Revalidatie Kennisnet HÉT ONLINE PLATFORM VOOR REVALIDATIEPROFESSIONALS
IN DE REVALIDATIE UITGAVE 2012
Meten om beter
te kunnen behandelen
Robots en games helpen revalideren
thuis revalideren met
Begeleiding op afstand Kennis delen
een kwestie van dóen
Revalidatie Kennisnet is een platform voor kennisuitwisseling voor en door revalidatieprofessionals. Professionals kunnen op Revalidatie Kennisnet informatie vinden én plaatsen. De kennisbank Zorg bevat informatie over onder meer onderzoek, projecten, behandelmethoden en richtlijnen. De kennisbank Sturing en Ondersteuning bevat informatie over onder meer marketing, communicatie, ICT en kwaliteit. Revalidatie Kennisnet biedt ruimte om links, documenten, foto’s en video’s te plaatsen. Daarnaast is het mogelijk om groepen aan te maken en zo kennis te delen en te ontwikkelen.
Revalidatie Kennisnet is bovendien een sociaal netwerk met een forum, mogelijkheden om met elkaar te linken en het gebruikersprofiel te koppelen aan een twitter- en Linkedin-account. Met al deze mogelijkheden faciliteert Revalidatie Kennisnet kennisdeling en -ontwikkeling en levert daarmee een bijdrage aan kwaliteitsverbetering, deskundigheidsbevordering en de onderlinge samenwerking op vakinhoudelijke onderwerpen.
WWW.REVALIDATIEKENNISNET.NL EEN ONMISBARE BRON VAN KENNIS VOOR WERKEN IN DE REVALIDATIE
45
EDITORIAL De revalidatiesector is een levendige, bruisende sector waarin zorgprofessionals samen sterk bezig zijn met de ontwikkeling van de kerntaak, het bieden van medisch specialistische revalidatie. Revalidatie is er voor de patiënt, zodat hij weer zo goed en zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan de maatschappij. Ontwikkeling en vernieuwing zijn in de medisch specialistische revalidatie van wezenlijk belang. Door demografische ontwikkelingen als vergrijzing is het nog belangrijker dat iedereen die mee kan doen, ook daadwerkelijk meedoet. Dat vraagt inzet van de mensen die revalidatie nodig hebben en van degenen die de revalidatiezorg aanbieden. Daarbij lopen de zorgkosten steeds verder op. Het is een grote uitdaging om meer en betere zorg te bieden met minder middelen. De revalidatiesector is zich daar al jaren van bewust. De sector heeft een aantal jaren geleden onderzoek uitgevoerd naar de toegevoegde waarde van medisch specialistische revalidatie. Uit dat onderzoek blijkt dat elke geïnvesteerde euro in revalidatie ruim 4 euro oplevert. Datzelfde onderzoek gaf aan dat de opbrengst door te innoveren nog hoger zou kunnen zijn. Er is in de revalidatiesector veel aandacht voor vernieuwing. Innovatie staat prominent op de agenda. Het is bijzonder dat Revalidatie Nederland als branchevereniging hiervoor een programma heeft
kunnen realiseren in samenwerking met ZonMw. Er zijn mooie resultaten behaald met dit programma door de motivatie en inzet van professionals en door de betrokkenheid van de patiënten zelf. Het belang van innovatie, de implementatie daarvan en het delen van kennis is groot. Het is een speerpunt in het beleid van Revalidatie Nederland. Revalidatie Kennisnet, een online systeem voor kennisuitwisseling voor en door professionals, kan de sector daarin faciliteren. Het biedt kansen om kennis en innovaties met elkaar te delen, verder uit te bouwen en voor de toekomst te behouden. Dit magazine gaat in op de projecten die binnen het Innovatieprogramma Revalidatie gerealiseerd zijn, bijvoorbeeld op het gebied van E-health, zelfmanagement of behandelingen. Het Innovatieprogramma Revalidatie houdt op. De noodzaak tot innoveren blijft bestaan. Alle revalidatie-instellingen zijn er ook volop mee bezig. En het is zeker een opdracht voor de toekomst. Heino van Essen, Voorzitter Revalidatie Nederland
Improving the assessment of armhand skill performace (AHSP) and the prediction of upper extremety outcome in the rehabilitation of cervical spinal, cord injured patients. Initiatiefnemer: Adelante en MUMC Contactpersoon: dhr H.A.M. Seelen
“Steps to follow”en “obstacles to avoid” in het testen en oefenen van functionele loopvaardigheid: van technologische innovatie naar klinische toepassing. Initiatiefnemers: Reade, Heliomare en Research Institute MOVE Contactpersoon: dhr. M. Roerdink
Snel in Beweging – vergroten van intensiteit van zelf oefenen door patiënten met een beroerte Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat en UMCU Contactpersoon: mw. M. Willems
Probleemoplossende vaardigheidstraining voor de revalidatie van patiënten met een beenamputatie Initiatiefnemer: UMCG Contactpersoon: mw. A.T. Lettinga
Goal Attainment Scaling in de revalidatie: consensus en een handleiding Initiatiefnemer: Revant Contactpersoon: dhr K.J.F.M. Dekkers
Initiatiefnemer: VUmc Contactpersoon: mw. M. Brehm
Transitiemonitor: datamonitoring van de zorginnovatie polikliniek Jong Volwassenen
Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek Contactpersoon: dhr. A.C.M. Rietveld
Initiatiefnemer: Het Roessingh Contactpersoon: mw. K.M.G. Schreurs
Gezinsgerichte interventie voor kinderen en jongeren met nietaangeboren hersenletsel
De klinische toepassing van simulatoren bij het leren gebruiken van armprothesen
Valpreventie voor CVA-patiënten: ontwikkeling van een nieuwe interventie
Initiatiefnemer: Sophia Revalidatie en revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: dhr. A.J. de Kloet
Initiatiefnemer: UMCG Contactpersoon: mw. C.K. van der Sluis
Initiatiefnemer: UMC st Radboud Contactpersoon: mw. V.G.M. Weerdesteyn
Wii daagt je uit! Initiatiefnemer: Sophia Revalidatie Contactpersoon: dhr. A.J. de Kloet
Knoop in je zakdoek: Cognitieve revalidatie voor hersenletsel patiënten met milde cognitieve problemen
Serious Entertaining Therapy for Apraxia of Speech: het SETAS-project
Initiatiefnemer: MUMC en UMCU Contactpersoon: mw. C.M. van Heugten
Initiatiefnemer: UMCG Centrum voor Revalidatie Contactpersoon: mw. A.T. Lettinga
Revalidatie Thuis CVA
Arbeidsgerelateerde revalidatie na niet-aangeboren hersenletsel Eindredactie en coördinatie: drs. Bianca van Wesep en drs. Karin van Londen (Revalidatie Nederland) Redactie: Adri Bolt, Alice Broeksma, John Ekkelboom, Annelies van Lonkhuyzen Vormgeving: Jet Westbroek Fotografie: Inge Hondebrink (m.u.v. de foto’s op pagina 2, 6, 15, 18, 19, 23, 24, 27) Druk: Roto Smeets Grafiservices
Ontwikkeling van een digitale module voor het standaard lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat bij kinderen met cerebrale parese
Acceptance & Commitment Therapie (ACT) op afstand
Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: mw. M. Ketelaar
Revalidatie Nederland, Oudlaan 4 Postbus 9696, 3506 GR Utrecht T 030 2739384
[email protected] www.revalidatienederland.nl
Initiatiefnemer: Heliomare Contactpersoon: mw. E. Groet
Aanpassing spraaktechnologie bij spraaktherapie van Dysartrie patiënten
Initiatiefnemer: RMC Groot Klimmendaal Contactpersoon: mw. A. Geesken
GAmeLab: Gamen in de revalidatie
COLOFON Innovatie in de revalidatie is een eenmalige uitgave van Revalidatie Nederland. Dit blad besteedt aandacht aan innovatieprojecten in de revalidatie en in het bijzonder aan het succesvolle Innovatieprogramma Revalidatie, dat van 2009 tot en met 2012 is gerealiseerd.
Slaapapneusymdroom bij CVA patiënten: ontwikkeling en implementatie van een screeningsvragenlijst en behandelprotocol
Initiatiefnemer: Heliomare Contactpersoon: dhr. C.A.M. van Bennekom
Partners van Afasiepatienten Conversatie Training (PACT) Initiatiefnemer: Rijndam revalidatiecentrum Contactpersonen: mw. S.M. Wielaert en mw. W.M.E. van de Sandt-Koenderman
Behandeling van neuropatische pijn bij dwarlaesie patiënten: een haalbaarheidsstudie naar het gebruik van percutane (elektrische) neurostimulatie. Initiatiefnemer: Reade en VUmc Contactpersoon: mw. J.M. Stolwijk
ZuPER: Zorgtraject Postanoxische Encephalopathie na Reanimatie Initiatiefnemer: Rijnlands Revalidatie Centrum Contactpersoon: mw. P.H. Goossens
Initiatiefnemer: Erasmus MC Contactpersoon: mw. J. van Meeteren
So you wanna be a popstar? Zelfmanagement bij tweehandig handelen door kinderen met unilaterale spasticiteit bij Cerebrale Parese Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek en UMC st Radboud Contactpersoon: dhr J.J.W. van der Burg
Kinderen met participatieproblemen: ben ik in beeld? Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek en UMC st Radboud Contactpersoon: mw. B.G.J. Nijhuis
Implementatie van het Capaciteiten Profiel Initiatiefnemer: AMC Contactpersoon: mw. A. Meester
Implementatie van inspanningsfysiologische metingen in de revalidatiebehandeling van kinderen en jongeren met loopproblemen Initiatiefnemer: VUmc Contactpersoon: mw. A.J. Dallmeijer
Het meten van dynamische spasticiteit in de klinische praktijk Initiatiefnemer: VUmc Contactpersoon: mw. M.M. van der Krogt
INHOUD 2
SUCCESVOL INNOVEREN MET HET INNOVATIEPROGRAMMA REVALIDATIE Een interview met Stuurgroep voorzitter Michael Bergen en Jannie Riteco, directeur van Revalidatie Nederland.
4
16 TECHNOLOGIE ROBOTS EN GAMES HELPEN REVALIDEREN Technologie wordt steeds meer ingezet om revalidatietherapeuten te ondersteunen.
26 ZELFMANAGEMENT OP EIGEN KRACHT Revalidatieprofessionals kunnen mensen stimuleren om actief de eigen situatie te verbeteren.
EHEALTH THUIS REVALIDEREN MET BEGELEIDING OP AFSTAND Zorg- op-afstand is efficiënt en effectief.
20 ARBEID ‘IK BEN WEER AAN HET WERK’ Het belang van arbeidsrevalidatie: werken heeft een positieve invloed op gezondheid en welbevinden.
8
Behandelrichtlijnen geven aan hoe een zorgverlener in bepaalde situaties het beste kan handelen.
36 BEHANDELING BEHANDELINNOVATIE:
METEN IS WETEN METEN OM BETER TE KUNNEN BEHANDELEN
REVALIDATIE VERBETEREN Acht projecten in het Innovatieprogramma Revalidatie die innovatie in de behandeling stimuleren.
Het gebruik van meetinstrumenten om behandelingen te optimaliseren.
40 KINDERREVALIDATIE ‘ONZE FOCUS IS STERK
DELEN: 12 KENNIS EEN KWESTIE VAN DOEN
VERSCHOVEN’
Revalidatie Kennisnet stimuleert digitale kennisdeling en samenwerking.
15 COLUMN HENK SMID
32 RICHTLIJNEN ‘KIEZEN WAAR JE BEGINT’
KLIMAAT VOOR 24 HET INNOVATIE Negen principes om een gunstig klimaat voor innovatie te creëren.
Nieuwe inzichten in de kinderrevalidatie: behandelaars moedigen kinderen aan hun spieren zoveel mogelijk te gebruiken.
44 ALLE PROJECTEN OP EEN RIJ
2
Op 31 december 2008 liep de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV) af, waaruit innovatie in de sector werd gefinancierd. Op dat moment was het nog niet mogelijk innovatie in de sector te bekostigen via de Revalidatie DBC. Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) erkende de noodzaak van innovatiegelden voor de sector en stelde voor de hele sector een bedrag van 6 miljoen euro beschikbaar voor het tijdelijke Innovatieprogramma Revalidatie (2009-2012). Michael Bergen, Raad van Bestuur van Rijndam revalidatiecentrum, revalidatiearts en voorzitter van de Stuurgroep Innovatie van Revalidatie Nederland, en Jannie Riteco, directeur Revalidatie Nederland, blikken terug op de totstandkoming en het verloop van het programma. VERGROTEN INNOVATIEVERMOGEN Michael Bergen: ‘Vanuit de WBMV-erkenning ontstonden ontwikkelcentra pijn en technologie. Toen de WBMV verdween was het belangrijk de resultaten van de projecten en van de ontwikkelcentra te versterken en te verankeren door de innovaties te implementeren in de zorg. Daarnaast wilden wij ook nieuwe innovaties ontwikkelen. De sector was echter nog onvoldoende toegerust om dit gezamenlijk op te pakken. Daar hebben wij de politiek van kunnen overtuigen. De Tweede Kamer heeft geld beschikbaar gesteld voor het Innovatieprogramma Revalidatie.’ Het Innovatieprogramma Revalidatie heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het vergroten van het innovatievermogen van de revalidatiecentra en revalidatieafdelingen van ziekenhuizen. ‘Dat is gerealiseerd
SUCCESVOL INNOVEREN MET HET INNOVATIEPROGRAMMA REVALIDATIE
3
door effectief gebleken innovaties breed in de sector te implementeren en nieuwe innovaties te ontwikkelen en dit procesmatig stevig te ondersteunen’, vertelt Michael Bergen. ‘Eén van de doelstellingen binnen het Innovatieprogramma Revalidatie is het beter beschikbaar en toegankelijk maken van kennis in de sector en het bevorderen van de verspreiding van kennis. Revalidatie Kennisnet zal hierin een belangrijk en krachtig instrument in zijn.’ SAMENWERKING Revalidatie Nederland was als branchevereniging zeer nauw betrokken bij de uitvoering van het programma. ZonMw en Revalidatie Nederland hebben het Inno-
implementeren van effectief gebleken innovaties. En daarnaast op het ontwikkelen van Revalidatie Kennisnet. SECTORBREED Het streven van het Innovatieprogramma Revalidatie was dat innovaties sectorbreed hun ingang vinden. Jannie Riteco: ´We vonden het belangrijk dat resultaten van eerdere onderzoeksprojecten en ontwikkelde innovaties landelijk verspreid werden en ook echt werden ingebed in de zorgpraktijk. Dat is goed gelukt. Er zijn projecten op alle voor de revalidatie relevante domeinen gehonoreerd. En in de projecten die gestart zijn is nagenoeg de hele sector betrokken.’ Michael Bergen
BETERE RESULTATEN DOOR INNOVATIE
Auteurs: Bianca van Wesep, Karin van Londen
Innovatie kan de toegevoegde waarde van revalidatie verder vergroten, vermeldde het SEO-onderzoek naar de toegevoegde waarde van revalidatie. Daarom heeft de revalidatiesector innovatie hoog op de agenda staan. Voor een betere en efficiëntere zorg.
programma tot een afronding gekomen. Het resultaat: 14 implementatieprojecten, 35 ontwikkelprojecten en de realisatie van Revalidatie Kennisnet. Michael Bergen is vol vertrouwen dat het daar niet bij blijft. ’Het programma is een aanjager geweest. Het gaf een boost en was een bindende factor. We verwachten dat Revalidatie Kennisnet gaat werken als een platform waar kennis gedeeld wordt en de ontstane netwerken verder uitgebouwd kunnen worden. Kennisnet en de opgedane ervaringen uit het programma vormen daarmee een vliegwiel dat innovatie in de sector verder aanjaagt.’ Jannie Riteco beaamt dit. ‘We willen dit graag vasthouden. Revalidatie Kennisnet heeft het in zich om heel succesvol te zijn. Dat komt doordat het met grote betrokkenheid van de sector zelf ontwikkeld is. Het is een kennisnet voor en door professionals geworden.’ INNOVATIE IN DE TOEKOMST
vatieprogramma Revalidatie als partners gerealiseerd. Dat was nieuw voor ZonMw en voor Revalidatie Nederland. Jannie Riteco spreekt haar waardering uit voor de samenwerking met ZonMw. ´Het is heel bijzonder dat wij als branche dit programma op deze manier met ZonMw hebben kunnen vormgeven. De revalidatie is een branche met veel commitment. Verder heeft Revalidatie Nederland veel kennis van de sector, staat als branchevereniging dicht bij haar leden en de communicatielijnen zijn kort.’ ZonMw concentreerde zich op projecten die het ontwikkelen van nieuwe innovaties op kleine schaal voor ogen hadden. Revalidatie Nederland legde zich toe op projecten die gericht waren op het breed en waar mogelijk landelijk
vult aan: ‘Duidelijk is dat de beschikbare financiën en de opzet van het programma een grote stimulans hebben gegeven aan de ontwikkeling en implementatie van innovaties in de sector. Er is echt iets tot stand gebracht.’ Ook heel positief is de betrokkenheid van de patiëntvertegenwoordiging in de projecten. Michael Bergen is dan ook zeer positief over het verloop van het programma: ‘De gehonoreerde projecten zijn van goede kwaliteit. En het enthousiasme onder de projectuitvoerders is groot.’ KENNIS VERSPREIDEN Alle rondes waarin financiering voor projecten kon worden aangevraagd, zijn achter de rug. Daarmee is het Innovatie-
Het Innovatieprogramma Revalidatie loopt ten einde. Jannie Riteco geeft aan dat de sector wel door gaat met innoveren. ‘Ook buiten dit programma houdt de sector zich met innovatie bezig. Kijk bijvoorbeeld naar het EPD dat breed geïmplementeerd wordt. Het ontwikkelen en delen van kennis en vooral het implementeren van vernieuwingen in de zorgpraktijk blijft belangrijk. Het programma heeft laten zien dat er veel motivatie en enthousiasme in het veld is. We blijven als sector deze krachten bundelen voor innovaties die het gezamenlijk belang dienen, namelijk dat de zorg en de patiënt er beter van worden.’
Thuis revalideren met
begeleiding op afstand
THEMA
eHealth 5
eHealth kan deels een oplossing bieden. Inmiddels begint deze zorg-op-afstand binnen de revalidatie op gang te komen.
Eén van de revalidatiecentra die zich al enkele jaren intensief bezighouden met eHealth, is de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. Daar lopen momenteel verschillende projecten waarbij internet een belangrijke rol speelt. Deze projecten richten zich met name op ondersteuning van revalidatie op het gebied van communicatie en cognitie. Een van de kartrekkers is spraak- en taalpatholoog Lilian Beijer. In 2006 ontwikkelde zij de zogenaamde E-learning based Speech Therapy (EST), waarvoor ze later werd onderscheiden met de Nationale Zorgvernieuwingsprijs. Met dit programma krijgen neurologische patiënten met dysartrie – een spraakstoornis door bijvoorbeeld een beroerte of de ziekte van Parkinson – spraaktraining op afstand. Dit als aanvulling op traditionele therapie. Ondersteund door visuele feedback op het beeldscherm kunnen ze zelfstandig hun spraak oefenen en corrigeren. In nauwe samenwerking met het Centre for Speech and Language Technology en de afdeling Spraakpathologie aan de letterenfaculteit van de St Radboud Universiteit heeft de Sint Maartenskliniek hiervoor ook een technologie ontwikkeld die uitspraakfouten kan detecteren. Deze is afgeleid van spraaktechnologie voor mensen die een andere taal willen leren.
