Risicobereidheid en pensioen Hoe denken deelnemers over risico en over de rol van hun pensioenfonds?
Inleiding
Over het onderzoek Towers Watson heeft een onderzoek verricht onder Nederlandse werkenden en gepensioneerden. We hebben hen gevraagd naar hun achtergronden op het gebied van werk en inkomen, hun kennis van en ervaring met pensioen, hun houding ten opzichte van pensioen en hun risicobereidheid.
2 towerswatson.com
Dit onderzoeksartikel is geschreven door Gaston Siegelaer (Service Line Leader DC Investments Towers Watson Nederland) met medewerking van Jonathan Gardner, Maria da Silva, Natalia Garabato, Wichert Hoekert, Celeste de Quelerij en Naomi van der Ende.
Belangrijkste resultaten 70% van de deelnemers in een pensioenfonds heeft vertrouwen in hun pensioenfonds. De meerderheid wil overschotten en tekorten in het pensioenfonds evenredig verdelen tussen werkenden en gepensioneerden. Verder zien we dat 28% een sterke voorkeur heeft voor individuele keuze van het beleggingsrisico van zijn pensioen tegenover 13% die een sterke voorkeur voor een collectieve keuze heeft. 59% staat er min of meer neutraal tegenover. Er is een sterk positief verband tussen het vertrouwen dat mensen hebben in hun pensioenfonds en de voorkeur voor een collectief vastgesteld beleggingsbeleid. We hebben aan werknemers gevraagd wat ze zouden doen als het er naar uitziet dat hun pensioen minder hoog gaat worden dan ze eerst hadden verwacht. Circa 20% zegt langer door te werken, circa 30% zegt te gaan bijsparen, en circa 50% doet niets. Vooral oudere werknemers kiezen voor langer doorwerken, vooral jongeren kiezen voor extra bijsparen. De uiterste leeftijd die veel mensen noemen bij langer doorwerken ligt rond de 70 jaar. Van de jongeren tot 35 jaar kiest 45% voor extra bijsparen. Als het gaat om risico wìllen lopen – dit duiden we aan als risicohouding – ten aanzien van pensioen, zien we weinig verschillen tussen leeftijdsgroepen en salarisgroepen. Hoeveel risico iemand kàn lopen – dit duiden we aan als draagvlak – hangt wel onder meer af van leeftijd en inkomen. Het gebrek aan inzicht van werknemers in hun risicodraagvlak kleurt hun keuzegedrag. Dit leidt er onder meer toe dat jongere werknemers geneigd zijn voor veel minder risico te kiezen dan ze zouden kunnen dragen. Dit voorbeeld illustreert dat risicohouding en risicodraagvlak twee verschillende facetten zijn die elk in kaart moeten worden gebracht om inzicht te krijgen in de risicobereidheid van werkenden en gepensioneerden.
Risicobereidheid 3
1. Het belang van risicobereidheid Voordat pensioenfondsen in Nederland de gevolgen ondervonden van de kredietcrisis, werd pensioen niet direct in verband gebracht met risico. In de afgelopen jaren zijn veel deelnemers aan pensioenregelingen geconfronteerd met kortingen op hun pensioen. De zekerheid die aan pensioen werd toegedicht bleek voor velen een illusie. Daarnaast is een verandering gaande in de risicoverdeling van pensioenen. Een toenemend aantal werkgevers wil niet meer garant staan voor tekorten in hun pensioenfonds. Ten slotte bereidt de overheid wetgeving voor die het mogelijk maakt om risico’s als het ware ‘in te bakken’ in het pensioen. Al deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat het belangrijk is om te weten hoe deelnemers over risico’s denken. Een pensioenfonds dat meer risico’s neemt dan deelnemers kunnen en willen dragen, kan bij slecht functioneren het vertrouwen van deelnemers riskeren. Dit onderzoeksartikel gaat over risicobereidheid en over hoe deelnemers denken over de rol van het pensioenfonds inzake risicoverdeling.
4 towerswatson.com
“Een discrepantie tussen de risicobereidheid van deelnemers en de feitelijke risico’s die bij de deelnemer liggen, kan het vertrouwen van deelnemers op het spel zetten.”
Pensioen wordt niet meer wat het geweest is
Ken uw deelnemers
In 2010 presenteerden vakbonden en werkgeversfederaties hun pensioenakkoord: een blauwdruk voor een nieuw pensioencontract waarin stabiliteit van premies werd gecombineerd met een verschuiving van risico’s naar deelnemers. Sindsdien is de overheid wetgeving aan het voorbereiden die een dergelijk pensioencontract mogelijk maakt. Immers, in de huidige definitie van pensioen is bepaald dat pensioen bestaat uit vastgestelde uitkeringen. Het automatisch verwerken van financiële schokken in de hoogte van de pensioenuitkering – en daarmee het loslaten van de zekerheid van pensioenuitkeringen – vergt dus een fundamentele wijziging van de Pensioenwet.
Op een bank of verzekeraar rust de zorgplicht om, voorafgaande aan een eventuele transactie, te weten wat de behoefte van een klant is, welke kennis en ervaring deze heeft en welke risico’s deze kan en wil dragen. Een bank of verzekeraar die hierin verzuimt en de klant een verkeerd product verkoopt, is aansprakelijk voor eventuele geleden schade door de klant. Deze zorgplicht wordt kernachtig weergegeven met de uitdrukking ‘ken uw klant’.
