Richtsnoer voor informatie-eisen en chemische veiligheidsbeoordeling Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Versie 2 Maart 2010
JURIDISCHE MEDEDELING Dit document bevat een toelichting op de verplichtingen onder REACH en legt uit hoe deze verplichtingen moeten worden nagekomen. De gebruiker dient zich echter wel rekenschap te geven van het feit dat de tekst van de REACH-bepalingen het enige authentieke wettelijke referentiemateriaal vormt en dat de informatie in dit document niet bedoeld is als juridisch advies. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen aanvaardt geen aansprakelijkheid met betrekking tot de inhoud van dit document.
VERKLARING VAN AFWIJZING VAN AANSPRAKELIJKHEID Dit is een werkvertaling van een document dat oorspronkelijk in het Engels werd gepubliceerd en dat op de ECHA-website beschikbaar is.
Richtsnoer voor informatie-eisen en chemische veiligheidsbeoordeling Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Referentie: ECHA-2010-G-05-NL Publicatiedatum: 22/03/2010 Taal: NL
© Europees Agentschap voor chemische stoffen, 2010. Omslag © Europees Agentschap voor chemische stoffen Overname is toegestaan op voorwaarde dat de bron volledig wordt vermeld in de vorm "Bron: Europees Agentschap voor chemische stoffen, http://echa.europa.eu/”, en op voorwaarde dat hiervan schriftelijk melding wordt gedaan bij de eenheid Communicatie van ECHA (
[email protected]). Dit document zal in de volgende 22 talen beschikbaar zijn: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds Als u vragen of opmerkingen met betrekking tot dit document heeft, kunt u deze (onder vermelding van de referentie en de publicatiedatum) toesturen aan de hand van het informatieaanvraagformulier dat te vinden is op de contactpagina van ECHA: http://echa.europa.eu/about/contact_nl.asp Europees Agentschap voor chemische stoffen Postadres: Postbus 400, FI-00121 Helsinki, Finland Bezoekadres: Annankatu 18, Helsinki, Finland
VOORWOORD In dit document worden de REACH-informatievereisten beschreven die betrekking hebben op de eigenschappen van stoffen, de blootstelling, het gebruik en de risicobeheersmaatregelen alsook op de chemische veiligheidsbeoordeling. Het maakt deel uit van een reeks begeleidingsdocumenten die bedoeld zijn om alle belanghebbenden te helpen met de voorbereiding om hun verplichtingen op grond van de REACH-verordening na te komen. Deze documenten bevatten gedetailleerde richtsnoeren voor een aantal belangrijke REACH-procedures en voor een aantal specifieke wetenschappelijke en/of technische methoden waar het bedrijfsleven of de overheid gebruik van moet maken in het kader van REACH. De begeleidingsdocumenten zijn opgesteld en besproken in het kader van de REACHuitvoeringsprojecten, verricht onder leiding van diensten van de Europese Commissie, waarbij belanghebbenden uit de lidstaten, het bedrijfsleven en non-gouvernementele organisaties betrokken waren. Na acceptatie door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zijn de begeleidingsdocumenten aan ECHA overgedragen voor publicatie en verder onderhoud. Bijwerkingen van het richtsnoer worden opgesteld door ECHA en worden vervolgens onderworpen aan een adviesprocedure, waarbij belanghebbenden van de lidstaten, het bedrijfsleven en nongouvernementele organisaties betrokken zijn. Meer informatie over de adviesprocedure kunt u vinden op: http://echa.europa.eu/doc/FINAL_MB_30_2007_Consultation_procedure_on_guidance.pdf De begeleidingsdocumenten zijn verkrijgbaar via de website van het Europees Agentschap voor chemische stoffen http://echa.europa.eu/reach_nl.asp Andere begeleidingsdocumenten zullen op deze website worden gepubliceerd zodra de uiteindelijke of bijgewerkte versie beschikbaar is.
Dit document is gerelateerd aan de REACH-verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 1
1 Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006); gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1354/2007 van de Raad van 15 november 2007 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 1).
Documentgeschiedenis Versie Versie 1
Toelichting
Datum
Eerste editie
Mei 2008
De procescategorieën (PROC) die voor de bewerking van metalen en andere mineralen gelden, zijn opgenomen in het PROC-nummeringsysteem. De omschrijving van gebruikssector 10 is licht gewijzigd. “Productcategorie 39, persoonlijke verzorgingsproducten” is toegevoegd. Versie 1.1
In gebruikssector 6 is pulp toegevoegd en er is een onderverdeling gemaakt voor “overige” productie of diensten (0-1 Juli 2008 voor “overige economische bedrijvigheid, gerelateerd aan chemische stoffen” en 0-2 voor “overige economische bedrijvigheid, niet gerelateerd aan chemische stoffen”). Het nummeringsysteem van de voorwerpcategorieën gestroomlijnd op basis van technische criteria.
is
Alles wat onder “overig” valt, is van het einde naar het begin van de keuzelijst verplaatst. Correctie van de nummering vanaf PROC 22 in bijlage R.12-3. Versie 1.2
De in bijlage R.12-4 op de verkeerde plaats gezette ‘camera’s en Oktober videocamera’s’ zijn verplaatst van AC 9 naar AC 3-4. 2008 Aanpassing van het nummeringsysteem in bijlage R.12-4 aan de structuur van de categorieën. De duidelijkheid en consistentie van de inleiding met betrekking tot het doel van het gebruiksdescriptorsysteem zijn verbeterd. In paragraaf R.12.1 wordt explicieter verwezen naar artikel 37 (Downstreamgebruiker maakt gebruik bekend aan leverancier) en paragraaf 3.5 van IUCLID. Er zijn verduidelijkingen en definities opgenomen in R.12.2.
Versie 2
o
De terminologie met betrekking tot “chemische producten” (= verbindingen als zodanig en in mengsels) en voorwerpen zijn gestroomlijnd.
o
Opgedroogde/uitgeharde mengsels worden gedekt door Voorwerpcategorieën omdat ze een gedefinieerde vorm en oppervlak hebben.
Er zijn bijgewerkte voorbeelden opgenomen over het werken met Maart 2010 het descriptorsysteem: Zie de paragrafen R.12.4 en R.12.5. Er is een nieuwe tabel R.12.1 toegevoegd om de relatie tussen de gebruiksomschrijving en Tier 1-blootstellingsschattingen beter uit te leggen. Er is een korte alinea toegevoegd in paragraaf 12.2.1 over de verschillende actoren in de levenscyclus van een stof. De structuur van de paragrafen 12.3.1 tot en met 12.3.5 is geharmoniseerd. Er zijn drie subparagrafen opgenomen: definitie en reikwijdte van de descriptor; richtsnoer voor het toekennen van een geschikte categorie; koppeling met de Tier 1beoordeling. De descriptorlijst voor Gebruikssectoren is gesplitst in twee
Versie
Toelichting soorten informatie: Hoofdgebruikersgroepen in de levenscyclus van een stof als belangrijkste descriptor (SU 3, 21, 22) en Eindgebruikssector (alle items) als aanvullende descriptor, zie bijlage R.12-1. Er wordt in paragraaf R.12.3.2 duidelijker onderscheid gemaakt tussen de twee functies van de Chemische Productcategorie (PC): (i) het beschrijven van de sectoren die mengsels formuleren per soort mengsel en (ii) soorten consumentenproducten die kunnen worden beoordeeld met de ECETOC Gerichte Risicobeoordeling voor consumenten (zie bijlage R.12-2.2). Er wordt in paragraaf 12.3.5 duidelijker onderscheid gemaakt tussen de twee functies van de Voorwerpcategorie (AC): (i) Soort voorwerp in relatie tot het gebruiksleven en de daaropvolgende fase als afval van de stof (het verwerken van het voorwerp door medewerkers en/of consumenten) en (ii) soorten consumentenvoorwerpen die kunnen worden beoordeeld met de TRA. Zie de bijlagen R.12-5.1 en R.12-5.3. Er is een lijst met productsubcategorieën opgenomen die worden behandeld in de ECETOC Gerichte Risicobeoordeling (TRA) voor Consumenten, zie de bijlagen R.12-2.2 en R.12-5.3, waarin het verband wordt uitgelegd tussen de gebruiksomschrijving en Tier 1-blootstellingsschattingen in de paragrafen R.12.3.2 en R.12.3.5. De verwijzing naar industriële of professionele omgevingen is uit de meeste procescategorieën verwijderd. De keuze kan worden gemaakt in de blootstellingsschatting zelf. Op het niveau van gebruiksomschrijving geven SU 3 of SU 22 aan of verwacht wordt dat gebruik plaatsvindt in een industriële of een nietindustriële omgeving. Er zijn in paragraaf R.12.3.5 voorbeelden opgenomen die betrekking hebben op de verwerking van voorwerpen door medewerkers. De lijst met voorwerpcategorieën is opnieuw gestructureerd om consistente koppelingen met het TARICsysteem mogelijk te maken. De definitieve subcategorieën in de lijst met voorwerpcategorieën zijn verwijderd om het aan de registrant en downstreamgebruikers over te laten om de mate van detail te bepalen waarmee de fase van het gebruiksleven van de stof moet worden beschreven. De eerdere subcategorieën zijn omgezet in voorbeelden waarin wordt toegelicht welke soort voorwerpen door de algemene categorieën kunnen worden gedekt. De Milieu-emissiecategorie (ERC) is ingevoerd als extra descriptor (zie paragraaf R.12.3.4). De rol van SPERC’s in deze context wordt uitgelegd. Er is een nieuwe categorie ERC 12 ingevoerd die de verwerking van voorwerpen met schurende technieken door medewerkers in een industriële omgeving behandelt. ERC 10b en 11b zijn uitgebreid zodat deze ook de verwijdering van stoffen van oppervlakken van voorwerpen omvatten. Er is een lijst van functiecategorieën van stoffen opgenomen (voor paragraaf 1.2 van de eSDS en rapportage in IUCLID) in
Datum
Versie
Toelichting bijlage R.12-6. Het doel van deze lijst wordt uitgelegd in een korte alinea in paragraaf R.12.3.6.
Datum
Er is een nieuwe paragraaf R.12.5 ingevoerd met uitleg over hoe het descriptorsysteem i) het in kaart brengen van vormen van gebruik als uitgangspunt voor de CSA, ii) het opstellen van titels voor blootstellingsscenario's en iii) het rapporteren over de geïdentificeerde vormen van gebruik in paragraaf 3.5 van IUCLID kan ondersteunen. Er zijn verfijningen aangebracht in de keuzelijsten. o
Het opnemen van i) wetenschappelijk onderzoek en ii) elektriciteit, stoom, gas, watervoorziening en afvalwaterzuivering in de lijst met gebruikssectoren.
o
Vulmiddelen en kitten zijn afgesplitst van PC 9 naar PC 9b.
o
Vingerverf is afgesplitst van PC 9 naar PC 9c.
o
Er wordt duidelijker gemaakt dat PC14 verwijst naar stoffen die reageren met het metaaloppervlak.
o
Verzorgingsproducten voor auto’s (PC6), kunstenaarsmaterialen (PC5), gazon- en tuinproducten (PC22) zijn verwijderd aangezien ze grotendeels een duplicaat zijn van andere categorieën.
o
PC10 is verwijderd omdat deze al wordt gedekt door “overige”.
o
Er wordt duidelijker gemaakt dat PC20 verwijst naar verwerkingshulpmiddelen die in de chemische industrie worden gebruikt.
o
Bleekmiddelen en andere verwerkingshulpmiddelen zijn opgenomen in PC 26 en PC 34.
o
Metalen en andere mineralen zijn opgenomen in PROC 21 tot en met 25 en de beschrijving is aangepast.
o
PROC 8 is gesplitst in PROC 8a en 8b.
o
PROC 26 en 27a en 27b zijn ingevoerd. Deze verwijzen naar processen die in het bijzonder relevant zijn voor de metaalindustrie.
o
AC12 is uit de lijst voorwerpcategorieën verwijderd aangezien deze tot grote inconsistentie leidt met het categoriseren op basis van materiaal en problemen geeft bij de compatibiliteit met het TARIC-systeem.
Redactionele aanpassing van de tekst naar aanleiding van bovengenoemde wijzigingen.
RICHTLIJN VOOR HET UITVOEREN VAN DE BIJWERKINGEN De meeste bijwerkingen in dit richtsnoer zijn van verklarende aard. Er is ook een aantal wijzigingen doorgevoerd in de keuzelijsten die de diverse descriptoronderdelen bevatten. Bijlage R.12.7 bevat een korte leidraad voor bedrijven die gegevens over vormen van gebruik hebben verzameld op basis van de gebruiksdescriptorkeuzelijsten in eerdere versies van dit
richtsnoer. Voor elk van de keuzelijsten wordt uitgelegd hoe reeds verzamelde gegevens kunnen worden omgezet in een vorm die overeenkomt met i) de keuzelijsten van de nieuwe versie 2 van het richtsnoer (stabiel sinds 9.11.2009) en ii) de vermeldingen van de bijbehorende TRAblootstellingsschattingen voor consumenten. De nieuwe lijst met descriptoren voor het milieu (Milieu-emissiecategorieën) bestond niet in versie 1 van dit richtsnoer en deze gegevens dienen zodoende te worden toegevoegd aan elke gebruiksomschrijving die vóór de zomer van 2009 is uitgevoerd. Conventie voor het citeren van REACH-verordeningen Op plaatsen waar de REACH-verordeningen letterlijk worden geciteerd, wordt dit aangegeven door schuingedrukte tekst tussen aanhalingstekens. Tabel met termen en afkortingen Zie hoofdstuk R.20. Wegwijzer In de onderstaande figuur wordt de plaats van hoofdstuk R.12 binnen het begeleidingsdocument aangegeven.
R12 Informatie: beschikbaar – verplicht/nodig
Blootstellingsbeoordeling
Gevarenbeoordeling
n
Stop
Gevaarlijk of PBT?
Document in CSR ES doorgeven via eSDS
j
Risicokarakterisering j
Risico beheerst?
n
Herhaling
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ....................................................................................................................1 R.12. GEBRUIKSDESCRIPTORSYSTEEM ........................................................................1 R.12.1. Doel van deze module .......................................................................................................................................... 1 R.12.2. Het gebruiksdescriptorsysteem........................................................................................................................... 2 R.12.2.1. Beschrijving van het systeem ......................................................................................................................... 2 R.12.2.2. Koppeling met hulpmiddelen voor blootstellingsschatting ............................................................................ 3 R.12.3. Definitie van de vijf descriptorlijsten ................................................................................................................. 4 R.12.3.1 Gebruikssector [SU]........................................................................................................................................ 4 R.12.3.2. Chemische productcategorie [PC].................................................................................................................. 5 R.12.3.3. Procescategorie [PROC]................................................................................................................................. 6 R.12.3.4. Milieu-emissiecategorie (ERC) ...................................................................................................................... 7 R.12.3.5. Voorwerpcategorieën [AC] ............................................................................................................................ 9 R.12.3.6. Het specificeren van de technische functie van een stof voor het veiligheidsgegevensblad ........................ 10 R.12.4. Voorbeelden........................................................................................................................................................ 10 R.12.4.1. Voorbeelden van het toekennen van vormen van gebruik aan een categorie van het descriptorsysteem..... 10 R.12.4.1.2 Voorbeeld van het systematisch beschrijven van de vormen van gebruik van een stof ............................. 12 R.12.5. Beschrijven van geïdentificeerde vormen van gebruik en het opstellen van titels voor blootstellingsscenario’s................................................................................................................................................... 13 R.12.5.1. In kaart brengen van vormen van gebruik op basis van de structuur van de levenscyclus........................... 13 R.12.5.2. Het opstellen van titels voor blootstellingsscenario’s .................................................................................. 15 R.12.5.3. Beschrijving van de geïdentificeerde vormen van gebruik in IUCLID........................................................ 16 Tabellen Tabel R.12-1: Gebruiksbeschrijving en Tier 1-blootstellingsschattingen................................................................. 3 Tabel R.12-2: Voorbeelden van het toekennen van categorieën aan vormen van gebruik door medewerkers binnenshuis......................................................................................................................................... 11 Tabel R.12-3: Voorbeeld voor het in het kort beschrijven van enkele vormen van gebruik van een pigment. 12 Tabel R.12-4: Titelgedeelte van een blootstellingsscenario waarbij de activiteiten van medewerkers worden behandeld ........................................................................................................................................... 16 Tabel R.12-5: Tabel voor het rapporteren van geïdentificeerde vormen van gebruik met betrekking tot industriële medewerkers in IUCLID ................................................................................................ 18 Figuren Figuur R.12-1: Standaardstructuur van de boomweergave van de geïdentificeerde vormen van gebruik ...... 14 Figuur R.12-2: Toelichting van de omschrijving van het gebruik in een boomstructuur van de levenscyclus. 15 Bijlagen Bijlage R.12-1: Descriptorlijst voor gebruikssectoren (SU)...................................................................................... 19 Bijlage R.12-2.1: Descriptorlijst voor de chemische productcategorie (PC) ......................................................... 21 Bijlage R.12-3: Descriptorlijst voor procescategorieën (PROC) ............................................................................. 25 Bijlage R.12-4.1: Beschrijving voor milieu-emissiecategorieën (ERC) .................................................................. 29 Bijlage R.12-5.1: Descriptorlijst voor stoffen in voorwerpen (AC)........................................................................... 35 Bijlage R.12-6: Lijst van functionele categorieën (optioneel, indien nodig)........................................................... 38
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
R.12. GEBRUIKSDESCRIPTORSYSTEEM R.12.1. Doel van deze module Elke fabrikant en importeur van stoffen waarvoor een blootstellingsbeoordeling nodig is, zal in het kader van REACH blootstellingsscenario’s moeten ontwikkelen, beoordelen en communiceren die de volledige levenscyclus van de stof beslaan. Voor deze doeleinden moet hij elk gebruik van zijn stof in kaart brengen. Een dergelijk in kaart brengen van vormen van gebruik binnen een marktsector kan vaak voor een serie stoffen worden hergebruikt, of kan zelfs gezamenlijk worden uitgevoerd door meerdere fabrikanten/importeurs. Het is daarom van belang om het in kaart brengen van het gebruik te standaardiseren en om koppeling met blootstellingsscenario’s mogelijk te maken. Blootstellingsscenario’s zullen door de hele toevoerketen heen worden gecommuniceerd, samen met het uitgebreide veiligheidsgegevensblad. Voor downstreamgebruikers is het van belang dat ze gestandaardiseerde korte titels voor blootstellingsscenario’s ontvangen (bedoeld om de reikwijdte en de toepasselijkheid van een blootstellingsscenario aan te geven) voor de relevante vormen van gebruik van de stoffen in de sector waarin zij actief zijn, in plaats van een reeks uiteenlopende scenario's van verschillende leveranciers. Dit richtsnoer biedt daarom een systeem van gebruiksdescriptors om de gebruiksomschrijving van de stoffen te standaardiseren. Dit zal het volgende vergemakkelijken:
het identificeren van de vormen van gebruik die in de registratiedossiers moeten worden vermeld;
het opstellen van een blootstellingsscenario door leveranciers, op basis van communicatie in beide richtingen van de toevoerketen;
het opstellen van korte titels voor blootstellingsscenario’s.
