R.G. de Jong
GELUIDHINDER R.ANGORDENING
IN
NEDERLA}TD
¡
VA}I GELUIDBRONNEN
NAAR HINDERLIJKHEID
Nederlands Instítuut voor praeventieve Gezondheídszorg Lelden november 1988
TNO
Nederlands fnstituut voor Praeventieve cezondheidszorg !{assenaarseweg 56 Leiden
TNO
Postadres: Postbus 124 2300 AC Leiden
Telefoon:
O77
- L78 888
Deze studie is verricht in het kader van de heroriëntatie
toestellenbeleid.
Dit rapport is het tweede en raatste d.eelverslag over deze stud.ie. Het eerste is qetiteld: GELUIDHTNDER IN NEDERLAND: 10 JAAR LATER.
@ 1988 Nederlands Tnstituut voor Praeventieve Gezondheidszorg Publikatienunmer
TNO
88049
Voor de rechten en verplichtingen van de opdrachtgever met betrekking tot de inhoud van dit rapport wordt ver$ezen naar de Algemene Voor:r¡aarden van TNO. Niets uit deze uitgave mag worden ven¡eel-voudigd, openbaar gemaakt, en/of verspreid door middel van dnrk, fotocopie' microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schríftelijke Èoestemnúng van het NIPG-TNO.
INHOUD
BLz. ABSTRACT
SAI,ÍENVATTING
1.
INLEIDING
l.l Achtergronden van het (deeI)onderzoek. L,2 DoeI van het onderzoek 1.3 Uitwerkíng van de doe1stellÍng 1.3. f Situatiekenmerken. L.3.2 HÍërarchíe van betekenissen. f.3.3 Groepen van geluidbronnen. f.3.4 Definitie en operetíonalíserÍng van geluidhinder I.4 Methode en ínrichtíng van het onderzoek. 1.4. I Methode
1.5 ¿.
1.4.2 I.4.3 1.4.4
De De
I 2 2 2 3
5 6 7
7
proefenquête vragenl íj st.
7
I I
Sr eekproeftrekkíng en dataverzamel íng Algemeen
9
DE RESULTATEN VA}I I{ET ONDERZOEK
10
2.L Inleidíng. 2.2 Verdeling van de geluidbronnen over 2,3 2.4 2.5 2.6 2,7 2.8
volgordeschaal Verkeer.
IndustríëIe activíteíten
l0 de
t2 I3 L4
.
Bounrnachines
15
Recreatie. Overige geluiden uít de dÍrecte woonomgevíng
l5 ló ló
l{oonge 1uíden
2.8.1 Geluiden van doe-het zelf-
2.8.2 2.8.3 2.8.4 2.8.s 2.8.6
en
tuingereedschap Overíge woongeluíden. Niveau van blootstelling bÍnnen de woning Ontvanger - gebruikerrelatÍe. . Maatregelen tegen geluíden uit huis en tuÍn Overíge situatíonele en verdere modererende
factoren.
L7
I8 .
20 22 25 25
REFERENTIE
27
BIJLAGEN
29
ABSTRACT
The purpose of this part of the project is rankíng appliances and machines to the degree they cause annoyance. rn doing so also other noise sources than applÍances and ¡nachines were taken int,o account. 4072 Eace-to-face interviews were carried out in a representative sample of the Dutch population. Ranking was accomplished by combining category scaling and dírect comparison of noice sources. rn doíng so not only a rank-ordening is accomplíshed, but also the distance (in annoyance) between the different noise sources ís made visible by attaching scalevalues to them. The dístribution of the scale-values is a skewed one: most noise sources do not differ much in their potential to cause annoyance. OnIy a few sources are more prone to cause annoyance. These sources are several transportation noises, noises both from the own home and from the neighbours, and some specific noises from the direct surroundings of oners home. No industrial or recreatÍonal noíse source nor building machínes belong to these few rrannoyance-pronerr sources (seen on a natíonal scale, so as the product of annoyance and íncídence). In houses with open kitchens more annoyance is experienced from appliences used in the kÍtchen than in homes with separate kitchens. In particular washing machines, plurnbing noíse, refrígerat,ors, evaporatíon -hoods, mixers and coffee machines are annoying. The main annoying noise sources from neighbours are: electric drills, walking (on hard floors), slarnming doors, plurobing noise, radÍo and television, and pets. the most salíent source of annoyance in the irnmediate surroundíngs of oners home comes from parking areas: slamming doors, jarnming the brakes, starting engines and saying good-bye, especially in the evening or night.
SAI,ÍENVATTING
DÍt raPPort geeft de verslaglegging van een deelonderzoek binnen het kader van een groter project, dat is uitgevoerd in opdracht van het Minísterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordeníng en Mílieubeheer. Het doel van dit deelonderzoek is het bepalen van een rangorde van toestellen naar geluidhinderlÍjkheid. De gehanteerde methode ís de mondelínge, indÍvíduele enquête. Het onderzoek is gehouden bíj een rePresentatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking van 1ó jaar en ouder (N-4072). Het opstellen van een rangorde naar hínderlíjkheid gebeurt doorgaans absoluut, wat wÍl zeggen dat de hinder van elke geluidbron apart wordt gemeten. Een nadeel hiervan Ís dat de hinder voor verschillende bronnen op grond van ongelijksoortíge afwegingen tot stand kan komen. Bij de ene bron zal het veelvuldig voorkomen een rol spelen, terwíj I een andere bron hetzelfde rhÍnder-1abe1' toegedeeld kríjgt op grond van één indríngende hinderervaríng. Hinder heeft dan níet dezelfde betekenís. Bij dit onderzoek ís niet alleen de absolute hinder vastgesteld, mear is door de ondervraagden een dlrecte vergelíJkÍng tussen de hinderlijkheid van geluídbronnen gemaakt. Híerdoor ís men gedwongen elke geluídbron vanuÍt hetzelfde kader te beoordelen. De hindervorgorde wordt níet weergegeven ín rangordecíjfers, maar in schaalwaarden. Op deze víjze wordt nÍet alleen de posítie van de geluidbronnen op de volgordeschaal zíchtbaar, maer wordt ook de afstand tussen de verschillende bronnen duidelijk. De hinderschaal loopt van L t/n 129. fn de praktijk wordt níet dezelfde geluidbron door iedereen als de meest of de minst hinderlÍjke aangemerkt. Daardoor lopen de uíteindetÍjk toe te kennen schaalwaarden van círca 30 tot 80. De geluidbronnen zijn niet gelíjkmatig over de schaalwaarden gespreíd. Het is een scheve verdeling naar rechts. Dat wíl zeggen dat de meeste bronnen niet veel van elkaar verschillen wat betreft hun potentÍe om hinderlijk te zíjn op grote schaal. Enkele bronnen (die met de laagste schaalwaarden) zijn verantwoordelíjk voor de meeste hinder. llanneer men zich beperkt tot de 25 procent van de bronnen dÍe als de meest hinderlijke zíjn aan Èe merken, btijkt dat hierbíj geen bronnen zíjn uít de sfeer van industrieën en bedrijven, recreatÍevoorzieníngen en bouwmachines. De erge hínder wordt vooral veroorzaakt door
íí verkeersmiddelen, geluiden uit de eigen woning en van de buren en door enige specifíeke geluiden uit de woonomgeving. Bii de verkeersmÍddelen zíjn dÍt, in afnemende volgorde van hinderpotentíe: bromfietsen, personenautors, motorfietsen, vrachtautots, bestelautots, helecopters en míritaire vlíegtuígen, zoals uit fíguur A kan worden afgelezen. BÍj de geluiden uít de eigen woning komt een heel scala naar voren. Eveneens in afnemende volgorde van hínderpotentie zijn dít: stofzuiger, wasmachine, waterleiding en -afvoer, slaande deuren, terefoon, deurbel, loopgeluíden, koelkast, radio of televísíe, boormachíne, afzuigkap, keukenroixer, centrale verwarming, naaimachine en zelfs de haardroogkap en het koffiezetapparaat. Bij de geluiden uit buurwoningen worden vooral de boormachine, loopgeluiden, slaande deuren, waterleíding en -afvoer, radio en televisíe en huisdleren als hínderlijk aangemerkt. Specífieke geluiden uit, de directe woonomgeving die veel hinder veroorzaken zíjn geluiden ven parkeerplaatsen, van spelende kÍnderen en van kerkklokken. Het is opvallend dat bii dírecte vergelijking van geluídbronnen op het Punt van hinderlljkheÍd de veelvuldig voorkomendc bronnen toch hinderlijker worden gevonden dan de meer incideateel voorkomende bronnen. Híerdoor komen bijvoorbeeld personen- en bestelautors meer naar voren ín de hÍndervolgorde dan men op grond ven de percentages hinder of erge hinder in eerste instantie zou verwachten. Meer incidenteel voorkomende bronnen, zoals mílitaÍre vliegtuigen, bouw- en hobbymachines, schuiven daarentegen naar achteren. Dat het niveau van blootstellíng in hoge mate bepalend is voor de ervaren hinder behoeft geen betoog. lJel is het nuttig te constateren dat bíjvoorbeeld de wasmachíne, centrífuge en droogtrommel meer hínder veroorzaken Ìranneer zíi ín de keuken staan dan x¡anneer zíJ elders ín huis zijn. Dit hangt samen met het feÍt dat de huísvrouw/-man vríj veel tíjd in de keuken doorbrengt. Dít pleít ervoor om ín de toekomst aansluitpunten voor deze apparaten in de keuken zoveel raogelijk te vermíjden. Indien garage of schuur ontbreken vormt ín elk geval de badkamer een bruíkbaar alternatíef. Allerlei keukenapparatuur veroorzaakt meer hinder ín het geval van een open keuken dan van een gesloten keuken. Dít is niet verbazíngwekkend en vormt in feite een pleidooi voor het bevorderen van bouwvormen met gesloten keukens.
sfc
.."o-$t¡'
dìô
J
J of
-.f
oe- .¡ ò+s sê-
H
3p €$ Bä úi ()FÈ tsÀ Bouwmachines
o
r
ts.
ct
ã' Recreat¡e
ot
Þ
o.
o
J
Overige geluiden
*s
woonomgevtng
.".".:":$
E
ä
OQ
-J::..'""..,.f$
Nt (¡
ro$
Geluiden uit
ñ
elgen wonrng
g
o
E ts
o
p
,".".:":J Geluiden van buren
,I: õ' cr
ð"
ã
"c
J"'. 30
32
34
36
38
40
42
44
46
48
DHZ- en tu¡ngereed-
E
schap in eigen huis/tuin
I Ìto Ê
DHZ- en luingereedschap van de buren
50
52
54
56
58
6()
62
64
66
68
70
72
74
76
78
lD
lr.
ts.
ts.
iv In dit onderzoek wordt nog eens het vermoeden bevestigd dat vele toestellen hinderlijker worden gevonden wanneer zíj niet door de ontvanger zelf worden gebruikt of bediend. Er Ís een sterke samenhang tussen de hínder die men ondervindt door buurgeluiden en de verstandhouding met de buren. Dit onderzoek geeft echter geen uítsluitsel over de ríchtíng van de causariteít. Bij een slechte verstandhoudíng ondervindt men veel geluidhinder, of omgekeerd.
