ministerie van verkeer en waterstaat
rijkswaterstaat
U) 6.
raamwerk toekomst deltadienst rapport van de kerngroep toekomst deltadienst
uitgebracht aan de directeur generaal van de rijkswaterstaat c 5227
•^bF.NR. _
i DATUM
5ÖÖ>3 blz. i
Inhoud 1. Inleiding
l v^i^iNl.
1.1.
Instelling kerngroep
1.2.
Relaties met bestaande activiteiten
<^S227 ï
1.3. Doel
, ..!;-^
1
hl
KonirfgskndG 4 259Ó A A '%-Gravenhage
2.1.
Inleiding
5
2.2.
Beschouwing van het aanbod
5
2.3.
Beschouwing van de vraag
8
2.4.
Probleemformulering
10
3. Uitgangspunten
12
3.1. Voor het raamwerk
12
3.2. M.b.t. de werkwijze kerngroep
14
3.3. M.b.t. taakuitvoering regionale directies
15
3.4. M.b.t. het personeel Deltadienst
18
4. Advies inzake de toekomst van de Deltadienst Inleiding
19 19
4.2. Hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken (WW)
20
4.3.
Hoofdafdeling Waterloopkunde (WT)
25
4.4. Hoofdafdeling Milieu en Inrichting (MI)
32
4.5.
Hoofdafdeling Bedrijfsbeheer (RF)
37
4.6.
Stafafdeling Personeelszaken, Directiesecretariaat
40
en Stafbureau Public Relations 5. Procedures en planning 5.1.
I TL. ^ ^ , ^ o )
Ho:,ldchz:.^ v. d. Waterstaat
2. Probleemstelling
4.1.
/l-OOJ-'^jl
41
Procedure-voorstel
41
6. Samenvatting
42
7. Epiloog
45
Bijlagen: 1. Organisatieschema Deltadienst 2. Aanpak uitwerkingsfase KTD-nota 3. Brief aan Minister van Verkeer en Waterstaat m.b.t. Besluitvorming Toekomst Deltadienst. 4. Overzicht KTD-stukken
oktober 1981
- 1 1.
INLEIDING
1.1. J[nstel^ing_k£r ng£oep
De eindconclusie van de bespreking van het directieplan van de Deltadienst tussen de directieraad en het directieteam van de Deltadienst op 20 oktober 1980 luidde: "De afwikkeling van de Deltadienst is een ingrijpende zaak. De afwikkeling
vraagt intensieve begeleiding vanuit de top van de
Rijkswaterstaat en goed gestructureerde gesprekken op directieniveau met de betrokken diensten. De zorg voor het uit te voeren werk vereist dat op redelijk korte termijn een koers wordt gekozen, die voldoende perspectief biedt".
Naar aanleiding van deze conclusie is in december 1980 door de directeur-generaal een zgn. kerngroep gevormd, bestaande uit ir. H. Engel, hoofd van de Deltadienst, ir. W. van der Kleij, plv. hoofd
van
de
hoofdafdeling
A
(voorzitter), dr.ir. M.
Tienstra, hoofd van de afdeling P en de heer P. van der Zwan, medewerker van de afdeling O (secretaris). In april 1981 zijn de heren ir. F.V.M.C, de Smet (hoofd van de hoofdafdeling Bedrijfsbeheer van de Deltadienst) en p.M.A. Davis (medewerker van de afdeling O) aan de kerngroep toegevoegd. De heer Davis heeft het secretariaat van de heer Van der Zwan overgenomen. De kerngroep heeft als taak:
een raamwerk op te stellen, op ba-
sis waarvan verder overleg over de toekomst van de Deltadienst kan plaatsvinden; dit in het licht van het gereedkomen van de Deltawerken omstreeks 1986 en de wens om de bij de Deltawerken opgebouwde kennis en kunde voor de Rijkswaterstaat te behouden.
In deze rapportage word dit "raamwerk toekomst Deltadienst" gepresenteerd.
- 2 1.2. ^e^aties_met b£Sjt^aande_act^vit^i_tèri^
Bij de instelling van de kerngroep waren reeds een aantal (gestructureerde) activiteiten aan de gang die direct of indirect te maken hebben met de toekomst van de Deltadienst. Deze activiteiten zijn de volgende:
a.Binnen de Deltadienst: -
het opstellen van een toekomstplan voor de Deltadienst (stratego-nota 1978 - directieplan 1980) en toekomstplannen per
hoofdafdeling
(mini-stratego's - hoofdafdelingsplan-
nen) ; -
de
"Adviesgroep
Organisatie
Ontwikkeling"
(AGOO).
Deze
groep is een adviesorgaan op het gebied van organisatieontwikkeling ten behoeve van de leiding van de Deltadienst; -
het
project
"Personeelsplan
o.m. als doelstelling
Deltadienst"
(PERDED), met
een goed carrière-verloop voor de
Deltadienst-medewerkers zoveel mogelijk te bevorderen.
b.Binnen de Rijkswaterstaat: -
de samenwerking tussen de hoofdafdeling Waterloopkunde (WT) van de Deltadienst en het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en
Waterbeweging;
een groep welke in februari
1981 de directeur-generaal
heeft geadviseerd o.m. over de organisatorische inpassing van de milieuzorg binnen de Rijkswaterstaat; -
de werkgroep "Nieuwe Adviesdienst Zeeland" die de toekomstige
samenwerking
Zierikzee
(WTZ) van
tussen de
de
Meet-
Deltadienst
en
Studieafdeling
en de
Adviesdienst
Vlissingen van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging bestudeert; -
periodiek overleg tussen de directieteams van de Deltadienst en de directie Zeeland;
-
overleg tussen de bouwdirecties (directie Bruggen, Deltadienst en de directie Sluizen en Stuwen);
-
de "Adviesgroep Noordzee", die de directeur-generaal zal adviseren omtrent de organisatie van de Rijkswaterstaatstaken op de Noordzee.
- 3 c.Binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat: -
het onderzoek door de directie Organisatie naar de uitvoering binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van taken m.b.t. de Noordzee. Aanvankelijk zou dit onderzoek eind 1980
1.3.
zijn afgesloten.
Do el_ Op de buitenstaander komt het wellicht als voorbarig over, dat nu al een raamwerk voor de toekomst van de Deltadienst wordt opgesteld. Immers, het hoogtepunt m.b.t. de uitvoering van de werken moet nog komen en het duurt zeker nog 5 jaar voordat alles gerealiseerd is. Dit moge dan zo zijn, er dient echter mee rekening te worden gehouden, dat de werken gerealiseerd moeten worden door mensen. Hoe interessant de werken op zich ook zijn, wanneer niet tijdig wordt gezorgd, dat deze mensen voldoende toekomstperspectief wordt geboden, bestaat het gevaar dat de werken niet tot een goed einde worden gebracht. Immers: - capabele mensen zullen vroegtijdig vertrekken, waardoor er een vacuüm kan ontstaan en - nieuwe medewerkers zullen moeilijk zijn aan te trekken. Het gaat er niet om nu al te bepalen wat iedere medewerker na afloop van de werken precies gaat doen - het personeelsbestand zal er eind 1986 door mutaties toch heel anders uitzien - maar hij/zij moet met vertrouwen de toekomst tegemoet kunnen zien.
Het doel van dit raamwerk is daarom, om op basis van de huidige kennis en verwachtingen, binnen de gestelde technische randvoorwaarden, een globale koers uit te stippelen voor de toekomst en de organisatorische inpassing van het potentieel van de Deltadienst. Daarna kunnen de personele, technische en organisatorische gevolgen nader worden geconcretiseerd, afgewogen en uitgewerkt. Met deze aanpak beoogt de kerngroep te bevorderen dat een afweging van technische, economische en personele belangen niet volgtijdig, doch gelijktijdig kan plaatsvinden.
>
- 4 Het zeer tijdig uitzetten van de koers kan inhouden, dat ten gevolge van veranderingen in de maatschappij in de komende jaren aanpassing nodig zal zijn. Het biedt echter het voordeel, dat aan de Rijkswaterstaats-medewerkers meer tijd gegeven wordt om zich systematisch op de toekomst voor te bereiden. Het raamwerk moet niet worden gezien als een antwoord op alle vragen. Het biedt grote lijnen en geeft dus b.v. geen gedetailleerd overzicht van taken noch van de daarbij ingezette mensen.
- 5 -
2.
PROBLEEMSTELLING
2.1.
^ n LsJ^<3liP9. De bouw van de Deltawerken heeft de afgelopen 25 jaar een extra belasting voor de Rijkswaterstaat meegebracht. Met name waterloopkundigen, milieukundigen en waterbouwkundigen maar ook management-potentieel werden elders aan de dienst onttrokken en voor de uitvoering van de Deltawerken ingezet. Ook na het gereedkomen van de werken zal een gedeelte van de aanwezige bemanning nodig zijn voor beheer en onderhoud en het begeleiden van de vooral in waterloopkundig
en milieukundig opzicht belangrijke ontwikke-
lingen die de Deltawerken meebrengen.
Het probleem waar de kerngroep voor gesteld is, is de consequenties na te gaan van het gereedkomen van de Deltawerken. Met name voor het
(gedeeltelijk) vrijkomende potentieel aan kennis en
kunde van de Deltadienst, dient een globale bestemming te worden aangegeven. Het gaat hier om een aanpassing van het aanbod op de verschuivende vraag. Nagegaan dient dus te worden wat wordt aangeboden en hoe de vraag zich zal ontwikkelen.
2.2
Beschouwing^ van_het_a£nbod^ De capaciteiten van de Deltadienst kunnen niet geheel worden afgedaan met het noemen van de belangrijkste kennisgebieden, die tijdens de werken zijn ontwikkeld of verworven. Minstens even belangrijk is de wijze waarop nieuwe ontwikkelingen die ook elders op zeer uiteenlopende gebieden werden gebruikt, zijn samengebracht en ingezet voor het realiseren van de werken. Hierin is de Deltadienst niet uniek; de Rijkswaterstaat als geheel heeft de capaciteit om voor een nieuw probleemgebied betrekkelijk snel een efficiënt werkende organisatie op te bouwen, die handen en voeten geeft aan de in Nederland en elders aanwezige wetenschappelijke kennis.
- 6 Toch is het goed de belangrijkste kennisgebieden die binnen de Deltadienst aanwezig zijn, op te sommen en aan te geven hoe deze binnen de hoofdafdelingen zijn gegroepeerd. De vier hoofdafdelingen van de Deltadienst zijn: - RF
hoofdafdeling Bedrijfsbeheer
- MI
hoofdafdeling Milieu en Inrichting
- WT
hoofdafdeling Waterloopkunde
- WW
hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken.
In onderstaande tabel is met een + teken aangegeven in welke hoofdafdeling de specialistische kennis in het bijzonder geconcentreerd is. Specialistisch onderwerp
RF MI WT
WW
personele en financiële middelen
+
+
+
Management-technieken
+
Beleidsplanning en -ontwikkeling
+
Beleidsanalytische ondersteuning
+
Risico-analyse
+
+
+
+
+
ties
+
+
Oeverbekledingen, filterconstructies
+
+
Werkbaarheidsbeoordeling
+
+
Algemeen; Projectmanagement en beheer van +
Waterbouwkunde Eilanden, havens, kanalen en afsluitingsdammen Bodembescherming, funderingsconstruc-
Kostenanalyse
+
Uitvoeringsrisico-analyses
+
+
Aanbestedingsvormen
+
+
Plaatsbepaling op het water
+
+
Onderwaterinspectie
+
+
Beheers- en beleidsplannen bekkens
+
+
- 7 Water loopkundé
RF
MI
Morfologie
WT
WW
+
Interpreteren van proefresultaten op basis van natuurmetingen
+
Getijvoorspellingen
+
Dichtheidsstromen, stratificatie, transport opgeloste stoffen
+
Grondmechanische/hydraulische verschijnselen
+
Milieuzaken Voorspellen van de milieu-effecten van waterbouwkundige en andere ingrepen
+
Begeleiding waterbouwkundige ingrepen met gerichte meetprogramma's
+
Aquatische en terrestrische ecologie
+
Het vertalen van maatschappelijke wensen in beheersmaatregelen
+
Systeemanalyse waterhuishoudkundige problemen
^^
+ '~+~ ^
Zoals in de inleiding van deze paragraaf is beschreven, is het totaal meer dan de som van de delen en 20 dient bijvoorbeeld gewezen te worden op de elkaar aanvullende kennisgebieden. De kerngroep vertrouwt er op, dat door het steeds effectiever gebruik maken van projectmanagement*, ook bij onderbrenging van deze elkaar aanvullende kennisgebieden in verschillende dienstonderdelen, het verband niet verloren gaat.
Tenslotte moet niet uitsluitend aandacht worden besteed aan de specialismen; ook de ondersteuning (technisch en administratief) bij de uitoefening van deze specialismen vormt voor de effectieve aanwending een onmisbaar onderdeel. Zoals blijkt uit de literatuur en wordt bevestigd door de ervaringen van de Deltadienst, kan projectmanagement alleen goed functioneren wanneer naast de nodige bevoegdheden ook de bewaking van het budget aan de projectleider wordt gedelegeerd. Deze delegatie eist een aangepaste opzet van het financieel beheer.
- 8 -
2.3.