De gebruiksdescriptors helpen leveranciers en gebruikers bij het structureren van de onderlinge communicatie. Op basis van de korte titels zou een downstreamgebruiker snel moeten kunnen vaststellen of een ontvangen blootstellingsscenario zijn vormen van gebruik dekt. En andersom zouden de gebruiksdescriptors hem ook kunnen helpen bij het op een gestructureerde manier beschrijven van het gebruik dat hij aan de leverancier wil doorgeven (zie artikel 37, lid 2). Opmerking: Om geschikte blootstellingsscenario’s op te stellen zal de registrant in veel gevallen meer informatie nodig hebben over de gebruiksomstandigheden dan alleen maar een lijst met gebruiksdescriptors. Elke registrant is ook verplicht om een korte algemene beschrijving van alle geïdentificeerde vormen van gebruik op te nemen in zijn technische dossier (zie hoofdstuk 3.5 van IUCLID) 2 en in paragraaf 2 van het CSR. Het verdient aanbeveling om de korte algemene beschrijving van het gebruik te baseren op het descriptorsysteem in dit richtsnoer, en (indien relevant) te verwijzen naar hoofdstuk 3.5 van IUCLID naar de blootstellingsscenario's in het CSR). Dit is om te garanderen dat de omschrijving van geïdentificeerde vormen van gebruik en de titel en inhoud van de blootstellingsscenario's consistent zijn met elkaar. Opmerking: Deze consistentie tussen de korte algemene beschrijving van de geïdentificeerde vormen van gebruik en de korte titels van het blootstellingsscenario in het CSR is een wettelijke vereiste die is vastgelegd in paragraaf 5.1.1 van bijlage I van REACH.
2 Zie artikel 10, onder a) iii), van REACH in combinatie met paragraaf 3.5 van bijlage VI.
1
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Sommige gebruiksdescriptoren weerspiegelen aan blootstelling gerelateerde gebruikskenmerken. Ze kunnen daarom worden gebruikt als invoerparameters voor een aantal van de bestaande hulpmiddelen voor het schatten van de blootstelling. Het doel van dit hoofdstuk is om de achtergrond en de toepassing van het descriptorsysteem meer in detail uit te leggen. De keuzelijsten met de categorieën voor het kort beschrijven van het gebruik staan in bijlage R.12-1 tot R.12-6.
R.12.2. Het gebruiksdescriptorsysteem R.12.2.1. Beschrijving van het systeem Er zijn zeven hoofdgroepen van actoren die een rol spelen tijdens de levenscyclus van de stof: Fabrikanten en importeurs van chemische stoffen (met inbegrip van metalen en mineralen), bedrijven die chemicaliën mengen (formuleerders) voor de productie van mengsels, distributeurs 3 , industriële eindgebruikers, professionele eindgebruikers en consumenten. Het importeren en distribueren worden in dit richtsnoer verder niet besproken. Het gebruiksdescriptorsysteem is gebaseerd op vijf afzonderlijke descriptorlijsten die in combinatie met elkaar een korte omschrijving vormen van het gebruik of een titel voor een blootstellingsscenario:
De gebruikssectorcategorie (SU) beschrijft in welke economische sector de stof wordt gebruikt. Hiertoe behoort ook het mengen of ompakken van stoffen op het niveau van de formuleerder, evenals industrieel, professioneel en consumenteneindgebruik 4 .
De chemische productcategorie (PC) beschrijft in welke soorten chemische producten (= stoffen als zodanig of in mengsels) 5 de stof uiteindelijk is opgenomen wanneer deze voor het uiteindelijke gebruik wordt aangewend (door industriële of professionele gebruikers of consumenten).
De procescategorie (PROC) beschrijft de toepassingstechnieken of procestypen gedefinieerd vanuit beroepsmatig oogpunt
De milieu-emissiecategorie (ERC) beschrijft in brede zin de gebruiksomstandigheden vanuit milieukundig oogpunt.
De voorwerpcategorie (AC) beschrijft het soort voorwerp waarin de stof uiteindelijk is verwerkt. Hiertoe behoren ook mengsels in opgedroogde of uitgeharde vorm (bijv. droge drukinkt in kranten; gedroogde coatings op diverse oppervlakken).
Let ook op het volgende: Om harmonisatie tussen de diverse markten te verkrijgen, dient het aantal categorieën in de vijf descriptorlijsten beperkt te worden gehouden. Organisaties uit een sector of afzonderlijke registranten wordt aangeraden om alleen extra categorieën te definiëren als de bestaande categorieën echt niet passen bij een bepaald soort proces, product of sector en
3 Distributie als zodanig is geen gebruik volgens REACH. Als distributie echter de overdracht van stoffen omvat (bijv. bijvullen) is het echter wel een gebruik. 4 Het eindgebruik van een stof als zodanig of in een preparaat is het laatste gebruik voordat de stof onderdeel wordt van een voorwerpmatrix, reageert bij gebruik (en zodoende verdwijnt) en/of in afval, afvalwater of luchtemissie terechtkomt. Gebruiken die er uitsluitend op zijn gericht om de stof tot onderdeel te maken van een preparaat [mengsel] zijn geen eindgebruiken. Dit onderscheid wordt gemaakt om te voorkomen dat elke fase van mengen in een langere keten van preparaatbereiders afzonderlijk wordt beschreven. 5 De term chemisch product beslaat stoffen als zodanig of in een preparaat [mengsel]. De bedoeling hiervan is dat zowel de beschrijving mogelijk is van geleverde producten die uitsluitend de stof als zodanig bevatten als van producten die preparaten zijn. In de context van dit richtsnoer dekt de term ook metalen (inclusief legeringen) in hun primaire vorm (bijv. ingots, poeder).
2
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem deze kort te omschrijven. Als andere relevante details van een activiteit moeten worden beschreven, kunnen ze ook binnen het blootstellingsscenario zelf worden behandeld.
R.12.2.2. Koppeling met hulpmiddelen voor blootstellingsschatting Naast hun beschrijvende functie ondersteunen sommige descriptorlijsten het vinden van de geschikte vermelding van de blootstellingsschatting in een van de beschikbare Tier 1hulpmiddelen voor blootstellingsschatting (zie paragraaf D.5 in hoofdstuk D van het richtsnoer) 6 . Tabel R.12.1 geeft een overzicht van de verschillende onderdelen van het gebruiksdescriptorsysteem en de relatie met vermeldingen voor Tier 1-blootstellingsschattingen. Tabel R.12-1: Gebruiksbeschrijving en Tier 1-blootstellingsschattingen Naam van descriptorlijst
SU
Aspect beschreven gebruik
Categorieën die overeenkomen met vermeldingen in een van de beschikbare Tier 1-hulpmiddelen voor blootstellingsschatting
Gebruikssectorcateg Drie hoofdgebruikersgroepen (eerste rijen Gerichte Risicobeoordeling voor orie in bijlage R.12-1), relevant voor alle blootstelling van medewerkers (TRA) vormen van gebruik van de stof. Gebruikssectoren industrie en dienstverlening
PC
Chemische productcategorie 7
Chemisch producttype waarin de stof uiteindelijk wordt gebruikt. Deze categorieën kunnen ook gebruikt worden om de marktsectoren (formuleringssectoren) te beschrijven waaraan de fabrikant mogelijk zijn stof levert. Consumentenproductcategorieën, waarvoor een Tier 1blootstellingsschatting kan worden gemaakt.
TRA voor consumentenblootstelling voor geselecteerde producttypen
PROC Procescategorie
Toepassingstechnieken of procestypen TRA voor blootstelling van gedefinieerd vanuit beroepsmatig oogpunt medewerkers
ERC
Milieuemissiecategorie
Algemene gebruiksomstandigheden Milieu-emissiecategorieën (ERC) gedefinieerd vanuit milieuoogpunt, relevant voor alle vormen van gebruik van de stof en het daaropvolgende gebruiksleven in voorwerpen
AC
Voorwerpcategorie
Voorwerptypen tijdens het daaropvolgende gebruiksleven en de afvalfase, mogelijk relevant voor
6 Tier 1 blootstellingsschatting wil zeggen een gemodelleerde, behoudende voorspelling van de blootstelling, gebaseerd op eigenschappen van de stof en een aantal gemakkelijk toegankelijke en eenvoudig te interpreteren invoerparameters. Er zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar voor het uitvoeren van dergelijke schattingen. Een voorbeeld daarvan is het hulpmiddel voor Gerichte Risicobeoordeling voor beroepsmatige blootstelling en consumentenblootstelling ontwikkeld door ECETOC (update gepubliceerd in juli 2009, http://www.ECETOC.org ). Voor het milieu kunnen de milieuemissiecategorieën (ERC’s) worden gebruikt om een Tier 1 emissieschatting te bepalen. Deze emissieschattingen maken blootstellingsschattingen gebaseerd op EUSES mogelijk. De module voor het berekenen van de emissie die hiervoor nodig is zal worden beschreven in het bijgewerkte hoofdstuk R.16 van het Richtsnoer over schatting van de milieublootstelling. 7 Dezelfde productcategorie kan aan beide functies van de PC die hier worden beschreven voldoen (zie R.12.3.2 voor meer informatie).
3
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Aspect beschreven gebruik
Naam van descriptorlijst
Categorieën die overeenkomen met vermeldingen in een van de beschikbare Tier 1-hulpmiddelen voor blootstellingsschatting
consumenten, medewerkers en blootstelling aan het milieu. Consumentenproductcategorieën, waarvoor Tier 1-blootstellingsschattingen kunnen worden gemaakt.
TRA voor consumentenblootstelling voor geselecteerde voorwerptypen
Let op: Als een bepaalde gebruiksomschrijvingscategorie dienst doet als ingang voor een hulpmiddel voor Tier 1-blootstellingsschatting (bijv. PROC’s voor het schatten van beroepsmatige blootstelling), is de schatting van de blootstelling ook van andere parameters afhankelijk die niet worden weerspiegeld in de omschrijving van de categorie zelf (bijv. beschikbaarheid van plaatselijke afzuiging, de concentratie van de stof, de duur van het gebruik, de toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen). Een PROC kan dus betrekking hebben op meerdere blootstellingsscenario’s en de bijbehorende blootstellingsschattingen. Hetzelfde is van toepassing op consumentenmengsel/voorwerpcategorieën en de milieu-emissiecategorieën.
R.12.3. Definitie van de vijf descriptorlijsten R.12.3.1 Gebruikssector [SU] Definitie en reikwijdte Bijlage R.12-1 geeft een lijst met Gebruikssectoren. De drie hoofdgebruikersgroepen staan als belangrijkste descriptors bovenaan de tabel vermeld. Ze vertegenwoordigen de minimale hoeveelheid details die een registrant wordt geacht te verschaffen bij het omschrijven van de gebruikssector, en ze zijn belangrijk voor de beoordelaar aangezien ze helpen bij het sturen van de blootstellingsbeoordeling (bijv. het kiezen van de juiste hulpmiddelen). De rapportages over vormen van gebruik in IUCLID en in het CSR zijn gestructureerd op basis van deze hoofdgroepen. Bijlage R.12-1 bevat ook een selectie van internationaal geharmoniseerde NACE-categorieën (Nomenclature générale des Activités économiques dans les Communautés Européennes) voor het classificeren van activiteiten in de industrie en dienstverlening. Deze categorieën zijn bedoeld om een fabrikant/importeur (F/I) te helpen bij het in kaart brengen van zijn markt buiten zijn directe klanten in de formuleringssectoren 8 . Een dergelijke “kaart” kan helpen bij het ontwikkelen van passende blootstellingsscenario’s die alle eindvormen van gebruik van de stof als zodanig of in mengsels omvatten, evenals de daaropvolgende fases van de levenscyclus daarvan. Zo kan het van belang zijn om de bedrijfssectoren aan te duiden waarop een blootstellingsscenario van toepassing is, bijvoorbeeld “gesloten verwerking van gassen in de halfgeleiderindustrie” of “immersie [onderdompeling] in de textielafwerking”. Het koppelen van een bepaald toepassingsproces (PROC) of bepaalde milieu-emissiecategorie (ERC) aan een bepaalde sector (SU) kan vooral goed van pas komen in de volgende situaties: Wanneer een blootstellingsbeoordeling uit een hogere Tier nodig is om risicobeheersing aan te tonen, en de gebruiksomstandigheden in het blootstellingsscenario specifiek betrekking hebben op een proces binnen een bepaalde bedrijfstak. De gebruikssector kan daarnaast een referentie zijn om bepaalde toepassingen af te raden.
8 De sectoren die preparaten [= mengsels = chemische producten] produceren (= formuleren = mengen) kunnen beter worden omschreven aan de hand van het type chemisch product dan aan de hand van de NACE-code, aangezien het NACE-systeem niet voldoende differentiatie toestaat.
4
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Hulp bij het toekennen van de relevante categorie Het aantal categorieën is beperkt tot algemene sectoren waarvan bekend is dat ze de grootste gebruikers van chemicaliën vertegenwoordigen. Als een fabrikant of importeur het nodig vindt om het gebruik meer in detail te beschrijven of vormen van gebruik te beschrijven in een sector die niet wordt vermeld, zou hij de NACE-codes moeten toepassen (en de overeenkomstige bewoordingen), toegankelijk via de internetlink op het eind van bijlage R.12-1. Het gebruiken van de NACE-codes en -terminologie heeft als voordeel dat het geharmoniseerd is en welbekend is bij bedrijven in heel Europa. Als een fabrikant of importeur van mening is dat het industriële gebruik niet zo specifiek hoeft te worden aangeduid, kan hij volstaan met het toekennen van alleen de hoofdgebruikersgroep, bijv. industrieel gebruik, waarmee hij aangeeft dat de stof bestemd is voor een breed industrieel gebruik onder de in het blootstellingsscenario genoemde omstandigheden. Als de gebruiker besluit om het gebruik meer in detail te beschrijven door een eindgebruikssector toe te kennen, dient hij een categorie te kiezen uit bijlage R12-1, in aanvulling op een categorie die de hoofdgebruikersgroep omschrijft. Let op: Het vervaardigen van stoffen (bijv. SU8, SU9, SU14) of het formuleren van mengsels (SU10) is bedoeld om de eindvormen van gebruik van een stof (bijv. een tussenproduct of een verwerkingshulpmiddel) te beschrijven. Voor het beschrijven van de vervaardiging of formulering tot een mengsel als zodanig is het niet nodig om een eindgebruikssector toe te kennen. Koppeling met Tier 1-blootstellingsschatting De hoofdgebruikersgroepen “industrieel gebruik" (SU 3) en “professioneel gebruik” (SU 22) kunnen worden gebruikt als invoerparameter voor de Tier 1-blootstellingsschatting in de TRA voor medewerkers. De overige categorieën hebben geen rechtstreekse koppeling met beschikbare hulpmiddelen voor het schatten van de blootstelling. Voor veel industriële sectoren zijn echter OECD Emissiescenariodocumenten beschikbaar, waarin de gebruiksomstandigheden van bepaalde soorten chemicaliën (en de bijbehorende emissiefactoren) worden beschreven vanuit milieuoogpunt.