Meer mensen hebben een (zeer) goede verstandhouding met de zijburen dan met boven- of benedenburen.
Het Ïtonen op verschillende verdíepíngen werkt rernmend op de sociale kontakten en dít kan zowel tot gevolg hebben dat men mínder met bovenof benedenburen omgaat, als dat meer mensen het matig tot (zeer) slecht met hun onder- of bovenburen kunnen vinden dan met hun zíjburen. Met betrekking tot de meeste hinderliJke geluiden uít buurwoningen onderneemt men zelden aktie. Alleen als het, gaat om het geluíd van radío en muziekinstnrmenten gaan vrij veel mensen geregeld tot aktie over. Meestal beperkt zich dít tot praten.
I.
INLEIDING
1.1
Achtergronden van het (deel)onderzoek
Een van de zaken die aan de orde zijn bij het ontwíkkelen van een beleid
met betrekkíng tot de bestrijding van geluidhínder door toestellen Ís een prÍoríteítsstellíng. Ilelke toestellen komen voor Nederlands beleid (en eventueel voor EEG-beleid) ín aanmerkíng en welke komen als eerste in aanmerkíng? Een deel van het antwoord op deze vraag wordt gegeven door de rangorde te bepalen van t,oestellen naar geluídhinder díe ze in Nederland veroorzaken. BíJ het defínitíeve antwoord moeten ook zaken worden betrokken als de technísche en financiëIe haalbaarheíd van het terugdringen van de geluidemissíe van de toestellen, maar dat is thans níet aan de orde. Bíj het onderzoek naar de rangorde van t,oestellen naar de geluidhinder díe ze ín Nederland veroorzaken ís íngehaakt op een onderzoek uít het verleden, waarín reeds de rangorde van hinder door een aantal toestellen, te mídden van andere geluÍdbronnen, is vastgesteld. Het veldwerk voor dit onderzoek, het rcG-onderzoek BG-18 t I I vond praats ín Lg77 . Aan de bevindíngen uit dít onderzoek wordt ook nu nog gerefereerd. BÍj het Ministeríe van VROM bestonden plannen on dit onderzoek in 1987 te herhaIen. Dit herhalingsonderzoek is gecombineerd met het onderzoek vreerop hierboven wordt gedoeld. Dít rapport behandelt de rangordening van toestellen naar hun geluidhindertijkheíd. 0m de leesbaarheÍd van dít rapport te bevorderen was eníge redundantie onvermijdelíjk: eníge paragrafen komen zowel in dít rapport ars ín het eerste in de reeks: rGeluídhlnder in Nederland: l0 jaar laterr voor.
1.2
Doel van het onderzoek
Het doel van het onderzoek ís het bepalen ven een rangorde van toestellen naar geluídhinder. De geluídhinder díe een t,ype Èoestel veroorzaakt zaL rDede afhangen van kenmerken van de sítuatie waarín iemand aan het geluid wordt blootgesteld. Daarom kan één type toestel, afhankelijk van de situatiekenmerken, verschillende posities Ín de rangorde innemen. De belangrijkste sítuatíekenmerken r¡orden Ín de volgende paragraaf nader toegelÍcht.
t .3
Uitwerking van de doelst,el l ing
1.3.1
Sítuatiekenr¡erken
De volgende situatieken¡¡erken komen aan de orde: het type omgeving, de relatíe tussen ontvanger en gebruíker en factoren die van invloed zÍjn op het blootstellingsníveau.
Iype omgevÍng: Er dient onderscheÍd te worden gemaakt naar de omgeving waarín de rontvangertvan het geluld zich bevindt: de woon-, werk_ of recreatieomgeving. UÍt praktische overeregingen is in dít onderzoek de nadruk gelegd oP één tyPe omgeving, wearvoor een rangorde vastgesteld wordt. Dit is de woonomgevíng. Dit omvat trouwens een belangrijk stukje recreatieomgeving: de tuin of het balcon, waar men graag vertoeft wanneer het weer het toestaat. Over recreatíe- en werkomgeving zíjn slechts enkele globale vragen Sesteld. Over deze vragen is gerapporteerd ín het eerste rapport over dÍt onderzoek: 'GeluÍdhínder in Nederland: lO jaar latert . Ontvanger - gebruíker relatíe. Er is onderscheid te maken naar de sÍtuatíes waarin de ontvenger tevens gebruiker is van het toestel, lid is van hetzelfde huíshouden als de gebruíker of tot een ander huÍshouden behoort (buren). In dit onderzoek ís voor de toestellen waarbíj dit ter zake doet onderscheíd gemaakt tussen geluiden uit de eígen woníng of van de buren. Dit betreft een aantal, maar niet alle huishoudelijke toestelIen en ínstallatíes. Met de Nederlandse Stichting Geluidhinder is nagegaan welke toestellen wel eens klachten uit buurwoningen veroorzaken. Bij toestellen waarbíj dÍt nÍet het geval is, is alleen de (eventuele)
3
hinder in de eigen woníng nagegaan. levens ís voor enkere categorieën toestellen, waarbij dat ter zake is doordat ze in of om de eigen woning veel hínder veroorzaken, gevraagd naar de gebruiker - ontvangerrelatíe ín het gezin. Frequentie van blootstellíng. Deze is voor alIe geluídbronnen bepaald. De volgende frequentie-categorieën worden gebruÍkt: - minstens eenmaal per dag - minstens eenmaal per week (maar niet elke dag) - minstens eenrnaal per maand (maar niet elke week) - minstens een¡uaal in het afgelopen jaar (rnaar niet elke maand )
- nÍet in heÈ afgelopen jaar (nooit). De invloed van de freguentie van blootstellíng op de hinder Ís behandeld in het eerste deelrapport. Het níveau van de blootstelling ís in dit onderzoek slechts zeer globaat nagegean, en wer aan de opstelring van de bron. zo kunnen er aan een bron verschillende posÍties r¡orden gekoppeld afhankelijk van de verzwakking van het geluíd (bijvoorbeeld bron bij de buren, bron in huÍs afge_ schut van de woonkamer/ontvanger, bron in open verbÍndíng met woonka_ mer/ontvanger).
1.3.2 Ii9r::gli9_y3t_!e!:I:li:::l Bij de achtergronden van het onderzoek wordt gesproken over toestellen en andere geluidbronnen. Onderlínge vergelijking van deze bronnen Ís slechts zfnvol wanneer de bronnen zoveel mogelíjk op eenzelfde abstractíe-niveau worden gepresenteerd. Dit wordt a1s vorgt verduidelíjkt. De psychologísche betekenís van de geluídbronnen voor de bewoners van een wÍjk, straat of stad kan het beste worden weergegeven een de hand van een híërarchísche structuur van geluídbronnen. Deze structuur wordt in het volgende overzicht weergegeven:
4
Fi$r¡r f
n.Èuurl
Eiërarchíscln stnrcturr van geluídbrcnnen
i
jk. S.luidbrooû.r
Ínrtrl l¡Èi..
- cv-tnst¡LlàË¡a
divrr¡c ærlen/typcn, intadarld n.rr da rGa ur¡rio drr ærk/typc + ¡eluid producerrc VI individuclc eraplerer¡
In deze structuur van geluidbronnen worden ín dft geval zes nÍveaus onderscheiden.
Ieder hoger niveau is meer algemeen dan het dírect er onder liggende níveau.0p ieder nÍveau kan een relatie worden onderkend tussen de geluídbron en de ontvanger. Essentieel in deze relatie is het aanwezÍge psychoto'gische beeld bij de ontvanger van het betreffende geluÍd. fn het meest concrete geval wordt gesproken over het beeld van het rindÍvídue1e exemplaarr oftewel dle specífíeke heímachíne. BiJvoorbeeld: )deze heimachine van de fima X maakt zorn lawaaír. Hlerbíj wordt ook de rdeze specÍfieke sítuatie betrokken: heímachíne, die op 5o meter van mijn huis staat, maakt, zorn lawaai en maakt ons wakker als ze om zeven uur beginnen te heienr. Naarmate men oP een lager níveau van de hiërarchíe komt blijkt het beeld van de geluídbron bij de ontvanger meer gestructureerd en ríjker (meer elementen van de geluidbron omvettende) te zíjn.
5
Het begriprbeeldrwordt hierbij ín beperkte zin gebruikt. Een algemeen gehanteerde omschrijving van dít begríp 1uídt: het beeld is een sÈeIse1 van betekenissen dÍe iemand toekent aan een bepaald object. Aan objecten kunnen betekenissen worden toegekend die betrekking hebben op verschillende aspecten daarvan (bijvoorbeeld bij een stofzuiger de zuigkracht, wendbaarheíd, de grootte van de stofzak, de kleur, de merknaam).
fn dit onderzoek beperken wij ons uitsluitend tot de betekenissen betreffende het geluidaspect. Voor de opzet van het onderzoek houdt dit in dat de objecten van het onderzoek niet te hoog ín de hiërarchie moeten zítÈen (dan wordt het te abstract). Een aanvaardbaar uitgangspunt voor het onderzoek zíjn de bronnen díe behoren tot niveau IV uit de hiërarchÍe. Bij een beperkt aant,al bronnen ís het abstractieniveau niet exact vast te stellen. Bij de resultaten wordt hÍerop teruggekomen.
