitgeruste mediatheek, voldoende ICT faciliteiten. Docenten zijn heel tevreden over de dansstudio’s en de theorielokalen en geven aan positief te zijn over de materiele voorzieningen. Ook studenten zijn tevreden over het gebouw, de uitstraling van het gebouw en de voorzieningen. Alleen over de hygiëne in het gebouw en de beschikbaarheid van ruimte voor zelfstudie zijn zij niet allemaal tevreden. De opleiding overlegt met docenten en studenten over knelpunten en er wordt gezocht naar creatieve oplossingen binnen de mogelijkheden die het gebouw biedt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 60
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. Tegenover het inherent competitieve in de dans stelt de academie een goede begeleidingsstructuur binnen de opleiding. Codarts/ de RDA stelt, dat driekwart van de studenten tevreden dient te zijn over de mate waarin zij persoonlijke aandacht krijgen.
4.2.2. De RDA hanteert verschillende vormen van begeleiding van de studenten: Mentoraat: Alle jaarklassen hebben een mentor. Deze persoon bespreekt met de studenten de studievoortgang en begeleidt de studieloopbaan van de student. De mentor signaleert problemen die de studievoortgang kunnen belemmeren en verwijst (indien nodig) door naar gespecialiseerde hulp binnen of buiten de school. In de eerste twee jaar van de studie spreekt de mentor de studenten zes maal individueel en vier keer in de hele groep. In de hoofdfase (jaar 3 en 4) neemt de frequentie van geprogrammeerde gesprekken af ten gunste van individuele afspraken met de mentor. (zie ook 2.4.3.). Studiebegeleiding loopt van ‘guidance’ in het eerste studiejaar via ‘semi independant’ naar ‘full independancy’ in het vierde studiejaar. In het mentorenoverleg (vier maal per jaar) worden de individuele studenten besproken. Alle informatie over de student wordt bewaard in een zgn. studentfile en is in te zien door alle docenten. Coördinator gezondheidszorg: Onderdeel van de studiebegeleiding is de snelle afhandeling van lichamelijke en/of psychische klachten. Dit vormt een onderdeel van het Gezondheids Innovatie Plan (GIP). De coördinator gezondheidszorg verwijst studenten bij fysieke (en/of psychische) klachten door binnen de academie of naar instanties buiten de academie. In 2003 is de opleiding gestart met een uitbreiding van de infrastructuur op het gebied van de gezondheidszorg. Het beleid is erop gericht blessures zo snel mogelijk te verhelpen door gezondheidsherstellend trainen. (zie 2.4.4.) Vertrouwenspersoon/coach: Een ander onderdeel van het GIP is de vertrouwenspersoon. Deze persoon is tevens docent ‘stem’. Studenten met psychosociale klachten spreken met de vertrouwenspersoon. Voor zover problemen opgelost kunnen worden met stemtraining (instrument voor assertiviteitstraining) gebeurt dat door de vertrouwenspersoon. In andere gevallen verwijst en begeleidt de vertrouwenspersoon de student naar professionele hulpverlening buiten de school. De vertrouwenspersoon is bewust naast de mentor aangesteld, om er voor te zorgen dat problemen die expliciet met de studie te maken hebben en problemen van meer persoonlijke aard gescheiden blijven. Daardoor kan ook meer afstand worden genomen. Stagebegeleiding: Op stage worden de studenten begeleid door stagebegeleiders. Beleid hieromtrent is vastgelegd in het Handboek Stages RDA 2005-2006. Studenten moeten zelf zorgen voor een stageplaats die zij kunnen vinden via o.a. de oproepen van gezelschappen die bij de RDA binnenkomen en waarvoor zij audities moeten doen. De student sluit een contract af voor een bepaalde periode die kan variëren naar gelang de behoefte van een gezelschap van 1 tot 9 maanden. De stagebegeleider vanuit de school monitort de procesgang. Voor elke student stelt de RDA 2-3 stagebezoeken van 3,5 uur per student ter beschikking. Dit is exclusief de begeleidingscapaciteit van de stagebiedende instelling. Wanneer de student in het buitenland stage loopt wordt contact gehouden via e-mail en telefoon.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 61
Studenten moeten tijdens hun stage evaluatie/reflectiefomulieren invullen en aan de stagebegeleider sturen. Voor de studenten van de opleiding Docent Dans verloopt de stage op dezelfde wijze. Wanneer de begeleider lesverslagen van de student binnen heeft gaat hij op bezoek. Decanaat: De decaan ondersteunt studenten bij het zoeken naar huisvesting, het krijgen of verlengen van een verblijfsvergunning, het zoeken naar fondsen of beurzen om de studie te bekostigen, ziektekostenverzekering en alle overige praktisch zaken voor het leven in Rotterdam en het contact met alle officiële instanties. De decaan is zowel voor het Conservatorium als voor de RDA werkzaam.
Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende manieren waarop de student wordt begeleid en geïnformeerd. Tijdens de audit heeft het auditteam ook een gesprek gehad met de studiebegeleiders. Het auditteam is op basis van hetgeen zij heeft gelezen en gehoord van mening, dat de opleiding met deze begeleiding de studievoortgang goed kan borgen. Studenten die het auditteam sprak tijdens de audit prezen het ‘open’ karakter van de opleiding. Ze konden indien nodig altijd terecht bij de docenten. 4.2.3. Informatievoorziening over de studievoortgang vindt op twee manieren plaats: Mondelinge terugkoppeling en bespreking van de tentamens door de mentor. Speciale aandacht is er voor de bespreking van de studievoortgang met de studenten van het 1e jaar in verband met het Bindend Studieadvies ( zie ook facet 2.4. onder 2.4.3.) Schriftelijk terugkoppeling twee maal per jaar via de uitdraai van de behaalde resultaten uit Volg+ . Volg+ is een geautomatiseerd registratiesysteem voor het vastleggen van studieresultaten. Informatievoorziening over algemene zaken die van belang zijn voor de student zijn te vinden in de studiegids van Codarts – Rotterdamse Dansacademie en in het OER. 4.2.4. Naar aanleiding van kritiek van studenten op het mentoraat is het mentoraat beter gestructureerd en beschreven in het document ‘Mentoraat RDA’. Daarin zijn procedureafspraken vastgelegd. Gesprekken met studenten tijdens het mentoraat verlopen gestructureerd aan de hand van formats, waarbij mentoren tenminste dezelfde zaken aan de orde stellen. Ook de feedback op tentamenresultaten die de mentoren geven is gestandaardiseerd via de zogenoemde ‘feedback and reflection forms’ (zie ook 2.8.5.). In 2005 hebben docenten in een middagseminar in het kader van deskundigheidsbevordering rond het Lectoraat deelgenomen aan ‘Excellence in giving and taking feedback ‘ (zie 3.3.3.) Onderdelen van het competentiegericht leren, zoals de rol van de docent als begeleider en de zelfsturing van de student in zijn eigen leerproces zijn minder aanwezig in het didactisch concept van de RDA. In het voorjaar van 2006 start de RDA daarom twee pilots om ervaring op te doen met bovenstaande elementen in ‘coaching studenten’ en ‘workshops vergroting studiezelfstandigheid’. (zie ook 2.7.1.) Het auditteam heeft kennisgenomen van het document ‘Mentoraat RDA’, de opzet van het ‘feedback and reflection form’ en het scholingstraject vanuit het Lectoraat en is van mening, dat de RDA hiermee borgt dat het mentoraat goed verloopt, studenten van alle docenten dezelfde informatie krijgen teruggekoppeld en mentoren en ander docenten vaardig zijn in het geven van (de door de studenten) gewenste feedback. 4.2.5. Sinds 2005-2006 is gestart met het werken met een studentenportfolio. Hierin verzamelt de student opdrachten en informatie met betrekking tot de studiekeuze en bespreekt deze met de mentor. 4.2.6. Eind 2003 is er een enquête gehouden met een nabespreking onder de eerstejaars over ‘tevredenheid met het mentoraat’. Een krappe meerderheid (54%) van de studenten was tevreden over het functioneren van het mentoraat. Dit oordeel kwam ook terug bij de enquête gehouden onder de afstudeerders van 20042005. Dit heeft ertoe geleid dat er in 2004 een traject is gestart tot het beter structureren van het mentoraat voor de eerste twee jaar. Procedureafspraken zijn vastgelegd in het document ‘Mentoraat RDA’. (zie 4.2.4.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 62
Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2005 kwam naar voren dat zeven van de tien studenten tevreden is over het mentoraat en twee van de drie studenten vindt dat het mentoraat een waardevolle bijdrage levert aan de voorgang van de studie. Naar de maatstaven van de RDA ( ‘ tenminste driekwart van de studenten is tevreden over…’) is dat nog onvoldoende, maar het lijkt erop dat de maatregelen vruchten afwerpen. Over de informatievoorziening oordeelden de studenten in het onderzoek in 2005 gemiddeld positief, maar voor een aantal onderdelen nog duidelijk onder de doelstelling die de RDA zich stelt. De feitelijke informatievoorziening zien de studenten als voldoende, maar de tevredenheid over afhandeling van klachten en problemen is nog niet op het niveau van de RDA standaard. In januari 2006 is hierover een gesprek geweest met de studenten. Specifiek ten aanzien van de organisatie van de lessen en de uitslag van tentamens zijn studenten tevreden. Alleen de feedback op tentamenresultaten scoorden minder hoog: gemiddeld 3,1 op de schaal 1-5. Naar aanleiding daarvan heeft de RDA het ‘feedback and reflection form’ vanaf 2006 ook ingezet in de hoofdfase. (zie ook 2.8.5.) Zoals al bij 2.8.9. is aangegeven heeft het auditteam in de gesprekken met de docenten tijdens de audit ook gesproken over de behoefte van studenten aan feedback. Docenten gaven aan, dat de studenten zeer frequent vragen om reacties op hun (dans)prestaties. Docenten vinden dat dit inherent is aan het type opleiding en het type studenten. Studenten moeten zich voorbereiden op een toekomst in een werkveld waarin de concurrentie heel groot is en alleen de allerbesten een plek weten te veroveren. Het auditteam heeft in de gesprekken tijdens de audit vernomen dat er meerder manieren zijn om een klacht in te dienen. De studenten, die het auditteam sprak gaven aan dat zij de verschillende wegen kennen wanneer zij een klacht hebben. Zij prijzen het ‘open’ karakter van de opleiding, waarbij communicatie hoog in het vaandel staat. De RDA toont daarmee dat zij voldoende bereid is om knelpunten/ klachten van studenten te bespreken en te zoeken naar oplossingen. (zie ook onder 5.1.10) 4.2.7. In het mentorenoverleg (zie 4.2.1) wordt ook gesproken over het functioneren van het mentoraat. Daarin wordt gediscussieerd over de formats. Het mentoraat is ook onderdeel van de module-evaluaties. Daarnaast vindt (jaarlijks) evaluatie plaats aan de hand van het studenttevredenheidsonderzoek en andere enquêtes waarin de RDA vraagt naar de studiebegeleiding en de informatievoorziening naar de studenten toe. Waar nodig worden maatregelen getroffen. Zo is er naar aanleiding van o.a. de enquête onder de eerstejaars in eind 2003 een lijn ingezet om afspraken met mentoren te standaardiseren teneinde eenheid in uitvoering te verzekeren. Ook wordt het ‘feedback en reflection form’ ingezet in de hoofdfase van de studie. (zie ook 2.8.5.) 4.2.8. Voortgang sinds de vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de opleiding een voldoende systematisch beleid voert voor studiebegeleiding gericht op probleemsignalering, -oplossing en –preventie. Sinds 2001 heeft de opleiding de bestaande mentorstructuur uitgebreid met supervisie/coaching, de taakafspraken met mentoren geformaliseerd en een uitgebreide gezondheidsinfrastructuur opgezet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 63
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Studenten worden op verschillende manieren begeleid en geïnformeerd door de mentor, de coördinator gezondheidzorg, de vertrouwenspersoon/coach, de stagebegeleider en de decaan. De opleiding kan met deze begeleiding de studievoortgang goed borgen. Informatievoorziening vindt zowel mondeling als schriftelijk plaats. Het ‘feedback and reflection form’, dat inmiddels in drie van de vier leerjaren is ingevoerd borgt dat studenten van alle docenten dezelfde informatie krijgen teruggekoppeld. Docenten hebben in 2005 een cursus gevolgd in het geven en ontvangen van feedback. Studenten hebben in de verschillende evaluaties aangegeven (redelijk) tevreden te zijn over het mentoraat en de informatievoorziening. Studenten zijn tevreden over het ‘open’ karakter van de opleiding, waarbij ze indien nodig altijd bij een docent terecht kunnen.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende.
