REVISOREN EN NOTARISSEN: 00
DE SYNERGIEEN OPTIMALISEREN
OPRICHTING VAN EEN VENNOOTSCHAP
Gislenus BATS, Bedrijfsrevisor Pierre NICAISE, notaris
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
1.
Revisoren en notarissen : de synergieën optimaliseren
Oprichting van een vennootschap Gislenus BA TS Bedrijfsrevisor
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BATS & co
Gislenus BATS
2.
Bedrijfsrevisor
L FINANCIEEL PLAN
1. WETTELIJKE BEPALINGEN: • NV • Comm. VA • BVBA • CVBA
GB
Aanmerkingen :
G/SLENUS BA TS & co
2
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
3.
L FINANCIEEL PLAN ....................."""...."'.." ......•.""."""..."""".""""""""""""""""""""""",--"._--,,---_._&;;C
Ci"K
y"'
''$
-------------------------------------------,,---------j.
"',","
2. INHOUD VAN WETTELIJKE BEPALINGEN: • Vóór de oprichting van de vennootschap overhandigen de oprichters aan de optredende notaris een financieel plan • Bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap verantwoorden • Financieel plan wordt niet openbaar gemaakt maar door de notaris bewaard
GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BATS & C·
3
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
4.
L FINANCIEEL PLAN """""""""""""""""""""'----------",,,
-,,-- -_....
~
r
• Oprichters zijn hoofdelijk gehouden: - Indien maatschappelijk kapitaal bij oprichting kennelijk ontoereikend was - Voor de normale uitoefening van bedrijvigheid over tenminste twee jaar
• Financieel plan wordt door de notaris bewaard • Op verzoek van rechter-commissaris of Procureur des Konings aan de rechtbank overgelegd
GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BATS &
co
4
......'"
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
5.
1. FINANCIEEL PLAN ''''
,
.. .... ..
..
.. .... .. ..........''',,
......." ..." ..""."'""".." ..." ..." .." ..,.."."'""""" "' "'''' ,"" , """,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,'" ""'""""""''''""" ,, ''' '''
=,~~'''''''.,"''__,,''''~~"''~~_~_,
"t
3. WANNEER IS EEN FINANCIEEL PLAN VEREIST: • Enkel bij NV, BVBA, CVBA of Comm. VA • Aandachtspunten:
I
- Bescherming tegenover derden dat het kapitaal voldoende is maar ook bescherming van de oprichters als verantwoording van hun kapitaal - Financieel plan is geschreven document - Oe rechter-commissaris kan de verhouding bepalen waarin de oprichters aansprakelijk kunnen gesteld worden =mate van de verantwoordelijkheid van ieder der oprichters los van inbreng in kapitaal - Minimum kapitaal 7 toereikend kapitaal
~;~
.....
Aanmerkingen :
GB
GISLENUS BATS & co
5
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
6.
1. FINANCIEEL PLAN ,
,."
............,,,,,,,,"'....,, "C "
m
!(CC"fC{(;"
""",,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,_.,,,~,,.,,,,,,,,,,,,,,,,,-,,,
%'"
C
""""""""'."'",, """""" """''''' """""""""."""",,,,,,,,,,,,,-,,,,,,, '" , *" $ ,
... ..
""",,,,,,,,,,,,,,,,,, ,, _,.,,
4. DOOR WIE WORDT HET FINANCIEEL PLAN OPGESTELD? • Door de oprichters • Nota bij NV (Comm. VA) : Oprichter ~ inschrijver (indien inbreng in speciën)
l;,~
I
....
Aanmerkingen:
GB
G/SLENUS BATS & C·
6
...
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
7.
L FINANCIEEL PLAN ,,,,,,,,,,,,,,,,,"',,,,,,,,,,,,
.."'..." ..- ....
_--
$"9 si'
"'r_,;
5. INHOUD VAN HET FINANCIEEL PLAN: • Geen wettelijke bepalingen m.b.t. inhoud van hef financieel plan • Nuttig: - Balans - Resultatenrekening - Tabel van bronnen en bestedingen financiële middelen
GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BATS &
co
=evolutie van de
7
Gislenus BATS
8.
Bedrijfsrevisor
1. FINANCIEEL PLAN ......
",
..
----------------"'-'-'1
"".", """"""""""""""""""""""",,,,,,,,--,,,,"'''',,,,''',
~--,,~,--------,,-'
"
,
.
..
,,,,,"',,,,,,,,,, ,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,"',,,,,,,,,,--,,,,,,,,,,,,"""",
"""""""""""""-"""'",,,,
6. WIE BEWAART HET FINANCIEEL PLAN? • Oe notaris bewaart het financieel plan
• In de oprichtingsakte melding maken van de overhandiging van het financieel plan • Attent maken op eventuele aansprakelijkheden van de oprichters
I Aanmerkingen:
GB
G/SLENUS BATS &
co
8
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
9.
L FINANCIEEL PLAN
Aandachtspunt: dient de notaris het financieel plan te verifiëren?
• Enkel formeel onderzoek naar vorm • Geen verificatie van de inhoud • Arresten
I Aanmerkingen:
GB
GISLENUS BA TS & co
9
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
10.
IJ. DE BENOEMING VAN DE COMMISSARIS NAAR AANLEIDING VAN DE OPRICHTING 1. WETTELIJKE BEPALINGEN: • Benoemingscriteria voor de commissaris berekend op individuele wijze per vennootschap behoudens indien deel uitmakend van een groep vennootschappen die de consolidatieplicht heeft : - Jaargemiddelde personeelsbestand: 50 - Jaaromzet exclusief B. T. W. : 6.250.000,00 EUR - Balanstotaal: 3.125.000,00 EUR hetzij jaargemiddelde van personeelsbestand> 100.
• Nota: de notaris die inzage heeft in het financieel plan kan ook adviesfunctie vervullen m.b.t. aanstelling commissaris
GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BA TS & Co
10
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
11.
IJ. DE BENOEMING VAN DE COMMISSARIS NAAR AANLEIDING VAN DE OPRICHTING
2. DE VOORWAARDEN VAN DE BENOEMING: • Commissaris is lid I.B.R. • Commissaris vennootschap moet tevens vertegenwoordiger vermelden
I Aanmerkingen :
GB
GISLENUS BATS & co
11
Gislenus BATS
12.
Bedrijfsrevisor
IL DE BENOEMING VAN DE COMMISSARIS NAAR AANLEIDING VAN DE OPRICHTING
3. DE VERGOEDING: • Bij de benoeming dient de bezoldiging te worden vermeld in de akte • Oe bezoldiging is een vast bedrag • Oe benoeming is voor een periode van 3 jaar (3 boekjaren)
GB
Aanmerkingen:
G/SLENUS BATS & co
12
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
13.
IL DE BENOEMING VAN DE COMMISSARIS NAAR AANLEIDING VAN DE OPRICHTING Modeltekst:
Met algemeenheid van stemmen wordt beslist om "................................ ", bedrijfsrevisorenkantoor, met zetel van de vennootschap gevestigd te ................... , ...................... , met als mandaatdrager ...................... , bedrijfsrevisor, te benoemen als commissaris. De jaarlijkse bezoldiging bedraagt ......... ,00 EUR, geïndexeerd en betaalbaar per kwartaal. De opdracht zal een einde nemen op de jaarvergadering van het jaar ..... .
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BATS & Co
13
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
14.
IL DE BENOEMING VAN DE COMMISSARIS NAAR AANLEIDING VAN DE OPRICHTING "''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''~''''~''''''''".",,,''''''''
':"::"1"'"
4. HET NIET BENOEMEN VAN EEN COMMISSARIS: WIE DRAAGT DE VERANTWOORDELIJKHElD? • Specifiek artikel 171 § 1 W. Venn. voorziet een strafrechterlijke sanctie voor bestuurders, zaakvoerders, directeurs of lasthebbers van vennootschappen die de bepalingen van de commissarisbenoeming overtreden
GB
Aanmerkingen :
G/SLENUS BATS & Co
14
ACQUISITION DE LA PERSONNALITE JURIDIQU~ § 1.
TEXTES LEGAUX
Selon I'article 2, § 4 du Code des sociétés, les sociétés à forme commerciaie, énumérées à I'article 2 §§ 2 et 3 du Code des sociétés, ne sont dotées de la personnalité morale qu'au moment du dép6t au greffe du tribunal de commerce de I'extrait de I'acte de constitution (dép6t prévu à I'article 68). Ce texte reprend Ie texte de I'ancien article 2 des lois coordonnées sur les sociétés commerciales tel qu'il avait été modifié par la loi du 13 avril 1995.
§ 2.
CONTROVERSES DOCTRINALES
Le Code des sociétés implique la scission en deux étapes de la constitution des sociétés dotées de la personnalité juridique : Ie contrat de société , qui résulte de la réunion des volontés des futurs associés et de la signature des statuts, ou I'acte de société, acte juridique unilatéral, si la société est unipersonnelle; Ie dépöt de I'extrait de I'acte constitutif (et du dossier) au greffe du tribunal de commerce, par lequel la société acquiert la personnalité juridique. Cette division en deux phases de la constitution d'une société suscite une question fondamentale : la société est-elle encore en formation entre I'acte constitutif et Ie dép6t? La doctrine est partagée sur cette délicate question
2.
En schématisant quelque peu, on peut distinguer trois opinions : 1
2
0
Selon certains auteurs, I'article 2, § 4 du Code des sociétés ne pose guère problème et n'a aucune répercussion sur la pratique notariaie. Dès la signature de I'acte constitutif, la société n'est plus en formation (I'ambiguïté du texte de la loi peut venir à I'appui de ce point de vue) et, dès lors, il n'y a pas lieu de réserver un sort particulier aux actes accomplis durant la période "intermédiaire" : par Ie dép6t de I'extrait au greffe du tribunal, les engagements deviendront de plein droit ceux de la société. Par conséquent, les engagements pris après la signature de I'acte constitutif ne peuvent plus bénéficier du régime de I'article 60 du Code des sociétés. Le raisonnement est simple et simplifie Ie cours d'une société naissante mais il est peut-être un peu rapide.
