Resultaten 13-jarig onderzoek in vier territoria van de Havik Accipiter gentillis. In een studiegebied nabij Hemrik
Wender Bil
Inhoudsopgave Paginanummer
inhoud
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Inhoudsopgave voorwoord Inleiding Gebiedsomschrijving Werkwijze Resultaten; territorium Tolheksbos Resultaten; territorium Tolheksbos Resultaten; territorium Tolheksbos & Lippenhuisterheide Resultaten; territorium Lippenhuisterheide Resultaten; territorium Lippenhuisterheide Resultaten; territorium Hanenburg Resultaten; territorium Hanenburg Resultaten; territorium Poasen Resultaten; territorium Poasen Uitwerkingen resultaten; leeftijden & territoriumbezetting Uitwerkingen resultaten; territoriumbezetting & ruiveren Uitwerkingen resultaten; ruiveren Uitwerkinegn resultaten; ruiveren & nestbomen Uitwerkingen resultaten; nestbomen & prooien Uitwerkingen resultaten; prooien Uitwerkingen resultaten; prooien & broedsucces Eindconclusie en aanbevelingen Wat hebben we geleerd? & Dank- en nawoord Literatuur+ Bronnenlijst
|2
Voorwoord
Al zolang ik mij kan heugen, ben ik geïnteresseerd geweest in de natuur, en dan met name vogels. Zelf ben ik zo rond mijn 10e jaar voor het eerst alleen het veld ingegaan om daar de grote ‘onontdekte wildernis’ te verkennen. Deze wildernis bleek echter niet grenzeloos te zijn, en al snel kende ik vrijwel elke boom in het bosgebied bij ons achter huis. Toen ben ik begonnen om meer op de details te letten, en zocht ik roofvogelveren op (die ik nog steeds thuis in een map heb zitten). Langzamerhand ben ik zo meer in aanraking gekomen met het roofvogelonderzoek. In de afgelopen vier jaar ben ik het hele jaar rond bezig geweest om allerlei informatie te verzamelen van het roofgevogelte in een kleine 1000 hectare onderzoeksgebied bij ons achter huis. Dit tot frustratie van menig jager en grondbezitter, die hier liever ongestoord duistere praktijken uitvoerden, en niet op pottenkijkers zaten te wachten. Dit heeft mij er echter niet van weerhouden (eerder gemotiveerd) om door te gaan met onderzoek naar de roofvogels in het gebied.
Oktober 2012, Wender Bil
|3
Inleiding Vanaf het jaar 1999 tot op heden zijn de roofvogels in een gebied nabij Hemrik geïnventariseerd. Hierbij werd uitgekeken naar Buizerds Buteo buteo, Haviken Accipiter gentilis en Wespendieven Pernis apivorus. In de periode 1999 tot 2009 is dit voornamelijk gedaan door T. Popma uit Gorredijk, en na 2009 eerst gedeeltelijk, en later volledig door mij (WB). Reden tot onderzoek naar roofvogels is voor mij de fascinatie voor roofvogels geweest, en tevens het vaststellen en tegengaan van vervolging (een verschijnsel dat nog steeds voorkomt). In dit verslag staan de gegevens die zijn verzameld in vier territoria van de Havik die tijdens de periode 1999-2012 onderzocht werden op broedsucces, ruiveren, prooiresten, nesten en overige bijkomstigheden.
Figuur 1 Achternagel van nestjonge Havik wordt door Wender opgemeten (Beetsterzwaag, 4 juni 2011).