De huisvesting en de materiele voorzieningen zijn voldoende toereikend om het programma te realiseren: ruim voldoende en kwalitatief uitstekend toegeruste grote en middelgrote studio’s, een eigen theater, voldoende ruimtes beschikbaar voor theorielessen, een goed uitgeruste mediatheek, voldoende ICT faciliteiten. Docenten zijn heel tevreden over de dansstudio’s en de theorielokalen en geven aan positief te zijn over de materiele voorzieningen. Ook studenten zijn tevreden over het gebouw, de uistraling van het gebouw en de voorzieningen. Alleen over de hygiëne in het gebouw en de beschikbaarheid van ruimte voor zelfstudie zijn zij niet allemaal tevreden. De opleiding overlegt met docenten en studenten over knelpunten en er wordt gezocht naar creatieve oplossingen binnen de mogelijkheden die het gebouw biedt. Studenten worden op verschillende manieren begeleid en geïnformeerd door de mentor, de coördinator gezondheidzorg, de vertrouwenspersoon/coach, de stagebegeleider en de decaan. De opleiding kan met deze begeleiding de studievoortgang goed borgen. Informatievoorziening vindt zowel mondeling als schriftelijk plaats. Het ‘feedback and reflection form’ borgt dat studenten van alle docenten dezelfde informatie krijgen teruggekoppeld. Docenten hebben in 2005 een cursus gevolgd in het geven en ontvangen van feedback. Studenten hebben in de verschillende evaluaties aangegeven (redelijk) tevreden te zijn over het mentoraat en de informatievoorziening. Studenten zijn tevreden over het ‘open’ karakter van de opleiding, waarbij ze indien nodig altijd bij een docent terecht kunnen.
extra aantekening Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel beide facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 64
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. In 2004 heeft Codarts het bestaande kwaliteitszorgsysteem aangepast aan de nieuwe eisen van externe verantwoording naar stakeholders (de studenten, het personeel, het afnemend werkveld, de samenleving…) en het systeem verder geïntegreerd met de totale planning- en controlcyclus van het instituut. In het kwaliteitszorgsysteem kiest Codarts voor de planmatige werkwijze van het European Foudation of Quality Management (EFQM) model. Met de invoering van het aangescherpte kwaliteitszorgstelsel maakt Codarts zijn meerjarige maatschappelijke doelstellingen transparant en meetbaar, en geeft aan op welke wijze doelrealisatie getoetst wordt. Hierdoor is Codarts in staat de maatschappelijke taak van de hogeschool te borgen. De werkwijze in de RDA is integraal onderdeel van het kwaliteitszorgstelsel van Codarts. In ‘The Rotterdam Approach’ en het Meerjaren plan RDA 2004-2008 zijn de artistieke ambities en de beleidsdoelstellingen van Codarts uitgewerkt in concrete doelstellingen en acties. Het jaarplan bevat de concrete acties voor het lopende jaar. Na afloop van het boekjaar stelt de afdeling een jaarverslag op over de uitgevoerde activiteiten. Dit jaarverslag is een verantwoording van de afdeling aan het College van Bestuur (CvB) en vormt tevens de input voor het instellingsverslag. 5.1.2. De invoering van de integrale kwaliteitszorg volgens de Plan-Do-Check-Act cyclus is gestart in 2004. Codarts kent een vierjarige strategiecyclus. Daartoe wordt elke vier jaar op basis van het instellingsplan een strategisch ontwikkelingsplan opgesteld. Dit plan wordt opgesteld door het CvB, dat ook de proceskant (totstandkoming) van dit plan ter hand neemt. Bij de totstandkoming wordt het management (top en middel) van de hogescholengemeenschap betrokken. Halverwege de strategische cyclus (tweejaarlijks) vindt (her)ijking plaats van de gekozen strategie. Twee maal per jaar wordt een managementconferentie belegd voor opleidingsmanagers, diensthoofden, sector leidinggevenden en CvB. Minstens één van deze jaarlijkse conferenties wordt gewijd aan lange(re) termijn zaken. (zie onder 3.3.3). Op maandelijks gehouden bijeenkomsten voor het algemeen ondersteunend personeel wordt van gedachten gewisseld over zowel de bedoeling van het kwaliteitszorgsysteem als de praktijk van de dagelijkse zorg voor kwaliteit. Voor de procesbewaking van het kwaliteitszorgstelsel en de uitvoering van de activiteiten in het ontwikkelingsplan is een coördinator kwaliteitszorg aangesteld voor 0,6 fte. Er is gestart met DigOport, een digitaal portfolio dat in 2004/2005 door ArtEZ en Codarts is ontwikkeld voor integrale kwaliteitszorg in het kunstonderwijs. (zie verder onder 5.1.9.) 5.1.3. Codarts hanteert drie soorten instrumenten die gebruikt worden om te controleren of acties uitgevoerd zijn en het gewenste resultaat hebben: Tevredenheidsonderzoeken onder studenten, personeel en werkveld, alumnionderzoek en evaluaties van onderwijsmodulen. Digitaal Opleidingsportfolio (DigOport): een elektronisch archiefsysteem, dat belangrijk is in de controle van de resultaten. Hiermee gaat de RDA vanaf september 2006 aan de slag (zie 5.1.9.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 65
Management en Control, waarbij het College van Bestuur gebruik maakt van een begroting, een jaarplan, een managementcontract, evaluatiegesprekken en het jaarverslag om doelstellingen te evalueren en voor een volgende periode nieuwe afspraken te kunnen maken met het management.