Beschouwing^ van^ É.®_^£.'^^9 Wil men overgaan tot het onderbrengen van de kennis en ervaring van de Deltadienst elders in de Rijkswaterstaat, dan zal men er zich van moeten vergewissen dat er voor de betrokken medewerkers ook een taak ligt. De kerngroep slaat het bewaren van de "knowhow" alleen als exportartikel niet hoog aan; kennis en ervaring kunnen slechts in stand worden gehouden als deze worden gedragen door een goed ontwikkelde markt. Van een buitenlandse inzet van betekenis van personeelsleden van de Rijkswaterstaat t.b.v. projecten van of onder auspiciën van b.v. de directie Internationale Technische Hulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of van de Stichting Nedeco (de belangrijkste bemiddelende organisatie), is op dit moment nog geen sprake*. Voorlopig gaat de kerngroep er van uit, dat geen aanzienlijke uitbreiding van het potentieel voor de buitenlandse vraag op waterbouwkundig
gebied moet worden gereserveerd. De
voorgestelde grote lijn biedt wel mogelijkheden voor een versterkte buitenlandse activiteit.
De eerste extra vraag die zich na het voltooien
van de Delta-
werken in de Rijkswaterstaat voordoet, is de personele versterking van de directie Zeeland. Behalve dat de bediening en de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de werken bij deze directie gaat berusten, treedt daar ook taakverzwaring op, doordat de partner en/of leverancier bij een groot aantal waterstaatkundige studies in de afgelopen jaren (de Deltadienst) als zodanig verdwijnt. Het gaat hier om ca. 100 functies, die zeker niet integraal door medewerkers van de Deltadienst kunnen worden vervuld, aangezien de voor deze functies te stellen eisen te zeer verschillen van de opleiding(sniveau's) en de ervaring van deze medewerkers; de door die medewerkers opgedane kennis van het gebied en de werken moet echter wel als van groot belang worden beschouwd. Momenteel worden voorstellen uitgewerkt op welke wijze en in welke omvang personeelsleden van de Rijkswaterstaat t.b.v. projecten in het buitenland kunnen worden ingezet. Aangezien het werken in het buitenland eigen eisen stelt aan het functioneren van betrokkenen laat het zich aanzien dat deze voorstellen moeten leiden tot een vergrote opleidingsbehoefte bij de Waterstaatsdiensten. Deze behoefte zal met name zijn gericht op de veelal andersoortige omstandigheden waaronder moet worden gewerkt. Ook zal de begeleiding vanuit Nederland van deze projecten veel aandacht vergen.
- 9 Door de concentratie van een groot deel van het waterloopkundige potentieel op de Deltawerken, is de rest van het kustgebied in de afgelopen decennia onderbedeeld geraakt. De voor ons land onmisbare studies dienen met meer inzet te worden uitgevoerd en begeleid. Nederland dient een goed beeld te krijgen van de mogelijke ontwikkelingen van het Nederlandse
kustgebied, van de
estuaria en op de Noordzee.
In Séunenwerking met het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging is op dit gebied reeds een bescheiden aanzet gemaakt, doch op dit moment schiet de capaciteit tekort.
Ook op het gebied van de milieukunde is de rest van Nederland in aandacht
achtergebleven
bij
het
zuidwesten, üit
de
studie
"Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu" is gebleken, dat ook elders behoefte is aan systematisch (voor)onderzoek en een goede milieukundige ondersteuning van de diensten, zowel voor de begeleiding van infrastructurele werken als bij het beheer. Vooral op de Noordzee, de Westerschelde, de Eems-Dollard en het Waddengebied, het IJsselmeergebied en de grote rivieren, is minof meer dezelfde expertise nodig als thans voor het Deltagebied wordt ingezet, waarbij opgemerkt wordt, dat deze een combinatie van de bij de hoofdafdelingen Milieu en Inrichting en Waterloopkunde aanwezige kennisgebieden omvat.
Op het gebied van de waterbouwkunde ligt de vraag minder duidelijk. Zullen we een "harde bouwtaak" op dit gebied behouden? Geluiden als zou deze harde bouwtaak in de toekomst wegvallen, worden veelvuldig gehoord: Nederland zou "af" zijn. De kerngroep heeft deze geluiden met enig wantrouwen beluisterd, aangezien uit de directieplannen van de onderscheidene directies blijkt dat er ruim voldoende plannen voor de aanleg van waterbouwkundige werken aanwezig zijn. Dit geeft de kerngroep het vertrouwen, dat de bij de Deltadienst aanwezige kennis en ervaring op het terrein van de waterbouwkunde in de jaren na 1986 ook in het binnenland met vrucht kun1 ' nen worden aangewend.
- 10 Hier dient benadrukt te worden, dat deze visie gebaseerd is óp de huidige inzichten en dat niet vergeten mag worden dat het bouwvolume sterk beïnvloed wordt door factoren als: - de koopkrachtige vraag (bereidheid tot investeren in infrastructuur) ; - de maatschappelijke aanvaardbaarheid; - de bestuurlijke besliskracht. Dit zijn factoren, waarop slechts een beperkte invloed kan worden uitgeoefend. De kerngroep acht zich dan pok niet geroepen omtrent de omvang van het nog uit te voeren bouwpakket harde ['•/•/y'.r
•" uitspraken'te-doen.^;
".^-"j
Naast de genoemde "historische" taken van dé ;Rijkswaterstaat • zijn er gebieden waarop het apparaat in de toekomst een actievere rol zou kunnen spelen. Het gaat hier om projecten als: - dé aanleg van lokatiés in zee en in de kustzone; - het opwekken van energie uit wind; - het opwekken van energie uit water; - hpt opnieuw aanwenden van afvalstoffen; - technische
voprziening'en
ter voorkoming
of opheffing van
bodemverontreinigingen. Het betreft hier toekomstverwachtingen die niet op korte termijn kunnen worden geconcretiseerd, maar ,waar wel voldoende kwaliteit 'voor a:anwëzig dient te zijn. De kerngroep méènt, dat mèri hierop wel moet anticiperen, maar het actuele personeels- en organisatiebeleid.kan niet daarop worden gebaseerd. 2.4.
^robLBem^O£mul£r^n£.
De bovenstaande globale verkenning heeft de kerngroep tot de overtuiging gebracht, dat het potentieel aan kennis en ervaring van de Deltawerken voorzover dat vrijkomt, respectievelijk na het gereedkomen van de werken, inclusief nazorg
(1986 resp.
1988) en na het volgen van de waterloopkundige en milieukundige veranderingen (rond 1995), zinvol zal kunnen worden ingezet voor andere. Rijkswaterstaatstaken. Thans ligt de vraag voor, welke werkwijze en procedures nodig zijn om de bij de Deltawerken vrijkomende capaciteiten snel en volledig ter beschikking te krijgen voor andere taken.
- 11 Zoals bij eerdere aanpassingen van de organisatie is gebleken, gaat het hier bepaald niet alleen om de organisatorische opzet. Veel belangrijker zijn de wederzijdse acceptatie van gewijzigde werkverbanden
en
het
gezamenlijk
hiervoor
creëren
van
een
nieuwe, op wederzijdse capaciteiten en aanpak, gebaseerde werkwijze. Een ander element waarmee rekening dient te worden gehouden is dat de Deltawerken juist thans de aandacht van de gehele dienst behoeven. De problemen welke zich gewoonlijk voordoen bij wijziging van organisaties kunnen weliswaar niet worden vermeden, maar wel dermate vroeg worden onderkend, besproken en beïnvloed, dat zij hanteerbaar worden.
- 12 -
3.
UITGANGSPUNTEN
3.1.
^7oor_h^t_r^amwerJc^
DG civieltechnische wecken rond de Oosterscheldekering en de compactimentei;ing lopen naar verwachting in 1986 af. De nazocg van door de ingrepen opgetreden veranderingen zal daarna nog 5 a 10 jaar duren. In de jaren na 1986 zal echter op verschillende terreinen van watecstaatszocg behoefte blijven bestaan aan zowel civieltechnisch als milieukundig gekwalificeecd personeel vooc het in projectverband ontwerpen en uitvoeren van waterstaatswerken
(zie
par. 2.3. ) , alsmede voor ondersteuning van beheer, beleid en onderhoud in het kustgebied. Het is niet te verwachten, dat toekomstige civieltechnische werken in het zuidwesten van het land zullen zijn geconcentreerd. Wel zal het milieu en het beheer in dit gebied (maar ook elders) veel aandacht vragen. Toekomstige werken zullen meer en meer in projectverband gerealiseerd worden, waarbij regionale en specialistische diensten samenwerken. Hiervan uitgaande, is het niet noodzakelijk een samenvoeging van de disciplines, zoals thans binnen de Deltadienst aanwezig, in één organisatie te handhaven. Dit leidt tot de eerste twee uitgangspunten;
a. Naar verwachting
zal op 1 januari 1987 de Deltadienst als
organisatie-eenheid kunnen worden opgeheven. De directie Zeeland wordt dan belast met de nazorg van het Deltaproject en de zorg voor de medewerkers van de Deltadienst die nog niet naar een ander dienstonderdeel zijn overgegaan; b. Binnen de Rijkswaterstaat bestaat op het ogenblik geen behoefte aan een apacte waterbouwkundige dienst; de waterbouwkundige kwaliteit dient echter behouden te blijven.
Aan de tot nog toe binnen de Rijkswaterstaat aan het rapport "De Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu" verbonden consequenties, wordt het volgende uitgangspunt ontleend;
- 13 -
c. Bij de Rijkswaterstaat zal sprake zijri van twee specialistische milieupunten, nl. een nat (bij het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater) en een droog (bij de Wegbouwkundige Dienst).
Het voltooien van de Deltawerken is op zich geen aanleiding om tot grote organisatorische ingrepen over te gaan. Indien deze ingrepen binnen de Rijkswaterstaat toch nodig zijn, dienen zij in een breder verband te worden bezien. Dit leidt tot het volgende uitgangspunt:
d. Ingrijpende organisatorische wijzigingen zullen in het kader van deze operatie niet aanhangig worden gemaakt.
De Deltawerken eisen de komende jaren de volledige inzet van de Deltadienst-medewerkers.
Enerzijds
is
hiervoor
duidelijkheid
over de toekomst nodig, anderzijds mag er, althans in de komende jaren, nog geen sprake zijn van de tijdelijke onrust die vaak met aanpassingen van organisaties gepaard gaat. Dit leidt tot:
e. Na het accepteren van het raamwerk zal, in goed overleg tussen de betrokken diensten en de betreffende hoofdafdelingen van de Deltadienst, een gefaseerd proces op gang worden gebracht dat er toe leidt, dat zonder schade voor de Deltawerken een zo geruisloos mogelijke overgang naar de toekomstige organisatie wordt bereikt.
Bij de Deltawerken is waardevolle kennis en ervaring opgebouwd, die ook bij andere waterstaatswerken.(zowel binnen als buiten de Rijkswaterstaat) aangewend kunnen worden (zie ook par. 2.2). Het behoud en opnieuw aanwenden van deze kennis en kunde komt het best tot zijn recht bij een niet geforceerde inpassing van medewerkers van de Deltadienst bij andere Rijkswaterstaats-onderdelen. In dit verband kan als goed voorbeeld de samenwerking tussen de hoofdafdeling. Watetlpopkunde van de Deltadienst en het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging genoemd worden. Op een dergelijke wijze kan een soepele overgang naar de nieuwe situatie worden verkregen, zonder dat de inzet voor het Oosterschelde-project in het gedrang komt. Deze aanpak kan ook t.a.v. de huidige milieukennis bij de Deltadienst gevolgd worden.
- 14 Deze overwegingen leiden tot de volgende uitgangspunten: f. De aanwezige specifieke kennis dient te worden benut; g. Functionele eenheden binnen de Deltadienst worden in principe ondergebracht bij bestaande organisaties van de Rijkswaterstaat, waardoor versnippering
van mankracht en kennis en
kunde zoveel mogelijk wordt vermeden; h. De inzet van de verschillende functionele eenheden binnen de Deltadienst
t.b.v.
andere
organisatie-onderdelen
van
de
Rijkswaterstaat, kan gefaseerd in de tijd geschieden; i. Het bestaande samenwerkingsverband
tussen de hoofdafdeling
Waterloopkunde van de Deltadienst en het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging moet niet worden verstoord, maar
zo mogelijk gestimuleerd en verder
uitgebouwd.
Verder zijn de volgende min of meer voor zich sprekende uitgangspunten geformuleerd;
j. Aangenomen is, dat bij de Rijkswaterstaat een projectmatige werkwijze meer algemeen wordt en dat fondsen en personeel uit meerdere diensten per project zullen worden toegewezen; k. Verhuizingen van medewerkers behoren zoveel mogelijk te worden voorkomen; 1. Het op te stellen raamwerk en de verdere uitwerking dienen voldoende ruimte te laten voor aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen en dienen een basis te vormen, waarop de afzonderlijke onderdelen van de Deltadienst en andere diensten hun handelen kunnen richten; m. In het raamwerk wordt rekening gehouden met de behoeften en taken zoals weergegeven in de directieplannen van de verschillende
(betrokken) Rijkswaterstaatsdirecties, waaronder
in de eerste plaats de activiteiten t.b.v. de voltooiing en de nazorg van het Deltaproject.