R.12.3.2. Chemische productcategorie [PC] Definitie en reikwijdte Een fabrikant of importeur kan de belangrijkste vormen van gebruik van een stof bepalen aan de hand van zijn klantenbestand of de marktsectoren die hij bedient. In veel gevallen zullen zijn directe klanten formuleerders en/of ompakkers 9 zijn, of distributeurs die diverse downstreamgebruikers bedienen. Het kan echter ook voorkomen dat de fabrikant van de stof zelf mengsels produceert en/of zijn stof als zodanig of in een mengsel rechtstreeks aan grotere eindgebruikers levert. De chemische productcategorie beschrijft het gebruik van een stof aan de hand van het soort eindproduct (bijv. smeermiddel, reinigingsmiddel, kleefmiddel) waarvan bekend is dat de stof daarin wordt gebruikt. Deze categorie is niet bedoeld om de specifieke technische functie van de stof als zodanig te beschrijven (bijv. uv-stabilisator, corrosieremmer, pigment, brandvertrager). De reden hiervoor is dat de productcategorie meer informatie bevat over mogelijke blootstelling dan over de functie van de stof als zodanig. Er wordt bijvoorbeeld met betrekking tot de blootstelling onderscheid gemaakt tussen of een stof (bijv. een oplosmiddel) in luchtverfrissers (PC3) of in reinigingsproducten (PC35) wordt gebruikt. De productcategorieën zijn nuttig bij het in kaart brengen van toevoerketens. Hiertoe behoort bijvoorbeeld het volgen van de massastroom van een stof door de markt met als doel het beoordelen van het effect op het milieu.
9 Ompakkers zijn bedrijven die stoffen als zodanig of in preparaten overbrengen van grote containers naar kleinere containers voor eindgebruik. Deze activiteit wordt in het kader van REACH als “gebruik” beschouwd.
5
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Bijlage R.12-2.1 geeft een lijst met productcategorieën 10 . De vermelde categorieën zijn bedoeld om de markt van een stof in te delen op grond van de productsoorten. Hulp bij het toekennen van de relevante categorie Op grond van de intern beschikbare kennis en eventueel van klanten verkregen aanvullende gegevens, kent de fabrikant/importeur een of meer productcategorieën toe die het type eindgebruikmengsels weergeven waarvan bekend is dat de stof daarin wordt gebruikt. Vormen van gebruik waarvan de fabrikant zich niet bewust is, bijvoorbeeld gebruik dat via distributeurs of via een langere keten van formuleerders plaatsvindt, kunnen van onderaf aan hem worden doorgegeven tijdens het uitvoeren van de REACH-verordening. Diverse verenigingen van downstreamgebruikers hebben de hoofdgebruiksgebieden in kaart gebracht en de tabellen met vormen van gebruik op hun websites gepubliceerd (bijv. CEPE, A.I.S.E., COLIPA, FEICA). Dit is ook bruikbaar referentiemateriaal voor de fabrikant of importeur. Als de fabrikant of importeur of de downstreamgebruiker niet in staat is om de juiste productcategorie te vinden in bijlage 12-2.1, kan het gebruik worden omschreven als “overige”. Indien mogelijk moet om een dergelijk gebruik te beschrijven een code (met de bijbehorende bewoordingen) worden gekozen uit het UCN-systeem (zie de internetlink op het eind van bijlage R.12-2). Het is ook mogelijk dat een van de product- of voorwerpsubcategorieën die worden gebruikt als ingang voor de TRA geschikter is, en deze wordt daarom beschreven onder “overige”. Koppeling met Tier 1-blootstellingsschatting Voor een aantal gekozen productcategorieën geeft het ECETOC TRA-hulpmiddel Tier 1blootstellingsschattingen voor consumenten. Bijlage R.12-2.2 geeft een overzicht van deze productcategorieën en productsubcategorieën. Naast de product(sub)categorie zelf kunnen andere invoerparameters nodig zijn, bijvoorbeeld de concentratie van de stof in het product of de hoeveelheid product die per keer wordt gebruikt. Er dient te worden opgemerkt dat er ook andere hulpmiddelen zijn om blootstellingsschattingen voor consumenten te verkrijgen (zie hoofdstuk R.15 van het richtsnoer).
R.12.3.3. Procescategorie [PROC] Definitie en reikwijdte Toepassingstechnieken of procestypen hebben een rechtstreekse invloed op de te verwachten blootstelling en dus op de benodigde risicobeheersmaatregelen. Bijlage R.12-3 geeft een lijst met procescategorieën die de kans op algemene beroepsmatige blootstelling weergeven van de technieken en processen die deze beslaan. Deze indeling is gebaseerd op i) de hoeveelheid energie die tijdens een proces wordt toegepast en de vorm daarvan (bijv. warmte, mechanische energie, straling) ii) het voor blootstelling beschikbare oppervlak van de stof (stofvorming van het materiaal of dikte van de materiaallagen) en iii) het niveau van insluiting en technische regulering dat kan worden verwacht. Hulp bij het toekennen van de relevante categorie Als de registrant en/of de downstreamgebruikers de vormen van gebruik en gebruiksomstandigheden van een stof eenmaal in kaart hebben gebracht, kunnen de juiste productcategorieën aan de geïdentificeerde processen en toepassingstechnieken worden
10 De lijst is afgeleid van het bestaande UC55-systeem, het Scandinavische UCN-systeem, en de productcategorieën die in zowel TRA als ConsExpo worden gebruikt. In feite zijn de meest frequent gebruikte categorieën die gebaseerd zijn op gegevens uit Scandinavische Productregisters gebruikt.
6
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem toegekend. Let wel dat voldoende ervaring op het gebied van beroepsmatige hygiëne nodig is om de best passende PROC te bepalen voor een bepaald proces of bepaalde toepassingstechniek. Het verdient aanbeveling om voordat een categorie wordt toegekend, de geïdentificeerde processen en technieken in het kort te beschrijven in voor de sector specifieke terminologie, om de keuze van de categorieën inzichtelijk te houden. Als geen van de activiteiten/procescategorieën van toepassing lijkt, kan de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker de aard van het toepassingsproces in zijn eigen woorden beschrijven in plaats van een van de gedefinieerde categorieën toe te kennen. Het kan echter nuttig zijn om een korte toelichting op te nemen in het CSR over welke bestaande categorieën in bijlage R.12-3 zijn overwogen en de reden dat deze dit specifieke geval niet dekken. Met een dergelijke toelichting wordt het mogelijk om bestaande categorieën te wijzigen of aanvullende categorieën te definiëren in de volgende versie van het richtsnoer. Koppeling met Tier 1-blootstellingsschatting Op slechts twee uitzonderingen na, kunnen alle procescategorieën die in bijlage R.12-3 zijn vermeld worden gebruikt als invoerparameter voor het ECETOC TRA-hulpmiddel 11 om een Tier 1blootstellingsschatting voor medewerkers af te leiden. Naast de procescategorie zelf kunnen andere invoerparameters nodig zijn, zoals: de concentratie van de stof in de producten die door medewerkers worden gebruikt, of het gebruik plaatsvindt onder industriële omstandigheden, de duur van de blootstelling of de aan- of afwezigheid van plaatselijke afzuiging.
R.12.3.4. Milieu-emissiecategorie (ERC) Definitie en reikwijdte Milieu-emissiecategorieën [ERC] duiden de kenmerken van een gebruik aan op basis van zes aspecten die relevant zijn vanuit milieuoogpunt, met inbegrip van de kenmerken die een massastroomanalyse voor de hele levenscyclus van een stof mogelijk maken: a) Het beoogde technische lot (doel) van de stof tijdens het gebruik bepaalt in welke mate een stof tijdens het gebruik wordt verbruikt, wordt verwacht vrij te komen door lozingen, emissies naar de lucht of afval, of wordt verwacht over te gaan naar de volgende fase van de levenscyclus. In het algemeen zijn er drie mogelijkheden:
De stof is bedoeld om onderdeel te worden van een voorwerp (met inbegrip van opgedroogde/uitgeharde mengsels), ofwel omdat het een functie vervult in het voorwerp of omdat het zonder functie (uit een eerdere fase van de levenscyclus) in het voorwerp achterblijft.
Het is de bedoeling dat de stof bij gebruik reageert, en deze is zodoende niet meer beschikbaar voor verdere stappen in de levenscyclus of emissie naar het milieu.
Het is de bedoeling dat de stof dienst doet als hulpmiddel bij de verwerking, en deze komt als zodanig vrij bij een industrieel proces (bijv. oppervlakteactief middel bij de afwerking van textiel, oplosmiddel bij verfspuiten) of een niet-industriële toepassing (bijv. oplosmiddelen of oppervlakteactieve middelen uit schoonmaakmiddelen) in afvalwater, luchtemissie en/of afval.
b) De fase in de levenscyclus gedurende welke een gebruik plaatsvindt (vervaardiging, formulering of eindgebruik) is bepalend voor de mate waarin het tot een minimum beperken van verliezen kan worden verwacht (gestuurd door het economische belang voor de actor om geen product te verliezen dat hij kan verkopen, en het gebruik van gespecialiseerde apparatuur om chemicaliën te verwerken).
11 Gerichte Risicobeoordeling door ECETOC, gereviseerde versie gepubliceerd in juli 2009 (www.ecetoc.org/tra)
7
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem c) De mate van verspreid gebruik (gebruik op industriële locaties [puntbronnen] en/of wijdverbreid gebruik bij professionele en consumententoepassingen) bepaalt de verdeling van de emissies in tijd en ruimte. d) Besloten toepassingssystemen tijdens het eindgebruik (bijv. hydraulische systemen met daarin besloten functionele vloeistoffen, gesloten systemen voor het reinigen van textiel of metalen onderdelen) beperken de mogelijke afgifte aan lucht en water. e) Of een stof binnen of buiten wordt gebruikt bepaalt in welke mate emissies in lucht en water mogelijk kunnen worden opgevangen voor behandeling, en in welke mate slijtageomstandigheden het vrijkomen van de stoffen uit de voorwerpen vergroten. f)
Voor voorwerpen die onder omstandigheden worden gebruikt die emissies bevorderen (zoals slijtage van banden of remblokjes) kan worden verwacht dat de fractie die aan het milieu wordt afgegeven relatief hoog is. Dit is ook van toepassing op voorwerpen waarbij de afgifte van stoffen zelfs de bedoeling is (bijv. geurproducten). Ook de verwerking van voorwerpen met schurende technieken (bijv. schuren of het onder hoge druk verwijderen van coatings) valt onder dit criterium.
De genoemde kenmerken geven een eerste indicatie van de kans dat de stof kan vrijkomen in het milieu. Bijlage 12-4.2 geeft een overzicht van welke van de verschillende combinaties van de zes aspecten overeenkomen met elke milieu-emissiecategorie (ERC). Bijlage R.12-4.1 geeft een lijst van 23 milieu-emissiecategorieën met de overeenkomstige beschrijvende definities. Deze categorieën beslaan de vervaardiging, formulering en het gebruik van de stof op industriële locaties (ERC 1 tot en met 7), wijdverbreid gebruik binnen of buiten (ERC 8 en ERC 9) en het gebruiksleven (ERC 10 tot en met ERC 12). De categorieën met betrekking tot het gebruiksleven omvatten ook activiteiten door medewerkers die leiden tot emissies door het verwerken van voorwerpen (ERC 10b, 11b en 12a/b). Hulp bij het toekennen van de relevante categorie Als de registrant eenmaal de vormen van gebruik en gebruiksomstandigheden van een stof in kaart heeft gebracht (met inbegrip van het daaropvolgende gebruiksleven in voorwerpen), kunnen de overeenkomstige milieu-emissiecategorieën worden toegekend aan de vormen van gebruik die relevant zijn voor de diverse fases van de levenscyclus en de hoofdgebruikersgroepen. De milieuemissiecategorieën kunnen samen met de productcategorieën de registrant helpen bij het in voldoende detail uitsplitsen van de markt in gebruiksgroepen. Als geen van de activiteiten/procescategorieën van toepassing lijkt, kan de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker de aard van de milieukenmerken in zijn eigen woorden beschrijven in plaats van een van de gedefinieerde categorieën toe te kennen. Het kan echter nuttig zijn om een korte toelichting op te nemen in het CSR over welke bestaande categorieën in bijlage R.12-4 zijn overwogen en de reden dat deze dit specifieke geval niet dekken. Met een dergelijke toelichting wordt het mogelijk om bestaande categorieën te wijzigen of aanvullende categorieën te definiëren in de volgende versie van het richtsnoer. Koppeling met Tier 1-emissieschatting Voor alle milieu-emissiecategorieën is het mogelijk om een Tier 1-standaardschatting (ergste geval) van de emissie (naar lucht, water, bodem) af te leiden op basis van de emissieberekeningsmodule en de standaardemissiefactoren die worden gedefinieerd in tabel R.16-22 van hoofdstuk R.16 van het richtsnoer, bijlage 1. De berekende emissie kan worden omgezet in een schatting van de blootstelling op lokaal en regionaal niveau (zie Richtsnoer R.16.3). Verwacht wordt dat de diverse industriële sectoren specifiekere beschrijvingen zullen ontwikkelen van de gebruiksomstandigheden die betrekking hebben op het milieu (Specifieke milieuemissiecategorieën [SPERC’s]), wat leidt tot verfijnde emissiefactoren. Als de SPERC’s eenmaal beschikbaar zijn, kunnen ze worden gebruikt om emissieschattingen af te leiden die specifiek zijn voor de sector of het product. Bijlage R.12.4-3 geeft een overzicht van beschikbare SPERC’s (die moeten worden opgenomen wanneer de industrie de eerste reeks SPERC’s heeft voltooid).
8
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
R.12.3.5. Voorwerpcategorieën [AC] Definitie en reikwijdte Een chemische veiligheidsbeoordeling moet niet alleen de vormen van gebruik van een stof beslaan, maar ook de daaropvolgende fases van de levenscyclus van stoffen die in of op de matrix van een voorwerp zijn opgenomen. Voor gevaarlijke stoffen die in voorwerpen zijn verwerkt kan de fabrikant of importeur van de stof het zodoende nodig achten om aan te duiden welke soorten voorwerpen worden gedekt in de chemische veiligheidsbeoordeling en de blootstellingsschattingen. De relevantie van de fase van het gebruiksleven wordt aan de hand van twee voorbeelden toegelicht: i) Voor blootstelling van consumenten of het milieu maakt het uit of de stof wordt gebruikt bij de textielafwerking van kleding (contact met de huid, veelvuldig wassen) of als onderdeel van isolatiemateriaal in de bouw. ii) Voor blootstelling van medewerkers en het milieu maakt het uit of een stof deel uit gaat maken van het gecoate oppervlak van een schip of staalconstructies in de buitenlucht (stofvorming tijdens het verwijderen van verf door schurende technieken als regelmatige onderhoudsactiviteit), of dat het deel uit gaat maken van het gecoate oppervlak van huishoudelijke apparaten (verwijdering van de verf aan het eind van de levensduur vindt plaats tijdens een industrieel afvalverwerkingsproces). Bijlage R.12-5.1 geeft een lijst met algemene voorwerpsoorten zonder beoogde emissie, inclusief voorbeelden van welke voorwerpen onder deze algemene categorie kunnen vallen. De nadruk ligt op een indeling op basis van het materiaal. Om ook de beschrijving van het gebruiksleven mogelijk te maken voor complexe voorwerpen die uit meerdere materialen bestaan, zijn ook categorieën voor voertuigen en apparatuur opgenomen in de lijst. De voorwerpcategorieën corresponderen met specifieke categorieën van het TARIC 12 -systeem, en dus kan een verdere specificatie worden gemaakt binnen de CSA op basis van de TARIC-catalogus, als de registrant of downstreamgebruiker dit nodig acht. Ook kan een aantal van de voorwerpsoorten die als voorbeeld worden vermeld helpen bij het beschrijven van voorwerpen die voor een specifieke blootstelling van medewerkers kunnen zorgen, bijv. het dragen van leren en rubberen handschoenen, voorwerpen voor schurende polijstwerkzaamheden, het verwijderen van coatings van grote voertuigen, het dragen van geïmpregneerde beschermende kleding. Bijlage R.12-5.2 geeft een lijst van voorbeelden van voorwerpen met beoogde emissie. Stoffen die bedoeld zijn vrij te komen moeten in het kader van REACH worden geregistreerd en hebben zodoende een specifieke status in de gebruiksdescriptorsystemen. Gedurende het invoeringsproces van REACH kan deze lijst worden aangevuld, maar aangenomen wordt dat het beperkt blijft tot een aantal afzonderlijke gevallen. Hulp bij het toekennen van de relevante categorie Op basis van de intern beschikbare kennis en eventueel van klanten verkregen aanvullende gegevens, kent de fabrikant/importeur een of meer voorwerpcategorieën toe die het type voorwerpen weergeven waarvan bekend is dat de stof daarin wordt gebruikt (door de laatste downstreamgebruiker in de keten of door consumenten). Als van een stof niet wordt verwacht dat deze tijdens het gebruik in voorwerpen wordt opgenomen (bijv. oplosmiddelen, reinigingsmiddelen, wasmiddelen) hoeft geen voorwerpcategorie te worden toegekend. Het is niet mogelijk of nodig om alle voorwerpsoorten waarin de stof terecht kan komen in detail te beschrijven. De registrant moet echter in zijn chemische veiligheidsbeoordeling wel de mogelijke risico’s van de stof tijdens het gebruiksleven van het voorwerp (en de daaropvolgende fases als afval) beoordelen en het kan nodig zijn dat hij aan de toevoerketen maatregelen doorgeeft om emissies uit/blootstelling door voorwerpen te beperken, bijv. emissies van kleur- en afwerkingschemicaliën uit textiel. De registrant moet dus gegevens voor blootstellingsscenario’s opstellen voor representatieve voorwerpsoorten die voor zijn stof relevant zijn.