5.1.4. Het ‘Ontwikkelingsplan Codarts 2004-2008’ stelt t.a.v. de opleidingsevaluatie de volgende doelen: alle onderwijsmodulen dienen ééns per vier jaar geëvalueerd te worden door studenten en docenten, nieuwe modulen gelijk in het jaar van invoering; tweejaarlijks vindt een Studenttevredenheidsonderzoek plaats; tweejaarlijks vindt een Personeelstevredenheidsonderzoek plaats; vierjaarlijks vindt een Werkveldtevredenheidsonderzoek plaats; vierjaarlijks vindt een Alumnionderzoek plaats. In de diverse tevredenheidsonderzoeken toetst de opleiding of de streefdoelen uit het ‘Ontwikkelingsplan Codarts 2004-2008’, die geformuleerd zijn als uiterlijk te behalen in 2008 , gerealiseerd zijn. Er zijn vier resultaatgebieden gedefinieerd: waardering door de student/cursist, waardering door het werkveld, waardering door toeleverend onderwijs, waardering door personeel. Op alle gebieden stelt de RDA doelen, die gedefinieerd zijn als ‘tenminste driekwart is tevreden over ….’ 5.1.5. In 2004 en 2005 hebben het tweede integrale studenttevredenheidsonderzoek, een tevredenheidsonderszoek ondersteunend personeel Codarts, een tevredenheidsonderzoek onderwijzend personeel van de RDA en een werkveldtevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. Voor deze tijd hebben incidentele evaluaties plaatsgevonden, zoals naar de tevredenheid van het mentoraat Concrete resultaten te behalen in 2008 zijn bijvoorbeeld: Tenminste driekwart van de studenten en cursisten is tevreden over herkenbaarheid van het artistiek profiel van de academie; Tenminste driekwart van een representatieve steekproef van vertegenwoordigers uit het werkveld vindt het artistieke profiel van de RDA herkenbaar; Tenminste driekwart van de afgestudeerden die zich op de arbeidsmarkt begeven vindt binnen anderhalf jaar een baan; Tenminste driekwart van de studenten is tevreden over de mate waarin zij persoonlijk aandacht krijgen; Tenminste de helft van de leerlingen van de Havo voor Muziek en Dans stroomt in bij de RDA; Met alle medewerkers met een betrekkingsomvang van 0,5 fte zijn afspraken gemaakt over opleidingstrajecten of het uitvoeren van projecten; Tenminste driekwart van de medewerkers is van mening dat de hogeschool optimaal gebruik maakt van zijn/haar competenties. Het auditteam heeft kennisgenomen van de uitkomsten van de verschillende evaluaties en tevredenheidonderzoeken en constateert dat de opleiding haar streefcijfer ‘driekwart is tevreden over.. ‘ voor zo goed als alle onderwerpen ruimschoots haalt. 5.1.6. In 2004 is de RDA gestart met systematische evaluatie van de onderwijsmodulen. Daarvoor vond incidentele evaluatie plaats. Voor de module-evaluaties hanteert de RDA een schema conform de afspraken in het Ontwikkelingsplan. De uitkomsten toetst de opleiding aan de vastgestelde norm van ‘driekwart is tevreden over…’ Bij een score die lager is dan 70% geeft de docent aan wat hij/zij zal aanpassen om de score te verhogen. Bij her-evaluatie moet verbetering blijken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 66
5.1.7. Codarts is in 2005 gestart met de opzet van een eigen alumnionderzoek, vastgelegd in het document Codarts Alumnibeleid 2004-2007. Dit onderzoek zal de informatie uit het Kunstenmonitor onderzoek naar afgestudeerden gaan aanvullen. De Voortgezette Opleiding Danstherapie van de RDA fungeert hierbij als pilot. Doel van het alumnibeleid is een beter beeld te krijgen van de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk, huidige studenten te kunnen informeren over mogelijke stageplaatsen en nascholingsactiviteiten bieden gericht op afgestudeerden danstherapie. Er is een vragenlijst opgestuurd met de vraag deze in te vullen voor een ‘Who is Who? Gids ‘ en er zijn vragen gesteld mbt het evalueren van de opleiding. De opleiding hanteert deze onderzoeksbevindingen over de aansluiting tussen opleiding en beroepspraktijk bij de evaluatie van het curriculum. Met het betrekken van alumni bij de kwaliteitszorg van de opleiding Dans en Docent Dans is de RDA gestart door het houden van exit enquêtes bij de afgestudeerden van 2004-2005. 5.1.8. De Portfoliocommissies van de bacheloropleiding Dans en Docent Dans hebben in maart 2005 aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst de opleiding kritisch bekeken op de eisen van het NVAO accreditatiekader. Dit heeft geresulteerd in een plan van aanpak van verbeteractiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn: Conclusie portfoliocommissie: De samenhang tussen het binnenschools en buitenschools curriculum is onvoldoende uitgewerkt Eindkwalificaties zijn beschreven in het landelijk competentieprofiel; een opleidingsversie voor de RDA ontbreekt echter nog Er is geen geschreven toetsbeleid ICT faciliteiten zijn beperkt Studiebegeleidingssysteem moet beschreven worden in een document
Actie: Stagebeleid bijstellen en aanscherpen aan de accreditatie-eisen Opstellen document met eindkwalificaties RDA op basis van het landelijk competentieprofiel Opstellen en uitwerken toetsbeleid Uitbreiding ICT faciliteiten studenten Beschrijving van studiebegeleidingsysteem
Deze verbeteringen zijn inmiddels gerealiseerd. 5.1.9. Door de Hogeschool voor de Kunsten ArtEZ en Codarts is een digitaal opleidingsportfolio ontwikkeld: DigOport. DigOport is een elektronisch archiefsysteem waarin doelstellingen en bijbehorende documenten op basis van de plan-do-check-act cyclus digitaal gearchiveerd kunnen worden. Codarts/de RDA vinden DigOport een ideaal instrument voor de organisatie om te kijken waar zij staat, welke acties zij nog moet ondernemen en welke resultaten nog geëvalueerd moeten worden. Met DigOport zet Codarts een flexibel systeem op voor integrale kwaliteitszorg, dat gebaseerd is op het EFQM-model. In de 2e helft van 2005 is een pilot uitgevoerd bij de afdeling docent Muziek. Ten behoeve van de accreditatie is gestart met DigOport bij de RDA. Het Kwaliteitsrapport/Management Review, dat ten behoeve van de accreditatie is opgesteld, is de eerste gestandaardiseerde integrale kwaliteitsrapportage van de RDA. De opleiding bewaart de onderliggende stukken behorend bij deze Management Review in DigOport. Deze zullen na zomervakantie van 2006 voor zowel docenten als studenten ter inzage zijn.
5.1.10. De RDA kent verschillende klachtenregelingen. Klachten rondom resultaten van tentamens en examens zijn vastgelegd in het OER. Daarnaast heeft Codarts een Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen. In 2005-2006 zijn klachten gemeld bij de commissie en in voorgaande jaren betrof dit alleen klachten van studenten van het Conservatorium.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 67
In het gesprek dat het auditteam had met de studenten kwam naar voren, dat studenten als ze ergens mee zitten allereerst met de betreffende docent zelf gaan praten of met de directie in contact treden wanneer het programma-overstijgende aspecten betreft. Studenten prijzen het ‘open’ karakter van de opleiding, waarbij communicatie hoog in het vaandel staat en geven aan, dat zij de verschillende wegen kennen wanneer zij een klacht hebben. Het auditteam is op basis van hetgeen zij tijdens de audit heeft gehoord over klachtenafhandeling van mening dat het management en de docenten van de RDA voldoende bereid zijn om knelpunten/ klachten van studenten te bespreken en te zoeken naar (creatieve) oplossingen. (zie bijvoorbeeld 4.1.5. over het ‘ruimteprobleem’ en bij 4.2.6. over de ‘feedback’.) 5.1.11. Voortgang sinds vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de opleiding beschikte over een voldoende adequaat functionerend kwaliteitszorgsysteem dat voldoende garanties bood voor het realiseren van de gewenste onderwijskwaliteit. De gehanteerde evaluatiemethode diende nauwer aan te sluiten op de opleidingscultuur. In het kader van het Ontwikkelingsplan 2004-2008 is de evaluatiesystematiek aangepast en integraal onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem Codarts.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het ‘Ontwikkelingsplan Codarts 2004-2008’ is vastgelegd welke opleidingsevaluaties dienen plaats te vinden en met welke frequentie. Er zijn vier resultaatgebieden gedefinieerd: waardering door de student/cursist, waardering door het werkveld, waardering door toeleverend onderwijs, waardering door personeel. Op alle gebieden stelt Codarts/de RDA doelen, die gedefinieerd zijn als ‘tenminste driekwart is tevreden over ….’ Binnen de RDA/Codarts zijn de laatste jaren periodieke evaluatieonderzoeken gehanteerd om te toetsen in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd en waar eventuele knelpunten aanleiding waren voor verbeteracties. De uitkomsten van de verschillende evaluaties en tevredenheidonderzoeken tonen aan, dat de opleiding haar streefcijfer ‘driekwart is tevreden over… ‘ voor zo goed als alle onderwerpen ruimschoots haalt. Sinds 2004 worden de modulen binnen het programma systematisch geëvalueerd. De RDA kent verschillende klachtenregelingen en studenten kennen de verschillende wegen die ze kunnen bewandelen als ze een klacht hebben. Door Codarts/ de RDA is een aanvang gemaakt met DigOport: een elektronisch archiefsysteem waarin doelstellingen en bijbehorende documenten op basis van de plan-do-check-act cyclus digitaal gearchiveerd kunnen worden. De documenten die zijn opgesteld voor de accreditatie worden hierin opgenomen en zullen te raadplegen zijn door zowel docenten als studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 68
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. De hogeschool Codarts en de RDA leggen hun (vierjaren) beleid vast in het Ontwikkelingsplan Codarts, het Meerjarenplan RDA en het Jaarplan. Daarin worden ook de streefdoelen opgenomen die de academie/opleiding zich stelt. Zoals in 5.1.4. reeds is aangegeven zijn er vier resultaatgebieden gedefinieerd: waardering door de student/cursist, waardering door het werkveld, waardering door toeleverend onderwijs, waardering door personeel. Op alle gebieden stelt de RDA doelen, die gedefinieerd zijn als ‘tenminste driekwart is tevreden over ….’ In de jaarverslaggeving wordt opgenomen welke resultaten zijn geboekt. Daarnaast hanteert de opleiding een systeem waarin acties worden vastgelegd. Daarnaast zijn binnen de RDA de lijnen kort. Wanneer er zich knelpunten voordoen worden die ook vaak direct opgelost, zonder eerst een volgende procedureronde af te wachten. Voor de procesbewaking van het kwaliteitszorgstelsel en de uitvoering van de activiteiten in het Ontwikkelingsplan heeft Codarts een coördinator kwaliteitszorg aangesteld voor 0,6 fte. (zie onder 5.1.2.) 5.2.2. De RDA bespreekt met verschillende groepen de uitkomsten van periodieke evaluaties en de genomen verbetermaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn: De uitkomsten van de module-evaluaties zijn besproken met de desbetreffende docenten en hebben indien de resultaten daartoe aanleiding gaven, geleid tot aanpassing van de inhoud van de module of in één geval tot de vervaging van een docent. In 2005 heeft de opleiding de conclusies uit de module-evaluaties 2004-2005 besproken met de opleidingscommissie. Als belangrijkste aandachtspunt heeft de opleidingscommissie geformuleerd dat er behoefte is aan verbetering van de zelfwerkzaamheid van studenten. Met Bureau Ontwikkeling en Internationalisering zijn scholingsafspraken gemaakt voor training van docenten op dit punt. Op grond van de uitslag van het medewerkeronderzoek Ondersteunend Personeel in 2004 heeft Codarts een aantal beleidslijnen uitgezet ter verbetering van de resultaten die nog niet naar volledige tevredenheid scoorden, waaronder informatievoorziening naar de medewerkers en betrokkenheid bij het hogeschoolbeleid. Deze verbeteractiviteiten zijn integraal onderdeel van het Ontwikkelingsplan 2004-2008. Uitkomsten van het medewerkerstevredenheidsonderzoek onder Onderwijzend Personeel (OP) van de RDA zijn besproken. Naar aanleiding van een enquête onder de studenten van het eerste jaar eind 2003 en naar aanleiding van de uitslag van de enquête onder de afstudeerders 2004-2005 is het mentoraat beter gestructureerd en beschreven in het document ‘Mentoraat RDA’. Daarin zijn procedureafspraken vastgelegd. (zie ook facet 4.2. onder 4.2.3.) Gesprekken met studenten tijdens het mentoraat verlopen gestructureerd aan de hand van formats, waarbij mentoren tenminste dezelfde zaken aan de orde stellen. Ook de feedback op tentamenresultaten die de mentoren geven is gestandaardiseerd via de zogenoemde ‘feedback and reflection forms’ (zie ook 2.8.5.) Naar aanleiding van de kritiek van de studenten op de ICT werkplekken is er door Codarts budget vrijgemaakt voor de uitbreiding van ICT werkplekken in het voorjaar van 2006.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 69