Op het moment van schrijven van dit onderzoeksartikel (maart 2014) is de laatste stand van zaken dat de overheid nieuwe wetgeving heeft aangekondigd waarin één type contract als uitgangspunt wordt genomen dat zowel zekere uitkeringen als onzekere uitkeringen kan omvatten. Daarmee kwam de overheid terug op een eerder voorstel dat zowel een nominaal contract (zekere uitkering) als een zogeheten reëel ambitiecontract (onzekere uitkering) als uitgangspunt omvatte.
Hoe anders is dat bij pensioenregelingen. Deelnemers kunnen niet kiezen; een pensioenfonds of verzekeraar voert de pensioenregeling uit die door de werkgever is afgesproken met de betrokken vakbonden of ondernemingsraad. Er lijkt dus een noodzaak te ontbreken voor een pensioenuitvoerder om de risicobereidheid van deelnemers te kennen. Echter, een discrepantie tussen de risicobereidheid van deelnemers en de feitelijke risico’s die bij de deelnemer liggen, kan het vertrouwen van deelnemers op het spel zetten. Vertrouwen is ten aanzien van pensioen essentieel. De deelnemer moet er namelijk op kunnen vertrouwen dat de ingelegde premies tijdens het werkzame leven op pensioendatum zullen leiden tot voldoende pensioen. Zonder vertrouwen van deelnemers kan een pensioenuitvoerder niet opereren. In 2010 bracht de Commissie Frijns een rapport uit met aanbevelingen over het beleggingsbeleid en risicobeheer van pensioenfondsen.¹ Aanbeveling twee in dat rapport luidt: De risicobereidheid en het risicodraagvlak van de deelnemers dienen te worden vastgesteld en zijn uitgangspunt voor het na te streven beleggingsbeleid. Nadien hebben De Nederlandsche Bank² en de Autoriteit Financiële Markten³ gewezen op het belang van het vaststellen van de risicobereidheid van deelnemers. Dit onderzoeksartikel gaat over het meten van risicobereidheid van deelnemers.
1 Pensioen: “Onzekere zekerheid”, Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer, januari 2010. 2 Zie ‘Visie DNB toezicht 2014 – 2018’ http://www.dnb.nl/binaries/VoT_tcm46-304577.pdf, bladzijde 13 linkerkolom. 3 Zie onder meer het artikel ‘Aandacht voor risicobereidheidsonderzoek,’ in: Nieuwsbrief pensioen 7 oktober 2013, http://afm.m13.mailplus.nl/archief/mailing-406193.html#risicobereidheidsonderzoek. Risicobereidheid 5
Begrip van risicobereidheid vergt meer dan een simpele vraag over risico Risicobereidheid bestrijkt twee facetten: het willen lopen van risico, en het kunnen lopen van risico. Het willen lopen van risico duiden we aan met risicohouding, in het Engels aangeduid als risk appetite of attitude to risk. Het kunnen lopen van risico duiden we aan met risicodraagvlak, in het Engels aangeduid als ability to take risk, of risk tolerance. De risicohouding van een persoon geeft iemands subjectieve geneigdheid tot het nemen van risico weer. Het gaat dan in essentie om de afruil tussen zekerheid en risico. Het meten van iemands risicohouding is niet eenvoudig. Een goede manier is om te kijken naar gebleken voorkeuren (revealed preferences) van een persoon. Wanneer iemand in het verleden telkens risicomijdende beslissingen nam, is hij blijkbaar risicoavers. Hoe iemand zijn eigen risicohouding karakteriseert, is een goede indicator hiervoor. Een andere manier om risicohouding te meten is om iemand een aantal opties voor te leggen die elk een andere verhouding tussen verwachte opbrengst en risico kennen. Aan deelnemers van een pensioenregeling de vraag stellen of ze liever een pensioenregeling zonder risico of met risico willen, levert geen inzicht op in de risicohouding van deelnemers. Daarvoor is de vraag niet concreet genoeg. Deze opties dienen specifiek meetbaar te zijn in concrete hoeveelheden. Dat kan een bedrag in euro’s zijn, maar ook een pensioenleeftijd in jaren. Het presenteren van de opties dient zonder framing te geschieden. Hiermee wordt bedoeld dat er geen informatie mag worden gegeven die de keuze beïnvloedt. Een bekend voorbeeld is het presenteren van een uitkomst als verlies ten opzichte van een ijkpunt. Mensen vertonen dan een ander keuzegedrag dan wanneer dat ijkpunt niet wordt genoemd.
6 towerswatson.com
Om inzicht te krijgen in de risicohouding van deelnemers is het dus niet voldoende om een paar simpele vragen te stellen over hoe men denkt over risico. Het gaat erom hoe ieder de afweging maakt tussen opbrengst en risico. Het andere facet is risicodraagvlak. Mensen kunnen geneigd zijn meer risico te willen lopen dan ze kunnen dragen, of andersom minder risico te willen lopen dan ze zouden kunnen dragen. Voor een compleet inzicht is het onontbeerlijk om dit facet te onderzoeken. Dit onderzoeksartikel besteedt uitgebreid aandacht aan de manier om risicodraagvlak in kaart te brengen. In essentie gaat het dan om objectieve factoren op basis waarvan een deelnemer pensioenrisico kan opvangen, los van de vraag of de deelnemer dit in meer of mindere mate onplezierig vindt. Deze objectieve factoren zijn hierna weergegeven.
Financieel kapitaal (reeds opgebouwde pensioenaanspraken, AOW, spaargeld, lijfrentes, etc.)
Human capital (salaris, opleiding, carrièrekansen, baanveiligheid, etc.)
Persoonskenmerken
Governance
(leeftijd, geslacht, gezondheid, gezinssituatie, levensstijl, etc.)
(tijd, belangstelling, expertise, etc.)