1.3.3
Groepen van geluídbronnen
De ín het onderzoek nader gespecificeerde groepen van geluídbronnen (zíe voor een volledig overzicht bíjlage II van het eerste rapport in deze reeks) zijn de volgende: A. Verkeer A. I \{egverkeer (en terreÍnvoertuígen, 8 geluidbronnen) 2 Luchtvaart (ó geluídbronnen) 3 Raílverkeer (5 geluídbronnen) 4 Scheepvaart (2 geluídbronnen) B. Industríële bedrijvigheid (4 getuidbronnen) C. Boucrmachines (9 geluidbronnen) D. Recreatí" (8 geluidbronnen) E. Dírecte woonomgeving (8 geluídbronnen) F. Woongeluiden (huís en tuin) I Vaste installaties (5 geluidbronnen) 2 Grote keukentoestellen (6 getuidbronnen) 3 Kleíne keukentoestellen (6 geluidbronnen) 4 Doe-het-zeIf gereedschap (7 geluidbronnen) 5 Overige toestellen in huís (ll geluidbronnen)
6 6 7
Tuingereedschap (6 geluidbronnen) Diverse geluiden (geen toestellen, 4 geluídbronnen)
1.3.4
gelililie_et_9pe13!ie331i:9rits_y3t_e:lyi9!il9g:
Het begrip rgeluidhinder' kan op verschílIende wijzen worden gedefinieerd en geoperatíonaliseerd. Hinder kan worden gedefiníeerd op twee niveaus.
a,
b.
het algemene nÍveau HÍerop wordt, een affectíef waarde-oordeel gegeven over het betreffende geluid of de betreffende geluidbron. Dit wordt doorgaans aangeduíd met de term niet-specífíeke hínder. het bijzondere niveau Hierop wordt een cognitíef oordeel gegeven over het betreffende geluíd of de betreffende geluidbron. fn de cognítíeve belevÍng liggen de eígen ervaringen, kennís, opvattingen en dergelijke opges Iagen.
In dít geval wordt gesproken over specifieke hinder, waarbij kan worden aangegeven @LL de hÍnder bestaat, bíjvoorbeeld uit het gestoord worden tíjdens een gesprek door een voorbijrÍjdende bromf íets
.
fn het hier gepresenteerde onderzoek wordt gewerkt met de niet-specifieke hínder, die ondervraagden van de verschillende geluídbronnen ervaren. Aandacht voor de specífieke hinder van de geluÍdbronnen zou de omvang van dít, onderzoek te zeer hebben vergroot. 0m de huidige resultaten te kunnen vergelijken met díe van Ig77 is dezelfde hinderschaal gebruÍkt als ín L977. Het ís een zespuntsschaal met waarden, oplopend van helemaal niet hínderlíjk via níet hinderlijk, net níet hÍnderlijk, net hinderlijk, hínderlijk tot erg hÍnderrÍjk. Er zijn twee standaard-manieren om de mate van hínder, zoals die verdeeld is over (in dit geval) de zespuntschaal, neer te geven. De eerste, en om practísche redenen de meest toegepaste, manier ís door middel van dichotomiseren. Dan wordt het percentage rerg hínderlijkr of rhínderlíjk' (= net hinderlijk, hinderlijk en erg hínder1íjk) r'eergegeven. Het nadeel is, dat dus ínformatie wordt weggegooid.
7
De tweede manier, het geven van een maat voor centrale tendentíe (bíjvoorbeeld geroiddelde of mediaan, doet meer recht aan het uitgangspunt
dat voor een accurate beschríjving van een statístische verdelÍng tenminste twee maten nodig zíjnz één voor centrale tendentie en één voor spreídíng. Overígens heeft ook deze manier een Èheoretische zwakheid. Men doet er goed aan beíde manieren bij het inspecteren van de gegevens te betrekken.
1.4
1.4. I
Methode
Voor dit onderzoek naar de rangordening van geluídbronnen naar hinder ís gebruík gemaakt van een mondelinge enquête díe aan huis ís afgenomen. Bij deze methode worden personen ondervraagd aan de hand van een gestan_ daardiseerde vragenlij st (dat wil zeggen dat iedereen dezelfde vragen in gelijke bewoordingen en in dezelfde volgorde gesteld krijgt). r
.4.2
De proefenquête
Alvorens de enquête in volle omvang van start te doen gaan ís een proefenquête gehouden bij 72 personen. Het primaíre doel van het proefonderzoek was de vragenlijst te testen op duidelijkheid, begrijpelijkheid en hanteerbaarheÍd, vooral in verband met de in dít onderzoek toegepaste, vrij complexe, rsortÍngr technieken. Daarnaast speelt dít proefonderzoek een rol bíj het bestuderen van de consistentie van de antwoorden in de tijd. De respondenten uit het proefonderzoek zijn ook ín het hoofdonderzoek ondervraagd, weerna de resultaten van beide metíngen met elkaar zíjn vergeleken. Een versrag hiervan is gegeven in Bijlage r van dÍt rapport. De proefenquête vond plaats in de període van 4 t/m 14 december 1986. Aan het onderzoek is deelgenomen door 24 enquêtríces/-teurs, díe íeder drie gesprekken hebben gevoerd. Allen ontvíngen voor aenvang van het onderzoek een uitgebreide schriftelijke instructie. De bevÍndingen uít deze proefenquête ziJn van groot nut gebleken om de gang van zaken bij het hoofdonderzoek te optímaliseren.
1.4.3
De
vragentijst
De opbouw van de
uiteindelijke
vragenlíjst is weergegeven in onderstaand
schema.
Sctsrs
l.
Opbqr var¡ de vragenlijst
Vraagnuuær
I¡rtud
0l{8
Selectie van de te ondenragen persoon Vaststellen van de perceptíe (korte verhantelínge perceptie) Bepaten va¡r de rute van hj¡der
09
l0 1I-13 T¿FL6 L7
l8 l9-20
van de vraag
Bepalen va¡r de riolgorde van hj¡rder Bepalen va¡r de tijdshistorie va¡r hírderlÍjke geluidbrønen
llaatregelen tegen geluídoverlast Ctecklíst or¡er bet bezitten vÍìn een aantal getuidbronnen lfulgrragen r¡oor tct bepalen va¡¡ de elçositie aan geluid van een bron
21, 2Ç30 22-25
3t-3s 3Çt+7
tß 49
sÈ52 53
5tÞ56 57-59
tu72
(ei¡d)
Gebnriker-/ørtvangerrelatie í4 rcgverkeer HirÉerbepalí¡rS bij recreatÍe Vragen betr,efferde de rnníng lfocrdr¡¡¡ Vertuisgeneígdteid I{erldffi¡¡g Ilerk- en n¡stpetrocn Ge1uídhi¡der op het rærk OpIeidí¡g Dir¡erse i¡for:mtie or¡er let h¡istn:den Hirderbepal
rn dit rapport strekt de analyse zích uit over de vragen 09, I0, ll-13, 18-21, 26-30. Verdere analyses zijn gepresenteerd ín het eerste deelrapport,. De vragenlijst vergde gemiddeld een afnametijd van 55 minuten. De vragenlíjst Ís als bijlage rr bíj het eerste deerrapport gevoegd. I{aar mogefíjk zíjn de antwoorden in die bijlage opgenomen.
1.4.4 9!::Ie:g:I!r:IIile_91_g_a!3y9r33T91139 Het veldwerk en de dataverzameling voor de proefenquête en het hoofdonderzoek ís uitgevoerd door NSS-Marktonderzoek Bv te Den Haag, in het vervolg kortheidshalve NSS te noemen.
9
Het onderzoek is gehouden bij een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking van ló jaar en ouder. Het a-selecÈ trekken van de steekproef ís eveneens opgedragen aan NSS. Voor een overzicht en verantwoording ven de steekproefgegevens wordt verwezen naar bijlage III van deelrapport l. fn totaal zíjn ín de període ven 16 naart tot en ¡net l0 april 1987 6848 contacten gelegd door medewerk(st)ers van de NSS. Voor het uieindelíjke onderzoek zijn de enquêteformulíeren ven 40ól personen verwerkt. Na wegíng ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de steekproef met die uit 1977 bedraagt de grootte van de steekproef. 4072 personen.
1.5
Algemeen
Dít onderzoek ís uitgevoerd in opdracht van de Dírectie Geluíd van het toenmalíge Directoraat-GeneraaI voor de Mi1íeuhygíëne (thans Directoraat-Generaal Mílieubeheer), Mínísteríe van Volkshuisvesting, Ruímtelijke Ordeníng en Milieubeheer. Een woord van dank ís op zijn plaats aan lt.N. van Nooten. De díscussies met hem gingen de Iouter statistische consultatíe te boven en droegen bij tot het vormen c.q. aanscherpen van ínhoudelijke inzichten.
10
2.