3.2.
M^»b^«t^»_w£fJiwiJ£.'e_k£rng£oep
De kerngroep rekent tot zijn taak het opstellen van een plan een raamwerk - dat als leidraad kan dienen bij het verdere handelen. De kerngroep streeft dus geen grote detaillering na en ziet het ook niet
als zijn taak deze in een later stadium aan
te brengen (zie bijlage 2 ) .
- 15 Bij de werkwijze voor het opstellen van een plan heeft de groep de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. Het plan komt mede tot stand met medewerking en zo mogelijk instemming van de betrokken onderdelen van de Rijkswaterstaat; b. De Deltadienst zal bij bilaterale gesprekken met andere directies over toekomstige ontwikkelingen, geen afspraken maken over structurele oplossingen die in strijd zijn met het raamwerk; c. Bij de Hoofddirectie van de Waterstaat zal afstemming plaatsvinden tussen de resultaten van de werkgroep "De Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu" en de "Adviesgroep Noordzee" en het werk van de kerngroep.
3.3. fl.Jb_. t^._taajtu_itvoerjji£ £.®S.^£."^^^ É.^£5£*-i®£ De Deltadienst is binnen de Rijkswaterstaats-organisatie te karakteriseren als een specialistische bouwdirectie. De aanwezige kennis en kunde is deels te vergelijken met die 'van de technisch-wetenschappelijke diensten, deels met die van een bouwdirectie. De kerngroep ziet als taak van de Rijkswaterstaat de zorg voor de instandhouding en het behoorlijk gebruik van de hem toevertrouwde objecten, het begeleiden van het lokale beheer en het toetsen hiervan aan het landelijk beleid. De zorg voor de objecten (waaronder zowel aangelegde kunstwerken als van nature aanwezige gebieden zoals rivieren, meren en zeearmen worden begrepen) , omvat niet alleen het totaal aan activiteiten
(taken)
voortvloeiend uit het behartigen van het waterstaatsbelang; ook de belangen van andere betrokken overheden en belanghebbenden dienen te worden afgewogen tingen of
(op grond van wettelijke verplich-
het vereiste van "behoorlijk bestuur"). Naast de
waterstaatsdoeleinden van een object, zullen ook andere doeleinden (in het algemeen belang) mede in beschouwing moeten blijven. Met name bij beheersmaatregelen die ingrijpen-in het bestaande gebied, kan het voorkomen dat "andere belangen" prevaleren dan wel nopen tot aanvullende/compenserende maatregelen om die belangen tot hun recht te laten komen.
- 16 -
Bij het voeren van het waterstaatkundig beheer is een drietal beleidsterreinen te onderscheiden; deze houden het volgende in:
Waterstaatkundig beheer: a. bestuurlijk b. technisch/operationeel c. ondersteuning (onderzoek en advies).
a. Bestuurlijk -
oppertoezicht
-
wetten, reglementen
-
vaststellen van normen
-
verlenen van vergunningen
-
planvorming (eigen plannen: Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren; Wet op de Waterhuishouding; plannen van derden; Wet op de Ruimtelijke Ordening, enz.)
-
overleg (departementen, andere overheden, instellingen, particulieren) .
b. Technisch/operationeel -
ontwerp en uitvoering
-
onderhoud en vernieuwing
-
bediening informatie naar gebruikers inspectie c.q. constateren en opheffen van storingen rampenbestrijding, waarschuwingen.
c. Ondersteuning (onderzoek en advies) -
adviezen (eigen apparaat en derden)
-
studies.
De taak van de regionale directies strekt zich in beginsel uit tot drie terreinen: bestuurlijk, technisch/operationeel en ondersteuning. De bestuurlijke taak is uitsluitend voorbehouden aan de regionale directies.
- 17 -
Voor
het
technisch/operationeel
schikt de
Rijkswaterstaat
over
die bij projecten van enige over
de aanpak door
de
werk en de ondersteuning de specialistische
importantie
be-
directies,
in onderling overleg
regionale directies worden
ingescha-
keld. Waar dit geschiedt, blijft de taak van de regionale directie echter van groot belang: de eerste,verantwoordelijkheid voor
het project
als geheel blijft bij de betrokken directie
liggen. Dit neemt niet weg, dat de realisering van het project in nauwe samenwerking met de specialistische dienst dient te geschieden. Bij de meer en meer toegepaste projectmatige aanpak van werken komt dat er in de praktijk op neer, dat de coördinatie van projectgroepen
(het
projectmanagement)
berust
bij
de
regionale
directie, terwijl de wijze van aanpak van een project in nauw overleg tussen de betrokken regionale en specialistische directies wordt bepaald. Bij het onderzoeken van de mogelijkheden tot hergroepering van taken
is het
van
belang
de
taakopvatting
van
de
regionale
directies vast te leggen. Zij immers coördineren de inzet van de
specialistische
diensten
en directies. Door -de
kerngroep
worden als taken van de regionale directies gezien: -
het beheren van de waterstaatkundige infrastructuur en het toetsen van het lokale beheer aan het landelijk beleid;
-
het mede op grond regionale
beleid
van
en
lokale
het
kennis
verzorgen
vaststellen
van een
van
inbreng
het
in de
landelijke beleidsvorming. Hierbij wordt een multidisciplinaire en beleidsanalytische benadering gevolgd; -
het vervullen van een
(regionale] voortrekkersrol
(project-
management) bij het voorbereiden, ontwerpen en uitvoeren van waterstaatkundige infrastructurele werken en regelingen; -
het
inschakelen
van
specialisten - zowel voor
advies
als
assistentie - voor kwalitatief en/of kwantitatief grotere of bovenregionale projecten; -
het toetsen en evalueren van het wettelijk kader.
De kerngroep is bij haar onderzoek uitgegaan van bovenstaande taakopvatting. Alternatieven waarbij de taakuitvoering van de Rijkswaterstaat drastisch wordt gewijzigd (b.v. door ontwerp en begeleiding van de uitvoering van werken geheel af te stoten) zijn niet in de beschouwingen betrokken.
- 18 3.4. M. b. t^._p£^c^one£^L_Del_tad^iens^t
Dit rapport is in eerste aanleg tot stand gekomen met het oog op de voor het personeel van de Deltadienst na afloop van de werken optredende problemen. De kerngroep wil er echter met nadruk op wijzen, dat bedoelde problematiek niet slechts de Deltadienst betreft, maar zich uitstrekt over de gehele Rijkswaterstaat.
Het personeelsbeleid van de Deltadienst is - mede door inschakeling van derden - daarop gericht, dat het gereedkomen van de Deltawerken zo min mogelijk gevolgen voor het personeel met zich meebrengt. Daaraan ligt mede ten grondslag de gedachte, dat de belangen van het personeel gelijkwaardig
zijn aan de technisch/organisato-
rische en bedrijfseconomische belangen. In de overwegingen worden deze personeelsbelangen derhalve als een gelijkwaardige grootheid beschouwd en gewogen. Juist daarom mag niet uit het oog worden verloren, dat het gereedkomen van de Deltawerken voor het personeel van de Deltadienst gevolgen heeft. Uitgangspunt voor het opvangen van deze gevolgen is,- dat getracht zal worden onvrijwillige overplaatsingen en in het uiterste geval onvrijwillige ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen. Uiteraard is dit ook afhankelijk van de taakontwikkeling van de Rijkswaterstaat als totaal. Mede met het oog hierop wordt reeds thans een beleid gevoerd, dat ertoe moet leiden de medewerkers van de Deltadienst op een zo breed mogelijk terrein inzetbaar te maken.
De kerngroep is er voorts van overtuigd, dat indien haar adviezen worden gevolgd, nog ruime aandacht zal moeten worden besteed aan de bij fusies van diensten en dienstonderdelen optredende problemen als gevolg van de bestaande verschillen in werkwijze, klimaat, wijze van leidinggeven, informatieverstrekking e.d. Gestreefd moet worden naar integratie, welke is gebaseerd op een wederzijdse acceptatie van gewijzigde werkverbanden en een gezamenlijk hiervoor creëren van een nieuwe werkwijze, welke recht doet aan eikaars capaciteiten en aanpak.
- 19 4.
ADVIES INZAKE TOEKOMST DELTADIENST
4.1.
Inleiding
In beginsel zijn er vele mogelijkheden om delen of functionele eenheden van de Deltadienst ergens anders onder te brengen. Wanneer een nieuwe Rijkswaterstaat-organisatie moest opgebouwd worden, zou men de handen vrij hebben de meest optimale organisatievorm te kiezen. Dit is echter niet het geval. De bestaande organisatie van de Rijkswaterstaat en de ontwikkelingen van de afgelopen jaren leggen de kerngroep de nodige beperkingen op (zie hoofdstuk 3). Het is daarom weinig zinvol uitvoerige studies aan te pakken waarin allerlei alternatieven naast elkaar gezet worden, omdat de door de kerngroep in hoofdstuk 3 ontwikkelde uitgangspunten in wezen reeds een marsroute vastleggen. Niettemin zijn binnen de kerngroep ook een aantaïl alternatieven ter sprake geweest. Deze zijn echter door de kerngroep afgewezen, enerzijds omdat zij niet in overeenstemming waren met de gekozen uitgangspunten, anderzijds omdat zij ingrijpende organisatorische wijzigingen binnen de Rijkswaterstaat tot gevolg zouden hebben. Vandaar dat de kerngroep besloten heeft slechts één marsroute aan te geven. In de volgende paragrafen worden beschouwingen gegeven met betrekking tot de (hoofd)(staf)afdelingen van de Deltadienst.
De kerngroep heeft echter wel een aantal ontwikkelingen binnen de Rijkswaterstaat gesignaleerd, die in haar ogen gestimuleerd zouden moeten worden en manco's geconstateerd, die zouden moeten worden opgeheven. Zonder meer ingrijpende organisatorische aanpassingen, zouden hiervoor geen oplossingen kunnen worden gevonden. Deze aanpassingen vallen echter buiten het bestek van de taak van de kerngroep. In een aantal voetnoten zijn deze zaken echter wel door de kerngroep gesignaleerd.
Voor een goed begrip zij nog vermeld, dat in de in dit hoofdstuk vermelde pérsoneelsoverzichten van de hoofdafdelingen WW, WT en MI, begrepen zijn de medewerkers van de gedeconcentreerde afdelingen met een bedrijfsbeheerkarakter.
- 20 4.2.
Itoo^fda^d^l^ng^ Vfó_te£bouv*;^k^^
(WW)_
4.2.1. Samenstelling
De hoofdafdeling omvat een tweetal afdelingen Waterbouwkundige Werken, te weten: WWW - Waterbouwkundige Werken West (gevestigd te Burghsluis) WWO - Waterbouwkundige
Werken Oost
(gevestigd
te Bergen
op
Zoom). Deze afdelingen worden ondersteund door WWB - Bedrijfseconomische Zaken WWR - Beheers- en Bestuurszaken WWT - Technische Ondersteuning alle gevestigd te Zierikzee. Het beleid van de Deltadienst is erop gericht de discipline Waterbouwkunde niet verder uit te bouwen, maar integendeel, een restrictief personeelsbeleid te voeren. Op grond van ervaring kan worden aangenomen, dat, als gevolg van een dergelijk beleid, de omvang van het betreffende gedeelte van de personeelsbezetting in 1986 door verschillende oorzaken - natuurlijk verloop, overplaatsing - zal zijn afgenomen. De kerngroep staat voor 1986 het volgende beeld voor ogen:
personeel WW 1981
Categorie
RWS-pers.
uitbesteed
Totaal
H
50
20
70
M
110
40
150
L
101
59
160
totaal
261
119
380
schatting
240
94
334
1986
- 21 -
De genoemde categoriën H, M en L omvatten: H - hoger of gelijk aan schaal 112 M - schaal 57 tot 112 L - lager dan schaal 57
De als specialistisch te karakteriseren deskundigheid betreft: dammenbouWf
oeverbekleding,
bodembescherming,
off-shore-con-
structies en projectmanagement van omvangrijke werken. Deze specialistische deskundigheid is aanwezig bij ca. 65 medewerkers van de hoofdafdeling, die in projectverband met elkaar werken.
4.2.2. Jp_he_t_g ed^ng^
1}-2PË:^^^^I^IL
Met de volgende factoren ware rekening te houden: a. De hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken dient als organisatie-eenheid van de Deltadienst in stand te worden gehouden tot na de voltooiing van de werken. Zij moet haar werkzaamheden aan het project onder de directe verantwoordelijkheid van de dienstleiding blijven uitoefenen. b. Ten behoeve van de nazorg van de werken zal gedurende twee jaar na 1986 nog behoefte bestaan aan een kwart van de capaciteit van de hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken. De dan nog te verrichten werkzaamheden king
van de
damvakken
betreffen o.m.: de afwer-
ter plaatse van de sluitingen, het
aanleggen van beplantingen, het aanpassen van de werkhavens, het opruimen van keten en terreinen, het aanpassen van de werkwegen, het maken van bestekken voor de nazorg
van de
werken, het vervaardigen van revisietekeningen, het ontwerpen van nota's (voor de overdracht van werken), de evaluatie van de uitvoering, de verantwoording
van studieresultaten,
de verrekening van de lopende bestekken in de nazorgperiode, de afrekening van de uitgevoerde werken, de afwikkeling van kostprijszaken, de financiële vastlegging en -eindevaluatie van de werken, het verrichten van interne taken, de overdracht van gebouwen en overig rijksmateriaal en -materieel.