We geven een aantal verbanden tussen deze factoren en risicodraagvlak zonder uitputtend te zijn. • Financieel kapitaal: wie een grote financiële buffer heeft, kan meer pensioenrisico dragen. • Persoonskenmerken: Hoe ouder je bent, hoe minder tijd je hebt om een lager pensioen te compenseren, bijvoorbeeld door middel van extra sparen. Er is dus een negatief verband tussen leeftijd en risicodraagvlak. • Human capital, oftewel de financiële waarde van iemands verdiencapaciteit: Wie veel verdient kan meer pensioenrisico dragen; die heeft meer inkomen om verliezen te compenseren. Bovendien geldt dat mensen met een hoog inkomen hun uitgavenpatroon gemakkelijker kunnen aanpassen zonder dat de basis levensbehoeften in de knel komen, dan mensen met een laag inkomen. Tegelijkertijd garandeert de AOW voor degenen met een laag inkomen het grootste deel van hun pensioen. Risicodraagvlak afgezet tegen salaris vormt dus een J-curve. • Governance, oftewel de bestuurlijke capaciteit: wie tijd, belangstelling en kennis heeft om zich in pensioen en persoonlijke financiële planning te verdiepen, is beter in staat om met pensioenrisico’s om te gaan en heeft daarom een groter risicodraagvlak.
4 5
Towers Watson heeft onderzoek verricht onder werkenden en gepensioneerden Towers Watson heeft in november 2013 door een onafhankelijk onderzoeksbureau een onderzoek laten uitvoeren onder 2000 werkenden en 500 gepensioneerden. De uitkomsten die we in dit onderzoeksartikel presenteren zijn gebaseerd op een naar representativiteit gewogen steekproef.4 De vragen die aan respondenten zijn gesteld betreffen hun achtergronden op het gebied van werk en inkomen, hun kennis van en ervaring met pensioen, hun houding ten opzichte van pensioen en hun risicobereidheid. Towers Watson gebruikt de kern van dezelfde vragenlijst ook voor het in opdracht van klanten uitvoeren van risicobereidheidsonderzoeken onder deelnemers van pensioenfondsen.5 Op die manier is een onderlinge vergelijking mogelijk. In het vervolg van dit onderzoeksartikel presenteren we de uitkomsten van de gewogen steekproef. In hoofdstuk 2 gaan we in op vertrouwen van respondenten en hun houding ten aanzien van solidariteit. In hoofdstuk 3 behandelen we het beeld dat respondenten van hun eigen risicohouding hebben. De risicohouding van respondenten komt in hoofdstuk 4 aan de orde, het risicodraagvlak van respondenten in hoofdstuk 5. We sluiten af met conclusies uit het onderzoek en aanbevelingen voor de Nederlandse pensioensector met betrekking tot het meten van risicobereidheid.
“Om inzicht te krijgen in de risicohouding van deelnemers is het niet voldoende om een paar simpele vragen te stellen over hoe men denkt over risico. Het gaat erom hoe ieder de afweging maakt tussen opbrengst en risico.”
Na opschoning bleek de respons van 94% van de respondenten bruikbaar. Vervolgens zijn de overblijvende respondenten gewogen naar representativiteit met behulp van toepassing van een RIM-weging. Zie appendix voor de beschrijvende statistieken na toepassing van de RIM-weging. Zie http://www.towerswatson.com/nl-NL/Services/Services/risk-appetite Risicobereidheid 7
2. Vertrouwen en solidariteit Er is een sterk positief verband tussen het vertrouwen dat mensen hebben in hun pensioenfonds en de voorkeur voor een collectief vastgesteld beleggingsbeleid. Vertrouwen: wordt het pensioenfonds bestuurd in het belang van de deelnemers?
Figuur 1. Ik vertrouw erop dat het pensioenfonds mijn belangen behartigt
• Pensioenfondsen genieten een redelijke mate van vertrouwen We hebben de respondenten gevraagd of ze erop vertrouwen dat het pensioenfonds waaraan ze deelnemen hun belangen behartigt. In totaal geeft 70% van de respondenten die aan een pensioenfonds deelneemt aan dat ze een redelijke of grote mate van vertrouwen hebben.
18-34
16
12
35-44
Werkenden
15
19
7
45-54
55 en ouder
69
69
26
5
67
18
77
Gepensioneerden
• Kleine verschillen in vertrouwen tussen groepen
19
55 en ouder 0
Tussen leeftijdsgroepen is er geen statistisch significant verschil in de vertrouwensscore. Er zijn ook geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen, inkomensklassen, verschillende omvang van het bedrijf waar iemand werkt, en privaat versus (semi-) publiek karakter van de werkgever. Opmerkelijk is wel dat onder werkenden tot 35 jaar en onder gepensioneerden de groep die geen vertrouwen heeft in het pensioenfonds groter is dan onder werkenden van 35 jaar en ouder.
8 towerswatson.com
11 20
70 40
Percentage n Oneens n Noch eens, noch oneens n Eens
60
80
100
“In totaal geeft 70% van de respondenten die aan een pensioenfonds deelneemt aan dat ze een redelijke of grote mate van vertrouwen hebben.” Solidariteit – het delen van lasten en baten Solidariteit is een containerbegrip dat op veel manieren kan worden uitgelegd. We hebben respondenten daarom concreet gevraagd hoe ze denken over het verdelen van lasten en baten in geval van tekorten of overschotten in het pensioenfonds. • Een overgrote meerderheid vindt dat lasten en baten gelijk moeten worden verdeeld tussen werkenden en gepensioneerden Zowel onder werkenden als onder gepensioneerden vindt een overgrote meerderheid dat lasten en baten gelijk moeten worden verdeeld tussen werkenden en gepensioneerden. Van de gepensioneerden vindt 17% dat de lasten bij werkenden neergelegd moeten worden en 20% vindt dat de baten bij gepensioneerden terecht moeten komen.