Cultuuromslag Inmiddels heeft EST geresulteerd in de ontwikkeling van andere telehealthmodules, die gebaseerd zijn op dezelfde ICT-infrastructuur. Een voorbeeld daarvan is een programma voor afasiepatienten – zij hebben een communicatiestoornis. Een ander programma is voor mensen die door hersenletsel veel geheugenproblemen hebben. Deze programma’s zijn ontwikkeld door respectievelijk Marina Ruiter en Luciano Fasotti, beiden eveneens van de Sint Maartenskliniek. Ook hierbij trainen patiënten via internet hun taalvaardigheid of geheugen, en kunnen de behandelaars de vorderingen volgen en de oefeningen daarop aanpassen. In verschillende revalidatiecentra worden deze modules nu geïmplementeerd. Volgens Lilian Beijer hoeven dergelijke eHealth-toepassingen niet beperkt te blijven tot mensen met communicatieve en cognitieve problemen. ‘Je kunt op deze wijze ook webbased programma’s ontwikkelen om motorische vaardigheden te trainen, zoals balans en armhandcoördinatie. Maar voor al dit soort telehealthapplicaties heb je als revalidatiecentrum wel een optimale digitale infrastructuur nodig en daar ontbreekt het doorgaans nog aan. Bovendien zijn er nog meer obstakels te nemen. Er
Auteur: John Ekkelboom
Door groeiende behandelmogelijkheden en vergrijzing neemt de zorgbehoefte toe. Dit brengt de revalidatiesector in een lastig parket. De kosten van de zorg nemen niet alleen toe, ook wordt het moeilijker voldoende personeel te krijgen om aan de zorgvraag te voldoen.
6
moet een structurele financiering komen om dit alles mogelijk te maken. Ook vergt eHealth een cultuuromslag bij de zorgverleners. Zeker binnen de revalidatie, waar veel waarde wordt gehecht aan een intensieve relatie tussen patiënt en zorgverlener, is dat niet eenvoudig.’
Communiceren Bij een recenter project wil Beijer die cultuuromslag meteen aanpakken door revalidatieartsen meer te betrekken bij de ontwikkeling van een nieuwe eHealthapplicatie. Ze doelt op de Communicatie en Revalidatie Digipoli, kortweg de ComPoli. Deze draait op MijnZorgNet van het UMC St Radboud, een platform waar patiënten en zorgverleners onderling met elkaar kunnen communiceren. Bij de ComPoli gaat het om neurologische patiënten die communicatief beperkt zijn. Door de toepassing van taal- en spraaktechnologie, zoals automatische spraakherkenning, het automatisch voorlezen van teksten en met behulp van vaste vragen en antwoorden automatisch en toch persoonlijk communiceren wordt het ook voor hen mogelijk via de computer contact te onderhouden met zorgverleners. Beijer: ‘De ComPoli is voor patiënten die al in behandeling zijn en van wie een dossier aanwezig is. Zij
kunnen inloggen met hun DigiD. Op dit moment is de communicatie beperkt tot het contact tussen therapeut en patiënt. Wellicht dat in de toekomst patiënten via ComPoli ook onderling kunnen communiceren. We staan nu aan het begin van het tweede deel van het project, waarin
op maat gemaakt programma verschijnt. Videobeelden laten de oefeningen zien en geven tekst en uitleg. Ook kan de patiënt vragen stellen en ervaringen doorgeven aan de therapeut, die op zijn beurt het programma individueel kan aanpassen.
‘WE MOETEN ALS BRANCHE KIJKEN HOE WE DIT OP GROTE SCHAAL GEÏMPLEMENTEERD KRIJGEN’ trials met zorgverleners en patiënten zullen worden uitgevoerd.’
Kosteneffectief Een revalidatiecentrum dat evenals de Sint Maartenskliniek een voortrekkersrol speelt op het gebied van eHealth, is Het Roessingh in Enschede. Ook daar lopen diverse projecten. Eén daarvan is Telerevalidatie. Deze behandelmodule stelt patiënten in staat thuis te oefenen, waarbij ze op afstand begeleiding krijgen van een zorgprofessional. Het zijn dezelfde oefeningen die ze normaal ook in het revalidatiecentrum doen. De patiënt logt in op een ICT-infrastructuur die is ontwikkeld door Roessingh Research and Development (RRD), waarna er een
Al eerder onderzocht Het Roessingh bij 200 patiënten de werking van deze actieve thuisrevalidatie. Miriam Vollenbroek, clustermanager telemedicine binnen RRD en hoogleraar Technology Supported Cognitive Training aan de Universiteit Twente, vertelt dat de resultaten van die studie zeer hoopgevend zijn. ‘Het bleek dat een gedeeltelijke vervanging van de gangbare therapiebijeenkomsten in het centrum op z’n minst even effectief was als uitsluitend traditionele zorg. Ook zagen we dat telerevalidatie kosteneffectief is. Je kunt als professional de zorg in minder tijd aanbieden. Verder weten we dat patiënten die meer oefenen ook meer vooruitgaan. Mensen vinden het prettig de oefeningen thuis op ieder
Zool met krachtsensor Het UMC Utrecht heeft in het kader van het Innovatieprogramma Revalidatie samen met het innovatieinitiatief Pontes Medical en het bedrijf Evalan een product ontwikkeld dat de lichaamsbelasting bij patienten na een beenbreuk kan monitoren. Dit systeem, FeetB@ck genaamd, bestaat uit een krachtsensor in een inlegzool die exact meet welke krachten tijdens het lopen op het been worden uitgeoefend. Deze meetgegevens gaan automatisch naar een centrale database, waar zorgprofessionals ze op hetzelfde moment kunnen inzien. Objectieve informatie over het belastingspatroon
7
gewenst moment van de dag te kunnen doen. Dit past ook helemaal in de trend van zelfmanagement.’
Vuist maken Sinds 2010 loopt er onder leiding van Vollenbroek een implementatieproject in vier revalidatiecentra, waarbij een deel van de gangbare zorg wordt vervangen door thuisrevalidatie. Naast deze opschaling is ook het aantal diagnosegroepen toegenomen. Was de telerevalidatie aanvankelijk beperkt tot COPD- en chronische-pijnpatiënten, nu zijn er ook oefenprogramma’s voor mensen met astma, reuma en de ziekte van Parkinson. Vollenbroek: ‘Parallel aan deze kleinschalige implementatie zijn we begonnen met een breder initiatief. We moeten een vuist maken binnen de revalidatiebranche om te kijken hoe we dergelijke programma’s op grote schaal geïmplementeerd krijgen en wat er nodig is om ze blijvend in de zorg te houden. Verder willen we het aantal diagnosegroepen uitbreiden. Inhoudelijk zijn de meeste centra heel enthousiast, maar ze vinden het ook best spannend om een dag behandelzorg per week te vervangen door telerevalidatie. Belangrijk is dat professionals eerst de ruimte krijgen om ermee te stoeien.’
‘Thuis oefen ik veel’ is van belang om de patiënt optimaal te begeleiden tijdens de revalidatie. Op dit moment heelt ongeveer tien procent van de beenbreuken onvoldoende snel. Een betere dynamische mechanische belasting moet dit percentage terugdringen en de genezing versnellen. Naast mensen met beenbreuken zullen ook andere patiëntengroepen baat hebben bij deze ontwikkeling. Een haalbaarheidsonderzoek heeft aangetoond dat de techniek hiervoor de potentie heeft. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een gebruiksvriendelijker product dat onder de naam SensiStep in het najaar 2012 op de markt zal verschijnen.
Theo van Schaick (70) volgt sinds kort de eHealth-versie van de Reduced Syntax Therapie (REST) bij de Sint Maartenskliniek. Hij heeft als gevolg van een CVA afasie en daarnaast verbale apraxie, waardoor hij problemen heeft met de complexiteit van spraak. Hierdoor is het vreselijk vermoeiend en tijdrovend om complete zinnen te formuleren. Met REST wordt hem een compensatietechniek aangeleerd, waarbij het erom gaat de belangrijkste woorden uit een zin te noemen om de boodschap efficiënt en begrijpelijk over te brengen. Hoewel het voor Theo van Schaick telefonisch extra moeilijk is om vragen te beantwoorden, wil hij de uitdaging toch aangaan. Langzaam en met veel pauzes laat hij weten dat hij deze methode hartstikke goed vindt. ‘Het samenstellen van woorden gaat makkelijker. Thuis oefen ik veel. Ik wil graag vooruitgaan.’
De revalidatiesector is van oudsher sterk in collectieve informatieverzameling en –analyse. Om het behandelproces efficiënter en doelgerichter te laten verlopen, en om verantwoording te kunnen afleggen aan patiënten, politiek en zorgverzekeraars worden gegevens over de behandeling systematisch bijgehouden en geanalyseerd. Het bijhouden van gegevens is in de afgelopen decennia nog belangrijker geworden door de groei van wetenschappelijk onderzoek. De revalidatiegeneeskunde investeert ook zelf om meer evidence-based te kunnen werken, waarbij behandelingen zoveel mogelijk worden gebaseerd op onderzoek. Voor dat onderzoek moeten eveneens gegevens verzameld worden en dus wordt er steeds meer gemeten in de revalidatiegeneeskunde. Daarnaast worden metingen meer en meer ingezet voor de behandeling van individuele patiënten. Daar vormen ze een nuttige aanvulling op de klinische expertise van de behandelaar en worden ze gebruikt om tot de keuze van de beste behandeling te komen.
DATASETS VOOR HET BREDE INZICHT Datasets geven een beeld van een grote groep patiënten, vaak voor en na de revalidatie. Dat vergroot het inzicht in de effectiviteit van de behandeling. De dataset voor pijnrevalidatie wordt al gebruikt, bij de dataset voor dwarslaesierevalidatie is het bijna zover. Maar liefst 42 revalidatiecentra en revalidatieafdelingen van ziekenhuizen doen mee aan het project Implementatie en uitbreiding Nederlandse Dataset Pijnrevalidatie. Dit onder leiding van de Samenwerkende Ontwikkelcentra Pijnrevalidatie (Het Roessingh, Adelante, Rijndam revalidatiecentrum en UMCG Centrum voor Revalidatie) uitgevoerde project beoogt om systematisch de resultaten van pijnrevalidatie te meten. De brede implementatie van de dataset maakt het mogelijk om een groot databestand op te bouwen.
THEMA
Meten is weten 9
Meten om beter te kunnen behandelen Algemeen projectleider Albère Köke licht het project toe: ‘De Nederlandse Dataset Pijnrevalidatie, NDP, is een vragenlijst die aan het begin van de behandeling, na afloop van de behandeling en drie maanden en twaalf maanden daarna wordt afgenomen bij pijnpatiënten. Het doel daarvan is om inzicht te krijgen in welk type pijnpatiënten doorverwezen wordt naar de revalidatie. We hopen een beeld te krijgen van de ernst van de pijn en van de psychosociale factoren die hierbij een rol spelen. En in de loop van de tijd willen we het effect van de behandeling in algemene zin in kaart brengen. De gegevens kunnen ons namelijk inzicht verschaffen op welke gebieden van pijnrevalidatie we het goed doen en op welke gebieden we kunnen verbeteren. We kunnen de pijn niet wegnemen, maar we kunnen de patiënt wel leren omgaan met de klachten. Met behulp van de NDP kunnen we zien op welke gebieden we daarin wel slagen en welke niet.’ Door de resultaten van de centra naast elkaar te leggen, kunnen de verschillende behandelingen op hoofdlijnen met elkaar
worden vergeleken. Köke: ‘Zo kun je onder andere te weten komen wat een goede behandelintensiteit is. Is meer ook beter, of voegt het weinig toe? Ook hopen we een indicatie te krijgen van welke programma’s goed werken bij welk soort patiënten. Het is in de toekomst de bedoeling dat er betere samenwerkingsverbanden komen en dat er naar elkaar wordt doorverwezen om patiënten de voor hen beste behandeling te geven. Inzicht in wie wat doet en wat werkt voor wie, is daarvoor van belang.’ De projectleider verwacht dat de systematiek van de NDP ook voor andere diagnosegroepen kan werken. ‘Dataverzameling en -analyse helpt om de zorg te verbeteren en voor patiënten de beste behandeling te kiezen. Dat is niet alleen voor pijnrevalidatie relevant, maar voor alle behandelingen in de revalidatie.’
Dataset dwarslaesierevalidatie ‘Wij willen bepaalde kenmerken van dwarslaesiepatiënten en hun functioneren eenduidig in kaart brengen, aan het begin van hun behandeling en als ze
weggaan’, vertelt Hans Slootman. Hij is als revalidatiearts verbonden aan revalidatiecentrum Heliomare, en leidt van daaruit ook het project Nederlandse Dataset Dwarslaesierevalidatie. Dat project moet betrouwbare en goed vergelijkbare gegevens opleveren over de resultaten van de revalidatie. ‘Maar het is ook belangrijk om meer te ontdekken over de totale populatie van dwarslaesiepatiënten en te weten wat er precies met hen gebeurt en welke symptomen ze hebben.’ Voor het meten van die kenmerken bestaat al een internationale standaard, die weer is opgebouwd uit verschillende kleinere datasets. Die beschrijven de mogelijke gevolgen van dwarslaesies. ‘Zo zijn er datasets voor de darm- en blaasfunctie.’ Die datasets zijn grotendeels al vertaald. Het doel van dit project is ze vanaf 2013 te implementeren bij de acht in dwarslaesie gespecialiseerde revalidatiecentra. ‘We willen met een paar datasets beginnen en dat aantal langzamerhand uitbreiden. Op termijn zal dat eraan bijdragen dat dwarslaesiepatiënten precies de juiste, op maat gesneden behandeling krijgen.’
Auteur: Adri Bolt
In de revalidatie worden steeds meer meetinstrumenten gebruikt om de behandeling te optimaliseren. Diverse projecten in het Innovatieprogramma Revalidatie bewijzen het nut.
10
HET JUISTE MEETINSTRUMENT GOED GEBRUIKEN Er zijn verschillende soorten meetinstrumenten, die verschillende aspecten meten. Wanneer ze op de juiste wijze worden ingezet, dragen ze op eigen wijze bij aan het verbeteren van de behandeling. De innovatieprojecten in de dwarslaesierevalidatie illustreren dit. De Nederlandse Dataset Dwarslaesierevalidatie meet het effect van de revalidatie. Om goed te kunnen bepalen waardoor dat effect ontstaat, is een begin gemaakt met een unieke nieuwe variant: het meten van de behandelinput. ‘Ondanks het flinke aantal dwarslaesiepatiënten dat jaarlijks revalideert, weten we nog steeds niet precies hoe je hun revalidatie het beste vorm kunt geven’, vertelt Sacha van Langeveld. Zij werkt als fysiotherapeut en onderzoeker in de dwarslaesierevalidatie bij revalidatiecentrum De Hoogstraat. ‘Moet je bijvoorbeeld eerst lang de spierkracht trainen en dan pas een handeling zelf gaan oefenen, of is het beter om bij die handeling - bijvoorbeeld zelfstandig uit bed komen - te beginnen? En zelfs als revalidatiecentra in naam dezelfde training geven, bijvoorbeeld in een “loopgroep”, kan de inhoud sterk verschillen. Bij het ene centrum gaat het vooral om spierkrachtoefeningen in de oefenzaal, bij het andere gaan de revalidanten lopen in de duinen, en een derde centrum oefent “functioneel lopen” naar een winkel.’ Om erachter te komen wat de beste en snelste therapie is, moet de precieze inhoud van de therapie van groepen patiënten systematisch vergeleken kunnen worden. ‘Tot voor kort was daar geen methodiek voor. Daarom ontwierp ik tijdens mijn promotieonderzoek een systeem waarmee je dat voor verschillende onderdelen van dwarslaesietherapie wel kunt doen. Zo kun je bij het onderdeel “lopen” aangeven of het gaat om spierkrachtoefeningen, eenvoudige
activiteiten of complexe activiteiten. Je kunt laten zien wat iemand daadwerkelijk aan therapie heeft gehad.’ Van Langeveld promoveerde in 2010 en haar systeem om de inhoud van de behandeling te meten is af. Althans voor veel therapieën
de implementatie van haar meetsysteem. ‘Het doel van dit project is om meerdere revalidatie-instellingen in de praktijk met het systeem te leren werken, en om te onderzoeken welke winst er in de dagelijkse praktijk mee behaald kan worden.
‘ZORGVERZEKERAARS EN PATIËNTEN WILLEN STEEDS BETER WETEN WAT ER PRECIES GEBEURT IN DE REVALIDATIE’ van ergotherapeuten, fysiotherapeuten en sportmedewerkers.
Intensieve training Het vergelijken van de precieze inhoud van de behandelingen van verschillende centra is belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit daarvan. Maar ook de zorgverzekeraars hebben baat bij het systeem. ‘Zij willen steeds beter weten wat er precies gebeurt in de revalidatie. Want alleen dan kun je de therapieën van revalidatie-instellingen goed vergelijken.’ En het kan instellingen inzicht geven in de eigen behandelingen. ‘Zo kan een op papier intensieve training waarbij mensen leren om transfers te maken – bijvoorbeeld van bed naar rolstoel en van rolstoel naar auto – in de praktijk blijken te bestaan uit drie keer twintig minuten training in de week. Dan moet je je afvragen of die training wel echt intensief is en of je het niet anders moet aanpakken.’ Het innovatieproject waar Van Langeveld momenteel bij is betrokken, richt zich op
Bijvoorbeeld door de patiënt heel precies te laten zien wat de behandeling gaat inhouden. Zo kan het systeem een soort kapstok zijn om voorlichting te geven. En het is bij de ongeveer zeswekelijkse teambesprekingen heel goed om precies te weten wat er de afgelopen weken daadwerkelijk is gebeurd.’ Honderdzeventien therapeuten uit vijf revalidatie-instellingen deden mee aan het project. Zij kregen scholing in het systeem en bediscussieerden wat het zou kunnen opleveren. ‘Dat was ook voor de motivatie belangrijk, want zij moesten zes maanden lang al hun dwarslaesiepatiënten gaan scoren.’ De behandelaars bleken het meest gemotiveerd om dit te doen, en na het project te blijven doen, wanneer ze goed wisten wat ze wilden leren uit de registratie. ‘Zo gingen ze bij Reade enthousiast door met registreren, omdat de behandelaars meer inzicht wilden krijgen in het praktisch functioneren van de zorgpaden die ze voor hun dwarslaesiepatiënten ontworpen hebben.’