12 Categorieën/codes voor groepen goederen in het kader van de geïntegreerde gegevensbank met douanetarieven van de Europese Gemeenschap (Taric); http://ec.europa.eu/taxation_customs/dds/tarhome_en.htm
9
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Als de fabrikant of importeur of de downstreamgebruiker niet in staat is om de juiste voorwerpcategorie te vinden in bijlage 12-5.1 of specifieker wil zijn, dan kan het gebruik worden omschreven onder “overige”. Indien mogelijk moet een code (met de bijbehorende bewoordingen) worden gekozen uit het TARIC-systeem (zie de internetlink op het eind van bijlage R.12-5.1.) Koppeling met Tier 1-emissieschatting Voor een aantal voorwerpcategorieën is het mogelijk om een Tier 1-blootstellingsschatting voor consumenten te geven gebaseerd op het ECETOC TRA-hulpmiddel voor het schatten van blootstelling voor consumenten. Bijlage R.12-5.3 vermeldt in het bijzonder de voorwerpcategorieën die kunnen worden beoordeeld met het ECETOC TRA-hulpmiddel.
R.12.3.6. Het specificeren van de technische functie van een stof voor het veiligheidsgegevensblad Het specificeren van de technische functie van de stof als zodanig (wat deze daadwerkelijk doet) is nodig voor paragraaf 1.2 van het veiligheidsgegevensblad voor stoffen die voldoen aan de criteria om als gevaarlijk te worden aangemerkt. Hiervoor kan de registrant gebruikmaken van de soorten stoffen die worden vermeld in bijlage R.12-6. Een dergelijke specificatie kan ook bruikbaar zijn om aan te duiden dat een blootstellingsscenario (of een reeks blootstellingsscenario's) is uitgewerkt voor een bepaald type stof (bijv. oplosmiddel, pigment). Volgens bijlage II van REACH moet het gebruik ook voor mengsels worden aangeduid. Er dient te worden opgemerkt dat het niet nodig is om de technische functie van elke afzonderlijke stof in een mengsel aan te duiden. Op een veiligheidsgegevensblad voor een mengsel moet alleen het gebruik van het mengsel als geheel worden beschreven.
R.12.4. Voorbeelden R.12.4.1. Voorbeelden van het toekennen van vormen van gebruik aan een categorie van het descriptorsysteem
10
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Tabel R.12-2 licht voor een aantal processen/activiteiten toe welke categorie moet worden toegekend en welke algemene kenmerken van de gebruiksomstandigheden de categorie omvat. Het voorbeeld heeft betrekking op vormen van gebruik door medewerkers binnenshuis (industrieel of professioneel) en beslaat stoffen i) die zijn opgenomen in voorwerpen of ii) die niet zijn opgenomen in voorwerpen. De voorbeelden laten zien dat meerdere soorten activiteiten kunnen worden uitgedrukt door een categorie voor de blootstelling van de medewerkers en een categorie voor de blootstelling van het milieu. Tabel R.12-2: Voorbeelden van het toekennen van categorieën aan vormen van gebruik door medewerkers binnenshuis Voorbeelden voor proces/activiteit Het spuiten van verf, reinigingsmiddelen, smeermiddelen, kleefmiddelen
Procescategorie uit bijlage R.12-3 en milieu-emissiecategorie uit bijlage R.12-4 Luchtverstuivingstechnieken, zoals spuiten (PROC 7 of PROC 11) Industrieel gebruik of wijdverbreid professioneel gebruik van een stof die bedoeld is deel te worden van een voorwerp (ERC 5/ ERC 8c) of niet (ERC 4/ERC 8a)
Kleuren en afwerken Immersiebewerkingen zoals van textiel, leer of papier onderdompelen en overgieten (PROC 13) Industrieel gebruik van stoffen die al dan niet bedoeld zijn om onderdeel te worden van een voorwerp (ERC 4 of 5)
Coating van vloeren, schilderen van muren met kwast of roller, reinigen/polijsten van oppervlakken door wrijven
Stoffen kunnen worden ingeademd als damp en aerosolen. De energie van de aerosoldeeltjes kan vragen om specifieke vormen van blootstellingsbeheersing; bij coatings kan door overspuiten afvalwater en afvaloplosmiddel in de lucht terechtkomen. De stof wordt op een oppervlak aangebracht door het voorwerp in een bad onder te dompelen en het is de bedoeling dat deze onderdeel wordt van het voorwerp. De doorgaans geringe vorming van stof en aerosolen kan gemakkelijk worden beheerst. Lozing of afvoer van afvalwater en/of verbruikte baden kan relevant zijn.
Laagenergetische verspreiding, zoals Blootstelling tijdens het uitspreiden van de met een roller, kwast (PROC 10) stof wordt voornamelijk bepaald door de eigenschappen ervan (bijv. de dampdruk) Wijdverbreid professioneel gebruik of direct contact met de huid. Vorming van (ERC 8a of 8c) stof en aerosolen niet waarschijnlijk; reinigen van apparatuur en machines kan afvalwater en/of afval opleveren. Oplosmiddelen kunnen in de lucht terechtkomen.
Mechanisch snijden, Hoogenergetische (mechanische) slijpen, boren of polijsten veredeling van massieve metalen, en van voorwerpen in materialen of voorwerpen gebonden stoffen (PROC 24). Industriële of verspreide verwerking van voorwerpen door medewerkers onder omstandigheden die het vrijkomen bevorderen (ERC 11b of 12) Het mengen van vaste stoffen en vloeistoffen bij de batchformulering van coatings, reinigingsmiddelen, kunststofverbindingen, textielkleurstoffen
Blootstellingspatroon “gecodeerd” door de procescategorie en de milieuemissiecategorie.
Gebruik in een gesloten batchproces (PROC 3) of het mengen in een batchproces (multistage en/of aanzienlijk contact) (PROC 5); bijbehorende overdracht van stoffen (PROC 8a, 8b en 9) Formulering van/tot mengsels (ERC 2 of ERC 3)
11
Er wordt een aanzienlijke hoeveelheid thermische of kinetische energie op de stof toegepast door het slijpen, mechanisch snijden, boren of schuren. Te verwachten valt dat er vaste stoffen (poeder) of dampen vrijkomen. Neerslag moet als afval worden afgevoerd.
Voornamelijk verwerking in een gesloten proces (bijv. via afgesloten overdracht) maar met enige kans op contact (bijv. tijdens monstername) Vaste of vloeibare materialen kunnen vrijkomen in de vorm van damp of stof, aanzienlijk contact is mogelijk.
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Voorbeelden voor proces/activiteit
Procescategorie uit bijlage R.12-3 en milieu-emissiecategorie uit bijlage R.12-4
Blootstellingspatroon “gecodeerd” door de procescategorie en de milieuemissiecategorie. Afval of afvalwater afkomstig van het reinigen van apparatuur is te verwachten.
R.12.4.1.2 Voorbeeld van het systematisch beschrijven van de vormen van gebruik van een stof Tabel R.12-3 licht het descriptorsysteem toe vanuit het oogpunt van de levenscyclus. In het voorbeeld is de stof een pigment dat wordt gebruikt in verven voor houten voorwerpen (voor gebruik binnen en buiten). De verf (met inbegrip van het pigment) wordt in een multistage batchproces geproduceerd. Hij wordt door medewerkers aangebracht door middel van spuiten en kwasten. Consumenten gebruiken de verven die het pigment bevatten ook. Het eventueel verwijderen van de verf bij renovatie wordt ook door dit voorbeeld gedekt. Tabel R.12-3 geeft een reeks vragen die een registrant wellicht moet beantwoorden bij het in kaart brengen van de vormen van gebruik van zijn stof. Tabel R.12-3: Voorbeeld voor het in het kort beschrijven van enkele vormen van gebruik van een pigment Vragen voor het in het kort beschrijven van een gebruik in algemene termen
Categorie
Toelichting voor een pigment
Welke sectoren van de formuleringsindustrie kopen de stof? In welke categorieën chemische producten wordt het gebruikt?
PC 9a
Verven en coatings
Welke processen worden toegepast tijdens het mengen/formuleren van de stof?
PROC 3, 8b, 9
Mengen van het vloeibare mengsel in een gesloten batchproces, met inbegrip van overdracht van de stof
ERC 2
Wordt de stof als zodanig of in mengsels gebruikt SU 3, 21, 22 door industriële medewerkers, professionals of consumenten?
Industriële medewerkers, professionals buiten industriële locaties en consumenten
In welke soort processen wordt de stof als PROC 7, 10, 11, eindgebruik toegepast (vanuit het oogpunt van de 13 medewerker)?
Spuiten, borstelen, onderdompelen
Wat zijn de algemene milieukenmerken van deze ERC 5 vormen van gebruik: gebruik binnen/buiten; gebruik op een industriële locatie of wijdverbreid ERC 8c/f gebruik; stof bedoeld onderdeel te worden van de matrix van een voorwerp of bedoeld om dienst te doen als een verwerkingshulpmiddel of bedoeld te reageren bij gebruik?
Industriële locaties en wijdverbreid gebruik, gebruik binnen en buiten. Stof wordt onderdeel van voorwerpen.
In welke consumentenproducten wordt de stof PC 9a gebruikt? Wat zijn de algemene milieukenmerken ERC 8c/f van deze vormen van gebruik?
Verven en coatings voor consumentengebruik
Als de stof onderdeel wordt van een voorwerp: In welke voorwerpen wordt het opgenomen tijdens het gebruiksleven (en vervolgens als afvalproduct)?
AC 11
Houten voorwerpen
Als de stof onderdeel wordt van een voorwerp: Wat zijn de algemene milieukenmerken van de stof tijdens zijn gebruiksleven: gebruik binnen/buiten van het voorwerp, lage of hoge afgifte van de stof uit het voorwerp?
ERC 10a/11a
Gebruik binnen en buiten, lage afgifte van de stof uit het voorwerp
Als de stof onderdeel wordt van een voorwerp:
ERC 10b/11b
Gebruik binnen en buiten, hoge
12
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Vragen voor het in het kort beschrijven van een gebruik in algemene termen Zijn er voorspelbare activiteiten met het voorwerp die leiden tot verwijdering van stoffen van het oppervlak bij het verwerken of onderhoud met schurende technieken (bijv. verfstrippen)
Categorie
Toelichting voor een pigment afgifte van de stof uit het voorwerp
R.12.5. Beschrijven van geïdentificeerde vormen van gebruik en het opstellen van titels voor blootstellingsscenario’s Het gebruiksdescriptorsysteem kan helpen bij de omschrijving van de geïdentificeerde vormen van gebruik in paragraaf 3.5 van IUCLID (als onderdeel van het registratiedossier), de bijbehorende omschrijving van vormen van gebruik in paragraaf 2 van het CSR en het opnemen van geharmoniseerde, gestructureerde informatie in de korte titels van blootstellingsscenario’s. Chesar 13 , het CSA-hulpmiddel van ECHA, omvat een gebruiksomschrijvingmodule, die een standaardboomstructuur geeft van de levenscyclus om de vormen van gebruik van een stof in kaart te brengen (zie figuur R.12-1)
R.12.5.1. In kaart brengen van vormen van gebruik op basis van de structuur van de levenscyclus Het documenteren van de activiteiten tijdens de vervaardiging en het gebruik van een stof in een hiërarchische “boom”-structuur van de levenscyclus vergemakkelijkt het rapporteren en communiceren met het oog op de toevoerketen, en het maakt de koppeling van vormen van gebruik aan massastromen van de stof mogelijk, wat nodig is voor de milieubeoordeling. De “boom” heeft zijn wortels in het vervaardigen van de stof en de takken worden gevormd door het formuleren van diverse chemische producten. De vormen van gebruik binnen een categorie chemische producten vertakken op hun beurt in diverse industriële en professionele vormen van gebruik en vormen van gebruik door consumenten, die mogelijk worden gevolgd door een gebruiksleven in voorwerpen. Het gebruiksdescriptorsysteem ondersteunt het documenteren in een hiërarchische structuur zodanig dat het in feite acht combinaties vertegenwoordigt van fases van de levenscyclus (vervaardiging, formulering, eindgebruik of gebruiksleven) en de hoofdgebruikersgroepen (industriële medewerkers, professionals of consumenten) 14 . Daarnaast kunnen de formulerende sectoren waaraan de fabrikant of importeur een bepaalde stof levert worden gespecificeerd als marktsectoren (zoals smeermiddelen, reinigingsmiddelen, kleefmiddelen, coatings, kunststofverbindingen). Op het niveau van de fase kan de juiste milieu-emissiecategorie worden toegekend, die vervolgens op alle vormen van gebruik door medewerkers of consumenten van toepassing is die onder die fase worden vermeld. Onder een fase kunnen alle relevante activiteiten (vormen van gebruik) met de stof door medewerkers en consumenten worden vermeld en beschreven door er
13 ECHA ontwikkelt momenteel een hulpmiddel, Chesar genaamd (Chemical Safety Assessment and Reporting tool) om registranten te helpen bij de voorbereiding van hun CSA en CSR. ECHA probeert begin 2010 een eerste versie van dat hulpmiddel uit te geven. 14 “Gebruiken” worden gedefinieerd door de activiteiten van medewerkers of consumenten met een stof (inclusief processen tijdens de vervaardiging van een stof en het verwerken van voorwerpen die een stof bevatten). “Fases” omvatten één of meer gebruiken in een bepaalde fase van de levenscyclus die worden gekenmerkt door vergelijkbare gebruiksomstandigheden met i) betrekking tot het milieu en ii) de hoofdgebruikersgroep. Er zijn drie hoofdgebruikersgroepen en vier fasen. Voor de fasen “vervaardiging” en “formulering” wordt aangenomen dat ze altijd onder industriële omstandigheden worden uitgevoerd.
13
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem een PROC (activiteiten van werknemers) of PC (consumentenproducten) aan toe te kennen. Let op: De keuzelijst voor productcategorieën (PC) bevat ook producten die niet relevant zijn voor gebruik door consumenten.
Vervaardiging/Import o Vervaardigingsfase [per ERC] [1] Processen tijdens de vervaardiging [per PROC] Marktsector [per PC] o Formuleringsfase [per ERC] [2] Vormen van gebruik voor formulering [per PROC] o Industrieel‐eindgebruikfase [per ERC en SU] [3] Industriële vormen van gebruik [per PROC] o Professioneel‐eindgebruikfase [per ERC en SU] [4] Professionele vormen van gebruik [per PROC] o Eindgebruikfase consument [per ERC] [5] Consumentengebruik [per PC] o Fase gebruiksleven (consument) [per ERC en AC] [6] “Vormen van gebruik” in voorwerpen (door consumenten) [per AC] o Fase gebruiksleven (industriële werknemers) [per ERC, AC, SU] [7] “Vormen van gebruik" in voorwerpen (door industriële medewerkers)[per AC en PROC] o Fase gebruiksleven (professionele medewerkers) [per ERC, AC, SU] [8] “Vormen van gebruik” in voorwerpen (door professionele medewerkers) [per AC en PROC]
Figuur R.12-1: Standaardstructuur van de boomweergave van de geïdentificeerde vormen van gebruik
Een registrant kan zijn markt structureren op basis van zijn klanten in de verschillende formuleringssectoren (per soort product dat door deze sectoren wordt geproduceerd) of eindgebruiksectoren (per economische sector die uiteindelijk de stof als zodanig of in een mengsel gebruikt) 15 . Hij kan daarbij gebruikmaken van de PC- en SU-keuzelijsten. Als hij de stof rechtstreeks aan eindgebruikers verkoopt, kunnen de marktsector en de formuleringsfase achterwege worden gelaten. Het verdient aanbeveling om te beginnen met een beschrijving van marktsectoren (per PC) waarvoor de vormen van gebruik in het daaropvolgende proces moeten worden beschreven. Voor het beschrijven van de vervaardiging of formulering tot een mengsel als zodanig is het niet nodig om een eindgebruiksector toe te kennen. Als blijkt dat de milieuomstandigheden van het gebruik tussen de sectoren onderling sterk verschillen binnen een fase van de levenscyclus, kan de beoordelaar dezelfde fase van de levenscyclus opnieuw creëren voor een andere sector van de industrie. Het combineren van ERC en SU bij de eindgebruikfase kan dus helpen bij het identificeren en beschrijven van gebruiksomstandigheden die betrekking hebben op het milieukenmerk voor bepaalde sectoren van de industrie. Als blijkt dat de beroepsmatige omstandigheden die betrekking hebben op het gebruik door medewerkers tussen de sectoren onderling sterk verschillen binnen een fase van de levenscyclus, kan de beoordelaar dezelfde fase van de levenscyclus opnieuw creëren voor een andere sector van de industrie. 15 De sectoren die preparaten [= mengsels = chemische producten] produceren (= formuleren = mengen) kunnen beter worden omschreven aan de hand van het type chemisch product dan aan de hand van de NACE-code, aangezien het NACE-systeem niet voldoende differentiatie toestaat.