• Een minderheid van de respondenten wil gepensioneerden minder in de lasten laten delen We kunnen de antwoorden op beide vragen met elkaar vergelijken om te zien of men dezelfde voorkeur heeft ten aanzien van het verdelen van lasten als van baten. Het blijkt dan dat onder gepensioneerden een neiging bestaat om meer te willen delen in de baten dan in de lasten.
Figuur 2. Bij wie moeten lasten en baten terechtkomen? Volgens gepensioneerden
Lasten door tekorten
Volgens werkenden
17
82
Baten door 4 overschotten 0
76
20
40
Lasten door tekorten
1
80
87
Baten door 4 overschotten
20
60
10
100
0
3
87
20
40
9
60
80
100
n Bij werkenden n Gelijk verdelen n Bij gepensioneerden
Figuur 3. Groepsbelang vs. altruïsme Gepensioneerden
Werkenden
Eigen groep bevoordelen
28%
4%
Evenwichtig verdelen
71%
82%
Altruïstisch
1%
14%
Onder de gepensioneerden wil 28% de eigen groep duidelijk bevoordelen en 14% van de werkenden steunt het duidelijk bevoordelen van de gepensioneerden (“altruïstisch”). Onder werkenden zien we deze neiging tot bevoordeling van de eigen groep niet. Een belangrijk verschil in beleving van lasten en baten bij verlagen of verhogen van pensioenen is dat gepensioneerden het effect er van direct merken in hun huidige inkomen, terwijl voor werkenden het effect alleen op hun pensioenoverzicht zichtbaar is.
Risicobereidheid 9
We hebben de respondenten gevraagd of ze liever zelf het beleggingsrisico van hun pensioen willen bepalen of dat ze liever hebben dat het voor hen wordt bepaald. • Meeste mensen indifferent ten aanzien van invloed op eigen beleggingsrisico In dit onderzoek is de deelnemers gevraagd op een 7-punts schaal hun preferentie te geven. Een heel grote groep is min of meer indifferent (zij vulden 3, 4 of 5 op de 7-punts schaal in). Onder de overige respondenten is de voorkeur voor het zelf bepalen iets groter dan voor het collectief bepaald worden van het beleggingsrisico.
Figuur 4. Wie moet het beleggingsrisico van uw pensioen vaststellen? Percentage
Collectieve versus individuele beslissing over het pensioenrisico
60 50 40 59
57
30 20 28
10
23 20
13
0
Werkenden
Gepensioneerden
n Het beleggingsrisico van mijn pensioen wordt voor mij bepaald (1-2) n Neutraal (3-5) n Ik bepaal zelf het beleggingsrisico van mijn pensioen (6-7)
Er zijn in de antwoorden geen significante verschillen tussen mannen en vrouwen, leeftijdsgroepen, inkomensgroepen en werkgeverssector. • Vertrouwen en voorkeur voor collectiviteit hangen samen De antwoorden van werknemers op de vraag over vertrouwen en de vraag over collectief versus individueel bepalen van het beleggingsrisico hangen statistisch significant samen. Meer vertrouwen gaat gepaard met een grotere voorkeur voor collectief vastgesteld beleggingsrisico. En andersom: minder vertrouwen gaat gepaard met een grotere voorkeur voor individuele vaststelling van het beleggingsrisico. Bij gepensioneerden vonden we ook een positief verband, maar niet statistisch significant.
“Meer vertrouwen gaat gepaard met een grotere voorkeur voor collectief vastgesteld beleggingsrisico. En andersom: minder vertrouwen gaat gepaard met een grotere voorkeur voor individuele vaststelling van het beleggingsrisico.”
10 towerswatson.com
3. Hoe zien deelnemers zichzelf? Het zelfbeeld van deelnemers ten aanzien van hun risicohouding en hun kennis van beleggingen en pensioenen geeft een aardig inkijkje in de gedachtewereld van waaruit deelnemers hun keuzen ten aanzien van pensioenen bepalen. Figuur 5. Vergeleken met anderen die u kent, ... Werkenden
Gepensioneerden
Neemt u meer of minder risico met uw spaargeld en beleggingen?
Neemt u meer of minder risico met uw spaargeld en beleggingen? 45
44
11
56
38
6
49
35
16
Weet u meer of minder over beleggingen?
Weet u meer of minder over beleggingen?
47
37
16 Weet u meer of minder over pensioenen?
Weet u meer of minder over pensioenen?
32
51
17
19
59
22
Minder
Ongeveer hetzelfde
Meer
Minder
Ongeveer hetzelfde
Meer
Risicobereidheid 11
We hebben respondenten gevraagd of ze, vergeleken met anderen die ze kennen, meer of minder risico nemen met hun spaartegoeden en beleggingen. Daaruit blijkt dat de gemiddelde respondent vindt dat hij minder risico neemt dan anderen die hij kent. Dit lijkt een zelfde soort bevinding te zijn als dat de gemiddelde automobilist denkt dat hij beter rijdt dan de gemiddelde automobilist. Bij het vergelijken van risicohouding moeten we dus corrigeren voor dit systematische verschil. Gepensioneerden kennen zichzelf in sterkere mate een voorzichtige risicohouding toe dan werkenden. Veel respondenten vinden dat ze minder kennis van beleggingen en pensioenen hebben dan anderen die ze kennen. Alleen onder gepensioneerden zijn er meer respondenten die zeggen meer van pensioenen weten dan anderen die ze kennen. En als ervaringsdeskundigen kunnen ze dat natuurlijk zeggen.