5.2.3. Om de impact van fysieke blessures op de studieduur te verkleinen is de opleiding in 2002 gestart met het Gezondheids Innovatie Plan (GIP). Eén van de doelen van het GIP is terugdringing van de blessuretijd van studenten. Door middel van modulen in het programmaonderdeel ‘Beroep en Welzijn” met lezingen over gezond gedrag, het vak ‘Fysieke aspecten van het beroep’, door conditietraining en Pilates en door uitbreiding van de gezondheidsinfrastructuur met de aanstelling van een gezondheidcoördinator en het uitbreiden van de uren van de fysiotherapeut , voedingsdeskundige, sportarts en vertrouwenspersoon tracht men deze doelen te realiseren.. Binnen de kenniskring van het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ onderzoeken docenten onder supervisie van de lector de effecten van het beleid. Op basis van een eerste inventarisatie worden oorzaken van blessurepatronen onderzocht. Volgens het werkplan Lectoraat moeten er eind 2006 aanbevelingen zijn voor het voorkomen van blessures. Bij de sportmedische keuring bij de auditie krijgen alle studenten op grond van het onderzoek een persoonlijk trainingsadvies, dat gericht is op een gezonde voorbereiding op de studie. Naar aanleiding van de speciale aandacht die de RDA besteedt aan het voorkomen van blessures verwacht de opleiding dat op termijn de gemiddelde verblijfsduur zal kunnen dalen, omdat studenten bewuster omgaan met hun lichaam. De eerste indicaties zijn positief. De uitval in de propedeuse in 2004, het jaar waarin men is gestart met de uitgebreide gezondheidsinfrastructuur, is fors gedaald. (Zie ook 2.4.4.) 5.2.4. Het in maart 2005 kritisch bekijken van de bacheloropleiding Dans en Docent Dans door de Portfoliocommissies aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst heeft geresulteerd in een plan van aanpak van verbeteractiviteiten. De verbeteringen die in dit plan van aanpak waren genoemd zijn inmiddels gerealiseerd. (zie ook 5.1.7.) Het auditteam heeft op basis van hetgeen in het Ontwikkelingsplan Codarts, het Meerjarenplan RDA, het jaarplan 2006 en het Kwaliteitsrapport is beschreven en op basis van gesprekken tijdens de audit met docenten en studenten kunnen vaststellen dat de uitkomsten van de periodieke evaluaties hebben geleid tot aantoonbare verbetermaatregelen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: In het ‘Ontwikkelingsplan Codarts 2004-2008’ is vastgelegd welke vier resultaatgebieden er zijn. Daarin wordt aangegeven, dat Codarts/de RDA doelen stelt, die gedefinieerd zijn als ‘tenminste driekwart is tevreden over ….’ In het Ontwikkelingsplan Codarts, het Meerjarenplan RDA, het jaarplan 2006 en in het Kwaliteitsrapport is beschreven welke verbetermaatregelen zijn/worden genomen. De periodieke evaluaties hebben geleid tot aantoonbare verbetermaatregelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 70
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals uit de bevindingen van facet 5.1 al blijkt worden bij de in het kader van de kwaliteitszorg uitgevoerde evaluaties de studenten, personeel, alumni en werkveld systematisch en planmatig betrokken. Dit gebeurt aan de hand van de tevredenheidsonderzoeken die elke twee jaar (studenten en docenten) of elke vier jaar (alumni en werkveld) plaatsvinden en door middel van evaluatie van de lesmodulen. In het Ontwikkelingsplan van Codarts, het Meerjarenplan RDA en het jaarplan kan worden nagelezen op welke wijze de opleiding de resultaten van de evaluaties gebruikt in de verdere ontwikkeling/verbetering van de opleiding. 5.3.2. Alle klassen bij de RDA hebben een klassenvertegenwoordiger. Deze klassenvertegenwoordigers vormen samen de Studentenraad. De Studentenraad bespreekt de signalen die er vanuit de klassen komen. Zo is er bijvoorbeeld gesproken over de ontwikkelingen binnen de vernieuwde opleiding Docent Dans. Met de Studentraad zijn ook de resultaten van de studenttevredenheidsonderzoeken besproken. Een afvaardiging van de Studentenraad heeft zitting in de opleidingscommissie. Van alle overleggen worden verslagen gemaakt. 5.3.3. De RDA kent sinds 2004 een Opleidingscommissie die de directie van de RDA adviseert over (de uitvoering van) het OER en die gevraagd of uit eigen beweging advies geeft over alle aangelegenheden die het onderwijs betreffen. De Opleidingscommissie adviseert ook de Medezeggenschapsraad van Codarts. Bespreking en vaststelling van het curriculum vindt plaats in het overleg van de Opleidingscommissie. Onderwerpen die aan de orde zijn gekomen waren: klassikaal lesgeven – individueel lesgeven, eigen leerweg van de student, proactief zijn en zelfredzaamheid. Ook heeft de directie de conclusies van de moduleevaluaties 2004-2005 besproken met de Opleidingscommissie. In de opleidingscommissie zitten zowel docenten als studenten. 5.3.4. De RDA kent ook sinds 2005-2006 Portfoliocommissies voor de opleiding Dans en Docent Dans. In deze portfoliocommissies hebben zowel studenten als docenten zitting. De Portfoliocommissie is geen wettelijk voorgeschreven orgaan maar is door Codarts zelf ingesteld. De Portfoliocommissie heeft tot doel het opleidingsmanagement te adviseren over opleidingskwaliteit. Onder andere de Portfolio-commissies bewaken de aansluiting tussen doelstellingen en programma. In de portfoliocommissie zitten deels dezelfde mensen als in de opleidingscommissie. Er hebben drie bijeenkomsten plaatsgevonden, waarin o.a. uitgebreid is stil gestaan bij de sterke en zwakke punten van de opleiding in het kader van de NVAO criteria. Dit heeft geresulteerd in een plan van aanpak voor verbeteractiviteiten. Van deze overleggen zijn verslagen gemaakt. De uitkomsten van het werkveldonderzoek zijn besproken in de Portfoliocommissie. De RDA is van zins het werk van de Portfoliocommissie onder te brengen in de Opleidingscommissie. 5.3.5. Codarts heeft een Medezeggenschapsraad waarin een aantal docenten en studenten van de RDA zitting heeft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 71
5.3.6. Overleg en afstemming met docenten vindt plaats in de vakgroepen en de docentvergaderingen. Het beleidsdocument ‘Ontwikkelingsplan 2004-2008’ van Codarts is verstrekt aan alle personeelsleden, ‘the Rotterdams Apporoach’ is besproken en bijgesteld met het personeel RDA en het Meerjarenppan 2005-2008 van de RDA is besproken in het Dans Management Team van de RDA met de coördinatoren en ter beschikking gesteld aan docenten. Naar aanleiding van het Studenttevredenheidsonderzoek vindt een bespreking van de resultaten plaats met de docenten. De uitkomsten van de module-evaluaties zijn besproken met de desbetreffende docenten. In de kenniskring van het lectoraat ‘Excellence and well-being in the performing arts’ onderzoeken docenten onder supervisie van de lector de effecten van het beleid in relatie tot het oplopen van fysieke blessures door studenten. (zie ook 2.4.4.) Het auditteam heeft kennisgenomen van de verschillende gremia waarin studenten en docenten zijn vertegenwoordigd en de wijze waarop de RDA de studenten en docenten betrekt bij de kwaliteit van de opleiding. Het auditteam heeft tijdens de audit ook gesproken met vertegenwoordigers van de Opleidingscommissie en de Portfoliocommissie en met diverse docenten en studenten. Op basis van deze gesprekken en op basis van de verslagen die het auditteam heeft ingezien constateert het auditteam, dat de RDA de studenten en docenten voldoende betrekt bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. In de gesprekken, die het auditteam voerde met de docenten kwam naar voren, dat zij het formaliseren van procedures als waardevol hebben ervaren. Hierdoor is er duidelijkheid ontstaan voor alle betrokkenen op het vlak van de interne kwaliteitszorg. 5.3.7. Overleg met het werkveld vindt op veel verschillende manieren plaats. Via werkveldonderzoek is de tevredenheid met de opleiding onderzocht via persoonlijke interviews met vertegenwoordigers van het werkveld waarvoor de RDA opleidt. Dit werkveldonderzoek vindt elke vier jaar plaats. In aansluiting op het werkveldonderzoek voert de RDA een proef uit waarbij relevante gastdocenten en -choreografen na beëindiging van hun werkzaamheden naar gelijksoortige informatie wordt gevraagd ten einde het actualiteitsgehalte van de dansacademie te verhogen. Dit moet gaan resulteren in een jaarlijks samenvattende rapportage startend in de zomer van 2006. Daarnaast is er zeer regelmatig contact met het werkveld via de vele netwerken van de RDA en haar docenten. Het auditteam heeft kunnen kennisnemen van de wijze waarop de RDA het werkveld betrekt bij de kwaliteit van de opleiding, van de uitslag van het werkveldonderzoek 2004 en heeft inzage gehad in de uitkomst van evaluaties en gesprekken met gastdocenten. Uit de gesprekken tijdens de audit met de docenten en het management is ook gebleken dat er veel contact is met het werkveld via stages, uitwisselingsprojecten, dansvoorstellingen, congressen etc. waarbij o.a. gesproken wordt over de kwaliteit van de opleidingen van de RDA. Op basis hiervan concludeert het auditteam, dat de RDA het werkveld voldoende betrekt bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. 5.3.8. Structureel contact met alumni wordt nu opgezet in een Codarts Alumnibeleid. Binnen de Voortgezette/Masteropleiding Dantherapie loopt vanaf 2005-2006 een pilot. (zie 5.1.7.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 72
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De RDA heeft overleg met de studenten en docenten via o.a. de Studentenraad, de Opleidingscommissie, de Portfoliocommissie, de Medezeggenschapsraad, de vakgroepvergaderingen en de docentvergaderingen. Uit de verslagen van recente overleggen met o.a. opleidingscommissie, portfoliocommissie, Studentenraad en docenten is duidelijk geworden, dat in deze overleggen onderwerpen zijn besproken die betrekking hadden op de interne kwaliteitszorg. De RDA betrekt het werkveld bij de interne kwaliteitszorg o.a. via het vierjaarlijks werkveldonderzoek en via evaluatiegesprekken met gastdocenten na afloop van de werkzaamheden. Daarnaast is er contact met het werkveld via de vele netwerken van de RDA en de docenten Alumnibeleid wordt nu opgezet binnen Codarts. In de Voortgezette/Master opleiding Dantherapie van de RDA wordt op dit moment een pilot met alumni uitgevoerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding Dans en Docent Dans als voldoende.