Meer innovatieve meetprojecten Rolstoelgebruik Meetinstrumenten kunnen ook worden ingezet om heel direct de individuele behandeling te verbeteren. Bijvoorbeeld door metingen te doen naar de handmatige aandrijving van rolstoelen. ‘Langdurig rolstoelgebruik veroorzaakt vaak klachten aan de schouders, ellebogen en polsen’, vertelt Lucas van der Woude, hoogleraar Bewegen, Revalidatie en Functieherstel bij het Centrum voor Bewegingswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen. ‘Vijftig tot zeventig procent van de rolstoelgebruikers krijgt na tien tot vijftien jaar serieuze klachten. Daarbij vinden veel mensen het rijden in de rolstoel fysiek zwaar. Ze zijn snel moe en kunnen maar relatief korte afstanden afleggen.’ Omdat het ook voor deze groep belangrijk is te blijven bewegen, is de elektrische rolstoel geen goed alternatief. Ook voor de aandrijving met de hand is voor gebruik binnenshuis geen goed alternatief voorhanden. Dus is het zaak om die aandrijving zo gebruikersvriendelijk mogelijk te maken. Daarvoor is het nodig om de krachten die daarbij een rol spelen goed in kaart te brengen. Dat kan tegenwoordig met het Optipush rolstoelwiel. ‘Dat meetinstrument levert informatie over bijvoorbeeld de duwcadans, de belasting bij het duwen en de hoekverdraaiing van de hand.’
Objectief meten van beweeggedrag voor diagnostiek en behandeling is het doel van het gelijknamige, vanuit Erasmus MC geleide project. Veel revalidanten hebben een ziekte of aandoening die gevolgen heeft voor het bewegen en het aannemen van houdingen, samen het ‘beweeggedrag’ genoemd. Behandelingen richten zich daarom vaak op het verbeteren van het beweeggedrag en het beïnvloeden van factoren en lichamelijke functies die hierbij een rol spelen. Dit project beoogt om twee meetsystemen voor beweeggedrag te introduceren in de revalidatie. Neuromusculaire aandoeningen worden vaak na verloop van tijd erger. Voor de behandeling is het belangrijk om deze aandoeningen langere tijd te kunnen volgen. Een nuttig meetinstrument is de Motor Function Measure (MFM). In het project Implementatie van de Motor Function Measure wordt onder regie van het UMC St Radboud het gebruik van de MFM gestimuleerd, onder meer door middel van het geven van instructiecursussen. Einddoelen zijn het uniform gebruik van de MFM in Nederland en de vorming van een landelijke database. Het project Implementatie van het gebruik van geavanceerde sensortechnologie voor het meten van therapietrouwheid bij patiënten met voorgeschreven afneembare voorzieningen richt zich op diabetespatiënten. Veel van hen hebben een loopbrace of orthopedisch schoeisel. Dit project van de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het AMC is gericht op diabetespatiënten met orthopedisch schoeisel of afneembaar gips voor genezing of ter voorkoming van ontstekingen aan de voeten. Vaak dragen zij die echter minder vaak dan voorgeschreven. Dit beïnvloedt de effectiviteit van de behandeling. Behandelaars hebben behoefte aan een betrouwbare methode om de mate van therapietrouw in kaart te brengen, zodat zij daarop kunnen inspelen. Met een kleine sensor aan de binnenkant van schoenen of gips is gemeten of patiënten de voorziening droegen. Improving the assessment of arm-hand skill performance (AHSP) and the prediction of upper extremety outcome in the rehabilitation of cervical spinal, cord injured patients is een ontwikkelproject van Adelante. Mensen bij wie door een hoge dwarslaesie de armen en handen verlamd zijn, hebben veel moeite met dagelijkse activiteiten. Een kleine verbetering van de arm-handfunctie kan voor hen al veel verschil maken. Het is belangrijk dat therapeuten de arm-handfunctie goed in kaart kunnen brengen, zodat ze patiënten realistische verwachtingen kunnen geven over het effect van bepaalde behandelingen. In dit project wordt een al bestaand meetinstrument voor de arm-handfunctie verbeterd.
Wielpositie Maar de interpretatie van die informatie is lastig. Dat was de aanleiding voor het innovatieproject Systematische evaluatie van individuele rolstoelaandrijving, waar Van der Woude projectleider van is. ‘We hebben een protocol en een handleiding opgesteld voor professionals in de revalidatiepraktijk. De rolstoelgebruikers doen een aantal gestandaardiseerde tests. Dat levert data op, die de behandelaars leren te interpreteren. Vervolgens kunnen ze gefundeerd advies geven over bijvoorbeeld de duwtechniek van de gebruiker
en de rolstoelinstelling. Bij sommige rolstoelen kun je bijvoorbeeld de zitpositie en de wielpositie in het frame verstellen. Zo kun je voor elke rolstoelgebruiker op zoek gaan naar de optimale balans tussen zitcomfort, rijeigenschappen en gebruiksgemak in het dagelijks leven.’ Na die bijstellingen volgt een tweede test, om te meten of het rolstoelgebruik inderdaad verbeterd is. In het kader van het innovatieproject werd deze meettechniek op beperkte
schaal ingevoerd bij Reade en de locatie Beatrixoord van het UMCG. Het project is inmiddels afgerond, maar de techniek verdient het om wijder verspreid te worden, zegt Van der Woude. ‘Binnenkort hopen we ook bij andere centra deze systematiek te introduceren. Daarvoor moet geïnvesteerd worden in meetwielen, maar ook in opleiding en training van professionals. Want als de meting deskundig wordt toegepast, kan hij heel veel klachten helpen voorkomen.’
11
12
KENNIS DELEN: EEN KWESTIE VAN DOEN
WWW.REVALIDATIEKENNISNET.NL
Zo is Revalidatie Kennisnet een digitale ontmoetingsplaats waar revalidatieprofessionals vakinhoudelijke kennis delen en hun onderlinge samenwerking versterken. Professionals kunnen zelf kennis plaatsen in kennisbanken, elkaar vragen stellen en casuïstiek bespreken in daarvoor bestemde fora. Ook samenwerken in (besloten) groepen behoort tot de mogelijkheden. Revalidatie Kennisnet is sinds januari 2012 in gebruik en is in juni 2012 officieel gelanceerd.
KENNIS MOET STROMEN Jan van Amstel, voormalig bestuurder van revalidatiecentrum Het Roessingh en inmiddels met pensioen, was voorzitter van de commissie van revalidatieprofessionals die betrokken was bij de ontwikkeling van Revalidatie Kennisnet. Van Amstel: ‘Kennis die in een centrum wordt ontwikkeld, wordt meestal alleen intern verspreid. Revalidatie Kennisnet moet dergelijke grenzen slechten, zodat ieder centrum kan meeprofiteren van de kennis van collega-instellingen’. Volgens Van Amstel vindt kennisuitwisseling tussen de revalidatie-instellingen geheel willekeurig plaats. Een goede basis om op een uniforme manier kennis uit te wisselen ontbrak. Bovendien bleef de uitwisseling doorgaans beperkt tot slechts één discipline, terwijl de revalidatie juist multidisciplinair is. Artsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten en maatschappelijk werkers kwamen zo onvoldoende op de hoogte van elkaars kennis. Revalidatie Kennisnet zal daar verandering in brengen.’ Van Amstel verwacht dat Revalidatie Kennisnet een succes wordt. ‘Als er één branche hiervoor geëquipeerd is, is het wel de revalidatiesector. Er wordt al op heel veel terreinen samengewerkt. We hebben bijvoorbeeld een gemeenschappelijk automatiseringssysteem, iets wat je nergens anders aantreft. We verwachten dat iedereen een bijdrage gaat leveren aan Revalidatie Kennisnet. Het is geven en nemen.’
items plaatsen. Ook kunnen ze een (besloten) werkof vakgroep oprichten, waarbinnen een specifieke groep professionals kan samenwerken. In de kennisbank, die een onderdeel van kennisnet is, kan kennis die voortkomt uit wetenschappelijk onderzoek, of kennis over innovatie- en implementatieprojecten,
REVALIDATIE KENNISNET, VOOR EN DOOR DE REVALIDATIEPROFESSIONALS
VOOR EN DOOR PROFESSIONALS Revalidatieprofessionals kunnen zelf actief inhoud plaatsen, discussies inbrengen en blogs en agenda-
meetinstrumenten en behandelrichtlijnen worden geplaatst en worden gevonden. Maar ook bijvoorbeeld kennis die voor de organisatie relevant is, zoals informatie over dienstverlening, logistieke bedrijfsvoering, marketing en kwaliteit. Revalidatie Kennisnet bevat documenten, behandelprotocollen, beleidsstukken, presentaties, foto’s en filmpjes. Een groot aantal professionals maakt al enthousiast gebruik van Revalidatie Kennisnet. DE KWALITEITSADVISEUR ‘Ik heb een groep aangemaakt op Revalidatie Kennisnet, het kwaliteitsnetwerk. Dat is bestemd voor de leden van de landelijke werkgroep van kwaliteitsadviseurs’, vertelt Marieke de Jonge-Algra, lid van de commissie van professionals die betrokken was bij de ontwikkeling van Revalidatie Kennisnet en adviseur kwaliteit en innovatie bij het Rijnlands Revalidatie Centrum (RRC). ‘Het is een semi-open groep, mensen die lid willen worden moeten zich bij mij melden. Die werkgroep is vooral handig voor het uitwisselen van stukken. Daarnaast heb ik een profiel aangemaakt en
13 Voor de inhoud van dit artikel is gebruik gemaakt van artikelen die verschenen zijn in Revalidatie Magazine, met dank aan Adri Bolt en John Ekkelboom.
Revalidatie Kennisnet brengt professionals in de revalidatiesector dichter bij elkaar. Het is een sectorbreed en online systeem voor kennisuitwisseling. Kort gezegd is Revalidatie Kennisnet een combinatie tussen Wikipedia, LinkedIn en een sociaal netwerk.
14
ALS ER ÉÉN BRANCHE GEËQUIPEERD IS VOOR HET DELEN VAN KENNIS DAN IS HET DE REVALIDATIESECTOR
ben ik gelinked met andere kwaliteitsadviseurs. Ook krijg ik vanuit het netwerk wekelijks een e-mailalert met updates en informatie. Ik heb me geabonneerd op alle voor het revalidatiecentrum relevante terreinen. Daarover krijg ik zorginhoudelijke informatie, maar bijvoorbeeld ook informatie over cursussen. Je kunt zelf aangeven hoe vaak je zo’n mail wilt ontvangen.’ Kennisnet gaat de sector werk besparen, denkt De Jonge-Algra. ‘Bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van behandelprogramma’s. Dat doen alle centra nu voor zichzelf, aan de hand van de landelijke richtlijnen. Het is toch veel efficiënter om eerst te kunnen zien hoe andere centra de vertaling van de richtlijn in een behandelprogramma hebben gemaakt? En om daar gemakkelijk over te kunnen communiceren met professionals elders? Daarvoor is het wel belangrijk dat professionals informatie en literatuur naar kennisnet toe brengen.’ DE REVALIDATIEARTS Revalidatiearts Sven Slikkerveer: ‘Revalidatie Kennisnet is een heel handig instrument voor de landelijke werkgroep Multiple Sclerose van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen. Namens Revalidatie Friesland praat ik daarin mee over het beleid bij mensen met MS.’ Die werkgroep van revalidatieartsen komt een paar keer per jaar bij elkaar. ‘Sinds begin februari staan de vergaderstukken op kennisnet, centraal en gestructureerd. Dat scheelt veel mails.’ Daarnaast stellen de werkgroepleden inhoudelijke vragen aan elkaar via een besloten forum op kennisnet. Slikkerveer ziet de kennisuitwisseling via de besloten omgeving van de werkgroep als een begin. ‘We moeten die uitwisseling geleidelijk en zorgvuldig uitbreiden. En bijvoorbeeld ook onderzoeken hoe we de binnen de werkgroep opgebouwde kennis kunnen toevoegen aan de algemene kennisbank over MS op kennisnet. Verder werken we mee aan een multidisciplinaire MS-richtlijn. Wanneer die af is, willen we hem
voor andere professionals toelichten op kennisnet.’ Het werken via kennisnet bevalt Slikkerveer goed. ‘Je merkt dat kennisnet is toegesneden op onze sector. En de ondersteuning is goed. Suggesties om dingen te verbeteren worden meteen opgepakt. Zo wordt kennisnet steeds gebruikersvriendelijker.’ DE LOGOPEDIST ‘Ik heb op Revalidatie Kennisnet de semi-open groep Cognitieve Communicatiestoornissen aangemaakt’, vertelt Nicole Verwegen, logopedist bij Tolbrug Specialistische Revalidatie in Den Bosch. Ze werkt vooral met patiënten met neurologische problemen, waaronder dus communicatieproblemen, vaak na een beroerte. ‘Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen die nog goed lijken te kunnen communiceren, maar bijvoorbeeld moeite hebben met de beurtwisseling of met oogcontact tijdens een gesprek.’ Mensen met deze cognitieve communicatiestoornissen zoeken de laatste jaren steeds vaker hulp, en komen dan bij de logopedist terecht. Voor de logopedisten zijn cognitieve communicatiestoornissen dus een betrekkelijk nieuw werkveld. ‘In de groep op kennisnet bespreken we hoe we onderzoeken wat er precies bij een patiënt aan de hand is, en hoe we vervolgens behandelen. Er blijkt maar heel weinig evidence-based informatie over deze aandoening voorhanden te zijn. Als groep kunnen we bekijken hoe we anamnese en behandeling meer evidence-based kunnen maken. We bediscussiëren wat we kunnen met de wetenschappelijke bewijzen die we wel kunnen vinden.’ Revalidatie Kennisnet kan zich verder ontwikkelen, stelt Verwegen. ‘Als vakgenoten heb je elkaar veel te melden. Daarom heb ik een semi-open groep opgericht, waarvoor logopedisten zich bij mij kunnen aanmelden. We zouden bijvoorbeeld ook informatie kunnen uitwisselen over alternatieve hulpmiddelen, zoals app’s voor mensen met communicatie- of geheugenproblemen.’
COLUMN
HENK J. SMID DE FYSIOTHERAPEUT EN ONDERZOEKER ‘Waarschijnlijk zal Revalidatie Kennisnet zich snel ontwikkelen op het terrein van de dwarslaesierevalidatie, de neurologische revalidatie en de pijnrevalidatie. Op deze terreinen bestonden namelijk al werkgroepen, die nu via kennisnet gaan werken. Zij nemen veel informatie mee’, denkt Martin van der Esch, eveneens lid van de commissie van professionals die betrokken was bij de ontwikkeling van Revalidatie Kennisnet. Van der Esch werkt als senior onderzoeker voor Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie in Amsterdam. Daarnaast werkt hij wekelijks nog een paar uur als fysiotherapeut. Hij verwacht dat ook de uitwisseling van wetenschappelijke kennis snel zal toenemen. Voor de praktiserende fysiotherapeuten ziet hij eveneens goede mogelijkheden, zodra hen duidelijker wordt wat de meerwaarde van kennisnet is. Over het praktisch functioneren van Revalidatie Kennisnet is Van der Esch tevreden. ‘Ik krijg wekelijks e-mailalerts binnen, waardoor ik weet op welke voor mij interessante gebieden iets nieuws staat op kennisnet.’ Er zijn dus goede mogelijkheden, maar het zal niet vanzelf gaan. ‘Het gebruik van kennisnet moet gepromoot worden bij de revalidatiecentra. Ook moeten mensen binnen deelgebieden de kar gaan trekken, bijvoorbeeld door een informatiestroom te beheren. Daarvoor is inzet nodig vanuit de revalidatiecentra en Revalidatie Nederland. Kennisnet heeft veel potentie. Met een kleine duw in de rug kunnen we heel ver komen.’
DIRECTEUR ZONMW De revalidatiesector is een schoolvoorbeeld van een sector die de afgelopen jaren een succesvolle ontwikkeling doorgemaakt heeft op het gebied van kennisontwikkeling, kennisdeling en kennistoepassing. Ruim tien jaar geleden waren er nauwelijks structurele samenwerkingsverbanden tussen de revalidatiecentra en de universiteiten. Bovendien waren er weinig middelen om onderzoek te financieren en gebeurde dit heel versnipperd. Met het Stimuleringsprogramma Revalidatieonderzoek is de infrastructuur verbeterd en is het niveau van onderzoek gestegen. Hierop volgde het tweede programma Revalidatieonderzoek, gefinancierd door de sector zelf en waarin de onderzoeksvragen meer afgestemd zijn op de klinische praktijk. Met deze twee programma´s is een goede basis gelegd voor innovatie in de toekomst. Het Innovatieprogramma Revalidatie is hier dan ook een mooi vervolg op. In dit programma is een structuur opgezet waarmee prachtige resultaten die “al op de plank lagen” hun weg vinden in de praktijk. Daarnaast is er ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe innovaties. Revalidatie Kennisnet, een kennisnet voor en door professionals, levert een belangrijke bijdrage aan de toegankelijkheid en beschikbaarheid van kennis. De financiële middelen, structuur en regie in het programma hebben een grote stimulans gegeven aan de ontwikkeling en implementatie van innovaties in de revalidatiesector. De samenwerking tussen ZonMw en Revalidatie Nederland is in dit programma erg waardevol. Door de betrokkenheid van alle revalidatiecentra is het niet alleen een programma geworden voor maar juist ook door de sector. De combinatie van deze drie landelijke programma´s, de betrokkenheid en bijdragen van de sector zelf en de vele samenwerkingsverbanden zijn uniek. Het is van belang ook in de toekomst zorgvuldig te programmeren en goed aan te sluiten bij wat men in en rond de zorg belangrijk vindt. Hopelijk worden de initiatieven in de toekomst gecontinueerd, blijft er ruimte om nieuwe kennis en innovaties te ontwikkelen en worden de resultaten in de dagelijkse zorgpraktijk geborgd.
15
Foto: Het Roessingh, RRD
THEMA
Technologie 17
Technologie wordt meer en meer ingezet om revalidatietherapeuten te ondersteunen. Zo kunnen robots een deel van hun werk verlichten bij het trainen van patiënten. En wanneer games worden ingezet tijdens het oefenen, wordt het revalideren ook nog leuker en uitdagender. De verwachting is dat dergelijke hulpmiddelen in de toekomst het revalidatieproces verbeteren.
Toepassing van robotica zou leiden tot betere resultaten tijdens het revalidatieproces. Dat is altijd de gedachte geweest bij de ontwikkeling van deze technologie specifiek voor het trainen van revalidanten. Echter tot nu toe is deze voorspelling nog niet volledig uitgekomen, vertelt Gerdienke Prange. Als onderzoeker bij Roessingh Research and Development (RRD) in Enschede is zij bezig met het opzetten van een eigen onderzoekslijn op het gebied van active therapeutic devices. ‘Onze projecten op dit gebied, maar ook inspanningen elders in de wereld, laten zien dat met robotica goede resultaten worden behaald, ongeveer vergelijkbaar met een normaal op maat gemaakt intensief revalidatieprogramma. Op termijn verwachten we dat de resultaten op sommige punten zelfs beter zijn.’ Het is duidelijk dat robotica toegevoegde waarde kan hebben. Omdat robots ver-
gelijkbare resultaten kunnen opleveren, zijn ze in sommige gevallen in staat het werk van de therapeut te verlichten en dat betekent meer efficiëntie en meer oefenmogelijkheden voor de revalidant. Zelf doet Prange vooral onderzoek naar de mogelijkheden van robotachtige apparatuur die CVA-patiënten tijdens hun revalidatie ondersteunt. ‘Aanvankelijk lag wereldwijd bij de ontwikkeling van deze technologie het accent op CVA-patiënten. Inmiddels houden onderzoekers zich ook bezig met mensen met een dwarslaesie, niet-aangeboren hersenletsel of MS. Lag de nadruk altijd op volwassenen, nu komt deze technologie ook beschikbaar voor kinderen.’