Wanneer we segmenteren naar geslacht, salaris en leeftijd zien we interessante patronen in de antwoorden. • Vrouwen zien zichzelf als behoudender ten aanzien van het nemen van risico’s nemen en minder deskundig ten aanzien van beleggingen en pensioen • Werkenden met een netto maandinkomen lager dan € 1000 zien zichzelf als behoudender ten aanzien van het nemen van risico’s ten opzichte van werkenden met een netto maandinkomen van meer dan € 3000. • Tussen verschillende leeftijden is er geen significant verschil in het zelfbeeld van de risicohouding. • Het zelfbeeld van zowel beleggingskennis als pensioenkennis hangt significant samen met het inkomen: hoe hoger het inkomen des te groter is de kans dat men zichzelf meer kennis van beleggingen en pensioenen toekent. • Werkenden ouder dan 55 jaar kennen zichzelf meer pensioenkennis toe dan jongere werkenden. Al met al komt het volgende zelfbeeld naar voren. Mensen vinden van zichzelf dat ze niet te veel risico willen lopen, en dat ze een lage kennis van pensioenen en beleggingen hebben. Een dergelijke uitgangspositie kleurt de keuzen die men zegt te willen maken op pensioenterrein. Veel onderzoeken houden hiermee geen rekening. Zo is te verwachten dat men op grond hiervan een voorkeur zal hebben voor iets dat wordt beschouwd als ‘niet te veel risico’ of ‘veilig’. In het volgende hoofdstuk gaan we in op de gemeten risicohouding van deelnemers.
12 towerswatson.com
4. Risicohouding bij pensioenkeuzen De afweging tussen risico en opbrengst We hebben respondenten vier keuzemogelijkheden voorgelegd en gevraagd naar hun voorkeur. De vier keuzemogelijkheden hadden betrekking op het pensioeninkomen. De werkenden kregen daarnaast een vraag over vier keuzemogelijkheden over de pensioenleeftijd. Hiernaast is een voorbeeld gegeven voor de salariscategorie van €1.500 tot € 2.000 netto per maand.
Figuur 6. Voorbeeld van afweging pensioeninkomen A
B
C
D
Pensioeninkomen als het tegenzit
€ 1.300
€ 1.150
€ 1.000
€ 825
Verwachte pensioeninkomen
€ 1.300
€ 1.400
€ 1.475
€ 1.575
Pensioeninkomen als het meezit
€ 1.300
€ 1.625
€ 1.900
€ 2.175
Netto per maand
Figuur 7. Voorbeeld van afweging pensioenleeftijd A
B
C
D
Pensioenleeftijd als het tegenzit
68
69,5
71
72
Verwachte pensioenleeftijd
68
67
66,5
65,5
Pensioenleeftijd als het meezit
68
65
62
59
In jaren
Vier keuzemogelijkheden De vier keuzemogelijkheden A, B, C en D variëren van een risicomijdend (0% in risicodragende beleggingen) tot een risicovol beleggingsbeleid (60% in risicodragende beleggingen). De respondenten kregen niet de beleggingsmixen te zien, maar de bandbreedte van pensioenuitkomsten die door een dergelijk beleggingsbeleid zou worden gegenereerd. 6 Keuze A is een keuze voor een vast pensioenbedrag, uitgedrukt in euro’s van nu, en gerelateerd aan het salaris of pensioen dat de respondent opgeeft in de enquête. Keuze B is een keuze voor een naar verwachting iets hogere uitkomst, maar met enige spreiding eromheen. Keuze C en D kennen een navenant hogere verwachte uitkomst en meer spreiding daaromheen. Omdat voor alle respondenten dezelfde vier beleggingsmixen ten grondslag liggen aan de vier keuzemogelijkheden, zijn de antwoorden van alle respondenten onderling vergelijkbaar. De bedragen in euro’s verschilden per respondent, omdat deze waren afgestemd op het opgegeven salaris. De reden om de vragen af te stemmen op het opgegeven salaris, is dat een antwoord op de vraag over de afweging tussen risico en opbrengst alleen zinnig kan zijn, indien de vraag begrijpelijk en relevant is. Het is een bekend gegeven dat mensen het moeilijk vinden om percentages te begrijpen. De vier opties moeten dus in termen van euro’s luiden en niet in termen van procentueel verlies en winst. Ook is het een bekend gegeven dat mensen het moeilijk vinden om de waarde van toekomstige bedragen in schatten.
6
Voorbeeld Een pensioen van € 5.000 per maand dat over 35 jaar wordt uitgekeerd lijkt heel veel, maar uitgedrukt in euro’s van vandaag, uitgaande van 2% prijsinflatie per jaar, is het maar € 2.500 waard. De opties zijn daarom uitgedrukt als euro’s van nu. Ten slotte moeten ze ook relevant zijn. Voor een respondent met een netto maandsalaris van € 1.000 is € 2.500 veel, maar voor iemand met een netto maandsalaris van € 4.000 is € 2.500 weinig. Om relevante antwoorden te krijgen zijn de keuzemogelijkheden daarom afgestemd op iemands huidige inkomen. Wat de respondenten niet wisten, was dat we de vier keuzemogelijkheden over pensioenleeftijd hebben afgeleid uit de vier keuzemogelijkheden over pensioeninkomen door het inkomen actuarieel neutraal te herrekenen naar een eerdere of latere pensioendatum. Bijvoorbeeld een jaar uitstel van de pensioendatum levert een pensioen van circa 5% meer op. Met andere woorden, die vier mogelijkheden over pensioenleeftijd waren financieel gezien equivalent aan de vier mogelijkheden over pensioeninkomen. We gaan nu kijken naar de antwoorden op deze vragen en de samenhang met persoonskenmerken en met andere antwoorden.