|4
Gebiedsomschrijving Het studiegebied waar de vier territoria zich bevinden ligt tussen Lippenhuizen, Hemrik en Beetsterzwaag met als zuidgrens een weg en gedeeltelijk fietspad genaamd de Bûtewei. Als noordgrens geldt de beek het Âlddjip of Koningsdiep. Het hele studiegebied beslaat in totaal 917 hectare. Het gebied bestaat voor een groot deel uit het (voormalig) beekdal van het koningsdiep. Hierdoor zit er enige glooiing in het land dat binnen het beekdal ligt. In een strook van ongeveer een halve kilometer aan de zuidzijde van het koningsdiep liggen de Hemrikerscharren, dit is een gebied met veelal extensief beheerde weilanden die in bezit zijn van Staatsbosbeheer en verpacht aan lokale boeren. Deze boeren mogen niet voor 15 juni maaien vanwege speciaal (weidevogel)beheer. Voor de beweiding wordt gebruik gemaakt van rundvee en paarden. Zuidelijk van de Hemrikerscharren beginnen de bossen die zich uitstrekken over de volle breedte van het studiegebied. Deze bossen bestaan voor het grootste deel uit productiebos met naaldbomen als Lariks, Fijnspar, Grove den en Douglas spar. De leeftijd van dit bos varieert sterk. De oudste percelen zullen over de 60 jaar oud zijn en de jongste slechts enkele jaren. Voor het bosbeheer wordt er binnen een bepaalde periode uitgedund om veelbelovende bomen de kans te geven om uit te groeien. De bossen in het studiegebied zijn voor het overgrote deel particulier eigendom en deels opengesteld voor recreanten. Daarnaast is er ook een groot deel van het bosgebied niet vrij toegankelijk. Westelijk in het gebied ligt een groot heideterrein genaamd: de Lippenhuisterheide (Liphústerheide). Dit is een heideterrein van 125 hectare waar gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van paarden en runderen om successie tegen te gaan. Ook zijn er in de afgelopen jaren delen van de heide afgeplagd en gemaaid tegen de vergrassing van de heide. Zuidelijk in het gebied liggen de landbouwgronden waar ook de intensieve landbouw vertegenwoordigd is. Hier zijn de percelen grasland ingezaaid met Engels raaigras en wordt intensief beheerd. Tevens zijn hier jaarlijks enkele percelen ingezaaid met maïs. Tussen deze landbouwgronden liggen enkele houtwallen en kleine bosjes waar loofboomsoorten als: Berk, Eik en Els groeien. In figuur 2 is het aandeel van types grondgebruik in het onderzoeksgebied aangegeven.
Verdeling van grondgebruik in onderzoeksgebied (%)
Heide Loofbos Naaldbos Intensief boerenland extensief boerenland Figuur 2
|5
Werkwijze Voor het bijhouden van veranderingen in de Havikpopulatie is het vereist dat er gebruik wordt gemaakt van een gestandaardiseerde methode (anders zijn gegevens immers niet betrouwbaar van jaar op jaar te vergelijken). Hiervoor wordt de methode gebruikt zoals de werkgroep roofvogels Nederland die hanteert en beschreven staat in de handleiding veldonderzoek roofvogels (Bijlsma 1997). Hierbij worden de territoria en nesten gekarteerd, maar wordt de nestinhoud niet gecontroleerd. In het verleden zijn er wel eens Haviksnesten in het onderzoeksgebied beklommen, maar niet jaarlijks waardoor deze gegevens niet vergeleken kunnen worden (en dus in feite onbruikbaar zijn). Reden tot het niet controleren van de Haviksnesten is het feit dat niet overal de hiervoor benodigde toestemming verkregen kan worden. En aangezien er een uniforme methode over het gehele onderzoeksgebied gehanteerd wordt, is ervoor gekozen om de nestbomen niet te betreden. Verder worden er bij deze methode wel territoria gekarteerd. Dit houdt in dat er gedurende het hele broedseizoen Havikwaarnemingen op kaart genoteerd worden. Dit wordt vooral gedaan in het vroege voorjaar aangezien de Haviken in deze periode hun territorium goed kenbaar maken aan de hand van territoriale gedragingen als kekkeren, baltsvluchten en copulaties. Wanneer de territoria en nesten bekend zijn wordt er tijdens de broedfase ruipennen van de oudervogels verzameld. Voornamelijk de veren van het vrouwtje zijn in deze periode makkelijk te vinden in de omgeving van het nest. Aan de hand van deze veren kan er worden gekeken naar de leeftijd van de vogel, en of het dezelfde vogel als in voorgaande jaren betreft. De ‘streepjescode’ op de haviksveren veranderd namelijk niet of nauwelijks in opeenvolgende jaren waardoor deze van jaar op jaar vergeleken kunnen worden. Daarnaast kan er tot en met het derde levensjaar een exacte, en na het derde levensjaar een minder betrouwbare indruk van de leeftijd van de haviken verkregen worden aan de hand van ruipennen. Dit kan echter alleen maar met de handpennen 2 tot en met 5 (Fig. 3), dus is het vereist dat specifiek deze veren gevonden worden.