Ce texte reprend pour I'essentiel les développements que Hubert MICHEL et Pierre NICAISE consacrent à cette question dans leur syllabus de « Droit notarial des sociétés » dans Ie cadre de leur enseignement en Licence en Notariat à I'U.C.L. Voy. notamment M. COIPEL, "Les sociétés privées à responsabilité limitée", Rép. not., I. XII, I. IV, pp. 93, 123, 124 et 133; S. GILCART, "Loi de réparation et acquisition de la personnalité morale en droit des sociétés : influences étrangéres et impact d'une réforme capitaie", Rev. prat. Soc., 1996, pp. 229 et S.; M. DE WOLF, "Ombres et lumiéres des nouvelles règles légales d'acquisition de la personnalité juridique", Rev. prat. Soc., 1996, pp. 415 et S.; Y. DECHAMPS et H. BERQUIN, "Un autre regard sur I'article 2 nouveau L.C.S.C.", Rev. not. beige, 1997, p. 62 et S.; J. DE VROE, "Le nouvel artiele 2 des lois coordonnées sur les sociétés commerciales: une tempête dans un verre d'eau", Rev. not. beige, 1997, p. 517; F. BOUCKAERT et J. VERSTAPPEN, "Sociétés - Acquisition de la personnalité juridique - Questions parlementaires", Notarius, 1998/9, pp. 412 et S.; A. BENOIT-MOURY, "Droit des sociétés", Chronique de droit à /'usage du notariat, vol. XXVIII, 29 oeI. 1998, pp. 73 et s.
2°
Pour d'autres au contraire, durant cet interlude, il n'existe qu'une société de droit commun sans personnalité juridique. La reprise ne peut intervenir qu'après Ie dép6t. " n'est guère concevable de réunir avant une assemblée générale ou un conseil d'administration qui constituent les organes d'une personne juridique autonome (avant Ie dép6t, il n'y a pas de personne juridique autonome et il n'y a donc pas d'organes d'une personne juridique autonome). Si des engagements sont souscrits entre la constitution et Ie dép6t, ils Ie sont purement et simplement au nom et pour compte des associés eux-mêmes. Selon cette thèse, il faut attendre Ie dép6t pour pouvoir réunir une assemblée générale qui prendra toutes les décisions qui, auparavant, étaient entérinées in fine de I'acte constitutif. A fortiori, on ne peut envisager de réunir un conseil d'administration avant Ie dép6t.
3°
D'autres auteurs ont cherché une voie médiane conciliant Ie respect strict des mécanismes juridiques et les exigences de la pratique. La réunion des associés en assemblée générale est possible mais les décisions qui seront prises (et qui peuvent donc être actées dans I'acte de constitution et publiées dans I'extrait) ne deviendront effectives que lorsque, par Ie dép6t, la société aura acquis la personnalité juridique. Les décisions sont prises à terme et non sous condition suspensive, puisque Ie notaire a I'obligation de déposer Ie dossier de la société. Dans la même logique, les personnes désignées administrateurs peuvent se réunir en "conseil d'administration" et prendre des décisions qui auront effet au moment du dép6t.
Les partisans des solutions 2° et 3° sont d'accord pour considérer que la société reste en formation jusqu'au moment ou elle acquiert la personnalité juridique 3. "est à noter que les travaux parlementaires relatifs à la loi du 13 avril 1995 répondent de manière explicite à cette question : "Si I'intention des associés est de constituer une société dotée de /a personna/ité mora/e, Ie sort des actes juridiques antérieurs au dépót sera rég/é par I'article 13bis des L.C.S.C. re/atif à la société en formation" 4. De surcroît, la disparition, à I'article 60 du Code des sociétés, de la référence à la "constitution" de la société - référence qui figurait dans Ie texte de I'article 13bis L.C.S.C.semble elle aussi discréditer I'idée selon laquelle la période de formation prendrait fin au moment de la constitution 5. § 3.
IMPLICATIONS PRATIQUES
A.
REUNION DE L'ASSEMBLEE GENERALE ET DE L'ORGANE DE GESTION
Avant la réforme de 1995, les comparants se réunissaient en assemblée générale immédiatement après la signature des statuts pour prendre les décisions relatives au 3
En ee sens, G.-A. DAL et A.-P. ANDRE-DuMONT, "La personnalité juridique des saciétés : eantours et attributs", in Le nouveau Code des soeiétés. Aeademia-Bruylant, Louvain-Ia-Neuve, 1999, pp. 197 et 198 et réf. eit.
4
Rapport fait au nam de la Cammissian spéeiale (soeiétés eommereiales), par MM. VANDENBERGHE, STROOBANTet LAVERGE, Projet de loi modifiant les lais sur les saeiétés eammereiales, eoardannées Ie 30 novembre 1935, Doe. pari., Sén., sess. ord., 1994-1995, n' 1086-2, p. 22.
5
G.-A. DAL et A.-P. ANDRE-DuMONT, ld.
premier exercice social, à la première assemblée générale, à la désignation de I'organe de gestion, à la reprise des engagements faits au nom de la société en formation et à la nomination éventuelle du ou des commissaires. Nous considérons, par application de I'opinion défendue sub 3° ci-dessus , qu'il est toujours possible de pratiquer de la sorte. Toutefois, il convient d'assortir les décisions prises d'un terme parce qu'il faut attendre Ie dépöt pour que la société acquière la personnalité juridique et que les organes sociaux, en tant que tels, puissent avoir une existence juridique. Dans I'acte, on indiquera donc que les dispositions ne deviendront effectives qu'au moment de I'acquisition de la personnalité morale. A I'exception de la reprise des engagements pris au nom de la société en formation (qui sera examinée ci-après), ces décisions sont ainsi assorties d'un terme suspensif : Ie dépöt au greffe. B.
DEBLOCAGE DES FONDS - ENREGISTREMENT DE L'ACTE
Lorsqu'une société à responsabilité limitée est constituée par apports en numéraire, les fonds sont préalablement à I'acte déposés sur un compte spécial. Le Code des sociétés prévoit ainsi en SA : "/I ne peut en (c'est-à-dire du compte spécial à disposition de la société) être disposé que par les personneshabilitées à engager la société et après que Ie notaire instrumentant eût informé I'organisme (bancaire) de la passation de I'acte. " (art. 449). Une disposition similaire existe pour les SPRL (art. 224) et les SC RL (art. 339). Le report de I'acquisition de la personnalité juridique au moment du dépöt provoque également des opinions et des réactions en sens divers en ce qui concerne la libération de ces fonds consignés : -
Certains pensent que Ie déblocage des sommes déposées sur Ie compte spécial ouvert au nom de la société en formation est impossible avant Ie dépöt 6 ;
-
Pour d'autres, il est inutile d'attendre Ie dépöt 7;
-
Le Ministre de la Justice, en réponse à une question parlementaire, s'est rallié à I'opinion précédente, sous réserve de I'interprétation de la jurisprudence. Selon lui, une société peut désigner des mandataires qui disposeront des fonds déposés dès la passation de I'acte notarié conformément à I'article 29bis L.C.S.C. Dès lors, Ie notaire peut délivrer, après la constitution, une attestation destinée à la banque et qui permettra de mettre les fonds à la disposition des personnes habilitées à engager la société 8;
-
Par contre, l'Association beige des Banques avait, dès I'entrée en vigueur de la loi du 13 avril 1995, adopté une position très différente : la banque dépositaire doit être mise
6
F. BOUCKAERT, "Sociétés. Questions pratiques", Notarius Actualités . 97/4, pp. 222 et 223.
7
J.-L. JEGHERS, "Quelques réflexions à propos des formalités récentes les plus courantes liées à I'acte de constitution d'une société commerciale", in Le droit des sociétés. Aspects pratiques et conseils des notaires, Bruylant, Bruxelles, 1999, p. 197, n' 17; Y. DECHAMPS et H. BERQUIN, op. cit., p. 74, n' 12.
8
Question n' 874 de Mme Simonne CREYF du 5 juin 1998, Notarius, 98/9, p. 414.
en possession d'une confirmation écrite du notaire par laquelle cel ui-ei atteste, sous sa responsabilité, Ie dép6t de I'extrait d'acte constitutif au greffe du Tribunal de commerce. C'est la raison pour laquelle de nombreuses institutions finaneières s'en tiennent à une position assez stricte, en demandant la preuve du dép6t avant de libérer les fonds. Toutefois, des exceptions fleurissent çà et là. Dans la région liégeoise par exemple, les banques accepteraient de libérer les fonds dès la constitution à condition d'obtenir de la part du notaire instrumentant l'en gage ment de déposer dans Ie délai légal Ie dossier de la société. Dans d'autres régions du pays, I'usage bancaire est irrégulier, certaines banques, voire certaines agences d'une même banque, procédant en sens divers, parfois en fonction de I'identité du client. (11 nous semble, mais no us n'avons pas procédé à une analyse statistique, que les petites soeiétés seraient - pour une fois ! - mieux loties que les sociétés financièrement plus importantes.) On notera que I'Administration, en vue d'accélérer la procédure, a permis de déposer Ie dossier de la constitution d'une société au greffe du Tribunal (de commerce ou de première instance se Ion I'objet soeial) avant que I'acte constitutif ait été enregistré. En effet, les notaires ne peuvent, sous peine d'amende (art. 171 C. enreg.), délivrer les extraits de leurs actes (nécessaires pour effectuer Ie dép6t) avant I'enregistrement de ceux-ci (ce qui permettrait d'effectuer Ie dép6t plus rapidement). C'est pourquoi l'Administration centrale de la taxe sur la valeur ajoutée, de I'enregistrement et des domaines 9 a déeidé qu'il n'y aurait pas d'amende en cas de délivrance d'extraits d'actes de constitution avant enregistrement moyennant Ie respect des conditions suivantes : -
les extraits doivent être délivrés dans Ie seul but du dép6t. Une mention au pied de ces extraits I'indiquera clairement. I'enregistrement doit se faire dans Ie délai prescrit par Ie Code des droits d'enregistrement. les expéditions des actes ne peuvent être remises par Ie notaire aux parties intéressées qu'après avoir été complétées par une copie de la relation de I'enregistrement (art. 171 C. enreg.).
L'administration demande également aux receveurs de procéder à un enregistrement rapide lorsque I'urgence est demandée par Ie notaire. Les formules suivantes sont à insérer dans les extraits et expéditions en vue du dép6t: " Pour extrait analytique conforme. Oélivré avant enregistrement de /'acte, uniquement pour Ie dépót au greffe du Tribunal de commerce et la publication aux annexes du Moniteur beige. " Expédition délivrée avant enregistrement, uniquement en vue du dépót au greffe du Tribunal de commerce. " C.
