Theo Thijssenschool School voor individueel onderwijs & dikke pret Anjeliersstraat 153-157 Palmstraat 11 1015 NG Amsterdam 1015 HP Amsterdam tel: 020-6266674 tel. 020-6242400 E-mail :
[email protected] Website : www. theothijssenschoolamsterdam.nl
Schoolondersteuningsprofiel “Wat heeft uw kind nodig? Wat kunnen wij bieden?”
Openbare Theo Stichting Onderwijs
basisschool Thijssen Openbaar aan de Amstel
11 november 2014
1
Inhoudsopgave: 1. Inleiding 2. Algemene informatie 3. Visie op passend onderwijs 4. Onderwijsbehoefte van onze leerlingen en zwaarte van de groepen 5. Basisondersteuning van de school 6. Onze werkwijze, ondersteuningsroute 7. Welke arrangementen voor extra ondersteuning hebben wij 8. Ouderbetrokkenheid 9. Geschillen 10. Medezeggenschap 11. Onhoudbare situaties 12. Ambities en ontwikkeltrajecten 13. Begroting budget passend onderwijs
P. 3 P. 4 P. 5 P. 7 P. 9 P.13 P.14 P.15 P.16 P.17 P.17 P.18 P.18
Bijlagen 1. Dyslexie beleid 2. Arrangement leesbegeleiding 3. Arrangement rekenproblemen 4. Arrangement plusgroep 5. Arrangement gedrag en werkhouding 6. Protocol leertijdverlenging 7. Pestprotocol 8. Protocol ziekte en medicijngebruik 9. Verklarende woordenlijst
P.19
2
1. Inleiding “..Het kind is oneindig veel meer dan zijn of haar etiket..’ Peter Bovelander, juli 2014
Per 1 augustus 2014 is de Wet op passend onderwijs ingetreden. Het schoolbestuur van de school waar ouders hun kind aanmelden, is vanaf dan wettelijk verplicht voor passende begeleiding te zorgen. Dat kan op de school van aanmelding zijn, maar het kan ook op een andere school zijn, wanneer verwijzing daartoe nodig is. Ook de financiering van passend onderwijs gaat veranderen. Ons schoolbestuur zal de komende jaren meer geld krijgen voor passend onderwijs. Dat komt omdat wij weinig kinderen naar het speciaal (basis)onderwijs verwijzen en daar worden we voor beloond. Scholen krijgen vanaf 1 augustus een vast bedrag om bijzondere begeleiding mogelijk te maken en het leerlinggebonden budget verdwijnt. In Amsterdam is er gelukkig voor gekozen om af te rekenen met tijdrovende en dure bureaucratie die het gevolg was van ‘teveel lagen’. Er is besloten om veel van de verantwoordelijkheden met bijbehorend budget bij de schoolbesturen te leggen. Ons bestuur heeft vervolgens ook het grootste deel van de verantwoordelijkheden en budget weer bij de scholen gelegd. Zodoende hebben wij meer ruimte om zelf keuzes te maken en is er meer geld voor het begeleiden van kinderen. Een nieuw begrip is het ‘schoolondersteuningsprofiel’. Scholen zijn verplicht om dat te schrijven. Voor ons is het document vooral bedoeld voor ouders. Passend onderwijs gaat over hun kind of kinderen. Het moet duidelijk maken wat de school te bieden heeft op het gebied van passend onderwijs, hoe de school te werk gaat en welke ambities de school heeft om zaken te verbeteren of te verdiepen. Het gaat hier dus om ouders goed informeren en de juiste verwachtingen creëren. Het is gebleken dat dat heel belangrijk is voor ouders, zeker als een kind bijzondere aandacht nodig heeft. Daarnaast is het document ook bedoeld voor de school zelf. Het geeft de school de mogelijkheid om het aanbod beter te formuleren, explicieter na te denken over principiële keuzes en scherper in beeld te hebben welke verbeteringen nodig zijn. Tot slot is het ook een verantwoordingsdocument. De scholen en hun schoolbestuur kunnen zo aangeven hoe zij hun maatschappelijk en wettelijke plicht vervullen. Het schoolondersteuningsprofiel is gebaseerd op de visie van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Het gaat hier om een levend document dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Namens de ouders en het schoolteam is de medezeggenschapsraad een belangrijk orgaan om de vinger aan de pols te houden en met de school mee te denken over dat wat goed is voor de kinderen. In ieder geval moet elk geactualiseerd schoolondersteuningsprofiel ter advies worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. Alle scholen van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel hanteren dezelfde indeling voor dit document. In ons schoolondersteuningsprofiel worden de volgende onderdelen behandeld: Algemene informatie Een beknopte visie op passend onderwijs Analyse van de onderwijsbehoefte van onze kinderen De basisondersteuning Onze werkwijze (ondersteuningsroute) Onze arrangementen voor extra ondersteuning Ouderbetrokkenheid Geschillen Onhoudbare situaties Ambitie en ontwikkeltrajecten Begroting
3
2. Algemene informatie Naam van de school + BRIN-nummer: Naam van de stichting: Adres van de school: Naam interim directeur: Onderwijsconcept: Aantal leerlingen (inclusief groei- of krimpverwachting): Aantal groepen:
Openbare basisschool Theo Thijssen 20YA Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel Anjeliersstraat 153 en 157, , 1015 NG Amsterdam Palmstraat 11, 1015 HP Amsterdam Stan Put regulier openbaar basisonderwijs 558 op 1 oktober 2014, verwachting is dat dit aantal ongeveer hetzelfde blijft de komende 2 jaar. 23 groepen
4
3. Visie op passend onderwijs 3.1 Visie van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel In veel publicaties wordt passend onderwijs vooral neergezet als ‘iets wettelijks’. Het schoolbestuur van de school waar ouders hun kind aanmelden, is vanaf dan wettelijk verplicht voor passend begeleiding te zorgen. Dat kan op de school van aanmelding zijn, maar het kan ook op een andere school zijn. Minstens zo vaak krijgen de financiële gevolgen de aandacht. Scholen krijgen namelijk vanaf 1 augustus een vast bedrag om bijzondere begeleiding mogelijk te maken en het leerlinggebonden budget verdwijnt. Het belangrijkste gevolg van passend onderwijs is volgens onze stichting een andere financiële organisatie. Het onderstreept wat we allemaal al weten, namelijk dat het kunnen omgaan met verschillen tussen kinderen hoort tot de ‘core business’ van het onderwijs. Ons onderwijs moet zo passend mogelijk zijn. Dat leidt tot het uitgangspunt kinderen zoveel mogelijk in de gewone basisschool te willen begeleiden en zoveel mogelijk in de eigen klas, door de eigen leerkracht. Pas als dat echt niet kan, organiseren scholen vormen van extra ondersteuning en pas als dat niet voldoende is, kan het speciaal (basis)onderwijs tijdelijk of permanent een uitkomst zijn. Passend aanbod? Ons aanbod zal daarbij nooit 100% passend kunnen zijn voor elk kind. Daarvoor zijn de groepen te groot en de tijd en de middelen te beperkt. Onze opdracht is om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op de toekomstige samenleving en dat betekent ook leren omgaan met tegenslagen en moeilijkheden. Wij zien het als onze uitdaging om samen met ouders hiervoor de juiste balans te vinden. Wat heeft uw kind nodig? Passend onderwijs betekent ook dat we niet langer allerlei etiketten die in het verleden zijn bedacht centraal stellen, maar dat we de focus richten op wat het kind aan begeleiding van ons vraagt, wat het wel goed kan en wat dat voor ons onderwijs betekent. Het gaat om alle kinderen en niet alleen om de kinderen die ‘ergens moeite mee hebben’. De onderwijsbehoeftes van alle kinderen wegen bij ons even zwaar. In het bijzonder willen we aangeven dat kinderen die makkelijk leren of hoogbegaafd zijn net zoveel recht hebben op bijzondere begeleiding als de kinderen die moeilijk leren. Dat betekent dat we altijd goed zullen afwegen of passend onderwijs voor het ene kind wel passend onderwijs is voor de andere kinderen. Die afweging zal bepalen of en hoe we een kind op onze school kunnen begeleiden. Welke kinderen we niet kunnen begeleiden Van onze school mag u verwachten dat wij een breed repertoire hebben als het gaat om kinderen met bijzondere onderwijsbehoeftes. Desondanks zijn er kinderen die wij op onze school niet kunnen begeleiden en waarvan wij vinden dat ze het recht moeten hebben op speciaal (basis)onderwijs. Het is goed om daar eerlijk en heel duidelijk over te zijn. Het gaat om de volgende drie categorieën: a) Kinderen die meerdere uren per dag een individuele begeleiding nodig hebben bij het leren en/of het functioneren in een groep en/of voor wie voortdurend medisch personeel in de buurt moet zijn; b) Kinderen met een ernstige gedragsproblematiek waardoor het functioneren in een grote groep niet veilig en/of werkbaar is voor het kind zelf, de andere kinderen en de leerkracht; c) Kinderen die door andere omstandigheden redelijkerwijs niet veilig en werkbaar kunnen functioneren in een grote groep in het regulier onderwijs; Kans om kwaliteit te versterken Wij zien passend onderwijs als een kans om onze kwaliteit te versterken en ons repertoire te verbreden. De ruimte die we binnen Amsterdam en van ons schoolbestuur krijgen, biedt mogelijkheden voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap. Dat vraagt van ons een houding die gericht is op het per kind zoeken naar goede aanpakken en het uitproberen van mogelijke oplossingen. Elk teamlid zal het normaal moeten vinden om het eigen functioneren kritisch tegen het licht te houden en grenzen en mogelijkheden duidelijk aan te geven. Werken aan kwaliteit is bij ons altijd gericht op de complete ontwikkeling van een kind. Hoe laten we aantoonbaar zien dat we daarin van waarde zijn? Uitslagen op Cito toetsen vormen daarbij slechts één van de indicatoren om dat vast te stellen. Benutten van expertise Wij geloven dat het met passend onderwijs tijd is geworden om meer dan nu al gebeurt gebruik te maken van de kennis en expertise binnen ons team, binnen onze stichting en bij netwerken en kenniscentra. Daar moeten we de samenwerking gaan zoeken!