14
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem De fase van het gebruiksleven kan worden gekarakteriseerd met milieu-emissiecategorieën (ERC) en de relevante voorwerpcategorieën (AC). Onder de fases van het gebruiksleven kunnen activiteiten van medewerkers en consumenten met bepaalde voorwerpen worden beschreven. Deze activiteiten zijn geen “vormen van gebruik” in de betekenis van REACH (en zodoende zijn hieraan geen verplichtingen van eindgebruikers gekoppeld). De registrant is echter wel verplicht om de omstandigheden tijdens het gebruiksleven in zijn CSR te beschrijven. Het “consumentengebruik” van voorwerpen kan worden omschreven met een AC, terwijl de activiteiten van medewerkers met voorwerpen kunnen worden beschreven als een combinatie van een procescategorie (PROC) en de relevante voorwerpcategorieën (AC) Als blijkt dat de milieuomstandigheden tijdens het gebruiksleven tussen verschillende soorten voorwerpen sterk verschillen, kan de beoordelaar dezelfde fase van de levenscyclus opnieuw creëren voor een ander voorwerp (of groep voorwerpen). Het combineren van ERC en AC bij de fase van de levenscyclus kan dus helpen bij het identificeren en beschrijven van omstandigheden die betrekking hebben op milieukenmerken voor bepaalde (groepen) voorwerpen. Let op: De ervaring leert dat de beschrijving van vormen van gebruik uitsluitend op basis van het gebruiksdescriptorsysteem doorgaans onvoldoende is voor het opzetten en communiceren van blootstellingsscenario’s. Daarom is als aanvulling doorgaans nadere toelichting nodig bij de omschrijving van vormen van gebruik.
Figuur R.12-2 laat de vormen van gebruik van een stof zien beschreven in een boomstructuur van de levenscyclus. Figuur R.12-2: Toelichting van de omschrijving van het gebruik in een boomstructuur van de levenscyclus
Wordt in een latere fase opgenomen R.12.5.2. Het opstellen van titels voor blootstellingsscenario’s De registrant geeft elk blootstellingsscenario in het CSR dat gekoppeld is aan het uitgebreide veiligheidsgegevensblad een korte titel, waarin wordt aangegeven welke vormen van gebruik door het blootstellingsscenario worden gedekt. Aangezien blootstellingsscenario’s algemeen (meerdere vormen van gebruik beslaand) of specifiek (slechts één of enkele vormen van gebruik worden gedekt) kunnen zijn, kan de titel van de blootstellingsscenario’s dienovereenkomstig variëren: Een gebruik (zoals gedefinieerd door de registrant) kan onder verschillende omstandigheden plaatsvinden in verschillende marktsectoren, waardoor verschillende blootstellingsscenario's nodig kunnen zijn. In dergelijke gevallen kunnen verschillende blootstellingsscenario’s dezelfde PROC en dezelfde ERC in de titel hebben, elk in combinatie met een andere gebruikssector (SU). Voor dezelfde categorie consumentenproducten (PC) kunnen verschillende blootstellingsscenario’s nodig zijn, als de blootstellingsbeoordeling bijvoorbeeld aangeeft dat de concentratie van de stof in bepaalde consumentenproducten binnen dezelfde categorie 16 beperkt moet worden tot een lagere concentratie.
Verschillende vormen van gebruik (zoals gedefinieerd door de registrant) kunnen mogelijk in hetzelfde blootstellingsscenario worden behandeld, als voor al deze vormen van gebruik dezelfde bedrijfsomstandigheden en risicobeheersmaatregelen gelden. In een dergelijk geval zou de titel van het blootstellingsscenario de diverse procescategorieën, productcategorieën, voorwerpcategorieën en of milieu-emissiecategorieën vermelden.
16 Zie productsubcategorieën die kunnen worden beoordeeld met de ECETOC TRA voor consumenten.
15
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Voor communicatiedoeleinden kan de registrant ervoor kiezen om alle activiteiten met een stof die relevant zijn in een bepaalde toevoerketen in slechts één blootstellingsscenario te vermelden. Zodoende kan het blootstellingsscenario verschillende reeksen bedrijfsomstandigheden en risicobeheersmaatregelen bevatten die betrekking hebben op verschillende activiteiten. Er dient echter voor te worden gezorgd dat een dergelijk document nog steeds begrijpelijk is en relevant voor elke downstreamgebruiker.
Tabel R.12-4: Titelgedeelte van een blootstellingsscenario waarbij de activiteiten van medewerkers worden behandeld 17 Blootstellingsscenarioformaat (1) voor vormen van gebruik door medewerkers 1. Titel Vrije korte titel Systematische titel gebaseerd op gebruiksdescriptor Gedekte processen, taken, activiteiten
R.12.5.3. Beschrijving van de geïdentificeerde vormen van gebruik in IUCLID Elke registrant is ook verplicht om een korte algemene beschrijving van alle geïdentificeerde vormen van gebruik op te nemen in zijn technische dossier (zie hoofdstuk 3.5 van IUCLID) 18 en in paragraaf 2 van het CSR. Het verdient aanbeveling om de korte algemene beschrijving van het gebruik te baseren op het descriptorsysteem in dit richtsnoer, en (indien relevant) te verwijzen naar paragraaf 3.5 van IUCLID naar de blootstellingsscenario's in het CSR. Dit is om te garanderen dat de beschrijving van geïdentificeerde vormen van gebruik en de titel en inhoud van de blootstellingsscenario's consistent zijn met elkaar. Opmerking: Deze consistentie is een wettelijke vereiste die is vastgelegd in paragraaf 5.1.1 van bijlage I van REACH. Het CSA-hulpmiddel Chesar zal een functionaliteit bevatten om geïdentificeerde vormen van gebruik en de bijbehorende blootstellingsscenario's te rapporteren nadat de beoordelingen zijn afgerond en de blootstellingsscenario's zijn opgesteld. Een dergelijk rapportageoverzicht van de vormen van gebruik kan worden opgenomen in paragraaf 2 van het CSR en in paragraaf 3.5 van IUCLID. De informatie die in paragraaf 3.5 van IUCLID wordt gerapporteerd zal in één aspect verschillen ten opzichte van wat wordt opgenomen in het CSR: De beschrijving van daaropvolgende fases van de levenscyclus (gebruiksleven en afval) zal geen onderdeel zijn van IUCLID 3.5. De reden is dat bijlage VI van REACH wel naar de geïdentificeerde vormen van gebruik verwijst maar niet naar het daaropvolgende gebruiksleven. De informatie die in IUCLID 3.5 moet worden gerapporteerd is een korte algemene beschrijving van de geïdentificeerde vormen van gebruik en een indicatie van of het daaropvolgende gebruiksleven in voorwerpen plaatsvindt. Het rapporteren van geïdentificeerde vormen van gebruik in de IUCLID-structuur zal gebaseerd zijn op de volgende principes:
Het rapport over geïdentificeerde vormen van gebruik is verdeeld in drie blokken, in overeenstemming met de hoofdgebruikersgroepen: medewerkers in een industriële omgeving
17 Zie voorlopige versie van de bijgewerkte paragraaf D.2.2 (Blootstellingsscenarioformaat) in Deel D van het Richtsnoer voor informatie-eisen en chemische veiligheidsbeoordeling. 18 Zie artikel 10, onder a) iii), van REACH in combinatie met paragraaf 3.5 van bijlage VI.
16
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem (industrieel gebruik); medewerkers in niet-industriële omgevingen (professioneel gebruik), consumenten (consumentengebruik).
Per regel moet een unieke naam/titel van het geïdentificeerde gebruik 19 worden vermeld. Elk geïdentificeerde gebruik wordt gekenmerkt door een aantal gebruiksdescriptors. o
Voor elk geïdentificeerde gebruik moet een procescategorie (PROC) voor medewerkers of een productcategorie (PC) voor consumenten worden vermeld. Het is mogelijk om meerdere procescategorieën (PROC) of productcategorieën (PC) per regel te vermelden. Dit kan bijvoorbeeld aanvaardbaar zijn als een reeks processen wordt gedekt door één blootstellingsscenario en één geschatte blootstelling (gebaseerd op een reeks meetgegevens) die overeenkomt met een dergelijke reeks processen. Desalniettemin verdient het aanbeveling om in de meeste gevallen maar één categorie per regel te vermelden om de consistentie met de blootstellingsschatting en het beschrijven van de risico's in de chemische veiligheidsbeoordeling te garanderen.
o
Voor elk geïdentificeerde gebruik moet één of meer milieu-emissiecategorie (ERC) worden vermeld. Als bijvoorbeeld geen relevante verschillen zijn geïdentificeerd tussen gebruik binnen en buiten, mogen beide ERC’s door één soort gebruik worden gedekt. Desalniettemin verdient het aanbeveling om in de meeste gevallen maar één categorie per regel te vermelden om de consistentie met de blootstellingsschatting en het beschrijven van de risico's in de chemische veiligheidsbeoordeling te garanderen.
o
Als de marktsector(en) een onderdeel vormt (vormen) van de titel van het blootstellingsscenario, moet ook deze descriptor worden vermeld (één of meer per regel). Daarnaast kan elk geïdentificeerde gebruik indien nodig worden beschreven door één of meer "gebruikssectoren" (SU). Als gevolg hiervan zijn meerdere vermeldingen per marktsector (beschreven per soort chemisch product, [PC] en gebruikssector (SU) toegestaan.
Als een geïdentificeerd gebruik leidt tot het opnemen van een stof in een voorwerp (en/of het achterblijven van een stof in een opgedroogd mengsel), dan wordt dit aangeduid, aangezien dit leidt tot de noodzaak om het gebruiksleven van de relevante voorwerpen (of opgedroogde of uitgeharde mengsels) te beoordelen. De verwachte voorwerpcategorieën (AC) voor het daaropvolgende gebruiksleven kunnen worden gemeld. Een verdere beschrijving van de omstandigheden van het gebruiksleven is in het rapport over geïdentificeerde vormen van gebruik 20 niet nodig.
Voor elk geïdentificeerde gebruik is het mogelijk om te verwijzen naar het nummer of de vrije korte titel (één of meer blootstellingsscenario’s) van het blootstellingsscenario dat relevant is voor dat gebruik. Deze koppeling garandeert dat alle geïdentificeerde vormen van gebruik, wanneer relevant, door ten minste één blootstellingsscenario worden gedekt.
Tabel R.12-5 toont de kolommen die beschikbaar zijn in paragraaf 3.5 van IUCLID om de geïdentificeerde vormen van gebruik van een stof te beschrijven met betrekking tot de activiteiten van industriële medewerkers. Er zijn twee vergelijkbare tabellen beschikbaar voor medewerkers in niet-industriële omgevingen (professioneel gebruik) en consumenten.
19 “Vrije tekst” naam van het gebruik 20 Opmerking: De fase van het gebruiksleven van een stof in voorwerpen en de fase als afvalproduct zijn geen “gebruiken” in het kader van REACH.
17
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Tabel R.12-5: Tabel voor het rapporteren van geïdentificeerde vormen van gebruik met betrekking tot industriële medewerkers in IUCLID IU Naam Procesc Milieu- Stof voor Marktsector Gebruik Daaropvol Voorwerp Verwijzin nr geïdenti ategorie emissiec dat per soort ssector gend categorie g ficeerd (PROC) ategorie gebruik chemisch (SU) gebruiksle (AC) met blootstell gebruik (ERC) toegepast product ven betrekking ingsscen in de vorm (PC) relevant tot ario in van… voor dat daaropvol het CSR gebruik? gend gebruiksle ven stof
ja/nee
mengsel
18
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Bijlage R.12-1: Descriptorlijst voor gebruikssectoren (SU) Belangrijkste descriptor: Hoofdgebruikersgroepen SU 3
Industrieel gebruik: Gebruik van stoffen als zodanig of in preparaten* in een industriële omgeving
SU 21
Consumentengebruik: Particuliere huishoudens (= algemeen publiek = consumenten)
SU 22
Professioneel gebruik: Publiek domein (administratie, onderwijs, amusement, dienstverlening, ambachtslieden) NACE 21 codes
Aanvullende descriptor Eindgebruiksectoren SU1
Landbouw, bosbouw en visserij
A
SU2a
Winning van delfstoffen (geen offshore)
B
SU2b
Offshore-industrie
B6
SU4
Vervaardiging van voedingsmiddelen
C 10,11
SU5
Vervaardiging van textiel, leer en bont
C 13-15
SU6a
Vervaardiging van hout en houtproducten
C 16
SU6b
Vervaardiging van pulp, papier en papierwaren
C 17
SU7
Drukken en reproduceren van opgenomen media
C 18
SU8
Vervaardiging van chemische stoffen op grote schaal (waaronder geraffineerde aardolieproducten)
C 19.2+20.1
SU9
Vervaardiging van fijnere chemische stoffen
C 20.2-20.6
SU 10
Formuleren [mengen] van preparaten en/of ompakken (geen legeringen)
C 20.3-20.5
SU11
Vervaardiging van producten van rubber
C 22.1
SU12
Vervaardiging van producten van kunststof, ondermeer door samenstelling of omvorming
C 22.2
SU13
Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten, waaronder gips en cement
C 23
SU14
Vervaardiging van metalen in primaire vorm, inclusief legeringen
C 24
SU15
Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten
C 25
SU16
Vervaardiging van computers, elektronische en optische producten, elektrische apparatuur
C 26-27
SU17
Vervaardiging van machines, apparaten, transportmiddelen voor algemeen gebruik
C 28-30,33
SU18
Vervaardiging van meubelen
C 31
SU19
Bouwnijverheid
F
SU20
Gezondheidszorg
Q 86
SU23
Elektriciteit, stoom, gas- en watervoorziening en afvalwaterzuivering
C 35-37
SU24
Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling
C72
SU0
Overige
voertuigen
http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/index/nace_all.html
21 Europese Commissie, Concurrentie: Lijst van NACE-codes (19.11.2007);
http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/index/nace_all.html
19
en
andere
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik. * Let op: Ten behoeve van de consistentie met het descriptorsysteem in IUCLID 5.2, is in deze lijsten de term "preparaat" niet vervangen door "mengsel".
20
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Bijlage R.12-2.1: Descriptorlijst voor de chemische productcategorie (PC) Chemische productcategorie (PC) Categorie voor het omschrijven van marktsectoren (op toevoerniveau) met betrekking tot alle vormen van gebruik (medewerkers en consumenten)
Voorbeelden en toelichtingen
PC1
Kleefmiddelen, afdichtingsmiddelen
PC2
Adsorptiemiddelen
PC3
Luchtverfrissers
PC4
Antivries- en ontdooimiddelen
PC7
Basismetalen en legeringen
PC8
Biociden (bijv. bestrijdingsmiddelen)
PC9a
Coatings en verfafbijtmiddelen
PC9b
Vulmiddelen, kit, gips, modelleerklei
PC9c
Vingerverf
PC11
Explosieven
PC12
Meststoffen
PC13
Brandstoffen Hieronder vallen stoffen die permanent met het metalen oppervlak binden
PC14
Producten voor het behandelen van metalen oppervlakken, waaronder producten voor het galvaniseren
PC15
Producten voor het behandelen van niet-metalen oppervlakken
Bijvoorbeeld voor de behandeling van muren voor het schilderen.
PC16
Warmtetransportvloeistoffen
PC17
Hydraulische vloeistoffen
PC18
Inkt en toners
PC19
Tussenproducten
PC20
Producten zoals pH-regelaars, neerslag- en neutraliseermiddelen
PC21
Laboratoriumchemicaliën
PC23
Producten voor het looien, verven, afwerken, impregneren en verzorgen van leer
PC24
Smeermiddelen, vetten, lossingsmiddelen
PC25
Metaalbewerkingsvloeistoffen
PC26
Producten voor het kleuren, afwerken en impregneren van papier en karton: inclusief bleekmiddelen en andere verwerkingshulpmiddelen
PC27
Gewasbeschermingsmiddelen
PC28
Parfums, geurmiddelen
PC29
Farmaceutische producten
PC30
Fotochemische producten
PC31
Glansmiddelen en wasmengsels
desinfecteermiddelen, verven,
PC 35 moet worden toegekend aan desinfecteermiddelen die worden gebruikt in reinigingsproducten
verdunners,
uitvlokkings-,
21
Deze categorie beslaat verwerkingshulpmiddelen die in de chemische industrie worden gebruikt
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Chemische productcategorie (PC) Categorie voor het omschrijven van marktsectoren (op toevoerniveau) met betrekking tot alle vormen van gebruik (medewerkers en consumenten)
Voorbeelden en toelichtingen
PC32
Polymeerpreparaten en polymeerverbindingen
PC33
Halfgeleiders
PC34
Producten voor het kleuren, afwerken en impregneren van textiel, inclusief bleekmiddelen en andere verwerkingshulpmiddelen
PC35
Was- en reinigingsmiddelen oplosmiddelbasis)
PC36
Wateronthardingsmiddelen
PC37
Chemische stoffen voor de waterzuivering
PC38
Las- en soldeermiddelen (met vloeicoatings of vloeikernen), vloeimiddelen
PC39
Cosmetica, persoonlijke verzorgingsproducten
PC40
Extractiemiddelen
PC0
Overige (gebruik UCN-codes: zie laatste rij)
(inclusief
op
http://www.rivm.nl/en/healthanddisease/productsafety/ConsExpo.jsp http://195.215.251.229/fmi/xsl/spin/SPIN/guide/menuguide.xsl?-db=spinguide&-lay=overview&-view#
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik. * Let op: Ten behoeve van de consistentie met het descriptorsysteem in IUCLID 5.2, is in deze lijsten de term "preparaat" niet vervangen door "mengsel".
