Samenwerking De Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit en Researchcentrum werkt in diverse nationale en internationale onderzoeksprogramma’s samen met nationale en internationale onderzoeksinstituten, universiteiten, overheidsinstellingen en bedrijven. Enkele voorbeelden van deze projecten:
Internationaal • BERISP: Europees project met de focus op de ruimtelijke beweging van dieren in combinatie met de aanwezigheid van vervuilende stoffen (www.berisp.org) • Bodemverontreiniging: samenwerking met instituten binnen (o.a. Duitsland, Polen, Frankrijk, Spanje, Italië) en buiten Europa (o.a. China, Taiwan) op het gebied van voedselveiligheid moet leiden tot een betere indicatie van de geschiktheid van verontreinigde grond voor gebruik als landbouwgrond • CarboEurope: Europees project dat de koolstofcyclus bestudeert (www.carboeurope.org) • No Miracle: nieuwe methoden voor geïntegreerde risico-analyse van chemicaliën in Europa (www.nomiracle.jrc.it/default.aspx) • PERAP: de ontwikkeling van procedures voor de risico-analyse van pesticiden in het Chinese nationale pesicideregistratiesysteem (www.perap.cn)
Nationaal • BOP: Beleidsgericht Onderzoek Particulate Matter: onderzoek naar de luchtverontreiniging met fijn stof (www.mnp.nl/nl/dossiers/fijn_stof/index.html) • GEMMA: project dat is gericht op de ontwikkeling van een kennissysteem voor de bestrijding van besmettelijke dierziektes • Bodemverontreiniging in de regio: onderzoeksinstituut Alterra inventariseerde in de Kempen, de Krimpenerwaard en het Veenweidegebied nabij Woerden de mogelijke risico’s van verontreinigingen voor de gezondheid van vee en het bodemecosysteem
contact
www.alterra.wur.nl
Risico management
Risico management Leven is niet zonder risico’s. Daarom bepalen mensen wat die risico’s zijn en hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan; ze doen aan risicomanagement. In de huidige complexe maatschappij is het echter niet makkelijk om alle risico’s in te schatten. Is eten van groente van vervuilde bodem schadelijk voor de gezondheid? Wat zijn de risico’s op overstromingen in dichtbevolkte gebieden? Schaadt pesticidengebruik
De vraag hoe ernstig een risico is, levert meestal geen eenduidige antwoorden op. De situatie is vaak zo complex dat een simpel ja of nee niet voldoet op de vraag of deze risicovol is of niet. Een risico roept meestal nieuwe vragen op, zoals hoeveel mensen risico lopen, hoe groot het risicogebied is, hoe giftig een bepaalde stof is, welke organismen beïnvloed worden en/of hoe lang het risico duurt. De antwoorden op al die vragen geven een indicatie hoe mensen met het risico om kunnen gaan. Wetenschappelijk onderzoek is een belangrijk middel om helderheid te verschaffen over wat mensen wel en niet kunnen doen.
Wat kunnen wij bieden? De Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit en Researchcentrum bestaat uit het departement Omgevingswetenschappen van Wageningen Universiteit en Alterra, het onderzoeksinstituut voor de groene ruimte. Deze combinatie zorgt voor een uitwisseling tussen fundamenteel en toegepast
de volksgezondheid?
onderzoek en een vruchtbare wisselwerking met het onderwijs. Daarnaast participeren Wageningse onderzoekers in tal van nationale en internationale onderzoeksprojecten.