5
Uitdaging Wij zien het als onze grootste uitdaging om het zo te organiseren dat we ook daadwerkelijk de tijd hebben om creatief en innovatief te zijn en van elkaar te leren. Wij willen dat kinderen en ouders voelen dat het team van de Theo Thijssenschool alles uit de kast haalt voor de beste begeleiding van alle kinderen en daar zichtbaar lol in heeft. 3.2 Schoolspecifieke visie Voor iedereen De Theo Thijssenschool is een school voor alle ouders en kinderen die een actieve bijdrage willen leveren aan onze samenleving. Die hechten aan respect voor elkaar en op een positieve wijze omgaan met verschillen in ras, religie, opvattingen, leervermogen, sekse en seksuele geaardheid. Leren dat leren leuk is Vanaf hun vierde jaar brengen kinderen een groot deel van de week door op school. Dus moeten we ervoor zorgen dat ze er graag naar toe gaan. De grootste uitdaging voor een school is kinderen te laten ervaren dat leren leuk kan zijn. En dat staat of valt met het veilige en positieve klimaat in de klas en de leerkracht die dat klimaat schept. In een klas zijn leraar en kinderen samen aan het werk, en kan ieder individu tot bloei komen. Individueel leren Elk kind is uniek en ontwikkelt zich op eigen wijze. Wij leveren onderwijs op maat door het onderwijs af te stemmen op de ervarings- en belevingswereld van kinderen. Zo krijgt elk kind wat het nodig heeft, versterkt het zijn zwakke punten en leert het zijn krachten ontdekken en ontwikkelen. Bij individueel onderwijs hoort ook het ontwikkelen van zelfstandigheid. Een kind dat zelfstandig taken kan uitvoeren, ervaart succes en dat leidt tot plezier in leren. Samen leren Kinderen leren bij ons om te gaan met verschillen en rekening te houden met elkaar. Dat leren ze onder andere door met elkaar aan schooltaken te werken. Werken met anderen geeft ook plezier; je leert van anderen, je deelt gedachten, ideeën en ervaringen. Tenslotte is samenwerken een manier om onderwijs op maat te leveren; kinderen kunnen elkaar helpen en instrueren, zodat zij vervolgens in eigen tempo weer verder kunnen. Blijven ontwikkelen en groeien De maatschappij verandert voortdurend, en dat vraagt flexibiliteit, inventiviteit en een open, kritische houding. Niet alleen ten opzichte van veranderingen, maar ook ten opzichte van standpunten van anderen. Daarom besteden we veel aandacht aan een brede sociaal-culturele en creatieve ontwikkeling. We staan open voor initiatieven van kinderen, bevorderen een open en communicatief schoolklimaat en stimuleren het ontwikkelen van ideeën en eigen oplossingen. Als leerlingen zich gewaardeerd weten en zich competent voelen, leidt dat tot een positief zelfbeeld – een belangrijke basis voor constante ontwikkeling en een leven lang leren. NOOT! In het schooljaar 2013-2014 is een start gemaakt met een herziening van de visie/missie van de school. Tijdens dit traject zijn 4 kernwoorden gekozen: verantwoordelijkheid, vertrouwen, eigenheid en plezier! In het schooljaar 2014-2015 wordt invulling gegeven aan deze woorden; Wat betekent dit op leerlingniveau, op leerkrachtniveau en ouder/verzorgerniveau?
6
4. Onderwijsbehoefte van onze kinderen en zwaarte van de groep 4.1 Inleiding Met onderwijsbehoefte bedoelen we dat wat een kind nodig heeft om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Het bedienen van drie niveaugroepen valt binnen het standaardrepertoire van een leerkracht. Er zijn kinderen voor wie dat niet genoeg is. Dan zal de leerkracht meer moeten kunnen of in sommige gevallen zal hij of zij extra ondersteund moeten worden. Deze kinderen bepalen de ‘zwaarte van de groep’. Voor hen ligt er een specifiek plan voor de ondersteuning. In sommige gevallen is dat een zogenaamd ontwikkelingsperspectief. Een ontwikkelingsperspectief beschrijft vanuit een aangepast eindniveau hoe het aanbod en de begeleiding er uit moet zien. Inzicht in de onderwijsbehoefte en de spreiding van deze kinderen over de groepen kan de directeur helpen bij het maken van de juiste keuzes over de inzet van personeel en middelen. Overigens is het begrip ‘zwaarte van de groep’ een relatief begrip. De ene leerkracht kan de zwaarte van een groep anders ervaren dan een andere leerkracht. We mogen bijvoorbeeld van een ervaren leerkracht meer verwachten dan van een startende leerkracht. 4.2 Ondersteuningsmatrix: In onderstaande kolom worden leerlingen genoteerd, bij de kolommen waarin zij problemen ervaren. Bijv. een leerling heeft moeite met rekenen ( Cito toets op E niveau)en daar is extra ondersteuning voor nodig, dan telt deze leerling mee in de kolom “rekenen”. Ervaart een leerling daarnaast ook gedragsproblemen, dan telt deze leerling in beide kolommen én in de kolom “meervoudige ondersteuning”. Onder de noemer “taal” worden zowel de leerlingen met NT2 ( =Nederlands als tweede taal) problematiek als leerlingen met een lees-en of spellingsprobleem opgenomen (E- niveau).
7
Leerling krijgt specifieke begeleiding op basis van een individueel plan of OPP groep
Groepsgrootte
Aantal kinderen met
Meervoudige ondersteuning
Gedrag/ soc.emo
rekenen
taal
werkhouding
Fysiek/ medisch
MB/HB
Cl. 1
Cl. 2
Per 1-10-2014
Extra onderst. SEN/Radslag/R T/Plusgroep
HP/OPP 1/2p
18
1
1
1/2q
17
1
1
1/2r
18
2
1
1
1/2s
22
1
1
3
1/2t
19
2
2
2
5
1/2u
15
1
1
1
3
1/2v
19
1
1
1
2
3/4a
28
2
3
1
4
1
1
3
3/4b
27
3
1
3
1
1
4
3/4c
25
1
1
3/4d
27
2
3/4e
24
1
3/4j
27
1
5/6 f
26
5/6 g
1
1
1
1
2
1
1
1
3
5
4
1
2
3
1
3
6
3
7
6
2
1
1
1
3
2
2
3
2
27
7
4
3
8
4
5/6 h
28
1
1
3
2
6
4
5/6 i
26
2
1
5
2
5
1
5/6 o
28
1
3
2
3
6
2
7/8 k
27
3
3
2
7
2
9
4
7/8 l
29
3
3
5
6
4
2
7/8 m 7/8 n
28
2
3
3
3
2
5
1
27
4
4
3
3
2
8
2
7/8 w
28
1
1
1
1
3
6
1
1
1
4
4.3 Gevolgen voor aanbod in de groepen 1 t/m 4 In de onderbouw ( groep 1/2) wordt in het groepsplan extra aanbod voor NT2 leerlingen vermeld. Dit houdt in dat deze leerlingen pre-teaching ontvangen m.b.t. taalaanbod (in kleine kring) en dat gewerkt wordt aan woordenschat op basis van de Amsterdamse Basiswoordenlijst. In groep 3/4 staat het aanbod voor lezen en spelling dat uitgevoerd wordt door de groepsleerkracht, vermeld in de groepsplannen (v.a. groep 4). Voor leerlingen uit groep 3 wordt het extra aanbod voor lezen en spelling op basis van de toetsen van Veilig Leren Lezen bepaald en daarop aangepast. Voor leerlingen met gedragsproblemen in de onderbouw (groep 1/2) worden in overleg met de intern begeleider en ouders individuele handelingsplannen opgesteld. De begeleiding berust bij de groepsleerkracht. Leerlingen met gedrag- en/of werkhoudingsproblemen in de middenbouw worden in overleg met de intern begeleider, ouders en SEN- groep begeleiders, opgenomen in de SEN- groep (pilot schooljaar 2014-2015). Gedurende 10 weken wordt een intensief trainingsprogramma gevolgd op basis van een kindplan.
8
Leerlingen die daar niet voor in aanmerking komen, maar wel begeleiding nodig hebben worden door de groepsleerkracht begeleid in overleg met de intern begeleider en ouders. Het leerlingvolgsysteem ZIEN is daarin leidend. De meer- en hoogbegaafde leerlingen in groep 4 kunnen deelnemen aan de zogenaamde “Plusgroep”. 1x per week gedurende 8 weken worden zij buiten de klas begeleid door een gespecialiseerde leerkracht. Daarna werken zij in de klas verder aan de extra opdrachten vanuit de Plusgroep. In de groepen 1 t/m 3 is de groepsleerkracht verantwoordelijk voor het signaleren van leerlingen die extra aanbod aan kunnen en voor het bieden van voldoende uitdaging. Daartoe zijn er in de groepen extra materialen en opdrachtkaarten aanwezig. In het groepsplan voor taal voor groep 2 (in ontwikkeling) zal dit aanbod worden vermeld. 4.4 Gevolgen voor aanbod in de groep 5 t/m 8 In de groepen 5 t/m 8 staat het aanbod voor lezen en spelling vermeld in de groepsplannen dat uitgevoerd wordt door de groepsleerkracht. Deze groepsplannen worden gemaakt aan de hand van de toetsen van het leerlingvolgsysteem (CITO ). Kinderen met een onvoldoende score op de LVS toetsen (D of E score) zullen in de klas extra (verlengde) instructie krijgen en waar nodig wordt er remediërend materiaal ingezet. Voor de leerlingen die (uitgaande van het ontwikkelingsperspectief van het CITO ) uitstromen naar VMBO lwoo en/ of praktijkonderwijs wordt een eigen leerlijn ontwikkeld, genaamd Ontwikkelings Perspectief Plan (OPP). In de toekomst zal dit het groeidocument heten. Voor leerlingen met gedragsproblemen worden er in overleg met de intern begeleider en ouders individuele handelingsplannen opgesteld. De kinderen worden op actieve wijze bij deze plannen betrokken d.m.v. de inzet van bijvoorbeeld een kindplan. De begeleiding berust bij de groepsleerkracht. Leerlingen met gedrag- en/of werkhoudingsproblemen worden in overleg met de intern begeleider, ouders en SEN-groep begeleiders, opgenomen in de SEN-groep. Gedurende 10 weken wordt een intensief trainingsprogramma gevolgd op basis van een kindplan. Leerlingen die daar niet voor in aanmerking komen, maar wel begeleiding nodig hebben worden door de groepsleerkracht begeleid in overleg met de intern begeleider en ouders. Het leerlingvolgsysteem ZIEN is daarin leidend. De meer- en hoogbegaafde leerlingen in groep 5 t/m 8 waarbij extra uitdaging wenselijk is, kunnen deelnemen aan de Plusgroep. Eenmaal per week, gedurende 6 tot 8 weken, worden zij een uur buiten de klas begeleid door de Plus- leerkracht. In de klas werken de leerlingen verder aan de extra opdrachten vanuit de Plusgroep. Hiernaast is voor een klein aantal kinderen de Day A Week School (DWS) beschikbaar. De Day a Week School biedt onderwijs aan cognitief talentvolle leerlingen die uitblinken qua leerprestaties en denkstrategieën en behoefte hebben aan meer uitdaging dan het reguliere onderwijs hen kan bieden. Leerlingen komen één dag per week bijeen met ontwikkelingsgelijken van verschillende scholen. De selectie van deze kinderen vindt plaats middels een identificatieprocedure. In de groepen 5 t/m 8 is de groepsleerkracht verantwoordelijk voor het signaleren van leerlingen die extra aanbod aan kunnen en voor het bieden van voldoende uitdaging. Daartoe zijn er in de groepen extra materialen aanwezig (in ontwikkeling).