ENGAGEMENTS AU NOM D'UNE SOCIETE EN FORMATION
L'article 60 du Code des soeiétés reprend la réglementation de I'article 13bis des lois coordonnées sur les sociétés commerciales relatif aux engagements pris au nom d'une soeiété en formation. Le texte a toutáois été reformulé pour mettre fin à une incertitude du 9
Déc. adm., 27 juin 1996, n° E.E./95.555.
régime antérieur. Le Code précise clairement que l'engagement ne peut être né plus de deux ans avant I'acquisition par la société de la personnalité juridique et il doit être repris par la société dans les deux mois de I'acquisition par elle de la personnalité juridique. 11 s'agit de conditions cumulatives. L'application de I'article 60 ( ancien article13bis L.C.S.C.) suscite certaines difficultés : la reprise des engagements (couramment effectuée, avant I'entrée en vigueur de la loi du 13 avril 1995, lors d'une assemblée générale immédiatement consécutive à la constitution de la société) ne pourrait intervenir qu'après Ie dép6t au greffe. Et on sait combien il est parfois difficile pour les associés de se réunir une nouvelle fois ... II nous paraît toutefois possible d'adopter, par des clauses insérées dans les dispositions temporaires de I'acte de constitution, un mécanisme se rapprochant de la reprise automatique des engagements pris au nom de la société en formation telle qu'elle existe en droit français. Le système proposé se présente comme suit : 0
1 Dans I'acte de constitution, immédiatement après la signature des statuts, tous les associés ratifient les actes conclus antérieurement à cette signature au nom de la société en formation en précisant toutefois que cette ratification est assortie d'un terme suspensif (Ie dép6t au greffe). Cette ratification peut être faite soit en termes generaux, soit en termes precIs (éventuellement par I'annexion d'une liste reprenant les actes ratifiés, système que nous ne pouvons conseiller systématiquement en raison des oublis possibles). 0
2 Les engagements pris pendant la période intermédiaire, c'est-à-dire entre la signature de I'acte constitutif et Ie dép6t au greffe, peuvent être accomplis dans Ie cadre d'un mandat donné par I'ensemble des associés en leur nom à un ou plusieurs d'entre eux (ou même à un tiers) pour agir au nom de la société en formation. Pour des raisons pratiques, les pouvoirs du ou des mandataires peuvent être déterminés par référence aux pouvoirs dévolus au conseil d'administration par la loi ou les statuts. On peut cependant les moduler à I'infini, en fonction des spécificités du cas d'espèce. Le ou les mandataires seront la plupart du temps Ie ou les futurs administrateurs ou gérants. La reprise se réalise par une déclaration de tous les associés. Cette déclaration est cette fois assortie non seulement d'une condition suspensive (ceIIe de la réalisation desdits engagements) mais également d'un terme suspensif (Ie dép6t de I'extrait de I'acte de constitution). Ce système, dicté par un souci d'efficacité, peut entraÎner des observations, voire des réticences. Plusieurs publications ont été consacrées à ce problème 10.
10
J. VAN BAEL, Gids voor bestuurders van n. v., Antwerpen, Samson, 1996; Van Bruystegem, «Begin en einde van de vennootschap », Vennootschapppenwet van 13/4/95, Voorminsdag van de Nederlandstalige Raad van de K.F.B.N., 1995, p. 9; J.-F. LEDOUX et H.MICHEL, "Engagements pris au nom d'une société en formation", Rev. not. beige, 1996, pp. 254 et s.
On n'oubliera pas que les engagements pris pour la société en formation doivent toujours être repris par I'organe de la société compétent pour accomplir Ie type d'actes à ratifier. Le Code des sociétés, comme précédemment les lois coordonnées sur les sociétés commerciales, n'attribue pas à I'assemblée générale un monopole pour reprendre les engagements pris au nom de la société en formation. C'est do nc I'organe de gestion, conseil d'administration ou gérant selon la loi (pour la S.A. et la S.P.R.L.) ou selon les statuts (S.C.R.L.), qui sera généralement compétent 11. La ratification ne doit être sou mise à aucune forme. Elle peut être tacite 12. Pour conserver une trace du conseil qu'il a donné au client, Ie notaire pourrait insérer, in fine de I'acte constitutif, une clause rappelant que Ie conseil d'administration ou Ie gérant devra veilier à reprendre, dans Ie délai légal, les engagements qui auraient été souscrits au nom de la société en formation. On rappellera enfin que la Cour de cassation, par son arrêt du 14 septembre 2ood 3 , a mis fin à la controverse sur la portée de l'engagement souscrit par les promoteurs avant la reprise par la société. La Cour se prononce en effet résolument pour la thèse de la condition résolutoire : les promoteurs sont tenus dès l'engagement ma is sous la condition résolutoire de la reprise de celui-ci par la société.
11
G.-A. DAL et A.-P. ANDRE-DUMONT, op. eit. note infrapaginale n° 42, p. 200; J.-F. LEDOUX et H. MICHEL, "Engagements pris au nom d'une soeiété en formation", Rev. not. beige, 1996, p. 259.
12 J.-F. LEDOUX et H. MICHEL, ibid. 13 Cass., 14 septembre 2000, R.D.C., 2001, p. 717, note S. GILCART
,
SOUSCRIPTEUR ET FONDATEURj
§ 1.
TEXTES LEGAUX
L'article 450, alinéa 2 du Code des sociétés permet lors de la constitution d'une société anonyme de faire la distinction entre Ie ou les fondateurs et les autres comparants. Une disposition analogue n'existe malheureusement pas en SPRL et en SCRL : dans ces deux types de sociétés, tous les comparants à I'acte constitutif sont considérés comme fondateurs. § 2.
IMPORTANCE DE LA DISTINCTION
Seuls les personnes ayant la qualité de « fondateur » doivent signer Ie plan financier et encourent une responsabilité solidaire, dans une proportion éventuellement fixée par Ie juge (art. 456, 4 Code des sociétés), si Ie capital était manifestement insuffisant pour assurer I'exercice normal de I'activité pendant 2 ans et si la société tombait en faillite dans les 3 ans de sa constitution. 0
Moyennant les conditions suivantes, tous les comparants à I'acte ne seront pas considérés comme fondateurs au sens strict: -
la ou les personnes ayant la qualité de fondateur au sens du dép6t du plan financier et de la responsabilité y afférente, doivent posséder un tiers au moins du capital social; les "simples souscripteurs" (c'est-à-dire les autres constituants, qui n'ont pas la qualité de fondateur prise dans cette acception) "se boment à souscrire des actions contre espèces sans recevoir, directement ou indirectement, aucun avantage particulier' (art. 450, al. 2, Code des sociétés, antérieurement art. 31, al. 2, L.C.S.C.).
L'acte mentionnera expressément les personnes qui sont fondateurs (et qui auront, préalablement à I'acte, signé Ie plan financier). Si I'acte constitutif indiquait comme simples souscripteurs des comparants ayant bénéficié d'avantages particuliers ou ayant souscrit des actions en nature, ces comparants devraient être, nonobstant les stipulations de I'acte, considérés comme fondateurs.
II peut n'y avoir qu'un fondateur, au sens que lui attribue I'article 450 du Code des sociétés.
.'
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
I v.
INBRENG IN NATURA
111.
WETTELIJKE BEPALINGEN
1.
I 11
11.1. Onderworpen vennootschappen Vennootschapsvorm
"Wetboek van vennootschappen"
1. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
artikelen 214,216, 218,219,223,226, 227,229,230,238 en 239
2. Coöperatieve vennootschap 2.1. Algemeen
artikelen 350,351, 352 en 353
2.2. Inbreng
artikelen 390,393, 394,395,397,398 en 400
2.3. Aansprakelijkheid
artikelen 405 en 406
3. Naamloze vennootschap
artikelen 439,441, 443,444,448,453, 454,456,477 en 479
4. Commanditaire vennootschap op aandelen
artikel 657
5. Landbouwvennootschap
artikelen 794, 795, 796, 797, 800 en 801
6. Economisch samenwerkingsverband
artikelen 842 en 844
Gislenus BATS
12.
Bedrijfsrevisor
2.
SITUERING VAN HET BEGRIP 'INBRENG IN NATURA'
In het Wetboek van vennootschappen is er sprake van inbrengen die niet in geld bestaan, de zogenaamde inbrengen in natura. Deze inbrengen zijn de bijdrage in natura van aandeelhouders bij oprichting of bij kapitaalverhoging van vennootschappen. De inbrengen zijn de goederen of rechten die door de aandeelhouders in gemeenschap worden gebracht, d.W.Z. aan de risico's van de vennootschap onderworpen worden, tegen toekenning van de aan de hoedanigheid van aandeelhouder verbonden voordelen. Het is vereist dat de inbrengen aan het risico van de vennootschap worden onderworpen. Aan deze inbreng voldoet niet de inbreng van genot die aan de inbrenger een vaste interest verzekert ('). Om dezelfde reden werd beslist dat als een lening en niet als een contract van vennootschap moet worden aangezien de overeenkomst waarbij een partij, stille vennoot genoemd, een geldsom ter beschikking stelt aan de vennootschap, die zich verplicht een bepaald intrestpercentage uit te keren op elk door hem te verkopen product (2). De verdeling van de winsten mag in een naamloze vennootschap door partijen evenwel naar believen geregeld worden. Het is mogelijk te bedingen dat aandeelhouders in de winsten een verschillend part bekomen per soort aandeel. Opdat de in gemeenschap ingebrachte goederen als inbrengen kunnen ontleed worden moeten zij een recht op de winsten geven, aan de risico's van de vennootschap onderworpen worden en haar risico' s mede ondergaan; tevens is vereist dat de contractanten de wil hebben om tot de vennootschap toe te treden (affectio societatis). Zoals blijkt uit het artikel 1833 van het Burgerlijk Wetboek kan in vennootschap ingebracht worden alles wat het voorwerp kan uitmaken van een verbintenis: roerende of onroerende, lichamelijke of onlichamelijke goederen of alle andere zaken mits deze kunnen beschouwd worden als goederen in de ruimste betekenis van het woord d.W.Z. in geld waardeerbaar zijn e).
(1)
Cass., 11 juni 1966, Pas., 611: R. w., 1966-1967,341; R.P.D.B., nr. 351.