22
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-2.2: Consumentenproducten die worden behandeld in de ECETOC gerichte risicobeoordeling Product/Preparaatcategorie PC1: Kleefmiddelen, afdichtmiddelen
Product/Preparaat–subcategorie Lijmen, hobbymatig gebruik Lijmen, doe-het-zelfgebruik (tapijtlijm, tegellijm, parketlijm) Lijm uit een spuitbus Afdichtmiddelen
PC3:Luchtverfrissers
Luchtverfrissen, directe werking (spuitbussen met aerosolen) Luchtverfrissen, continue werking (vast en vloeibaar)
PC9a:Coatings, verven 22 , verdunners, verfafbijtmiddelen
Watergedragen latexmuurverf Oplosmiddelrijke, watergedragen verf met een hoog vastestofgehalte Spuitbus met aerosolen Afbijtmiddelen (verf-, lijm-, behang-, afdichtmiddelverwijderaars)
PC9b: Vulmiddelen, kit, gips, modelleerklei
Vulmiddelen en kit Gips en egaliseermiddelen voor vloeren Modelleerklei
PC9c: Vingerverven
Vingerverven
PC12: Meststoffen
Preparaten voor gazon en tuin
PC13: Brandstoffen
Vloeistoffen
PC24: Smeermiddelen, vetten, lossingsmiddelen
Vloeistoffen Pasta’s Spuitbussen
PC31:Glansmiddelen en wasmengsels
Glansmiddelen, was/crème (vloer, meubels, schoenen) Glansmiddelen, spuitbus (meubels, schoenen)
PC35: Was- en reinigingsmiddelen (inclusief op oplosmiddelbasis)
Wasmiddelen en vaatwasmiddelen Reinigingsmiddelen, vloeistoffen (allesreinigers, sanitaire producten, vloerreinigers, glasreinigers, tapijtreinigers, metaalreinigers) Reinigingsmiddelen, spuitflacons (allesreinigers, sanitaire producten, glasreinigers)
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik.
22 Consumentenblootstelling vanuit opgedroogde/uitgeharde verf op voorwerpen is opgenomen in de TRA blootstellingsschattingen met betrekking tot houten voorwerpen (zie Bijlage R.13-5.3). Hiertoe behoort ook een blootstellingsschatting voor emissies uit opgedroogde muurverven.
23
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem * Let op: Ten behoeve van de consistentie met het descriptorsysteem in IUCLID 5.2, is in deze lijsten de term "preparaat" niet vervangen door "mengsel".
24
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-3: Descriptorlijst voor procescategorieën (PROC) Procescategorieën [PROC] Procescategorieën
Voorbeelden en toelichtingen
PROC1
Gebruik in een gesloten proces, blootstelling niet waarschijnlijk
PROC2
Gebruik in een gesloten, continu proces Continu proces waarbij het ontwerp niet specifiek is met incidentele, beheerste blootstelling gericht op het minimaliseren van emissies
Gebruik van stoffen in een zeer betrouwbaar, gesloten systeem met weinig kans op blootstelling; zo worden alle monsters genomen via gesloten lussystemen
Het is niet een uiterst betrouwbaar systeem en incidentele blootstelling vindt plaats, bijvoorbeeld tijdens onderhoud, monstername en breken van uitrusting PROC3
Gebruik in een gesloten batchproces (synthese of formulering)
Batchvervaardiging van een chemische stof of formulering, waarbij de behandeling grotendeels op een gesloten wijze plaatsvindt, bijv. door middel van gesloten overdracht, maar waarbij er toch enige kans op contact bestaat, bijvoorbeeld tijdens het nemen van monsters
PROC4
Gebruik in een batchproces of ander proces (synthese) met kans op blootstelling
Gebruik bij batchvervaardiging van een chemische stof waarbij de kans op blootstelling aanzienlijk is, bijv. tijdens het vullen, het nemen van monsters of het weg laten lopen van het materiaal, en waarbij de aard van het ontwerp waarschijnlijk blootstelling tot gevolg heeft
PROC5
Mengen in batchprocessen om preparaten* en voorwerpen te formuleren (multistage en/of aanzienlijk contact)
Vervaardigen of formuleren van chemische producten of voorwerpen door gebruik te maken van technologieën waarbij vaste of vloeibare materialen worden gemengd, waarbij het proces in een aantal fases verloopt en waarbij in elke fase de kans op aanzienlijk contact aanwezig is
PROC6
Kalandeerbewerkingen
Bewerking van de productmatrix. Onder hoge temperatuur een groot, blootliggend oppervlak kalanderen
PROC7
Spuiten in een industriële omgeving
Luchtverstuivingstechnieken Spuiten van oppervlaktecoating, kleefmiddelen, glans- en reinigingsmiddelen, luchtverfrissers, zandstralen Stoffen kunnen worden ingeademd als aerosolen. De energie van de aerosoldeeltjes kan vragen om specifieke vormen van blootstellingsbeheersing; bij coatings kan door overspuiten afvalwater en afval ontstaan.
PROC8a
Overbrengen van een stof of preparaat (vullen/leeg laten lopen) van/naar vaten/grote containers in nietgespecialiseerde voorzieningen
Monsters nemen, laden, vullen, overbrengen, dumpen, verpakken in niet-gespecialiseerde voorzieningen. Blootstelling te verwachten in verband met stof, damp, aerosolen of uitvloeiing, evenals bij het reinigen van apparatuur.
PROC8b
Overbrengen van een stof of preparaat (vullen/leeg laten lopen) van/naar vaten/grote containers in gespecialiseerde voorzieningen
Monsters nemen, laden, vullen, overbrengen, dumpen, verpakken in gespecialiseerde voorzieningen. Blootstelling te verwachten in verband met stof, damp, aerosolen of uitvloeiing, evenals bij het reinigen van apparatuur.
PROC9
Overbrengen van een stof of preparaat Vullijnen die speciaal ontworpen zijn om vrijkomende naar kleine containers dampen en aerosolen op te vangen en om uitvloeiing zo (gespecialiseerde vullijn, inclusief laag mogelijk te houden
25
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Procescategorieën [PROC] Procescategorieën
Voorbeelden en toelichtingen
wegen)
PROC10
Met roller of kwast aanbrengen
Laagenergetische verspreiding van bijv. coatings Inclusief het reinigen van oppervlakken. Stoffen kunnen worden ingeademd als dampen, of kunnen met de huid in contact komen via druppels, spatten of het werken met doekjes en het behandelen van bewerkte oppervlakken.
PROC11
Spuiten buiten industriële omgevingen
Luchtverstuivingstechnieken Spuiten van oppervlaktecoating, kleefmiddelen, glans- en reinigingsmiddelen, luchtverfrissers, zandstralen Stoffen kunnen worden ingeademd als aerosolen. De energie van de aerosoldeeltjes kan vragen om specifieke vormen van blootstellingsbeheersing.
PROC12
Gebruik van schuimmiddelen bij de vervaardiging van schuim
PROC13
Behandelen van voorwerpen onderdompelen of overgieten
door Immersiebewerkingen Behandeling van voorwerpen door onderdompelen, overgieten, immersie, weken, uitwassen of inwassen van stoffen; met inbegrip van koudeformatiemallen of harsmallen. Onder meer behandeling van bewerkte objecten (na het verven, galvaniseren, etc.). De stof wordt op een oppervlak aangebracht met behulp van laagenergetische technieken, zoals het onderdompelen van het voorwerp in een bad of het uitstorten van een preparaat op een oppervlak.
PROC14
Productie van preparaten* of voorwerpen door tabletteren, comprimeren, extruderen en pelletiseren
Het verwerken van preparaten en/of stoffen (vloeibaar en vast) tot preparaten of voorwerpen. Stoffen in de chemische matrix kunnen bloot komen te staan aan omstandigheden met een verhoogde mechanische en/of thermische energie. De blootstelling hangt voornamelijk samen met vluchtige stoffen en/of vrijkomende dampen. Daarnaast kan stof worden gevormd.
PROC15
Gebruik als laboratoriumreagens
Gebruik van stoffen in een klein laboratorium (< 1 l of 1 kg aanwezig op de werkplek). Grotere laboratoria en O&O-installaties worden tot de industriële processen gerekend.
PROC16
Gebruik van materiaal als brandstof, er Bestrijkt het gebruik van materialen als brandstof (met is geringe blootstelling aan nietinbegrip van additieven) waarbij een geringe blootstelling verbrande producten te verwachten aan het product in onverbrande vorm te verwachten valt. Bestrijkt niet de blootstelling als gevolg van uitvloeiing of verbranding.
PROC17
Smeren onder hoogenergetische omstandigheden en in een deels open proces
Smeren onder hoogenergetische omstandigheden (temperatuur, wrijving) tussen bewegende delen en de stof; een aanzienlijk deel van het proces is toegankelijk voor medewerkers. De metaalbewerkingsvloeistof kan aerosolen of dampen vormen vanwege snel bewegende metalen onderdelen.
PROC18
Invetten onder hoogenergetische
Gebruik als smeermiddel als er voldoende energie of een
26
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Procescategorieën [PROC] Procescategorieën omstandigheden
Voorbeelden en toelichtingen voldoende hoge temperatuur wordt toegepast tussen de stof en de bewegende delen
PROC19
Handmatig mengen met intiem contact Heeft betrekking op beroepen waarbij intiem en beoogd en uitsluitend persoonlijke contact met de stoffen plaatsvindt, terwijl er geen sprake beschermingsmiddelen beschikbaar. is van specifieke beheersing van de blootstelling, behalve persoonlijke beschermingsmiddelen.
PROC20
Warmte- en druktransportvloeistoffen in Motoroliën, remvloeistoffen dispergerende maar gesloten systemen Ook bij deze toepassingen kan het smeermiddel bloot voor professioneel gebruik komen te staan aan hoogenergetische omstandigheden en kunnen tijdens het gebruik chemische reacties optreden. Onbruikbare vloeistoffen dienen als afval te worden verwijderd. Door herstel en onderhoud kunnen de stoffen in contact komen met de huid.
PROC21
Laagenergetische bewerking van in Handmatig snijden, koudwalsen of assembleren/uit materialen en/of voorwerpen gebonden elkaar halen van een materiaal/voorwerp (met inbegrip stoffen van metalen in massieve vorm), met als mogelijk gevolg dat er vezels, metaaldampen of stof vrijkomen
PROC22
Mogelijk gesloten bewerking met mineralen/metalen bij hogere temperaturen Industriële omgeving
PROC23
Open bewerking en overdracht met mineralen/metalen bij hogere temperaturen
Activiteiten bij smelterijen, ovens, raffinaderijen, cokesovens. Blootstelling aan stof en dampen is te verwachten. Emissie uit directe koeling kan relevant zijn. Zand- en vormgieten, tappen en gieten van gesmolten vaste stoffen, egaliseren van gesmolten vaste stoffen, ontslakken van gesmolten vaste stoffen, thermisch verzinken, egaliseren van gesmolten vaste stoffen in bestrating. Blootstelling aan stof en dampen is te verwachten
PROC24
Hoogenergetische (mechanische) veredeling van in materialen of voorwerpen gebonden stoffen
Er wordt een aanzienlijke hoeveelheid thermische of kinetische energie op de stof toegepast (met inbegrip van metalen in massieve vorm) door het warmwalsen/vormen, slijpen, mechanisch snijden, boren of schuren. De te verwachten blootstelling is voornamelijk in de vorm van stof. Emissie van stof of aerosolen als gevolg van directe koeling is te verwachten.
PROC25
Overige hittebewerking van metalen
Lassen, solderen, gutsen, hardsolderen, snijbranden Blootstelling wordt voornamelijk verwacht in de vorm van dampen en gassen.
PROC26
Verwerking van vaste anorganische stoffen bij omgevingstemperatuur
Overdracht en verwerking van erts, concentraten, ruwe metaaloxides en schroot, verpakken, uitpakken, mengen en afwegen van metaalpoeders of andere mineralen 23
PROC27a Productie van metaalpoeders (hittebewerking)
Productie van metaalpoeders door verhitte metallurgische processen (atomiseren, droge dispersie) 24
PROC27b Productie van metaalpoeders (natte
Productie van metaalpoeders door middel van natte
23 geen overeenkomstig TRA-item 24 geen overeenkomstig TRA-item
27
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Procescategorieën [PROC] Procescategorieën bewerking)
Voorbeelden en toelichtingen metallurgische processen (elektrolyse, natte dispersie) 25
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik. * Let op: Ten behoeve van de consistentie met het descriptorsysteem in IUCLID 5.2, is in deze lijsten de term "preparaat" niet vervangen door "mengsel".
25 geen overeenkomstig TRA-item
28
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-4.1: Beschrijving voor milieu-emissiecategorieën (ERC) ERCNUMMER
Naam
Omschrijving
ERC1
Vervaardiging van stoffen
Vervaardiging van organische en anorganische stoffen in chemische, petrochemische, primaire metaal- en mineralen industrie, met inbegrip van tussenproducten, monomeren met gebruik van continue processen of batchprocessen waarbij speciale apparatuur wordt gebruikt of apparatuur die voor meerdere doeleinden geschikt is, hetzij technisch aangestuurd, hetzij handmatig bediend
ERC2
Formulering van preparaten*
Mengen van stoffen tot (chemische) preparaten in alle soorten formuleringsindustrie, zoals verf- en doe-het-zelfproducten, pigmentpasta, brandstoffen, huishoudelijke producten (schoonmaakproducten), smeermiddelen, etc.
ERC3
Formulering in materialen
Mengen van stoffen die fysisch of chemisch worden gebonden in of op een matrix (materiaal) zoals kunststofadditieven in kleurconcentraten of kunststofverbindingen. Bijvoorbeeld weekmakers of stabilisators in PVC kleurconcentraten of producten, kristalgroeiregulatoren in fotografische films etc.
ERC4
Industrieel gebruik van verwerkingshulpmiddelen in processen en producten die geen onderdeel worden van voorwerpen
Industrieel gebruik van verwerkingshulpmiddelen in continue processen of batchprocessen waarbij speciale apparatuur wordt gebruikt of apparatuur die voor meerdere doeleinden geschikt is, hetzij technisch aangestuurd, hetzij handmatig bediend. Bijvoorbeeld oplosmiddelen die in chemische reacties worden gebruikt of het ‘gebruik’ van oplosmiddelen tijdens het opbrengen van verven, smeermiddelen in metaalverwerkingsvloeistoffen, anti-set-offmiddelen bij het gieten van polymeren.
ERC5
Industrieel gebruik dat leidt tot opname in of op een matrix
Industrieel gebruik van stoffen als zodanig of in preparaten (niet-verwerkingshulpmiddelen) die fysisch of chemisch worden gebonden in of op een matrix (materiaal) zoals een bindmiddel in verven en coatings of kleefmiddelen, kleurstoffen in textielen leerproducten, metalen in coatings die worden opgebracht door middel van galvaniseerprocessen. De categorie beslaat stoffen in voorwerpen met een specifieke functie en ook stoffen die in het voorwerp achterblijven nadat deze in een eerdere fase van de levenscyclus zijn gebruikt als verwerkingshulpmiddel (bijv. warmtestabilisatoren bij de verwerking van kunststoffen).
ERC6a
Industrieel gebruik dat resulteert in de vervaardiging van een andere stof (gebruik van tussenproducten)
Vervaardiging van tussenproducten in voornamelijk de chemische industrie met gebruik van continue processen of batchprocessen waarbij speciale apparatuur wordt gebruikt of apparatuur die voor meerdere doeleinden geschikt is, hetzij technisch aangestuurd, hetzij handmatig bediend, voor de synthese (vervaardiging) van andere stoffen. Bijvoorbeeld het gebruik van chemische bouwblokken (grondstoffen) bij de synthese van landbouwchemicaliën, farmaceutische producten, monomeren, etc.
ERC6b
Industrieel gebruik van reactieve verwerkingshulpmiddelen
Industrieel gebruik van reactieve verwerkingshulpmiddelen in continue processen of batchprocessen waarbij speciale apparatuur wordt gebruikt of apparatuur die voor meerdere doeleinden geschikt is, hetzij technisch aangestuurd, hetzij handmatig bediend. Bijvoorbeeld het gebruik van bleekmiddelen in de papierindustrie.
29
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
ERCNUMMER
Naam
Omschrijving
ERC6c
Industrieel gebruik van monomeren voor de vervaardiging van thermoplasten
Industrieel gebruik van monomeren bij de productie van polymeren, plastics (thermoplasten), polymerisatieprocessen. Bijvoorbeeld het gebruik van vinylchloridemonomeren bij de productie van PVC.