Voor dergelijke vragen is onderzoek
Onderzoek en advies
nodig dat gebruik maakt van diverse
Het onderzoek naar risk management binnen de Environmental Sciences Group van Wageningen UR richt zich vanuit diverse invalshoeken en wetenschappelijke disciplines op het beheer van uiteenlopende risico’s als bodemverontreiniging, erosie, luchtverontreiniging, overstromingen, besmettelijke dierziektes, droogte, pesticidengebruik en klimaatverandering. Dat begint meestal met het inschatten van een risico en onderzoeken welke gevolgen dat risico heeft. Daarop volgt onderzoek of een risico in te perken valt en binnen welke normen het risico moet passen, zodat er op een verantwoorde manier met het risico om wordt gegaan.
wetenschappelijke disciplines, want zowel de risico’s als de methoden om met die risico’s om te gaan zijn zeer divers. Bij het bepalen van de risico’s van vervuilde grond is kennis over bodemkunde en hydrologie essentieel, maar spelen er ook vragen over hoe bepaalde stoffen zich in planten en dieren verplaatsen. Bij erosie zijn gegevens over bodem en waterstromen onontbeerlijk, maar is ook inzicht nodig in de gevolgen van de klimaatverandering. En bij de
De wetenschappers van Wageningen UR onderzoeken daarom hoe risico’s deel uitmaken van een groter geheel. Zo’n systematische benadering zorgt ervoor dat het mogelijk wordt om de vele maatschappelijke, wetenschappelijke en technische vragen rond die risico’s in een integrale benadering mee te nemen. De onderzoekers leveren daarmee geen eenduidig antwoord - geen ja of nee - maar ze geven wel aan wat de grenzen zijn waarbinnen het veilig is om met de risico’s om te gaan en wanneer het niet meer veilig is. Ze geven het kader aan waarbinnen het mogelijk is om met de risico’s te leven. De wetenschappers zijn uitstekend ingevoerd in nationale en internationale wetenschappelijke en maatschappelijke discussies over thema’s als milieuvervuiling, het wereldvoedselvraagstuk en de klimaatverandering. Ze participeren in projecten
Het Nederlandstalige Bacheloronderwijs bestaat uit de volgende programma’s: •Milieukunde: studenten combineren natuurwetenschappelijke kennis met kennis over technologische mogelijkheden en sociale aspecten om te zoeken naar oplossingen voor milieuproblemen. • Biologie: studenten onderzoeken het hoe en waarom van organismen, cellen, organen en ecosystemen. • Bodem, Water, Atmosfeer: gericht op de fysische, chemische en biologische processen in bodem, water en atmosfeer en hun onderlinge samenhang. • Internationaal Land- en Waterbeheer: gericht op het omgaan met en het beheer van de hulpbronnen land en water. Het Engelstalige Master-onderwijs bestaat uit de volgende
van de Verenigde Naties, zoals het Millennium Ecosystem Assessment en het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Daarnaast adviseren ze bijvoorbeeld de Nederlandse overheid over de invoering van de Kaderrichtlijn Bodem en de Kaderrichtlijn Water van de Europese Unie en de gevolgen daarvan voor milieu, leefklimaat, landbouw, waterbeheer en natuur.
programma’s: • Environmental Sciences: studenten leren innovatieve methoden en duurzame oplossingen om het milieu te verbeteren. •Soil Science: deze studie gaat over een duurzame omgang met een van de belangrijkste hulpmiddelen, de bodem. • Hydrology and Water Quality: studenten bestuderen het beheer van alle soorten water. • Meteorology and Air Quality: in de opleiding leren studenten over de fysische processen in de atmosfeer en hun interactie met de bodem, het water en de vegetatie op het aard- oppervlak. • International Land and Water Management: de opleiding is gericht op de wetenschappelijke analyse van fysische, milieukundige, technische en sociaaleconomische aspecten van land- en waterbeheer. • Forest and Nature Conservation: studenten dragen bij aan de verhoging van de kennis over bos- en natuurgebieden, de handhaving en het duurzame beheer ervan. Wageningen UR biedt verschillende PhD-programma’s, waarin studenten in het multidisciplinaire en internationale wetenschappelijke klimaat van Wageningen kunnen werken aan een promotie.