Hemiparetische arm RRD, onder leiding van directeur Hans Rietman, heeft samen met de Universiteit Twente een revalidatierobot ontwikkeld die CVA-patiënten ondersteunt bij
het motorisch herstel van een hemiparetische arm. Prange zegt dat het om een relatief eenvoudig apparaat gaat dat gebaseerd is op wetenschappelijke inzichten in wat er mis is met zo’n arm die niet goed functioneert door het hersenletsel. ‘Als je bijvoorbeeld aan deze patiënten vraagt de arm gestrekt naar voren op te tillen, dan kunnen ze dat niet. Het is voor hen moeilijk hun schouder en elleboog selectief aan te sturen, waardoor hun reikbeweging beperkt blijft. Uit onderzoek van wetenschappers uit Chicago, met wie we nauw samenwerken, blijkt dat wanneer je die arm gericht ondersteunt, er wel selectieve reikbewegingen mogelijk zijn. Ons apparaat, waarvan de compensatie instelbaar is, kan die ondersteuning bieden tijdens het oefenen. Hierdoor kunnen mensen al in een vroeg stadium na een CVA wel zelfstandig actief armbewegingen maken en bijvoorbeeld het reiken oefenen,
Auteur: John Ekkelboom
Robots en games helpen revalideren
18
wat zonder die ondersteuning niet goed mogelijk is.’
Nadat de eerste testen goede resultaten lieten zien, is in het kader van het Innovatieprogramma Revalidatie de robotarm bij zeven revalidatie-instellingen in gebruik genomen. Prange zegt dat het apparaat relatief goedkoop is en makkelijk in gebruik. Dit maakt het volgens haar eenvoudiger om het op grotere schaal te implementeren. Eind vorig jaar hebben de instellingen hun proef afgerond. De onderzoeker uit Enschede is tevreden over de bevindingen. Alle centra gaan door met de revalidatierobot en enkele breiden de toepassing ervan zelfs uit naar andere patiëntengroepen, zoals mensen met een hoge dwarslaesie. Prange: ‘Het systeem blijkt vooral voor de zwaarder aangedane armen erg geschikt. Daarvoor zijn weinig oefenmogelijkheden beschikbaar. Nu kan dat dus wel. Daar pak je de winst, horen we van therapeuten.’ In de toekomst verwacht ze dat robotsystemen niet alleen therapeuten werk uit handen nemen, maar soms dat werk nog beter uitvoeren. ‘Je kunt de robot zo slim maken dat hij elke beweging meet en exact de gewenste ondersteuning biedt. Dit noemen we assist as needed. De looprobot LOPES,
Foto: Het Roessingh, RRD
Assist as needed
In de robotarm zitten een webcam en sensoren die bewegingen registreren en deze vertalen naar een beeldscherm. Zo kunnen patiënten via hun hand een kopje op het scherm heen en weer bewegen om neervallende druppels op te vangen.
‘OEFENEN MET EEN ROBOT MOET NIET ALLEEN ZINVOL ZIJN MAAR OOK LEUK’ die we samen met de Universiteit van Twente ontwikkelen, is daar een mooi voorbeeld van. Uit onderzoek is gebleken dat de patiënt zelf zoveel mogelijk actief moet zijn en niet meer steun aangeboden moet krijgen dan nodig is.’ Oefenen met een robot moet niet alleen zinvol maar ook leuk zijn, vindt Prange. Pas dan raken mensen extra gemotiveerd om daarmee te oefenen. Om die reden is de robotarm van RRD, die nu onder de naam ArmeoBoom op de markt wordt gebracht, uitgerust met enkele games.
Stimulerend Een van de pioniers op het gebied van gaming in de revalidatie is Arend de Kloet, gezondheidspsycholoog bij Sophia Revalidatie in Den Haag en lector revalidatie aan de Haagse Hogeschool. Met het project Wii daagt je uit! onderzocht hij onder meer de mogelijke meerwaarde van bestaande Wii-games bij jongeren die revalideren in diverse centra. Daaruit bleek dat ze het erg leuk vinden, lichamelijk actiever worden en sneller gaan
reageren en denken. Dat games leuk zijn en stimulerend werken, is algemeen aanvaard in de revalidatiesector. Zo heeft het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg de CAREN staan, een balansplatform dat is gekoppeld aan een virtuele omgeving. Daarop kunnen revalidanten spelenderwijs onder meer loop- en evenwichtsoefeningen doen. Ook Reade, Libra Zorggroep, MRC Aardenburg, Stichting Heliomare, Rijnlands Revalidatie Centrum en Het Roessingh zetten games in in de looptraining. Zij hebben gezamenlijk games geïmplementeerd om het oefenen op de zogenaamde C-Mill uitdagender te maken. Dit trainingsapparaat is bedoeld voor mensen die na bijvoorbeeld een CVA of amputatie opnieuw moeten leren lopen. De revalidatiecentra hebben onlangs protocollen opgesteld om duidelijk te maken voor wie de C-Mill-therapie het meest geschikt is. Een ander voorbeeld is de Nebula, die staat bij Libra Zorggroep, locatie Blixem-
19
Armprothesesimulator
bosch. Deze interactieve lichtmuur daagt kinderen uit tot bewegen en kan worden ingezet in onder meer spraak-, taalen bewegingstherapie. Zo veelzijdig worden nu ook algemeen beschikbare spelcomputers, zoals dus de Wii, ingezet. In het GameLab van De Hoogstraat in Utrecht trainen jongeren op therapeutische wijze met verschillende computergames. Inmiddels gebeurt dit ook bij volwassenen, die deze aanpak eveneens met enthousiasme begroeten. De Kloet, die nauw samenwerkt met De Hoogstraat, vertelt dat zijn eigen Wiiproject een vervolg heeft gekregen. ‘Therapeuten en revalidanten vonden het allemaal erg leuk, maar therapeuten wilden ook weten welke games ze moesten gebruiken om bepaalde behandeldoelen te bereiken. Om daar inzicht in te krijgen, hebben we samen met De Hoogstraat bestaande Wii-games uitgebreid geanalyseerd op hun waarde voor de revalidatie. Dit heeft geleid tot de komst van onze website www.therapwii.nl, bestemd voor behandelaars.’
Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) heeft onderzocht of een armprothese-simulator kan helpen om het gebruik van een myo-elektrische armprothese te bevorderen. Zo’n myo-elektrische prothese wordt aangestuurd via de spieren in de stomp. Door die spieren aan te spannen, raken elektroden geactiveerd, waarna de prothesehand zich opent of sluit. Het probleem is dat zo’n 30 procent van de patiënten met een armamputatie of een aangeboren korte arm hun prothese uiteindelijk niet meer gebruikt. De therapie met de simulator is gebaseerd op het fenomeen bimanuele transfer, waarbij niet de aangedane arm moet oefenen maar de gezonde. De simulator wordt met klittenbanden en een leren onderarm-manchet aan de gezonde arm bevestigd, waarna de patiënt deze op dezelfde wijze kan bedienen als bij een echte armprothese. Corry van der Sluis, hoogleraar revalidatiegeneeskunde in het UMCG, licht toe dat wetenschappelijk onderzoek heeft bewezen dat het oefenen van motorische vaardigheden van één arm een gunstig effect heeft op beide armen. ‘Wij hebben nu aangetoond dat dit effect ook optreedt met deze simulator. Door de gezonde arm te trainen, wordt ook de geamputeerde arm vaardiger. Zo kun je mensen al meteen na de amputatie laten oefenen. Het trainen van een geamputeerde arm is in de herstelfase niet mogelijk, omdat de wonden nog niet zijn genezen. Het aanmeten van de prothese gebeurt pas als er een stabiel stompvolume is. Daarna duurt het nog eens weken voordat de prothese klaar is. Tijdens al dat wachten, wat maanden kan duren, kan de patiënt nu dus oefenen met de simulator aan de gezonde zijde.’
Voor de ontwikkeling van Therapwii lieten de onderzoekers studenten van de Haagse Hogeschool en therapeuten gamen met allerlei bestaande Wii-games. Daarbij keken ze vooral welke vaardigheden daarmee werden geoefend. Op dit moment staan er twintig games op de site, die zijn onderverdeeld in de categorieën sociaal-emotioneel, fysiek en cognitief. Zo kan een therapeut zien welk spel geschikt is voor bepaalde oefeningen. De Kloet benadrukt dat effectonderzoek nodig is om meer bewijs te verzamelen en verdere implementatie te versterken. Maar hij weet uit ervaring dat gamen direct en indirect allerlei functies en activiteiten beïnvloedt en het effect van een behandeling vergroot. Zijn hoop is daarbij ook gevestigd op games die specifiek zijn ontworpen om bepaalde functies te trainen. Zo ontwikkelt het Centrum voor Revalidatie UMCG samen met noordelijke gamebedrijven, de afdeling kunstmatige intelligentie van de Rijksuniversiteit Groningen en NHL Hogeschool in Leeuwarden een digitale versie van een logopedisch trainingsprogramma voor mensen met apraxie van de spraak, een stoornis van het spreken als gevolg van een hersenbeschadiging. Deze digitale versie vormt de basis van een prototype van een game. Als de computer woorden en klanken kan herkennen en feedback kan geven, kunnen patiënten in een virtuele wereld tegen zichzelf en anderen spelen door met verschillende logopedische strategieën hogere levels te halen. Zelf gaat De Kloet in Spelenderwijs, een nieuw project met specifiek cognitieve games, onderzoeken welk effect gamen op aandacht, geheugen, tempo, flexibiliteit en probleemoplossend vermogen heeft bij patiënten na een CVA. ‘Hiervoor krijgen we subsidie van het Revalidatiefonds. We gaan dit onderzoek uitvoeren met een Amerikaans bedrijf dat deze games heeft ontwikkeld in samenwerking met gerenommeerde neurowetenschappers. Van dit type games heb ik hoge verwachtingen.’
Foto: UMCG Centrum voor Revalidatie
Revalidatiegames
THEMA
Arbeid Auteur: Alice Broeksma
20
Werken heeft vaak een positieve invloed op gezondheid en welbevinden. Arbeidsrevalidatie kan mensen aan het werk helpen en is bovendien kosteneffectief. Twee projecten uit het Innovatieprogramma Revalidatie versterken de arbeidsrevalidatie.
‘Ik ben weer aan het werk’
Slechts veertig procent van de mensen met niet-aangeboren hersenletsel die een baan hadden, zijn twee jaar na het hersenletsel weer aan het werk. De nieuwe, multidisciplinaire richtlijn Nietaangeboren hersenletsel en arbeidsparticipatie moet dit percentage verhogen. Belangrijkste aanbeveling: laat mensen het niet na hun revalidatie zelf uitzoeken, maar besteed in het revalidatieproces aandacht aan de terugkeer naar werk. Arbeidsgerelateerde Revalidatie (AGR) van revalidatiecentrum Heliomare sluit hier naadloos bij aan. Tijdens AGR wordt al vroeg in de revalidatie gekeken wat iemands werk inhoudt, wat de mogelijkheden zijn voor terugkeer naar werk en waar op getraind moet worden. In het innovatieproject AGR na niet-aangeboren hersenletsel is de AGR-methode door Coen van Bennekom en Judith van Velzen van Heliomare doorontwikkeld, in overleg met andere revalidatiecentra. AGR is nu klaar om ook elders geïmplementeerd te worden.
Goede tips Michael Busso (48), die vorig jaar in verband met een goedaardige hersentumor zes weken als revalidant in Helio-
mare verbleef, werd behandeld volgens de AGR-methode en werd meteen op de mogelijkheid van arbeidstraining gewezen. ‘In zo’n eerste periode denk je niet aan werken, maar aan herstel van je lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ik ging beseffen dat mijn leven toch weer door zou gaan en de mogelijkheid van werktraining leek me een mooie gelegenheid om mezelf te trainen.’ Voor zijn hersentumor werd ontdekt en in het ziekenhuis met medicijnen werd bestreden, werkte Busso bij de Schiphol Group. Hij leidde er Traffic Operations, een afdeling van veertien man die zorgt voor goede doorstroming van het verkeer op de luchthaven. Werkgever Schiphol Group ondersteunde zijn arbeidsrevalidatie, die twaalf weken duurde, twee middagen per week. Bijvoorbeeld door informatie door te spelen waarmee hij als oefening een presentatie kon voorbereiden of een roosterplanning in elkaar kon zetten. Sinds een maand werkt Busso weer korte shifts in de terminal. ‘Maar in een andere functie zonder deadlines of stress en onder supervisie van een floormanager.’ Als service-assistant, gastheer. Om Schiphol voor passagiers zoveel mogelijk te
stroomlijnen, in te grijpen als te lange rijen ontstaan, oog te houden op onderhoud, mensen de weg te wijzen en zich vooral welkom te laten voelen op Schiphol. Zijn doel is: terugkeren in zijn oude functie. Of dat gaat lukken, weet Busso nog niet. De tumor heeft schade opgeleverd en oude vaardigheden zijn niet vanzelfsprekend meer. ‘Maar ik heb tijdens de werktraining allerlei goede tips gekregen en geleerd dat er méér wegen naar Rome leiden.’
Jobcoach Makkelijk was het niet om een ander op zijn oude post te zien. Maar dat gevoel maakte snel plaats voor dankbaarheid toen Busso werd verteld hoe goed hij zijn afdeling destijds had geleid. Dat nu te weten helpt. Zijn nieuwe werk noemt hij ‘heel leuk, een unieke ervaring.’ En hij ervaart het als heel goed om het ‘Schipholgevoel’ weer terug te krijgen. Iedereen weet ook gewoon wat er aan de hand is. ‘Maar ik ben me ervan bewust dat ik het wel zélf moet doen. Lichamelijk en geestelijk voel ik me sterker en ik ga voor het best haalbare.’ Zijn werkgever heeft nu ingestemd met het inzetten van een jobcoach vanuit
23
MICHAEL BUSSO: ‘EEN STAPJE TERUG KAN SOMS JUIST EEN STAP VOORUIT ZIJN’
Heliomare, die Busso op het werk komt begeleiden. Die aanpak is vaak een logisch vervolg van de AGR en wordt ook beschreven in het boek dat het eindresultaat was van het innovatieproject. De coach kijkt op Schiphol onder meer naar toekomstperspectief, omgang met collega’s en mogelijkheden tot taakvergroting. Busso: ‘Ik leer ook dat ik niet te snel moet gaan. In het revalidatiecentrum heb ik voorbeelden gezien van mensen die dat wél deden en dan met een harde klap terugvielen. Ik doe mijn uiterste best, maar zie dat een stapje terug soms juist een stap vooruit kan zijn.’
Vraagteken Niet alleen tijdens een algemeen revalidatieproces is aandacht voor arbeid zinvol. Voor mensen die door gezondheidsproblemen langdurig of frequent uitvallen op hun werk, bestaat al langer gespecialiseerde arbeidsrevalidatie. Stichting Vroege Interventie revalidatiezorg is een kennisnetwerk dat zich hiermee bezighoudt. Onder de noemer Vroege Interventie bieden veertien revalidatiecentra arbeidsrevalidatie aan. Een diagnostische ‘quickscan’ en arbeidsrevalidatie worden door de zorgverzekeraar vergoed en eventuele re-integratiecoaching door de werkgever. Die arbeidsrevalidatie heeft nu een vaste duur van vijftien weken, maar eigenlijk is onduidelijk of dat ook het beste is zegt
Michiel Reneman, hoogleraar revalidatiegeneeskunde bij het Centrum voor Revalidatie UMCG. ‘Dat arbeidsrevalidatie bij mensen met chronische of subacute pijn gemiddeld effectief en kosteneffectief is, is voldoende aangetoond. Maar nu willen we heel graag weten wát we precies moeten aanbieden, hoeveel en aan wíe. Daarover is wetenschappelijk nog niet veel bekend. Op dit moment wordt dus consensus-based gewerkt, in goed overleg tussen patiënt, werkgever en behandelaar. Maar door meer evidence kan de effectiviteit worden verbeterd. Het kan bijvoorbeeld blijken dat bij de ene patiënt zes weken revalidatie voldoende is, of dat er bij een andere juist meer tijd nodig is voor een beter resultaat. Als wij, vooraf aangetoond, weten waar een individuele revalidant het meeste aan heeft, is iedereen daarbij natuurlijk gebaat.’
Gereedschapskist Reneman werkt als projectleider mee aan een belangrijke innovatie in de arbeidsrevalidatie: de landelijke implementatie van Functionele Capaciteit Evaluatie (FCE) in het netwerk van Stichting Vroege Interventie revalidatiezorg. Een FCE is een onderzoeksprotocol, bestaande uit twintig afzonderlijke tests, waarmee de belastbaarheid van een individuele revalidant gestandaardiseerd kan worden vastgesteld. Een soort gereedschapskist, zegt Reneman, waaruit op basis van een
richtlijn enkele tests worden gekozen. Voorheen was dit veel uitgebreider, maar dit is aangetoond voldoende om de arbeidsbelastbaarheid in kaart te brengen. In het najaar zal de FCE zijn geïmplementeerd in de veertien revalidatiecentra die Vroege Interventie aanbieden. Die centra beschikken dan ook over testruimten om performance-based informatie toe te kunnen voegen aan de diagnostische informatie. Zo kan bijvoorbeeld ter plekke worden gemeten hoeveel iemand met een nieuwe handicap nog kan tillen als dit normaal gesproken onderdeel is van zijn werk. Reneman: ‘Vroege Interventie sluit tevens aan bij nog een andere innovatie. Voor het ontwikkelen van een Dataset Arbeidsrevalidatie hebben wij namelijk dankbaar gebruik gemaakt van kennis en kunde die is opgebouwd bij de Nederlandse Dataset voor Pijnrevalidatie (NDP; zie ook pagina 8, red). Het grote voordeel is dat de NDP al flink doorontwikkeld was. Wij gebruiken dezelfde ICT, maar leveren grotendeels eigen inhoud. Dit spaart op termijn natuurlijk veel tijd en geld.’ Dankzij de FCE en de Dataset Arbeidsrevalidatie kan niet alleen voor de individuele revalidant efficiëntere diagnostiek plaatsvinden, maar kan ook onderzoek worden gedaan naar de grote groep. ‘En die kennis zal de arbeidsrevalidatie beter en efficiënter maken.’
24
Innovatie is een veelgebruikt woord. Vrijwel iedereen is bezig met innovatie. Om ons heen zien we zo veel veranderingen, dat het lijkt of innovatie vanzelf gaat. Veel organisaties en mensen hebben echter wel degelijk moeite met het zoeken, vinden en met name het toepassen van nieuwe, waardevolle producten, diensten en processen. Ieder van ons heeft creatieve, ondernemende en innovatieve talenten en ambities. De vraag is alleen: hoe kunnen deze eigenschappen het beste gedijen? Wat verstaan we onder een innovatief klimaat?