ERC6d
Industrieel gebruik van procesregulatoren voor polymerisatieprocessen bij de productie van harsen, rubbers, polymeren
Industrieel gebruik van chemicaliën (crosslinkende middelen, uithardingsmiddelen) bij de productie van thermohardende kunststoffen en rubbers, verwerking van polymeren. Bijvoorbeeld het gebruik van styreen bij de productie van polyester of vulkaniserende middelen bij de productie van rubbers.
ERC7
Industrieel gebruik van stoffen in gesloten systemen
Industrieel gebruik van stoffen in gesloten systemen. Gebruik in gesloten apparatuur, zoals het gebruik van vloeistoffen in hydraulische systemen, koelvloeistoffen in koelkasten en smeermiddelen in motors en diëlektrische vloeistoffen in elektrische transformators en olie in warmtewisselaars. Er wordt geen bedoeld contact tussen functionele vloeistoffen en producten voorzien en zodoende worden lage emissies via afvalwater en afvallucht verwacht.
ERC8a
Wijdverbreid gebruik (binnen) van verwerkingshulpmiddelen in open systemen
Gebruik binnenshuis van verwerkingshulpmiddelen op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik. Gebruik leidt (doorgaans) tot directe emissie in het milieu/rioleringssysteem, bijvoorbeeld wasmiddelen bij het wassen van textiel, wasvloeistoffen voor wasmachines en toiletreinigers, verzorgingsproducten voor auto’s en fietsen (glansmiddelen, smeermiddelen, ontdooimiddelen), oplosmiddelen in verven en kleefmiddelen of geurstoffen en aerosolverspreiders in luchtverfrissers.
ERC8b
Wijdverbreid gebruik (binnen) van reactieve stoffen in open systemen
Gebruik binnenshuis van reactieve stoffen op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik. Gebruik leidt (doorgaans) tot directe emissie in het milieu, bijvoorbeeld natriumhypochloriet in toiletreinigingsmiddelen, bleekmiddelen in wasproducten, waterstofperoxide in gebitsverzorgingsproducten.
ERC8c
Wijdverbreid gebruik (binnen) dat leidt tot opname in of op een matrix
Gebruik van stoffen binnenshuis (geen verwerkingshulpmiddelen) op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik, die fysisch of chemisch worden gebonden in of op een matrix (materiaal) zoals bindmiddelen in verven en coatings of kleefmiddelen, kleurstoffen voor textiel.
ERC8d
Wijdverbreid gebruik (buiten) van verwerkingshulpmiddelen in open systemen
Gebruik buiten van verwerkingshulpmiddelen op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik. Gebruik leidt (doorgaans) tot directe emissie in het milieu, bijvoorbeeld verzorgingsproducten voor auto’s en fietsen (glansmiddelen, smeermiddelen, ontdooimiddelen, schoonmaakmiddelen), oplosmiddelen in verven en kleefmiddelen.
ERC8e
Wijdverbreid gebruik (buiten) van reactieve stoffen in open systemen
Gebruik (buiten) van reactieve stoffen op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik. Gebruik leidt (doorgaans) tot directe emissie in het milieu, bijvoorbeeld, het gebruik van natriumhypochloriet of waterstofperoxide bij het reinigen van oppervlakken (bouwmaterialen)
ERC8f
Wijdverbreid gebruik (buiten) dat leidt tot opname in of op een matrix
Gebruik van stoffen buiten (niet-verwerkingshulpmiddelen) op grote schaal door het publiek, of professioneel gebruik, die fysisch of chemisch worden gebonden in of op een matrix (materiaal) zoals bindmiddelen in verven en coatings of kleefmiddelen.
30
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
ERCNUMMER
Naam
Omschrijving
ERC9a
Wijdverbreid gebruik (binnen) van stoffen in gesloten systemen
Gebruik binnenshuis van stoffen op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik (kleinschalig) in gesloten systemen. Gebruik in gesloten apparatuur, zoals het gebruik van koelvloeistoffen in koelkasten, of elektrische verwarmingssystemen die olie gebruiken.
ERC9b
Wijdverbreid gebruik (buiten) van stoffen in gesloten systemen
Gebruik van stoffen (buiten) op grote schaal door het publiek of professioneel gebruik (kleinschalig) in gesloten systemen. Gebruik in gesloten systemen, zoals het gebruik van hydraulische vloeistoffen in ophanging van auto's, smeermiddelen in motorolie en remvloeistoffen in remsystemen van auto's.
ERC10a
Wijdverbreid gebruik (buiten) van voorwerpen met een lange levensduur en materialen met lage emissie
Lage emissie van stoffen die tijdens hun gebruiksleven bij gebruik buiten zijn opgenomen in of op voorwerpen en materialen, zoals metalen, houten en kunststof bouwmaterialen (goten, afvoeren, kozijnen, etc.)
ERC10b
Wijdverbreid gebruik (buiten) van voorwerpen met een lange levensduur en materialen met hoge of beoogde emissie (waaronder schurende verwerking)
Stoffen opgenomen in of op voorwerpen en materialen met hoge of beoogde emissie tijdens hun gebruiksleven door gebruik buiten. Bijvoorbeeld banden, behandelde houten producten, behandeld textiel en stof zoals zonneschermen en parasols en meubels, zinkanodes in de commerciële en pleziervaart, en remblokken in vrachtwagens of auto's. Hieronder valt ook de emissie uit de matrix van een voorwerp als gevolg van verwerking door medewerkers. Dit zijn processen die doorgaans verband houden met PROC 21, 24, 25, bijvoorbeeld: Schuren van gebouwen (bruggen, gevels) of voertuigen (schepen).
ERC11a
Wijdverbreid gebruik (binnen) van voorwerpen met een lange levensduur en materialen met lage emissie
Stoffen opgenomen in of op voorwerpen en materialen met lage emissie tijdens hun gebruiksleven door gebruik binnenshuis. Bijvoorbeeld vloeren, meubels, speelgoed, bouwmateriaal, gordijnen, schoeisel, leerproducten, papier- en kartonproducten (tijdschriften, boeken, kranten en inpakpapier), elektronische apparatuur (behuizing).
ERC11b
Wijdverbreid gebruik (binnen) van voorwerpen met een lange levensduur en materialen met hoge of beoogde emissie (waaronder schurende verwerking)
Stoffen opgenomen in of op voorwerpen en materialen met hoge of beoogde emissie tijdens hun gebruiksleven door gebruik binnenshuis. Bijvoorbeeld: emissie uit stoffen, textiel (kleding, tapijten) tijdens het wassen. Hieronder valt ook de emissie uit de matrix van een voorwerp als gevolg van verwerking door medewerkers. Dit zijn processen die doorgaans verband houden met PROC 21, 24, 25, bijvoorbeeld het verwijderen van verven binnenshuis.
ERC12a
Industriële verwerking van voorwerpen met schurende technieken (lage emissie)
Stoffen die zijn opgenomen in of op voorwerpen en materialen komen (al dan niet bedoeld) vrij uit de matrix van een voorwerp als gevolg van verwerking door medewerkers. Deze processen houden doorgaans verband met PROC 21, 24, 25. Processen waarbij het verwijderen van materiaal beoogd is, maar waarbij de verwachte emissie laag blijft, zijn bijvoorbeeld: het knippen van textiel, knippen, machinaal bewerken of slijpen van metaal of polymeren in de technische industrie.
ERC12b
Industriële verwerking van voorwerpen met schurende technieken (hoge emissie)
Stoffen die zijn opgenomen in of op voorwerpen en materialen komen (al dan niet bedoeld) vrij uit de matrix van een voorwerp als gevolg van verwerking door medewerkers. Deze processen houden doorgaans verband met PROC 21, 24, 25. Processen waarbij het verwijderen van materiaal beoogd is en grote hoeveelheden stof kunnen worden verwacht, zijn bijvoorbeeld:
31
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
ERCNUMMER
Naam
Omschrijving schuurwerkzaamheden of verfstrippen door gritstralen.
Overige milieukenmerken: gaarne specificeren
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik. * Let op: Ten behoeve van de consistentie met het descriptorsysteem in IUCLID 5.2, is in deze lijsten de term "preparaat" niet vervangen door "mengsel".
32
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-4.2: Gebruikskenmerken per milieu-emissiecategorie ERC
Fase levenscyclus
Mate van beslotenheid
1
Vervaardiging
Open-gesloten
2
Formulering
Open-gesloten
3
Formulering
Open-gesloten
4
Eindgebruik
5
Eindgebruik
6a
Eindgebruik
6b
Beoogd technisch lot van de stof
Verspreiding van emissiebronnen
Binnen/buiten
Bevordering van emissie tijdens gebruiksleven
Industrieel
Binnen
n.v.t.
Niet opgenomen in matrix
Industrieel
Binnen
n.v.t.
Opname in/op matrix
Industrieel
Binnen
n.v.t.
Open-gesloten
Verwerkingshulpmiddel
Industrieel
Binnen
n.v.t.
Open-gesloten
Opname in/op matrix
Industrieel
Binnen
n.v.t.
Open-gesloten
Tussenproducten
Industrieel
Binnen
n.v.t.
Eindgebruik
Open-gesloten
Reactief verwerkingshulpmiddel
Industrieel
Binnen
n.v.t.
6c
Eindgebruik
Open-gesloten
Monomeren voor polymeren
Industrieel
Binnen
n.v.t.
6d
Eindgebruik
Open-gesloten
Monomeren voor rubbers of thermohardende kunststoffen
Industrieel
Binnen
n.v.t.
7
Eindgebruik
Gesloten systeem
Verwerkingshulpmiddel
Industrieel
Binnen
n.v.t.
8a
Eindgebruik
Open-gesloten
Verwerkingshulpmiddel
Wijdverbreid
Binnen
n.v.t.
8b
Eindgebruik
Open-gesloten
Reactie bij gebruik
Wijdverbreid
Binnen
n.v.t.
8c
Eindgebruik
Open-gesloten
Opname in/op matrix
Wijdverbreid
Binnen
n.v.t.
8d
Eindgebruik
Open-gesloten
Verwerkingshulpmiddel
Wijdverbreid
Buiten
n.v.t.
8e
Eindgebruik
Open-gesloten
Reactie bij gebruik
Wijdverbreid
Buiten
n.v.t.
8f
Eindgebruik
Open-gesloten
Opname in/op matrix
Wijdverbreid
Buiten
n.v.t.
9a
Eindgebruik
Gesloten systemen
Verwerkingshulpmiddel
Wijdverbreid
Binnen
n.v.t.
9b
Eindgebruik
Gesloten systemen
Verwerkingshulpmiddel
Wijdverbreid
Buiten
n.v.t.
10a
Gebruiksleven
Open
Opname in/op matrix
Wijdverbreid
Buiten
Laag
10b
Gebruiksleven
Open
Opname in/op matrix
Wijdverbreid
Buiten
Hoog
11a
Gebruiksleven
Open
Opname in/op matrix
Wijd verspreid
Binnen
Laag
11b
Gebruiksleven
Open
Opname in/op matrix
Wijdverbreid
Binnen
Hoog
Verwijdering uit matrix
Verwijdering uit matrix 12a
Gebruiksleven
Open-gesloten
Verliezen uit matrix tijdens de verwerking van het voorwerp
Industrieel
Binnen
Laag
12b
Gebruiksleven
Open-gesloten
Verliezen uit matrix tijdens de verwerking van het voorwerp
Industrieel
Binnen
Hoog
33
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-4.3: Overzicht van de beschikbare Specifieke Milieu-emissiecategorieën (SPERC’s)
Wordt in een latere fase opgenomen
34
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-5.1: Descriptorlijst voor stoffen in voorwerpen (AC) Voorwerpcategorieën, geen beoogde emissie (AC) Voorwerpcategorieën (en niet-uitputtende voorbeelden) voor het beschrijven van het soort artikel waarin de stof tijdens het gebruiksleven en als afval is opgenomen
Bijbehorende TARIChoofdstukken
Categorieën van complexe voorwerpen AC1
86-89
Voertuigen Voorbeelden: Vrachtwagens, personenwagens en motorfietsen, fietsen, driewielers en bijbehorende transportuitrusting; overige voertuigen: Spoorvoertuigen, luchtvaartuigen, schepen, boten
AC2
Machines, mechanische apparatuur, elektrische/elektronische voorwerpen
84/85
Voorbeelden: Machines en mechanische apparatuur; elektrische en elektronische voorwerpen, bijv. computers, video- en geluidsopnameapparatuur, communicatieapparatuur; lampen en verlichting; camera’s; koelkast, vaatwasser, wasmachines AC3
8506/07
Elektrische batterijen en accu’s
Categorieën van op materiaal gebaseerde voorwerpen AC4
Steen, gips, cement, glazen en keramische voorwerpen
68/69/70
Voorbeelden: Glazen en keramische voorwerpen: bijv. eetgerei, drinkglazen, potten, pannen, voedselverpakkingen, bouw- en isolatievoorwerpen; natuurlijk of kunstmatig schuurpoeder of –korrels, op basis van textielmateriaal of papier of karton of andere materialen 50-63, 94/95
AC5
Stoffen, textiel en kleding
,
Voorbeelden: Kleding, beddengoed, matrassen, gordijnen, stoffering, tapijt/vloerbedekking, autostoelen, speelgoed van textiel AC6
41-42, 64, 94
Producten van leer Voorbeelden: Handschoenen, portemonnee, portefeuille, schoeisel, meubels
AC7
71, 73-83, 95
Producten van metaal Voorbeelden: Bestek, kookgerei, potten, pannen, sieraden, speelgoed, meubels, bouwproducten
AC8
48-49
Producten van papier Voorbeelden: Producten van papier: tissues, handdoeken, wegwerpserviezen, luiers, producten voor de vrouwelijke hygiëne, incontinentieproducten voor volwassenen, schrijfpapier, papieren kantoorbenodigdheden, gedrukte papierproducten; bijv, kranten, boeken, tijdschriften, fotoafdrukken; behang
AC10
40, 64, 95
Producten van rubber Voorbeelden: Banden, vloeren, handschoenen, schoeisel, speelgoed
AC11
44, 94/95
Producten van hout Voorbeelden: Vloeren, muren, meubels, speelgoed, bouwproducten
AC13
39, 94/95, 85/86
Producten van kunststof Voorbeelden: Kunststof eetgerei, voedselopslagproducten, voedselverpakking, babyflesjes; vloeren, speelgoed, meubels, kleine kunststof producten voor dagelijks gebruik, zoals ballpoints, pc, mobiele telefoon, bouwproducten Overige (gebruik TARIC-codes: zie laatste rij) http://ec.europa.eu/taxation_customs/dds/tarhome_en.htm
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik. 35
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-5.2: Voorwerpen met beoogd vrijkomen van stoffen Gebruiksdescriptor voor voorwerpen met beoogd vrijkomen van stoffen Descriptor gebaseerd op een indicatieve lijst voorbeelden AC30
Overige voorwerpen met beoogd vrijkomen van stoffen, gaarne specificeren 26
AC31 Geparfumeerde kleding AC32 Geparfumeerde gum AC33 Item is verwijderd na de REACH-CA-bijeenkomst in maart 2008 AC34 Geparfumeerd speelgoed AC35 Geparfumeerde papierwaren AC36 Geparfumeerde cd’s AC38 Verpakkingsmateriaal voor metalen onderdelen, waaruit vet en/of roestwerende middelen vrijkomen
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik.
26 Zie de vorige voetnoot; bedenk dat voorwerpen ook tot blootstelling tijdens het werk kunnen leiden, vooral als het gaat om schuurmiddelen (zie PROC 21 en 24) en handelingen waarbij warmte wordt gebruikt (PROC 25). Elektrodes voor lassen en solderen worden als preparaat vermeld onder PC38.
36
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-5.3: Consumentenproducten die worden behandeld in de ECETOC gerichte risicobeoordeling Voorwerpcategorie AC5: Stoffen, textiel en kleding
Voorwerp–subcategorie in TRA voor consumentenblootstelling Kleding (alle soorten materialen), handdoeken Beddengoed, matrassen Speelgoed (knuffelbeesten) Autostoel, stoel, vloerbedekking
AC6: Producten van leer
Portemonnee, portefeuille, stuurbekleding (auto) Schoeisel (schoenen, laarzen) Meubels (bank)
AC8: Producten van papier
Luiers Maandverband Tissues, papieren handdoekjes, vochtige tissues, toiletpapier Gedrukt papier (kranten, tijdschriften, boeken)
AC10: Producten van rubber
Rubberen handvatten, banden Vloerbedekking Schoeisel (schoenen, laarzen) Rubberen speelgoed
AC11: Producten van hout
Meubels (stoel) Muren en vloerbedekking (ook van toepassing op niet-houten materiaal) Klein speelgoed (auto, trein) Speelgoed, uitrusting voor buitengebruik
AC13: Producten van kunststof
Kunststof, grotere voorwerpen (kunststof stoel, PVC-vloeren, grasmaaier, pc) Speelgoed (pop, auto, dieren, bijtringen) Kunststof, kleine voorwerpen (ballpoint, mobiele telefoon)
Let op: Deze lijst is niet volledig met betrekking tot vormen van gebruik die mogelijk nog beschreven moeten worden in het kader van REACH. Beschrijf waar nodig andere vormen van gebruik.