DE RESIILTATEN VAI.I }IET
2.r
InIe idlng
O¡TDERZOEK
Uit L.3.2 is al duÍdeliJk geworden dat geluidbronnen alleen met elkaar mogen worden vergeleken als zíj van hetzelfde niveau ín de hiërarchie van objecten zijn. Een aantal ín dit onderzoek opgenomen geluidbronnen staat niet op hetzelfde niveau Ín deze hlërarchie. I{anneer bijvoorbeeld wordt gevraagd naar het horen en de hinder ven een bulldozer is dtt concreter en kan men ziclr daar meer bíJ voorstellen dan wanneer wordt gevraagd naar rrbouw- en sloopterreinen en terreinen voor wegenbouwrr, waarop de bulldozet zíjn serk doet. Men kan een herínneríng aan een (geluid)ervaríng met een bulldozer daardoor gernakkelijker uít het geheugen ophalen. Daardoor kan het gebeuren dat círca 15 procent van de ondervraagden zich desgevraagd herínnert het geluid van nbouw- en sloopterreínen en terreÍnen voor wegenbouw'r in het jaar voorafgaand aan de enquête gehoord te hebben, terwijL 22 procent zích dít van een bulldozer herinnert. rn andere gevallen is het niet altijd gemakkelijk na te gaan of geluíd_ bronnen van hetzelfde níveau in de híërarchle ziJn. Daardoor Ís het nlet verantwoord een volledige rangordening te maken van aIIe 95 geluídbronnen. Dít is wel verantwoord per categoríe A t/m F van geluídbronnen als gegeven ín 1.3.3, waarbíj categoríe F wordt onderverdeeld in doe-hetzeLf en tuingereedschap enerzijds en de meer regulÍere woongeluiden anderzij ds. om tot rangordening te komen zijn de vorgende stappen gezet. van de 95 geluidbronnen Ís allereerst nagegaen of men ze hoort (en zo ja, hoe vaak). De bronnen die gehoord worden , zlJn vervolgens íngedeeld op de zespunts hinderschaal (zíe 1.3.4). Tenslotte is voor de bronnen die als
erg hínder1ljk' hÍnderlijk en net hÍnderlíjk ziJn aangemerkt bepaald welke het hinderliJkst Ís, welke dan, etc. In een infotmeel pílot-onderzoekje (niet gerapporteerd) was gebleken dat het voor ondervraagden vrÍjwe1 onnogelÍjk ís om van geluidbronnen die zLi ín een van de dríe 'rnfet hínderlljkrt categoríeën hebben geplaatst een volgorde naar hinderlíjkheid te geven. Daarom moest rangordening voor díe categoríeën achterwege bliJven.
tl Bij het aanbrengen van deze rangordeníng door de ondervraagden wordt voor het eerst een directe vergelíjking tussen de hínder van geluidbronnen gemaakt. Tot dusver is de hinder van elke geluidbron apart gemeten. Zo kan het gebeuren dat geluidbronnen uÍt geheel verschÍllende overwegingen in eenzelfde hindercategorie worden geplaatst. voor de ene geluidbron kan dít zijn door zijn uiterst hinderlijke karakter wanneer hij (eens een enkele keer) voorkomt, terwijl de andere geluídbron weliswaar niet erg hinderlijk is maar vrijwel continu voorkomt.Bij een dírecte vergelijkíng ís de ondervraagde gedwongen om deze verschillende kaders tegen elkaar af te wegen. De híndervolgorde dÍe zo ontstaat is genuanceerder dan de volgorde op grond van de absolute hinder, hoewel de verschillen in de praktíjk geríng zullen bIíjken te zijn. Een technische verhandeling over het construeren van een rangorde van toestellen naar hinderlijkheíd wordt gepresenteerd in bijlage I. De hindervolgorde díe zo ontstaat Ís voor de Nederlandse populatie vastgesteld en is dus te vergelijken met de hínder in de Nederlandse populatie uit deelrapport l. Zoals reeds gesteld ín 1.3.4, kan ook de hinder bij blootstellíng van belang zíjn. Deze wordt in dit rapport nÍet apart behandeld omdat de schaalwaarden en de gerníddelde mate van hinder nauw met elkaar samenhangen en omdat de geniddelde mate van hinder bíj blootstelríng reeds ín deel I (t I0 jaar later) gepresenteerd is. voor de volledigheid is dit aspect gerapporteerd in een werkrapport, dat niet apart wordt uítgegeven maar op aanvreag bÍj het NIPG verkríjgbaar ís. De hindervolgorde wordt weergegeven in schaalwaarden. De schaalwaarde geeft de positie van de geluidbron op de volgordeschaal aan. op deze wíjze wordt ook de afstand tussen de verschíllende bronnen in de híndervolgorde qreergegeven. BíJ dít onderzoek is de hinder met betrekking tot 95 geluídbronnen negegaan. Voor een aantal woongeluiden wordt het van cruciaal belang geacht of. zíj hinder veroorzaken qtanneer zíj in het eígen huis voorkomen of wanneer zíj afkomstíg zíjn van de buren. Daarom ís deze sítuatíonele factor direct bij de vraagst,ellíng en ook bij de volgordebepaling meegenomen. Deze geluiden komen daardoor tweemaal ín de híndervolgorde voor, waardoor de volgordeschaal loopt van I t/n L29,
L2
Verdeling van de geluidbronnen over de volgordeschaal
2.2
fn de praktijk rcordt niet dezelfde geluidbron door íedereen als de meest of de minst hínderlijke aangemerkt maar treedt een middelingseffect op. Daardoor lopen de uíteíndelíjk toe te kennen schaalwaarden van círca 30 tot 80. In fíguur 2 is de frequentíeverdeling van de geluidbronnen over de volgordeschaal gegeven. Figu¡r 2. Verdeling
va¡r de geluidbronræn or¡er de volgordesclraal
58
4B 0
538 t-
0
ü
ln
(r
T8
E
30
35
48 45 50 55 68 65
7E
75
86
Uolgorde naar hindenl i jkheÍd
Het Ís een scheve verdeling, waarbij het zwaartepunt valt bij de hoge schaalwaarden. Dat wil zeggen dat de roeeste geluídbronnen elkaar nÍet veel ontlopen in de omvang van de hinder die zíj veroorzaken. De medíaan rígt op 6913 en het eerste kwartiel loopt van 30,3 tot s7,4. Híerin 1íggen de 25 procent geluidbronnen die relatíef het meest verbreíd hinder veroorzaken. Bij de gedetaílleerde beschrijvíng van de bevindíngen per categoríe van geluídbronnen' in de volgende paragrafen, zal in het bijzonder aan deze 25 procent aandacht worden besteed. fn de tabellen díe zíjn opgenomen ín de volgende paragrafen en in bijlage rr, is met een stippellijn en de code Q1 de scheídslijn tussen het eerste kwartiel en de overíge geluídbronnen aangegeven.
l3 2.3
fteer
In deze paragraaf worden de resultaten besproken met betrekkíng tot de verschíIlende verkeersmiddelen. ÏJeg- en railverkeer, lucht- en scheepvaart zijn samengenomen. Er zijn geen redenen om te veronderstellen dat er tussen deze groepen verschil bestaat in abstractieniveau ín de hierarchie van betekenissen (zíe L.3.2). I,Iel zíjn de rangeerterreinen en spoorwegovergengen, die in het eerste deelrapport bíj het railverkeer werden behanderd, nu toegevoegd aan respectievelijk de rrindustriële activiteitenrr en rroverÍge geluíden uit die directe woonomgevíngrt.
Schaalr¡aa¡de
Brcrúíetsen Personenautors en
taxirs
30,3 36,0
Motort'íetsen Vrachtautors
3ó,
Bestelautors
42,8
lÞlicopters Militaire vliegtuÍgen Grote hrrgerl¡ctrtvaa¡t Bussen
Iüeine hrrgerluchtvaart Tractoren
Treí¡en
Milítaire værtuigen
I
38,7
ß15 50,0 Qr
57,5 58,0 59,0 63,2
6'I
7I,8
Illtra lichte vliegtuígjes
74,L
Traæ Beroepsscheepeå¡t
74,6 75,0
llodelvliegtuígen Pleziewaartuigen Metro
7513
75,7 76rs
Bromfietsen staen afgetekend op de eerste plaats. De verschillen tussen personenautots en taxÍrs, motorfietsen en vrachtauto rs zijn geríng, evenals het verschíl tussen helicopters en mílítaire vlíegtuigen. In tabel I van bijlage II zÍjn de schaalwaarden gezet naast de gemiddelde hinder, het percentage ondervraagden dat een bron hindertijk víndt en het percentage dat een bron erg hínderlijk víndt. De verschillen in volgorde tussen de verschillende kerngegevens zijn niet echt essentíeeI. De schaalwaarden 1Íggen voor sorDmige bronnen zo dicht bijeen dat kleine
L4
verschuivingen kunnen optreden. Bij de volgorde aan de hand van de percentages hÍnderlijk en erg hinderlijk valt de categorie personenautors en taxirs oP, die laag scoort ín verhouding tot zijn schaalwaarde. De verklaríng tigt daarin, dat men ín hoge mate vertrouwd ís met dit vervoermiddel. Velen hebben er wel iets last van doordat men het overal hoort, maer relatÍef weinigen hebben er ernstige hinder van door de hoge mate van gewenning. Dat personenautors bij de schaalwaarden meer naar voren komen duidt erop dat bíj dÍrecte vergelijkíng de veelvuldÍg voorkomende bron toch hínder1íjker víndt dan de meer íncidenteel voorkomende bronnen. Het omgekeerde verschijnsel als bij personenaotors en taxífs doet zích voor bij mí1ítaire vliegtuigen. Daar zíjn de percentages hinder en erge hinder hoog in verhoudíng tot de schaalwaarde. I{einig mensen horen deze bron, maar ars hij gehoord wordt leÍdt dit al zeer snel tot (erge) hínder. Bijlage III geeft een goed inzícht in de verhouding van de verkeersgeluidbronnen tot de bronnen Ín de andere categorieen.
2.4
Industrië1e activiteiten
Dit zijn índustrië1e activiteíten in brede zín. ZíJ beperken zich niet tot fabrieken en bedrijven alleen, díe als aparte categoríe in dit scala van activiteiten zíJn opgenomen.
Scttaatwaarde
Bcuu-en slooptemeÍæn, rægenbcr-rr
Terrei¡en lade¡ en lossen
69,2 70,2
Fabríeken en bedríJæn
7L12
Milit¿ire terreí¡en
74,8 76,2
Rangeerterreínen
Zoals aan de schaalwaarden kan worden afgelezen behoort geen van deze activiteiten Èot de 25 procent dÍe het meest verbreid hinder veroorzaken. Bíjlage III laat zien hoe deze actÍvíteíten zích verhouden tot de andere categoríeën in de volgorde van hinderlíjkheid. Een gedetailleerde vergerijking met andere kerngegevens is gegeven ín tabel 2 van bijlage II.