HET KLIMAAT VOOR INNOVATIE
1 2
PRINCIPE EEN: DIVERSITEIT In de natuur is genetische manipulatie één van de mechanismen voor biologische diversiteit. In organisaties is diversiteit van groot belang om nieuwe ideeën te ontwikkelen. In het innovatieproces is het essentieel zo veel mogelijk verschillende perspectieven de kans te geven. Het is vooral zaak dat aanwezige diversiteit daadwerkelijk wordt benut voor het ontwikkelen en screenen van innovatieve plannen.
in voor nieuwe kansrijke ideeën. Doe je dat niet, dan verdwijnen plannen in de la, raken mensen sceptisch ten aanzien van de slagingskans van (innovatieve) projecten en zijn daardoor minder snel geneigd opnieuw te investeren en mogelijkheden tot leren te benutten.
3
PRINCIPE TWEE: SELECTIE In de natuur vindt voortdurend een proces van natuurlijke selectie plaats: de meest effectieve genetische mutaties overleven. Vooruitgang wordt geboekt als goede ideeën worden geselecteerd en slechte ideeën worden afgewezen. Het is van belang dat mensen zich zeker voelen om nieuwe ideeën voor te stellen en dat afwijzing niet leidt tot frustratie. In organisaties is competitie vaak de drijvende kracht achter selectie. Echter, in de meeste organisaties is het proces voor het beoordelen en selecteren van innovatieve plannen vaak onduidelijk of zelfs gericht op het in stand houden van huidige praktijken. Hiermee worden echte vernieuwingen ontmoedigd. Nieuwe ideeën moeten een kans krijgen en niet blijven steken in een door kansloze of onzinnige projecten verstopte pijplijn. Dit geldt ook voor lopende projecten. Mocht op basis van nieuwe inzichten en evaluatie blijken dat een lopend project uiteindelijk toch niet zo goed is, trek dan ‘de stekker eruit’, leg de leerpunten vast en zet de uitgespaarde middelen en tijd
Prof.dr. Paul Louis Iske
Charles Leadbeater heeft een interessante vergelijking gemaakt tussen het evolutieproces in de natuur aan de ene kant en innovatie in organisaties aan de andere kant. In deze vergelijking ziet hij negen principes binnen het evolutieproces die rechtstreeks vertaald kunnen worden naar de context van innovatie in organisaties.
4
PRINCIPE DRIE: VERSPREIDING Wanneer een innovatie wordt gestart, dan dient deze zich grotendeels zelf te verspreiden. In de biologie gaat dit meestal vanzelf via reproductie. In organisaties is dat niet het geval. Daar heeft men het vaak te druk om tijd te kunnen besteden aan de verspreiding van resultaten van innovaties. Wanneer het idee in een te beperkte omgeving blijft zitten, krijgt het niet de kans om te leiden tot structurele verandering en is er dus geen sprake van innovatie. Bij echte innovatie is aandacht voor implementatie en bestendiging. PRINCIPE VIER: CO-EVOLUTIE Een soort kan alleen succesvol zijn als het past binnen een omgeving waarin hij kan overleven. Organisaties en professionals kunnen ook alleen slagen als zij in staat zijn zich aan te passen aan hun omgeving. Samenwerken in een netwerk of keten is hiervoor van groot belang. Om het netwerk of de keten succesvol te maken is het vermogen om te kunnen omgaan met complexiteit en belangen van de netwerk- en ketenpartners noodzakelijk. Naast de wil om er een succes van te maken is wederzijds begrip, vertrouwen en respect nodig.
Wanneer een soort zich niet kan aanpassen, zal het uitsterven als de omgeving verandert. Zoals de dinosauriërs toen het kouder werd op aarde. Succesvolle mensen en organisaties kunnen veranderingen in de omgeving waarnemen en zich aanpassen. Anderen hebben daar meer moeite mee, vooral als het huidige gedrag lange tijd succesvol is geweest. De tijd waarin de potentiële waarde van kennis nog maar op de helft geschat wordt van wat die aanvankelijk was, wordt steeds korter. Sommige kennis en sommige experts hebben dus in zekere zin een houdbaarheidsdatum die kan verstrijken. ‘Ontleren’ zou mogelijk moeten zijn. Daarmee krijgt nieuwe kennis meer ruimte. Dat is zeker niet altijd eenvoudig. Veel posities zijn verworven op basis van kennis. Het ter discussie stellen van deze kennis wordt vaak gezien als een aanval op de (machts)positie. Het is echter van belang jonge mensen en nieuwe denkbeelden voldoende kans tot ontplooiing te bieden.
6
7
PRINCIPE ZES: CHAOS Biologische ontwikkelingen voltrekken zich in situaties waarin het klimaat verandert. In het dagelijks leven is dat ook zo: veel innovaties treden op tegen de achtergrond van grootschalige ontwikkelingen in technologie, cultuur en economie. Dat verklaart waarom er periodes zijn waarin weinig vooruitgang valt waar te nemen, afgewisseld met periodes van heftige veranderingen in een korte tijd. Dit vereist het vermogen om geleidelijke veranderingen in te voeren (zoals veel verbetertrajecten) naast radicale veranderingen, waarin een korte periode bestaande verhoudingen, processen en waardeketens geheel op zijn kop worden gezet. Soms past radicale innovatie niet in de bestaande structuren. Dan ontwikkelen zich nieuwe organisaties, netwerken en ketens die de snelle veranderingen wel kunnen accommoderen. Of er worden aparte units opgezet (vaak naast de bestaande organisatie) om deze ontwikkelingen te faciliteren. In de technologie zijn deze ‘incubators’ (broedplaatsen) of versnellers redelijk bekend. PRINCIPE ZEVEN: EENVOUD Veel overlevende soorten vertonen een betrekkelijke eenvoud in het ontwerp. Dit heeft te maken met het aanpassingsvermogen. Voor een gecompliceerde soort is het moeilijker om zich aan te passen, of terug te keren tot het basisontwerp wanneer een grote verandering noodzakelijk is. Deze soorten zullen eerder proberen de omgeving aan hun eigen ontwerp aan te passen… Het lobbyen voor vernieuwingen gaat veel innovatievelingen boven de pet. Waarschijnlijk gaan hierdoor veel goede ideeën verloren omdat ze niet ‘verkocht’ kunnen worden. Deze innovaties moeten dan op zelfsturende
basis worden ingevuld. Dat is bij een complexe omgeving juist de enige weg om de innovatie te realiseren. Dat vraagt iets van de vormgeving van de organisatie. Decentralisatie, zelfsturing en intrinsieke motivatie zullen hierin een grote rol moeten spelen.
8 9 =
PRINCIPE ACHT: VERSPILLING Eén van Charles Darwins belangrijkere voorwaarden voor succesvolle soorten is ‘overcapaciteit’. De natuur experimenteert er lustig op los. Van de vele nieuwe soorten weten slechts enkelen te overleven. De niet geschikte soorten sterven via natuurlijke selectie weer uit. Dit lijkt oppervlakkig gezien een grote verspilling, maar het is misschien wel onvermijdelijk. Dit staat echter in schril contrast met onze aanpak van (risico’s) managen. Binnen organisaties is de druk hoog om van alles wat wordt aangepakt in een korte tijd een succes te maken. We kunnen het ons niet veroorloven fouten te maken of tijd te verliezen. Risico’s managen betekent te vaak: risico’s tot nul reduceren. PRINCIPE NEGEN: TIMING Succesvolle soorten ontwikkelen nieuwe eigenschappen op het moment dat daarvoor een toepassing bestaat. Dat geldt ook voor nieuwe ontwikkelingen; deze gedijen alleen als de omgeving er klaar voor is. Een innovatie is geen innovatie als die lang achter andere ontwikkelingen aanhobbelt. Niettemin is het omgekeerde ook waar: te vroeg is ook niet op tijd. Het is van belang dat mensen of organisaties die zijn vrijgespeeld voor innovatieve ontwikkelingen voldoende contact hebben met de dagelijkse praktijk. Alleen zo kunnen ze bepalen waar de kansen liggen en in welke mate de omgeving klaar is voor het verspreiden en opnemen van de innovaties. Een goede omgevingsanalyse is dan ook vereist voor de bepaling of de innovatie op termijn zelfstandig kan voortleven. CONCLUSIES Innovatie is een kennisintensief proces in een complexe omgeving. Er zijn meerdere partijen bij betrokken, ieder met de eigen belangen. De drijvende krachten voor innovatie zijn vaak moeilijk expliciet te maken en veranderingen op macroschaal bewerkstelligen kost vaak veel tijd. In een dergelijke situatie is het managen van innovatie als proces, van idee en concept tot aan realisatie en verspreiding, relevant. Met een systeemeigenaar en een collectieve ambitie is het mogelijk om voldoende draagvlak te vinden. Daarnaast is een klimaat gewenst waarin risico’s genomen kunnen en mogen worden. Innovatie is een dilemma, een keuze tussen zaken die belangrijk zijn en zaken die urgent zijn. De mogelijkheid tot innoveren moet worden gecreëerd. Want uiteindelijk wordt de noodzaak tot innovatie urgent.
Auteur: Prof. dr. Paul Louis Iske, Professor Open Innovation and Business Venturing School of Business and Economics, Maastricht University Oostzaan, mei 2012
5
25
PRINCIPE VIJF: ‘ONTLEREN’
Op eigen
kracht
THEMA
Zelfmanagement 27
MET DE VAARDIGHEDEN KOMT HET ZELFVERTROUWEN ‘Gisteren bezocht ik een voorlichtingsbijeenkomst, over de aanleg van een weg in de buurt’, vertelt Jan Drenth, 66 jaar en gepensioneerd rector van een scholengemeenschap. ‘Die bijeenkomst vond plaats in een moeilijk toegankelijke keet, maar het is me toch gelukt om erheen te gaan. Dan denk ik: dat gespring en gehup op de training heeft toch maar opgeleverd dat ik dit doe. Ik heb de vaardigheid, maar ook het vertrouwen dat het gaat lukken. Heel belangrijk om niet achter de geraniums te gaan zitten.’ In januari van dit jaar werd het rechterbeen van Drenth afgezet, net boven de knie. ‘Dat was nodig om een agressief kankergezwel te verwijderen.’ Bij locatie Beatrixoord van het UMCG - Centrum voor Revalidatie werd een prothese aangemeten en leerde hij daarmee omgaan. Na de gebruikelijke revalidatie kreeg de oud-rector daar een innovatieve ‘probleemoplossende vaardigheidstraining’ aangeboden. Die bestond uit twee onderdelen: een regietraining van zes bijeenkomsten en een circuittraining. ‘Tijdens die eerste training praatten we met vier mannen die een beenamputatie hadden ondergaan, een psycholoog en een maatschappelijk werkster over de problemen die je tegen kunt komen. Dat varieerde van het omgaan met een wondje op de stomp tot algemene beschouwingen over het leven met beperkingen. Hoe ga je bijvoorbeeld om met mensen die je voortdurend willen helpen? Wat doe je wanneer je partner niet wil dat je een aangepast rijbewijs haalt? Want je moet oppassen niet te afhankelijk te worden. Ook
niet onbelangrijk: hoe ga je om met de bureaucratie die op je afkomt? Zo moest ik me voor een parkeervergunning persoonlijk melden, zodat een arts kon constateren dat mijn been inderdaad was afgezet. De training gaf geen directe antwoorden, maar het was interessant om te zien hoe verschillend mensen bepaalde problemen te lijf zouden gaan. De conclusie was dat je jezelf moet blijven in je manier van reageren.’ In de circuittraining lag het accent op het praktisch leren omgaan met de beperking. ‘Dat deden we in een ruimte die is ingericht als een huiselijke omgeving, met woonkamer, keuken en slaapkamer. Daar oefen je dingen als afwassen, de borden wegzetten, bloemen water geven, schoonmaken, tafels en stoelen verplaatsen. Ook gingen we boodschappen halen in het winkeltje in de instelling. Bij die oefeningen leerden we handig gebruik maken van hulpmiddelen. Bijvoorbeeld: gebruik een plastic tasje om dingen in te vervoeren, zodat je je handen vrijhoudt voor je krukken. Je leerde om handig met een rolstoel om te gaan en om met één kruk te lopen. Naarmate je vaardiger wordt in dit soort dingen, krijg je ook meer zelfvertrouwen. In totaal waren het elf bijeenkomsten van een uur, waarin we met en zonder prothese oefenden.’ De training die Drenth volgde werd ontwikkeld door Sacha van Twillert, in het innovatieproject Probleemoplossende vaardigheidstraining voor de revalidatie van patiënten met een beenamputatie. In de revalidatie leren mensen basisvaardigheden, maar deze training heeft het doel om mensen te inspireren om met die vaardigheden een stap verder te gaan en bewust en zonder angst hun leven in te vullen. Het project eindigde in april 2012, maar de trainingen waren toen al vast onderdeel van de behandeling in Beatrixoord.
Auteur: Adri Bolt
Op allerlei manieren kunnen revalidatiecentra mensen stimuleren om actief hun eigen situatie te verbeteren. Door revalidanten uit te nodigen om samen na te denken over hun nieuwe situatie, bijvoorbeeld. Of door de partner concrete handvatten te geven om met de situatie om te gaan en om het herstel te bevorderen.
28
AL PRATEND OEFENEN Mensen met afasie en hun partners zelf hun communicatie laten verbeteren; dat is het doel van het ontwikkel- en van het daaropvolgende implementatieproject PACT. ‘Mensen met afasie kunnen niet goed meer duidelijk maken wat ze bedoelen, of niet goed meer begrijpen wat een ander zegt’, vertelt Sandra Wielaert, logopedist bij Rijndam revalidatiecentrum in Rotterdam en projectleider van deze projecten. ‘Meestal veroorzaakt hersenletsel na een CVA de afasie. Bij de behandeling van afasiepatiënten miste ik de inbreng van de partner. Traditioneel werken we vooral aan verbetering van de taalbeheersing van de patiënt. Maar daarnaast moeten patiënten en hun belangrijke gesprekspartners ook weer
leren communiceren.’ Daarom bewerkte Wielaert in 2010 een Engelstalig trainingsprogramma voor de Nederlandse situatie, onder de naam PACT. ‘PACT geeft partners meer inzicht in de manier waarop zij communiceren, en traint ze in nieuwe strategieën.’ Daarvoor maken de partners video-opnames van een paar dagelijkse gesprekjes. ‘De logopedist selecteert fragmenten waarin het goed en juist níet goed gaat. Daarbij let je bijvoorbeeld op de omgang met problemen in het gesprek, en op de reactie van de partner op nonverbale signalen.’ Vervolgens bekijken logopedist, partner en patiënt de geselecteerde fragmenten en bespreken die. ‘Meestal levert dat veel op. Zo kunnen mensen bijvoorbeeld ontdekken dat ze hun partner met afasie erg vaak corrigeren, ook als ze best begrijpen wat die wil zeggen.’ De partner krijgt aanwijzingen hoe het gesprekstechnisch beter kan, bijvoorbeeld beter letten op de beurtwisseling tijdens het gesprek, en oefent daar een paar keer mee met de logopedist. Patiënt en
‘PACT GEEFT PARTNERS MEER INZICHT IN DE MANIER WAAROP ZIJ COMMUNICEREN’ partner krijgen geselecteerde oefeningen om thuis mee aan de slag te gaan. Tegen het einde van de training, die gemiddeld zo’n vijf sessies duurt, maakt de partner weer een video. ‘Aan de hand daarvan evalueer je of de partner bijvoorbeeld inderdaad op een andere manier vragen is gaan stellen. Of die nu langer wacht, om de ander de kans te geven iets te zeggen.’ Wielaert is ervan overtuigd dat door de methode de communicatie tussen partners verbetert. ‘Dat zie je als je de manier van communiceren voor en na de training naast elkaar legt. Ook merk ik dat de partners zich door het contact met de logopedist gesteund voelen in hun rol als mantelzorger en gesprekspartner. Ze vinden het heel prettig om met iemand te kunnen praten die hun problemen kent en onderkent. Ze waarderen de erkenning dat het
inderdaad lastig is, en de steun in het meedenken over de manier waarop ze beter met hun partners kunnen communiceren. Met dat inzicht krijgen ze meer controle over het dagelijkse leven, en gaan ze zich daar ontspannener bij voelen.’ Het ontwikkelproject PACT is afgerond en momenteel doen zeven revalidatie-instellingen en drie verpleeghuizen mee met het implementatieproject ImPACT. ‘Dit project is net begonnen. We bekijken hoe je PACT het beste kunt invoeren in de zorgpraktijk. Hoe pas je het bijvoorbeeld in de planning in? Hoe kun je logopedisten het beste trainen in het gebruik van PACT? Welke patiënten en partners komen in aanmerking? En hoe motiveer je die partners als ze vinden dat dit een taak is van het revalidatiecentrum en niet van hen?’ Met die aandacht voor de rol van de mantelzorgers sluit dit project naadloos aan op een algemene trend in de gezondheidszorg. ‘Ik merk dat de logopedisten er zin in hebben. PACT voldoet duidelijk aan een behoefte.’
De weg naar sport Minister Schippers van VWS heeft financiën beschikbaar gesteld voor een landelijk beweegprogramma van het Nationaal Kenniscentrum Gehandicaptensport. Het programma Revalidatie, Sport en Bewegen richt zich op het structureel aanbieden van bewegen en sport aan mensen met een handicap of chronische ziekte, tijdens en na hun revalidatie. Daarom worden sportloketten opgezet bij achttien revalidatiecentra. Bij deze loketten werken sportconsulenten, die mensen kunnen begeleiden bij het vinden van geschikte sportactiviteiten en daarmee bijdragen aan een blijvend gezondere leefstijl. Aansluitend bij het programma start vanuit het Innovatieprogramma Revalidatie het tweejarige project Kennisdeling Revalidatie, Sport en Bewegen. Doel van dit project, dat wordt geleid vanuit het Centrum voor Revalidatie van het UMCG en de Werkgroep Bewegen en Sport van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA), is het realiseren van structurele kennisdeling tussen revalidatie-instellingen en van scholing van de betrokken medewerkers op het gebied van sport en beweging. Verder wordt een vaste systematiek vastgesteld voor het geven van een leefstijladvies aan revalidanten, met het accent op bewegen en sport. Om bewegen en sport een geïntegreerd onderdeel te maken van de revalidatiebehandeling, zullen op dit gebied prestatie-
indicatoren worden geformuleerd. Door deze toe te voegen aan de Basisset Prestatie-indicatoren van revalidatie-instellingen, wordt een belangrijke impuls gegeven aan het verankeren van de aandacht voor bewegen en sport in de revalidatiesector.