5.Basisondersteuning van de school 5.1 Inleiding Passend onderwijs stelt eisen aan de basiskwaliteit van onze school. We noemen dat “basisondersteuning”. Een sterke basisondersteuning zorgt ervoor dat de middelen voor extra ondersteuning terechtkomen bij de kinderen die dat het hardst nodig hebben. Als we de kwaliteit van de basisondersteuning willen aangeven, komen we bij een aantal vragen uit. Hoe wordt het personeel ingezet? Wat is de kwaliteit van het team en wat vond de inspectie van onze kwaliteit? Hoe zorgen we dat de kwaliteit verbetert en op peil blijft? Welke specifieke know how hebben we in huis? Wat is ons aanbod voor lichte ondersteuning zoals een dyslexieaanbod? 5.2 Inzet personeel Er zijn 2 intern begeleiders in de school; een intern begeleider voor de groepen 1 t/m 4 en een intern begeleider voor de groepen 5 t/m 8. De intern begeleiders hebben te maken met 2 locaties en dat ervaren zij als een struikelblok voor de invulling van hun taken. (1,438 FTE totaal minus 104 uur bapo)
9
Dit schooljaar is er een pilot gestart. Twee opgeleide leerkrachten (Master SEN) verzorgen een arrangement “ werkhouding en gedrag”. Gedurende 10 weken krijgen 10 leerlingen op woensdagochtend specifieke lessen. Hiervoor is een plan gemaakt. Dit plan wordt na de lessenreeks geëvalueerd en er wordt op schoolniveau besloten of dit een vast onderdeel in het aanbod wordt. (0,32 FTE) Er is een systeem in ontwikkeling om beginnende leerkrachten te laten begeleiden door ervaren collega’s, maar daar zijn geen ambulante uren voor beschikbaar. Deze taak is wel opgenomen in het taakbeleid. Er is een adviseur Passend Onderwijs vanuit het bestuur die dit schooljaar nog ingezet is om de leerkrachten die een rugzak leerling in de groep hebben te begeleiden. Daarnaast is zij begeleidster van het Taakspel. Er is een ambulant begeleider van REC 2 (Regionaal Expertise Centrum )die de leerkracht en de remedial teacher begeleidt wanneer een leerling specifieke taal-spraakproblemen kent en/of ernstige gehoorproblemen heeft.
5.3 Typering basiskwaliteit van het team We kunnen leerkrachten in drie categorieën indelen: 1. de leerkracht die over de basisvaardigheden beschikt om goed les te kunnen geven. We noemen dit de bekwame leerkracht. 2. de leerkracht met een sterk basisniveau en een uitgebreider handelingsrepertoire. We noemen dit de gevorderde/ gespecialiseerde leerkracht. Op de Theo Thijssenschool werkt een gemotiveerd team. Vanwege het werken met heterogene groepen is het gemiddelde basisniveau sterk, categorie 2. Op dit moment zijn er 7 LB( passend in de LB-schaal) leerkrachten waaronder 4 bouwcoördinatoren, 1 locatieleider, 1 intern begeleider en 1 cultuurcoördinator. En er is 1 LC ( passend in de LC-schaal) locatieleider. In schooljaar 2014-2015 onderzoekt het team of er behoefte en ruimte is om onderwijsinhoudelijke LB functies te creëren zoals een gedragspecialist en coördinatoren voor rekenen, taal, ICT, enz. Het team is de afgelopen jaren o.a. geschoold in: Complexe gespreksvoering met ouders Invoering methode begrijpend lezen, technisch lezen en rekenen Opbrengstgericht werken/werken met groepsplannen Coöperatief leren Hierover zijn schoolbreed afspraken gemaakt en vastgelegd. 5.4 Informatie uit een recent inspectiebezoek of verbetertraject Uit: rapport vierjaarlijks onderzoek Onderwijsinspectie, 27 februari 2012 Kwaliteit De inspectie concludeert dat de kwaliteit van het onderwijs op de Theo Thijssenschool op de onderzochte onderdelen grotendeels op orde is. Uit het onderzoek is gebleken dat de school op die gebieden nauwelijks tekortkomingen kent. Om die reden wordt het reeds aan de school toegekende basisarrangement gehandhaafd. De bevindingen zullen worden betrokken bij de eerstvolgende risicoanalyse, waarbij opnieuw de vraag aan de orde is of het toezichtarrangement eventueel moet worden aangepast. Naleving Er is een onvolledigheid in de inhoud van het zorgplan geconstateerd. Het document geeft geen informatie over de volgende onderdelen: • In het zorgplan zijn geen procedures beschreven m.b.t. het uitvoeren van psychologisch onderzoek van leerlingen in verband met de plaatsing van leerlingen op een speciale school voor basisonderwijs (sbo); • In het zorgplan staat geen procedure vermeld voor plaatsing van een leerling op een sbo-school; • In het zorgplan wordt geen tijdpad aangegeven voor de besluitvorming. De inspectie beoordeelt de genoemde onvolkomenheden op dit moment nog niet als tekortkoming bij de betreffende indicator over het naleven van wet- en regelgeving. Wel heeft de inspectie met het bestuur afgesproken dat in de volgende versie van dit schooldocument de ontbrekende onderdelen zijn opgenomen.
10
5.5 Bewaken van de kwaliteit Op de Theo Thijssenschool wordt gebruik gemaakt van een op bestuursniveau vastgestelde gesprekkencyclus voor het personeel. Eenmaal per jaar zijn er functioneringsgesprekken en 1 maal per 4 jaar is er een beoordelingsgesprek. Binnen deze cyclus wordt gewerkt met voortgangs/pop-gesprekken. Naast de gesprekken die worden gevoerd met het personeel, worden de groepen structureel bezocht door Intern begeleiders en/of directie. Dit kan gebeuren aan de hand van een kijkwijzer of a.d.h.v. gemaakte afspraken over het werken in de groep. Op school wordt gebruikt gemaakt van een onafhankelijk leerlingvolgsysteem, het Cito . Twee keer per jaar worden deze toetsen afgenomen in de groepen. Vervolgens worden de resultaten van deze toetsen op school- en groepsniveau geanalyseerd en verwerkt in de groepsplannen op school. Om de 2 jaar is er een tevredenheidsonderzoek voor de ouders/verzorgers, leerkrachten en kinderen. De resultaten van deze onderzoeken worden geanalyseerd en eventuele verbeteringen worden meegenomen in de jaarplanning. Binnen de school wordt systematisch gewerkt met jaarplannen, evaluatiemomenten en het vastleggen van de gemaakte afspraken op schoolniveau. Dit is een speerpunt voor schooljaar 2014-2015. 5.6 Specialismen in het team Er zijn op dit moment leerkrachten die zich gespecialiseerd hebben op een of meerdere terrein(en): Master SEN: 2 x Orthopedagoog: 2 x Pedagoog: 1 x Remedial Teaching: 2 x Dyslexie: 1 x Dyscalculie: 1 x 5.7 Aanbod voor lichte ondersteuning Er wordt in alle groepen 4 t/m 7 gewerkt met groepsplannen voor spelling en lezen gebaseerd op de vaardigheidsscores uit de Cito toetsen. Voor rekenen wordt op dit moment gewerkt met een methode gebonden groepsplan ( Wereld In Getallen). In groep 3 wordt voor lezen en spelling eveneens gewerkt met een methode gebonden groepsplan (Veilig Leren Lezen). In groep 2 wordt op dit moment gewerkt met een groepsplan voor taal dat in ontwikkeling is. Er zijn voor enkele leerlingen met een ondersteuningsbehoefte op gedrag en/of werkhouding kindplannen opgesteld. Wij volgen op de Theo Thijssenschool het protocol dyslexie( zie document in bijlage arrangement leesproblemen) Voor leerlingen met ernstige rekenproblemen (dyscalculie) gebruiken we handvatten uit het protocol voor leerlingen met ernstige rekenproblemen (ERWD). (zie document in bijlage arrangement rekenproblemen) Voor leerlingen met een beneden gemiddelde intelligentie en/of een specifieke leerproblematiek waarvoor vast staat dat zij het curriculum niet geheel kunnen blijven volgen(
11
Checklist Basiseisen voor passend onderwijs Op orde
Bijna op orde
In ontwikkeling
School heeft een basisarrangement van de inspectie gekregen X Pedagogisch klimaat School heeft een sociaal veiligheidsplan
X
School werkt met methodiek voor het creëren van veilige sfeer op school (incl pestprotocol) Beleid
X
School heeft een uitgeschreven visie op passend onderwijs
X
Ondersteuningsstructuur Werkwijzen, procedures en protocollen zijn uitgeschreven en gepubliceerd in schoolgids en schoolondersteuningsprofiel. Evaluatie
X
School stuurt gericht op basiskwaliteit schoolteam
X
School evalueert de inzet van middelen jaarlijks
X
School evalueert de werkwijze en procedures jaarlijks
X
Lichte ondersteuning School heeft document met dyslexiebeleid
X
School heeft document voor dyscalculiebeleid
X
School heeft document over gedragsproblematiek
X
School heeft een protocol en procedure medische handelingen
X
Ontwikkelingsperspectief Voor kinderen die naar verwachting zullen uitstromen naar praktijkonderwijs en kinderen die extra ondersteuning krijgen, is een recent ontwikkelingsperspectief aanwezig. Er is een eenduidig format voor het ontwikkelingsperspectief.
X X
De ontwikkelingsperspectieven zijn concreet.
X
Ouders De manier waarop ouders betrokken worden bij de ondersteuning van hun kind is gepubliceerd in de schoolgids en het schoolondersteuningsprofiel. Overdracht
X
De wijze waarop school zorgt voor een zorgvuldige overdracht van kindgegevens naar een andere school of derden is gepubliceerd in de schoolgids. De wijze waarop school zorgt voor een zorgvuldige interne overdracht van kindgegevens is gepubliceerd in de schoolgids.
x x
Ondersteuningsteam *) De school heeft een ondersteuningsteam en de werkwijze is uitgeschreven in het schoolondersteuningsprofiel.