De bandbreedte rond de verwachte uitkomst is weergegeven met het 2,5% percentiel (“uitkomst als het tegenzit”) en het 97,5% percentiel (“uitkomst als het meezit”) van de kansverdeling van pensioeninkomens resp. pensioenleeftijden. Risicobereidheid 13
• Eigen inschatting van risicohouding is goede voorspelling van keuze De keuze die een werkende maakt bij de afweging tussen risico en zekerheid bij de vragen over pensioenleeftijd en pensioeninkomen, hangt sterk af van de eigen inschatting van de risicohouding. Werkenden die zeggen meer risico te nemen bij financiële beslissingen dan mensen die ze kennen, maken gemiddeld ook een risicovollere keuze. • Bij meer beleggingskennis meer risico nemen De risicohouding hangt ook samen met de kennis over beleggingen die men zichzelf toekent. Respondenten die zeggen meer van beleggingen te weten dan anderen maken een risicovollere keuze dan andere respondenten. • Geen grote verschillen in risicohouding tussen leeftijdsgroepen en salarisgroepen Tussen leeftijdsgroepen en salarisgroepen zijn geen significante verschillen in risicohouding. • Men neemt meer risico met pensioenleeftijd dan met pensioeninkomen Wanneer we de antwoorden vergelijken tussen de vraag over pensioenleeftijd en pensioeninkomen, zien we dat circa 49% een keuze voor dezelfde risicoklasse maakt. Circa 32% van de respondenten maakt een risicovollere keuze bij pensioenleeftijd dan bij pensioeninkomen (bijvoorbeeld keuze C versus keuze B). Circa 19% maakt een minder risicovolle keuze bij pensioenleeftijd dan bij pensioeninkomen (bijvoorbeeld keuze C versus keuze D).
7
50
Percentage
Werkenden kiezen grotendeels voor keuze B die een zeer gematigd risico vertegenwoordigt. Men geeft aan het acceptabel te vinden om 1 tot 2,5 jaar na de verwachte pensioenleeftijd door te werken indien zich een pessimistisch scenario ontvouwt.7 De keuze gebaseerd op het meest risicovolle beleggingsbeleid met het hoogste verwachte pensioeninkomen respectievelijk de laagste verwachte pensioenleeftijd, trekt de kleinste groep aan.
Figuur 8. Afweging tussen zekerheid en risico bij pensioen
40 30 43
20 10
21
20
16
0
Afweging voor pensioenleeftijd 50
Percentage
• Werkenden kiezen grotendeels voor een zeer gematigd risico
40 30 50
20 10
25
18 7
0
Afweging voor pensioeninkomen n A (laagste risico)
nB
nC
n D (hoogste risico)
Gemiddeld genomen zijn respondenten meer geneigd om risico te nemen met pensioenleeftijd dan met pensioeninkomen: mensen geven liever jaren dan euro’s weg. Echter de vraag over pensioenleeftijd is in financieel opzicht equivalent aan de vraag over pensioeninkomen. Dat respondenten toch een verschillende keuze maken is een voorbeeld van een framing effect. Vrouwelijke werknemers en werknemers met een hoog salaris zijn minder gevoelig voor deze framing. Zij geven het meest consistent antwoord op beide vragen over pensioenleeftijd en pensioeninkomen. De hoogverdienende vrouwelijke werknemer lijkt dus het meest op een homo economicus. Gebrek aan inzicht kleurt keuzegedrag van deelnemers. Uit de analyse van het zelfbeeld van werknemer en gepensioneerden inzake risicohouding en pensioenen beleggingskennis bleek dat mensen geneigd zijn te kiezen voor iets wat ze beschouwen als ‘niet teveel risico’. Dat zien we terug in de resultaten over risicohouding afgeleid uit het keuzegedrag. Als het gaat om risico willen lopen ten aanzien van pensioen, zien we weinig verschillen tussen leeftijdsgroepen en salarisgroepen. De antwoorden die respondenten op dit soort vragen geven blijken vaak gevoelig voor framing effecten.
Voor de salarisgroepen tot € 1.000 netto per maand bedraagt het verschil tussen pessimistisch en verwacht scenario bij optie B ca. 1 jaar, voor de salarisgroepen tot modaal ca. 1,5 jaar en voor de salarisgroepen boven modaal ca. 2,5 jaar. Dit komt omdat bij lagere salarisgroepen de AOW een groter deel uitmaakt van het pensioen en de AOW niet afhangt van de beleggingsmix van het pensioenfonds.
14 towerswatson.com
5. Risicodraagvlak Als u nu al weet dat uw pensioeninkomen tegenvalt, wat zou u dan doen? “Als iemand u zou vertellen dat uw inkomen tijdens uw pensioen niet zo hoog zou zijn als u gehoopt had, wat zou dan het meest waarschijnlijke zijn dat u zou doen?” Deze vraag stelden we aan de respondenten om een indruk te krijgen van welke acties men zou ondernemen.