In het ‘Ontwikkelingsplan Codarts 2004-2008’ is vastgelegd welke opleidingsevaluaties dienen plaats te vinden en met welke frequentie. Codarts/de RDA stelt zich doelen, die gedefinieerd zijn als ‘tenminste driekwart is tevreden over ….’. Binnen de RDA/Codarts zijn de laatste jaren periodieke evaluatieonderzoeken gehanteerd om te toetsen in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd en waar eventuele knelpunten aanleiding waren voor verbeteracties. Sinds 2004 worden de modulen binnen het programma systematisch geëvalueerd. De RDA kent verschillende klachtenregelingen en studenten kennen de verschillende wegen die ze kunnen bewandelen als ze een klacht hebben. Door Codarts/ de RDA is een aanvang gemaakt met DigOport. De documenten die zijn opgesteld voor de accreditatie worden hierin opgenomen en zullen te raadplegen zijn door zowel docenten als studenten. In het Ontwikkelingsplan Codarts, het Meerjarenplan RDA, het jaarplan 2006 en in het Kwaliteitsrapport is beschreven welke verbetermaatregelen zijn/worden genomen. De periodieke evaluaties hebben geleid tot aantoonbare verbetermaatregelen. De RDA heeft overleg met de studenten en docenten via o.a. de Studentenraad, de Opleidingscommissie, de Portfoliocommissie, de Medezeggenschapsraad, de vakgroepvergaderingen en de docentvergaderingen. Uit de verslagen van recente overleggen met o.a. opleidingscommissie, portfoliocommissie, Studentenraad en docenten is duidelijk geworden , dat in deze overleggen onderwerpen zijn besproken die betrekking hadden op de interne kwaliteitszorg. De RDA betrekt het werkveld bij de interne kwaliteitszorg o.a. via het vierjaarlijks werkveldonderzoek en via evaluatiegesprekken met gastdocenten na afloop van de werkzaamheden. Daarnaast is er contact met het werkveld via de vele netwerken van de RDA en de docenten. Alumnibeleid wordt nu opgezet binnen Codart. In de Voortgezette/Master opleiding Dantherapie van de RDA wordt op dit moment een pilot uitgevoerd met alumni.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 73
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. De academie borgt de uitkomsten van het onderwijsproces met een aantal instrumenten: aan de voorkant van het onderwijsproces door: het assessment bij de instroom, of te wel de auditie, waarmee de potentiële student toelaatbaar wordt voor de opleiding. tijdens en aan einde van het onderwijsproces door: het absolverend toetsen van de modulen waarin kennis centraal staat; het observeren, analyseren en van feedback voorzien van de vorderingen van de studenten tijdens de techniekmodulen en het repertoire (tussentijdse evaluaties, of te wel het formatief toetsen van de leerwinst). Hier ligt de kracht van het onderwijs, omdat (gast)docenten en gastchoreografen in interactie met de studenten de groei begeleiden en beoordelen op het gebied van artisticiteit, virtuositeit, originaliteit en authenticiteit van het bewegingsrepertoire; het geven van feedback (docent en medestudenten) en het ontvangen van feedback (student) staan iedere techniekles centraal. Dit continue proces van feedback (analyseren en beoordelen en onderzoeken waarmee je verder kunt) vormt de essentie voor de vorderingen van de student. Om dit essentiële facet van het onderwijsproces nog meer kracht te geven heeft de RDA in de eerste twee studiejaren de feedbackprocedure gestandaardiseerd m.b.v. een standaardformulier. Gezien de positieve resultaten maakt deze procedure binnenkort ook onderdeel uit van het derde en vierde studiejaar. Zo ontstaat een gestandaardiseerd feedback traject van het begin tot het eind van het onderwijs en bouwt de student een portfolio met prestaties en beoordelingen; Met het hanteren van een aanwezigheidsplicht van 80% benadrukt de opleiding het belang van een actieve participatie en de noodzaak van feedback door de docent en de medestudenten; het studieadvies. Alle studenten ontvangen aan het eind van het eerste jaar een studieadvies. Voor gemiddeld 30 % van de eerstejaarsstudenten met onvoldoende studievorderingen betekent dit advies dat zij de studie moeten staken; de audities voor het repertoire; studenten auditeren binnen de academie voor het repertoire van de gastchoreografen en eigen werk gemaakt door medestudenten; In de differentiatie Dans moet auditie worden gedaan voor de toelating tot de stage in het derde/vierde jaar; de student toont in een auditie bij een gezelschap zijn vaardigheden. Tijdens de stage vindt beoordeling plaats via observaties en het invullen van een evaluatieformulier door externen; In de differentiatie Choreografie vindt (externe) beoordeling plaats van geproduceerd werk, dat uitgevoerd wordt in het eigen theater of in een theater buiten de opleiding; In de opleiding Docent Dans vindt in de stages de integrale beoordeling plaats over het bereiken van de competenties; Ieder jaar vinden er diverse voorstellingen plaats in externe theaters waarin studenten hun (dans)vaardigheden en het bereikte niveau kunnen tonen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 74
na afloop van het onderwijsproces door: de onderzoeksresultaten in de HBO Kunstenmonitor, met als ijkpunten: o de lengte van periode tussen het afstuderen en de eerste baan, o de baan van de afgestudeerde o de waardering voor de opleiding door de afgestudeerden eigen onderzoek naar de waardering van de opleiding door het werkveld, eigen onderzoek onder de nationale dansgezelschappen naar de opleiding van herkomst van de dansers (binnenkort) eigen onderzoek onder alumni met o.a. de waardering voor de opleiding
Het auditteam heeft kennisgenomen van de wijze waarop de RDA het eindniveau borgt en meet. Tijdens de audit heeft de RDA voldoende kunnen aantonen, dat zij al deze instrumenten hanteert om het niveau van de studenten vast te stellen. Tijdens de audit heeft het auditteam ook kennis kunnen nemen van de inhoud van de stageverslagen en beoordelingen. Het auditteam is op grond van eigen waarneming van mening, dat dit op een adequate wijze is uitgevoerd. Beoordelingen tonen aan, dat de student heeft voldaan aan het gevraagde niveau. Ook heeft het auditteam op 9 juni 2006 een van de eindvoorstellingen van de RDA in Lataren Venster bijgewoond. (zie hiervoor verder aan het eind van dit facet) 6.1.2. Voor het verzamelen van informatie over de gerealiseerde eindkwalificaties gebruikt de RDA de Kunstenmonitor, het werkveldonderzoek, de beoordeling van de afstudeerders en (in de toekomst) de uitkomsten van het eigen alumni-onderzoek. Eigen gegevens RDA van de afgestudeerde studenten in juni 2006: Van 11 studenten die dit jaar (2006) afstudeerden is tijdens de audit al bekend dat zij een contract hebben bij een gezelschap in het seizoen 2006-2007. Dit betreffen zowel gezelschappen in Nederland (Krisztina de Chatel, Scapino Ballet Rotterdam, Conny Jansen Danst, Joop van den Ende/ Cats ) als buitenlandse gezelschappen (Galili Dance, It Dansa, Koubi, Nanine Linning) De HBO Kunstenmonitor De HBO Kunstenmonitor biedt vergelijkende informatie over de uitkomsten van het onderwijs, gemeten aan de hand van de ervaring van afgestudeerden anderhalf jaar na studie. Het aantal respondenten was laag, maar de uitspraken geven de RDA een indicatie.
Dans In 2002 waren er 48 respondenten, waarvan 3 afkomstig van de RDA. Van deze 3 oud-studenten hadden er 2 betaald werk (67%) en 1 onbetaald werk (33%). Het percentage oud-studenten met betaald werk lag landelijk gelijk (68%) In 2003 waren er 53 respondenten waarvan 8 afkomstig van de RDA. Zij toonden zich bovengemiddeld tevreden over de aansluiting tussen de opleiding en hun ervaringen op de arbeidsmarkt, behalve over de voorlichting beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 75
Kunstenmonitor 2003 faculteit
landelijk
Kwaliteit aansluiting opleiding-beroepspraktijk Minimaal eigen opleidingsniveau vereist Eigen of verwante opleidingsrichting vereist Aansluiting functie is goed/voldoende Goede basis om te starten op arbeidsmarkt Goede basis voor verdere ontwikkelen kennis en vaardigheden Kennis en vaardigheden worden benut in huidige functie Capaciteiten schieten niet tekort voor huidige functie Tevreden met voorlichting beroepspraktijk
100 % 100 % 100 % 100 % 75 % 100 % 75 % 25 %
88 % 97 % 81 72 91 77 84 36
Tevredenheid achteraf Keuze door dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
100 %
81 %
Ook de drie oud-studenten die in 2002 meededen gaven aan 100% tevreden te zijn achteraf met de keuze voor deze opleiding aan deze instelling (de RDA). Docent Dans In 2002 waren er 39 respondenten, waarvan 8 afkomstig van de RDA. Van deze 8 hadden er 7 betaald werk (88%) waarvan 6 als docent dans bij een Dansschool of een centrum voor de kunsten. Daarmee scoorde de RDA gelijk aan het landelijk gemiddelde van de Docent Dans opleidingen (89%), maar waarvan slechts 38% een baan heeft als docent dans. Veel van de afgestudeerden gaat werken voor dansscholen en/of centra voor de kunsten (het buitenschoolse werkveld); in het binnen schoolse werkveld (voortgezet onderwijs) komt geen van de afgestudeerden terecht. In 2003 waren er 30 respondenten waarvan 7 afkomstig van de RDA. Zij toonden zich meer tevreden over de hun opleiding achteraf dan het landelijk gemiddelde. Kunstenmonitor 2003 faculteit
landelijk
Kwaliteit aansluiting opleiding-beroepspraktijk Minimaal eigen opleidingsniveau vereist Eigen of verwante opleidingsrichting vereist Aansluiting functie is goed/voldoende Goede basis om te starten op arbeidsmarkt Goede basis voor verdere ontwikkelen kennis en vaardigheden Kennis en vaardigheden worden benut in huidige functie Capaciteiten schieten niet tekort voor huidige functie Tevreden met voorlichting beroepspraktijk
83 % 83 % 83 % 83 % 50 % 50 % 100 % 33 %
90 % 90 % 83 % 74 % 74 % 53 % 84 % 27 %
Tevredenheid achteraf Keuze door dezelfde opleiding aan dezelfde instelling
100 %
78 %
Ook de acht oud-studenten die in 2002 meededen gaven aan 100% tevreden te zijn achteraf met de keuze voor deze opleiding aan deze instelling (de RDA).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 76
Het werkveldonderzoek Zoals reeds eerder vermeld heeft er in 2004 een werkveldonderzoek plaatsgevonden. Daarin is ook gevraagd naar de kwaliteit van de afgestudeerden. Dans In het werkveldonderzoek is gevraagd naar de kwaliteit van de afgestudeerden van de RDA die bij Nederlandse eigentijdse dansgezelschappen tot het ‘tableaux de la troupe’ behoren. De artistiek leiders geven aan dat de afgestudeerden van de RDA voldoen aan de landelijke competenties. Afgestudeerden werkzaam bij de gezelschappen beschikken in voldoende mate over visie, creërend vermogen, kunnen samenwerken, zijn communicatief, ambachtelijk goed opgeleid én beschikken over voldoende analytisch, reflectief en innovatief vermogen. Wel is er bij sommigen twijfel aan de mate waarin studenten al voldoende omgevingsgericht zijn d.w.z. de mate waarin ze in staat zijn relevante ontwikkelingen in hun omgeving binnen en buiten de dans te signaleren en te gebruiken in dansproducties.