(2)
Brussel, 30 november 1962, R. w., 1963, 64.361.
(3)
DE PAGE, V. nr. 65; R.P.D.B.,
VO
Société (contra! de), nr. 239.
VO
Société (contra! de),
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
3.
---------------------------------------------------------------------
Kunnen aldus onder meer ingebracht worden: -
schuldvorderingen; goederen in eigendom, vruchtgebruik of genot; uitvindingsoctrooien, nijverheidsprocédés, fabrieksmerken; een handelszaak. een beklanting, een huurrecht; kennissen of hijzondere vaardigheden; een kredietopening; het bezit van een goed (Ij, enz .. de goodwill, de know-how (2), enz..
De geografische ligging van de goederen in België of in het buitenland is zonder belang. Van inbreng kan er slechts sprake zijn voor zover de inbrenger in ruil voor de ingebrachte goederen aandelen bekomt of, meer algemeen, maatschappelijke rechten die aan al de risico's van de vennootschap onderworpen zijn en de inbrengende aandeelhouder zowel in de winsten als in de verliezen van de vennootschap delen. Bij ontbinding van de vennootschap krijgen de maatschappelijke rechten slechts geldelijke betekenis na volledige aanzuivering van het passief. De aard van de toegekende maatschappelijke rechten is zonder belang: aandelen op naam, aan toonder, gewone aandelen, preferente of bevoorrechte aandelen, kapitaalaandelen, winstbewijzen, oprichtersaandelen, enz. Wordt de zogenaamde inbreng anders dan door toekenning van maatschappelijke rechten vergoed (geld, obligaties, overname van schulden, enz.), dan heeft er een verrichting plaats van een andere aard: verkoop, ruiling, lening, werkaanneming, verhuring, huur van werk of diensten, enz. Men spreekt van "inbreng onder bezwarende titel" of van een "inbreng met een gemengde vergoeding" wanneer de inbrenger, in ruil voor zijn inbreng, maatschappelijke rechten en tevens voordelen van een andere aard bekomt. In het gemeen recht wordt een dergelijke overeenkomst enkel als inbreng beschouwd in de mate dat de inbrenger maatschappelijke rechten bekomt, voor het overige is zij een verkoop, een ruiling, verhuring, huur van werk ofvan diensten, enz. (3). Bij een inbreng in natura kan met hebben: - ofwel een volledige vergoeding in aandelen; ofwel een inbreng in natura met een gemengde vergoeding, d.w.z. vergoeding in aandelen en deels een vergoeding in lopende rekening.
deels een
(1)
Kil. Brussel, 18 augustus 1923, Rev. Prat. Soc., 1924, p. 257.
(2)
Gedr. St., Kamer, 1981-1982, nr. 210/9, p. 19.
(3)
Rb. Hoei, 7 november 1956, Rev. Prat. Not. 1959, p. 338; DE PAGE, VII, nr. 339; VERVOORT, Rec. Gén. Enr. Not., nr. 16.623; GENIN, Rép. Not., VO Hypothèques, nr. J023.
"
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
4.
---------------------------------------------------------------------,,
Voor zover het een inbreng in natura met een 'gemengde vergoeding' betreft dienen de 'bijzondere voordelen' vermeld te worden in de oprichtingsakte (artikel 226, 4° W. Venn. (BVBA) en artikel 453, 7° W. Venn. (NV)). Voorbeeld: Een inbreng in natura met een gemengde vergoeding:
Bedrag 111 €
Aanwending Kapitaal Aantal in € aandelen
Overname schuld
L/R ill €
In natura:
TOTAAL
150.000,00
18.600,00
186
90.000,00
41.400,00
150.000,00
18.600,00
186
90.000,00
41.400,00
Voorbeeld: Een tekst met betrekking tot 'bijzondere voordelen' : " " " " " " " "
Het bedrag in te boeken als de overname van de schuld ten opzichte van de financiële instelling 'X' voor € 90.000,00 en het bedrag in te boeken als schuld op de lopende rekening te openen op naam van de heer en mevrouw .............................. voor een bedrag van € 41.400,00 vormen een bijzonder voordeel voor de oprichters-vennoten dat in toepassing van het artikel 226, 4°, van het Wetboek van Vennootschappen in de oprichtingsakte dient vermeld te worden. Het betreft derhalve een inbreng in natura welke deels wordt vergoed in aandelen en deels anderszins zodat het een inbreng in natura betreft met een gemengde vergoeding.
Belangrijk bij de inbreng in natura is eveneens de toebedeling van de aandelen, dit wil zeggen dat bijzondere aandacht moet besteed worden aan: - het huwelijksvermogenstelsel; - de eenmanszaak / de handelszaak / het vrij beroep/ waarbij de aanvang van de activiteit bepalend is, dit wil zeggen vóór of nà het huwelijk; - ofwel is er sprake van een inbreng van eigen goederen ofwel is er sprake van goederen hehorende tot het gemeenschappelijk vermogen.
Ook voor de heffing van de registratierechten moet in de vigerende regeling, na de wijziging ingevoerd bij de Wet van 14 april 1965, op dezelfde wijze gehandeld worden. Bij toepassing van het artikel 120 Wetboek Registratierecht is het registratierecht van inbreng slechts verschuldigd in de mate dat de vergelding bestaat in maatschappelijke rechten, voor het overige wordt de overeenkomst, voor zover ze getarifeerd is, belast met de voor de overeenkomsten onder bezwarende titel van gelijkaardige goederen gestelde rechten.
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
5.
De "inbreng in natura" is de inbreng anders dan in geld met uitzondering van te verrichten arbeid die in aanmerking komt voor de bepaling van de omvang van het kapitaal. Aan de inbreng in natura wordt als eis gesteld dat de inbreng naar economische maatstaven waardeerbaar is, met andere woorden dat de waarde naar algemene gangbare opvattingen in geld kan uitgedrukt worden. De inbreng kan zowel betrekking hebben op de eigendom van een vermogensbestanddeel als op het genot ervan. Deze goederen kunnen zowel immateriële, materiële enlof financiële vaste activa als vlottende activa Zijn.
Volgens het Hof van Cassatie houdt de inbreng in natura in dat activa ter beschikking worden gesteld van de vennootschap, ter verwezenlijking van haar doel zodat die, als deel van het maatschappelijk kapitaal, principieel in de vennootschap behoren te blijven om er te participeren in de risico's van de vennootschap en mede tot waarborg van de schuldeisers te strekken ('). Zoals reeds hoger vermeldt is dus geen inbreng een lening of elke rechtshandeling die als een lening kan worden gekwalificeerd : criterium hiervoor is dat de geldschieter in de vennootschap geen risico neemt. Het statutair kapitaal is een juridisch en abstract begrip, bepaald door de statuten en in de jaarrekening venneld, als de uitdrukking van de som waarop de in de vennootschap gedane inbrengen wordt vastgesteld en die de aandeelhouders zich verbinden in het maatschappelijk vermogen te behouden en niet door uitkeringen van dividenden aan te tasten (2). De onbeschikbaarheid van het statutair kapitaal is eigen aan de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zoals daar zijn de naamloze vennootschappen, de commanditaire vennootschappen op aandelen, de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (3). Vennootschappen waar de vennoten onbeperkt verantwoordelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap hebben geen werkelijke behoefte aan een statutair kapitaal, alhoewel ook hier een statutair kapitaal kan bedongen worden (4). De reserves, zelfs die welke wettelijk of contractueel met onbeschikbaarheid zijn getroffen, vallen niet onder het begrip statutair kapitaal.
(1)
lass., 4 januari 1991, TRY, 1991, 171 met noot GHYSELEN, M., GEENS, K. En LA GA, H, 'Kroniek vennootschapsrecht 1991', TR. V, 1992,524.
(2)
lass., 1 maart 1928, Rec. Gén. Enr. Not., nr. 16.553; Cass., 14juli 1941, Pas., 301.
(3)
VAN RiJN, Principes de droit commercial, J, nr. 310.
(4)
lass., 13januari 1932, Pas., 27.
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
6.
Om een kapitaal voor de vennootschap bijeen te brengen moet iedere inbreng in natura 'onvoorwaardelUk' zijn toegezegd. Een inbreng in natura onder opschortende voorwaarde is derhalve ongeldig. Aldus is nietig een inbreng in natura gedaan onder de opschortende voorwaarde van de goedkeuring van de overdracht door de hogere overheid of een inbreng gedaan onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een 'clean' bodemattest (I). De modaliteiten van de inbreng in natura voor de oprichters en voor de tussenkomst van een bedrijfsrevisor zijn omschreven in de artikelen 444,449/657 / 219, 224/395, 399 Wetboek van Vennootschappen, betreffende de naamloze vennootschap, de commanditaire vennootschap op aandelen, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en het artikel 844 betreffende het economisch samenwerkingsverband. De andere dan de in de vorige alinea genoemde vennootschappen kunnen eveneens een inbreng in natura doorvoeren, evenwel zonder de tussenkomst van een commissaris of bedrijfsrevisor, maar daarbij geldt uiteraard de aansprakelijkheid van de oprichters of van het bestuursorgaan voor de billijkheid en de getrouwheid inzake de waardering van de inbreng in natura, inzake de vergoeding in aandelen die de inbrenger als tegenprestatie krijgt, en inzake de verhouding die daardoor ontstaat ten opzichte van de andere aandeelhouders. De oprichters zijn niet verplicht in te gaan op kritische bemerkingen van de bedrijfsrevisor. Luidens het artikel 444, vierde lid zijn de oprichters er dan wel toe gehouden in het bijzonder verslag de redenen op te geven waarom hun schatting met betrekking tot de waardering of tegenprestatie van de conclusies van de bedrijfsrevisor afwijkt. Afwijkingen zijn onder meer verantwoord, als verschillende waarderingsmethoden evenwaardig zijn en de bedrijfsrevisor een andere methode heeft toegepast dan de oprichters. Een schatting die de goedkeuring van de bedrijfsrevisor niet wegdraagt, houdt risico' s in. In voorkomend geval zullen de oprichters en ingeval van kapitaalverhoging de bestuurders gehouden zijn tot vergoeding bij een kennelijke overwaardering van de niet geldelijke inbrengen : artikel 456 Wetboek van Vennootschappen. Bij onderwaardering is een toelichting door de bedrijfsrevisor eveneens vereist, want al strekt de onderwaardering derden eerder tot voordeel, toch kan zij ingeval van kapitaalverhoging de nieuwe aandeelhouders benadelen.