Onderwijs Wageningen UR biedt Bachelor-, Master- en PhD-onderwijs aan Wageningen Universiteit en Hogeschool Van Hall/Larenstein. Daarnaast biedt Wageningen UR tal van cursussen voor wetenschappers en professionals uit de praktijk. De studenten die dit onderwijs volgen komen niet alleen uit Nederland, maar overal uit de wereld.
luchtkwaliteit moeten onderzoekers
Kennis, technologie en faciliteiten
meten wat die kwaliteit is, of wat de
De Environmental Sciences Group van Wageningen UR heeft de beschikking over uitstekende onderzoeksfaciliteiten, zoals laboratoria voor entomologie, zoetwaterecologie, bodembiologie, bodemchemie, bodemvruchtbaarheid, microbiologie, hydrologie en chemie. Daarnaast onderhoudt Wageningen UR een omvangrijke collectie van databases, informatiesystemen en modellen op het gebied van ecologie, hydrologie, klimaat en landgebruik.
invloed is van bebouwing, vegetatie of het weer.
Risico management Leven is niet zonder risico’s. Daarom bepalen mensen wat die risico’s zijn en hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan; ze doen aan risicomanagement. In de huidige complexe maatschappij is het echter niet makkelijk om alle risico’s in te schatten. Is eten van groente van vervuilde bodem schadelijk voor de gezondheid? Wat zijn de risico’s op overstromingen in dichtbevolkte gebieden? Schaadt pesticidengebruik
De vraag hoe ernstig een risico is, levert meestal geen eenduidige antwoorden op. De situatie is vaak zo complex dat een simpel ja of nee niet voldoet op de vraag of deze risicovol is of niet. Een risico roept meestal nieuwe vragen op, zoals hoeveel mensen risico lopen, hoe groot het risicogebied is, hoe giftig een bepaalde stof is, welke organismen beïnvloed worden en/of hoe lang het risico duurt. De antwoorden op al die vragen geven een indicatie hoe mensen met het risico om kunnen gaan. Wetenschappelijk onderzoek is een belangrijk middel om helderheid te verschaffen over wat mensen wel en niet kunnen doen.
Wat kunnen wij bieden? De Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit en Researchcentrum bestaat uit het departement Omgevingswetenschappen van Wageningen Universiteit en Alterra, het onderzoeksinstituut voor de groene ruimte. Deze combinatie zorgt voor een uitwisseling tussen fundamenteel en toegepast
de volksgezondheid?
onderzoek en een vruchtbare wisselwerking met het onderwijs. Daarnaast participeren Wageningse onderzoekers in tal van nationale en internationale onderzoeksprojecten.
Voor dergelijke vragen is onderzoek
Onderzoek en advies
nodig dat gebruik maakt van diverse
Het onderzoek naar risk management binnen de Environmental Sciences Group van Wageningen UR richt zich vanuit diverse invalshoeken en wetenschappelijke disciplines op het beheer van uiteenlopende risico’s als bodemverontreiniging, erosie, luchtverontreiniging, overstromingen, besmettelijke dierziektes, droogte, pesticidengebruik en klimaatverandering. Dat begint meestal met het inschatten van een risico en onderzoeken welke gevolgen dat risico heeft. Daarop volgt onderzoek of een risico in te perken valt en binnen welke normen het risico moet passen, zodat er op een verantwoorde manier met het risico om wordt gegaan.