15
2.5
Bouwmachínes
(vrijwel)
alleen voor op bouw- en sloopterreinen en terreinen voor wegenbouw. Hun posities op de volgordeschaal líggen dÍcht, bijeen, zoals bfijkt uit hun schaalwaarden en uiÈ het overzÍcht in bijlage III. In verhouding tot hun schaalwaarde zijn de percentages hinder en erge hínder die zíi veroorzaken hoog. Dít betekent dat zíj door níet veel mensen gehoord worden maar dat zíj, wanneer zij gehoord. worden, (zeer) veel hÍnder veroorzaken. Zie voor een gedetailleerd overzícht tabel 3 van bijlage II. Bouwmachines komen
Schaalmarde
lleÍ¡achínes GrmÁ¡erdíchters h¡lldozers Sloophaær:s, dríllboren Betorrængers Ùbtorccrryressoren Strocræggregaten Torenkra¡len
l4cbiele pcrrpen
2.6
62,9
&17 &17 ó6,0
614 69,
I
ó9,5 7L,6
72,4
Recreat íe
De schaalwaarden van de geluidbronnen in deze categoríe Ìíggen dicht bíjeen. Geen van deze geluidbronnen veroorzaakt op grote schaal hinder. Zie ook bíjlage II, tabel 4, en bijlage III.
Sct¡aalmarde
Kermissen, pretparlen, etc. Sportaccorcdatíes
DÍsco rs e.
a. horec¿-gelegenheden
Achtergronóru2íek wi¡ke lstraat Oefenlokalen r¡ær ¡u¡ziek Rac+ en crosscÍrcuits Theaters e.d.
hrgerschietbenen
67
r7 70,6 72,1 73,6 74rL
74,4 76,6 76,9
2.7
Een aantal geluiden uít deze categorie behoort tot de 25 procent grote hinderveroorzakers ín Nederland. fn de eerste plaats zíjn dÍt getuiden van parkeerplaatsen. 0p zich omvat dit reeds een scala van geluiden: het
dichtslaan ven portieren, het starten van de motor, fel wegrijden en/of renmen (brullende motor, gierende banden), menselijke geluiden (schreeuwen, praÈen en lachen bij het afscheid nemen, soms in het holst van de nacht), proefdraaÍen bij zelf uitgevoerde reparaties, eî2. rn de tweede plaats zíjn dit geluiden van buiten spelende kínderen en van kerkklokken. OpvaIlend is hier de combinatie met relatíef geringe percentages hinder en erge hinder. Dit duidt op een grote mate van Èolerantíe ten aanzien van deze geluiden, die zeer ingeburgerd zíjn. zíe tabel 5 van bíjlage II. In bijlage III is vooral de geprononceerde positíe van de geluíden van parkeerplaatsen goed te zíen. De kans op hinder ven d,eze geluíden zal toenemen naarmate men te maken heeft met grote parkeerterreinen. Deze bevinden zich meestal in de dírecte nabíjheid van ftatgebouwen zoars ín rapportdeel I reeds is vermerd (2.10). Aangezien het vríjwel onmogelÍjk is om zowel de woonkamers als de slaapkamers aan de geluidsluwe zíjde van de flat te situeren zouden alleen ondergrondse parkeergarages dit probleem kunnen ondervangen.
Schaalv¡aa¡de
Geluiden van parkeerplaatsen
38,9
h¡iten spelerde kÍ¡der.en
ßr8
IGrLJrlokle¡¡
57,0
l,fotorreaie¡:s crpenbaar groen Lopen op galerijen e.d. Takkensripperaar openbaar groen
58,5 66,5
Installatíegeluiden
74,5 74,9 74,9
I(oeli¡stållatíe op wachtauto SpponrægoærBangen
2.8
I
s
Qr
8r7
I{oongeluiden
In het kader van deze rapportage wordt met betrekking tot woongeluiden een vierdeling gemaakt. In de eerste plaaÈs worden de geluiden ín twee
L7
klassen verdeeld: enerzÍjds geluiden van doe-het-zelf en tuíngereedschap en anderzijds de meer reguliere woongeluiden. De beleving van de geluíden in deze klassen kan grondig verschillen. In de tweede plaats wordt consequent onderscheid gemaakt tussen geluÍden die afkomstig zíjn uit de eigen woníng of tuin en geluíden van de buren. Dit onderscheíd is niet gemaakt. Ín deel I omdat daar de onderzoeksvraagstellíng anders gericht was. Voor de interpretatie van een rangordebepaling is het echter essentiëe1 te weten rr¡aar de geluídbron zích bevíndt, zodaL hier we1 dit onderscheid gemaakt is.
2.8.1
9: I yi 9 : I - ys t_
g
99
: !9 ! :
_z
9
I ! : _ : 3_ ! 9i I
s9
r: : g : 9 !r p
1. In de eigen woning of tuin. Alleen de electrísche boormachíne behoort tot de 25 procent grote hinderveroorzakers. Hierbij moet worden aangetekend dat de boormachine als het v/are een voorbeeldfunctie vervult. Híermee wordt bedoeld dat vele geluíden díe gemaakt worden tíjdens het uitvoeren vanrrklussenrtin en aan het, huis níet goed geldentificeerd kunnen worden. Bíj de onderzoeker bestaat de indruk dat men die vele moeilíjk te identíficeren geluiden voor het gemak maar koppelt aan het meest bekende geluid, te weten dat van de electrísche boormachíne. De hinder van dit toestel is aanzienlijk ondanks het feit dat het maar incidenteel gehoord wordÈ. De schaalwaarden van de overige toestellen ontlopen elkaar niet veel.
Schaalma¡de
Electrísche boomachi¡e
47,4
Flardgrasmaier
67,L
QT
Deca-peerzaag
619
Vlak- of bandscln¡rnuchí¡e
71
CirL<elzaag
7L,8
Sf
íjgnachine
El ectriscte gra.snaaier Schaa-Ênachíne
ì4otorgrasnaaier
,0
73,8 74,2 74,3
74,4
Electrísche heggescluar
74,8
KettÍrgz¿ag
7419
Electrísche graskantenknipper Nietpistool
7513
75,0
18
2. Van de buren. Het beeld dat ontstaat is in hoge maÈe hetzelfde als wanneer de geluiden afkomstig zijn uit de eigen woning of tuín. Er is een tendens zichtbaar (tabel 7 van bijtage II) dat geluiden van de buren nog iets hínderlijker worden ervaren dan de I'eígentr geluiden. Zíe ook bijlage rrr. Schaalmarde
Electrísche boorrmchine
6r7
Flandgrasoaaíer Cír7<el-vtag
63,7
ElectrÍsche gra.suaier
70,2
IGttirgz¡¡g Deco-peerzaag
f4otorgrasoaaier
VIak- of ba¡dscl¡aurnachí¡e SchaaÊnachi¡e Electrísche heggesctraar
Sfijgnachíne Electrísche graskantenlcnÍpper Nietpistool
2.8.2
Qr
814 70,8
70,9 7L,O 7
L,4
72,5
72,8 73,0 73,5
76,4
9y::ige_y99!g919¡.d:l
1. Uit de eigen woning Een groot deel van de geluidenbronnen uit de eígen woning behoort tot de 25 Procent die het meest verbreid hinder veroorzaken. De stofzuiger neemt de eerste plaats in, op korte afstand gevorgd door enige vaste installaties díe men ín de woning aant,reft, zoars waterleidíng enafvoer, afzuigkapr cV-installatie en zelfs de deurbel. Ook dÍverse apparaten ín de keuken veroorzaken nogal wat hinder: wasmachíne en centrifuge, de koelkast maar ook kleinere apparaten zoals de mixer of het koffiezetapParaat. Ook andere I'huishoudelijkerr toestellen komen op dit fíjstje van hinderveroorzakers voor, zoals de telefoon, de radío of televisie, de naaimachine en de haardroogkap. Tenslotte veroorzaken ook geluiden die niet van Èoestellen afkomstig zíjn, hinder, namelijk slaande deuren en lopen op (harde) vloeren en trappen.
l9 Sct¡aalraa¡de
Stofz.rÍger
33,4
I{asech.ine
39,3
l{aÈerleidirg en -afr¡oer
Q12
Slaa¡de deuren Telefoon
42ro 42,7
Deurbel Loopgeluiden
ß14 45,6
Koelkast
Radio, stereo, Àfzuigkap
615 TV
IGukerrqi¡<er
CV-i¡stallatíe l.Iaai¡rgchíne
fbarAroogl€p, föllr
47,3 50,2
54r2 55,5 56,0 5614
I(of f iezetapparaat,
5ó,8
Scheerapparaat, etc.
Boiler,
58,3 @14
ltuÍsdieren fþeracnine
ól ,5 63,6
geyser SpelerËe kí¡deæn
Vríeskist, -kast Ventilatoren Sapcentrífuge
Qr
6L14
67,5 67
rg
69,4
Niet+Iectríscte rnrziekí¡stn¡ænten
70,8
Droogtrcruæl
7
*rell
71,5
Afmsschi¡e Electriscte ru¡zielcÍ¡stn¡ænten Allessnijder Mícroccrgrter, BC
72,9 7314 73,7 74,2
I(offie¡ælen
74,8
Aquarírrrycnp
75,L
L,4
2. Geluiden van de buren Een aantal specífieke geluiden veroorzaakt ook (en in een enkel geval vooral) hinder wanneer zíj afkomstíg zijn van de buren. Het betreft in het bijzonder loopgeruiden (op vloeren en trappen) en sraande deuren, gevolgd door geluiden van de waterleiding en-afvoer, radio en televÍsíe en huisdíeren. Een gedetailleerd overzicht ís gegeven in tabel 9 van Bij lage II.