(1)
Om die regel kan men niet heen, zelfs indien men samen met erenotaris De Wulf aanvaardt dat gronden kunnen worden overgedragen onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een bodemattest (DE WULF, C. 'De overdracht van gronden onder een opschortende voorwaarde en andere formules - Bedenkingen bij de interpretatie van artikel 36, § 1 van het Bodemsaneringsdecreet " T Not., 1996, p. 617, nr. 7).
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
7.
Zoals reeds gezegd, wordt luidens de artikelen 444 en 449 aan de oprichters de verplichting opgelegd om in een bijzonder verslag de redenen op te geven waarom de inbreng in natura voor de vennootschap van belang is. Het bijzonder verslag van de oprichters bij oprichting dient de nadruk te leggen op de economische voordelen van de verrichting voor de vennootschap.
PROCEDURE
I1
De procedure in verband met de inbreng in natura kan als volgt nader worden toegelicht :
3.1. Werkzaamheden uit te voeren door de oprichters het aanstellen van de bedrijfsrevisor; - het opstellen van het bijzonder verslag door de oprichters waarbij toelichting wordt verstrekt omtrent : het belang van de inbreng in natura voor de vennootschap; de eventuele motivering van een afwijking ten opzichte van de conclusies van het verslag van de bedrij fsrevisor; - toe te zien op de neerlegging van het verslag van de oprichters en het controleverslag van de bedrij fsrevisor op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel van het rechtsgebied waarin de vennootschap haar maatschappelijke zetel heeft, tegelijk met de oprichtingsakte die zelf moet worden neergelegd binnen de 15 dagen na de dagtekening van de notariële akte. De neergelegde stukken worden bewaard in het vennootschapsdossier dat voor iedere vennootschap ter griffie wordt bijgehouden. Iedereen kan kosteloos inzage nemen in dit vennootschapsdossier en er op schriftelijke aanvraag een volledig of gedeeltelijk afschrift van krijgen. De conclusies van het controleverslag van de bedrijfsrevisor dienen te worden opgenomen in het uittreksel uit de oprichtingsakte dat wordt bekendgemaakt in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad binnen de 15 dagen na de neerlegging. Het verslag van de oprichters (bijzonder verslag) hoeft niet definitief klaar te zijn voor het controleverslag van de bedrijfsrevisor, aangezien de oprichters de kans moeten hebben de conclusies van het controleverslag opgesteld door de bedrijfsrevisor te onderzoeken. Het is wel wenselijk dat de voornaamste bestanddelen van het bijzonder verslag vooraf - in ontwerp - aan de bedrijfsrevisor worden medegedeeld, maar in tegenstelling met de gegevens in verband met de beschrijving en de waardering, waarvoor de partijen verantwoordelijk zijn en waarover de bedrijfsrevisor zijn deskundig advies moet uitbrengen, betreft het hier geen absolute vereiste.
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
8.
De bedrijfsrevisor moet aldus geen controle uitoefenen op het bijzonder verslag van de oprichters. Stelt hij echter tijdig onnauwkeurigheden vast, dan dient hij aan te bevelen deze te laten rechtzetten.
W mmeer de oprichters een bijzonder verslag opstellen dat afwijkt van de conclusies van de bedrijfsrevisor dan doen zij dit op eigen verantwoordelijkheid.
3.2. Werkzaamheden uit te voeren door de bedrijfsrevisor Het opstellen van een controleverslag waarin nadere toelichting en evaluatie wordt verstrekt omtrent:
-
de beschrijving van de inbreng in natura; de vergoeding die als tegenprestatie zal worden verstrekt; de toegepaste methoden van waardering; ol de waarden waartoe de methoden van waardering leiden, ten minste overeenkomen met het aantal en de nominale waarde of bij gebreke aan een nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen.
De taak van de bedrijfsrevisor is er een taak van toezicht. Het zijn de oprichters die de inbreng waarderen en de daaruit voortvloeiende toegekende vergoeding bepalen. Dit ontslaat de bedrijfsrevisor niet van zijn verantwoordelijkheid een controleverslag op te maken dat tot doel heeft de oprichters/aandeelhouders en derden nauwkeurig voor te lichten en de controle van de waardering van de inbreng in natura met de nodige omzichtigheid te verrichten. De bedrijfsrevisor zou verantwoordelijk kunnen gesteld worden indien zou blijken dat de waarde van de inbreng in natura door de oprichters, kennelijk overgewaardeerd werd of dat de inbreng waardeloos is en dit niet uit zijn controleverslag zou blijken. Hij zou in dit geval door de aangesproken oprichters in gedwongen tussenkomst kunnen geroepen worden ter vrIjwarIng van hun aansprakelijkheid.
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
9.
3.3. Controledossier van de bedrijfsrevisor in het kader van de toevertrouwde opdracht De bedrijfsrevisor zal zijn onderzoek verrichten overeenkomstig de normen, die hem daartoe zijn opgelegd door het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Hij is en blijft aansprakelijk voor zijn beoordeling.
Om zijn controledossier samen te stellen zal de bedrijfsrevisor ondermeer vragen: het ontwerpverslag van de oprichters; de heschrijving van de in te brengen goederen, bijvoorbeeld: inven tarisl ijst: af\'chrijvingstabellen; detail halans klanten en leveranciers; financieringscontracten: milieuattest, enz. eigendomstitels van de inbrenger, zoals bijvoorbeeld: aankooptitel, -akte ol~fàcturen; uittreksel van het kadaster: hypothecair getuigschr!ft: inschrijvingsbewijzen, enz. waarderingsdocumenten, zoals bijvoorbeeld: schattingsverslag van een expert; graad van helasting door financiering; eventuele akkoorden van derden, zoals bijvoorbeeld: vrijgave door een kredietinstelling; overdracht van de begunstiging van de licentiegever of van een contract van exclusiviteit, enz.
De bedrijfsrevisor zal ook overgaan tot de fysieke controle van het bestaan en de fysieke staat waarin de in te brengen goederen zich bevinden.
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
AANDACHTSPUNTEN
10.
I1
4.1. Aanpassing van de norm van het Instituut der Bedrijfsrevisoren inzake inbreng in natura en quasi-inbreng De inwerkingtreding op 6 februari 2002 van het Wetboek van Vennootschappen heeft er toe bijgedragen dat de norm uitgevaardigd door het Instituut der Bedrijfsrevisoren met betrekking tot de inbreng in natura en de quasi-inbreng van toepassing sedert 1 januari 1996 dienden herzien te worden. Een vormelijke aanpassing van de bestaande norm was terzake noodzakelijk. Eveneens dienden een aantal inhoudelijke aspecten van de nonn te worden herzien. Immers, in de loop van de jongste jaren hebben diverse nationale en internationale regelgevende instanties, zoals de SEC in de Verenigde Staten en het Committee on Auditing van de EG, op onder meer twee aspecten de nadruk gelegd: 1. Binnen de context van een bij wet bepaalde opdracht, mag de auditor niet zelf overgaan tot de waardering van een goed; 2. Een auditor mag geen oordeel uitspreken over het rechtmatige en billijke karakter van de verrichting ("no fairness apin ion "), want dit zou betekenen dat hij zich uitspreekt over de wenselijkheid van een beheersbeslissing, hetgeen strijdig is met het onafhankelijkheidsprincipe.
De toestand in België ligt nog moeilijker, omdat het Wetboek van Vennootschappen (artikel 444 en 602 W.Venn.) niet duidelijk vermeldt dat de waardering van de inbrengen behoort tot de exclusieve bevoegdheid van het bestuursorgaan, ook al oordeelt de rechtsleer éénparig dat hierover geen twijfel kan bestaan.
Voornaamste inhoudelijke wijzigingen
De voornaamste inhoudelijke wijzigingen betrekking op de volgende punten:
lil
de aangepaste I.B.R.-norm hebben
• Op verschillende plaatsen in de norm wordt in herinnering gebracht dat de waardering van elke inbreng in natura en quasi-inbreng tot de uitsluitende bevoegdheid van het bestuursorgaan behoort.
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
11.
• Op uitdrukkelijk voorstel van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen dient de bedrijfsrevisor voortaan in zijn controleverslag expliciet te vermelden dat hij zich niet uitspreekt over het rechtmatig of billijk karakter van de verrichting. Hiertoe zal hetzij in het corpus, hetzij in het besluit van het controleverslag van de bedrijfsrevisor, uitdrukkelijk het principe van de "no fairness opinion" worden venneld. Er is in de I.B.R.-norm een definitie van dit begrip (zoals omschreven door de SEC) (1) opgenomen. • Voortaan zal de bedrij fsrevisor ingeval van een controle over een inbreng in natura uitdrukkelijk moeten vermelden in welke mate er sprake is van enige overwaardering van de inbreng in natura. Het vroeger begrip "kennelijke overwaardering" is achterwege gelaten, wegens mogelijke interpretatieproblemen vanuit vennootschapsrechtelijk standpunt. • Er is bijzondere aandacht besteed aan de samenhang van deze controlenorm met de andere bestaande controlenormen en -aanbevelingen, zo onder meer wat de controleaanbeveling inzake fraude en onwettige handelingen betreft. • De controle van de vergoeding van de inbreng in natura, alsook de verklaring over het rechtmatige en billijke karakter ervan is weggelaten. Dit is inderdaad niet vereist door de wettelijke voorschriften, evenmin op het vlak van de inbreng in natura (artikelen 444 en 602 W. Venn.) als op het vlak van de quasi-inbreng (artikel 447 W. Venn.). De wet bepaalt enkel de vermelding van de vergoeding. • Verder is een wijziging aangebracht aan de tekst van de aangepaste I.B.R.-norm die betrekking heeft op de situatie waarin de commissaris naar aanleiding van een kapitaalverhoging door een inbreng in natura een wettige reden heeft om van de controleopdracht af te zien. In de wet wordt uitdrukkelijk bepaald dat de commissaris van rechtswege belast wordt met de controleopdracht over de inbreng. Volgens de vroegere norm kon de commissaris van de opdracht afzien en in dit geval kon het bestuursorgaan een andere revisor 'ad hoc' -bedrij fsrevisor aanduiden voor het uitvoeren van de opdracht. De Raad is, op advies van de Juridische Commissie (cf. deel II, hoofdstuk III, § I), tot het besluit gekomen dat de in de vroegere norm voorgestelde oplossing van benoeming door het bestuursorgaan voor discussie vatbaar is vanuit vennootschapsrechtelijk oogpunt. Er is dan ook voor geopteerd om in de nieuwe norm geen oplossing meer voor bovenvermelde situatie voor te schrijven.