wetenschappelijke disciplines, want zowel de risico’s als de methoden om met die risico’s om te gaan zijn zeer divers. Bij het bepalen van de risico’s van vervuilde grond is kennis over bodemkunde en hydrologie essentieel, maar spelen er ook vragen over hoe bepaalde stoffen zich in planten en dieren verplaatsen. Bij erosie zijn gegevens over bodem en waterstromen onontbeerlijk, maar is ook inzicht nodig in de gevolgen van de klimaatverandering. En bij de
De wetenschappers van Wageningen UR onderzoeken daarom hoe risico’s deel uitmaken van een groter geheel. Zo’n systematische benadering zorgt ervoor dat het mogelijk wordt om de vele maatschappelijke, wetenschappelijke en technische vragen rond die risico’s in een integrale benadering mee te nemen. De onderzoekers leveren daarmee geen eenduidig antwoord - geen ja of nee - maar ze geven wel aan wat de grenzen zijn waarbinnen het veilig is om met de risico’s om te gaan en wanneer het niet meer veilig is. Ze geven het kader aan waarbinnen het mogelijk is om met de risico’s te leven. De wetenschappers zijn uitstekend ingevoerd in nationale en internationale wetenschappelijke en maatschappelijke discussies over thema’s als milieuvervuiling, het wereldvoedselvraagstuk en de klimaatverandering. Ze participeren in projecten
Het Nederlandstalige Bacheloronderwijs bestaat uit de volgende programma’s: •Milieukunde: studenten combineren natuurwetenschappelijke kennis met kennis over technologische mogelijkheden en sociale aspecten om te zoeken naar oplossingen voor milieuproblemen. • Biologie: studenten onderzoeken het hoe en waarom van organismen, cellen, organen en ecosystemen. • Bodem, Water, Atmosfeer: gericht op de fysische, chemische en biologische processen in bodem, water en atmosfeer en hun onderlinge samenhang. • Internationaal Land- en Waterbeheer: gericht op het omgaan met en het beheer van de hulpbronnen land en water. Het Engelstalige Master-onderwijs bestaat uit de volgende
van de Verenigde Naties, zoals het Millennium Ecosystem Assessment en het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Daarnaast adviseren ze bijvoorbeeld de Nederlandse overheid over de invoering van de Kaderrichtlijn Bodem en de Kaderrichtlijn Water van de Europese Unie en de gevolgen daarvan voor milieu, leefklimaat, landbouw, waterbeheer en natuur.
programma’s: • Environmental Sciences: studenten leren innovatieve methoden en duurzame oplossingen om het milieu te verbeteren. •Soil Science: deze studie gaat over een duurzame omgang met een van de belangrijkste hulpmiddelen, de bodem. • Hydrology and Water Quality: studenten bestuderen het beheer van alle soorten water. • Meteorology and Air Quality: in de opleiding leren studenten over de fysische processen in de atmosfeer en hun interactie met de bodem, het water en de vegetatie op het aard- oppervlak. • International Land and Water Management: de opleiding is gericht op de wetenschappelijke analyse van fysische, milieukundige, technische en sociaaleconomische aspecten van land- en waterbeheer. • Forest and Nature Conservation: studenten dragen bij aan de verhoging van de kennis over bos- en natuurgebieden, de handhaving en het duurzame beheer ervan. Wageningen UR biedt verschillende PhD-programma’s, waarin studenten in het multidisciplinaire en internationale wetenschappelijke klimaat van Wageningen kunnen werken aan een promotie.
Onderwijs Wageningen UR biedt Bachelor-, Master- en PhD-onderwijs aan Wageningen Universiteit en Hogeschool Van Hall/Larenstein. Daarnaast biedt Wageningen UR tal van cursussen voor wetenschappers en professionals uit de praktijk. De studenten die dit onderwijs volgen komen niet alleen uit Nederland, maar overal uit de wereld.
luchtkwaliteit moeten onderzoekers
Kennis, technologie en faciliteiten
meten wat die kwaliteit is, of wat de
De Environmental Sciences Group van Wageningen UR heeft de beschikking over uitstekende onderzoeksfaciliteiten, zoals laboratoria voor entomologie, zoetwaterecologie, bodembiologie, bodemchemie, bodemvruchtbaarheid, microbiologie, hydrologie en chemie. Daarnaast onderhoudt Wageningen UR een omvangrijke collectie van databases, informatiesystemen en modellen op het gebied van ecologie, hydrologie, klimaat en landgebruik.
invloed is van bebouwing, vegetatie of het weer.