- 22 c. De directie Zeeland heeft na 1986 behoefte aan een aantal medewerkers voor beheer en onderhoud van de voltooide objecten. Het gaat hier om ca. 100 medewerkers. Deze behoefte bestaat uit bedienings- en onderhoudspersoneel voor de gereedgekomen objecten
(daimnen, sluizen). De voor de desbetref-
fende functies te stellen eisen v.w.b. opleiding(sniveau's) en ervaring verschillen echter aanzienlijk van die van de medewerkers van de hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken. d. De specialismen die verenigd zijn in de discipline Waterbouwkunde van de Deltadienst, komen voor een deel overeen of liggen in het verlengde van de specialismen die men aantreft bij het Centrum Onderzoek Waterkeringen. Het Centrum Onderzoek Waterkeringen
is thans organisatorisch ondergebracht
bij de directie Waterhuishouding en Waterbeweging. Binnen deze directie vormt het Centrum Onderzoek Waterkeringen min of meer een zelfstandige eenheid. e. In de huidige organisatie is het uitgangspunt, dat de regionale directies verantwoordelijk zijn voor de totale Rijkswaterstaatstaak in hun gebied ( zie ook par. 3.3.). Zij worden
daarbij
geadviseerd
door
technisch-wetenschappelijke
diensten en voor specifieke werken geassisteerd door bouwdirecties. De mate van assistentie door een natte bouwdirectie kan per project verschillen. è. In de discipline Waterbouwkunde van de Deltadienst zijn specialismen vertegenwoordigd, die behouden dienen te blijven. Om dit op een kwalitatief hoog niveau te realiseren, mag geen versnippering optreden. De specialismen waar sprake van is, sluiten nauw aan bij het takenpakket van de directie Sluizen en Stuwen. De taak van de directie Sluizen en Stuwen zou daarom in de toekomst uitgebreid kunnen worden met de zorg voor de waterbouwkundige capaciteit van de Rijkswaterstaat.
- 23 4.2.3. Advies inzake de toekomst van de hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken (WW)
Het voorgaande in beschouwing nemend, doet de kerngroep de volgende aanbevelingen:
a. De specialistische groep van de hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken te zamen met het Centrum Onderzoek Waterkeringen (zie ook par. 4.3.3.) onderbrengen bij de directie Sluizen en Stuwen. Deze groep omvat de volgende specialismen: dammenbouw, bodembescherming, oeverbekleding en projectmanagement. Het laatste specialisme is dan voornamelijk gericht op de directie Sluizen en Stuwen zelf. De directie Sluizen en Stuwen krijgt, naast haar bouwtaak, een uitdrukkelijker adviestaak dan nu het geval is. b. Afhankelijk van de taakontwikkeling (zie par. 2.3.) ware in een later stadium te beslissen, of de off-shore-kennis dient te worden overgebracht naar één der bouwdirecties (directie Bruggen of directie Sluizen en Stuwen) of naar de directie Noordzee. c. Met de specialistische groep, dient voldoende ondersteuningscapaciteit
(Bedrijfseconomische
Zaken
e.d.)
naar
de
directie Sluizen en Stuwen te worden overgebracht. Met name kan hierbij worden gedacht aan de goed-ontwikkelde kostprijsfunctie t.b.v. waterbouwkundige werken. d. Na een meer gedetailleerd onderzoek ware te beslissen, in hoeverre overplaatsingen noodzakelijk zijn en of het instellen van dependances wenselijk en mogelijk is. Hierbij dienen naast de technische ook de sociale en de economische overwegingen in de besluitvorming te worden betrokken. e. De "niet-specialistische" groep ware naar behoefte en mogelijkheden over te brengen naar de directie Zeeland. Hiervoor dient tijdig een procedure (waaronder begrepen een opleidings- en/of een omscholingsplan) te worden ontwikkeld. f. Mocht in een later stadium blijken, dat de grotere werken nabij de Westerschelde (Baalh'oek/Bath) kort na 1986 in uitvoering komen, dan dient alsnog te worden bezien, in hoeverre onderdelen van de hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken als aanvulling op de "natte" bouwcapaciteit van de directie Zeeland kunnen dienen.
- 24 -
Het advies heeft een aantal voor- en nadelen. De voorde^^en^ van dit model zijn: -
binnen de Rijkswaterstaat vindt een verdere bundeling van "natte" kennis plaats;
-
de ontvangende dienst(en) kan (kunnen) zich verder ontwikkelen
van
bouwdirectie
naar
technisch-wetenschappelijke
dienst; -
de wisselwerking tussen theorie en praktijk is gewaarborgd.
De _n^ade^ej)^ zijn: -
het organisatorisch verband van de hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken wordt verbroken;
-
het personeel dient gedeeltelijk te worden overgeplaatst, met als alternatief het vestigen van (een) dependance(s).
- 25 4.3.
j t o o f d a f d e l j j i £ Wa^e£l£opkunde (WT)_
4 . 3 . 1 . ^amejis^eLl_in£ De hoofdafdeling Waterloopkunde omvat een 4-tal afdelingen die gevestigd zijn in Den Haag: WTF - Fysische modellen WTG - Grondmechanica WTK - Kustonderzoek WTV - Vloeistofmechanica. Deze afdelingen worden ondersteund door
WTB - Bedrijfsecono-
mische zaken en WTC - Informatieverwerking. Dit Haagse deel (verder te noemen WT-Den Haag) omvat rond 100 medewerkers (plus 20 medewerkers van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging bij WTK).
In Zierikzee is gevestigd de Meet- en Studieafdeling
(WTZ),
rond 110 medewerkers, inclusief het personeel van de vaartuigen. WTZ beschikt over 13 vaartuigen. WTZ wordt ondersteund door de afdeling Instrumentatie
(WTM) (rond 20 medewerkers),
gevestigd in Bruinisse en Zierikzee. Samenvoeging van WTZ en WTM is in voorbereiding. Via uitbesteding van
(hoofdzakelijk
meet-)werkzaamheden zijn nog ruim 60 personen voor WT werkzaam.
Hoewel er geen aanleiding waterloopkunde geschoolde
is het totale bestand van in de medewerkers te verminderen
- zie
par. 2.3.- is het personeelsbeleid van de Deltadienst er op gericht een geleidelijke afname van het bestand te bewerkstelligen. Evenals voor de hoofdafdeling WW is het ook voor WT moeilijk de gevolgen van dit beleid in concrete cijfers te vertalen. Niettemin is er behoefte aan een indicatie. Op grond van schattingen staat de kerngroep voor 1986 het volgende beeld voor ogen:
- 26 -
Personeel WT 1981
WTZ + M
WT den Haag
categorie
RWS-pers. Uitb
Totaal
PWS
Uitb
Totaal
H
37
13
50
6
2
8
M
74
0
74
63
12
75
L
64
0
64
62
37
99
175
13
188
131
51
182
140 a 155
0
Totaal
schatting
140 a 155 120 a 125
0
120 a 125
1986
WT-totaal
GWS
Uitb.
306
64
schatting 260 a 280
0
Totaal 370
260 é 280
1986
In het overzicht is er rekening mee gehouden dat WTM opgaat in WTZ. Een beslissing hierover moet nog genomen worden. Voor wat betreft een verklaring van de genoemde categorieën, moge worden verwezen naar bladzijde 21 van dit rapport.
4.3.2. In het geding zijnde factoren
a. Tot aan de voltooiing van de Stormvloedkering zal de waterloopkundige begeleiding van de werken zeer intensief moeten blijven. Het is echter geenszins nodig, dat deze begeleiding vanuit de Deltadienst zelf plaatsvindt. Ook nu reeds werkt de Deltadienst nauw samen met het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging.
- 27 Het doet er in beginsel dus niet zo veel toe of bepaalde medewerkers bij de Deltadienst dan wel bij de directie Waterhuishouding en Waterbeweging
formatief
zijn onderge-
bracht, indien de Deltadienst er maar over kan beschikken. Dit impliceert een goede afstemming op managementniveau en met de betrokken personeelsafdelingen. b. Ten behoeve van het beheerswerk van de directie Zeeland zal een krachtige meet- en adviesdienst in Zeeland gehandhaafd moeten worden. Een werkgroep "Nieuwe Adviesdienst Zeeland" is bezig het takenpakket na gereedkomen van de Deltawerken te inventariseren. c. De zgn. "Adviesgroep Noordzee" is bezig modellen te ontwikkelen voor een mogelijke nieuwe organisatievorm van de uitvoering van de zeetaken van de Rijkswaterstaat. Omdat nog geen inzicht bestaat in de resultaten van deze arbeid, ziet de kerngroep zich genoodzaakt van de huidige organisatie van taken uit te gaan. Bezwaarlijk is dit niet: mocht het advies van de Adviesgroep Noordzee leiden tot andere organisatievormen, dan moeten die onderdelen van de Deltadienst die de kerngroep aan een bepaald bestaand organisatie-onderdeel had willen toevoegen, mét dat organisatie-onderdeel meegaan in de gekozen nieuwe vorm. d. Wat het toekomstig werkpakket voor de waterloopkundige discipline betreft wordt het volgende aangetekend: -
In het Deltagebied blijft het beheer van de Deltawateren vragen om waterloopkundig onderzoek en advies. De te verrichten taken zullen omvatten: . het geven van ondersteuning aan het beheer van de werken in de Oosterschelde op waterloopkundig en grondmechanisch gebied; . het (doen) verrichten van het daartoe noodzakelijke onderzoek.
- 28 Een en ander heeft dus met name betrekking op de Stormvloedkering, het gebied van de Voordelta en de aangrenzende kust, de Oosterschelde en de compartimentèringswerken. De problematiek betreft o.a. de conditiebewaking van de
Stormvloedkering,
de
morfologische
ontwikkelingen
(o.a. de ontgrondingskuilen nabij de Stormvloedkering), de getijbeweging, de zoet-zout problematiek, het golfonderzoek, de stabiliteit van de waterkeringen en de problematiek van zettingsvloeiingen in dit gebied. Verschillende onderdelen hiervan hebben een nauwe relatie met het milieu-onderzoek. Langs de gehele kust geldt, dat nieuwe ontwikkelingen om waterloopkundig onderzoek en begeleiding zullen vragen. Te denken ware aan buitengaatse locaties, kustsuppleties, uitbouwplannen van de kust e.d. Ook al komen deze plannen wellicht niet allemaal tot uitvoering, studies ernaar zullen zeker nodig zijn. Het is ook nodig dat het te voeren waterloopkundig beleid wordt gecoördineerd, alsmede dat wordt zorggedragen voor de onderlinge afstemming van de taken van 'de regionale studiediensten en de inschakeling van wetenschappelijke instituten als het Waterloopkundig Laboratorium, het Laboratorium voor Grondmechanica, de Organisatie voor Toegepast Natuurwetehschappelijk Onderzoek, e.d. Ook het stimuleren van nieuwe ontwikkelingen op de vakgebieden die binnen de waterloopkundige discipline zijn te onderscheiden, is een belangrijke taak. De Planologische Kernbeslissing-Waddenzee heeft grote invloed op het waterstaatkundig beheer. Het gewenste zorgvuldige beheer van het gebied vraagt veel waterloopkundig onderzoek naar de processen die in dit gebied zijn te onderkennen. Dit onderzoek staat nog in de kinderschoenen.
- 29 -
Voor de verschillende onder beheer van het Rijk staande wateren zullen beheersplannen moeten worden opgesteld.
-
Het meer traditioneel waterloopkundig onderzoek ter begeleiding van het dagelijks beheer zal in de toekomst zeker moeten worden voortgezet.
Het bovenstaande in ogenschouw nemend komt de kerngroep tot de slotsom dat, zonder nu tot kwantificering te kunnen komen, in de toekomst een grote vraag naar de waterloopkundige discipline zal blijven bestaan.
- 30 4.3.3.
Advies inzake de Hoofdafdeling Waterloopkunde (WT).
Het voorgaande in beschouwing nemend, doet de kerngroep de volgende aanbevelingen:
a. Het onderbrengen van de medewerkers van WT-Den Haag uitzondering van WTG, zie onder b) , inclusief WTB
(met
bij het
district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging {+_ 140 man) . Het is niet uitgesloten dat sommige individuele medewerkers van WT beter op de plaats zijn in andere onderdelen van de dienst. b. Het onderbrengen van de medewerkers van WTG bij het Centrum Onderzoek Waterkeringen, dat daarna over kan gaan naar de directie Sluizen en Stuwen (zie ook par. 4.2.3.). Op deze wijze ontstaat een krachtige groep van deskundigen op het gebied van waterbouwkundige werken. c. De medewerkers van de Meet- en Studieafdeling
Zierikzee
(WTZ),zoveel mogelijk met behoud van standplaats onderbrengen bij het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging (+^ 120 man en 9 boten). De mogelijkheid bestaat, dat voor het verrichten van beheer smet ingen, ook medewerkers zullen worden toegevoegd aan de directie Zeeland.