31
Foto: Maartje Mayer
ZELF OEFENEN NA EEN BEROERTE ‘Wij hebben ervaren dat CVA-patiënten en hun naasten het fijn vinden om zelf iets te kunnen doen om hun situatie te verbeteren’, vertelt Mia Willems, adviseur innovatie-implementatie bij revalidatiecentrum De Hoogstraat. ‘Maar ze willen wel weten wat ze kunnen doen.’ Onder Willems’ leiding ontwikkelden drie revalidatieinstellingen, twee ziekenhuizen en twee verpleeghuizen samen een oefengids voor CVA-patiënten, uitgaand van een voorbeeld uit het UMC Utrecht. ‘Daar hebben we ook patiënten bij betrokken. Onder andere door hen te vragen hoe we de oefeningen het beste konden presenteren.’ De oefengids geeft op verschillende niveaus en voor verschillende soorten problemen praktische handvatten voor de patiënt om zo snel mogelijk en
zo intensief mogelijk fysiek te gaan oefenen.’ Dat bevordert een snel herstel (zie ook pagina 33). ‘De oefenstof varieert van simpele oefeningen als je arm opheffen en weer laten zakken of een washandje uitknijpen tot instructies voor het smeren en eten van een boterham en daarbij zoveel mogelijk gebruiken van je aangedane arm. We weten namelijk dat oefenen vooral zinvol is als het gekoppeld is aan een praktische handeling.’ Ook vertelt de gids hoe de naasten kunnen helpen bij het plannen en uitvoeren van de oefeningen. Bijvoorbeeld door de oefening voor te doen, en vervolgens samen te doen. Door te letten op de juiste uitgangshouding van de revalidant. Door samen dagelijks de dag door te spreken, en zo te helpen de hersenen te ‘trainen’. En door de revalidant te stimuleren, en de nadruk te leggen op de vooruitgang die hij boekt. De gids werd ontwikkeld en bij de zeven instellingen geïmplementeerd tijdens het innovatieproject Snel in Beweging. ‘Bij die implementatie hebben we de
DE OEFENGIDS GEEFT OP VERSCHILLENDE NIVEAUS EN VOOR VERSCHILLENDE PROBLEMEN PRAKTISCHE HANDVATTEN verpleging van het begin af aan gevraagd om mee te denken. De verpleging heeft immers veel direct contact met de patiënt. De verpleging ziet het als de oefengids onder een stapel andere boeken verdwijnt, en kan daar dan een opmerking over maken. En de verpleging kan, wanneer de familie op bezoek is, suggereren dat ze samen met de gids aan de slag kunnen.’ Dat werkte goed, heel goed zelfs. ‘Verpleegkundigen en behandelaars zijn enthousiast, en we horen van hen dat de gids veel gebruikt wordt. Er zijn al duizenden exemplaren van verkocht en hij is vaak gedownload. We gaan hem binnenkort vertalen in het Engels, en we gaan er een app van maken.’ De kwaliteit van het project werd ook onderkend door ZonMw, die het onderscheidde met een Parel. ZonMw reikt de Parel enkele malen per jaar uit aan projecten die als voorbeeld en inspiratie kunnen dienen voor de alle via ZonMw gesubsidieerde projecten.
32
Een behandelrichtlijn geeft op basis van wetenschappelijk bewijs aan hoe een zorgverlener in bepaalde situaties het beste kan handelen. Het is dus voor revalidanten van groot belang dat richtlijnen worden doorgevoerd in de behandelpraktijk. Om dat te bereiken, wordt in innovatieprojecten rond richtlijnen gewerkt met knowledge brokers; professionals die in hun eigen instelling zorgen dat die richtlijnen daadwerkelijk worden ingevoerd.
THEMA
Richtlijnen 33
Richtlijnen implementeren
‘Wij zetten knowledge brokers in bij de implementatie van onderdelen van de multidisciplinaire CVA-richtlijn’, vertelt Mia Willems. Als adviseur innovatieimplementatie bij revalidatiecentrum De Hoogstraat leidt zij het implementatieproject Richtlijn CVA in praktijk, waaraan tien revalidatiecentra en twaalf revalidatieafdelingen van ziekenhuizen meedoen. ‘Knowledge brokers implementeren daar aanbevelingen uit de CVA-richtlijn. Vanuit elke instelling nemen twee of drie behandelaars als knowledge broker deel aan het project.’ De aanleiding voor het project was simpel. Er lag een goede behandelrichtlijn, maar daar werd in de praktijk nog te weinig mee gedaan. ‘De implementatie van behandelrichtlijnen is in de zorg veelal een moeizaam proces. Het gaat vaak om dikke pakken papier en het is niet altijd even helder wat je concreet moet gaan doen.’
Goede voorbeelden Dat geldt ook voor de CVA-richtijn. Het project richt zich op één belangrijk element daaruit: het ‘snel en intensief oefenen’. De richtlijn zegt dat mensen na het CVA binnen 24 uur uit bed moeten, dat ze zo actief mogelijk moeten zijn en dat ze minstens twee keer per dag twintig tot dertig minuten therapie moeten krijgen.
Die therapie moet bij voorkeur in het weekend doorgaan. ‘Wanneer patiënten snel actief worden en zoveel mogelijk alledaagse dingen doen, herstellen ze sneller en kunnen ze sneller naar huis. Dat is goed voor hun kwaliteit van leven en het bespaart zorgkosten.’ Maar in de praktijk blijken deze patiënten in het ziekenhuis het grootste deel van de dag in bed te liggen. ‘Ook blijkt de therapie vaak minder intensief dan de richtlijn aangeeft, zeker in de weekenden. Dit project helpt bij het heel concreet organiseren van de therapie.’ Voor het project zijn namelijk tien goede voorbeelden verzameld van manieren om CVA-patiënten te activeren. Zo kunnen instellingen gebruikmaken van een oefengids, die patiënten en hun familie praktische handvatten geeft (zie ook pagina 31). Verder kan bijvoorbeeld de maaltijd worden ingezet als therapiemoment. Of kunnen rond het opstaan allerlei handelingen, zoals uit bed komen, wassen en aankleden, worden geoefend. ‘Want het werkt het beste als mensen activiteiten oefenen die ze ook echt weer gaan doen.’
Praktische vragen Daar gingen de knowledge brokers mee aan de slag. Zij kozen minimaal één van de tien goede voorbeelden en maakten een plan voor de inzet van die methode
Auteur: Adri Bolt
‘Kiezen waar je begint’
34
binnen hun eigen organisatie. ‘Bijvoorbeeld: wie geeft de oefengids aan de patiënt en hoe stimuleer je dat hij zijn oefeningen blijft doen?’ Het is bij iedere organisatie anders wat er precies gedaan wordt. ‘Zo zijn er organisaties die patiënt en verpleegkundige in het weekend met de oefengids laten werken, omdat er dan
velingen zijn heel divers, uiteenlopend van de diagnostiek – wanneer gebruik je bijvoorbeeld welke meetinstrumenten tot de informatieverschaffing aan ouders. Een deel van de aanbevelingen moeten de twintig deelnemende centra ‘verplicht’ invoeren in het kader van het project, een deel is facultatief. ‘Veel van die verplichte
‘VOORAL DE INHOUDELIJKE UITWISSELING EN DE INSPIRATIE ZIJN BELANGRIJK’ geen therapeuten aanwezig zijn. Andere instellingen bieden iedere werkdag patienten de gelegenheid om in een groep met de oefengids aan de slag te gaan.’ De knowledge brokers komen tweemaandelijks bij elkaar en wisselen dan kennis en ervaring uit. ‘Zo startten we in De Hoogstraat weekendtherapie op. Mensen uit andere instellingen bekijken hoe we dat doen, en kunnen bijvoorbeeld van ons leren dat je moet beginnen bij de werktijdenregeling. Want als je dat niet geregeld hebt, kun je behandelaars niet verplichten om op zaterdag te werken.’ Op de bijeenkomsten voor knowledge brokers worden ook regelmatig onderzoekers uitgenodigd. ‘Zij vertellen op welk onderzoek de richtlijn is gebaseerd en beantwoorden praktische vragen. Betekent de nadruk op functioneel oefenen bijvoorbeeld dat het helemaal geen zin heeft om training, gericht op het verbeteren van de functie van de arm of been, te doen? Dat vertelt de richtlijn niet.’
Diagnostiek Ook het implementatieproject Richtlijn CP in praktijk, dat zich richt op cerebrale parese (zie ook pagina 42), wordt vanuit De Hoogstraat geleid en maakt gebruik van knowledge brokers. Dit project richt zich op implementatie van onderdelen van de Richtlijn diagnostiek en behandeling van kinderen met spastische cerebrale parese. Het gaat in het project om een kleine veertig aanbevelingen waar veel bewijs voor is en waarvan de implementatie de zorg direct verbetert. De aanbe-
aanbevelingen zijn op het terrein van de diagnostiek’, vertelt projectleider Marieke Harmer-Bosgoed. ‘Wanneer gebruik je bijvoorbeeld bepaalde meetinstrumenten? Verder vinden we het belangrijk dat de centra meetinstrumenten of behandelingen waarvan inmiddels bekend is dat die niet effectief zijn, ook niet meer gebruiken.’ Opmerkelijk aan dit project is dat patiëntenorganisatie BOSK (vereniging van mensen met een lichamelijke handicap) ook twee knowledge brokers levert. Een ouder en een - inmiddels volwassen ervaringsdeskundige denken mee met de zorgverleners uit de instellingen.
Uitstraling Het samenwerken met knowledge brokers uit verschillende instellingen levert veel op, vinden beide projectleiders. Harmer-Bosgoed: ‘Vooral de inhoudelijke uitwisseling en de inspiratie zijn belangrijk. Het delen van kennis en ervaringen kan centra heel veel tijd schelen. Zo heeft bijvoorbeeld één centrum een stroomschema gemaakt dat teams helpt in het keuzeproces bij het gebruik van meetinstrumenten, en dat op het knowledgebroker-forum gezet. Daar maken andere deelnemende centra gebruik van. Daarnaast kunnen centra leren van elkaars ervaringen: het ene centrum is verder met het implementeren van een bepaalde aanbeveling dan het andere. Voor een volgende aanbeveling is dit net omgekeerd. Verder zoeken de knowledge brokers samen naar effectieve, ludieke manieren om de implementatie binnen
hun instellingen te bevorderen, zoals het gebruik van cartoons.’ Willems: ‘Je merkt ook dat de uitstraling van dit landelijke project de deelnemers helpt om dingen voor elkaar te krijgen in hun eigen organisatie.’ Beide innovatieprojecten lopen eind dit jaar af. Hopelijk krijgen ze dan een vervolg. ‘Als dat lukt gaan de knowledge brokers, die nu in dit werk zijn getraind, ook andere aanbevelingen uit de richtlijn implementeren.’
Goed instrument Waar knowledge brokers in ieder geval ook worden ingezet, is in het onlangs gestarte project Implementatie Richtlijn Oncologische Revalidatie. Aan dit project, dat wordt geleid vanuit Meander Medisch Centrum, nemen zes organisaties deel. Oncologische revalidatie kan een groot deel van de (ex-)patiënten met kanker helpen om hun kwaliteit van leven en hun maatschappelijke en arbeidsparticipatie te verbeteren. Inmiddels is daar een richtlijn voor, maar oncologische revalidatie maakt nog geen structureel deel uit van de oncologische zorg. Daar wil dit project verandering in brengen, mét gebruik van knowledge brokers. En ook het Implementatietraject PPP-Arm Protocol, geleid vanuit het Universitair Medisch Centrum Groningen, werkt met knowledge brokers. Het PPP-Arm Protocol helpt de professional bij de keuze voor een hulpmiddel voor een patiënt met een armamputatie of een aangeboren afwijking van de armen. Zo kan een uniform voorschrijfbeleid tot stand komen, wat de kwaliteit van de zorg voor deze patiëntengroep verhoogt. Dat is belangrijk omdat de aandoening ingrijpt op alle facetten van het leven en omdat de zorg veel kan kosten, vooral wanneer protheses of adaptaties worden verstrekt. Het project gaat dit protocol implementeren bij elf revalidatie-instellingen, waarbij een groot deel van het werk weer wordt gedaan door knowledge brokers. Mia Willems: ‘Knowledge brokers zijn gewoon een heel goed instrument om behandelrichtlijnen ook echt ingevoerd te krijgen.’
Richtlijn voor het meten van behandeldoelen GAS (Goal Attainment Scaling) is een manier om te meten of, en in welke mate je je behandeldoelen haalt. Koen Dekkers, kinderfysiotherapeut bij revalidatiecentrum Revant, leidde het innovatieproject voor GAS. Hij vertelt: ‘Stel, een kind met CP wil leren fietsen. Dan schat je samen met ouders en kind in wat over drie maanden reëel haalbaar is. Bijvoorbeeld twintig meter los kunnen fietsen. Dat is dan je doel. Ook leg je vast wat de uitgangssituatie is, het kind kan nu bijvoorbeeld één meter los fietsen. Verder leg je vast wanneer de uitkomst beter is dan het doel - bijvoorbeeld vijftig meter los fietsen - en wanneer hij veel beter is - bijvoorbeeld helemaal los fietsen. Hetzelfde doe je voor een uitkomst die minder is dan het doel - bijvoorbeeld vijf meter los fietsen - en veel minder dan het doel - minder dan vijf meter fietsen. Zo kun je over drie maanden precies zien of en in hoeverre het behandeldoel gehaald is. Voor ouders en kind is dat heel duidelijk.’ Dankzij GAS wordt zichtbaar in hoeverre vooruitgang is geboekt op de punten die voor de revalidant zelf belangrijk zijn. ‘Een groot voordeel is dat GAS niet gebonden is aan een diagnose of discipline. Zowel individuele behandelaars als teams kunnen de methode gebruiken.’ Ook kan GAS gebruikt worden om behandel-
methodes met elkaar te vergelijken. ‘Omdat er zo veel mogelijk is met GAS, is het belangrijk om de methode breed te implementeren. En om duidelijk af te spreken, hoe je GAS precies gebruikt.’ Want de GAS-benadering is wereldwijd op verschillende manieren uitgewerkt, en het vergelijken van GAS-metingen is alleen zinvol als dezelfde methode wordt gebruikt. ‘Een werkgroep van deskundigen heeft bekeken welke methode we in Nederland kunnen hanteren.’ Zo ontstond een landelijke richtlijn voor het werken met GAS, die werd vastgelegd in een handleiding. Daarnaast werd een cursus ontwikkeld. ‘Sinds september vorig jaar hebben we drie proefcursussen gegeven in het kader van dit project en de reacties waren heel positief. Inmiddels is er een definitieve cursus die op maat wordt aangeboden. We gaan daarom door met het geven van de cursus. In twee keer twee uur gaan deelnemers praktisch met GAS aan de slag, en zo krijgen ze de methode echt goed in de vingers. Tijdens de cursus bespreken we ook hoe de methode in de teams van de deelnemers geborgd kan worden. Bijvoorbeeld door het bepalen van GAS-teamdoelen standaard in de patiëntrapportage voor de teambesprekingen op te nemen. Het zou mooi zijn als alle revalidatie-instellingen met GAS aan de slag gaan!’
‘DE PIJN WORDT MINDER ALS JE HEM ACCEPTEERT’ Chronische pijn bestrijden door de dingen te doen die je belangrijk vindt. Dat is het uitgangspunt van Acceptance & Commitment Therapy (ACT), die door Het Roessingh is geïntroduceerd in de revalidatie. Momenteel wordt ACT geïmplementeerd door tien revalidatieinstellingen in Nederland.
1 Dit is niet haar echte naam.
Dankzij ACT vertrouw ik meer op mezelf, en op mijn lijf’, vertelt Maartje van den Berg1. ‘Mijn dagritme is drastisch veranderd, waardoor ik een normaler en socialer leven heb teruggekregen. Ik ben weer Maartje, ik ben niet meer mijn ziekte en pijn.’ Van den Berg (50) is van huis uit verpleegkundige, maar sinds haar 33ste kan ze niet meer werken. Ze heeft een uiterst zeldzame, progressieve spierziekte met traag verloop. ‘Ik heb last van zenuwpijnen, en door het slechter worden van mijn spieren en kapsels zijn mijn gewrichten hypermobiel geworden
en mijn rug en nek instabiel. Ik heb veel pijn door overbelasting, en doordat mijn schouder constant een beetje uit de kom hangt. Ook heb ik een klapvoet en veel spierpijn.’ Maartje van den Berg heeft genoeg pijnbehandelingen achter de rug. ‘Pijnstillers hebben nauwelijks effect, maar ik heb wel last van de bijwerkingen. Ook heeft een anesthesioloog in een half jaar tijd vijf keer een pijnblokkade in mijn schouder gezet, met nauwelijks resultaat. De jarenlange pijn heeft me uiteindelijk hypergevoelig gemaakt, waardoor ik pijn alleen maar sterker ervaar. Dan beland je in een vicieuze cirkel.’ Haar zus confronteerde haar daarmee en samen zochten ze naar een uitweg. Via de huisarts werd Van den Berg doorverwezen naar de pijnpoli in Enschede. ‘Daar suggereerden ze ACT-behandeling.’
Vermijden is probleem ACT is er voor mensen met chronische en ongeneeslijke pijnklachten, vertelt Karlein Schreurs. Zij werkt als psycholoog op de pijnafdeling van Het Roessingh en is daarnaast buitengewoon hoogle-
THEMA
Behandeling 37
Behandelinnovatie:
revalidatie verbeteren raar chronische pijn aan de Universiteit Twente. Ze is vanaf 2005 betrokken bij de ontwikkeling van een Nederlands ACT-programma. Momenteel leidt ze het innovatieproject Implementatie ACT bij chronische pijn, waaraan negen revalidatiecentra en een ziekenhuis deelnemen. ‘Deze revalidanten worden getraind in het loslaten van het idee dat de pijn weg moet voor ze weer echt kunnen gaan leven’, verklaart Schreurs ACT nader. ‘Want het onvermijdelijke proberen te vermijden kan zelf het probleem worden. Daarom helpen we hen het vechten tegen de pijn te staken, en aan de slag te gaan met de belangrijke dingen die ze nog wel kunnen.’ Revalidanten beginnen met aan te geven wat ze al geprobeerd hebben om van de pijn af te komen. En wat de resultaten van die pogingen waren. ‘Zo komen ze erachter dat die weg niet gewerkt heeft. Vervolgens reiken we een alternatief aan: onderzoeken wat ze belangrijk en waardevol aan het leven vinden. En we dagen hen uit die activiteiten te ondernemen, ondanks de pijn.’ Daarbij leren de revalidanten op verantwoorde wijze hun
grenzen op te rekken. ‘Ze leren bijvoorbeeld dat meer bewegen niet gevaarlijk is of dat het verstandig is om pauzes in te lassen, ook al moeten ze midden in een activiteit stoppen. En ze leren weer beter te letten op signalen van hun lichaam. Veel mensen met pijn weten bijvoorbeeld niet of ze scheef of recht staan. Daarnaast leren ze in de kliniek de conditie te verbeteren. Alle behandelaars werken daarbij vanuit de visie van ACT: bewust proberen je aandacht te verleggen van de pijn naar de goede dingen in het leven.’ Het paradoxale gevolg: de pijnklachten nemen vaak af als revalidanten aanvaarden dat de pijn een gegeven is, en ze meer activiteiten gaan ondernemen die ze belangrijk vinden.