Docent Dans In het werkveldonderzoek docent dans is gevraagd naar de kwaliteit van de afgestudeerden van de RDA die als docent dans werkzaam zijn in dansscholen, centra voor de kunsten en in andere educatieve contexten. Gevraagd is naar de mening van leidinggevenden in het werkveld over de competenties van de afgestudeerden. Het werkveld geeft aan dat de afgestudeerden van de RDA voldoen aan de verwachtingen van het werkveld. Afgestudeerden werkzaam bij de dansscholen en Centra voor de Kunsten beschikken over een sterke vaktechnische basis, zijn eigenzinnig en creatief, kunnen de lessen voldoende laten aansluiten op de verschillende doelgroepen, werken goed samen met andere disciplines, zijn communicatief en goede netwerkers. Ook pakken ze snel nieuwe trends op en verwerken die in de lesstof. De opvattingen over de onderwijsfilosofie lopen uiteen. Een belangrijk deel onderschrijft de keuze die de academie gemaakt heeft om de gemengde beroepspraktijk tot uiting te laten komen in het curriculum (met de nadruk op de combinatie van danstechniek, creativiteit en pedagogiek/didactiek), een ander deel ziet liever een sterkere nadruk op pedagogisch/didactische kwaliteiten. De belangrijkste aanbevelingen aan de opleiding zijn: blijf voldoende ruimte bieden voor creativiteit in de opleiding; het programma is intensief, waardoor rust en bezinning soms in de knel komen; alhoewel het werkveld voldoende werk biedt voor afgestudeerden met het profiel van de RDA, is het werk in de eerste jaren erg versnipperd ("een uurtje lesgeven hier, een uurtje daar"); bereid studenten hierop voldoende voor om teleurstellingen in de praktijk te voorkomen.
Beoordeling afstudeerders 2004-2005 Als start van het alumnibeleid zijn de afgestudeerden van de opleiding bachelor Dans Docent Dans ondervraagt over enkele aspecten van de opleiding. De vragenlijst sluit aan bij de nieuwe vragenlijst HBOKunstenmonitor. Relevante vragen in dit kader waren:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 77
Does the programme provide you a solid basis for: a. finding a job as teacher /danser/choregrapher b. to a further develop your knowledge and competencies Would you give a mark between 1 (bad) and 5 (good) about the following items: a. preparation for the profession
totaal
Docent Dans
Dans
Choreogr.
3,9 4,0
4,1 4,4
3,7 3,8
3,5 4,5
3,7
4,2
3,4
3,5
Het auditteam constateert dat de RDA voldoende gebruik maakt van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld en de afgestudeerden het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend Danser/Choreograaf /Docent Dans. Het auditteam heeft op 9 juni 2006 een van de eindvoorstellingen van de RDA in Lantaren Venster bijgewoond. Daarin stond voor de pauze eigen gemaakt werk op het programma van studenten van de opleiding Dans en Docent Dans uit de diverse leerjaren. Voor deze choreografieën waren medestudenten gekozen op basis van audities. Na de pauze stonden zes werken uit het repertoire van reeds gevestigde choreografen op het programma uitgevoerd door studenten vanuit de Havo, de leerjaren 1 en 2 van de opleidingen Dans/Docent Dans en vanuit de opleiding Dans leerjaar 3 en 4. Ook hiervoor hebben de studenten auditie moeten doen. Het eigen gemaakte werk was indrukwekkend en van artistiek goed tot zeer goed niveau. De uitvoerende dansers lieten een interessant en goed verzorgd resultaat zien van goed tot zeer goed niveau. Ook in de uitvoeringen na de pauze werd door alle studenten goed tot zeer goed gedanst. Veel dansers lieten zien, dat zij inmiddels een hoog technisch niveau hadden bereikt met een eigen individuele stijl. Verschillende gevorderde studenten hebben laten zien, dat zij zich hebben ontwikkeld tot excellente dansers/choreografen, die als (dans)kunstenaar een belangrijke bijdrage kunnen gaan leveren aan de huidige (internationale) danswereld. Voor wat betreft de gerealiseerde eindkwalificaties is het auditteam op basis van bovenstaande van mening, dat deze in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 78
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed.
De RDA geeft duidelijk aan met welke instrumenten zij het eindniveau borgt en meet voorafgaand aan, tijdens en na de opleiding. De RDA heeft tijdens de audit voldoende kunnen aantonen, dat zij al deze instrumenten hanteert om het niveau van de studenten vast te stellen. Tijdens de audit heeft het auditteam ook kennis kunnen nemen van de inhoud van de stageverslagen en beoordelingen. Op grond van eigen waarneming is het auditteam van mening, dat dit op een adequate wijze is uitgevoerd. Beoordelingen tonen aan, dat de student heeft voldaan aan het gevraagde niveau. De RDA maakt voldoende gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld en de afgestudeerden het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend Danser/Choreograaf /Docent Dans. Naar aanleiding van de eindvoorstelling die het auditteam bijwoonde in Lantaren Venster kan gesteld worden, dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties. Het eigen gecreëerde werk was indrukwekkend en van artistiek goed tot zeer goed niveau. De uitvoerende dansers lieten een interessant en goed verzorgd resultaat zien van goed tot zeer goed niveau. Verschillende gevorderde studenten hebben laten zien, dat zij zich hebben ontwikkeld tot excellente dansers/choreografen, die als (dans)kunstenaar een belangrijke bijdrage kunnen gaan leveren aan de huidige (internationale) danswereld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 79
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. Codarts werkt sinds het Ontwikkelingsplan 2004-2008 met streefcijfers voor het onderwijsrendement. Voor het interne rendement gelden de volgende hogeschool afspraken: Het cohortrendement na 5 jaar van het cohort 2003 (gemeten in 2008) van de opleidingen van Codarts bedraagt minmaal 50%; De selectie in de propedeuse is zodanig, dat alle studenten die de propedeuse halen in staat zijn de opleiding binnen een totale studieduur van 4,3 jaar af te ronden; Voor het externe rendement geldt de volgende hogeschool afspraak : Minimaal driekwart van alle afgestudeerden die zich op de arbeidsmarkt begeeft is in staat om binnen anderhalf jaar een passende functie te verwerven. De RDA voegt daar als ambitie voor de bacheloropleiding Dans nog aan toe: Afgestudeerden van de RDA hebben meer kans op een baan dan afgestudeerden van vergelijkbare opleidingen. 6.2.2. De cohortrendementen voor de bacheloropleiding Dans voor de instroomjaren 1999 respectievelijk 2000 zijn na vijf jaar 51% respectievelijk 57%. Voor de bacheloropleiding Docent Dans ligt dit op 69% respectievelijk 38%. De RDA geeft aan, dat het nadeel van deze methode is dat rendementsgegevens pas na vijf jaar ter beschikking komen. Een dynamische rendementsberekening* geeft een indicatie van het rendement van de jongste cohorten: Opleidingsrendement opleiding Dans 2001
2002
2003
2004
Gemid.
Gemiddelde instroom (t t/m t-3)*
49
51
53
53
Aantal getuigschriften Dynamisch rendement
25 51%
34 67%
24 46%
29 55%
55%
2001
2002
2003
2004
Gemid.
Gemiddelde instroom (t t/m t-3)*
39
35
32
27
Aantal getuigschriften Dynamisch rendement
16 42%
22 63%
2412 38%
19 71%
Opleidingsrendement opleiding Docent Dans
52%
* bij een dynamische redementsberekening wordt het aantal geslaagden in jaar t gerelateerd aan de instroom in jaar t; deze methode geeft bij een stabiele instroom hetzelfde resultaat als het cohortrendement. Nu is in het geval van de RDA de totale instroom bij de opleidingen bachelor Dans en Docent Dans redelijk stabiel (± 75) , maar de instroom voor bachelor Dans steeg in de afgelopen jaren en de instroom voor bachelor Docent Dans daalde. Om deze reden heeft de RDA het dynamische rendement van het aantal geslaagden berekend als percentage van het gemiddeld aantal nieuwe inschrijvingen in het jaar t, jaar t-1 en jaar t-3
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 80
Met deze indicatieve cijfers van het rendement voldoet de RDA aan de intern door Codarts gehanteerde streefcijfers. 6.2.3 De gemiddelde studieduur afgestudeerden bachelor Dans en Docent Dans van de laatste jaren bedroeg: bachelor Dans Totaal aantal geslaagden Aantal geslaagden propedeuse instroom Gemiddelde studieduur geslaagden inclusie zij-instr (in jaren) Gemiddelde studieduur geslaagden uit de propedeuse instroom (in jaren)
2001 25 19 3,2 3,6
2002 34 20 2,9 4,0
2003 24 21 3,4 3,6
2004 29 22 3,4 3,8
De doelstelling dat studenten die de propedeuse halen binnen (in totaal) 4,3 jaar de hoofdfase moeten halen wordt gerealiseerd bij de bacheloropleiding Dans. bachelor Docent Dans Totaal aantal geslaagden Aantal geslaagden propedeuse instroom Gemiddelde studieduur geslaagden inclusie zij-instr (in jaren) Gemiddelde studieduur geslaagden uit de propedeuse instroom (in jaren)
2001 16 14 4 4,2
2002 22 18 3,9 4,2
2003 12 12 4,7 4,7
2004 19 17 3,9 4,1
De doelstelling dat studenten die de propedeuse halen binnen (in totaal) 4,3 jaar de hoofdfase moeten halen wordt gerealiseerd bij de bacheloropleiding Docent Dans. Wel is hier waakzaamheid geboden, aldus de RDA, gezien het feit, dat het rendement de 4,3 dicht benaderd en er in 2003 zelfs boven lag. 6.2.4. De uitval propedeuse is geen expliciete doelstelling van de RDA/Codarts, maar in verband met de opmerkingen van de visitatiecommissie uit 2001 wel relevant om naar te kijken. De cijfers die tijdens de visitatie bekend waren lieten een uitval zien van 60% na de propedeuse. (zie hieronder bij 6.2.8.) In jaren vertoont het schema de volgende uitvalpercentages.