Te zamen met de huidige Adviesdienst Vlissingen zou op deze wijze in het zuidwesten van het land een sterke adviesdienst voor de getijdewateren en de kust kunnen ontstaan: de ontwikkelingen in dit gebied wettigen dit zeker. De werkgroep die momenteel bezig is een "Nieuwe Adviesdienst Zeeland" op zijn merites te bezien, zal hierover nader adviseren.
De huidige WTZ zal in elk geval tot aan het gereedkomen van de Stormvloedkering operationeel moeten blijven: het lijkt echter niet ondenkbaar dat reeds vóór die tijd organisatorische herschikkingen worden doorgevoerd. Ook hier is niet uitgesloten dat sommige medewerkers (of boten met bemanningen) beter op de plaats zijn bij andere onderdelen van de directie Waterhuishou^ ding en Waterbeweging
(bijv. bij het district Zuidwest). Dit
ware bij de uitwerking nader te bezien.
- 31 Evenmin ware op voorhand uit te sluiten dat een aantal medewerkers qua specifieke vaardigheden past in de organisatie van de directie Noordzee; dit dan los van een mogelijke herschikking van Noordzeetaken naar aanleiding van het advies van de Adviesgroep Noordzee. Ook dit zou bij de gedetailleerde uitwerking van de voorstellen moeten worden bekeken.
De in het voorgaande aangegeven weg heeft een aantal voor- en nadelen.
De jvoordeLeji zijn: -
De specialistische kennis blijft gebundeld binnen één verband ;
-
De organisatorische ingrepen zijn zeer beperkt;
-
De overgang kan soepel in de daarvoor best geschikte tijd geschieden;
-
De bestaande nauwe samenwerking met de directie Waterhuishouding en Waterbeweging blijft gecontinueerd.
De nadeLen^ zijn: -
De noodzakelijke onderbouwing van de milieuzorg d.m.v. waterloopkundig onderzoek, kan niet in één organisatorisch verband worden verricht.
-
4.4.
32 -
aso^f£afdje^Lin£ H^ii^'^jsil JL'\L-''-£^^^Il^_^*l'^l.
4 . 4 . 1 . ^amen^s^tej^ljjig^. De hoofdafdeling Milieu en Inrichting omvat een 6-tal afdelingen, alle gevestigd in Middelburg. Omdat MI vooralsnog uniek is in de Rijkswaterstaat, kan de Deltadienst voor de benodigde kennis en ervaring geen beroep doen op andere diensten. De milieuproblemen in het Deltagebied blijven onverminderd tot ver na de voltooiing van de Stormvloedkering aandacht vragen. Het zou daarom onverstandig zijn ten aanzien van MI, zoals bij WW en WT, een restrictief personeelsbeleid te voeren. De kerngroep rekent daarom voor 1986 met de huidige bezetting van MI, die globaal als volgt is:
Samenstelling MI (globaal) H
M
L
tot.
leiding
2
-
-
2
MIV -
voorbereiding
2
1
-
3
MIC -
coördinatie
2
-
-
' 2
MIL -
land
7
12
3
22
MIW -
water
9
14
-
23
Ml6 -
ondersteuning
1
24
27
52
MIB —
bedrijfsec, zaken
"
5
15
20
23
56
45
124
Voor wat betreft een verklaring van de genoemde categorieën, moge worden verwezen naar bladzijde 21 van dit rapport.
4.4.2. in_het_ged^n£ £iJLnde_fac_toreri^
a. De Rijkswaterstaat heeft als initiator en uitvoerder van het Deltaplan een bijzondere verantwoordelijkheid op zich moeten nemen t.a.v. de effecten van de werken op het milieu in het Deltagebied. Logisch gevolg hiervan is dat ook na 1987 aan het gebied en in relatie tot de Deltawerken een belangrijk stuk milieu-begeleiding gegeven wordt, immers: tot ongeveer 1990 a 95 zal het Posterscheldebekken naar een nieuwe evenwichtssituatie groeien.
- 33 -
De resultaten van de onderzoeken die vóór de voltooiing van de Stormvloedkering werden verricht, kunnen dan worden aangevuld met ervaringsgegevens van het nieuwe systeem. Daardoor kunnen fouten in de hypothesen aan het licht komen. Dit kan voeren tot herziening van projecten of tot het ontwikkelen van aanvullende voorzieningen. Ook zullen het beleidsplan van de Oosterschelde en het beheersplan zo nodig moeten worden aangepast.
Voor het Volkerak-Zoommeer tekent zich een soortgelijk patroon af. Het verzoetingsproces waaraan dit gebied wordt onderworpen zal een intensieve begeleiding vergen.
Voor het Markiezaat zal een inrichtingsplan moeten worden geëffectueerd. Wie dat moet doen, is nog geen uitgemaakte zaak; wel wordt verwacht dat MI een belangrijke begeleidende taiak zal moeten hebben.
Ook het Grevelingen- en het Veer se Meer zullen nog enige aandacht vergen en het Deltagebied in zijn totale samenhang, ook met de zogenaamde Voordelta, zal een punt van zorg blijven.
De kerngroep constateert, dat de aanpak van de milieuzorg in het Deltagebied velen aangesproken heeft en dat elders in het land behoefte is aan soortgelijke aanpak en aandacht. De kerngroep constateert tevens, dat er niet op voorhand van mag worden uitgegaan dat na 1986 een groot potentieel aan milieukennis vrijkomt. Vandaar dat niet het grootste probleem is wat de toekomstige taak voor de medewerkers van MI zal zijn, maar veeleer hoe de schaarse milieukennis over het land moet worden verdeeld.
b. De werkgroep "De Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu" heeft een uitvoerige studie gewijd aan de wijze waarop binnen de Rijkswaterstaat de zorg voor het milieu moet worden behartigd.
- 34 De kerngroep kan de conclusies waartoe deze studie voert en het advies dat de werkgroep heeft opgesteld in grote lijnen onderschrijven. Verwezen moge worden naar de nota "De Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu".*
c. Rekening houdend met het door de kerngroep voor het raamwerk gehanteerde uitgangspunt dat binnen de Rijkswaterstaat sprake zal zijn van twee specialistische milieupunten, nl. één nat (bij het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater) en één droog (bij de Weg bouwkundig e Dienst) (zie par. 3.1. onder c.) kunnen een aantal potentiële werkterreinen voor Ml-medewerkers worden onderscheiden.
1. Rijksinstituut voor
Zuivering van Afvalwater
(algemeen
nat milieupunt) De taken van het RIZA - voor zover relevant in het kader van de know-how van de hoofdafdeling MI - strekken zich uit zowel over zoet als over zout: Zoet;
het verrichten van algemeen basisonderzoek en het adviseren
en
begeleiden
van
natte
projecten
m.b.t. het IJsselmeer, de grote rivieren e.d. Zout;
de begeleiding en de nazorg van de Oosterschelde en de overige Deltawateren; de milieuzorg voor de Waddenzee en estuaria alsmede taken m.b.t. de ecologie ên de waterkwaliteit van de Noordzee.
2. Wegbouwkundige Dienst (algemeen droog milieupunt) De milieutaken van de Wegbouwkundige Dienst houden verband met het adviseren en begeleiden van droge projecten en het verbreden en verdiepen van droge milieukennis.
*)
De kerngroep is van mening, dat binnen de Rijkswaterstaat meer aandacht moet worden gewijd aan de noodzakelijke binding, welke moet bestaan tussen de behandeling van zaken op het gebied van de waterkwaliteit en de waterkwantiteit.
- 35 3. Beheersdirecties
(in het bijzonder de directies Zeeland
en Noordzee) - In het algemeen mag worden gesteld, dat in alle beheersdirecties het milieupunt versterking behoeft, zeker indien zware beheerstaken op milieugevoelige gebieden, dienen te worden uitgevoerd. - Voor de directie Zeeland, als beheerder van de Deltawateren, geldt dat wel in het bijzonder. Een sterk milieupunt, als intermediair tussen de specialistische en de eigen directie, is hier onontbeerlijk. - Met betrekking tot de Noordzee is het de kerngroep in de loop van haar werkzaamheden gebleken, dat op het gebied van de milieuzorg (vooral de waterkwaliteit), nog vele taken kunnen worden verrichte*
4. Directie Waterhuishouding en Waterbeweging Juist omdat de ecologische aspecten van de waterhuishouding zo belangrijk zijn, heeft deze directie behoefte aan een sterk milieupunt met als taak: het signaleren van milieuproblemen en het terugkoppelen naar de andere specialistische directies.
*) Als het werk van de "Adviesgroep Noordzee" zou voeren tot een directie Noordzee nieuwe stijl, zal een dergelijke directie wellicht een bredere taak krijgen op milieugebied. Ook in zijn huidige vorm heeft de directie Noordzee een zwaardere milieutaak dan een landdirectie; de'kennis van het zeemilieu immers is een zeer speciale discipline, die uniek is verenigd in de directie Noordzee. Specialisten op milieugebied van buiten de directie zullen daarom vrij veel begeleiding vanuit de directie nodig hebben. De kerngroep constateerde, dat zich in de kennis van het ecosysteem van de Noordzee grote leemten bevinden, die zouden moeten worden opgevuld. De kerngroep onthoudt zich van een organisatorisch advies in deze, maar beveelt acties op dit gebied aan.
- 36 4.4.3. Advies inzake de Hoofdafdeling Milieu en Inrichting (MI)
Het voorgaande in beschouwing nemend, doet de kerngroep de volgende aanbevelingen:
a. De hoofdafdeling MI en het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater samensmelten tot één dienst voor de natte milieuzorg (RIZA nieuwe stijl), waarbij de vestiging in Middelburg in feite een voortzetting betekent van de huidige hoofdafdeling MI. Bij deze samensmelting is het van belang te beseffen dat de sterke kanten van de hoofdafdeling MI en het huidige RIZA bepalend zijn voor het doen en laten van de Rijkswaterstaat op het gebied van de milieuzorg in de toekomst. b. Bij verplaatsing van Ml-medewerkers t.b.v. de opbouw van milieuzorg elders, zal rekening gehouden dienen te worden met het volgende: - de begeleiding van het Deltaproject en de nazorg mogen geen schade ondervinden, - de personeelssterkte van MI moet gehandhaafd blijven. c. Een nauwe samenwerking tussen de disciplines natte milieuzorg en waterloopkunde/waterhuishouding* dient in projectverband tot stand gebracht te worden. d. De sterk MI-gerichte BEZ-afdeling zou haar taak binnen de vestiging te Middelburg kunnen voortzetten. Vanwege het bestaan van het rapport "De Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu" worden door de kerngroep géén voor- en nadelen van dit advies genoemd.
*) Zou men optimale condities voor deze samenwerking willen scheppen, dan zouden alle organisatorische en geografische barrières tussen beide disciplines moeten worden gesloopt. Het adviseren over een dergelijke ingreep, valt buiten het werk van de kerngroep. Wel ziet de kerngroep dat in de voorgaande aanbevelingen een deel van de geografische barrières wordt weggenomen, althans niet versterkt. Zo zou uit een nauwe samenwerking tussen de vestigingen RIZA-nieuwe-stijl in Middelburg en Groningen met respectievelijk de Nieuwe Adviesdienst Zeeland en de Meet- en Adviesdienst Delfzijl, door het praktisch ontbreken van een geografische barrière, een hechte samenwerking kunnen ontstaan.Dit zou kunnen uitgroeien tot een zgn. adviesgroep natte ondersteuning. Hetzelfde geldt voor de centrale vestiging in Lelystad en het district Noord van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging.
- 37 -
4.5.
Itoofda£d£^ling^ Bedi:ijjEsbehe£^r_(PF2.
4 . 5 . 1 . ^aa_k_ejn ^^en^s^elljjig^ Aangezien de hoofdafdeling RF van de Deltadienst sterk afwijkt van overige RF-hoofdafdelingen binnen de Rijkswaterstaat als gevolg van deconcentratie van een aantal RF-taken naar de andere hoofdafdelingen van de Deltadienst, wordt hier iets dieper op de taak ingegaan dan in dit rapport bij de andere hoofdafdelingen is gebeurd. Onder de term bedrijfsbeheer moet verstaan worden: een functionele aanduiding van bedrijfskundige disciplines, die binnen de hoofdafdeling aanwezig zijn of van daaruit worden gestimuleerd. De bedrijfskundige disciplines zijn ondergebracht in de afdelingen: RFX - Beleidsontwikkeling en -voorbereiding RFY - Informatieverwerking RFZ - Beleidsondersteuning.
Bij de afdelingen RFX en RFY kan men spreken van structurerende werkzaamheden. Bij de afdeling RFZ (bestaande uit: Voorlichting, Studio en Bibliotheek) van operationele taken.
De werkzaamheden van de afdeling Beleidsontwikkeling en -voorbereiding hebben betrekking op: -
organisatieleer
-
projectmanagement
-
beleidsanalyse
-
systeembenadering
-
strategisch management
-
planning (beleids)verantwoording.
Zo zijn medewerkers betrokken bij: -
de uitvoeringsvoorbereiding i.h.b. van de Stormvloedkering;
-
de beheersvoorbereiding (bv. de Stormvloedkering en de bekkens) ;
-
. ,
de beleidsvoorbereiding bij ontwerp, uitvoering en onderhoud van de Deltawerken;
- 38 -
-
de toekomst van de medewerkers in relatie tot de afbouw van de dienst;
-
de verantwoording
van en het overleg dat wordt gevoerd
m.b.t. het beleid van de Deltadienst.