(1)
"Fairness opinions are opinions that an accountancy firm provides on the adequacy of the consideration in a transaction ", Securities and Exchanges Commission (SEC), "Final Rule: RevisioT1 ol the Commission 's Auditor Jndependence Requirements ", Release 337919 van 21 november 2000 (JII.D.4.b. (JIJ) Appraisal of Valuation Services and Fairness Opinions) (http://www.sec.gov/rules/final/33-7919 htm).
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
12. , .'
4.2. Besluiten inzake een inbreng in natura Het besluit van het controleverslag van de bedrijfsrevisor moet de mening bevatten van de bedrij fsrevisor over het geheel van de bestanddelen van de inbreng in natura in het raam van de voorgenomen verrichting.
Het besluit van de bedrijfsrevisor dient ofwel een goedkeurende verklaring zonder voorbehoud in te houden ofwel, indien de bedrijfsrevisor zich niet kan verenigen met de voorstellen van de oprichters met betrekking tot de beschrijving of de waardering van de inbreng in natura in zijn geheel gezien, dient hij een voorbehoud te maken waarbij hij de redenen van het voorbehoud duidelijk samenvat.
W mmeer de bedrij fsrevisor de mening is toegedaan dat er een overwaardering van de inbreng in natura is, dan moet hij een afkeurende verklaring afgeven, d.w.z. dat de verrichting, zoals voorgesteld door de partijen, niet aan de wettelijke bepalingen en/of bedrijfseconomische principes voldoet.
Het besluit moet met redenen omkleed zijn. Toch behoort het niet tot de opdracht van de bedrijfsrevisor om in zijn verslag alternatieven inzake de waardering van de inbreng in natura op te nemen.
In het geval het voor de bedrijfsrevisor niet mogelijk is geweest om de informatie die noodzakelijk is voor zijn controle, bijeen te brengen, hetzij omdat de door de partijen verstrekte gegevens onvoldoende zijn, hetzij omdat de bedrijfsrevisor te kampen heeft met een onzekerheid die doorslaggevend is voor de waardering van de inbreng in natura, dan heeft de bedrijfsrevisor het recht zich te onthouden een oordeel uit te brengen over de waardering van de inbreng in natura.
§§§§§§
'"
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
13. <
I VI.
QUASI-INBRENG
111.
WETTELIJKE BEPALINGEN
11.1.
Onderworpen vennootschappen
I I1
Vennootschapsvorm
"Wetboek van vennootschappen"
l. BVBA 2. CVBA 3. NV
artikelen 220, 221, 222 en 345 artikel 396 artikelen 445,446,447,458 en artikel 647 artikel 657
4. Comm. VA
112.
DEFINITIE
I1
Indien een naamloze vennootschap, een commanditaire vennootschap op aandelen, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid binnen de twee jaar na de oprichting vermogensbestanddelen, zoals onroerende goederen of een handelsfonds, wenst te verkrijgen van een oprichter, een bestuurder, een zaakvoerder of een aandeelhouder, dient een controleverslag te worden opgemaakt door de commissaris van de vennootschap. Bij ontstentenis van een commissaris wordt het controleverslag opgesteld door een bedrijfsrevisor, aangesteld door de zaakvoerder of de raad van bestuur.
Deze verplichting geldt enkel indien de vergoeding voor de quasi-inbreng (aankoop) hoger is dan één tiende van het geplaatste kapitaal. Terzake dient gesteld te worden dat verwezen wordt naar het bedrag van het "geplaatste kapitaal" en dus niet naar het bedrag van het gestorte gedeelte van het kapitaal. Voor de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid wordt gepreciseerd dat 1 % moet bepaald worden in functie van het bedrag van het 'vaste gedeelte van het kapitaal' en niet in functie van het bedrag van het totaal maatschappelijk kapitaal, veranderlijk gedeelte kapitaal inbegrepen.
°
De quasi-inbreng wordt slechts effectief na de goedkeuring door de algemene vergadering. Het bijzonder verslag, opgesteld door het bestuursorgaan, en het controleverslag van de bedrijfsrevisor dienen volledig neergelegd te worden op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel.
,<
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
14. , .'
Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat de bepalingen eveneens gelden indien een derde optreedt in naam van een bestuurder, zaakvoerder of aandeelhouder, waarvan een vem10gensbestanddeel wordt verkregen.
Het bestuursorgaan is aansprakelijk voor de eventuele schade als gevolg van een kennelijke overwaardering.
De bepalingen inzake quasi-inbreng gelden niet voor : aankopen die tot de gewone bedrijvigheid behoren en aan de gewone voorwaarden plaatsvinden: aankopen ter beurze: aankopen bij gerechtelijke verkoop.
'Ir "
PROCEDURE
I1
De procedure in verband met de quasi-inbreng kan als volgt nader worden toegelicht:
3.1. Werkzaamheden uit te voeren door het bestuursorgaan het aanstellen van de bedrijfsrevisor tenzij een commissaris in functie is; het opstellen van het bijzonder verslag door het bestuursorgaan waarin toelichting wordt verstrekt omtrent: de motivering van de verkrijging, de beschrijving en de waardering; de eventuele motivering van een afwijking ten opzichte van de conclusies van het verslag van de hedrijl\'revisor (commissaris); het voorleggen van het bijzonder verslag van het bestuursorgaan en van het controleverslag van de hedrijlsrevisor (commissaris) aan de algemene vergadering waarbij dit punt dient vermeld te worden in de agenda; de neerlegging van het bijzonder verslag van het bestuursorgaan en van het controleverslag van de bedrijfàevisor (commissaris) op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel van het rechtsgebied waarin de vennootschap haar maatschappelijke zetel heeft. De neerlegging dient bij mededeling bekendgemaakt te worden in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad. (formulier V)
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
15.
3.2. Werkzaamheden uit te voeren door de bedrijfsrevisor (commissaris) Het opstellen van een controleverslag waarbij nadere toelichting en evaluatie wordt verstrekt omtrent : -
de de de de
naam van de hedoelde oprichter, zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder; heschrijving van de te verkrijgen vermogensbestanddelen; toegepaste methoden van waardering; vergoeding die als tegenprestatie zal worden verstrekt;
3.3. Controledossier van de bedrijfsrevisor (commissaris) in het kader van de toevertrouwde opdracht De bedrij fsrevisor (commissaris) zal zijn controleverslag opstellen en zijn conclusies baseren op basis van een controledossier. Een bijzondere aandacht dient door de bedrijfsrevisor eveneens besteed te worden aan de solvabiliteit en de liquiditeit van de kopende vennootschap teneinde een indicatie te hebben of de verkrijgende vennootschap in de mogelijkheid verkeert om de aankoopprijs binnen de gestelde termijn te voldoen.
14.
VERANTWOORDELIJKE NOTARIS BIJ QUASI-INBRENG
1
Een notaris verleent zijn ambt voor een quasi-inbreng van een onroerend goed (artikel 220 e.v. W. Venn.), en doet het nodige om 0,5 % registratierechten te doen heffen, zonder na te gaan welk tarief op deze verrichting van toepassing is. Quasi-inbreng is evenwel een verkoop, waarop het tarief van 12,5 % toepassing vindt, een bedrag dat voor de BVBA prohibitief is. Volgens zijn zeggen volgde de notaris de revisor en de boekhouder, maar het blijkt niet dat zij in die zin adviseerden. Wanneer de BVBA dit ontdekt, laat zij de beslissing van de algemene vergadering nietig verklaren wegens onoverwinnelijke dwaling. Vervolgens gaat zij over tot een volwaardige kapitaalverhoging door inbreng. De notaris wordt veroordeeld tot vergoeding van alle schade die de BVBA heeft geleden, te weten de kosten voor de vernietiging van de akte van quasi-inbreng en de nieuwe akte van inbreng (Gent 9 februari 2001, T.Not. 2001, 617) (ll.
§§§§§§ '1'; scm/revisoren en notarissen 1
(1) Tijdsc!lrift voor recht::.persoon en vennootschap, 02/6, dd. 1 oktober 2002, pagina 423.
'It
j,
LlBERATION OU CAPITAL : CAS PARTICULlERS 14
La libération est I'exécution de l'engagement pris, par la souscription, d'effectuer un apport. Elle consiste, dans Ie chef de I'actionnare, à faire I'apport convenu. Diverses questions peuvent se poser quant à cette libération. § 1.
Libération des actions ou parts correspondant à un apport en numéraire
Le Code prévoit que chaque action ou part correspondant à un apport en numéraire cbit être libérée d'un quart en SCRL (art. 398 du Code des sociétés) et en SA ( art. 448 du Code des sociétés) et d'un cinquième en SPRL ( art. 223 du Code des sociétés). La loi exige que chaque action ou part soit libérée d'un quart ou d'un cinquième au moins et non que I'ensemble des actions soit libéré d'un quart ou d'un cinquième. La différence est essentielIe. Exemple : une S.A. au capital de 200.000 euros, représenté par 200 actions sans désignation de valeur nominale, toutes souscrites en numérare. La libération intégrale de 50 actions, alors que les 150 autres ne seraient pas libérées, ne serait pas conforme à la loi. La loi n'exige pas pour autant que toutes les actions ou parts soient libérées dans une égale proportion, pourvu qu'un quart ou un cinquième au moins de chaque action ou part soit libéré. Ainsi dans I'exemple ci-dessus, la libération serait parfaitement valable si 50 actions étaient entièrement libérées et 150 Iibérées à concurrence d'un quart.
§ 2.
Libération partielle par apports en nature
En société anonyme, I'article 448, alinéa 2 du Code des sociétés permet que les actions représentant les apports en nature ne soient libérées qu'à concurrence d'un quart. L'article 398 ouvre la même possibilité en SC RL. En pratique, cette disposition n'a d'utilité que pour les biens divisibles Cs). En conséquence, faute d'être divisibles, les apports en nature devront être intégral9l1ent libérés lors de la constitution. § 3.