Samenwerking De Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit en Researchcentrum werkt in diverse nationale en internationale onderzoeksprogramma’s samen met nationale en internationale onderzoeksinstituten, universiteiten, overheidsinstellingen en bedrijven. Enkele voorbeelden van deze projecten:
Internationaal • BERISP: Europees project met de focus op de ruimtelijke beweging van dieren in combinatie met de aanwezigheid van vervuilende stoffen (www.berisp.org) • Bodemverontreiniging: samenwerking met instituten binnen (o.a. Duitsland, Polen, Frankrijk, Spanje, Italië) en buiten Europa (o.a. China, Taiwan) op het gebied van voedselveiligheid moet leiden tot een betere indicatie van de geschiktheid van verontreinigde grond voor gebruik als landbouwgrond • CarboEurope: Europees project dat de koolstofcyclus bestudeert (www.carboeurope.org) • No Miracle: nieuwe methoden voor geïntegreerde risico-analyse van chemicaliën in Europa (www.nomiracle.jrc.it/default.aspx) • PERAP: de ontwikkeling van procedures voor de risico-analyse van pesticiden in het Chinese nationale pesicideregistratiesysteem (www.perap.cn)
Nationaal • BOP: Beleidsgericht Onderzoek Particulate Matter: onderzoek naar de luchtverontreiniging met fijn stof (www.mnp.nl/nl/dossiers/fijn_stof/index.html) • GEMMA: project dat is gericht op de ontwikkeling van een kennissysteem voor de bestrijding van besmettelijke dierziektes • Bodemverontreiniging in de regio: onderzoeksinstituut Alterra inventariseerde in de Kempen, de Krimpenerwaard en het Veenweidegebied nabij Woerden de mogelijke risico’s van verontreinigingen voor de gezondheid van vee en het bodemecosysteem
contact
www.alterra.wur.nl
Risico management
Beleidsgericht Onderzoek fijn stof
Situatie De luchtkwaliteit laat in Europese landen veel te wensen over. De lucht is vervuild met fijn stof, een verzamelnaam voor zwevende deeltjes die kleiner zijn dan honderd micrometer. De uitstoot van fijn stof wordt deels door mensen veroorzaakt, bijvoorbeeld roetdeeltjes uit dieselmotoren, en is deels natuurlijk, zoals zeezoutkristallen en bodemstof. Dit fijn stof leidt tot gezondheidsschade die zich uit in onder andere vervroegde sterfte en toename in ziekenhuisopnames voor hartaandoeningen, luchtwegklachten en functiestoornissen. De schadelijkheid van de fijn stofdeeltjes hangt af van de samenstelling en de grootte van de deeltjes. De grootste deeltjes worden bij inademing verwijderd in neus en luchtpijp, terwijl de kleinere deeltjes diep in de longen doordringen. Over het algemeen geldt dat deeltjes die door menselijk handelen in de atmosfeer komen, zoals roet en zwaveloxide, kleiner zijn dan natuurlijke deeltjes als zeezout en bodemstof. De gezondheidsschade is serieus. Voor het jaar 2000 schatte het programma Clean Air for Europe het aantal premature sterfgevallen in Europa op 384.000. Mensen in de Benelux, Noord-Italië en delen van Polen
contact
en Hongarije lopen de meeste gezondheidsschade op; hier daalt de gemiddelde levensverwachting als gevolg van fijn stof met twee jaar. Er is dus alle reden om beter inzicht te krijgen in hoe het fijn stof in de atmosfeer komt, zich verspreidt en hoe het te verlagen valt. Er is zowel op nationaal als Europees niveau veel aandacht voor wet- en regelgeving op het gebied van fijn stof. Daarbij speelt het dilemma, dat bij een strenge regelgeving landen met slechte luchtkwaliteit dreigen ‘op slot’ te moeten gaan, terwijl er veel onzekerheden zijn over gezondheidsrisico’s, metingen en modellering van fijn stof.