X
12
6.Onze werkwijze, de ondersteuningsroute De procedure voor het bieden van ondersteuning aan kinderen noemt men in het onderwijs “de ondersteuningsroute”. Binnen onze stichting is die ondersteuningsroute verdeeld in vijf fasen. Fase 1: Vroeg signaleren De route begint al voordat het kind op school komt. Dan al moet er zicht zijn op bijzondere ondersteuningsbehoeftes. Bij de start van de schoolcarrière wil OOadA dat scholen 6 maanden vóór inschrijving bekijken of er voor een kind bijzondere ondersteuning nodig is. Dat gebeurt als een kind plaatsbaar (evt. na loting) is. Als het kind extra ondersteuning nodig heeft en de school het niet kan bieden, zoekt de school samen met het bestuur naar een alternatief binnen de stichting. En als het binnen de stichting niet lukt, wordt er bij andere stichtingen aangeklopt. De school die het kind uiteindelijk plaatst, kan indien nodig bij het bestuur aanvullend budget aanvragen. Als men verwacht dat het kind in eerste instantie beter kan starten in het speciaal onderwijs, wordt de onderwijsadviseur van het samenwerkingsverband ingeschakeld. Fase 2: Leerkracht geeft ondersteuning op maat Als het kind eenmaal op school zit, zal de leerkracht zorgen voor een passend aanbod in de klas op basis van eigen vaardigheid en overleg met andere collega’s. De leerkracht beschrijft de organisatie van de ondersteuning in een groepsplan en soms in een individueel plan. De leerkracht blijft altijd verantwoordelijk voor het kind in het verdere proces en neemt het initiatief voor de te zetten stappen. Er zijn drie geplande oudergesprekken per jaar waarin de ontwikkeling van het kind wordt besproken. Tussentijds kan dat ook als het nodig is, en zeker als de leerkracht over een specifieke aanpak wil spreken. Fase 3. De leerkracht heeft advies nodig De leerkracht geeft bij de intern begeleider aan dat ondanks allerlei pogingen de gewenste ontwikkeling achter blijft. Er wordt een overleg gepland met de ouder(s). De intern begeleider, ouder(s) en leerkracht stellen in een gesprek vast wat er nodig is om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. De leerkracht kan het initiatief nemen om de ontwikkeling van een kind aan te kaarten, maar het initiatief kan ook door de intern begeleider genomen worden tijdens een groepsbespreking of observatie. Ook ouders kunnen dat initiatief nemen. Hoe het ook zij, de leerkracht blijft verantwoordelijk voor het zoeken naar de juiste ondersteuning van het kind en het contact met de ouder(s). Fase 4. Is er meer nodig? Als stap 3 onvoldoende effect heeft, vragen leerkracht en intern begeleider aan de schooldirecteur om het Zorgbreedteoverleg (ZBO) bijeen te roepen. In het Zorgbreedteoverleg zitten de schooldirecteur, intern begeleider, betrokken leerkracht, een relevante deskundige en de ouder(s). De directeur kan per situatie vaststellen wie nog meer aansluiten bij het ondersteuningsteam. Dat kan zijn een schoolpsycholoog, een expert passend onderwijs, maar ook schoolarts, Jeugdzorg, leerplicht, specialisten uit het speciaal (basis)onderwijs, schoolmaatschappelijk werk, wijkagent. Een nieuwe stedelijke functie is die van Ouder en Kind Adviseur (OKA). Deze persoon is voor de school degene die de hulpverlening coördineert als de thuissituatie om aandacht vraagt of zorgelijk is. De Ouder en Kind Adviseur kan ook een rol spelen in het Zorgbreedteoverleg van onze school. Het Zorgbreedteoverleg blikt terug op de activiteiten die in stap 1 en stap 2 zijn ontplooid. Van daaruit wordt bekeken welke stappen gezet moeten worden en wie daarin wat doet. Als het Zorgbreedteoverleg over voldoende informatie omtrent de onderwijsbehoefte beschikt, stelt het vast: a) of de school het kind zou moeten kunnen begeleiden b) of er nog andere mogelijkheden zijn voor in de klas; c) of extra ondersteuning aan de orde is. Als extra ondersteuning nodig is, wordt bekeken welke arrangementen de school heeft, welke arrangement voldoet aan de onderwijsbehoefte van het kind en of er plaats is voor dat kind. Als er een geschikt arrangement beschikbaar is, stelt de leerkracht met steun van de intern begeleider een plan op dat wordt besproken met ouders. In dat plan staat beschreven waar naartoe gewerkt wordt en op welke manier. De uitvoering en bijstelling van het plan kan alleen met toestemming van de ouders starten. Ook tijdens de uitvoering worden ouders nauw betrokken. Ouders kunnen ook kiezen voor het organiseren van een externe ondersteuning, bijv. als er niet direct een passend arrangement op school aanwezig is, maar dat valt dan onder hun verantwoordelijkheid.
13
Als er onvoldoende zicht is op de onderwijsbehoefte zal het Zorgbreedteoverleg het voorstel doen om een onderzoek te laten doen dat leidt tot een handelingsgerichte diagnose. De directeur kan hiertoe besluiten na instemming van de ouders. Als er sprake is van een onhoudbare situatie door het gedrag van het kind en er veel onduidelijkheid is over de onderwijsbehoefte, zal gebruik worden gemaakt van een stedelijke time out voorziening (een tijdelijke plaatsing op een observatieschool). Van daaruit wordt dan bekeken wat er in het belang van het kind verder moet gebeuren. Fase 5. Overplaatsing naar een andere school Het kan zijn dat de school niet de juiste ondersteuning kan bieden. Dat kan komen omdat het niet beschikt over een arrangement dat past bij het kind. Het kan zijn dat de school wel een geschikt arrangement heeft, maar dat er geen plaats is in dit arrangement. Het kan ook zijn dat de ondersteuning in de klas aangevuld met extra ondersteuning niet voldoende is waardoor de ontwikkeling van het kind in gevaar komt. Als de juiste ondersteuning niet geboden kan worden, zoeken school en ouder(s) samen naar een andere school. Dat kan een andere basisschool zijn, maar het kan ook een school voor speciaal onderwijs zijn. De school schakelt dan het bestuur in om die overgang goed te regelen. Er kunnen ook omstandigheden zijn waardoor die overplaatsing met grote spoed moet plaatsvinden. In dat geval wordt de noodprocedure gestart: dan wordt gebruik gemaakt van een stedelijke coördinator die de mogelijkheden heeft om een spoedplaatsing te realiseren.
7.Welke arrangementen voor extra ondersteuning hebben wij? 7.1 Inleiding Sommige kinderen moeten extra ondersteund worden, omdat de reguliere aanpak van de leerkracht niet genoeg is. Dat kan in de klas of buiten de klas zijn. In het onderwijs spreken we dan over een onderwijsarrangement voor extra ondersteuning. Dit kan met behulp van extra expertise, speciale leerkrachten, onderwijsassistenten en materialen. Het is een aanvullend aanbod op de reguliere aanpak van de leerkracht. We onderstrepen het woord ‘aanvullend’ , omdat dat wat de leerkracht biedt nooit los mag staan van de extra ondersteuning. 7.2 Oude rugzakbegeleiding Sommige kinderen die recht hadden op leerlinggebonden financiering (de rugzak) hebben dat vanaf 1 augustus niet meer. Wel is er een overgangsbudget beschikbaar voor deze kinderen. De school krijgt dat geld en mag zelf bepalen hoe dat ingezet wordt. Ouders van deze kinderen kunnen het oude bedrag en bijbehorende begeleiding dus niet meer claimen voor hun eigen kind. Van ons kunt u natuurlijk verwachten dat wij met deze ouders gaan kijken welke begeleiding nodig en realiseerbaar is. 7.3 Beschrijving arrangementen binnen de school Op de Theo Thijssenschool werken we met de volgende arrangementen( zie bijlage): * Radslag/Connect leesbegeleiding * Dartel/ rekenbegeleiding * Plusgroep * SEN-groep ( Pilot) * Mindfulness ( Pilot) De Day A Week School (DWS) maakt op 2 dagen gebruik van een van de lokalen op de Theo Thijssenschool. Dat geeft nog wel eens verwarring, want het is geen arrangement van onze school, maar van het bestuur. Gelukkig kunnen we wel elk jaar 2 à 3 leerlingen uit groep 5 laten instromen. Het voordeel van DWS in onze school is dat het lijntje kort is en we daardoor profiteren van de deskundigheid van de DWS leerkracht . We hebben een VVE-light traject voor leerlingen uit een taalarme gezinssituatie, dwz dat we regelmatig overleg hebben met de peuterspeelzaal ’t Boompje, bepaalde thema’s afstemmen en regelmatig een “ouderkamer” organiseren. In dat kader participeren wij ook in gemeentelijke projecten als ”TOB” en “Goed-Beter-Best2.0” waarmee niet Nederlandstalige ouders wegwijs gemaakt worden in het onderwijssysteem en in de dagelijkse gang van schoolse zaken. Zo leren ouders bijvoorbeeld hoe zij hun kinderen kunnen helpen met huiswerk.
14
8. Ouderbetrokkenheid 8.1 Inleiding Een kind heeft niet alleen recht op goed onderwijs, maar het heeft ook recht op een goede samenwerking tussen school en zijn of haar ouder(s). Alleen dan kan een kind zich goed ontwikkelen. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij beide partijen. Dit schooljaar zijn we bezig met het bijstellen van onze visie en in dat kader wordt ook de ouderbetrokkenheid breder ingevuld. 8.2 Ouders als ervaringsdeskundige Uitgangspunt is dat ouders de rol hebben van ‘ervaringsdeskundige’. Sterke schoolteams werken al zo met ouders, maar dat is per 1 augustus 2014 de norm geworden. De ervaring en inzichten van ouders worden gebruikt om de juiste ondersteuning voor een kind te formuleren. Ouders zullen dit verschil merken op het moment dat hun kind bijzondere aandacht nodig heeft. Zij krijgen niet meer een plan toegelicht dat moet worden ondertekend. Nee, eerst worden ouders uitgenodigd voor een gesprek om de situatie goed te bespreken, realistische doelen te stellen en het beste plan te bedenken. Daarna komt er een document waarin dat wordt vastgelegd. Duidelijk moet wel zijn dat de school altijd de regie voert over het realiseren van de zorgplicht tijdens schooltijd. 8.3 Intentieverklaring educatief partnerschap Wij willen graag met ouders een duurzame samenwerking aan gaan die vraagt om een afstemming van wederzijdse verwachtingen. Dit kan in een duidelijke intentieverklaring. Hoewel dit geen bindend document is, is het wel goed voor de samenwerking dat bepaalde intenties expliciet door school en ouders worden benoemd en onderschreven. Het gaat dan om de volgende intenties: Ouders worden door school gezien en behandeld als waardevolle ervaringsdeskundigen om tot de juiste ondersteuning van hun kind te komen. Ouders worden door school intensief betrokken bij de ondersteuning van hun kind als het kind om bijzondere aandacht vraagt. School investeert in een goede verstandhouding (goed luisteren, inleven in situatie van de ouder(s), oog hebben voor wensen en behoeften van de ouder(s), open en duidelijk zijn, betrouwbaar zijn, etc.) School zorgt ervoor dat zoveel mogelijk is geprobeerd om wrijving in de samenwerking te voorkomen en te verhelpen, inclusief het inschakelen van externe hulp daarbij. Ouders hebben kennisgenomen van het aanbod, de mogelijkheden, beperkingen en de werkwijze van de school, zoals vastgelegd in de schoolgids en dit schoolondersteuningsprofiel. Ouders geven blijk van vertrouwen in de expertise van de school om tot de juiste ondersteuning te komen. Ouders onderschrijven dat de regie over de wijze waarop de ondersteuning tot stand komt bij de school ligt en dat de schooldirecteur uiteindelijk besluit welke ondersteuning de school biedt. Ouders willen meewerken aan onderzoeken die de school noodzakelijk acht om tot de juiste ondersteuning te komen. Concreet houdt dit in dat ouders: * bij het begin van het schooljaar ouders uitgenodigd worden voor een ouderavond in de groep van hun kind. * drie keer per jaar worden uitgenodigd voor een oudergesprek over de ontwikkeling van hun kind. * op eigen initiatief of op dat van de leerkracht tussentijds een extra gesprek kunnen aangaan wanneer daar aanleiding voor is. Daarbij kan ook de intern begeleider uitgenodigd worden. Van dergelijke gesprekken wordt altijd verslag gedaan in het digitale leerlingdossier, het zogenoemde ParnasSys. * van groep 8 uitgenodigd worden i.v.m. de overgang naar het VO. * uitgenodigd worden voor een Thema avond van de MR. Dit jaar was het thema: social media. * zitting kunnen nemen in de oudercommissie voor het organiseren van activiteiten zoals Sinterklaasfeest, kunstproject, het jaarlijkse eindfeestof in het ouderkoor.