Oélai de versement du solde non libéré
La loi ne formule qu'une exigence s'agissant du solde non libéré à la constitution : les actions ou parts correspondant en tout ou en partie à des apports en nature doivent être entièrement libérées dans un délai de cinq ans, à dater de la constitution de la société (at. 400 du Code des sociétés pour la SCRL ; art. 448, al 2 du Code des sociétés pour la SA). Aucun délai n'est fixé pour la libération complémentaire des actions ou parts correspondant à des apports en numéraire.
Ce texte reprend pour partie les développements consacrés par P. NICAISE à cette question dans La société anonyme, in Traité pratique de droit commercial, tome 4, Story scientia, 1998, nOs 179 à 186. Cs) Doe. parI., Sénat, 1982-1983, n° 390-2, p.13.
14
Dans Ie silence des statuts, il appartient à I'organe de gestion de décréter les appels de fonds et demander aux associés une libération complémertaire. A défaut de clause statutaire, I'organe de gestion est seul juge de I'opportunité de ces appels de fonds C6 ). Cette décision ne peut toutefois se réaliser au mépris de I'intérêt social ou de I'égalité des actionnaires. Serait ainsi abusive la décision d'appeler la libération complémentaire de certaines actions ou parts seulement. La doctrine C7 ) enseigne que I'actionnaire ne peut, sans y être autorisé par les statuts, libérer anticipativement ses actions. On ne peut s'empêcher de citer ici RESTEAlJ B : « si Ie manque de capitaux est toujours un mal, la surabondance de ceu*ci n'est pas toujours un bien ; elle est cause d'un rel~khement de prudence et d'économie du conseil d'administration et elle engage ce dernier à se lancer si pas dans des spéculations véritables, du moins dans des affaires aventureuses ou il espère trouver la rémunération des capitaux qu'iI ne peut rendre productifs dans I'entreprise dont la gestion lui est confiée.» En cas de faillite de la société, Ie curateur est compétent pour appeler Ie capital non 9 encore libéré C).
§ 4.
Cas particuliers de libération du capital Libération d'un apport en numéraire par une dation en paiement
On pourrait imaginer que Ie capital, à I'origine souscrit en numéraire, soit libéré par la dation en paiement d'un autre bien, par exemple un immeuble. Toujours se Ion RESTEAU 20 , pareille pratique semble interdite : « on ne peut admettre la validité de versements faits sous forme de dation en paiement. Ce serait transformer des actions souscrites en numéraire, en actions d'apports ne consistant pas en numéraire. Une pareille pratique pourrait donner lieu à des abus : on emploierait cette forme de libération pour effectuer en réalité des apports que I'acte constitutif n'aurait ni prévu ni admis". Une décision du tribunal de première instance de Bruxelles21 , rendue en matière de droits d'enregistrement, semble toutefois avoir légitimé Ie processus dans la mesure ou une assemblée générale extraordinaire avait voté cette novation. Nous som mes néanmoins opposés à cette technique. En toute hypothèse, il nous semble que I'opération ne pourrait être admise que si la procédure de controle revisoral des apports en nature était respectée.
Libération d'un apport en numéraire par une compensation avec une créance sur la société Peut-on compenser Ie solde non libéré des apports avec une créance sur la société ? 11 se peut en effet qu'un actionnaire, ayant souscrit en espèces ma is libéré partiellement sa souscription, souhaite libérer Ie solde de son apport par compensation avec une créance sur la société. La question est particulièrement délicate lorsque Ie souscripteur est créancier en compte-courant 2 ). La théorie classique considère en effet que la règle de
e
('6) C. RESTEAU, op.cit., n° 759.
C) C. RESTEAU, op. eit., n° 798. C. RESTEAU, op. cit., n° 798 C) Anvers, 14 avri11992, T.R.V., 1992, p. 322, note M. WYCKAERT. B
° C. RESTEAU, op. cit., n° 797
21 Bruxelles, 13 février 1981, R.P.S., 1984, p. 41 et note P. COPPENS.
e 2
)
F. T'KINT, obs. sous Appel Gand, 25 septembre 1991, R.P.S., 1992, pp. 109 et ss.
It I'
I'indivisibilité du compte-courant rend Ie solde créditeur indisponible et condamne donc toute possibilité de compensation tant que Ie compte n'est pas cl6turé 3 ). En outre, lorsque la cl6ture du compte résulte de la faillite de la société, aucune compensation ne peut jouer dans la mesure ou la faillite fait obstacle à la compensatione4 ).
e
En toute hypothèse, la compensation ne peut avoir lieu à la seule initiative de I'associé. En effet, comme nous I'avons déjà souligné, sauf disposition statutaire contraire, la dette de I'actionnaire ne devient exigible que lorsque I'appel de fonds a été décrété par I'organe compétent. Tant que I'appel de fonds n'a pas été décrété, la compensation est impossible 25 .
111\
e id. et les réf. citées p. 110. 3
Le même auteur souligne néanmoins que la théorie des compensations successives proposée par PIRET devrait conduire à tenir pour valable la libération par inscription en compte, à concurrence du solde créditeur du souscripteur qui s'exécute. Malheureusement, comme Ie souligne F. T'KINT, PIRET lu~même écarte cette conclusion. (24) Appel Gand, 25 septembre 1991, op.eit. F. T'KINT fait toutefois observer que, dans ce cas, on aurait sans doute pu invoquer la connexité de fait entre les avances d'associés et leur dette de libération, penmettant ainsi, en raison du "lien d'interdépendance" entre les dettes réciproques, la compensation. 25 Voy. Comm. Mons, 10 novembre 1986, R.P.S., 1987, p. 81. )
FORMALITES POSTERIEURES A LA CONSTITUTIO~6
Toute société commerciale doit être immatriculée au registre de commerce du tribunal dans Ie ressort duquel elle a son siège social. Les sociétés civiles à forme commerciale doivent se faire immatriculer au registre des sociétés civiles. L'immatriculation doit également être demandée au greffe du tribunal de commerce dans Ie ressort duquel I'entreprise se propose d'établir une succursale ou une agence ( art. 4 des lois coordonnées relatives au registre de commerce). Le coût de I'immatriculation au registre du commerce s'élève à 100 euros pour les sociétés. Les personnes statutairement habilitées à représenter la société, Ie délégué à la gestion journalière ou un mandataire, muni d'une procuration spéciale, devront fournir toute une série de renseignements concernant la société ( dénomination, objet, ... ) ( art. 9 des lois coordonnées relatives au registre de commerce). La loi exige la production, lors de la demande d'immatriculation, des documents attestant que son remplies les conditions éventuellement requises par les lois et règlements pour exercer cette activité commerciale. La loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de I'entreprise indépendante détermine les conditions d'établissement en exigeant la preuve de capacités entrepreneuriales suffisantes. La loi distingué deux types de conditions d'établissement : les connaissances de gestion de base (attestation de gestion); la compétence professionnelle (anciennement dénommée profession »).
« accès
à
la
Nous nous attarderons principalement à I'attestation de gestion, en raison de I'actualité plus grande de cette législation.
26
Ce texte reprend pour I'essentiel les développements que Hubert MICHEL et Pierre NICAISE consacrent à cette question dans leur syllabus de « Droit notarial des sociétés » dans Ie cadre de leur enseignement en Licence en Notariat à I'U.C.L.
I! H
§ 1.
ATTESTATION DE GESTION Règles légales
Depuis Ie 1er janvier 1999 27, toute P.M.E. 28, personne physique ou morale, qui exerce une activité exigeant une inscription au registre du commerce ou de I'artisanat doit prouver des connaissances de gestion de base. L'objectif de cette réglementation est d'éviter la prolifération de P.M.E. dont les gestionnaires n'ont pas les capacités requises. Les régles ne sont pas applicables aux titulaires de professions libérales (réviseurs d'entreprises, experts-comptables, etc.) ainsi qu'à certaines professions réglementées pour lesquelles des capacités techniques professionnelles sont exigées (par exemple les transporteurs de marchandises par route, les agents immobiliers, etc.).
Sociétés : qui doit posséder ces connaissances?
Ce n'est pas Ie chef d'entreprise qui doit posséder les connaissances de gestion mais la personne physique qui exerce effectivement la gestion journalière de la société. Elle peut également être apportée par son conjoint ou son partenaire avec lequel il cohabite depuis au moins trois ans. Si la gestion de la société est exercée par une personne morale, c'est la personne physique chargée de la gestion journalière dans cette personne morale qui doit répondre aux exigences légales. Des dispenses provisoires d'attestation sont prévues en cas de cession ou de décès (art. 11 § 1). De même, I'attestation reste valable durant six mois à partir du départ de la personne qui possédait cette attestation de gestion (art. 11 § 2).
Délivrance des attestations
En pratique, la Chambre des métiers et négoces (de la province ou I'activité professionnelle sera exercée pour la première fois) délivre, moyennant preuve, I'attestation qu'il est satisfait aux connaissances de gestion de base. Si I'entreprise est une personne morale, I'attestation est délivrée au nom de celle-ci.
27
L. du 10 février 1998 pour la promotion de I'entreprise indépendante, M.B., 21 février 1998, pp. 4889 et S., dénommée "Loiprogramme PME".
28
Au sens de la loi du 10 février 1998, est une P.M.E. toute entreprise qui réunit les trois critères suivants : Ie personnel occupé ne doit pas dépasser une moyenne annuelIe de 50 travailleurs (équivalent temps plein) sur base du demier exercice comptable; Ie nombre de titres représentatifs du capital social ou des droits de vote y attachés détenus par des sociétés autres que des P.M.E. ne peut excéder 25 % de la totalité des ti tres sociaux; Ie chiffre d'affaires annuel ne peut excéder 7 millions d'euros ou Ie total du bilan ne peut excéder 5 millions d'euros (sur base du demier exercice comptable).
Preuve des connaissances de gestion de base
Cette preuve peut être apportée de deux façons : • Certains diplömes ou certificats doivent être considérés comme preuve suffisante des connaissances de gestion de base. II s'agit notamment:
-
de tout dipl6me d'enseignement supérieur; du certificat relatif aux connaissances de gestion de base délivré au troisième degré de I'enseignement secondaire général, technique, artistique ou professionnel; dans certaines conditions, du certificat attestant que I'intéressé a suivi avec fruit un cycle accéléré de cours de gestion.