37
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Bijlage R.12-6: Lijst van functionele categorieën (optioneel, indien nodig) 27 Lijst met technische functies die een stof kan hebben in een chemisch product (preparaat*) of voorwerp Functie
Toelichting
Aerosolverstuivers
Samengedrukte of vloeibaar gemaakte gassen waarin stoffen zijn opgelost of gesuspendeerd die uit een houder worden gespoten na ontlading van inwendige druk door uitzetting van het gas
Middelen die gassen of vloeistoffen adsorberen en absorberen
Stoffen die worden gebruikt om gassen of vloeistoffen te absorberen of adsorberen: filtermaterialen/media: moleculaire zeven; silicagel, etc.
Anticondensmiddelen
Stoffen die worden gebruikt om condensvorming op oppervlakken en in de lucht te voorkomen: anti-nevelmiddelen; condensverwijderaars
Antivriesmiddelen
Stoffen die worden gebruikt om de vorming van ijs te voorkomen en ijs te verwijderen: antivriesvloeistoffen; ontdooimiddelen
Anti-set off- en kleefmiddelen
Stoffen die afgeven en adhesie voorkomen: spuitpoeder en anti-setoffadditieven voor printen; oliën en wassen voor latten en bekisting; gietpotten, etc.
Antistatische middelen
Stoffen die worden gebruikt om de neiging om elektrostatische lading op te bouwen te voorkomen of te verminderen: antistatische additieven; stoffen voor oppervlaktebehandeling tegen statische elektriciteit
Bindmiddelen
Hars- of polymeerverbindingen in coatings en kleefmiddelen
Biociden Bleekmiddelen
Stoffen die worden gebruikt om materialen wit te maken of te ontkleuren. Niet: cosmetica; fotografische bleekmiddelen; optische witmakers.
Kleurmiddelen, kleurstoffen Kleurmiddelen, pigmenten Complexvormende middelen
Stoffen die worden gebruikt om met andere stoffen (voornamelijk metaalionen) te combineren om complexen te vormen
Geleidende middelen
Stoffen die worden gebruikt om elektrische stroom te geleiden. Subcategorieën elektrolyten; elektrodematerialen.
Corrosieremmers en antikalkmiddelen
Stoffen die worden gebruikt om corrosie te voorkomen: corrosieremmende additieven; roestwerende middelen
Stofbindende middelen
Stoffen die worden gebruikt om fijn verdeelde vaste deeltjes van verpoederd of vermalen materiaal te beheersen om hun emissie naar de lucht te verminderen
27 Deze lijst is afgeleid uit de combinatie van de lijst met functiecategorieën die is toegepast bij het vorige systeem voor het melden van nieuwe stoffen aan de EU (TGD voor het opstellen van een samenvattingsformulier voor een nieuwe chemische stof met gebruik van SNIF (Structured Notification Interchange Format), Bijlage 3; http://ecb.jrc.ec.europa.eu/DOCUMENTS/New-Chemicals/SNIF_Guidance.pdf) en de lijst met industriële functies in bijlage E van de Instructions for Reporting for the 2006 Partial Updating of the TSCA Chemical Inventory Database (www.epa.gov/iur/pubs/2006_inst_tsca_cheminv.pdf). Alle items die duidelijk chemische producten (preparaten) beschrijven zijn verwijderd.
38
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Lijst met technische functies die een stof kan hebben in een chemisch product (preparaat*) of voorwerp Functie
Toelichting
Explosieven Meststoffen
Vulmiddelen
Relatief inerte en doorgaans niet-vezelige, fijn verdeelde stoffen die worden toegevoegd aan elastomeren, kunststoffen, verven, keramische stoffen etc., doorgaans om het volume te vergroten
Fixeermiddelen
Stoffen die worden gebruikt om een interactie aan te gaan met een kleurstof op vezels om de kleurechtheid te verbeteren
Brandvertragers
Stoffen die zijn opgenomen in, of aangebracht op het oppervlak van materialen om ontbranding te vertragen of voorkomen
Flotatiemiddelen
Stoffen die worden gebruikt om mineralen uit erts te concentreren en verkrijgen: flotatieolie, flotatieverlagende middelen
Vloeimiddelen voor gieten
Stoffen die worden gebruikt om het fuseren van mineralen te bevorderen of de vorming van oxiden te voorkomen
Schuimmiddelen
Stoffen die worden gebruikt om een schuim of cellulaire structuur te vormen in een kunststof of rubbermateriaal: fysisch door expansie van samengedrukte gassen of verdamping van een vloeistof, of chemisch door ontleding waarbij een gas ontstaat
Additieven voor voeding/voer Brandstoffen en brandstofadditieven Warmteoverdrachtmiddelen
Impregneermiddelen
Stoffen die worden gebruikt om met vaste materialen te mengen en die daarbij hun oorspronkelijke vorm behouden: impregneermiddelen voor leer, papier, textiel en hout. Niet: brandvertragers; conserveringsmiddelen; biociden.
Tussenproducten Laboratoriumchemicaliën
Stoffen die in laboratoria worden gebruikt voor analytische doeleinden
Smeermiddelen en additieven voor smeermiddelen
Stoffen die worden meegevoerd tussen twee oppervlakken waarmee ze de wrijving verminderen: oliën; vetten; wassen; wrijvingsverminderende additieven
Geurmiddelen
Stoffen die worden gebruikt om een geur te produceren, versterken of maskeren. Niet: additieven voor voedingsmiddelen; cosmetica.
Oxiderende middelen
Stoffen die gemakkelijk zuurstof afgeven, waterstof verwijderen uit andere stoffen of elektronen aannemen in chemische reacties en voor dergelijke doeleinden worden aangewend
Farmaceutische stof Lichtgevoelige middelen en andere fotochemicaliën
Stoffen die worden gebruikt om een permanent fotografisch beeld te creëren. Subcategorieën: desensibilisators; ontwikkelaars; fixeermiddelen; lichtgevoelige middelen; sensibilisators, anti-
39
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Lijst met technische functies die een stof kan hebben in een chemisch product (preparaat*) of voorwerp Functie
Toelichting nevelmiddelen; lichtstabilisatoren; versterkers.
pH-regulerende middelen Actieve stof gewasbescherming Galvaniseermiddelen en middelen voor de behandeling van metaaloppervlakken Drukoverdrachtsmiddelen Procesregulatoren, niet voor polymerisatie- of vulkanisatieprocessen
Stoffen die worden gebruikt om de snelheid van een (chemisch) proces te regelen, bijv. versnellers; activators; katalysators; inhibitors; siccatieven; antisiccatieven; crosslinkende middelen; initiators; foto-initiators, etc.
Procesregulatoren, gebruikt in vulkanisatie- of polymerisatieprocessen
Stoffen die worden gebruikt om de snelheid van een (chemisch) proces te regelen, bijv. versnellers; activators; katalysators; inhibitors; siccatieven; antisiccatieven; crosslinkende middelen; initiators; foto-initiators, etc.
Verwerkingshulpmiddelen, niet elders vermeld
Reducerende middelen
Stoffen die worden gebruikt om zuurstof te verwijderen, te hydrogeneren of, in het algemeen, dienst te doen als elektronendonoren in chemische reacties
Reprografische middelen (Toners)
Stoffen die worden gebruikt om een permanent beeld te creëren.
Halfgeleiders en fotovoltaïsche middelen
Stoffen die een soortelijke weerstand hebben die ligt tussen die van isolatoren en metalen, en doorgaans kunnen worden veranderd door licht, warmte of een elektrisch of magnetisch veld, of een elektromotorische kracht kunnen genereren bij invallen van stralingsenergie
Weekmakers
Stoffen die worden gebruikt om materialen zachter te maken zodat ze beter aanvoelen, om afwerkingsprocessen te vergemakkelijken of om flexibiliteit en bewerkbaarheid te verschaffen. Subcategorieën: coalescentiemiddelen; looistoffen (leertechnologie); devulkaniserende middelen; zachtmakers; zwelmiddelen; waterontharders; weekmakers.
Oplosmiddelen
Stoffen gebruikt om op te lossen, te verdunnen en te extraheren: extractiemiddelen; oplosmiddelen en verdunningsmiddelen voor verven, lakken, kleefmiddelen en andere materialen
Stabilisatoren
Stoffen die worden gebruikt om spontane veranderingen in en veroudering van materialen te voorkomen of vertragen
Oppervlakteactieve middelen
Stoffen die worden gebruikt om de oppervlakte- en of grenslaagspanning van vloeistoffen te verlagen en schoonmaken, bevochtigen, dispergeren, etc. te bevorderen.
Bruiningsmiddelen
Stoffen die worden gebruikt voor het behandelen van huiden en de huid
Viscositeitsaanpassers
Stoffen die worden gebruikt om de stromingskarakteristieken van andere
40
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem
Lijst met technische functies die een stof kan hebben in een chemisch product (preparaat*) of voorwerp Functie
Toelichting stoffen of preparaten waaraan ze worden toegevoegd te wijzigen
Overige
* Let op: Ten behoeve van de consistentie met het descriptorsysteem in IUCLID 5.2, is in deze lijsten de term "preparaat" niet vervangen door "mengsel".
41
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Appendix R.12-7: Richtsnoer voor het omzetten van omschrijvingen van vormen van gebruik op basis van voormalige keuzelijsten voor descriptors (in V1) in informatie die compatibel is met de verfijnde keuzelijsten voor descriptors
Inleiding In het kader van de verdere ontwikkeling van het Richtsnoer voor informatie-eisen en chemische veiligheidsbeoordeling, heeft ECHA een bijgewerkte versie opgesteld van hoofdstuk R.12 van het Richtsnoer (Gebruiksdescriptorsysteem). Deze bijwerking was nodig om een descriptorelement in te voeren dat het milieu dekt, om het gebruik van het descriptorsysteem in de praktijk beter uit te leggen en de relatie tussen het gebruiksdescriptorsysteem en Tier 1-blootstellingsschattingen voor medewerkers, consumenten en het milieu duidelijker te structureren. De volgende korte leidraad is bedoeld ter ondersteuning van bedrijven die gegevensverzameling hebben uitgevoerd over gebruik op basis van de gebruiksdescriptorkeuzelijsten in eerdere versies van dit richtsnoer. Voor elk van de keuzelijsten wordt uitgelegd hoe reeds verzamelde gegevens kunnen worden omgezet in een vorm die overeenkomt met i) de keuzelijsten van de voorlopige versie V2 (9.11.09) en ii) de vermeldingen van de bijbehorende TRA blootstellingsschattingen voor consumenten. De nieuwe lijst met descriptoren voor het milieu (Milieu-emissiecategorieën) bestond niet in versie 1 van dit richtsnoer en deze gegevens dienen zodoende te worden toegevoegd aan elke gebruiksomschrijving die voor de zomer van 2009 is uitgevoerd. Er wordt hiervoor verder geen leidraad geboden in de volgende tabellen.
42
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Tabel 1: Descriptorlijst voor de gebruikssectoren Gewijzigd item
Wat is gewijzigd?
Mogelijke aanpassing die nodig is met betrekking tot reeds verzamelde gegevens over vormen van gebruik
SU20,23,24
Nieuwe items
Geen aanpassing nodig
SU2
SU2 is gesplitst in 2a en 2b
Geen aanpassing nodig
SU6 and 6a
SU6a is nieuw ingevoerd en SU6 is gewijzigd in SU6b
Zet SU6 om in SU6b
Tabel 2: Descriptorlijst voor de chemische productcategorieën Gewijzigd item PC9
Wat is gewijzigd?
Mogelijke aanpassing die nodig is met betrekking tot reeds verzamelde gegevens over vormen van gebruik
PC9 is gesplitst in 9a, 9b en 9c;
Vormen van gebruik die zijn beschreven met het vorige item PC9 moeten worden beschreven als PC 9a, 9b en (indien relevant) 9c. Als verder geen specifieke informatie beschikbaar is, vervang PC9 dan door de drie nieuwe categorieën.
Afbijtmiddelen zijn opgenomen in 9a
Er zijn geen wijzigingen nodig met betrekking tot vormen van gebruik die eerder onder PC9 zijn beschreven
Gips en modelleerklei zijn toegevoegd aan PC9b
Modelleerklei moet worden beschreven met PC9b in plaats van PC5
Uitgeharde, opgedroogde muurverf is verplaatst naar AC11
Er zijn geen wijzigingen nodig met betrekking tot vormen van gebruik die eerder onder PC9 zijn beschreven
Item niet gewijzigd, maar de subcategorie voor TRA blootstellingsschattingen voor consumenten is verwijderd
Geen TRA blootstellingsschatting voor consumenten mogelijk voor PC4
PC5
PC5 verwijderd
Vormen van gebruik die zijn beschreven onder dit item moeten opnieuw worden toegekend aan PC1 (kleefmiddelen), PC9b (vulmiddelen, kit, modelleerklei), PC9c (vingerverven)
PC6
PC6 verwijderd
Vormen van gebruik die onder dit item zijn beschreven moeten opnieuw worden toegekend aan PC31 (glansmiddelen en wasmengsels) of PC35 (was- en reinigingsproducten)
PC10
PC10 verwijderd
Beschrijf gebruik onder “overige”, verzameling van aanvullende gegevens kan nodig zijn. TRA blootstellingsschatting voor afbijtmiddelen kan worden uitgevoerd via de subcategorieën onder PC9a
PC22
PC22 verwijderd
Vormen van gebruik die onder dit item zijn beschreven moeten opnieuw worden toegekend aan PC12 (meststoffen)
PC4
TRA Blootstellingsschatting voor consumenten voor afbijtmiddelen kan worden uitgevoerd via de subcategorieën onder PC9a
43
Hoofdstuk R.12: Gebruiksdescriptorsysteem Tabel 3: Descriptorlijst voor de procescategorieën Gewijzigd item
Wat is gewijzigd?
Mogelijke aanpassing die nodig is met betrekking tot reeds verzamelde gegevens over vormen van gebruik
PROC8
PROC8 is gesplitst in 8a en 8b
Vormen van gebruik die zijn beschreven met het vorige item PROC8 moeten worden beschreven als PROC 8a of 8b. Als verder geen specifieke informatie beschikbaar is, vervang dan PROC8 door PROC8a.
PROC22-25
Correctie van nummering ten opzichte van Versie 1: PROC22=>23; PROC23=>24; PROC24=>25
De inhoud van de categorieën is niet gewijzigd. Correctie van de nummering ten opzichte van versie 1 is nodig.
PROC26,27
PROC 26 en 27 zijn nieuw ingevoerd
Geen aanpassing nodig
Alle PROC’s
Voor de meeste PROC’s is het onderscheid tussen industriële omgeving en niet-industriële omgeving verwijderd. Keuze kan nu in de schatting zelf plaatsvinden.
Geen aanpassing nodig
Tabel 4: Descriptorlijst voor de voorwerpcategorieën Gewijzigd item
Wat is gewijzigd?
Mogelijke aanpassing die nodig is met betrekking tot reeds verzamelde gegevens over vormen van gebruik
AC2
Elektrische en elektronische producten opgenomen
Geen aanpassing nodig
AC3
Alle voorwerpen zijn naar AC2 verplaatst, met uitzondering van batterijen en accu’s
Verander de omschrijving van het gebruik in AC2, met uitzondering van batterijen en accu’s
AC4
Voorwerpen van steen, gips en cement opgenomen
Geen aanpassing nodig
AC9
AC9 is verwijderd
Beschrijf camera’s en videocamera’s met AC2 en afgedrukte foto’s met AC8
AC11
De subcategorieën voor de TRA blootstellingsschattingen voor consumenten zijn gewijzigd in:
De tweede subcategorie is algemener geworden en maakt de beoordeling mogelijk van coatings op alle soorten grote oppervlakken binnenshuis. Voor reeds verzamelde gegevens moet worden gecontroleerd of ze betrekking hebben op meubels of vloeren. Als er verder geen gedetailleerde informatie beschikbaar is, voer dan voor beide subcategorieën blootstellingsschattingen uit.
Meubels (stoel)
Muren en vloerbedekking (ook van toepassing op niet-houten materiaal)
AC12
AC12 is verwijderd
Beschrijf het gebruik onder “overige” (verzameling van aanvullende gegevens kan nodig zijn) of beschrijf het gebruik met de op materiaal gebaseerde categorieën AC4, AC7, AC8, AC10, AC11, AC13 (ken deze allemaal toe als verder geen specifieke informatie beschikbaar is)
Alle AC
Genummerde subcategorieën zijn verwijderd en omgezet in een lijst van voorbeelden die de reikwijdte van de voorwerpcategorie toelichten
Vormen van gebruik beschreven met een subcategorie kunnen ook worden beschreven met de bijbehorende AC. Indien de registrant of downstreamgebruiker de gedetailleerdere informatie en het subcategorieniveau wil behouden, dan is dat mogelijk. Voor TRA blootstellingsschattingen voor consumenten kan echter beschrijving tot op subcategorieniveau nog steeds nodig zijn.
44
45