15
9. Geschillen 9.1 Inleiding Ondanks de intentieverklaring en de inspanningen van school en ouders om goed samen te werken, kan het zijn dat school en ouders niet meer op één lijn zitten. In dit hoofdstuk omschrijven we wat dan de te nemen stappen zijn. 9.2 Klachtenafhandeling Als ouders ontevreden zijn over de handelswijze van de school, bespreken zij dat eerst met het teamlid waar het om gaat. Als dat de onvrede niet wegneemt, gaan ouders naar de schooldirecteur. Als dat niet helpt, kunnen ouders een schriftelijke klacht indienen bij het bestuur. Op dat moment is de geldende klachtenprocedure van Openbaar Onderwijs aan de Amstel van toepassing. Ouders worden gehoord, school wordt gehoord, het bestuur formuleert een standpunt en zoekt naar een oplossing. 9.3 Stagnerende samenwerking en het voorkomen van een escalerend conflict Het kan ook zijn dat er sprake is van een stagnerende samenwerking tussen school en ouder(s) die nadelig is voor de begeleiding van het kind. Het kan bijvoorbeeld gaan om een situatie waarin: 1. ouders geen toestemming willen geven aan een onderzoekstraject dat de school noodzakelijk acht; 2. ouders de school geen of slechts gedeeltelijk inzage geven in een onderzoeksrapport dat relevant is voor de begeleiding van het kind. 3. ouders het niet eens zijn met een bepaalde ondersteuning die de school wil verzorgen of deze ondersteuning niet toereikend vinden; 4. ouders het niet eens zijn met de manier waarop de school een onhoudbare situatie wil de-escaleren; 5. ouders het niet eens zijn met de school om hun kind over te plaatsen naar een andere school (dat kan een reguliere basisschool zijn of het speciaal (basis)onderwijs). Binnen onze stichting zijn wij erop gebrand om een ‘dreigende escalatie’ te voorkomen, omdat het belang van het kind in het geding is. We hanteren een procedure bestaande uit vier opschalende escalatiefases. Fase 1: De schooldirecteur krijgt van de leerkracht en/of de ouder(s) te horen (of merkt) dat de samenwerking tussen leerkracht en ouder(s) stagneert en stelt vast dat de ontwikkeling van het kind door de situatie wordt bedreigd. Hij/zij treedt op als bemiddelaar en trekt de situatie in een paar gesprekken weer vlot, zodat de begeleiding van het kind niet meer onder druk komt te staan. Als de situatie is opgelost wordt dit schriftelijk vastgelegd. Fase 2: Ondanks de interventie van de directeur blijft de samenwerking stagneren. De schooldirecteur schakelt het schoolbestuur in dat zelf kan bemiddelen. Een expert kan ingeschakeld worden als het vermoeden bestaat dat één van de ouders leidt aan een psychische aandoening waardoor ondersteuning in de communicatie nodig is. Overigens zal de school dan geruime tijd begeleid moeten worden in de gesprekken met deze ouder(s). Bij een verschil van inzicht over de noodzakelijke ondersteuning kan de schooldirecteur bij het samenwerkingsverband een second opinion aanvragen. De schooldirecteur informeert de ouders altijd over de te nemen stappen. Deze interventie betekent in veel gevallen dat de samenwerking weer beheersbaar is. Als dat zo is, wordt dit schriftelijk vastgelegd. Fase 3: Als de bemiddeling of second opinion onvoldoende effect heeft gehad op de samenwerking, vraagt het schoolbestuur aan ouders en school deel te nemen aan een mediationtraject met een externe mediator. Het schoolbestuur regelt en financiert die mediation. De inhoud van een mediation kan niet worden vastgelegd, maar de schooldirecteur kan wel vastleggen of het traject succesvol is verlopen. Fase 4. Als ouders echt niet mee willen werken aan mediation of als mediation niet heeft geleid tot een goede samenwerking, zal het schoolbestuur bepalen hoe ernstig de situatie is voor het kind èn voor de school. Als het schoolbestuur vaststelt dat de situatie aantoonbaar onwerkbaar is voor de school en/of de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd, zal het bestuur de verwijderingsprocedure starten en een zorgmelding doen. Dat betekent dat de situatie geforceerd wordt om ervoor te zorgen dat het kind de ondersteuning kan krijgen
16
die het nodig heeft. De procedure start met een brief aan de ouders waarin het bestuur het voorgenomen verwijderingsbesluit kenbaar maakt en dit ook mondeling aan de ouders wordt toegelicht. Gedurende 8 weken heeft het bestuur een verplichting om aantoonbaar te proberen een andere school voor het kind te vinden. Dat kan een gewone basisschool zijn, maar ook een school voor speciaal (basis)onderwijs. Voor aanvang van de verwijderingsprocedure wordt het samenwerkingsverband, de Ouder- en Kind Adviseur, de leerplicht en de onderwijsinspectie ingelicht. Na 8 weken neemt het college een definitief besluit omtrent verwijdering. Voordat het bestuur een definitief besluit neemt, moeten ouders zijn gehoord. Ouders kunnen binnen 6 weken bezwaar maken tegen het definitieve verwijderingsbesluit, maar dit heeft geen opschortende werking voor de verwijdering.
10. Medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad heeft adviesrecht als het gaat om het schoolondersteuningsprofiel. De medezeggenschapsraad heeft positief geadviseerd over ons schoolondersteuningsprofiel. Elk schooljaar moet dit schoolondersteuningsprofiel bijgewerkt worden. Elke bijgewerkte versie wordt ter advisering voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad speelt geen rol bij geschillen. Geschillen worden in eerste instantie door de directeur behandeld en als ouders daar niet tevreden over zijn, gaat het geschil naar het schoolbestuur. De medezeggenschapsraad kan wel signalen die opgevangen worden, bespreken met de schooldirecteur.
11. Onhoudbare situaties 11.1 Inleiding Er kan vanwege het gedrag van een kind een onhoudbare situatie ontstaan. Het kind kan een gevaar voor zichzelf en de omgeving zijn en/of het onderwijs in de klas ernstig verstoren. Dit is een verdrietige situatie voor het kind en de ouder(s), maar het is ook bedreigend voor de andere kinderen en geeft de school een machteloos gevoel. Hoe extreem het gedrag ook is, het kind heeft er recht op om snel uit de situatie gehaald te worden en de begeleiding te krijgen die op dat moment nodig is. Voor iedereen is het belangrijk te weten hoe de school dan handelt. De scholen binnen onze stichting handelen volgens het volgende stappenplan. 11.2 Stappenplan De schooldirecteur neemt direct contact op met het schoolbestuur. De directeur haalt het kind tijdelijk uit de situatie waar de escalatie heeft plaatsgevonden. Schorsen is daarbij een mogelijkheid, maar het kind kan ook tijdelijk in een andere groep geplaatst worden. De tijd wordt dan gebruikt om de vervolgstappen te zetten. 1.
2.
3.
De schooldirecteur arrangeert direct na het incident een overleg met ouder(s), leerkracht, intern begeleider en een vertegenwoordiger van het bestuur om de onhoudbare situatie te bespreken en om met elkaar te bespreken welke stappen gezet kunnen gaan worden. Het kan zijn dat de oplossing binnen de eigen school wordt gevonden. Indien nodig wordt de leerplichtambtenaar betrokken. Als duidelijk wordt dat de oplossing niet binnen de school gevonden kan worden, onderzoekt het bestuur of een andere school binnen de stichting de expertise heeft om het kind te begeleiden. Als dat zo is, zal het bestuur die overplaatsing coördineren. Eventueel wordt een tijdelijke oplossing georganiseerd. Het is de taak van de directeur om daar bekostiging voor te vinden. Als het bestuur vaststelt dat het gedrag niet binnen het regulier onderwijs kan worden begeleid, zal de noodprocedure gestart worden. Dat betekent dat het kind met spoed in het speciaal onderwijs geplaatst kan worden. Het kan ook zijn dat het kind in eerste instantie geplaatst wordt op een observatieschool. Dit is een optie als er nog teveel onduidelijkheden zijn omtrent de onderwijsbehoefte van het kind. Op de observatieschool krijgt het kind onderwijs èn wordt het onderzocht. Daaruit kan volgen dat het kind geplaatst moet worden in het speciaal onderwijs of dat het kan terugkeren naar het gewone basisonderwijs.
17
12. Ambities en ontwikkeltrajecten - Eind schooljaar 2014-2015 is er een hoogbegaafdheidsbeleid binnen de school. Hieronder vallen werkwijzen en leermiddelen. - De pilot SEN en de pilot Mindfulness worden geëvalueerd en eventueel opgenomen in het basisaanbod. - Er wordt onderzocht of het werken met vakinhoudelijke coördinatoren bijdraagt aan uniformer werken. - Dit schooljaar is er een werkgroep passend onderwijs. Deze werkgroep houdt de ontwikkelingen in de gaten en rapporteert hierover aan het team en de directie. - Er werkt een aantal groepen met Taakspel, als pilot. Gedurende het schooljaar 2014-2015 wordt besloten op welke wijze dit een vaste plek binnen de school krijgt.
13. Begroting budget passend onderwijs 13.1 Inleiding Elke school krijgt een schoolbudget waaruit verschillende zaken betaald moeten worden (salaris, huisvesting, onderwijsmaterialen, scholing, etc.). De directeur maakt jaarlijks een begroting van dit budget om zo inzichtelijk te maken welke keuzes gemaakt worden. Het schoolbudget komt tot stand op basis van verschillende inkomsten. Eén van de inkomsten is het budget vanuit het samenwerkingsverband voor passend onderwijs. Vanaf 1 augustus 2014 wordt er een totaal bedrag op basis van het leerlingaantal aan het schoolbudget toegevoegd. Een deel van dat bedrag kan de school gebruiken om de basiskwaliteit van het team te verhogen en om voor passende ondersteuning binnen de school te zorgen. We noemen dat basisondersteuning. Dit is beschreven is in hoofdstuk 5. De school is verder verplicht om minimaal € 34,- per leerling te gebruiken voor een vorm van extra ondersteuning. 13.2 Begroting 2015 Inkomsten Grootboekrek. Wordt nieuw nummer
Budget passend onderwijs (samenwerkingsverband)
€ 60.200
Extra ondersteuning (minimaal € 34,- per leerling) Gespecialiseerde leerkracht (formatie)
€ 65.000
Uitgaven Grootboekrek. 3010
Totale uitgaven Restant voor basisondersteuning Saldo deelbegroting
kostendrager School en SWV
€ 65.000 - € 4.800 €
Ambulante begeleiding Dit wordt voor 2014-2015 niet opgenomen in de begroting aangezien deze ondersteuning voorlopig nog verzorgd wordt door het samenwerkingsverband.