Figuur 9. Voorgenomen maatregelen bij tegenvallend pensioen Ver van pensioendatum (18-34 jaar)
Alle werkenden
Dichtbij pensioendatum (55-64 jaar)
Meer bijdragen/meer sparen
28%
10%
45%
Een paar jaar langer doorwerken
20%
23%
18%
Accepteren dat ik minder te besteden heb na mijn pensionering
39%
57%
27%
Niets doen en het beste er van hopen
13%
10%
10%
52% van de respondenten zegt geen actie te ondernemen; men accepteert een lager pensioen of men hoopt dat het vanzelf goed komt. 28% zegt bij te sparen en 20% zegt langer door te werken. Er zijn geen significante verschillen tussen salarisgroepen gevonden. Wel zijn er significante verschillen tussen leeftijdsklassen. Degenen die dichter bij de pensioendatum zijn, neigen minder tot het nemen van actie, maar zijn in geval van actie meer geneigd tot langer doorwerken.
Bijsparen Degenen die van zichzelf vinden dat ze meer van pensioenen of beleggingen afweten dan anderen, zijn meer geneigd tot bijsparen, namelijk voor circa 37% (versus 28% in de totale populatie). Hoeveel werknemers willen bijsparen hangt significant samen met de hoogte van iemands salaris. Werknemers met een netto-maandsalaris van meer dan € 2.500 zeggen meer bij te kunnen sparen dan lager verdienenden.
Figuur 10. Mate van bijsparen per salarisklasse Netto maandsalaris
Gemiddeld spaarbedrag netto maandsalaris
Minder dan € 1.500
6,6%
€ 1.500 - € 2.499
6.0%
€ 2.500 - € 3.999
7,2%
€ 4.000 of meer
7,1%
Jongere werknemers kunnen langer bijsparen dan oudere werknemers. Afgezien van andere factoren kunnen jongeren dus meer risico nemen dan oudere werknemers.
Risicobereidheid 15
Langer doorwerken
Figuur 11. Hoeveel jaar zou u langer kunnen doorwerken?
Meer dan 60% zegt niet langer dan de verwachte pensioendatum te kunnen werken. Zo’n 27% zegt 1, 2 of 3 jaren langer te kunnen doorwerken. De gemiddelde werkende zegt 1,2 jaar na de verwachte pensioendatum te kunnen doorwerken.
1,5% 6,1%
10,1%
In figuur 12 geeft de omvang van elke bol het percentage werkenden weer dat bij een bepaalde verwachte pensioenleeftijd een bepaalde maximale pensioenleeftijd heeft opgegeven.8 Zo kiest 33,4% van de werkenden een verwachte als ook een maximale pensioenleeftijd van 67 jaar. Afgezet tegen de verwachte pensioenleeftijd blijken de meeste werkenden 70 jaar als bovengrens te hanteren. Werkenden die 67 jaar als verwachte pensioenleeftijd opgeven zijn in de meerderheid. Daarvan is een redelijke groep bereid tot 70 jaar door te werken, dus 3 jaar extra. Van degenen die 70 jaar als verwachte pensioendatum opgeven, willen de meesten niet later dan op 70 jaar met pensioen gaan.
8
n 0 jaar n 1 jaar n 2 jaar
10,5%
n 3 jaar
n 5 jaar n 6 of meer jaren
Figuur 12. Bereidheid om langer door te werken 80 79 78 77 76 75 74 73 72 71 70 69 68 67 66 65 64 63 62 61 60
7.1%
2.6%
4.3%
2%
33.4%
7.4%
2.9%
4.1%
3.9%
9.8%
60
61
62
63
64
65
66
Verwachte pensioenleeftijd
Antwoorden onder 60 jaar en boven 70 jaar zijn niet weergegeven, waardoor de percentages in de grafiek niet optellen tot 100%.
16 towerswatson.com
n 4 jaar
61,6%
6,7%
Maximale pensioenleeftijd
Hogere inkomensgroepen zeggen meer jaren te kunnen doorwerken dan lagere inkomensgroepen. Voor hoogopgeleide werkenden met een netto-maandinkomen van meer dan € 2.500 ligt het gemiddeld aantal jaren dat men kan doorwerken op ca. 2, tegen ca. 1 jaar bij de overige groepen. Langer doorwerken kan een effectieve manier zijn om een lager pensioeninkomen te compenseren. Een jaar uitstel van pensioen levert grofweg een 5% hoger pensioen op. Met twee jaar doorwerken is dus ca. 10% daling van pensioen te compenseren, nog afgezien van het effect van een eventueel doorlopende pensioenopbouw. Hoogopgeleide werkenden met een hoog salaris hebben daarom een groter risicodraagvlak omdat ze gemiddeld genomen langer kunnen doorwerken dan overige inkomensgroepen.
3,5%
67
68
69
70
6. Gevolgen voor meten van risicobereidheid Als het gaat om risico willen lopen ten aanzien van pensioen, zien we weinig verschillen tussen leeftijdsgroepen en salarisgroepen. Hoeveel risico iemand kàn lopen hangt echter wel onder meer af van leeftijd en inkomen. Bijvoorbeeld jongere werkenden zijn gemiddeld genomen eerder geneigd te willen kiezen voor bijsparen dan oudere werkenden. Omdat ze meer tijd tot aan hun pensioenleeftijd hebben, heeft bijsparen vanaf een lagere leeftijd een groter effect dan vanaf een hogere leeftijd. Het gebrek aan inzicht van werknemers in hun risicodraagvlak kleurt hun keuzegedrag. Dit leidt ertoe dat jongere werknemers geneigd zijn voor veel minder risico te kiezen dan ze zouden kunnen dragen. Dit voorbeeld illustreert dat risicohouding en risicodraagvlak twee verschillende facetten zijn die elk in kaart moeten worden gebracht om inzicht te krijgen in de risicobereidheid van werkenden en gepensioneerden.