Motorrijden In september 2011 begon Maartje van den Berg met de behandeling. ‘Na een observatieweek werd ik zes weken lang om de andere week een week opgenomen, en na drie maanden volgde een evaluatieweek. In de behandeling moest ik na achttien jaar verzet accepteren dat ik nooit meer mijn oude leven zou
kunnen leiden. Ik was een zeer fysiek ingesteld en actief mens, met hobby’s als motorrijden, tuinieren, klussen, wandelen en primitief kamperen. Daarbij ben ik op sportgebied prestatiegericht. Ik ‘trek altijd sprintjes’ en die mentaliteit krijg je er niet makkelijk uit. Ik heb me langzaam maar zeker gerealiseerd dat ik terug moest naar de basis, en van daaruit bekijken wat mogelijk is. Ik moest letterlijk weer leren voelen en op mijn lijf leren vertrouwen, binnen mijn beperkingen. Het was emotioneel om dat te ontdekken; dat gold voor bijna alle revalidanten. Het mooie is dat je alle rust en ruimte krijgt om je te concentreren op het proces in jezelf.’ Belangrijk bij dat proces was het boek Leven met pijn. ‘Bewustwording, oefening en uiteindelijk verandering brachten een kwalitatief beter leven binnen bereik. Een prachtig boek, heel werkbaar, heel duidelijk.’ Psycholoog Karlein Schreurs is co-auteur van dat boek en projectleider van het onlangs bij Het Roessingh gestarte ontwikkelproject ACT op afstand. ‘De innovatie van dit project is dat de psycholoog al begint voor de behandeling in de kliniek.’
Auteur: Adri Bolt
Behandelen, daar draait het in de revalidatie-instellingen uiteindelijk om. Daarom is er veel aandacht voor innovatie in de behandeling. Binnen het Innovatieprogramma Revalidatie is ruime aandacht voor projecten die innovatie in de behandeling stimuleren. Op deze pagina’s passeren acht projecten de revue.
38
Revalidanten krijgen het boek Leven met pijn een maand voor de opname. Ze beginnen dat door te werken, en doen er oefeningen uit. Hierbij worden ze via e-mail begeleid door de psycholoog die hen ook in de kliniek gaat behandelen. Zo moet de behandeling in de kliniek zoveel mogelijk beperkt worden. En hoe staat het eigenlijk met het grote project, waarbij ACT bij tien instellingen wordt geïmplementeerd? ‘In dat traject trainen wij per revalidatiecentrum of revalidatieafdeling een multidisciplinair team van vier mensen. Zij trainen andere
NIEUWE BEHANDELMOGELIJKHEDEN BIJ CVA Vier behandelinnovaties richten zich op de grote groep CVA-patiënten. Hieronder een overzicht, waarbij we wat dieper ingaan op een zeer succesvol valpreventieproject. ‘Tijdens mijn promotie ontwikkelde ik het valpreventieprogramma Vallen verleden tijd, vertelt projectleider Vivian Weerdesteyn. Zij werkt als bewegingswetenschapper bij het UMC St Radboud en de Sint Maartenskliniek, en is projectleider van het ontwikkelproject Valpreventie voor CVA-patiënten. ‘Dat programma bleek zeer effectief bij gezonde oudere mensen met een hoog valrisico; het aantal valincidenten nam met bijna de helft af.’ Omdat CVA het risico op vallen aanzienlijk verhoogt, was het logisch dit programma ook geschikt te maken voor CVA-patiënten in de chronische fase. ‘Met name oudere CVApatiënten hebben bijna altijd problemen met de balans en het lopen. Dat kan bijvoorbeeld komen door krachtsverlies aan één kant, maar ook door visuele of cognitieve problemen en de bijwerkingen van medicatie.’ Kern van Vallen verleden tijd is een balanstraining waarbij moeilijke situaties uit het dagelijks leven zoveel mogelijk
mensen binnen hun instelling, volgens het principe train de trainer. Ik heb de indruk dat dat goed werkt. Als alle instellingen met ACT aan de gang zijn wordt het project afgesloten met een congres, om deze behandelvorm nog verder in de revalidatie te introduceren.’ Dat is een goede zaak, vindt revalidant Maartje van den Berg. ‘ACT heeft de kwaliteit van mijn leven sterk vergroot. Het mooiste was dat je het niet fout kon doen. Dat maakte dat ik me op mijn gemak voelde, en langzaamaan kon wennen aan het idee dat het misschien ook anders kon.’
‘ACT HEEFT DE KWALITEIT VAN MIJN LEVEN STERK VERBETERD
worden nagebootst. ‘Mensen oefenen bijvoorbeeld op een trottoir met scheve en losliggende stoeptegels, terwijl ze ook luisteren naar een verhaal dat ze moeten reproduceren. Dat doen ze dan in een schemerige omgeving. Een andere oefening is dat ze over verschillende soorten ondergrond lopen: een glad oppervlak, verschillende soorten tapijt en een ondergrond waarin de voeten wegzakken. De oefeningen bevorderen hun behendigheid en zelfvertrouwen sterk.’ De belangrijkste aanpassing die het programma nodig had, was uitbreiding van het aantal aanwezige therapeuten naar één per twee of drie deelnemende patiënten. Zij blijven dicht in de buurt van de patiënt en grijpen in wanneer het fout dreigt te gaan. ‘CVA-patiënten vallen sneller, daar moet je rekening mee houden. Ook krijgen ze meer tijd om het circuit te doorlopen, en doen ze dat minder vaak achter elkaar dan de ouderen zonder CVA.’
hoefte aan hebben. Het project is vorig jaar ontwikkeld en afgerond, we gaan nu verder onderzoeken of deze aanpak ook voor deze groep inderdaad beter werkt.’
Het feit dat deze therapie nu voor deze groep beschikbaar is, is een belangrijke vooruitgang, vertelt projectleider Weerdesteyn. ‘Zij worden vaak in de eerste lijn behandeld, meestal door de fysiotherapeut. Dat lijkt niet zo effectief, met name omdat er maar weinig taakspecifiek geoefend wordt. Een modulaire aanpak vanuit gespecialiseerde centra lijkt passender. Klinische testen wijzen uit dat kortdurende, intensieve interventies onze interventie omvat tien sessies in vijf weken - vaak veel beter werken. Precies op de punten waar de patiënten be-
Ook Groot Klimmendaal houdt zich bezig met de poliklinische behandeling na CVA, in het project Revalidatie Thuis CVA. Nu moeten patiënten nog voor poliklinische behandeling naar het revalidatiecentrum komen, maar waarschijnlijk is het voor hen het prettigst als de behandeling zoveel mogelijk dicht bij huis kan plaatsvinden. Dat uitgangspunt wordt onderzocht in dit innovatieproject. Mensen die een beroerte hebben gehad, worden zo kort mogelijk behandeld in het revalidatiecentrum. De behandeling wordt voortgezet in hun eigen woonom-
Knoop in je zakdoek: Cognitieve revalidatie voor hersenletsel-patiënten met milde cognitieve problemen is eveneens een innovatief ontwikkelproject voor onder meer - CVA-patiënten, dat wordt geleid vanuit het UMC St Radboud. Het grootste deel van de mensen met hersenletsel gaat na de ziekenhuisopname rechtstreeks naar huis, vaak met onherkende cognitieve klachten zoals lichte geheugen- of concentratiestoornissen, of minder goed kunnen plannen of organiseren. Deze mensen krijgen nu vaak geen behandeling, terwijl zij wel baat hebben bij een minder intensieve vorm van revalidatie. In dit project worden daarom twee bestaande behandelprogramma’s aangepast voor de poliklinische behandeling.
39
geving, door een gespecialiseerd team van eerstelijns professionals, inclusief thuiszorg en huisarts. De revalidatie wordt dus deels overgedragen van de tweede naar de eerste lijn. Dat is naar verwachting niet alleen prettiger voor de patiënten, maar ook kostenbesparend. In dit project wordt het concept Revalidatie Thuis CVA onderzocht op haalbaarheid en meerwaarde. Na een CVA hebben mensen vaker dan gemiddeld last van het slaapapneusyndroom (SAS), waarbij tijdens de slaap steeds de ademhaling even vermindert of stopt. Hierdoor is de kwaliteit van de slaap niet goed en voelen zij zich overdag moe en futloos. Cognitieve stoornissen kunnen verergeren en het kan bijdragen aan depressie. In het innovatieproject Slaapapneusymdroom bij CVA-patiënten van Heliomare wordt een vragenlijst ontwikkeld waarmee behandelaars SAS kunnen opsporen bij mensen die een beroerte hebben gehad. Alle revalidatieinstellingen kunnen dit instrument gaan gebruiken. Daarnaast worden richtlijnen opgesteld voor de organisatie van een gespecialiseerd behandelteam.
P(E)NS EN ZuPER Veel mensen met een dwarslaesie kampen met neuropathische pijn, die ontstaat door beschadiging van de zenuwen in hun ruggengraat. Bij 65 tot 85 procent van hen belemmert deze pijn het dagelijks functioneren. Behandeling was tot op heden niet echt mogelijk, maar een succesvolle behandelvorm lijkt percutane (elektro)neurostimulatie (P(E)NS). Bij deze moderne en pijnloze variant van acupunctuur worden ragfijne metalen draadjes door de huid gestoken en met lichte stroomimpulsen gericht gestimuleerd. Het project Behandeling van neuropatische pijn bij dwarlaesiepatiënten onderzoekt effectiviteit en haalbaarheid van toepassing van P(E)NS bij pijn door een dwarslaesie. Het project wordt geleid vanuit Reade.
In Nederland overleven jaarlijks ongeveer 1900 mensen een hartstilstand. Door zuurstoftekort in de hersenen heeft daarna circa de helft last van cognitieve problemen, zoals geheugen- en aandachtstoornissen. Dit soort problemen worden vaak nog slecht herkend en onvoldoende behandeld. Om mensen na reanimatie naar passende hulp te begeleiden, werd bij het Rijnlands Revalidatie Centrum het project ZuPER (Zorgtraject Postanoxische Encephalopathie na Reanimatie) opgezet. Er is onder meer een screeningsmodule ontwikkeld om cognitieve problemen te signaleren en er werden verschillende behandelmodules ontwikkeld voor mensen met cognitieve problemen. Eind 2012 is dit project afgerond en ligt er een kant-en-klaar zorgtraject waar andere revalidatie-instellingen mee aan de slag kunnen.
VEEL MENSEN MET EEN DWARSLAESIE KAMPEN MET NEUROPATHISCHE PIJN
Kinderen met cerebrale parese hebben houdings- en bewegingsproblemen als gevolg van een hersenbeschadiging die in het eerste levensjaar is ontstaan. Er zijn drie verschillende typen, waarvan spastische cerebrale parese het meeste voorkomt: in ons land bij één op de 500 pasgeboren kinderen. Bij spastische cerebrale parese hebben kinderen veel last van spierstijfheid.
Denise Martens, vijftien en op de havo, stelt tevreden vast dat ze kan nagellakken met haar linkerhand. Dat is niet zo gewoon als het klinkt: die hand is aangedaan door eenzijdige spastische cerebrale parese. Maar Denise kan nu toch met links lakken door tips die ze kreeg in de Sint Maartenskliniek, tijdens een speciale revalidatieweek waarin jongeren met deze aandoening worden aangemoedigd beide handen te gebruiken. In de week, ontstaan in het innovatieproject So You Wanna Be a Popstar, wordt bovendien zelfmanagement bevorderd, waardoor deelnemers minder afhankelijk worden van stimulans uit hun omgeving en zelf de controle krijgen. Denise leerde er ook met twee handen keyboard spelen. En ze kan nu met gym bíjna bokspringen. ‘Ik doe met alles mee op school’, zegt ze.
Aantrekkelijk So You Wanna Be a Popstar is een vervolg op de Piratengroep, die is bestemd voor kinderen vanaf drie jaar en die eveneens in Nijmegen werd bedacht. In die groep dragen de kinderen eerst een tijd hun goede arm als ‘piraten’ in een mitella. In groepjes van zes leren de piraten om alles met hun aangedane arm en hand te doen, zoals vegen op het schip, zwaaien met het zwaard en eten met een vork. Dit deel van de therapie heet modified Constraint-Induced Movement Therapy (mCIMT). Daarna volgt Bimanuele Training (BiT), waarbij de kinderen alleen of in een groepje werken aan hun eigen doelen voor tweehandigheid. De Sint Maartenskliniek heeft sinds 2007, toen ergotherapeut Pauline Aarts op onderzoek naar deze methode promoveerde, al zeventien van zulke Piratengroepen gedraaid. Zij zegt: ‘Het is
THEMA
Kinderrevalidatie 41
‘Onze focus is sterk verschoven’ gebleken dat korte intensieve methoden effectiever zijn dan de traditionele aanpak van langdurige ergo- of fysiotherapie. Het concept is daarom ook aantrekkelijk voor de verzekeraars.’ Pauline Aarts vond bewijs voor de effectiviteit en de behandeling wordt nu met innovatiegelden uitgerold over het hele land, met een gedetailleerd trainingsprotocol. Twaalf revalidatie-instellingen gaan ermee aan de slag, zodat kinderen dichter bij huis terechtkunnen voor deze behandeling.
Jeugdcultuur Om het gebruik van beide handen bij eenzijdige cerebrale parese te bestendigen, ontwikkelde de Sint Maartenskliniek vervolgprogramma’s op de Piratengroep: de Tovenaarsgroep voor kinderen tussen de vier en acht, de Ik-Hou-Van-Hollandgroep voor acht tot achttien jaar en dus
So You Wanna Be a Popstar, ook voor die leeftijdsgroep. Het innovatieproject geeft de mogelijkheid om deze programma’s verder te ontwikkelen. Projectleider en psycholoog Jan van der Burg legt uit dat de gekozen thema’s motiveren: ‘Ze sluiten aan bij de jeugdcultuur. Daardoor, en ook door het spel en de speciale sfeer rond zo’n thema, prikkelen we kinderen en jongeren om aan de slag te gaan. En dat doen ze graag.’ Het stimuleren van gebruik van de aangedane arm, zoals bij de mCIMT- en BiTmethoden, geeft goede resultaten. ‘Wij laten kinderen heel veel met hun hand en arm doen’, vertellen Aarts en Van der Burg. ‘Vroeger werd gedacht dat er eerst aan allerlei klinische voorwaarden moest worden voldaan voordat je kon gaan belasten. Bijvoorbeeld door te werken aan de spierspanning. Maar gewoon je hand gebruiken blijkt veel beter te zijn. Door
iets vaak te doen, ontwikkelt het kind kracht en verbetert de planning van de opeenvolgende bewegingen waardoor bijvoorbeeld ook de pincetgreep lukt. Het geeft kinderen bovendien zelfvertrouwen om te zien wat ze wél kunnen. En in zo’n groep ervaren ze dat ze niet de enige zijn.’
Helpen De behandelaars zien nu nog vaak dat ouders hun kinderen te snel iets letterlijk uit handen nemen. ‘We laten ouders meekijken bij wat hun kinderen toch allemaal zelf blijken te kunnen. In de Piratengroep geven we kinderen een doe-het-zelf-doos, waarin ook een tandenborstel zit en tandpasta. We hebben hier een kind drie keer achter elkaar zijn tanden zien poetsen, omdat hij daar thuis als vanzelfsprekend altijd bij werd geholpen.’
Auteur: Alice Broeksma
Kinderen met spastische cerebrale parese (CP) vormen binnen de revalidatie een grote groep. Behandelaars moedigen de kinderen aan hun spieren zoveel mogelijk te gebruiken. ‘Je kunt wel theoretische perfectie nastreven, maar het is belangrijker hoe een kind functioneert. In de huidige innovatieprojecten zie je deze conclusie terug.’
gina 34). ‘Het toont dat de kinderrevalidatie volwassen is geworden. Wetenschappelijk onderbouwde behandelinzichten staan nu voorop.’ Ook de overige innovatieprojecten zijn gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, dat wordt gebruikt om de behandeling te verbeteren. Becher wijst op een doorbraak in de behandelkamer dankzij een speciaal ontwikkelde digitale module. Een app voor de tablet pc, waarbij de behandelaar gegevens intoetst. De app geeft dan opties aan voor minimaal vereist lichamelijk onderzoek of uitgebreider onderzoek. ‘Op die manier vergeet je als arts geen belangrijke onderdelen en heb je de nationale standaard onder handbereik.’ Deze app sluit aan bij een nieuwe handleiding over onderzoek en behandeling van kinderen met CP. Daar is nu ook een boek over, met cd, in een innovatieproject ontwikkeld door Merem Behandelcentra, locatie Revalidatiecentrum De Trappenberg en de afdeling revalidatiegeneeskunde van het VUmc.
Voorhoede Het bleek bij voorgaande behandeling dat verbeterde vaardigheden door de kinderen na thuiskomst onvoldoende werden ingezet als zij daar niet aan herinnerd werden. Het voortdurend herinneren door ouders kon een belasting zijn van de interactie met hun kind. Ook daarom zijn nu zelfredzaamheid en zelfstandigheid belangrijke aandachtspunten. In So You Wanna Be a Popstar en de Ik-Hou-VanHolland-groep wordt expliciet aandacht besteed aan het zelfstandig leren toepassen van tweehandig handelen, onder het motto ‘Handig2Handig Zelfstandig!’ Pauline Aarts licht toe: ‘Het uitwerken en uitproberen van zelfmanagementtechnieken is mogelijk geworden door het innovatieprogramma. Door dit ontwikkeltraject weten we nu wat werkt en wat minder goed werkt, en zijn we in staat geweest de zelfmanagementtechnieken breed te implementeren.’