De afdeling Beleidsondersteuning
wordt gekarakteriseerd door
het aspect public relations. De komende jaren zal vooral de Voorlichting veel aandacht vragen.
Ten aanzien van het personeelsbeleid is er sprake van restrictie noch expansie. De kerngroep rekent daarom met de huidige bezetting van RF.
Personeel RF 1981
categorie
H
8
M
11
L
7
Totaal
26
schatting 1986
26
4.5.2. In het geding zijnde factoren
a. Ondersteuning
van
de
Deltadienst
door
de
hoofdafdeling
Bedrijfsbeheer blijft nodig tot het einde van de werken. b. De Dienst Informatieverwerking is zich op het ogenblik aan het aanpassen om de steeds snellere ontwikkelingen die zich voordoen goed aan te kunnen. Daarbij wordt gedacht aan de oprichting van een afdeling die innoverende werkzaamheden voor de Rijkswaterstaat kan verrichten op het gebied van bedrijf sbeheersing
en beleidsontwikkeling. De werkzaamheden
van de afdelingen Beleidsontwikkeling en -voorbereiding en Informatieverwerking sluiten daar nauw bij aan.
- 39 -
'
c. De Studio van de Deltadienst verricht reeds jarenlang ook werkzaamheden voor andere diensten van de Rijkswaterstaat zowel als de departementsonderdelen. d. Voorlichting over de Deltawerken zal ook na beëindiging van de werken nodig blijven, zij het niet in die mate als nu en in de eerstkomende jaren.
4.5.3. Advies inzake de hoofdafdeling Bedrijfsbeheer(RF)
Het voorgaande in beschouwing nemend, doet de kerngroep de volgende aanbevelingen:
a. Het onderbrengen van de afdelingen Beleidsontwikkeling en -voorbereiding
(RFX) en Informatieverwerking
(RFY) bij de
Dienst Informatieverwerking. b. Wat de afdeling Beleidsondersteuning betreft, ware onderscheid te maken m.b.t. de Studio, Voorlichting en Bibliotheek: -
De meest voor de hand liggende plaats voor het onderbrengen van de Studio is het Ministerie. Binnen de Rijkswaterstaat is op dit moment geen plaats aan te wijzen. Wellicht dat de ondersteuning t.b.v. de uitvoering van het publicatiebeleid van de hoofddirectie een nieuwe taak voor de Studio kan worden. Dit zou dan nader onderzocht moeten worden.
-
De Voorlichting en Bibliotheek waren over te brengen naar de directie Zeeland t.b.v. de continue voorlichting over de Deltawerken.
- 40 4.6.
St£^f^fde^ing_P^r^orieeL£^z£ken_j_ JDi£e£tie£ecr^t^rJ^aat_eii ^t^f_ bu£e£u_Publ^ic^ Rel^at^ions^ De kerngroep heeft zich gerealiseerd, dat in het kader van de opheffing van de Deltadienst tot aan en zelfs na de datum waarop dit zijn beslag zal vinden, behoefte blijft bestaan aan de werkzaamheid van het Stafbureau Personeelszaken. In zekere zin geldt dit ook t.a.v. de (administratieve) ondersteuning welke door het Directiesecretariaat wordt geleverd. Daar bovendien mag worden geconstateerd, dat binnen de Rijkswaterstaat in de Randstad een continue behoefte bestaat aan de soort medewerkers welke op deze afdelingen werkzaam zijn, onthoudt de kerngroep zich in dit stadium van een advies.
Het Stafbureau Public Relations kan, evenals dat met de Voorlichting het geval is, worden ondergebracht bij de directie Zeeland t.b.v. de continue voorlichting over de Deltawerken.
In totaal betreft het hier ca. 15 medewerkers.
- 41 -
5.
PROCEDURES EN PLANNING
5.1.
^roc^dja^c^-voior£t£l_ De kerngroep heeft in dit rapport getracht de haar
inziens
beste mogelijkheden voor de toekomst van de Deltadienst aan te geven. In dit stadium kan dat niet meer zijn, dan een in grove lijnen aangeven van de "marsroute". Nadere uitwerking en invulling en eventueel bijstelling van de marsroute, zijn noodzakelijk. Daartoe wordt de volgende procedure voorgesteld: -
aanbieding van het advies aan de directeur-generaal;
-
bespreking in de directieraad; eventueel bijstelling en afstemming met de rapporten "De Rijkswaterstaat en de zorg voor het Milieu" en van de Adviesgroep Noordzee, goedkeuring van de verdere procedure;
-
overleg met de Bijzondere Commissie; informatie aan de betrokken Rijkswaterstaatsonderdelen;
-
bespreking van het advies binnen de betrokken Rijkswaterstaatsonderdelen en het Overlegorgaan Rijkswaterstaat;
-
commentaar van de betrokken diensten; commentaar Bijzondere Commissie;
-
opstellen definitief advies;
-
vaststellen advies door de directeur-generaal;
-
voorleggen advies aan de departementsleiding;
-
nadere detaillering van het advies, in samenwerking met de betrokken diensten, de hoofdafdeling A, de afdeling O en de afdeling P (zie bijlage 2 ) ;
-
begeleiding en zonodig bijsturing (toetsing aan nieuwe feiten) in zonodig gewijzigde samenstelling;
-
opstellen van een plan van uitvoering.
- 42 6.
SAMENVATTING
De kerngroep heeft een aantal uitgangspunten gehanteerd en van daaruit adviezen geformuleerd, die een marsroute voor de toekomst van de Deltadienst aangeven. Deze adviezen komen op het volgende neer.
6.1.
Ho£fdafdelin£ iWaJbe£bouv/kmid^i£e_W£^rJceji JWW)
a. De
specialistische
groep
(dammenbouw,
bodembescherming,
oeverbekleding en projectmanagement) ware onder te brengen bij de directie Sluizen én Stuwen. b. In een later stadium ware te beslissen of de off-shorekennis wordt overgebracht naar één der bouwdirecties (Bruggen of Sluizen en Stuwen) of naar de directie Noordzee. c. Er dient met de specialistische groep voldoende ondersteuning
(bedrijfseconomische
zaken
e.d.)
naar
de
directie
Sluizen en Stuwen te worden overgebracht, met name kan worden gedacht aan de goed ontwikkelde kostprijsfunctie t.b.v. waterbouwkundige werken. d. Na een meer gedetailleerd onderzoek ware te beslissen, in hoeverre overplaatsingen noodzakelijk zijn en of het instellen van dependances wenselijk en mogelijk is. e. De "niet-spécialistische" groep ware naar behoefte en mogelijkheden over te brengen naar de directie Zeeland. Hiervoor dient tijdig een procedure te worden ontwikkeld. f. Mocht in een later stadium blijken, dat de grote werken nabij de Westerschelde (Baaihoek/Bath) kort na 1986 in uitvoering komen, dan dient alsnog te worden bezien, in hoeverre onderdelen van de hoofdafdeling WW als aanvulling op de natte bouwcapaciteit van de directie Zeeland kunnen dienen.
- 43 -
6.2.
Hoofdafdeling Waterloopkunde (WT)
a. De medewerkers van WT-Den Haag waren (met uitzondering van WTG) onder te brengen bij het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging. Het is niet uitgesloten dat sommige individuele medewerkers van WT beter op hun plaats zijn bij andere onderdelen van de dienst. b. De
medewerkers
van
Centrum Onderzoek
WTG
waren
onder
te
brengen
Waterkeringen, dat daarna over
bij
het
kan gaan
naar de directie Sluizen en Stuwen. c. De
medewerkers
(WTZ) waren,
van
zoveel
de
Meet-
mogelijk
en
Studieafdeling
met
behoud
van
Zierikzee
standplaats,
onder te brengen bij het district Kust en Zee van de directie Waterhuishouding en Waterbeweging.
6.3.
Hoo^fdafd£ljji£ M^il.i^u_e2i ir»£.i£ht^ing_(lllj_
a. De hoofdafdeling MI en het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater moeten worden samengesmolten tot één dienst voor de natte milieuzorg ging Middelburg
(RIZA nieuwe stijl), waarbij de vesti-
in feite een voortzetting
betekent van de
huidige hoofdafdeling MI. b. Bij de verplaatsing van Ml-medewerkers t.b.v. de opbouw van milieuzorg
elders, zal rekening dienen te worden
gehouden
met het volgende: -
de begeleiding van het Deltaproject en de nazorg mogen geen schade ondervinden;
-
de personeelssterkte van MI moet gehandhaafd blijven.
c. Een nauwe samenwerking
tussen de disciplines natte milieu-
zorg en waterloopkunde/waterhuishouding dient in projectverband tot stand te worden gebracht.
- 44 6.4.
Ho£fd^afdeL_in£ Bedrj^j_£sbeheer_(RF)_
a. De afdelingen Beleidsontwikkeling en -voorbereiding (RFX) en Informatieverwerking
(RFY) waren onder te brengen bij de
Dienst Informatieverwerking. b. De Studio van de afdeling Beleidsondersteuning
(RFZ) kan
worden ondergebracht bij het Ministerie. De beide resterende onderdelen van deze afdeling - de Voorlichting en de Bibliotheek - waren over te brengen naar de directie Zeeland t.b.v. de continue voorlichting over de Deltawerken.
6.5.
Stafafdeling Personeelszaken, ^irecti^es^ec^reta^ri^a£t ^en^ Stafbur^^au^ PuWJ^c_Rel^tJ^on_s
Gezien de aard van de bij de Stafafdeling Personeelszaken en het Directiesecretariaat verrichte werkzaamheden en de continue behoefte welke binnen de Rijkswaterstaat bestaat aan de soort medewerkers welke hier werkzaam . zijn, onthoudt de kerngroep zich in dit stadium van een advies. Het Stafbureau Public Relations kan worden ondergebracht bij de directie Zeeland.
- 45 7.
EPILOOG
In dé loop van de door de kerngroep uitgevoerde verkenning zijn problemen gesignaleerd, die los staan van de afwikkeling van de Deltadienst, maar die niettemin om een oplossing vragen. Genoemd kunnen o.a. worden: de noodzakelijke banden die moeten bestaan tussen de afhandeling van taken op het gebied van de waterkwaliteit en de waterkwantiteit, alsmede de leemten die bestaan in de kennis van het ecosysteem en de milieuzorg van de Noordzee. In voetnoten is aan deze gesignaleerde problemen aandacht besteed. De kerngroep acht deze onderwerpen van zó groot belang, dat hieronder nog een opsomming ervan is opgenomen. 1. Zoals blijkt uit de literatuur en wordt bevestigd door de ervaringen van de Deltadienst, kan projectmanagement alleen goed functioneren wanneer naast de nodige bevoegdheden ook de bewaking van het budget aan de projectleider wordt gedelegeerd. Deze delegatie eist een aangepaste opzet van het financieel beheer.
2. Momenteel worden voorstellen uitgewerkt op welke wijze en in welke omvang personeelsleden van de Rijkswaterstaat t.b.v. projecten in het buitenland kunnen worden ingezet. Aangezien het werken in het buitenland eigen eisen stelt aan het functioneren van betrokkenen laat het zich aanzien dat deze voorstellen moeten leiden tot een vergrote opleidingsbehoefte bij de Waterstaatsdiensten. Deze behoefte zal met name zijn gericht op de veelal andersoortige omstandigheden waaronder daar moet worden gewerkt. Ook zal de begeleiding vanuit Nederland van deze projecten veel aandacht vergen.
3. De kerngroep is van mening, dat binnen de Rijkswaterstaat meer aandacht moet worden gewijd aan de noodzakelijke binding, welke moet bestaan tussen de behandeling van zaken op het gebied van de waterkwaliteit en de waterkwantiteit.
- 46 4. Als het werk van de "Adviesgroep Noordzee" zou voeren tot een directie Noordzee nieuwe stijl, zal een dergelijke directie wellicht een bredere taak krijgen op milieugebied. Ook in zijn huidige vorm heeft de directie Noordzee een zwaardere milieutaak dan een landdirectie; de kennis van het zeemilieu immers is een zeer speciale discipline, die uniek is verenigd in de directie Noordzee. Specialisten op milieugebied van buiten de directie zullen daarom vrij veel begeleiding vanuit de directie nodig hebben. De kerngroep constateerde, dat zich in de kennis van het ecosysteem van de Noordzee grote leemten bevinden, die zouden moeten worden opgevuld. De kerngroep onthoudt zich van een organisatorisch advies in deze, maar beveelt acties op dit gebied aan.
5. Zou men optimale condities voor de samenwerking tussen de discipline natte milieuzorg en waterloopkunde/waterhuishouding willen scheppen, dan zouden alle organisatorische en geografische barrières tussen beide disciplines moeten worden gesloopt. Het adviseren over een dergelijke ingreep, valt buiten het werk van de kerngroep. Wel ziet de kerngroep dat in de voorgaande aanbevelingen een deel van de geografische barrières wordt weggenomen, althans niet versterkt. Zo zou uit een nauwe samenwerking tussen de vestigingen RIZA-nieuwe-stijl in Middelburg en Groningen met respectievelijk de Nieuwe Adviesdienst Zeeland en de Meeten Adviesdienst Delfzijl, door het praktisch ontbreken van een geografische barrière, een hechte samenwerking kunnen ontstaan. Dit zou kunnen uitgroeien tot een zgn. adviesgroep natte ondersteuning. Hetzelfde geldt voor de centrale vestiging
in Lelystad
en het district Noord van de directie
Waterhuishouding en Waterbeweging.