18
Bijlagen Bijlage 1 Dyslexie beleid De leerkrachten zijn bekend met het Protocol Dyslexie zoals dat is uitgegeven door het Expertise Centrum Dyslexie. Het protocol ( 1 t/m 8) is aanwezig in de Ortotheek. Op het intakeformulier dat uitgereikt wordt aan instroomleerlingen wordt gevraagd of er dyslexie in de familie voorkomt. Dit wordt genoteerd in ParnasSys. Op de Theo Thijssenschool wordt gewerkt met erkende methodes voor lezen en spelling vanaf groep 3. In de onderbouw wordt gewerkt aan het voorbereidend lezen aan de hand van “Tussendoelen Beginnende Geletterdheid”en de map “Fonemisch Bewustzijn”. Voor het planmatig werken aan zowel lezen als spelling wordt gebruik gemaakt van groepsplannen. In het leerlingvolgsysteem van ParnasSys worden de vorderingen van alle leerlingen bijgehouden. In groep 2 wordt de Cito Taaltoets afgenomen ( januari en juni) In groep 3 wordt de methode Veilig Leren Lezen gevolgd en getoetst. Daarnaast wordt het technisch lezen getoetst met de zgn. Drie Minuten Toets (DMT) ( jan-jun) en de spellingsvaardigheden met Cito Spelling( janjun). Vanaf groep 4 wordt de methode Estafette Light gevolgd en getoetst. Daarnaast wordt de DMT afgenomen ( jan-jun) en de Cito toets Spelling ( jan-jun) Niveau van begeleiding Zorgniveau 1: (groeps)Instructie en oefentijd o.l.v. leerkracht zoals dat in de methode staat aangegeven ( voor 75% v.d. leerlingen) Zorgniveau 2: Extra instructie in kleine kring en verlengde inoefentijd o.l.v. leerkracht( 25% ) Op grond van toets resultaten en observaties van leerkrachten worden zorgen m.b.t. een stagnerende leesen/of spellingsontwikkeling besproken met de intern begeleider in de groepsbespreking ( 3x per jaar, september, februari en juni). Afspraken m.b.t. interventies en het volgen van de voortgang worden vastgelegd in de zorgplanning die 2x per jaar wordt opgesteld. De leerling valt dan onder zorgniveau 2. De leerkracht bespreekt dit met de ouders. Zorgniveau 3: specifieke interventies op advies of uitgevoerd door leesspecialist naast het aanbod van zorgniveau 2. ( 1 uur per week) Wanneer een leerling na een periode met extra instructie en begeleiding op zorgniveau 2 te weinig vooruitgang laat zien ( opnieuw een E-score/ te lage vaardigheidsscore) wordt deze in overleg met intern begeleider en ouders opgeschaald naar zorgniveau 3. Het dossier wordt vanaf dat moment opgebouwd met het oog op een dyslexieonderzoek. Ouders zijn vrij om te kiezen voor externe ondersteuning op eigen kosten. Dit gebeurt buiten schooltijd. Er zal gevraagd worden om het behandelplan zoveel mogelijk af te stemmen op de werkwijze van school om verwarring bij de leerling te voorkomen. School zal bij een ernstig vermoeden van dyslexie aanbieden om het dossier aan onze schoolbegeleidingsdienst ( het ABC) aan te bieden. De ouders wordt om toestemming gevraagd en partijen zorgen voor de nodige ingevulde formulieren. Ouders zijn ook vrij om een dyslexie onderzoek op eigen initiatief te organiseren. School zal dan meewerken aan het aanleveren van de benodigde gegevens. Wanneer een dyslexieonderzoek heeft aangetoond dat een leerling dyslexie heeft, wordt dit genoteerd in ParnasSys. Vanaf dat moment worden hulpmiddelen ingezet zoals het vergroten van teksten/ voorlezen van toetsen/ meer tijd bij toetsen. Wanneer een leerling geen dyslexie heeft, maar behoort tot de groep met een vertraagde lees- en /of spellingsontwikkeling wordt deze leerling ondersteund op zorgniveau 2.
19
Bijlage 2 Arrangement leesbegeleiding: Radslag/ leesgroep Estafette/Connect Zorgniveau 2 In het protocol Dyslexie worden verschillende niveaus van zorg aangegeven in het onderkennen en begeleiden van leerlingen met ernstige lees- en/of spellingsproblemen. Vanaf de herfstsignalering in groep 3 kunnen er al leerlingen worden gesignaleerd die risico lopen op een vertraging in de leesontwikkeling. Deze leerlingen krijgen meer oefentijd en worden goed gevolgd. Na de wintersignalering en de eerste Cito lees- en spellingtoetsen worden de leerlingen die dan op een D/E niveau scoren in zorgniveau 2 geplaatst ( verlengde instructie en meer (begeleid) inoefentijd) . Deze interventieperiode, die tussentijds geëvalueerd wordt in april ( d.m.v. een AVI-toets) wordt voortgezet tot de eindevaluatie van het aanbod uit Veilig Leren Lezen en de Cito toetsen in juni zijn afgerond. In groep 4 kan het programma Connect Vloeiend Lezen ingezet worden voor de leerlingen die op de AVI toets een probleem laten zien met het tempo van lezen. Dit kan in kleine groep worden uitgevoerd door de leerkracht (3x pw , 20 minuten). Zorgniveau 3 Connect, Klanken en Letters is een interventieprogramma voor leerlingen uit groep 3. Het wordt na de herfstsignalering ingezet. Het betekent 3x per week gedurende 20 minuten in kleine groep (max. 3 leerlingen) extra instructie en begeleid inoefenen. Het doel is de klank-tekenkoppeling te automatiseren en het vlot decoderen van woorden te verbeteren. Vanaf januari wordt dit programma uitgebreid naar langere woorden en samengestelde woorden. Scoort een leerling eind groep 3 voor lezen op E-niveau ( DMT kaart 1,2,3) dan wordt in groep 4 de begeleiding op zorgniveau 3 ingezet. Dat houdt in dat deze leerling opgenomen wordt in het programma RADSLAG of in de leesgroep van Estafette o.l.v. de remedial teacher. Radslag is een intensief begeleidingsprogramma (80 sessies) dat tot doel heeft dyslexie aan te tonen en te voldoen aan de criteria voor een ( vergoede) dyslexiescreening door een GGZ psycholoog. Het betekent 4x per week tenminste 20 minuten individuele begeleiding door een daartoe gecertificeerde begeleider. In de leesgroep van Estafette wordt 1x p.w. gedurende 45 minuten in een klein groepje extra begeleiding geboden; instructie en begeleid inoefenen van Estafette op het niveau van midden groep 3 (M3) tot eind groep 3 (E3). Het doel van deze begeleiding is om leerlingen in korte tijd op niveau van de groep te krijgen zodat zij mee kunnen met de instructie in de groep op zorgniveau 2. Het verschil tussen plaatsing in Radslag of in de leesgroep berust op de inschatting van de leerkracht op de groeimogelijkheden van het leesproces en het al dan niet voorkomen van dyslexie in de familie. Per jaar kunnen maximaal 4 leerlingen deelnemen in het programma Radslag.
20
Bijlage 3 Arrangement Rekenproblemen: Zorgniveau 2 De methode die gebruikt wordt geeft de leerkracht handvatten om leerlingen met rekenproblemen snel te signaleren en extra te ondersteunen. Ook voor leerlingen die meer verdieping aankunnen. Elk blok sluit af met een week remediering en/of verdieping op basis van de bloktoetsen. Er zijn ook leerlingen die de minimumlijn volgen en bij elke les verlengde instructie van de leerkracht ontvangen. Zij werken onder leiding van de leerkracht in het bijwerkboek. Op dit niveau is de inzet om leerlingen zoveel mogelijk op het basisniveau van de groep te houden. Dit gebeurt door verlengde instructie en verlengde en begeleide inoefentijd te geven. Behaalt een leerling ondanks deze extra begeleiding op de Cito toets resultaten op een E-niveau dan houdt de remedial teacher een diagnostisch gesprek met de leerling en wordt bepaald of deze in aanmerking komt voor remedial teaching. Zorgniveau 3: Een leerling komt in aanmerking voor remedial teaching als uit het diagnostisch gesprek blijkt dat er sprake is van een didactische problematiek: er is een stap overgeslagen, of de aanpak sloot niet aan. In dat geval kan een interventie van 8 weken ( 1x verlengen) succesvol zijn. Het kan ook om een bredere problematiek gaan en dan wordt doorgaans een nader onderzoek (ABC) voorgesteld. Wanneer vanaf groep 5 de resultaten op de Cito toetsen M5 en E5 een dusdanige achterstand in vaardigheidsgroei laten zien dat de doelen van groep 8 (F1) niet gehaald kunnen worden, wordt een paln op basis van een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld. De leerling gaat het digitale programma Dartel volgen naast de reguliere rekenmethode en wordt daarbij gevolgd door de remedial teacher. Dartel is een computerprogramma dat een rekenleerlijn aanbiedt conform de methode, maar met eenvoudiger getallen en met meer instructie. Op deze manier blijft de leerling meedoen met de groepsinstructie, maar verwerkt hij de stof op een lager niveau. De remedial teacher houdt het toezicht hierop, bespreekt met de leerling de resultaten en geeft zo nodig ook nog instructie op onderdelen. In het OPP wordt dit geëvalueerd. Een leerling waarbij dyscalculie is vastgesteld kan ook werken met Dartel, aangevuld met hulpmiddelen zoals rekenmachine en opzoekboekjes. Dit wordt bepaald in overleg met de onderzoeker die dyscalculie heeft geconstateerd.
21
Bijlage 4 Arrangement Plusgroep Zorgniveau 2: Kinderen die naast het reguliere programma tijd over hebben en/ of extra uitdaging aan kunnen mogen in de klas met verschillende verrijkings- en verdiepingsmaterialen aan het werk. Bij de gebruikte methodes zijn handleidingen voor compacten van de leerstof opgenomen zodat leerlingen geen essentiële onderdelen gaan overslaan. Zorgniveau 3: Het arrangement Plusgroep is er voor leerlingen van groep 4 t/m 7 voor wie naast het reguliere werk en het verrijkings- en verdiepings materiaal extra uitdaging wenselijk is. De kinderen worden geselecteerd op basis van de Cito resultaten en een gesprek met de leerkracht. Aspecten als werkhouding, aandacht , concentratie en motivatie zullen met de groepsleerkracht besproken worden om te kijken welke kinderen in aanmerking komen voor de Plusgroep. Hiernaast is de Plusgroep ook voor kinderen die mogelijk onderpresteren. Tijdens de Plusgroep is het doel om de leerlingen ervaring op te laten doen met de volgende vaardigheden: • Het plannen en organiseren van taken. • Het vergroten van de zelfstandigheid • Het formuleren van eigen leerdoelen. • op eigen werk/ manier van werken reflecteren. • Leren over leren (verschillende manieren van leren) • Het opdoen van oplossingsvaardigheden De kinderen die voor de Plusgroep worden geselecteerd zullen voor een periode van zes à acht weken een uur per week in een klein groepje buiten de klas aan het werk gaan. Zij zullen gedurende dit moment worden begeleid bij het werken aan uitdagende opdrachten rondom een thema. In de klas gaan de kinderen zelfstandig aan de slag met de opgegeven opdrachten. Zij zullen hierbij begeleid worden door hun groepsleerkracht. Elk thema zal worden afgesloten met een passende eindopdracht in de klas. Ouders worden aan het begin van een thema op de hoogte gehouden middels een informatieve brief. Aan het eind van het thema ontvangen ze een evaluatieverslag. Naar aanleiding van deze evaluatie zal de groepsleerkracht met ouders in gesprek gaan of deelname aan een volgend thema wenselijk en mogelijk is.