• Les connaissances de gestion de base peuvent également être prouvées par une expérience professionnelle. Ainsi une personne physique peut obtenir I'attestation si elle a exercé une activité industrielIe pendant trois ans au moins au cours des quinze années précédant la demande. Est également prise en compte la pratique de la gestion journalière - en dehors d'un contrat de travail - d'une entreprise industrielIe, commerciale, artisanale, agricole ou horticole. On peut prouver cette pratique professionnelle en produisant conjointement une immatriculation au registre du commerce et une attestation émanant d'une caisse d'assurances sociales.
Personnes immatriculées au registre du commerce avant Ie 21 février 1998
Les personnes déjà immatriculées au registre du commerce et de I'artisanat au moment de la publication de la loi du 10 février 1998 pour la promotion de I'entreprise indépendante (c'est-à-dire avant Ie 21 février 1998) ne doivent pas fournir la preuve des connaissances de gestion de base. Difficultés pratiques L'application des règles légales a suscité certaines difficultés. Des personnes déléguées à la gestion journalière de sociétés, manifestement aptes à la gestion en raison de leurs dipl6mes ou de leur expérience, n'ont pu obtenir- en tout cas dans un délai court - I'attestation de connaissances de gestion de base.
, I! ~ ~
§ 2.
COMPETENCES PROFESSIONNELLES II existe une quarantaine de professions soumises à une réglementation spécifique.
11 conviendra également, dans ce cas, que soit I'organe de la société, soit un salarié sous contrat de travail à durée indéterminée, soit un associé actif, prouve les compétences professionnelles. Ici aussi, les attestations établissant qu'il est satisfait aux exigences fixées sont délivrées par les chambres des métiers et négoces. Comme pour I'attestation de gestion, la preuve des compétences professionnelles peut résulter : d'un diplöme, d'une expérience professionnelle, d'un examen dans Ie cadre du Jury Central, d'un certificat de stage.
, I
1
~,
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
1.
V. INBRENG IN NATURA """""""'''''''''''''''''''''''''''''''''
.. ....
." "
""""""""""""".""",,-
1. ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN: • BVBA • CVBA • NV • Comm. VA • Landbouwvennootschap • Economisch samenwerkingsverband
Aanmerkingen :
"""'---""'"
"
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
2.
V. INBRENG IN NATURA
2. BEGRIP 'INBRENG IN NA TURA 1 : • Bijdrage in natura van aandeelhouders bij oprichting of kapitaalverhoging • Inbreng onderworpen aan risico van de vennootschap ( :;é lening) • Inbreng van eigendom, genot, ... : - Roerende, onroerende, lichamelijke of onlichamelijke goederen indien 'waardeerbaar zijn'
GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BATS &
co
2
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
3.
V. INBRENG IN NATURA
Inbreng in natura:
• Ofwel volledig vergoed in aandelen • Ofwel inbreng in natura met een gemengde vergoeding, d. w.z. : deels vergoeding in aandelen / deels vergoeding in lopende rekening Let op : in de oprichtingsakte dienen de bijzondere voordelen vermeld te worden (art. 226, 4° W. Venn. (BVBA) en art. 453, r W. Venn. (NV)) GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BATS & Co
3
--------------------------------------------------------------------------------------------------_. Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
4.
V. INBRENG IN NATURA Voorbeeld van een inbreng met een gemengde vergoeding: Aanwending Bedrag in EUR
Kapitaal in EUR
Aantal aandelen
UR in EUR
In natura:
de heer en mevrouw
Totaal
150.000,00
18.600,00
186
131.400,00
150.000,00
18.600,00
186
131.400,00 '11,"
I Aanmerkingen :
GB
GISLENUS BATS & Co
4
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
5.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
V. INBRENG IN NATURA "",,,,,,,,,,,__ ". __ .m...."______ __m" _________ ,______•__ •___________ .... ."
I
X:
•
&','"
~,
~
Voorbeeld tekst: Het bedrag in te boeken als de schuld op de lopende rekening te openen op naam van de heer en mevrouw ................. (131.400,00 EUR) vormt een bijzonder voordeel voor de oprichters-vennoten dat in toepassing van het artikel 226, 4°, van het Wetboek van Vennootschappen in de oprichtingsakte dient vermeld te worden. Het betreft derhalve een inbreng in natura welke deels wordt vergoed in aandelen en deels anderszins zodat het een inbreng in natura betreft met een gemengde vergoeding.
Aanmerkingen :
GB
GISLENUS BATS & co
5
..'"
I
:'
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
6.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
V. INBRENG IN NATURA
•
Belangrijk bij de inbreng is eveneens de toebedeling van de aandelen, d. w.z. aandacht hebben voor: Huwelijksstelsel Eenmanszaak / handelszaak / vrij beroep / ogenblik aanvang activiteit is bepalend - vóór of nà het huwelijk Ofwel is sprake van eigen goederen, ofwel is sprake van goederen behorend tot het gemeenschappelijk vermogen
I Aanmerkingen :
GB
G/SLENUS BATS & Co
6
I
:'
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
7.
V. INBRENG IN NATURA
3. FORMALITEITEN BIJ INBRENG IN NA TURA :
• Vers/ag oprichter(s) : - Reden van de inbreng en verantwoording - Afwijkingen van de besluiten van het contraleverslag van de bedrijfsrevisor - Eigen verantwoordelijkheid van de oprichters
• Contra/evers/ag van de bedrijfsrevisor met: -
Goedkeurende verklaring Afkeurende verklaring Verklaring met voorbehoud Onthoudende verklaring GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BATS &
co
7
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
8.
V. INBRENG IN NATURA
Aandacht voor de notaris bij niet-goedkeurende verklaring van de bedrijfsrevisor met specifieke aandacht aan de verantwoordelijkheid van de oprichter(s) inzake:
• Beschrijving, 0.8. eigendom • Waardering: geen kennelijke overwaardering • Tegenprestatie: het respecteren van het gelijkheidsbeginsel
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BA TS & Co
8
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
9. !
V. INBRENG IN NATURA
4. WERKZAAMHEDEN VAN DE BEDRIJFSREVISOR: • De taak is een 'taak van toezicht' • De oprichters doen inbreng met: - Een beschrijving - Een waardering - Een tegenprestatie
• Informatieverstrekking gericht aan: - Oprichters / aandeelhouders - Derden
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BATS &
co
9
~
,
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
10.
V. INBRENG IN NATURA
Aandachtspunten: • Aanpassing van de normen van het I.B.R. m.b.t. het Wetboek van Vennootschappen: - De bedrijfsrevisor gaat niet zelf over tot waardering van een goed - Geen uitspraak van de bedrijfsrevisor over rechtmatig en billijk karakter ('no fairness opinion) - Dus: revisor spreekt zich niet uit over de wenselijkheid van een beheersbeslissing - Besluit moet met reden omkleed zijn
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BATS &
co
10
11.
Bedrijfsrevisor
Gislenus BATS
V. INBRENG IN NATURA
Aandachtspunt - registratierecht:
• Inbreng van aandelen / aandelenruil (artikel 117 § 3 R. W.) -Inbreng van aandelen - Tenminste 75 % van kapitaal - Maximum oplegging: 10 % ~
Letop: - Attest bedrijfsrevisor dient gehecht aan de akte van inbreng - Opeenvolgende in eenzelfde akte tellen voor drempel 75 %
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BATS & co
11
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
12.
----------------------------- ,
VI QUASI-INBRENG
1. WETTELIJKE BEPALINGEN VOOR: • BVBA • CVBA • NV • Comm. VA
GB
Aanmerkingen:
GISLENUS BA TS & Co
12
:'
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
13.
VI QUASI-INBRENG
2. BEGRIP 'QUASI-INBRENG' : • Actiefbestanddeel • Binnen de twee jaar overdragen nà de oprichting • Door oprichter, bestuurder, zaakvoerder of aandeelhouder • Vergoeding hoger dan 1/10 van het geplaatst kapitaal
GB
Aanmerkingen :
GISLENUS BATS & C·
13
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
14.
VL QUASI-INBRENG
Bepalingen inzake gausi-inbreng gelden niet voor: • Aankopen die tot gewone bedrijvigheid behoren • Aankopen ter beurze • Aankopen bij gerechtelijke verkoop ........... Nota: stopzetting van eenmanszaak naar vennootschap is nooit gewone bedrijvigheid van de vennootschap! GB
Aanmerkingen :
G/SLENUS BATS &
co
14
Gislenus BATS
15.
Bedrijfsrevisor
--------------------------------
VI. QUASI-INBRENG .. ...
"""''''''''.,,. ,,
,,-~'''''''
..,,''''''''''',,...,,._, "si
3. WERKZAAMHEDEN VAN DE BEDRIJFSREVISOR: • Geeft nadere toelichting m.b.t. : -
Naam van bedoelde overdrager Beschrijving van vermogensbestanddelen Toegepaste methoden van waardering Vergoeding die als tegenprestatie wordt verstrekt
GB
Aanmerkingen :
G/SLENUS BA TS & co
15
««a
I
:'
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
16.
VL QUASI-INBRENG ,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,
....,
""'"
.."""'",,,,,"''''''',,,,''',,,,,,,,....,,.,,,,,,..''',...._--_.. ,
$,',,'
"""""""""'''''''''''''''''''''''-''
,,,"',,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,
CN
...._,,,"',
Aandachtspunten: • Bij aankoop van een onroerend goed (eigendom van oprichter, aandeelhouder, bestuurder of zaakvoerder) binnen de 2 jaar nà oprichting van een vennootschap = quasi-inbreng = notariële akte + buitengewone algemene vergadering goedkeuring nà procedure: - Vers/ag bestuursorgaan - Contra/evers/ag bedrijfsrevisor - Goedkeuring BA V
Î Aanmerkingen :
GB
GISLENUS BATS & co
16
Gislenus BATS
Bedrijfsrevisor
17.
VL QUASI-INBRENG
Aandachtspunten:
• Regularisatie van quasi-inbreng is mogelijk voorzover overdracht reeds werd verricht zonder de betreffende formaliteiten! (= bekrachtiging van genomen beslissing of gedane transactie) Let op:
• Schadeconsequentie bij niet-toepassing van quasi-inbrengprocedure (zie Arrest - Hof van Beroep Antwerpen 2 maart 2000) GB
Aanmerkingen:
2002lScm!revisoren en notarissen slides
G/SLENUS BATS & Co
17