Doel Er bestaat op het gebied van fijn stof een groot aantal wetenschappelijke vragen. Zo is onduidelijk hoe groot de bijdrage is van zeezout, grof bodemstof en lange afstandstransport van fijn stof in Nederland. Bij de berekeningen op regionaal niveau worden allerlei stappen gemaakt die tot gevolg hebben dat de resultaten veel onzekerheden bevatten. En meten van fijn stofconcentraties is moeilijk. Doel van het onderzoek is om de onzekerheden op het gebied van fijn stof te vermin-
deren, zodat binnen modellen nauwkeuriger gerekend kan worden aan het fijn stof in Europa en in de regio. Hiermee kan bepaald worden wat de meest effectieve strategie is om de problemen met fijn stof op bepaalde knelpunten op te lossen.
modelleren van fijn stof. Wageningen Universiteit past de resultaten van het onderzoek ook toe in het onderwijs. De problematiek van het fijn stof is voor studenten Milieukunde en Bodem, Water, Atmosfeer een interessante kwestie met wetenschappelijke en bestuurlijke raakvlakken.
Aanpak
Vervolg
Uitgangspunt in het onderzoek is het mondiale model TM5, een driedimensionaal, atmosferisch en chemisch transportmodel dat de mogelijkheid heeft om in te zoomen op specifieke grootschalige gebieden. Onlangs is daarmee de import en export van fijn stof voor Europa gekwantificeerd.
Het project is een eerste stap in de verbetering van de modellering van fijn stof op Nederlandse en Europese schaal. In nauwe samenwerking met TNO wordt zo de expertise op het gebied van fijn stof verbeterd.
In samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) koppelt Wageningen UR dit model aan een model dat op regionaal schaalniveau werkt. Zo kan nauwkeuriger gerekend worden aan het transport van fijn stof op diverse schaalniveaus.
Resultaten Uit het onderzoek vloeien simulaties met twee modellen op twee schaalniveaus van de luchtdeeltjessamenstelling boven Nederland voort. Dat vermindert de onzekerheden rond het
Contact
www.maq.wur.nl
In opdracht van Europese Unie, maakt deel uit van de leeropdracht van Prof. dr. Maarten Krol als bijzonder hoogleraar Luchtkwaliteit en atmosferische chemie.
Prof. dr. M.C. (Maarten) Krol, +31 (0)317 482937,
[email protected]
Bodemverontreiniging in Taiwan
Situatie Door de geologische karakteristiek van Taiwan vindt het overgrote deel van de stedelijke, de industriële en de agrarische ontwikkeling vooral plaats in het westen en noordwesten van het land. In die gebieden is sprake van een extreem hoge bevolkingsdichtheid en een concentratie van veelal kleinere industriële bedrijven. Daarnaast werken veel kleine boeren op ongeveer 800.000 hectare landbouwgrond in de lager gelegen en sterk verstedelijkte gebieden aan rijstteelt. Door de nabijheid van industrie komen er veel verontreinigde stoffen in de bodem, zoals zware metalen. Vooral het gebruik van verontreinigd irrigatiewater zorgt voor een toenemende concentratie van stoffen als lood, cadmium en koper in de landbouwgrond. Doordat de Taiwanese industrie bestaat uit een groot aantal kleine bedrijfjes is het moeilijk de emissie van verontreiniging te reguleren of te controleren, en de grote diversiteit aan bedrijven maakt dat er grote verschillen in types verontreiniging optreden. Om te voorkomen dat er teveel zware metalen in de rijst terecht komen, worden de meeste vervuilde plekken schoner gemaakt. Dat gebeurt door de verontreinigde bodem te mengen met onderliggende, schonere
contact
grond, door de bodem na behandeling met zuur en kalk opnieuw te gebruiken, en door het vervangen van de vervuilde bodem door schone grond. Zulke methodes hebben echter belangrijke nadelen. Bij het wassen met zuur neemt bijvoorbeeld de functionele biodiversiteit en de hoeveelheid voedingstoffen in de bodem sterk af. Bovendien neemt de voornaamste bron van de verontreiniging - het vervuilde irrigatiewater en de hoge atmosferische deposities - niet af. Een andere oplossing om de risico’s van de verontreinigde bodems te beperken, is te zoeken naar alternatieve landbouwgewassen, bijvoorbeeld non-consumptiegewassen als bloemen. Ook is het mogelijk in een dunne, nieuwe laag schone grond bovenop de verontreinigde bodem oppervlakkig wortelende gewassen als sla en kool te telen. Daarnaast kan de bodem gebruikt worden voor woningbouw en industrie.