Paleisrevolutie ‘Lopen leer je ook door te vallen’, zegt
Jules Becher, verbonden aan VUmc in Amsterdam en de enige hoogleraar kinderrevalidatiegeneeskunde in Europa. Als onderzoeker concentreert hij zich op kinderen die spastisch zijn door CP. Zijn afdeling begon als eerste met botulinetoxine-therapie in combinatie met een intensief revalidatieprogramma. Die behandeling is nu breed beschikbaar. Dat ook algemeen wordt geaccepteerd dat krachttraining - zoals bijvoorbeeld in de Piratengroep wordt gedaan - werkt, noemt hij ‘een paleisrevolutie’. ‘Vroeger werd gedacht dat spasticiteit door belasting zou toenemen, maar dat is een theorie die niet bleek te kloppen. We weten nu dat kinderen er béter van worden. Vooral PERRIN, het eerste grote onderzoeksproject in de kinderrevalidatie dat startte in 2000, heeft nieuwe kennis en meetinstrumenten opgeleverd. Daar borduren de innovatieprojecten nu op voort.’ Zo ook in het project waarin de behandelrichtlijnen voor kinderen met spastische CP worden ingevoerd in de behandelpraktijk (zie pa-
Door dit soort innovaties zijn diagnostiek en behandeling van kinderen met CP dus flink verbeterd, zegt de hoogleraar. En kinderen profiteren daarvan. ‘Daarbij is onze focus sterk verschoven. Bij kinderrevalidatie kijken we nu veel meer naar hoe een kind functioneert, in plaats van perfectie in de manier van bewegen na te streven door stoornissen te herstellen. De indicatie moet zijn dat behandeling wérkt, dus verbetering geeft in het dagelijks leven, en klantgericht is.’ Dat is ook een algemene discussie in de gezondheidszorg. Revalidatie zit in de voorhoede van deze bewustwording, zegt Becher. ‘Vroeger werden bij spasticiteit allerlei operaties gedaan om bijvoorbeeld pezen te verlengen of botten recht te zetten. Nu beseffen we dat dit misschien wel een prachtige röntgenfoto oplevert, maar dat je er niets aan hebt stoornissen op die manier te onderdrukken als het kind niet meer kan lopen. In de huidige innovatieprojecten zie je deze conclusie terug.’ Bijvoorbeeld bij de inspanningsfysiolo-
‘HET GEEFT EEN KIND ZELFVERTROUWEN OM TE ZIEN WAT HIJ WÉL KAN’ gische metingen van Annet Dallmeijer, ontwikkeld in een innovatieproject van de afdeling revalidatiegeneeskunde van het VUmc. Becher: ‘Dat is de allernieuwste ontwikkeling. Bij die metingen wordt niet alleen gekeken naar de kracht van een kind, maar ook naar zijn fitheid. Het is bekend dat kinderen met CP minder fit zijn dan hun leeftijdgenootjes. Zeg dat de klacht is dat een kind niet ver kan lopen; dan zal hij steeds verder achteruit gaan. We kunnen nu meten hoeveel energie hij gebruikt en dus wat zijn fitheid is. Op basis daarvan kan het behandel- en trainingsadvies worden opgesteld, met bijvoorbeeld een duurtraining of training met sprint.’ Het VUmc heeft met innovatiegelden ook een gebruiksvriendelijke analysemethode ontwikkeld om spasticiteit te berekenen, niet alleen op de onderzoeksbank maar ook tijdens functionele activiteiten zoals lopen. In dit project is een methode getest die inzicht geeft in de oorzaken van loopafwijkingen bij kinderen met CP. Deze analysemethode is eenvoudig inzetbaar voor looplaboratoria en wordt daar nu ingezet in de klinische praktijk.
Beter leven Het is niet alleen van belang om in kaart te brengen hoe het nu met een kind gaat, er is ook behoefte aan informatie over de toekomstverwachtingen. Daarom wordt in een innovatieproject van het AMC het Capaciteiten Profiel landelijk ingevoerd, dat het doel heeft ouders tijdig te informeren over de functionele prognose van hun kind. Hoogleraar Becher: ‘Ouders willen graag weten hoe hun kind kan opgroeien en welke randvoorwaarden er zijn. Natuurlijk ook waar ze hulp kunnen krijgen. Al deze instrumenten dragen ertoe bij dat ouders en kinderen zelf meer regie kunnen nemen en dat de behandeling beter afgestemd kan worden op het kind. Het gaat nu om de vraag: hoe wordt het leven van het kind beter?’ Zo was er in een Ik-Hou-Van-Hollandgroep in de Sint Maartenskliniek een jongen die naar de brugklas zou gaan. Gemiddeld hebben deelnemers vijf doelen, deze jongen had er 25. Een breed scala aan dagelijkse activiteiten. Zelf zijn veters kunnen strikken, zijn tas dichtdoen, en ook zijn broek, zijn riem en zijn etui. Om minder hulp aan anderen te hoeven vragen, minder op te vallen en dus vooral: een normaler bestaan te kunnen leiden. De nieuwe behandelmethoden, zeggen de professionals, dragen belangrijk bij aan ontwikkeling van de identiteit, zelfvertrouwen en zelfstandigheid van kinderen.
Meer innovaties voor kinderen en jongeren PARTICIPATIEPROBLEMEN Veel kinderen met een handicap hebben moeite om mee te komen met andere kinderen. Om hun participatie te kunnen verbeteren, is het zaak om eerst in kaart te brengen wat de hulpvraag is. In het verleden werd daarbij vooral gekeken naar de beperkingen en was er nauwelijks aandacht voor de competenties van het kind. In het project Ben ik in beeld? van de Sint Maartenskliniek wordt in een screeningstraject van drie weken het totale functioneren van kinderen in kaart gebracht. In een pilot is een methode ontwikkeld om ouders en leerkrachten te ondersteunen bij het benoemen van de belangrijkste hulpvraag. Geëvalueerd wordt of deze methode het participatieprobleem en de beïnvloedende factoren inderdaad helder krijgt. GEZINSGERICHTE INTERVENTIE Bij Sophia Revalidatie is een protocol ontwikkeld voor gezinsgericht werken. Het protocol is gebaseerd op het Braziliaanse SARAH-interventieprogramma voor gezinnen van kinderen met niet-aangeboren hersenletsel. In dit project wordt het protocol in twee revalidatiecentra in de praktijk ingezet. De gezinsleden krijgen ondersteuning om de kwaliteit van hun leven te vergroten en worden meer betrokken bij de behandeling. Het project zal onder meer leiden tot aanbevelingen voor verdere verbetering en implementatie van het protocol. TRANSITIEMONITOR Jongvolwassenen met een handicap moeten de overstap maken naar een zo zelfstandig mogelijk leven. Om hen hierbij beter te kunnen begeleiden, zijn behandelmodules ontwikkeld over thema’s als werk, wonen en relaties. Het Erasmus MC leidt een project dat tot doel heeft het gestandaardiseerd monitoren van het effect van deze modules. Dit gebeurt aan de hand van de Nederlandse Dataset Transitie, ook wel de Transitiemonitor genoemd. De informatie zal worden gebruikt voor het verder verbeteren van de behandelmodules.
43
Alle projecten op een rij
44
IMPLEMENTATIEPROJECTEN
Implementatie Richtlijn Oncologische Revalidatie
Telerevalidatie.nl Initiatiefnemer: Het Roessingh, RRD Contactpersoon: mw. M. Vollenbroek
Initiatiefnemer: Meander Medisch Centrum Contactpersoon: dhr. J.P. van den Berg
ComPoli (Communicatie en Revalidatie Digipoli)
Implementatietraject PPP-Arm Protocol
Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek Contactpersoon: mw. L. Beijer
Initiatiefnemer: UMCG Contactpersoon: mw. C.K. van der Sluis
Implementatie en uitbreiding Nederlandse Dataset Pijnrevalidatie
Implementatie ACT (Acceptance & Commitment Therapy) bij chronische pijn
Initiatiefnemer: Adelante Contactpersoon: dhr. A. Köke
Nederlandse Dataset Dwarslaesierevalidatie Initiatiefnemer: Heliomare Contactpersoon: dhr. H. Slootman
Robotondersteunende therapie (ROBAR) Initiatiefnemer: Het Roessingh, RRD Contactpersoon: dhr. H. Rietman
Initiatiefnemer: Het Roessingh, RRD Contactpersoon: K.M.G. Schreurs
Implementatie mCIMT-BiT in de Piratengroep voor kinderen met een unilaterale spastische Cerebrale Parese in de kinderrevalidatie in Nederland Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek Contactpersoon: mw. P. Aarts
Richtlijn CP in Praktijk Functionele Capaciteit Evaluatie in Vroege Interventie Initiatiefnemer: UMCG-Centrum voor Revalidatie Contactpersoon: dhr. M.F. Reneman
Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: mw. M. HarmerBosgoed
ImPACT
ONTWIKKELPROJECTEN
Initiatiefnemer: Rijndam revalidatiecentrum Contactpersonen: mw. S.M. Wielaert en mw. W.M.E. van de Sandt-Koenderman
Fractuurgenezing bij multitrauma patiënten (telemonitoring met een druksensor in de schoen), Feetb@ck
Kennisdeling Revalidatie Sport en Bewegen Initiatiefnemer: UMCG-Centrum voor Revalidatie i.s.m. Gehandicaptensport Nederland Contactpersoon: mw. M. Duijf
Richtlijn CVA in praktijk Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: mw. M. Willems
Initiatiefnemers: UMCU en MUMC Contactpersoon: dhr. R.O. van Merkerk
Telehealth en afasietherapie: implementatie van een teletaaltherapie Initiatienemer: Sint Maartenskliniek Contactpersoon: mw. M.B. Ruiter
Ontwikkeling en implementatie van een e-telehealth geheugenstrategietrainingsprogramma voor mensen met hersenletsel Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek Contactpersoon: dhr. L. Fasotti
Implementatie van het gebruik van geavanceerde sensortechnologie voor het meten van therapietrouwheid bij patiënten met voorgeschreven afneembare voorzieningen Initiatiefnemer: AMC Contactpersoon: dhr S. Bus
Implementatie van een registratie van de aard en omvang van paramedische behandelingen in de dwarslaesierevalidatie Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: dhr M.W.M. Post
Systematische evaluatie van individuele rolstoelaandrijving, de rolstoelgebruiker interface en rolstoelmechanica met de Optipush in de revalidatiekliniek Initiatiefnemer: UMCG, VU en Reade Contactpersoon: dhr L.H.V. van der Woude
Objectief meten van beweeggedrag: het optimaliseren van revalidatiegeneeskundige diagnostiek en behandeling Initiatiefnemer: Erasmus MC Contactpersoon: dhr J.B.J. Bussmann
Implementatie van de Motor Function Measure Initiatiefnemer: UMC st Radboud Contactpersoon: mw. I.J.M. de Groot
45
EDITORIAL De revalidatiesector is een levendige, bruisende sector waarin zorgprofessionals samen sterk bezig zijn met de ontwikkeling van de kerntaak, het bieden van medisch specialistische revalidatie. Revalidatie is er voor de patiënt, zodat hij weer zo goed en zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan de maatschappij. Ontwikkeling en vernieuwing zijn in de medisch specialistische revalidatie van wezenlijk belang. Door demografische ontwikkelingen als vergrijzing is het nog belangrijker dat iedereen die mee kan doen, ook daadwerkelijk meedoet. Dat vraagt inzet van de mensen die revalidatie nodig hebben en van degenen die de revalidatiezorg aanbieden. Daarbij lopen de zorgkosten steeds verder op. Het is een grote uitdaging om meer en betere zorg te bieden met minder middelen. De revalidatiesector is zich daar al jaren van bewust. De sector heeft een aantal jaren geleden onderzoek uitgevoerd naar de toegevoegde waarde van medisch specialistische revalidatie. Uit dat onderzoek blijkt dat elke geïnvesteerde euro in revalidatie ruim 4 euro oplevert. Datzelfde onderzoek gaf aan dat de opbrengst door te innoveren nog hoger zou kunnen zijn. Er is in de revalidatiesector veel aandacht voor vernieuwing. Innovatie staat prominent op de agenda. Het is bijzonder dat Revalidatie Nederland als branchevereniging hiervoor een programma heeft
kunnen realiseren in samenwerking met ZonMw. Er zijn mooie resultaten behaald met dit programma door de motivatie en inzet van professionals en door de betrokkenheid van de patiënten zelf. Het belang van innovatie, de implementatie daarvan en het delen van kennis is groot. Het is een speerpunt in het beleid van Revalidatie Nederland. Revalidatie Kennisnet, een online systeem voor kennisuitwisseling voor en door professionals, kan de sector daarin faciliteren. Het biedt kansen om kennis en innovaties met elkaar te delen, verder uit te bouwen en voor de toekomst te behouden. Dit magazine gaat in op de projecten die binnen het Innovatieprogramma Revalidatie gerealiseerd zijn, bijvoorbeeld op het gebied van E-health, zelfmanagement of behandelingen. Het Innovatieprogramma Revalidatie houdt op. De noodzaak tot innoveren blijft bestaan. Alle revalidatie-instellingen zijn er ook volop mee bezig. En het is zeker een opdracht voor de toekomst. Heino van Essen, Voorzitter Revalidatie Nederland
Improving the assessment of armhand skill performace (AHSP) and the prediction of upper extremety outcome in the rehabilitation of cervical spinal, cord injured patients. Initiatiefnemer: Adelante en MUMC Contactpersoon: dhr H.A.M. Seelen
“Steps to follow”en “obstacles to avoid” in het testen en oefenen van functionele loopvaardigheid: van technologische innovatie naar klinische toepassing. Initiatiefnemers: Reade, Heliomare en Research Institute MOVE Contactpersoon: dhr. M. Roerdink
Snel in Beweging – vergroten van intensiteit van zelf oefenen door patiënten met een beroerte Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat en UMCU Contactpersoon: mw. M. Willems
Probleemoplossende vaardigheidstraining voor de revalidatie van patiënten met een beenamputatie Initiatiefnemer: UMCG Contactpersoon: mw. A.T. Lettinga
Goal Attainment Scaling in de revalidatie: consensus en een handleiding Initiatiefnemer: Revant Contactpersoon: dhr K.J.F.M. Dekkers
Initiatiefnemer: VUmc Contactpersoon: mw. M. Brehm
Transitiemonitor: datamonitoring van de zorginnovatie polikliniek Jong Volwassenen
Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek Contactpersoon: dhr. A.C.M. Rietveld
Initiatiefnemer: Het Roessingh Contactpersoon: mw. K.M.G. Schreurs
Gezinsgerichte interventie voor kinderen en jongeren met nietaangeboren hersenletsel
De klinische toepassing van simulatoren bij het leren gebruiken van armprothesen
Valpreventie voor CVA-patiënten: ontwikkeling van een nieuwe interventie
Initiatiefnemer: Sophia Revalidatie en revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: dhr. A.J. de Kloet
Initiatiefnemer: UMCG Contactpersoon: mw. C.K. van der Sluis
Initiatiefnemer: UMC st Radboud Contactpersoon: mw. V.G.M. Weerdesteyn
Wii daagt je uit! Initiatiefnemer: Sophia Revalidatie Contactpersoon: dhr. A.J. de Kloet
Knoop in je zakdoek: Cognitieve revalidatie voor hersenletsel patiënten met milde cognitieve problemen
Serious Entertaining Therapy for Apraxia of Speech: het SETAS-project
Initiatiefnemer: MUMC en UMCU Contactpersoon: mw. C.M. van Heugten
Initiatiefnemer: UMCG Centrum voor Revalidatie Contactpersoon: mw. A.T. Lettinga
Revalidatie Thuis CVA
Arbeidsgerelateerde revalidatie na niet-aangeboren hersenletsel Eindredactie en coördinatie: drs. Bianca van Wesep en drs. Karin van Londen (Revalidatie Nederland) Redactie: Adri Bolt, Alice Broeksma, John Ekkelboom, Annelies van Lonkhuyzen Vormgeving: Jet Westbroek Fotografie: Inge Hondebrink (m.u.v. de foto’s op pagina 2, 6, 15, 18, 19, 23, 24, 27) Druk: Roto Smeets Grafiservices
Ontwikkeling van een digitale module voor het standaard lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat bij kinderen met cerebrale parese
Acceptance & Commitment Therapie (ACT) op afstand
Initiatiefnemer: Revalidatiecentrum De Hoogstraat Contactpersoon: mw. M. Ketelaar
Revalidatie Nederland, Oudlaan 4 Postbus 9696, 3506 GR Utrecht T 030 2739384
[email protected] www.revalidatienederland.nl
Initiatiefnemer: Heliomare Contactpersoon: mw. E. Groet
Aanpassing spraaktechnologie bij spraaktherapie van Dysartrie patiënten
Initiatiefnemer: RMC Groot Klimmendaal Contactpersoon: mw. A. Geesken
GAmeLab: Gamen in de revalidatie
COLOFON Innovatie in de revalidatie is een eenmalige uitgave van Revalidatie Nederland. Dit blad besteedt aandacht aan innovatieprojecten in de revalidatie en in het bijzonder aan het succesvolle Innovatieprogramma Revalidatie, dat van 2009 tot en met 2012 is gerealiseerd.
Slaapapneusymdroom bij CVA patiënten: ontwikkeling en implementatie van een screeningsvragenlijst en behandelprotocol
Initiatiefnemer: Heliomare Contactpersoon: dhr. C.A.M. van Bennekom
Partners van Afasiepatienten Conversatie Training (PACT) Initiatiefnemer: Rijndam revalidatiecentrum Contactpersonen: mw. S.M. Wielaert en mw. W.M.E. van de Sandt-Koenderman
Behandeling van neuropatische pijn bij dwarlaesie patiënten: een haalbaarheidsstudie naar het gebruik van percutane (elektrische) neurostimulatie. Initiatiefnemer: Reade en VUmc Contactpersoon: mw. J.M. Stolwijk
ZuPER: Zorgtraject Postanoxische Encephalopathie na Reanimatie Initiatiefnemer: Rijnlands Revalidatie Centrum Contactpersoon: mw. P.H. Goossens
Initiatiefnemer: Erasmus MC Contactpersoon: mw. J. van Meeteren
So you wanna be a popstar? Zelfmanagement bij tweehandig handelen door kinderen met unilaterale spasticiteit bij Cerebrale Parese Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek en UMC st Radboud Contactpersoon: dhr J.J.W. van der Burg
Kinderen met participatieproblemen: ben ik in beeld? Initiatiefnemer: Sint Maartenskliniek en UMC st Radboud Contactpersoon: mw. B.G.J. Nijhuis
Implementatie van het Capaciteiten Profiel Initiatiefnemer: AMC Contactpersoon: mw. A. Meester
Implementatie van inspanningsfysiologische metingen in de revalidatiebehandeling van kinderen en jongeren met loopproblemen Initiatiefnemer: VUmc Contactpersoon: mw. A.J. Dallmeijer
Het meten van dynamische spasticiteit in de klinische praktijk Initiatiefnemer: VUmc Contactpersoon: mw. M.M. van der Krogt
Revalidatie Kennisnet HÉT ONLINE PLATFORM VOOR REVALIDATIEPROFESSIONALS
IN DE REVALIDATIE UITGAVE 2012
Meten om beter
te kunnen behandelen
Robots en games helpen revalideren
thuis revalideren met
Begeleiding op afstand Kennis delen
een kwestie van dóen
Revalidatie Kennisnet is een platform voor kennisuitwisseling voor en door revalidatieprofessionals. Professionals kunnen op Revalidatie Kennisnet informatie vinden én plaatsen. De kennisbank Zorg bevat informatie over onder meer onderzoek, projecten, behandelmethoden en richtlijnen. De kennisbank Sturing en Ondersteuning bevat informatie over onder meer marketing, communicatie, ICT en kwaliteit. Revalidatie Kennisnet biedt ruimte om links, documenten, foto’s en video’s te plaatsen. Daarnaast is het mogelijk om groepen aan te maken en zo kennis te delen en te ontwikkelen.
Revalidatie Kennisnet is bovendien een sociaal netwerk met een forum, mogelijkheden om met elkaar te linken en het gebruikersprofiel te koppelen aan een twitter- en Linkedin-account. Met al deze mogelijkheden faciliteert Revalidatie Kennisnet kennisdeling en -ontwikkeling en levert daarmee een bijdrage aan kwaliteitsverbetering, deskundigheidsbevordering en de onderlinge samenwerking op vakinhoudelijke onderwerpen.
WWW.REVALIDATIEKENNISNET.NL EEN ONMISBARE BRON VAN KENNIS VOOR WERKEN IN DE REVALIDATIE