20
Sctraalmarde Loopgeluiden Slaande deuren
47,6
ß14
Waterleidirg en -afi¡oer Radio, stereo, TV tfuisdieren
52,0 52,9 53,6
Spetende kí¡deren Deurbel
57,4 63,4
Qr
Stofzuíger
65,3
I{a.soac}rine, centrífuge
67 14
Níet+lectrische ru¡ziekínstrr¡ænten Electrische rn¡ziekí¡stn¡¡enten Telefoon IGukerrní¡<er
tþenacnine Naai¡uchi¡e Afwasmchí¡e Afzuigkap Sapcentrifuge I(oelt{åst I(offíezetapparaat Vríeskist, -kast
2.8.3
69,3 69,5
70,2 76,0 76rO
76,L
76,2 76,2 76,6 76,7
76,8 76,9
!1y:rs_yet_!19e!:!:ll:$_!i!391_99_y9*3s
Hinder van geluiden ín huis kan in beginsel overal optreden, maar zaL doorgaans worden ervaren wanneer men zích in de huiskamer bevindt. Daar ontspant men zích, leest men, kíjkt men naar de televisie en luístert men naar de radío, doet men spelletjes en praat men met elkaar. Daarnaast brengt vooral de huÍsvrouw/-man veel tijd in de keuken door, \daar nogel wat huishoudelijke apparaten staan. Daarom mag men aannemen dat ook in de keuken meer hinder wordt ondervonden dan ergens anders ín huís.
Het 1ígt in de rede te veronderstellen dat de hinder van geluiden ín huis groter is naarmate het blootstellíngsniveau hoger is. Voor een aantal toestellen ís deze hypothese op kwalítatieve wíjze nagegaan. Kwalitatíef (dus in termen van meer of mínder lawaai) orodat geen geluídmetíngen zijn uítgevoerd. Allereerst is voor een aantal apparaten, díe zowel in de keuken ars ergens anders in huÍs kunnen voorkomen, nagegaan of de plaats invloed heeft op de hÍnder.
2L
l{asmachÍne, centrÍfuge en droogtrornmel staan, indíen aanwezig, in 20 tot 30 procent ven de gevatlen in de keuken. Meestal staan zij in douche of badkamer (wasmachine en centrífuge, respectievelíjk in 4l en 34 procent
van de gevarlen), of ín schuur of garage (droogtrommer 33 procent, wasmachine en centrige respectievelijk l9 en 26 procent. Indíen deze toestellen in de keuken staan veroorzaken zij duidelijk meer hínder dan wanneer zij ergens anders ín huis (of schuur of garage) staan (taber l). Bij de afwasmachíne en de koerkast, die in meer dan negen van de tien gevallen in de keuken staan, ís een zelfde tendens zÍchtbaar, hoewel hier de verschÍllen níet signíficant zijn. Ook met betrekkíng tot de vríeskÍst/-kast, die in 4L procent van de gevallen in de schuur of garage staat en ín 3ó procent in de keuken is een zelfde beeld aanwezig. Dit. versterkt het ídee dat de hinder toeneemt met het blootstellíngsníveeu. Tabel
I l¡wloed r¿an de plaats Ín h¡is
op de ewaren hj¡der gemiddelde
rmte vafi hí¡der (rnín.
=I
ræx.= 6)
in de keuken of gesloten) (of tn¡iskarpr)
orp eefi
(open
a¡dere
plaats
wasmchi¡e
2r7
s*
centrífuge droogtrcruæl afr¡asuchi¡e koell€st,
216
s s
wieskíst
* s wíl
zeggen:
2r8 313
215 215
214
2r4
219 213
2,2
2rL
statistisch signífícant; p 3
.05
Vervolgens ís er voor de reeds genoemde en voor een aantal andere toestellen díe ín de keuken voorkomen nagegaan of de daardoor veroorzaakte hinder verschilt voor open en gesloten keukens. Bíj open keukens zijn írn¡ners in de huÍskamer de blootstellingsniveaus hoger. Zoals te verwachten is er in het geval van open keukens meer hinder dan bij gesloten keukens (zie tabeL 2). Sornroige verschillen zijn statístisch significant, andere niet, maar overal ís dezelfde tendens zíchtbaar. In feíte is dit een pleidooi voor het bevorderen van bouwvormen met gesloten keukens.
22
Tabel
2
Invloed van open of gesloten keuken op de enraren hj¡rCer gemiddelde rEte van
hi¡rler (mÍn.= I rÞ<.= 6) open keuken
gesloten keuken
wasnachi¡e
3,0
centrifirge droogtr.cnræI
3r0 3,1
afipiasrschi¡æ
3,3
koell€st vríeskist
2'6
s
214
214
s
afanigkap espressÞapparaat
2rL
3,3
S
3'1
koffíezet-apparaat koff ie¡rp1en
l'9
S
216
S
216
S
2r4 3,3
2rL
1,8 2rO
keukerrni:<er
213 215
sapcentriñ:ge
212
allessníjder
2rL
2rg 2r2
2'6
sneJ.koolgan
2.8.4
Lr7 214
212
9l!ylgg:f_- sebruikerrelarie
Híerbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ontvanger - gebruíkerrelat'íes binnen de eigen woning en de relaties met de buren. l.
Binnen de eigen woning
De hinder die men van een toestel ondervíndÈ wordt tot op zekere hoogte bepaald door het feÍt of men zelf met het toestel werkt of dat anderen
dat doen. rn dit laatste gevel ís de kans op hÍnder groter, zoars ín tabel 3 af te lezen is. Dit is niet aantoonbaar bij toestellen dÍe men passief Sebruikt, dat wíl zeggen dat men ze slechts vult en instelt, waarna de machíne zelf het werk doet, zoals bij lresmachine, centrifuge, droogtrommel en aflrasmachíne.
23
Tabe1
3
l¡vloed
r¡an de
qlwarger
-
gebnrilerrelat,Íe op de en¡aren hl¡rler gemiddelde rBte van
hl¡der (rnín.=
I
mrc.= 6)
uitsluíterd
(oolr) a¡deren ziJn gebnrÍker
ørterwraagde
persoon
is
gebnril<er
stofz.ríger
216
v¡asmciri¡e /centrifi:ge
215 215
droogtruuæl afc¡asnchíne kle í¡n leukentoestellen
3,1 2r6 215
312
3r3
2rL 2r0
s s
Ir8
2'5
s
rlaaí¡nchi¡e
l,g
213
s
tuÍngereed.schap
213
boor e.a. hobþ-apparaten m¡zÍekÍ¡stn¡ænÈen radio/ steree inst¿llat Íe
3rl
2r4 2r4
S
316
s s s
212
t¡zpenachine pc
tv
L17
l'8 l'8
2.2
213
2rL
2. RelatÍe met de buren Bij het horen van geluiden uit buurwoningen spelen zowel het blootstellingsniveau als de versteDdhouding met de buren een rol. De samenhang tussen de verstandhoudíng met de buren en de ondervonden hinder kan \dorden nagegaan. Dit levert echter geen aenwijzingen op voor de causalíteit van een en ander. Om deze s¿rnenhang na te kunnen gaen zíjn de respondenten geselecteerd díe uitsluitend línker, rechter, onder- of bovenburen hebben. Deze respondenten zijn verdeeld in drle groepen, te weten zij díe een (zeer) goede versÈandhoudÍng hebben met de buren, zíj die een metig tot (zeer) slechte verhouding hebben en zij díe hun buren níet of nauwelíjks kennen. Deze dríe groepen worden met elkaar vergeleken op het punt van de mate van hinder die zíi ondervinden door de zes geluidbronnen dÍe het meest hinderlijk zijn wanneer zij uit buurwoningen gehoord worden. Dít zíjnz de waterleiding en -afvoer, radio en televisíe, boormachine, loopgeluiden, slaande deuren en huisdieren. Alvorens hiertoe over te gaan zijn er andere saillante zaken te vermelden aangaande de verstandhoudÍng met de buren. De verstandhouding met
24
boven- en onderburen blijkt
vaak mínder goed dan met zíjburen. Verder ís het zo, daÈ men ze in bíjna een kwart van de gevallen níet of nauwelijks kent, zoals kan worden afgelezen uit tabel 4. Tabel
4
verstardhcr-rdiq net hrren (i¡utien aarnæzig)
zijhrren (zeer)
goed
rutíg tot (zær) slecht geen ccntåct/kent ze
niet
- in pracenten bovenh¡ren
onderhuen
78
59
L2
L7
L7
l0
24
23
60
7,3 Procent van de ondervraagden rnet zijburen geven aan Ín het afgelopen jaar problemen over geluídhinder te hebben gehad met de buren. Met bovenburen heeft L7r4z problemen gehad, met onderburen ro,7l. In het merendeel van de gevallen stelt men zícbzeLf in de rol van de gehinderde, waaruit een vertekening van de realiteít blijkt. Ilanneer men zelf de veroorzaker ís, vergeet men dít kennelijk snel. Voor de aard van de klachten maakt het níet uit of men de gehinderde of de veroorzaker ís. In het merendeel van de gevallen gaan de problemen om geluiden van radÍo, Èv, stereo-ínstalratie en muzíekínstru¡oenten. Op de vraag of men ooít wel eens geluídhinder ondervindt van andere menser¡ (dan de directe buren) in de woonomgevíng antwoordt 37,42 bevestigend. Ook in diÈ geval blijkt geluid van radíors, tvrs, stereo-installaties en muzíekínstru¡¡enten de boosdoener te zijn, gevolgd door geluíden van doe-het-zelf-activiteíten en tuínieren (maaíen). thans volgt het híervoor aangekondigde overzicht van de samenhang tussen de ven een aantal geluidbronnen in buurwoningen ondervonden hínder en de verstandhouding met de buren. Op voorhand ís de verwachtíng dat meer hinder wordt ondervonden van de buren met wie men een slechte verstandhoudíng heeft dan van de buren met wie men op goede voet staat. De hinder díe men zal ondervínden door buren die men niet of nauwelijks kent 1aat, zich niet goed vergelijken door de geringe aantallen respondenten in deze categorie. Tabel 5 bevestígt de verwachting. De samenhang is sterk.