studiestakers instroom % uitval
1998 51 86 59 %
1999 37 77 48 %
2000 51 100 51 %
2001 44 86 51 %
2002 44 80 55 %
2003 33 72 46 %
2004 12 79 15 %
De RDA geeft als oorzaak van de uitval in de propedeuse vier oorzaken: heimwee (buitenlandse studenten), blessures, student kiest ander opleiding,achterblijvende studieresultaten. In verband hiermee heeft de RDA een aantal verbeteracties opgezet. In september haakt een kleine groep buitenlandse studenten af (<5%) vanwege heimwee i.v.m. overgang naar zelfstandig wonen, andere cultuur etc. De RDA helpt studenten deze overgang zo soepel mogelijk te verlopen door een uitgebreid introductieprogramma voor nieuwe studenten aan te bieden. Blessures zijn onvermijdelijk in Dans. Door het aanbieden van een uitgebreid gezondheidsprogramma en de activiteiten die plaatsvinden in het kader van het Lectoraat hoopt de RDA de uitval door blessures te verminderen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 81
Dat een klein deel van de studenten beslist om de studie bij een andere instelling te gaan volgen past bij de selecterende en verwijzende functie. Uitval om deze reden is echter zeer beperkt. Omdat het dansvak zo concurrerend is, is het achterblijven van studieresultaten voor de opleiding reden om studenten een Bindend Negatief Studieadvies te geven. Uitval om deze reden ligt rond de 30% Het percentage uitval vertoont een daling. De RDA weet niet of de grote terugloop van de uitval in 20042005 zal bestendigen in de toekomst . Volgens de opleiding wordt de terugloop veroorzaakt doordat de RDA selectiever in de aanname kan zijn (zie ook facet 2.5). Als mogelijke aanvullende verklaring geeft de RDA dat de instroom 2004-2005 voor het eerst het uitgebreide gezondheidkundig onderzoek heeft gehad en de RDA kon terugvallen op een uitgebreidere gezondheidsinfrastructuur (zie ook facet 2.4 onder 2.4.4). Of dit zo is behoeft nog nader onderzoek van de RDA. 6.2.5. Externe rendementsgegevens van het percentage afgestudeerden dat na 1,5 jaar werkzaam is in de eigen sector is terug te vinden in de Kunstenmonitor 2002. Het aantal respondenten van de RDA van de bacheloropleiding Dans was toen 3 van totaal 48. Van deze 3 hadden twee betaald werk en 1 onbetaald werk. Landelijk lag het rendement op 94%. Het aantal respondenten van de RDA van de bacheloropleiding Docent Dans was toen 8 van totaal 39. Van deze 8 hadden 7 betaald werk en 1 studeerde nog. Landelijk lag het rendement op 94%. Zoals al onder 1.1.4. is het aantal respondenten erg laag geweest. Deze gegevens kunnen volgens de RDA hooguit als indicatie van het resultaat worden gebruikt en niet als hard cijfer dat volledig representatief is. De systematiek van de Kunstenmonitor is aangepast. Verwacht wordt dat met de monitor 2005 meer representatieve resultaten ter beschikking zijn. De RDA wil de belangrijkste leverancier zijn voor de eigentijdse dansgezelschappen. Omdat veel afgestudeerden op zoek gaan naar een baan ergens op de wereld is het moeilijk precies zicht te houden op het externe rendement. Wel zijn er indicaties voor. Bijvoorbeeld het aantal dansers afgestudeerd aan de RDA die bij een Nederlands eigentijds gezelschap onder contract staan. (zie hieronder bij benchmarkgegevens) 6.2.6. Eigen gegevens van de RDA. Zoals onder 6.1.2. is aangegeven was tijdens de audit reeds van 11 studenten bekend, dat zij een contract hebben bij een gezelschap in het seizoen 2006-2007. Dit betreffen zowel gezelschappen in Nederland als buitenlandse gezelschappen. 6.2.7. Benchmarkgegevens van het aantal dansers afgestudeerd aan de RDA die bij een Nederlands eigentijds gezelschap onder contract staan laat het Overzicht van in Nederland opgeleide dansers werkzaam in eigentijdse dansgezelschappen (Kunstenplan 2004); per december 2005 “Tableaux de la troupe” zien, dat van de 194 dansers die deze gezelschappen tellen er 44 afkomstig zijn van de RDA tegenover 8 van het Koninklijk Conservatotium, 24 van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, 3 van Fontys en 11 van ArtEZ Daaruit is te concluderen, dat bijna de helft van het aantal in Nederland opgeleide dansers bij de eigentijdse gezelschappen is opgeleid in Rotterdam. De RDA scoort bovengemiddeld goed wat betreft de arbeidsmarktkansen van afstudeerders. 6.2.8. Voortgang sinds vorige visitatie In 2001 concludeerde de commissie dat de door de opleiding aangeleverde cijfers onvoldoende compleet en inzichtelijk waren om daarop een oordeel over de kwantitatieve door- en instroom te bepalen. Desondanks vond de visitatiecommissie het percentage uitval in de propedeuse erg hoog (60%) Sinds de vorige visitatie is er goed zicht op rendementsgegevens. De uitval na 1 jaar is afgenomen. (zie 6.2.4.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 82
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding Dans en Docent Dans als goed en wel op grond van de volgende observaties: Codarts/ de RDA werkt sinds het Ontwikkelingsplan 2004-2008 met streefcijfers voor het onderwijsrendement. Deze streefcijfers zijn ambitieus; De RDA kan op basis van onderzoeksgegevens aantonen dat zij voldoet aan de streefcijfers; De RDA houdt goed zicht op afwijkende getallen en zoekt actief naar de oorzaken daarvan teneinde verbetermaatregelen in te zetten indien dat gewenst is.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleiding als voldoende
De RDA geeft duidelijk aan met welke instrumenten zij het eindniveau borgt en meet voorafgaand aan, tijdens en na de opleiding. De RDA heeft voldoende kunnen aantonen, dat zij al deze instrumenten hanteert om het niveau van de studenten vast te stellen. De RDA maakt voldoende gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld en de afgestudeerden het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend Danser/Choreograaf /Docent Dans. Naar aanleiding van de eindvoorstelling die het auditteam bijwoonde in Lantaren Venster kan gesteld worden, dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties. Het eigen gecreëerde werk was indrukwekkend en van artistiek goed tot zeer goed niveau. De uitvoerende dansers lieten een interessant en goed verzorgd resultaat zien van goed tot zeer goed niveau. Verschillende gevorderde studenten hebben laten zien, dat zij zich hebben ontwikkeld tot excellente dansers/choreografen, die als (dans)kunstenaar een belangrijke bijdrage kunnen gaan leveren aan de huidige (internationale) danswereld. Codarts/ de RDA werkt sinds het Ontwikkelingsplan 2004-2008 met streefcijfers voor het onderwijsrendement. De RDA kan op basis van onderzoeksgegevens aantonen dat zij voldoet aan deze streefcijfers. De RDA houdt goed zicht op afwijkende getallen en zoekt actief naar de oorzaken daarvan teneinde verbetermaatregelen in te zetten indien dat gewenst is.
extra aantekening Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel beide facetten van het onderwerp “Resultaten” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 83
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING DANS EN DOCENT DANS voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V6
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V7
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
G
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V V8
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
G
6.2. Onderwijsrendement
G
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed
5
Extra aantekening: goed
6
Extra aantekening: goed
7
Extra aantekening: goed
8
Extra aantekening: goed
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 84
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Codarts Hogeschool voor de Kunsten in casu de Rotterdamse Dansacademie, verzorgde HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. extra aantekening Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het Onderwerp ’Doelstellingen Opleiding’ als goed en één als voldoende, zes facetten van het onderwerp ‘Programma’ als goed en één als voldoende, twee facetten van het onderwerp ‘Personeel’ als goed en één als voldoende, beide facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed, beide facetten van het onderwerp “Resultaten” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 85
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren
Mr. P. P. C. M. (Paul) Waarts Paul Waarts volgde een opleiding tot danser en danste achtereenvolgens bij Krisztina de Chatel, Dance Works en Connie Jansen Danst. Na zijn danscarrière is hij rechten gaan studeren en sinds 2003 is hij als advocaat verbonden aan het kantoor Cleerdin&Hamer Advocaten in Amsterdam. Als voormalig danser is Paul nog steeds intensief betrokken bij het werkveld van de dans als bestuurslid van o.a. Dansgroep Kristina de Chatel, Hans Hof Ensemble en de Henny Jurriens Stichting en als technisch onafhankelijk voorzitter van het selectie comité van de Nederlandse Dansdagen. Daarnaast bezoekt Paul met grote regelmaat dansvoorstellingen en volgt daarmee de ontwikkelingen binnen de dans op de voet. D. (Denise) Jefferson Denise Jefferson volgde een dansopleiding bij het Martha Graham Center of Contemporary Dance (VS) en danste vervolgens o.a. bij de Pearl Lang Dance Company. Na haar danscarrière heeft zij zich in de Verenigde Staten gericht op het dansvakonderwijs. Zij heeft veel jaren als masterteacher dansles gegeven en sinds 1984 is zij directeur van de Ailey School, één van de toonaangevende dansvakopleidingen voor moderne dans in New York. Denise is o.a. vice-president geweest van de National Association of Schools of Dance, een landelijke vereniging voor professionele dansvakopleidingen in de Verenigde Staten, waar ze momenteel ook voorzitter is van de Commission of Accreditation. Denise neemt deel aan evaluatie panels bij professionele dans academies en dans afdelingen van colleges en universiteiten in de VS en daarbuiten. Naast dit werk treedt zij geregeld op als jurylid van internationale dans concoursen.