BIJLAGE 1,
ORGANISATIE DELTADIENST Hoofd van Dienst
Directiesecretariaat
Public relations
Personeelszaken
Voorlichting/documentatie
hoofdafdeling Milieu en Inrichting MI
hoofdafdeling Bedrijfsbeheer RF
hoofdafdeling Waterbouwkundige Werken WW
hoofdafdeling Waterloopkunde WT
Beleidsontwikkeling RFX
Technische Ondersteuning WWT
Wetenschappelijke Onder zoekcoörd inat ie Analyse MIC WTX
Informatieverwerking RFY
Beheers- en Bestuurszaken WWR
Fysische Modellen WTF
Beleidsondersteuning RFZ
Waterbouwkundige Werken West WWW
Grondmechanica WTG
Water bouwkund ige Werken Oost WWO
Vloeistofmechanica WTV
Bedr ij fseconomische Zaken WWB
Kustonderzoek WTK
Bed rijf seconomische Zaken MIB
Informatieverwerking WTC
Technische Ondersteuning MIO
Meet- en Studieafdeling Zierikzee WTZ
Bedr ij fseconomische zaken WTB
Beleidsvoorbereiding MIV
Bijlage
2, blad
1
AANPAK ÜITWERKINGSFASE KTD-NOTA
^nhoi]c3j_ t
1.
2.
Inleiding
Werkgroepen 2.1.
Doelstelling en uitgangspunten
2.2. Taken 2.3. Bevoegdheden en besluitvorming 2.4.
Overleg en rapportage
2.5. Samenstelling 3.
Coördinatiegroep
4.
De hoofddirecteur van de hoofdafdeling A
K^-'-WPHIm^Hiiil iMi—i-wlii-ii li^^i
B i j l a g e 2, blad 2
1.
Inleiding
Na het uitbrengen van het advies van de KTD én de behandeling ervan in DR, BC en OR dienen een aantal werkgroepen te worden ingesteld. Deze geven een verdere uitwerking aan het KTD-advies. Om de besluitvorming over het advies én de verder te volgen procedure gelijktijdig tg doen plaatsvinden, is een voorstel voor de aanpak van fase 2 (de uitwerking) in dit rapport opgenomen. Dit voorstel is gebaseerd op bijlage 2 van de brief aan de Minister dd. 13 april 1981 nr. O 21271 welke als bijlage 3 in dit rapport is opgenomen.
2.
Werkgroepen
2.1 Dp£.l£t£^ll^ing_en^ u^i^g£n£spuri^t£n
De doelstelling voor alle in te stellen werkgroepen luidt: "binnen de uitgangspunten een effectieve uitwerking te geven aan de KTDadviezen".
^
De voornaamste uitgangspunten zijn:
-
Het waarborgen van de voortgang en nazorg van het Deltaproject;
-
Het op de juiste wijze behartigen en zo min mogelijk schaden van de belangen zowel van het personeel van de Deltadienst, als van de andere betrokken diensten van de RWS;
-
Het zoveel mogelijk behouden en zinvol benutten van de bij de Deltadienst aanwezige kennis en ervaring.
2.2 T^alkeji
In eerste aanleg worden vier*) werkgroepen ingesteld die respectievelijk over de volgende deelprojecten*) van het project "uitwerking Toekomst Deltadienst" adviseren.
*)
Te zijner tijd dienen het aantal werkgroepen en de deelprojecten te worden aangepast aan het KTD-advies.
Bijlage 2, blad 3
de overdracht van het beheer van de gereedgekomen objecten aan de directie Zeeland; het onderbrengen van de waterbouwkundige kennis bij de directie Sluizen en Stuwen (eventueel Bruggen, Noordzee); de (verdere) integratie van de waterloopkundige kennis bij de directie Waterhuishouding en Waterbeweging (eventueel Noordzee, Zeeland); de samensmelting tussen het RIZA en de hoofdafdeling MI van de Deltadienst.
Naast nog nader te formuleren specifieke taken per werkgroep hebben de werkgroepen de volgende algemene taken;
a) Inventarisatie van RW^-_t^akeji die voor en na 1986 in het Deltagebied en op het werkterrein van de andere betrokken diensten (voorzover relevant voor dit project) moeten worden verricht.
b) Het onderzoeken van de ^e2Ki£^f_te aan personeel en middelen (vaar- en voertuigen, apparatuur, huisvesting, e.d.) nodig voor de vervulling van de onder a) bedoelde taken.
c) Het opstellen van een Jb^ijd^clieina (1982-1990) waarin tot uitdrukking wordt gebracht: -
personeel en middelen nodig voor de uitvoering en nazorg van het Deltaproject en waarvoor (vooralsnog) één organisatorisch verband (de Deltadienst) noodzakelijk wordt geacht;
-
personeel en middelen van de Deltadienst die - gezien de uitgangspunten - kunnen worden geïntegreerd in andere RWSdiensten;
-
persönëelr~eTrini"adel^n waarvoor - gezien de taakstelling - de werkgroep geen toekomstige zinvolle taak respectievelijk benutting binnen de RWS ziet.
;wwvg-Kat!iiü.;i;v .....,.-.•..
.
-^.~,ii-iiss>sfmm^-P'x-j^:
Bijlage 2, blad 4
d) Op grond van de resultaten van a) t/m c) opstellen van (een) organisatieplan(nen) . De wijze waarop dit plan wordt samengesteld hangt samen met de vraag in hoeverre de organisatie van een dienst of directie in stand blijft of aanpassing behoeft. In het laatste geval dient aandacht te worden gegeven aan de interne taakverdeling, decentralisatie/centralisatie, overlegstructuur, bestui;ingssystemen, e t c . Indien geen of weinig aanpassing noodzakelijk is dient te worden aangegeven hoe de integratie van personeel (en middelen) tot stand zal komen.
e) Opstellen van een per_so^ne^e]^s£l£n. Dit plan dient inzicht te verschaffen in de mogelijkheden en gevolgen voor het personeel van de Deltadienst en de andere betrokken diensten bij de realisatie van het onder c) bedoelde tijdschema en het onder d) genoemde organisatieplan. De integratie verdient hierbij ruime aandacht, om te voorkomen dat binnen bestaande diensten aparte "Deltadienst-groepen" ontstaan. Andere zaken die in dit verband de aandacht vragen zijn het niet-projectgebonden personeel (administraties, interne zaken, e.d.) en de andere sfeer waarin personeel terecht kan komen bij de overgang naar of de fusie met een andere dienst.
Het personeelsplan dient informatie te verschaffen voor het betrokken personeel over de mogelijkheden en onmogelijkheden in de toekomst. Het moet tevens als basis kunnen dienen voor het opstellen van formatievoorstellen.
Zonodig kan samen met het personeelsplan een opleidingsplan worden opgesteld.
.vJW;aï2bii^i«*«:^v.tv-'^;»Ji4.M5&«S5aiSS,**jfe"'
Bijlage 2, blad 5
f) Opstellen van een inidd£^len£lain. Hierin wordt aangegeven welke middelen, wanneer, in aanmerking komen om te worden overgedragen aan diensten binnen de RWS of kunnen worden afgestoten. Het plan zal tenminste de volgende zaken omvatten: -
de voer- en vaartuigen;
-
de apparatuur (w.o. meet- en plaatsbepalingsystemen);
-
ander materieel (w.o. meubilair) en materiaal (w.o. voorraden) ;
-
de gebouwen;
-
de archieven;
-
de zaken van financiële aard (w.o. boekhoudingen).
g) Na afstemming en goedkeuring (zie par. 4) van de opgestelde plannen dienen door de werkgroepen uitvoeringsplannen te worden gemaakt. Deze richten zich op de planning en fasering van de voorgestelde veranderingen en de wijze waarop deze veranderingen worden begeleid.
2.3 Bevoegdh£den_en^ besluitvo^rining
*•
De leden van de werkgroepen dienen voldoende tijd en bevoegdheden van hun organisatie te krijgen om de besluitvorming vlot en doelmatig te laten verlopen. Zij behartigen primair de belangen die voortvloeien uit de taak van de werkgroep en zijn niet gehouden de belangen van de organisatie waaruit zij komen te verdedigen. De leden van de werkgroepen zijn bevoegd al die informatie te verzamelen die voor een goede gang van zaken nodig is. Meningsverschillen tussen werkgroepen en hun organisatie worden voorgelegd aan de voorzitter van de werkgroep.
De voorzitter van de werkgroep is voor zaken de taak van de werkgroep betreffend primair verantwoording schuldig aan de coördinatiegroep*) . Over hem voorgelegde meningsverschillen tussen werkgroepleden en hun organisatie treedt hij in overleg met de betrokken organisatie. Indien zaken niet oplosbaar blijken worden deze voorgelegd aan de coördinatiegroep*).
*)
Zie paragraaf 3.
Bijlage 2, blad 6
De voorzitters van de werkgroepen kunnen voor inhoudelijke en procedurele
zaken advies
inwinnen bij de
(hoofd) afdelingen van de
hoofddirectie. Voor noodzakelijke deelonderzoeken kunnen zij tijdelijke subgroepen instellen.
Besluitvorming binnen de werkgroep vindt zoveel mogelijk
plaats
door overeenstemming. Bij geschillen beslist de voorzitter, zonodig na advies van de coördinatiegroep.
2.4 Ove r2_eg £P_i'£PPp r t ag e
Vanuit het georganiseerd overleg wordt een overleggroep per werkgroep ingesteld. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigende d . c leden van de bij de taak van een werkgroep betrokken diensten. Deze groep uit de d.c.'s (O.D.C.) is de partner voor d.c.-zaken van de werkgroep, waarmee periodiek overleg zal plaatsvinden.
De werkgroepen rapporteren via de coördinatiegroep aan de directeur-generaal. Alvorens te rapporteren vindt over de inhoud van de rapportage overleg plaats met de betrokken O.D.C. Meningsverschillen worden door de voorzitter van de werkgroep voorgelegd aan de coördinatiegroep. De O.D.C, legt deze voor
aan de overleggroep
Bijzondere Commissie (O.B.C.)*)
Termijnen van rapportage nader te bepalen.
2.5 ^amejis_te2^1_i^ng_
De werkgroepen dienen-zodanig te worden samengesteld dat voldoende deskundigheid aanwezig is om de technische, economische en sociale belangen te kunnen herkennen en af te wegen. Naast inhoudelijke deskundigheid
dient
ook
procedurele
deskundigheid
aanwezig
te
zijn. De leden van de werkgroepen moeten voldoende kennis en inzicht hebben (of kunnen krijgen) over de behoeften en mogelijkheden van de betrokken diensten. Daarbij moeten zij enige afstand kunnen nemen van de "eigen" dienst.
*)
zie paragraaf 3.
^s**-i»5sr«»-5w«t--•»«*=•
••.«.^„-.j--«»..i.aas>«-v-K;-'':iaia»i:£*Mir^
J ';."," J-' ''••»F'J..'..L»»>t.i.':jj".aa'aj-.a7i:iiJ'"»i»««MWie!Wsy.nscjgaS3^
Bijlage 2, blad 7
Om met redelijke snelheid te kunnen werken is een beperkte omvang van de werkgroep gewenst. Op grond van voorstaande "eisen" wordt het volgende geadviseerd ten aanzien van de samenstelling: -
werkgroepen bestaande uit 6-8 man/vrouw;
-
een evenredig aantal leden uit het 3e en 4e échelon van de betrokken diensten, met praktische ervaring op het te behandelen taakgebied;
-
/
tevens als leden de personeelsfunctionarissen (of één van hun medewerkers) van de betrokken diensten;
-
voorzitter uit het 2e of 3e échelon van de betrokken dienst, geen Deltadienst zijnde, met ervaring in het werken met groepen. Inhoudelijke deskundigheid is secundair;
-
secretariaat van alle werkgroepen te verzorgen door secretaris K.T.D., die daarbij zonodig wordt ondersteund door capaciteit van de Deltadienst;
-
naar behoefte en afhankelijk van de fase waarin de werkzaamheden zich bevinden kunnen medewerkers van (hoofd)afdelingen van de hoofddirectie of anderen als adviseurs in de werkgroep zitting nemen.
3.
^
Coördinatiegroep De procedures en resultaten van de verschillende werkgroepen dienen op elkaar te worden afgestemd. Deze afstemming betreft: -
de voortgang en fasering van de werkgroepactiviteiten;
-
het bewaken van de uitgangspunten;
-
de zorg voor een gelijkwaardige belangenbehartiging van het personeel en van de betrokken diensten onderling;
-
de zorg voor die zaken welke niet door de werkgroepen worden bestreken, of die een eenduidige (meer centrale behandeling) vergen;
-
het zonodig instellen van nieuwe werkgroepen of het geven van incidentele opdrachten;
-
het afstemmen van de inhoud van de rapportages van de werkgroe-
pen; - het bewaken van de overleg procedures;
^
Bijlage 2, blad 8
-
de zorg voor de informatie voorziening over voortgang en resultaten van het project aan betrokkenen en de geëigende instanties; het zonodig adviseren van de directeur-generaal over zaken het project betreffende.