25
Tabel
5
saær¡irang tusseri
hj¡rier en de versta¡rihcudÍng ræt de h¡ren gemiddelde
¡Bte van hi¡der (min.= I ¡æx.= ó) r¿ersta¡dhadir:g ræt de h¡ren
goed waterleidírg en -afircer radio, stereo, tv electrjsche apparaten loopgeluiden slaerde deu¡:en tn¡ísdieræn
2.8.s
3,0 3rI 3,5 2,9 3,2 3,2
slecht
s s s s s s
3r5 4,
I
4,0 3,5 3,9 4,3
Yr-!::e:1e3_!ese3_s9leigel_ei!_!9i:_91_!9i3
De aard van het geluid bepaalt ten dcle de maatregel die men neemt. Bíjna zeven Procent van de ondervraagden schakelt wel eens het ventilatiesysteem uít. Hoewel het hierbíj in een aantal gevallen gaat om raamventílatoren en wasemkappen, zal in een aantal gevarlen - hoeveel is níet te achterhalen - het centrale ventílatiesysteem worden bedoeld, wat met name in goed geïsoleerde woníngen probremen kan geven. I{anneer het gaat om geluid van radio en muziekínstru¡nenten preat acht procent met de lawaai¡naker. Ruim drie procent heeft in het jaar voorafgaande aan de enquête een klacht tegen de lawaaimaker íngediend over overlast door radio of/en muziekínstru¡nenten. Er ís niet nagegaan bij welke ínstanties de klachten zíjn íngedíend. Drie procent volstond met het sluiten van de ramen en één procent ontvluchtte het huís. Met betrekking tot andere burengeluíden handelt men ongeveer hetzelfde.
2.8.6
overige situationele en verdere modererende factoren
Het ís niet zinvol en doenlijk om na te gaan welke gevolgen deze factoren hebben voor de rangordening.
26
Frequentie van waarneming, periode van de dag en van de week, regermaat en een aantal demografische factoren zijn al besproken in hun samenhang met de mate van hínder in het eerste rapport ín deze serie.
27
REFERENTIE
JONG, R.G. DE.
Inventarisatie van geluÍdhinder ín Nederland. ICG BG-HR-18-01, Leídschendam, augustus 1981.
29
BIJLAGEN
I.
II.
CONSTRUCTTE VAI.¡ EEN RAI.IGORDE VAI.¡ TOESTELLEN NAAR HINDERLIJKHEID.
GEDETAILLEERD OVERZICHT VAI{ GELEKEN
III.
MEl
DE RESULTATEN. DE
ENKELE A}¡DERE KERNGEGEVENS.
OVERZICHT VAI{ DE POSITIE VA}¡ DE NEN OP DE VOLGORDE-SCI{AAL.
25
SCHA.ALI{AARDEN VER-
PROCENT MEEST HINDERLIJKE BRON-
3l BIJLAGE
I
CONSTRUCTTE VAN EEN RANGORDE VAN TOESTELLEN NAAR HINDERLIJK-
HEID
Voor elk van de I29 geluidbronnen is per respondent bekend in welke mate híjlzíj er hinderlijkheid aan heeft verbonden. Dat gegeven ís verkregen bij de vragen 9 en 10, en per bron gecodeerd als helemaal niet hinderlíjk :1
niet hínderlijk net niet hinderlíjk een beetje hinderlijk hínderlijk erg hinderlíjk nÍet gehoord ín afgelopen jaar
:2 : 3 : 4 :5 : 6 : g
De antwoorden I en I zijn vervoJ.gens samengenomen.
Verder heeft elke respondent de bronnen die door hem ín de categorieën 6r 5 en 4 híerboven zijn geplaatst, pêr categoríe gerangordend. I{e gaan er van uít dat elke bron in categorie 6 als hinderlÍjker wordÈ ervaren dan elke bron in caÈegoríe 5, en elke ín categoríe 5 als hinderlijker dan elke ín categorie 4. Daarmee zÍjn de geluídbronnen in deze drie categoríeën tezamen voor elke respondent volledÍg geordend. De toekenníng van geluídbronnen aan de categoríeën r/gr 2 en 3 of hun rangnuÍì:mer (als ze in categorie 4, 5 of 6 zijn geplaatst) ís de basÍs voor de constructíe van een rangorde van de geluidbronnen voor aIIe respondenten samen. Het gíng er daarbij om de rangorde binnen de categorieën (4r5 of 6) te combÍneren met de rangorde tussen de categorÍeën (1, 2 of 3). Daartoe werden berekend: l. het gemíddelde aantal geordende bronnen; 2. het gemidderde aantal bronnen in de categorieën 3, 2 en L/g. De gevonden waarden staan ín de eerste kolom van bíjgaande tabel onder
Itotaal
t
.
32
Tabel l.
1
G¡erzÍct¡t van
tet
aantal brornen per categoríe
categorie
vl
ra2
rn1
ll.
v2
6,5,4
r0.66
10.91
10.74
3
4.91
4r7O
5.47
10.32 103.24
r02.09
a
9.87
5.08 9.52
L/8
r03. s6
103.49
9.98 4.49
20
9.tû
r0.24
los.
13
De bronnen in de categorieën 4,5 en 6 behouden per respondent hun rangnuÍ¡mer ars score, maar die ín de categorieën l/8, 2 en 3 krijgen een categorie-score, berekend als de gemiddelde omvang van alle categoríeën die er aan vooraf gaan (in de tabel: er boven staan) vermeerderd met de helft van de gemiddelde omvang van de categorie zeLf. Het volgende voorbeeld iIlusÈreert deze berekeningswijze. Tabel
I.2
CategorÍe
6,5,4
Berekeni¡¡gsrrijze schaalwaarden
Aantal bronnen, gemiddeld Ín de categorie
cr¡urlatief
Í¡
3
10.66 4.91
15.57
2
9.87
25.tA
103. s6
129.00
rle
scot€ van bron
10. óó
de categorÍe
refEn¡trær
L3.L2 ¡ 20.51 =
+ +
4.91 0.87
2
15.57
77.22
25.¿A
+
103.56
2
10.66
2
Voor iedere respondent heeft nu íedere bron een rangnruuoer of een score. Deze waarden worden over alle respondenten gemiddeld. Het resultaat staat vermeld ín de paragrafen 2.3 l/n 2.8. Tenslotte zijn deze waarden, in hun totaal of voor groepen geluidbronnen, gebruikt voor rangordeningen van díe bronnen gezíen over de hele steekproef. 0m een Índruk te krÍjgen van de (on)gevoerigheid van de verkregen rangorde voor personen in de steekproef is dezelfde procedure gevolgd voor víer deelgroepen, namelijk twee groepen mannen en twee groepen vrouwen: mI, m2, vl en v2. Tezamen vormen deze deelgroepen de gehele populatÍe. Er ontstaan zo vier rangordeningen waartussen de correlatíes al.s maat van samenhang zíjn berekend. Deze zíjn opgenoßen in onderstaand overzíclrL.
33
þþ].!.l_ Spea.rman m2 .991 v1 .994 v2 .990 totaal
mI m2
: : vI : v2:
,996 ml
correlatie
-
ccËfficiënten
.993
.994
.990
.998 m2
.997 vl
.997
v2
ttxt¡ìtten, e\ren casienr¡IrlErs Íran¡ten, oneven casen¡rrrnrr¡
vmlqtn,
e\rlgn c€Ls¡enuûIElr¡
vìmJhÞn, one\¡en casernmltgl=¡
Voor de respondenten bíj wie tweemaal een interview ís gehouden werden op dezelfde wijze scores aan de geluidbronnen toegekend en wel tweemaal, voor de twee intervíews afzonderlíjk. Daartussen ís per respondent een (rang-)correlatíe berekend (Spearman) en van a1 deze correlatie-coëffícÍënten ís het gemiddelde en de spreiding berekend. De gemÍddelde correlatíe is.56' de spreiding (o) is .143. De correlatíe over de bronnen voor alle personen samen ís .80.
34
BIJLAGE
II
GEDETAILLEERD OVERZICHT VAN DE RESULTATEN. DE
SCHAALT.TAARDEN
VERGELEKEN MET ENKELE ANDERE KERNGEGEVTNS
Tabel
2.1
Verkeer schaalwaarde
gemÍddelde
percentage
(min.=l;
hi¡der (Írí-rr. =l;
hinderlíjk
er8
(=net hín-
hinderlijk
rnax. =129)
rux.=ó)
derlijk
percentage
+
hinderlíjk + erg
hirderlÍjk) BrcnÉietsen Personer:autots en Èaxits Ì.fotorf ietsen
30,3 36,0
2r93 2,28
42,6 24,3
I
2,5L
Vrachtautors
38,7
2,34
35,9 32,9
Bestelautots Helicopters Militaíre vliegtuigen
42,8
50,0
1,95 1,63 1,80
2L,7 18,6 27 ,7
ll,6
Grote h:rgerlrrchtvaart
57
I,
15
L216
Bussen
58,0 59,0
l, 19 l,@
2rg
L4,3
312
9,8 8,9 4r4
I,3
Iüe
í¡e hrrgerlrchtvaarÌ
Tractoren TreÍnen
Traæ Beroepsscheepaart
l,fodelvliegtuigen PleziewaaÉuigen ì,letro
2.2
4'5 ,5
63,2
Militaíre voerEuÍgen Ultra 1íchte vliegtuígjes
Tabel
3ó,
6'l
LL,4
4'3 8'6 8,2 4'0 3r7 Qr
0'& 0,53 0,36
L'6 0,9
5'0
1,5
L17
012
71,8 74,L
0,lg
7416
0,16
l'9
75,0
0,8
0'l
75 13
0, 13 O,L4
1,5
75,7 76,5
0,09 0,05
0,ó 0,ó
0r3 0r0 0,1
0'5
Indt¡"striële actívíteiten schaalwaarde
gemiddelde
hi¡der
percentage hirderlíjk
percentage erg
hinderlijk Bo¡¡- en sloopterreílen, \rEsenbout
Terrei¡en laden en lossen
69,2 70,2
Fabrieken en
7L 12
Hrijven
Milítaire terrei¡en Rangeerterreínen
74,8
76,2
0,54
8,3
r14
0,47 0,39 0,15 0,07
6'4
1,5
4,9
l,l
l'9
0.5
0,9
0'3
35
Tabel
2.3
Bcr$¡Echínes schaalwaarrie
gemiddelde
per.centage
hi¡rder
hinierlijk
percentåge erg
hÍrderlijk IËi¡r¡achi¡es Grondverdichters
62,9
B.rlldoze¡:s
&17 &17
Sloophaærs, drillboren
6ó,0
Betorænger-s
814
Ibtor.ccrryressoren
69,L 69,5
Strocnuggregaten Torenkranen
7 L,6 72,4
!,fobíele pcr¡pen
Tabel
2.4
0,98 0,84
L4,9 13,8
5r4
0,83
L2,4
314
0,79 0,59 0,58
L3,4
5'
8,6 8,8
217
0,53
8'5
214
0,3ó 0,33
417
L12
5,0
l14
4r0
I l,g
Recreatíe schaalwaa¡ie
gemiddelde
hi¡¡ler
percentage hinterlijk
percentage erg
hÍnierlÍjk Kermissen, pretpari@n, etc.