G. (Gorry) Cleven Gorry Cleven volgde achtereenvolgens de opleiding Docent Drama, Voortgezette Opleiding Bewegingsexpressie therapie en de Post Academisch Onderwijs Leergang Supervisiekunde. Daarnaast nam zij deel aan diverse cursussen op het uiteenlopende gebied van specialismen in de hulpverlening waaronder traumahulpverlening en daderbehandeling. Zij is o.a. werkzaam geweest als dramatherapeut, stafmedewerker deskundigheidsbevordering en methodiekontwikkeling binnen de GGzE, en is momenteel werkzaam als stafmedewerker deskundigheidsbevordering binnen de forensische en intensieve psychiatrie. Als supervisor begeleidt zij (multdisciplinaire) teams, functiegroepen en individuele hulpverleners in het verder ontwikkelen van hun professie. Daarnaast heeft zij een zelfstandige praktijk in ervaringsgerichte therapie (dans- en dramatherapie) en supervisie. Als Bestuursvoorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Creatieve Therapie was zij belast met beleidsontwikkeling, werkgeversaspecten, externe contacten, de ontvlechting van de vereniging tot vier zelfstandige verenigingen en de oprichting van de Federatie Vaktherapeutische Beroepen. Gorry heeft diverse publicaties op haar naam staan op het gebied van (creatieve) therapie, professionalisering en positionering. H.Z.E. (Hana) Goseling Hana Goseling is als tienjarige in 1997 gestart aan de School voor Jong Talent van de Dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en zit momenteel in het eerste jaar van de HBO-bachelor opleiding dans. Tijdens haar opleiding in de afgelopen jaren danste zij reeds mee in producties van velerlei choreografen. Gedurende de zomervakanties volgde zij diverse zomercursussen in het buitenland (Genève, Canada, Praag).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 86
Drs G.J. (Hans) Stoltenborg Hans Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. G.C. (Rianne ) Versluis Rianne Versluis is in 1979 afgestudeerd aan de Pedagogisch Academie. Tot 2001 is zij werkzaam geweest in verschillende functies binnen het dovenonderwijs als leerkracht, intern begeleider en teamcoördinator. Daarna heeft zij in een gemeente een aantal jaren gewerkt als (senior) beleidsmedewerker Welzijn. Het formuleren van (nieuw) beleid op het brede terrein van welzijn was daar een van haar voornaamste taken. Bij Hobéon is zij nauw betrokken bij de accreditatie van hoger beroepsopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 87
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 88
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 89
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 90
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 91
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 92
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 93
BIJLAGE II: Programma Visitatie
Programme audit Rotterdam Dance Academy 7 and 8 June 2006 (+ 9 June evening)
Study programmes: - bachelor course Dance / bacheloropleiding Dans (BD) - bachelor course Dance in Education / bacheloropleiding Docent Dans (BDD) - postgraduate programme in Dance Therapy / voortgezette opleiding (master) Danstherapie (MDT) - postgraduate programme in Cheoreography - Dance Unlimited / voortgezette opleiding (Master) Choreografie - Dance Unlimited (MDU) Auditteam: - lead auditor: Hans Stoltenborg (Hobéon) - specialist auditor for dance: Denise Jefferson - specialist auditor for the professional field: Paul Waarts - specialist auditor for dance therapy: Gorry Cleven - secretary: Rianne Versluis (Hobéon) - student: Hana Goseling
Schedule Wednesday 7 June: page 2. Schedule Thursday 8 June: page 4. Subjects and facets of the accreditation framework: page 5. A final presentation for the year 2005-2006 by the RDA students is organized on the evening of Friday 9 June. The members of the audit team are invited to b e present.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 94
Wednesday 7 June 2006 Time
Discussion partner RDA -
Auditors Hobéon Auditteam
Subjects (see Annex p.4)
-
Auditteam
09.45-10.00 Room 7.11
Board of Codarts and Management RDA
Auditteam
Introduction of auditteam members and preparation Introduction and finetuning audit programme
10.00-11.00 Room 7.11
Board of Codarts and Management RDA
Auditteam
11.00-12.00 Room 7.11
Parallel session 1: Lectorate
Hans Stoltenborg Denise Jefferson Hana Goseling
Studio 8.4
Parallel session 2: Coordination team
Rianne Versluis Paul Waarts Gorry Cleven
2 3.3 4.2 5
12.00-13.00
-
Audit team
Lunch/ internal
09.00-09.10 Room 7.11 09.10-09.45 Room 7.11
Staff RDA
Start of programme in
Strategic vision Market position/continuity Planning & Control cycle 1 and 2.5 3 and 4.1 5 and 6 n.t.b.
- Samuel Wuersten / artistic director - Vincent Assink / administrative director - Jikkie van der Giessen / president of the board - Kees Veerman/ member of the board - Samuel Wuersten - Vincent Assink - Jikkie van der Giessen - Kees Veerman
- Anna Aalten / lector Excellence and Wellbeing in the performing arts - Gaby Allard - Yvonne Beumkes/ faculty members of ‘kenniskring’ - Michele Pogliani/ coordinator BD - Mia Kokhuis / coordinator BDD - Sanja Hasagic / coordinator Bachelor Choreography - Gaby Allard / coordinator Dance Unlimited - Annelies Schrijnen / coordinator Dance Therapy - Samuel Wuersten - Vincent Assink
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 95
Room 7.11 13.00-14.30 14.30-15.30 Room 7.11
Studio 8.4
Facilities tour Parallel session 3: Faculty members BD
Parallel session 4: Faculty members BDD
Audit team Hans Stoltenborg Denise Jefferson Hana Goseling
Rianne Versluis Paul Waarts Gorry Cleven
discussion and consultation 4.1 1 2 3 4 6
1 2 3 4 6
15.30-16.00 Studio 8.4
Parallel session 5: Programme committee (opleidingscommi ssie)
Rianne Versluis Paul Waarts Gorry Cleven
2.1 - 2.5 and 2.8 3 4 5.3
Room 7.11
Parallel session 6: Quality assurance
Hans Stoltenborg Denise Jefferson Hana Gosling
3.1 and 3.3 4 5 6
16.00-16.30 Studio 8.4
To be determined later
Members audit team
16.00-17.00
-
Audit team
Verification of documents/ additional discussions Internal discussion and consultation
- Samuel Wuersten - Michele Pogliani/ coordinator Bachelor Dans - Sanja Hasagic / coordinator Bachelor Choreography Faculty members: - Ben Bergmans - Nancy de Wilde - Anne van Tol - Don Satijn - Mia Kokhuis / coordinator BDD Faculty members: - Yvonne Beumkes - Hannah de Leeuwe - Antien van Mierlo - Hanneke van der Wal - Ben Bergmans - Christo Lelie - Tamar Klein - Jasper Jelen - Domic Backes - Samuel Wuersten - Ine Kruithof / coördinator quality assurance - Intze Blaauw/ advisor - Thea de Jager/ director Research and development - Vincent Assink
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 96
Thursday 8 June 2006 Time 09.00-09.30 9.30-11.00 Room 7.11
Discussion partners RDA -
Auditors Hobéon
Parallel session 1: MDT - coordination - faculty - students
Hans Stoltenborg Gorry Cleven Hana Goseling
Auditteam
Subjects (see Annex p.4) Preparation/ internal discussion 1 2 3 6
Parallel session 2: MDU - coordination - faculty - students
- Annelies Schrijnen/ coordinator - Nicki Wentholt/ acting coördinator Faculty members: - Ciel Werts - Jeannette McDonald
Including visual inspection of material
Studio 8.4
Staff RDA
Rianne Versluis Denise Jefferson Paul Waarts
1 2 3 6
Students: - Robert Hladtky - Anouk Gadiot - Christina Wintels - Ingrid Baart - Leen Mathyssen - Gaby Allard / coordinator Faculty members: - Don Satijn - Joan van der Mast Advisor: - Cisca van Dijk Student: - Jérôme Meyer
11.00-12.00 Studio 8.4
Students bachelor programmes
Auditteam
2.3 -2.5 2.8 3.3 4 5.3 6.1
12.00-13.00
-
Auditteam
Lunch/ internal discussion and consultation
- Vincent Assink - Samuel Wuersten - Meritxell Peiret, BD 1 - Ido Feder, BD 2 - Evelyne Rossie, BD 2 - Kim Kohlman, BD 2 - Nanah Appiah, BDD 3 - Dominic Backes, BDD 3 - Marion Bourelly, BDC 4 - Jasper Jelen, BD 4 - May Zarhy, BD 4 - Merlijn Wolsink, BD 4
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 97
13.00-14.00 Studio 8.4
Parallel session 3: Visual inspection of work BDD
Hans Stoltenborg Denise Jefferson Paul Waarts
6.1
Room 7.11
Parallel session 4: Student support and guidance
Rianne Versluis Gorry Cleven Hana Gosling
4.2 2.3 and 2.4
14.00-15.00 Studio 8.4
To be determined later
Verification of documents/ additional discussions
Room 7.11
Management
16.00-17.00
-
Paul Waarts Denise Jefferson Gorry Cleven Hana Gosling Hans Stoltenborg Rianne Versluis Auditteam
17.00-18.00
Management and staff
Auditteam
Pending issues Internal discussion and consultation Feedback on main issues
- Tamar Klein - Hannah de Leeuwe - Hanneke v.d. Wal - Joan v.d. Mast - Ben Bergmans - Ursula Heerebout - Caroline Harder - Mia Kokhuis - Hannah de Leeuwe - Antien van Mierlo - Michele Pogliani - Anne van Tol
- Samuel Wuersten - Vincent Assink
All
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 98
Annex NVAO Accreditation framework
1.
Subject Aims and objectives of the degree course
2.
Programme
3.
Deployment of staff
4.
Facilities and provisions
5.
Internal quality assurance
6.
Results
1.1 1.2 1.3 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 3.1 3.2 3.3 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6.1 6.2
Facet Domain-specific requirements Level: bachelor or master Orientation: professional/academic Requirements professional/academic Relation between aims and objectives and contents of the programme Coherence of the programme Study load Intake Duration Coordination of structure and contents Assessment and examinations Requirements: professional/academic Quantity of staff Quality if staff Material facilities Student support and guidance Evaluation of the results Measures to effect improvement Involvement of staff, students, alumni and the professional field Level that has been achieved Results of teaching/performance
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Dans en Docent Dans, Codarts/Rotterdamse Dansacademie 99