Met de beschreven aanpak kan een pensioenfonds de risicobereidheid van deelnemers en gepensioneerden meten. De antwoorden van het representatieve panel van Nederlandse werkenden en gepensioneerden kunnen als ijkpunt dienen. Towers Watson heeft op deze wijze voor haar klanten ca. 7.600 respondenten bevraagd die ruim 200.000 (gewezen) pensioenfondsdeelnemers en gepensioneerden vertegenwoordigen.9 Afhankelijk van de karakteristieken van de pensioenfondspopulatie was de geaggregeerde risicobereidheid hoger of lager dan van het representatieve panel. De enquête die Towers Watson voor klanten uitvoert heeft ook een educatief karakter, zodat de respondenten hun inzicht in pensioen kunnen vergroten en vanuit die kennis een bewustere keuze kunnen maken. De thema’s in dit onderzoeksartikel zijn niet alleen voor pensioenfondsen maar ook voor werkgevers relevant. Biedt een werkgever zijn werknemers de mogelijkheid om bij te sparen of langer door te werken in overeenstemming met de gebleken voorkeuren? In hoeverre faciliteert de werkgever pensioenplanning door zijn werknemers? Hebben de werknemers zicht op het risico dat zich kan manifesteren in hun pensioen? De inzichten uit een dergelijk onderzoek bieden werkgevers aanknopingspunten voor verbetering van het arbeidsvoorwaardenbeleid.
“De inzichten uit een dergelijk onderzoek bieden werkgevers aanknopingspunten voor verbetering van het arbeidsvoorwaardenbeleid.”
9
Naar de stand van zaken in maart 2014. Risicobereidheid 17
MEER INFORMATIE Neem voor meer informatie contact op met uw Towers Watson consultant of:
Gaston Siegelaer + 31 88 543 3508
[email protected]
Celeste de Quelerij + 31 88 543 3000
[email protected]
18 towerswatson.com
Appendix Beschrijvende statistieken van de gewogen steekproef WERKENDEN STEEKPROEF
GEPENSIONEERDEN
NATIONALE GEMIDDELDE
STEEKPROEF
NATIONALE GEMIDDELDE
TOTAAL STEEKPROEF
Geslacht Vrouw Man
46,7% 54,3%
45,2% 54,8%
41,5% 58,5%
41,3% 58,7%
45,6% 54,4%
Leeftijd 18-34 35-44 45-54 55-64 60-64 65-69 70-74 75+ Gemiddeld
25,9% 24,3% 27,2% 22,6% n/a n/a n/a n/a 44,0%
25,5% 24,0% 27,3% 23,1% n/a n/a n/a n/a 43,6%
n/a n/a n/a n/a 15,1% 35,4% 26,3% 23,2% 70,3%
n/a n/a n/a n/a 14,1% 32,3% 24,4% 29,3% 71,0%
20,8% 19,5% 21,8% 21,1%
Arbeidscontract Part Time Full Time
34,6% 65,4%
35,9% 64,1%
n/a n/a
n/a n/a
34,6% 65,4%
Burgerlijke staat Getrouwd of samenwonend Gescheiden Weduwe/weduwnaar Alleenstaand
62,3% 8,3% 1,7% 27,7%
56,6% 9,5% 1,7% 23,2%
80,0% 5,0% 11,2% 3,8%
81,1% 5,3% 10,7% 3,0%
65,9% 7,7% 3,6% 22,9%
Opleiding Basisschool VMBO,LBO MBO Havo/VWO HBO WO
1,0% 14,2% 36,3% 7,7% 25,3% 15,5%
2,1% 20,4% 33,9% 6,9% 21,9% 14,8%
5,3% 13,0% 35,6% 15,0% 24,8% 6,4%
n/a n/a n/a n/a n/a n/a
1,9% 14,0% 36,2% 9,1% 25,2% 13,7%
Netto maandsalaris Minder dan € 1000,€ 1000,- tot € 1499,€ 1500,- tot € 1999,€ 2000,- tot € 2499,€ 2500,- tot € 2999,€ 3000,- tot € 3999,€ 4000,- tot € 4999,€ 5000,- of meer
14,4% 20,2% 29,7% 19,7% 9,1% 5,4% 1,1% 0,5%
18,0% 21,8% 28,8% 17,3% 7,9% 4,8% 1,0% 0,4%
n/a n/a n/a n/a n/a n/a n/a n/a
n/a n/a n/a n/a n/a n/a n/a n/a
14,4% 20,2% 29,7% 19,7% 9,1% 5,4% 1,1% 0,5%
7,0% 5,2% 4,6% 49,3%
Risicobereidheid 19
Over Towers Watson
Towers Watson is een wereldwijde zakelijke dienstverlener die organisaties helpt hun bedrijfsresultaten te verbeteren door effectief Human Resources, financieel en risicoadvies. Met 14.000 medewerkers wereldwijd, bieden wij oplossingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden, talent en beloningsprogramma’s en risico- en kapitaalmanagement Prof. E.M. Meijerslaan 5 1183 AV Amstelveen Postbus 75201 1070 AE Amsterdam T +31 88 543 30 00 F +31 88 543 30 01
Towers Watson Netherlands B.V. Handelsregister Amsterdam nr: 34308104. Op alle door ons geleverde diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing. De algemene voorwaarden liggen op onze kantoren ter inzage en worden u desgewenst toegezonden. Ook zijn ze beschikbaar via towerswatson.nl/voorwaarden
Copyright ©2014 Towers Watson. Alle rechten voorbehouden. TW-NL-2014. April 2014 towerswatson.nl