67,7
Sportacccrrcdat,íes 70,6 Disco rs e. a. honeca-gelegentæden 72,L
Achtergronônrziek wí¡kelstraat Oefenlokalen voor m¡zíek Race- en crosscírcuíts Theaters e.d.
hrgerschietbanen
0,58 0,38
6'l
lrl 0,6
0'5 0,6
0,34
2rg 4r7
73,6 74,L
0rB
212
O,2O
213
74,4
0,20
3,1
76,6 76,9
0,04
014
0'l
0,03
0,3
0,0
l,ó 0,9
36
uít
Tabel 2.5 ûrerige geluíden
de directe woonørgevÍr:g
scïlaalwaarde
percentage hírderlijk
geniddelde
hi¡der
percentage erg
hinderlijk Geluiden van pari<eerplaatsen Buíten spelerde kí¡rderen
38,9
2rE
I(erldrlokken
57,0
L,57 L,2L
29,L 10,5 7,3
5,5
Ær8
Moto¡nsaÍers openbaar gr.oen lopen op galerijen e.d.
58,5
1,08
L2,5
2rO
66,5
0,66
9r0
Tald<ensnipperaar openbaar groen
@'7
l,g
0,54
7rL
2rL
74,5
O,L7
0r3
74,9
0,16 0,15
2rO L19
1,3
012
Installatíegeluiden KoelÍ¡st¿l1atie op vrachtauto Spoonegozergangen
Tabel
2.6
I
s
74,9
L14 Qr
Ccluiden van doe-het-ze1f en tuíngereedschap
tui¡
schaalv¡aa¡rCe
212
gemiddelde
hi¡rler
in
0,5
eígen r*oning of
percentage hirderlijk
Percentage el1g
hÍnderlíjk Electrísche boorruchi¡e
47
,4
L
r79
26,5
614
Flandgrasnaaier
67
,L
0,52
Decorpeerzaag
ó9, g
o12
0r47
3,0 6,0
7L,0
0,37
512
0,9
Vlak- of ba¡dscln¡¡rmachí¡e CirkeI-¡¡g
Qr
lr0
7L,8
0,34
Slijgnachine Electrísche gra.snaaier
5r
l
L12
73,8 74,2
0,2L
3,0
or7
0'l
74,3
0, 16 0, 17
L'6
Sct¡aaÊnact¡-i¡e
213
l.fotorgra.snaaíer
74,4
0,I7
2rL
0,5 0,5
74rg 74,9
0, 13
1,5
012
0,1ó 0,13 0,10
2r4
0'8
1,5
o12
0,6
0,1
Electriscle
heggesctraar
IGttÍngz.eg
Electrísctc NíetpÍstool
grasi
75
r0 75,3
37
Tabel
2.7
CcluÍden van doe-het-ze1f en tuÍ-r:gereedschap van de hrren sctraalwaarde
ganiddelde
hi¡der
percentage hinderlijk
percentage erg
hirderlijk ElecÈrisctre boor¡nachí¡e
6,7
1,85
28,9
716
Ilardgrasnaaier
63,7
0,69 0,55 0,41
4rg
0,5
Qr
Cirl<elzaaZ
68,4
E1ectrísche grasrnaíer Kettí¡gzaag Decorpeexzaag
70,2 70,8 70,9
l,fotorgrasnaaier
7
Vlak- of bandscln¡¡r¡mchine
7I,4
SchaaÊnachi¡e Electrisctp heggeschaar
72,5 72,8 73,0 73,5
Slijpnachine
Electrísclp graskantenlmipper Nietpistool
L,O
76,4
819
214
4r7
0'8 2rr
O,4I
613
0,39 0,38 0,35 0,28
5,9
5rl
1,3 1,3
514
l'3
4r4 2r7
o17 Q14
0,27
4'2
org
O,2L
216
0,05
0,5
O'b
0'6
0'l
38
Tabel
2.8 ûreríge trcongeluiden uit
de eígen vlonÍlg
schaalwaarde
gerniddelde
hi¡rder
percentage hinderlíjk
percentage erg
hinderlijk Stofzuiger
33,4
2,47
centrifirge I.laterleidÍrg en -afvoer
39, 3
2,OL
Q,2
Slaande deuren Telefoon Deurbel
42,0 42,7 43,4
loopgeluiden KoelþsÈ
45,6
1,95 2,03 I ,85 1,78 L,67
Wa.snach-ine,
Radio, stereo,
615 TV
Afznígkap
47,3 50,2
l, l,
ó3
29,7 20,L 16, 8
29,5 13,6 LL,4 15,5 L4,4
415
l'8 2,L 4r5
l'6
L14
1,8 1,5
ó5
9'6
lr0
1,58
22,0
3'7
IGukermi:<er
54r2
CV-í¡stallatie
I,27
12,3
1,5
55,5 56,0 56,4 56,8
L,27
L2,9
L, L7
8,0 9,5
2r0 0,8
l,0g
4rO
0,5
Scheerapparaat, etc. Boíler, geyser
58,3
I,O7
û14
5,4
0'3
0,93
Spelende kínderen
5r3
0r6
0r%
512
Ftuísdieren
6L,4 ól ,5
Tþernachíne
63,6
0,92 0,75
8,I
0,5
Naai¡rschi¡e Haardroogkap, fötxl
Koffiezetapparaat
I,
13
5'8
0r7 Qr
1,0
67
0,53
3r7
5'8
69,4 70,8
219 215
012
L,4
0,55 0,43 0,38 0,35
0r4 0'3 0'ó
312
7I,5
0r3
0,33
212
Electrische m¡ziekinstntrenten
72,9 73,4
0,27
3,9
0'1 0,5
0'?3
AlJ.essnijder
Lr7
012
73
0,2L
213
0'3
0, 19
1,5 0r8
0rl
r14
0,3
Vrieskist, -kast Ventilatoren SapcentrÍfuge
Niet-electrische nr¡ziekínstr. Droogtrcnnel Snelkoolçan
7
Afvasoachi¡e
Mícroccnputer, Koff ierælen Aquariurpcnp
,5 67,8
PC
r7
74,2 74,8 75
rI
0,14 0,L4
213
012
39
@_9.
fuerige voongeluiden van de hrren schaalrmarde
gemiddelde
hi¡der
percentåge h"indertÍjk
percentage erg
hinderlíjk Ioopgeluiden
47
Slaande deuren
ß,4
,6
L,66
1,6
2I,L
415
24,4
5,1
Waterleiding en -afvoer Radío, stereo, T1/ Ituísdíeren
52,0 52,9 53 ,6
I ,39
16, o
312
Ir4,ó
L,Q
20,7 L9,2
5r9
Spelerde kj¡rderen
1,ffi
Deurbel
57,4 63,4
9'3
l,g
0,74
Stofaniger
612
I'l
65,3
Wasnnchine, centrifi€e Niet-clectrische m¡ziekinstr. Electrische m:zieki¡stnrrenten
0162
5'0
0'ó
67,4
Telefoon
70,2 76,0 76,0
0,52 0,47 0,49 0,38 0,07 0,06 0,06 0,0ó 0,06 0,04
IGuker¡aí:<er Typ€rr¡achí¡e
Naaí¡rechi¡e Afr¡a.srechi¡e Afztrigkap
Sapcentríftge I(oelkast Koffíezetapparaat VrÍeskist, -kast
69,3 69,5
76,I 76,2 76,2 76,6 76,7 76,8 76,9
517
514
0,9
5'9
1,3
7r0 2r8
0,3
014
0'5 0'7 O'7
l'9 0'0 0'1 0,1 0,1
o12
0'l 0'l
0,03 0,03
0,3
0,1
o12
0,02
012
0'0 0'1
0,5
Qr
40
BIJLAGE
III
OVERZICHT VAN DE POSITIE VAN
LIJKE
DE 25
PROCENT MEEST HINDER-
BRONNEN OP DE VOLGORDE-SCHML.
õ -tt
q)
o
¡i
r¡) tc o
ø
.9
ìf
(ú q)
cD
cc
ãã
Ëg
9ã
õì
93 o]
tg õõ
E¡9
o c)
J
E >
l!l
.g
e4 !€
õõ t
o¡¡=
9-
HE
Ee
:'õ
Ë 3s Ergrcr =NP¡¡t! oo?++a ö3
=
äg
"r.gorrn
a\?; tta.
"'¡qrr,
\ "rrtq
nr.,
a,
%.
"'""
.èlc,
na,
a.
2
oraè, .çoa..
ol,r. holi.
.oJ?"n
\,, ,ro
-_
ES