De overlegpartner voor G.O.-zaken van de coördinatiegroep wordt gevormd door de Overleggroep Bijzondere Commissie (O.B.C.) bestaande uit vertegenwoordigende leden uit de Bijzondere Commissie van de Rijkswaterstaat.
De coördinatiegroep leidt de rapportage van de werkgroepen - na overleg met de O.B.C, en al of niet vergezeld van een advies door naar de directeur-generaal.
Leden van de coördinatiegroep zijn de hoofden van dienst of de meest betrokken hoofdafdelingshoofden van de in het project meewerkende diensten en een medewerker van respectievelijk de afdelingen O en P van de hoofddirectie. De voorzitter van de coördinatiegroep is het hoofd van de Deltadienst, die als zodanig coördinator van het gehele project is. Secretaris is de secretaris K.T.D., zonodig ondersteund door capaciteit van de Deltadienst. De coördinatiegroep kan zich laten bijstaan of adviseren door (hoofd)afdelingen van de hoofddirectie. Meningsverschillen of knelpunten binnen de coördinatiegroep worden voorgelegd aan het hoofd van de hoofdafdeling A van de hoofddirectie.
De hoofddirecteur van de hoofdafdeling A
Hoofd A van de hoofddirectie is namens de directeur-generaal belast meT:: -
het in eerste aanleg goedkeuren (of terugverwijzen) van de rapportages van de werkgroepen;
-
het bepalen van de procedure die de (deel)rapportages dienen te volgen (DG, DR, OR, BC, departement) ; het oplossen van eventuele knelpunten binnen de coördinatie-* groep.
Hoofd A kan zich laten bijstaan door de hoofden van de (hoofd)afdelingen van de hoofddirectie.
ij.X.awüUrfSS'; '^'SiL&aaaaBamitta^Tliyj.' * ! ' ".W '•-!L.*L' • • " • e»-^ • • • • ' - ••'W»r
• , n— • •Xi.-r*jifmB^:f^->^.s^,jf^jjf:jjffi^. )ayyjgt°c ••
Bijlage 3 ministerie van verkeer en waterstaat
njks waterstaat hootddiroctio van de waterstaat
A&n de Heer Minister vanVerkeer en Waterstaat Piesmanweg 1-6 2597 JG 's-Gravenhage ••"5r«v«nhaa«. uw bri«f van:
oodtfvr«fp: Besluitvorming toekomst D e l t a d l e a s t .
i I
. ons ktnmarx:
Mllagtn:
13 Q
a p r i l 212 71
1 9 8 1 . lOtstM:
3•
Met de voltooiing van de bouwwerken in de Oosterschelde vervalt het bestaansrecht van een afzonderlijke bouwdirectie. Nu de beëindiging van de directe bouwactiviteiten in sicht kont, vergt de toekomstige plaats van taken en sedewerkers zorgvuldige aandacht. Een start werd gemaakt aet een proces dat tot besluitvorming zal leiden. Terzake wil .ik u het volgende berichten. In een adviesgroep, gevormd uit medewerkers van de hoofddirectie en. het hoofd van de Deltadienst - de zgnKerngroep Toekomst Deltadienst - is een aanvang genaakt met het opstellen van een globaal raamwerk van wat wenselijk is en mogelijk lijkt. Deze eerste aanzet tot ordening van de gedachten over de toekomst van de Deltadienst zal Doeten aansluiten bij andere ontwikkelingen die in de komende jaren da taakstructuur van mijn dienst mede zullen bepalan. Mot name donk ik hierbij aan de inspanning met betrekking tot de zorg voor het milieu en aan de taakuitoefening in hot kust- en zeegebied. Voor deze twee onderwerpen werden afzonderlijke adviesgroepen ingesteld. De adviesgroep Milieu heeft inmiddels een eerste rapport uitgebr.acht dat ik ü hierbij alvast ter kennisneming aanbied (bijl. 3 ) . De adviesgroep Noordzee en de kerngroep Deltadienst zullen medio 1981 hun bevindingen op schrift hebben gesteld. Aan de hand van de drie rapporten tesamen zal daarna bij de hoofddirectie in grota lijnen een totaalplan kunnen worden opgesteld waarin de toekomst van de Deltadienst een voorname plaats inneemt. Ik stel nij voor ü in dat stadium nader te berichten. Ten aanzien van het totale proces en do daarop volgondo uitwerking zal de overIcgprocodure worden gevolgd welke inmiddels min of meer gebruikelijk is geworden bij projecten met aanzienlijke consequenties voor taakstructuur en/of personeel. Een schematisch overzicht daarvan, ingevuld voor zover dat 00 dit moment mogelijk is, treft U respectievelijk aan in bijlagen 1 en 2. - Ik -
p o s t b u s 20908 2500 EX 's-^ravttnhtgt ö»«»«B»«re»i irrnkrft » (JIM«< PIJ) konin^skad» 4 lal
imri\
"«c
. .
et ev*-!'-*" 14 (s:a:.en fij tn cu.
rijkswaterstaat
blad 2
tSM
behoort bIJ:
brief
nr.
datum:
13 april
bladnr:
2
0'2127Ï
1981
Zk teken hierbij*aan dat de Bij zondere Cosaissie mij heeft verzocht in geen geval ove r te willen gaan tot enige uitverking van plannen* die de De Itad ienst raken dan na'dat een totaalbeeld over de toekomst van die dienst kan worden gepresenteerd en daarover ove rleg heeft plaats gevonden. Bij het overleg omtiren t de ze kwestie net de Bijzondere Commissie van de Rijk swat erstaat op 26 maart 1981 bleek de procedure zoa I s d i e i n de b i j l a g e n ! en 2 is geschetst, aan de geuite ver l a n g e n s t e v o l d o e n . Mocht U daartoe behoefte ge voel e n , dan ben i!< u i t e r aard gaarne bereid U mondeling d e no dige toelichting te verschaffen. DE WAARNEMEND
•t. • .i
(
nr.20=Q a
•
DIRECTEUR-GENERAAL
VAN DE
RIJKSWATERSTAAT,
1 Stnnpen In bgsluttvorTntngspreeew (fase l) fas« 1 : besluitvorming fase 2 ; uitwerking fase 3 : uitvoering
advisering
ADVIESCnOEP MILIEU
organisatie mil'eutaken RVS
ADVIESGROEP NOORDZEE
organisatie kust- en zeetaken
KERNGROEP TOEKOMST DD
raamwerk toekomst Deltadienst
t
y t
afstemming door HDW
voorbereiding besluitvorming
DG/DR ove rleg
besluitvorwing op hoofdlijnen 'A
i
l l
advle»
H
Bijzonde re Commissi e
Overlegi o r g a a n RWS iïrj DG/DR beleid in hoofdlijnenMinistor
1DG/DR
J
1 I opdracht tot uitwerking . j instelling groep(en) w.o.' COÖRDINATIEGROEP DD |
NB. de gebruikelijke Informatie naar inhoud en voortgang aan minister, DR, OR, BC, DC's is in dit schema niet aangegeven.
Or«»rIggstruetuup uitwerking (fnao 2 Di»!tadienst) faso 1 : besluitvorming fase 2 : uitwerking f a s e 3 : uitvoerinf^
BC
<
DG/DR
'
overleig^Sroep u i t DC
- -*.
overleggroep u i t DC's
mK
Coordi natiO' groep DD
1 werks
DC • -
V&V
DC
Zld
T
DC
DO -
i.:
-
.' ' •
Bijlage 4, blad 1
OVERZICHT VAN KTD-STUKKEN
KTD -
1. Brief van ir. V.d. Kleij dd. 09-12-80 aan HID's BR/S & S/ Zeeland. 2. Plan van aanpak en uitgangspunten n.a.v. Ie vergadering kerngroep dd. 04-12-80 (gewijzigd n.a.v. bespreking dd. 16-01-81). 3. Personele bezetting hoofdafd. WW (3A Organisatie en bezetting WWW) . 4. Agendavoorstel KTD-vergadering dd. 16-01-81. 5. Verslag werkgroep "Nieuwe Adviesdienst Zeeland" dd. 28-11I
80. 6. Commentaar HID-Zeeland op plan van aanpak dd. 09-01-81. 7. Besluitenlijst KTD-vergadering dd. 16-01-81. 8. Personeelsuitbreiding directie Zeeland uit directieplan 1980. 9. Brief dd. 22-01-81 waarin agenda t.b.v. KTD-vergadering dd. 02-02-81. 10. Mogelijke (natte) (bouw) taken voor de RWS (Afd.FBN). 11. Besluitenlijst KTD-vergadering dd. 02-02-81. 12. Afname en mogelijke verdeling personeel DD - WW (V.d. Kleij). 13. Ie concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 02-03-81. 14. Agenda KTD-vergadering dd. 08-04-81. 15. Commentaar hr. Tienstra op Ie concept Raamwerk Toekomst Deltadienst. 16. Brief hr. Engel dd. 06-04-81 met 2e concept Raamwerk Toekomst Deltadienst. 17. Bespreekpunten hr.V.d. Kleij voor KTD-vergadering dd. 08-0481. 18. Brief aan Minister inzake Besluitvorming Toekomst Deltadienst + bijlagen. 19. Besluitenlijst van de KTD-vergadering dd. 08-04-81. 20. Werkplan KTD voor de periode 08-04-81 tot 29-06-81. 21. 3e Concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 28-04-81. 22. Agenda voor KTD-vergadering dd. 04-05-81. 23. Besluitenlijst van KTD-vergadering dd. 04-05-81.
Bijlage 4, blad 2
24. Verslag/besluitenlijst van de vergadering dd. 04-05-81 met HID-WBD en HID-RiZa. 25. Werkplan KTD voor periode 04-05-81 tot 17-08-81. 26. Notitie Deltadienstfaam (notitie DDRF-81.182). 27. 4e concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 27-05-81. 28. Notitie milieutaken WBD. 29. Agenda voor KTD-vergadering dd. 01-06-81. 30. Taken na 1986 (notities DDMI-81.359, DDWTZ-81.310 en DDWT81.368). 31. Telex milieutaken RiZa dd. 29-05-81, nr. 5831/j. 32. Voorstellen V.d. Kleij voor MI- en WT-modellen. 33. Besluitenlijst van KTD-vergadering dd. 01-06-81. 34. Brief dd. 04-06-81 aan HID-WaWa en HID-Noordzee. 35. Discussienota over een nieuwe Rijkswaterstaatsdienst voor de Noordzee en de Waddenzee. 36. Modellen Milieuzorg (notitie DDMI- 81.401). 37. Organisatiemodellen op het gebied van de Waterloopkunde (notitie DDWT-81.374). 38. Organisatiemodellen op het gebied van kustwaterbouwkunde (notitie DDRF-81.169). 39. 5e concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 07-07-81. 40. Agenda voor de KTD-vergadering dd. 22-06-81. 41. Besluitenlijst van de KTD-vergadering dd. 22-06-81. 42. Agenda voor de KTD-vergadering dd. 29-06-81. 43. Voorzienbare taken van DDMI en RiZa op het gebied van de natte milieuzorg (samenvatting van KTD-30 én KTD-31). 44. Kennis en ervaring binnen de afdeling waterbouwkundige materialen van de WBD, alsmede inzet daarvan op langere termijn (notitie van de WBD). 45. Verslag/besluitenlijst van de vergadering dd. 29-06-81 met HID-WaWa en HID-Noordzee. 46. Nota "Naar nieuwe einders" + brief HID-Noordzee dd. 19-0881. 47. Nota "Benodigde toekomstige vaartuigcapaciteit in het werkgebied van de Meet- en Studieafdeling Zierikzee" + brief dd. 18-09-81, nr. 1941, van de secretaris van de werkgroep NAZ.
Bijlage 4, blad 3
48. 6e Concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 24-08-81. 49. Agenda voor de KTD-vergadering dd. 31-08-81 (verschoven naar 04-09-81). 50. Besluitenlijst van de KTD-vergadering dd. 04-09-81. 51. 7e concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 11-09-81. 52. Brief aan HID'n betrokken directies met verzoek om commentaar op het 7e concept Raamwerk Toekomst Deltadienst. 53. Commentaar HID-RiZa op het 7e concept. 54.
"
hr. Tienstra op het 7e concept.
55.
"
HID-Zeeland op het 7e concept.
56.
"
HID- S&S op het 7e concept.
57.
"
HID-WBD op het 7e concept.
58. 8e concept Raamwerk Toekomst Deltadienst dd. 05-10-81. 59. Commentaar HID-Bruggen op het 7e concept. 60.
"
HID-DIV op het 7e concept.
61. Notitie "Specialistische kennis en kunde van de Deltadienst" dd. 16-07-81 (2e versie van KTD-26). 62. Notitie DDMI-81.440C dd. 24-06-81 (herzien 20-08-81) inzake "organisatorische ontwikkeling van de milieuzorg; aandachtspunten" . 63. Commentaar HID-Noordzee op 7e concept. 64. Commentaar Hoofd Deltadienst op het Raamwerk Toekomst Deltadienst.