Doel Om te zorgen dat de rijstbouw in Taiwan kan bestaan en dat de boeren rijst leveren die gezond genoeg is om te eten, is het nodig om de risico’s van verontreiniging in de bodem te bepalen en te zoeken naar nieuwe
methoden om die risico’s te verminderen. Doel is uiteindelijk om bodemnormen af te leiden voor het veilig telen van rijst.
Aanpak De bodemverontreiniging wordt via een systeemaanpak geanalyseerd, waarbij naar alle onderdelen wordt gekeken. Alterra onderzoekt hoe de risico’s van de bodemverontreiniging zich verhouden tot de bodemecologie, de concentraties aan verontreiniging en het bodemwater, en de opname van de stoffen door de rijst. Daarnaast kijken de onderzoekers in samenwerking met het Taiwan Agricultural Research Institute (TARI-Taichung) hoe verschillende rijstvarianten de verontreiniging opnemen. Ook worden verschillende methodes voor bodemsanering getest en geëvalueerd.
Resultaten Onderzoeksinstituut Alterra richt zich in dit project op de bodemchemie, de bodemecologie, de opname van giftige stoffen door planten en maatregelen die boeren kunnen nemen om de effecten van de bodemverontreiniging te verminderen: • De opname van cadmium, het meest giftige element, verschilt sterk tussen de geteste rijstsoorten. Het is beter Japonica-varianten te telen in gronden met verhoogde cadmiumgehalten dan Indica-varianten.
• In Taiwan zijn risicogebieden voor cadmiumverontreiniging in rijstteelt in kaart gebracht via een combinatie van modelwerk, velddata en bodemeigenschappen als de zuurgraad en het cadmiumgehalte. • Boeren kunnen zelf maatregelen nemen om de opname van cadmium door rijst verder terug te dringen, bijvoorbeeld door de bodem langer onder water te zetten of door extra toevoeging van kalk.
Vervolg Het onderzoek in Taiwan is een verdere uitwerking van eerder onderzoek in Nederland, België en Duitsland. Door de systeemaanpak in diverse landen toe te passen, werken de onderzoekers aan een wetenschappelijke methode om risico’s van bodemverontreiniging in te schatten, bodemnormen te stellen voor diverse gewassen en de opname van verontreiniging door de gewassen te verminderen. Daardoor ontstaat een methode die overal toepasbaar is.
In opdracht van Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Environmental Protection Agency in Taiwan.
Contact Dr. P.F.A.M. (Paul) Römkens, +31 (0)317 486496,
[email protected]
GEMMA: Geographic Event Management and Monitoring Application Situatie Regelmatig wordt Nederland opgeschrikt door grootschalige uitbraken van dierziektes, zoals vogelgriep bij het pluimvee, blauwtong bij schapen, mond- en klauwzeer bij runderen en varkenspest bij varkens. Deze uitbraken hebben een grote invloed op de landbouwsectoren die het treft, maar ook op de regio’s waar de ziektes heersen. Het is van groot belang dat de overheid bij dergelijke crisissituaties snel kan reageren om verspreiding van de dierziektes te voorkomen. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft daarbij een spilfunctie en legt in computersystemen alle beschikbare informatie rond de crisis vast. Daaruit komen vervolgens de werkopdrachten voor veldmedewerkers en ruimingsploegen en de maatregelen om de verspreiding dierziektes te voorkomen, zoals een transportverbod in cirkels rond getroffen veebedrijven. Het geautomatiseerde informatiesysteem vormt voor de VWA een goed middel om dierziektes te volgen, maar het is nog niet volledig. Nog niet alle bij de diverse diensten aanwezige informatie is in het systeem beschikbaar. En het systeem is nog niet 24 uur per
contact
dag en zeven dagen per week online toegankelijk voor alle medewerkers van alle diensten.