22
Bijlage 5 Arrangement Gedrag en Werkhouding SEN-groep Dit jaar is op de Theo Thijssenschool een pilot van de SEN-groep gestart. Dit is een groep waarin kinderen, onder leiding van twee gedragsspecialisten, vaardigheden aanleren op het gebied van werkhouding en/of gedrag. Alle leerlingen in de SEN-groep krijgen de kans om tien weken lang op woensdag hun eigen doelen te onderzoeken en uit te werken. Hier gaan ze vervolgens thuis en in de klas mee aan de slag. Door de intensieve samenwerking tussen de leerling, leerkracht(en), gedragsspecialisten en ouders kunnen de kinderen vanuit alle kanten gestimuleerd en ondersteund worden. Dit vergroot de kans op succes. De leerlingen worden geselecteerd in overleg met leerkracht, intern begeleiders en de gedragsspecialisten. Daarbij wordt gekeken naar een onvoldoende of matige beoordeling op het gebied van sociaal- emotionele ontwikkeling en/of werkhouding (ZIEN/ rapport). Verder speelt de handelingsverlegenheid van de leerkrachten een rol. Na de selectie worden de ouders van de desbetreffende kinderen geïnformeerd en betrokken bij de uitvoering van het kindplan. Om de onderwijsbehoefte van het kind en de ondersteuningsbehoefte van de leerkracht te formuleren, wordt er voorafgaand in de klas geobserveerd. Daarnaast voeren de gedragsspecialisten een intakegesprek met de leerkracht. Iedere week vindt er een overdracht plaats naar de leerkrachten en de ouders. Dit zorgt ervoor dat alle betrokkenen op de hoogte zijn en verder kunnen werken aan de persoonlijke doelen van het kind. Na 10 weken wordt het kindplan door de gedragsspecialisten geëvalueerd met het kind. Vervolgens bespreekt de leerkracht de uitkomst hiervan met de ouders. Omdat het een pilot is wordt dit jaar, na iedere periode, de inhoud en opbrengst van de SEN-groep geëvalueerd met de ouders, leerkrachten en leerlingen. Mindfulness Het arrangement bestaat uit een volledige Mindfulness training die is ontwikkeld door UvaMinds. Mindfulness is gebaseerd op een combinatie van Westerse kennis over stress en Oosterse meditatietechnieken. Mindfulness betekent: doelbewust aandacht geven, zonder oordeel, in het huidige moment. Binnen een Mindfulness training wordt gewerkt aan het verbeteren van de aandacht en het concentratieniveau en het verminderen van impulsiviteit, agressiviteit en mogelijk andere gedragsproblemen bij kinderen met ADHD. Mindfulness helpt kinderen op een kalme, onbevooroordeelde manier met aandachtsproblemen om te gaan. Inhoud arrangement op de Theo Thijssenschool Deze training bestaat uit 8 groepsbijeenkomsten van 1,5 uur per week voor de kinderen. In de training wordt aandacht besteed aan het volgende: Aandachts- en concentratieoefeningen Bewegingsoefeningen Oefeningen ter vergroting van kalmte en vermindering van impulsiviteit in het dagelijks leven. Uitwisselen van ervaringen in de groep Hulpmiddelen en opdrachten om thuis te kunnen oefenen Doelgroep: kinderen van 9 tot 12 jaar met (kenmerken van) AD(H)D en/ of ASS Aantal deelnemers: 4 - 6 kinderen, door twee trainers begeleid (het arrangement kan ook individueel worden aangeboden door één trainer) Materiaal: werkboek + CD voor het kind Trainers: Karin Borst en Adinda Post Uiterweer Er is een informatiebijeenkomst voor de ouders, een informatiebijeenkomst voor de leerkrachten, een evaluatiebijeenkomst voor de ouders en een evaluatiebijeenkomst voor de leerkrachten inbegrepen. Wetenschappelijk onderzoek Uit onderzoek van onder meer UVAminds blijkt dat mindfulness training bij kinderen met ADHD en hun ouders, leidt tot sterke vermindering van gedragsproblemen, impulsiviteit, stress, piekeren, angsten, frustratie en boosheid, slaapproblemen en aandachtsproblemen. Daarbij leidt de training tot verbetering van de aandacht en concentratie.
23
Bijlage 6 Protocol leertijdverlenging In principe doorloopt een leerling de basisschool in 8 jaar. Uitgangspunt is dat een leerling zijn schoolcarrière doorloopt in een groep met leeftijdsgenoten. Het curriculum omvat 8 jaar en de leerstof is daarbinnen dusdanig opgebouwd dat aan de kerndoelen wordt voldaan. In uitzonderlijke gevallen kan het voor een leerling noodzakelijk zijn om de leertijd te verlengen met een jaar. We spreken dan van leertijdverlenging. De overweging om de leertijd te verlengen kan zowel door de intern begeleider, de leerkracht, directie als door de ouders worden aangekaart. De redenen daarvoor kunnen van cognitieve, sociaal-emotionele en/of motorische aard zijn. Daarbij spelen de volgende vragen een rol: Is de noodzaak voor leertijdverlenging aanwezig bij ouders en leerkracht welk rendement wordt er verwacht van leertijdverlenging is de leerling gemotiveerd voor leertijdverlenging Leertijdverlenging is binnen de schoolcarrière van groep 1 t/m 7 slechts eenmaal toegestaan. In groep 8 kan nooit leertijdverlenging gegeven worden. Leertijdverlenging in groep 2 Volgens de inspectie dienen kleuters die voor 1 januari 6 jaar worden al in het lopende schooljaar te starten in groep 3. Elke leerling wordt voor de overgang naar groep 3 beoordeeld op zijn cognitieve, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling. Indicatoren: scores op Cito toetsen voor Taal en/of Rekenen de sociaal-emotionele ontwikkeling motorische ontwikkeling Procedure: Alle kleuters die voor 1 januari 5 jaar worden, worden in het lopende schooljaar in groep 2 geplaatst. Alle kleuters van 5 jaar doen in januari de Cito toetsen voor Taal en Rekenen voor kleuters. De leerlingbespreking van de bouw 1/2 vindt vóór de Cito toetsen plaats, in week 2 of 3. Hierin wordt een inventarisatie gemaakt van leerlingen waarvan leerkrachten op dat moment een noodzaak zien voor leertijdverlenging. Direct na de periode van Cito toetsen vinden de groepsbesprekingen met de intern begeleider plaats. Er worden afspraken gemaakt over de vervolgaanpak van kinderen, die eventueel in aanmerking komen voor leertijdverlenging. Tijdens de verslagweken worden desbetreffende ouders op de hoogte gesteld van de overweging voor leertijdverlenging. Besproken worden de argumenten vanuit school, aanpak in de klas en de procedure. Er wordt een handelingsplan opgesteld en (na 6 à 8 weken) geëvalueerd. Er wordt door de intern begeleider een observatie verricht tussen januari en eind maart. Eind maart (week 13) volgt weer een leerlingbespreking. De leerkrachten besluiten met de intern begeleider welke kinderen leertijdverlenging krijgen. De leerkracht verwoordt in Parnassys zijn/haar argumenten om het kind een leertijdverlenging te geven. Het verloop van de procedure wordt door directie en intern begeleider in de maand april gecheckt. De intern begeleider en leerkracht bespreken het besluit met de ouders in april, uiterlijk een week voordat de groepsindeling bekend gemaakt wordt.
24
Indien er eind maart nog geen definitief besluit genomen kan worden: In de leerlingbespreking van eind maart wordt duidelijk bij welke kinderen nog geen definitief besluit genomen kan worden. De leerkracht beschrijft in Parnassys; de redenen waarom er nog geen besluit genomen kan worden en de vervolgaanpak. De Intern begeleider en leerkracht bespreken dit met de ouders. De leerling wordt onder voorbehoud ingedeeld bij de groepsindeling voor het komend schooljaar. De Intern begeleider doet een tweede observatie. Uiterlijk 3 weken voor de laatste schooldag wordt een definitief besluit opgesteld door leerkracht en Intern begeleider en met ouders besproken. Bezwaren van ouders: Indien ouders het niet eens zijn met het genomen besluit wordt dit voorgelegd aan de directie. De ouders stellen daarbij hun argumentatie op schrift op. De directeur neemt uiteindelijk de beslissing. De Intern begeleider informeert de ouders schriftelijk over dit besluit. Dit wordt door ouders schriftelijk bevestigd en opgenomen in het leerlingdossier. Als ouders de beslissing niet willen bevestigen, wordt dit op het besluit aangetekend en op die manier opgenomen in het leerlingdossier.