Doel Doel van het project is het ontsluiten van alle relevante informatie met een continu via internet toegankelijke computerapplicatie. Digitale kaarten van Alterra worden hierbij gekoppeld aan bijvoorbeeld de bedrijfsgegevens van de Dienst Regelingen, de gegevens over de verspreiding van dierziektes van de Gezondheidsdienst voor Dieren. Hiermee wordt de acute informatiebehoefte van de VWA tijdens crises rondom dierziektes vervuld. Medewerkers van de diverse diensten kunnen hierdoor via draagbare computers op de voet volgen welke maatregelen in een bepaald gebied zijn genomen, en zelf informatie aanleveren over de manier waarop de dierziekte zich verspreidt. Zo ontstaat een altijd actuele database met informatie over een crisis, waardoor die effectief kan worden aangepakt.
Aanpak De onderzoekers koppelden de gegevens uit de diverse databestanden van de Dienst Regelingen, de
Gezondheidsdienst voor Dieren en Alterra aan veebedrijven. Daarmee ontstaat een compleet beeld van zo’n bedrijf, van de percelen, het aantal dieren en het besmettingsrisico. Die gegevens zijn ontsloten in een via internet toegankelijke Geografisch Informatiesysteem (GIS)-applicatie, en daarmee continu bereikbaar voor de medewerkers van alle diensten. Met de applicatie kunnen medewerkers gebieden aanwijzen, bedrijven selecteren en daaraan diverse gegevens koppelen, zodat ze een uitbraak van een dierziekte op de digitale kaarten op de computer kunnen volgen. De applicatie en de koppeling van de gegevens zijn voor een proefgebied getest. Daarbij is gekeken naar de kwaliteit van de gegevens en de bruikbaarheid van de applicatie.
Resultaten Alterra heeft in GEMMA een operationele GISapplicatie geleverd die ingezet kan worden voor het bestrijden van dierziektes via de uitwisseling van allerlei gegevens over veebedrijven op digitale kaarten. Die applicatie is in een proefgebied getest. Voor dit proefgebied heeft Alterra in samenwerking met de VWA, de Dienst Regelingen en de Gezondheidsdienst voor Dieren een protocol beschreven om de verschillende databestanden van die diensten aan elkaar te koppelen. Binnen GEMMA is voorts een crisissimulatie ontwikkeld, waarmee medewerkers van de verschillende diensten kunnen oefenen met de GIS-applicatie in crisissituaties.
Contact
Dr. H. (Henk) Janssen, +31 (0)317 481573,
[email protected]
Vervolg Het integrale systeem is al bij voorbaat ontworpen op uitbreidingsmogelijkheden. Zo is het mogelijk de gebiedsspecifieke informatie over bedrijven en percelen ook toegankelijk te maken via handcomputers van bijvoorbeeld veldmedewerkers of inspecteurs in het veld. De gegevens over de verspreiding van een dierziekte die in het systeem terechtkomen kunnen worden gebruikt voor de bestrijding van deze dierziektes, maar ook voor verder wetenschappelijk onderzoek naar de verspreiding van dergelijke ziektes. Het systeem is verder uit te werken voor internationale toepassing en inzet bij uitbraken van ziekten en plagen in gewassen en in de natuur, zoals de ziekte van Lyme, de kastanjeziekte, de eikenprocessierups.
In opdracht van Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, LNV-Helpdesk, n.a.v. kennisvraag van de Voedsel en Waren Autoriteit.