25
Bijlage 7
Pestprotocol Theo Thijssenschool Pesten is een probleem dat in alle geledingen van de maatschappij voorkomt. Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Onder pesten verstaan we het (stelselmatig) negatief bejegenen van een ander met het doel machtsongelijkheid te bewerkstelligen of te versterken. Het is een probleem dat wij onder ogen willen zien en serieus willen aanpakken. Op de Theo Thijssenschool moeten de kinderen zich veilig en vrij genoeg voelen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Daarom wordt er veel aandacht besteed aan het creëren en handhaven van een prettige sfeer en goede omgangsvormen. We doen dat o.a. met behulp van een programma van Luc Koning, de “bakjesaanpak” en door Taakspel. Door ook een leerlingvolgsysteem voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen bij te houden (ZIEN) hopen we problemen in een vroeg stadium te kunnen signaleren en aan te pakken. Hierin zijn de ouders belangrijke partners. Samen zorgen we ervoor dat kinderen met plezier naar school gaan. Voorwaarden voor het aanpakken van pesten: pesten is een gezamenlijk probleem van leerlingen (de pester, de gepeste, de meeloper), leerkrachten en ouders. Pesten wordt niet getolereerd en signalen worden altijd serieus genomen. Pesten is een signaal van verstoorde relaties en/of een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling en dat moet aanleiding zijn om op dat gebied maatregelen te nemen. Van belang bij een pestincident: Ouders en leerlingen hebben de verantwoordelijkheid om een incident te melden bij de leerkracht. een melding over pestgedrag wordt niet gezien als klikken, maar als hulp voor de gepeste en pestende leerling(en) een leerkracht moet signalen en meldingen serieus onderzoeken. Een leerkracht stelt alles in het werk om het pesten te stoppen: er wordt gesproken met en geluisterd naar alle betrokkenen er worden afspraken gemaakt over een oplossing en er wordt toegezien op de uitvoering ouders van betrokkenen worden ingelicht zo nodig wordt externe hulp geadviseerd of ingeschakeld een pestincident wordt aangetekend in het leerling-dossier van alle betrokkenen Van herhaald pestgedrag wordt melding gemaakt bij de directie en er worden gepaste sancties ingesteld. Bij melding of signalering van pestgedrag zullen de leerkrachten conform het onderstaande stappenplan handelen ten einde het pesten te stoppen: 1. De leerkracht praat in afzonderlijke gesprekken met het gepeste kind en het pestende kind en/of pestende kinderen. 2. De leerkracht analyseert samen met betrokkenen het probleem en er wordt een passende aanpak afgesproken. Dit wordt in ParnasSys vermeld onder Map – incidenten. 3. Wanneer incidenten een structureel karakter krijgen, bespreekt de leerkracht dit met de ouders van het gepeste kind en de ouders van het pestende kind en/of pestende kinderen. Er worden afspraken gemaakt over een gezamenlijke aanpak (school en ouders) ten einde het pesten te stoppen. De samenwerking met de ouders is voor het laten stoppen van het pesten essentieel. 4. School en ouders voeren de aanpak uit; dat kan door gesprekken met de betrokken kinderen; dat kan ook door het organiseren en uitvoeren van een gezamenlijke activiteit (bijvoorbeeld een spel) o.l.v. de leerkracht of de intern begeleider. Deze gezamenlijke activiteit is gericht op hoe met elkaar om te gaan (het ontwikkelen van sociale vaardigheden). Indien nodig wordt er een meer specifiek handelingsplan opgesteld. 5. De aanpak wordt na een vastgestelde periode geëvalueerd en bekeken of er een vervolgtraject nodig is.
26
6.
Indien nodig worden er activiteiten op groepsniveau (tegengaan meeloop-gedrag) georganiseerd. De school beschikt over een methode (bakjesaanpak) die ingezet kan worden om de sociale omgang binnen een groep en binnen de school kan bevorderen.
Bijlage 8 Protocol Ziekte en medicijngebruik 1. Inleiding over medicijnverstrekking 2. Het kind wordt ziek op school 3. Het verstrekken van medicijnen op verzoek 4. Aansprakelijkheid 5. Besmettelijke ziekten 6. Toestemmingsformulier Algemene opmerkingen: * met school wordt bedoeld: alle teamleden inclusief directie en ondersteunend personeel en leerlingen * voor de leesbaarheid wordt met ouders alle verzorgers van het kind bedoeld * in alle gevallen waarbij de school besluit een arts of 112 te benaderen, wordt de directie geïnformeerd. Indien deze niet beschikbaar is wordt tenminste één andere leerkracht benaderd om het besluit te nemen tot handelen. * er zijn voldoende BHV-geschoolde medewerkers op beide lokaties. 1. Inleiding Leerkrachten worden op school regelmatig geconfronteerd met leerlingen die klagen over pijn of zich ziek voelen. Ook worden leerkrachten met enige regelmaat gevraagd een medicijn dat door een arts is voorgeschreven, tijdens schooltijden toe te dienen. Hiermee begeeft school zich op een terrein waar zij niet voor gekwalificeerd is en neemt daarmee een verantwoordelijkheid op zich die een zorgvuldige afweging vereist. Er kunnen zich twee situaties voordoen: * het kind wordt ziek/ krijgt een ongeluk onder schooltijd * Er moet medicatie verstrekt worden op verzoek In de eerste situatie moet er direct gehandeld worden, zeker in het geval er acuut gevaar dreigt voor het kind. School neemt daarvoor de verantwoordelijkheid op zich. In de tweede situatie is er sprake van een verzoek waar ouders nadrukkelijk toestemming voor hebben gegeven. Elke leerkracht mag dit weigeren. Wanneer een leerkracht zijn medewerking verleent geldt dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij de ouders blijft liggen. 2. Het kind wordt ziek Het komt voor dat een kind zich onder schooltijd ineens niet lekker voelt. De leerkracht is niet bevoegd om een diagnose te stellen, dus zal altijd contact opnemen met de ouder om te overleggen over deze situatie. Er is in de groepsmap een lijst met telefoonnummers voor dergelijke situaties aanwezig. Vaak zal het advies gegeven worden om het kind op te halen bij: hangerigheid, ontroostbaarheid en bij pijnklachten. Tijdstip van ophalen wordt dan afgesproken. Een kind moet opgehaald worden bij een vermoeden van koorts en bij diarree. (Huis)arts inschakelen: Wanneer ouder, of vertegenwoordigers onbereikbaar zijn en de ernst van de situatie geen uitstel van handelen toelaat, zal advies van de (huis)arts worden gevraagd. School neemt contact op met de huisarts van school in het geval de huisarts van het betreffende kind niet bereikbaar is. School neemt eventueel contact op met 112. Dit kan voor komen in het geval een kind: • benauwd is/raakt • bewusteloos raakt of niet meer aanspreekbaar is • plotseling hoge koorts krijgt • plotseling ernstig ziek lijkt • een ongeval heeft
27
3. Verstrekken van medicatie Als een kind medicijnen gebruikt onder schooltijd moet dit gemeld worden op het contactformulier. Dit betreft dan bijvoorbeeld de pufjes bij astma, ritalin of geneesmiddelen voor allergieën. Wanneer deze onder schooltijd moeten worden toegediend door een volwassene, dan moet de ouder daarvoor een toestemmingsformulier invullen en ondertekenen. Op dit formulier staat aangegeven welk middel, welke toedieningswijze, tijdstippen van toedienen en hoe het middel bewaard moet worden. Door het vastleggen van deze gegevens wordt duidelijk wat de ouder van school verwacht en wat een leerkracht precies moet doen. De ouder zorgt ervoor dat de leerkracht door een deskundige ( arts/ verpleegkundige) wordt geïnformeerd over de handelswijze van toedienen ( wet BIG) zodat deze voldoende handelingsbekwaam is. Als de periode van toedienen lang is, is regelmatig overleg tussen ouder en school nodig, over het verloop van de ziekte, over de houdbaarheid van medicatie en over het aanleveren van nieuwe medicijnen. De medicijnen moeten altijd in de originele verpakking worden aangeleverd, inclusief bijsluiter. De medicatie moet op een veilige plek bewaard blijven, buiten het bereik van andere kinderen. 4. Aansprakelijkheid Ouders blijven aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van het handelen van leerkrachten bij het toedienen van medicatie, ook al hebben zij die zorg overgedragen aan school. Met zorgvuldig overleg tussen ouder en leerkracht zal zo optimaal mogelijk zekerheid aan kind, ouder en school gewaarborgd zijn. Door het hanteren van het toestemmingsformulier en alle voorwaarden daaromtrent zal dit ook voor de verzekeraar van school duidelijk zijn. 5. Besmettelijke ziekten Bij twijfel over de ernst van ziek-zijn en de vraag of het kind wel of niet naar school kan, verwacht de school dat u eerst een huisarts raadpleegt. Als uw kind een besmettelijke ziekte heeft verwacht school dat u daarover informatie geeft om ouders van andere kinderen te kunnen waarschuwen. De GGD hanteert een lijst met ziekten waarmee een kind wel/niet naar school mag ivm de kans op besmetting. 6. Verklaring Medisch handelen Ondergetekende geeft toestemming voor het toedienen van de hieronder omschreven medicijn(en) aan: Naam leerling:………………………………………….geboortedatum:……………… Adres:……………………………………:.......................... Naam ouders:…………………………………tel: ………………tel:………………… Naam huisarts:………………………………………………….. tel:............................. De medicijnen zijn nodig voor:………………………………………………………… Naam medicijn:…………………………………………………………………………. Medicijn moet toegediend te worden op tijdstip: ………………. uur ………………….. uur ………………. uur ………………….. uur Medicijnen alleen toedienen in de volgende situatie: ……………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. Dosering: ……………………………………………………………………………………………
28
Wijze van toedienen: ………………………………………………………………………………………….. Wijze van bewaren: ……………………………………………………………………………………………. Controle op vervaldatum door:……………………………………………………………
Ondergetekende, ouder/verzorger van genoemde leerling, geeft hiermee aan de school cq de hieronder genoemde personen, die daarvoor een medicijn instructie hebben gehad, toestemming voor het toedienen van bovengenoemde medicijn(en): Naam:…………………………………………………………………………………… Naam:…………………………………………………………………………………… Naam:…………………………………………………………………………………… Datum:…………… Plaats ……………………Handtekening……………………….. Medicijn instructie: Er is instructie gegeven over het toedienen van de medicijnen op: Datum:………………………… Door :…………………………… Functie…………………………….
29
Bijlage 9 Verklarende woordenlijst: ABC
schoolbegeleidingsdienst. Bij de schoolbegeleidingsdienst kan de intern begeleider advies vragen over onderwijs inhoudelijke zaken, een aanvraag doen voor een psychologisch onderzoek of een observatie, of een leerling laten onderzoeken op dyslexie of dyscalculie
Cito toets
onafhankelijke toets op een vakgebied met een landelijke normering
Connect leesbegeleiding een vorm van begeleiden van het vlot en nauwkeurig lezen Dartel
een digitaal rekenprogramma voor zwakke rekenaars
DMT
Drie Minuten Toets voor het vaststellen van het niveau van technisch lezen m.b.v. drie leeskaarten oplopend in moeilijkheidsgraad.
F1
Functieniveau. Niveau 1 is een vastgesteld niveau voor eind groep 8
Groeidocument een document waarin naast het OPP ook alle oudergesprekken en onderzoeksverslagen zijn opgenomen die nodig zijn in het traject van ondersteuning
Groepsplan
plan waarin het gedifferentieerde aanbod, de aanpak, begeleiding en toetsing staat genoteerd voor de duur van een half schooljaar
Kindplan
een plan van aanpak dat door het kind zelf wordt opgesteld samen met de leerkracht
NT2
Nederlands als tweede taal
Mindfulness
een methode voor het bevorderen van een ontspannen houding
SEN
Special Educational Needs/ ondersteuning op gedrag en werkhouding
Vaardigheidsscore
score waarmee een groei in vaardigheid wordt aangegeven
Onderwijsadviseur
persoon die vanuit het samenwerkingsverband onafhankelijk advies kan uitbrengen
Ouder en kind adviseur
persoon die vanuit gemeentelijk ingestelde wijkteams advies kan uitbrengen
OPP
ontwikkelingsperspectief plan; een document waarin een doelgerichte en planmatige aanpak beschreven staat voor een leerling die een eigen programma volgt
Radslag
Een digitaal oefenprogramma voor het automatiseren van woordherkenning
Rugzak
budget dat tot voor kort beschikbaar was om een leerling met een specifieke diagnose extra ondersteuning te bieden, ook wel leerlingebonden financiering genoemd (LGF).
VVE
Vroeg- en voorschoolse educatie
Zorgplanning
overzicht van afspraken mbt zorgniveau 2 en 3 voor de duur van een half schooljaar
30