Figuur 3 Vogelvleugel met nummering van hand- en armpennen.
Gedurende de eifase wordt het nest meerdere malen bezocht om te controleren of alles nog in orde is (en het nest niet verlaten is of iets dergelijks). Als de jongen eenmaal uit zijn is dit te zien aan de poepspatjes die na enkele dagen onder het nest liggen. Hoe verder deze poepspatjes liggen, hoe ouder de jongen. Als de jongen eenmaal groot genoeg zijn dat ze vanaf de grond waarneembaar zijn, is het zaak om deze te tellen zodat er iets over het broedsucces gezegd kan worden. Het aantal getelde jongen is hierbij echter niet altijd gelijk aan het werkelijke aantal, aangezien vanaf de grond makkelijk een jong gemist kan worden die bijvoorbeeld plat in de nestkom ligt. Tevens worden gedurende de gehele broedcyclus prooiresten in de nestomgeving van het nest verzameld. Aan de hand hiervan kan iets gezegd worden over het menu van de Haviken. Helaas is dit niet ieder jaar systematisch gedaan, zodat ook deze gegevens voor vergelijking onbruikbaar zijn, dit is jammer omdat er mogelijk wel een verandering in prooiaanbod is opgetreden.
Resultaten |6
De vier Havik territoria die door de jaren heen gevolgd zijn staan in de onderstaande figuur 4 per locatie benoemd. Er wordt afzonderlijk ingegaan op de verzamelde gegevens per locatie. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar het voorkomen van broedpogingen, de leeftijd van de broedvogels (wanneer bekend), de nestboom, de verspreiding van nestbomen over het territorium en het broedsucces in de periode 1999-2012.
Figuur 4 Locatienamen per Havik territorium.
Territorium Tolheksbos Van het jaar 1999 is niet bekend of er een broedpoging heeft plaatsgevonden, ook zijn er geen ruipennen verzameld. In 2000 werd er een bewoond nest gevonden in een Grove den. Het vrouwtje betrof (gezien het verenkleed) een één jaar oude vogel. Op 30 juni werd er veel dons op de nestrand waargenomen. Dit is een teken dat er waarschijnlijk jongen op het nest zitten/ hebben gezeten (veel dons op het nest rond deze datum duidt op de aanwezigheid van takkelingen of pas uitgevlogen jongen). Er werden dat jaar echter geen jongen waargenomen. In het jaar 2001 werd er gebruik gemaakt van een nieuw nest in een Grove den. Hier werden op 28 juli twee jongen waargenomen. Het vrouwtje van dit jaar bleek na vergelijking van de ruiveren hetzelfde exemplaar als in het jaar 2000 te zijn, dit betreft nu dus een twee jaar oude vogel. In het jaar 2002 werd er op hetzelfde nest gebroed als in het voorgaande jaar. Aan de hand van ruipennen bleek het vrouwtje van 2001 plaats te hebben gemaakt voor een nieuw vrouwtje van vier jaar of ouder (naar Bijlsma 1997). Ook werd er een veer van een juveniele vogel (twee jaar oud) bij het nest gevonden, dit betrof waarschijnlijk geen broedvogel. Er werd zeker één jong groot op het nest.
|7
In 2003 werd weer hetzelfde nest benut als in de voorgaande twee jaar. Dit jaar broedde ook hetzelfde vrouwtje als in 2002. Opmerkelijk was een jonge havik die op 18 juni werd gevonden op 40 meter van het nest. Deze juveniele vogel bleek uit het nest gevallen te zijn (Fig. 5). Op 21 en 27 juni werd deze vogel wederom waargenomen op de grond. Op 25 juli werd er een juveniele vliegvlugge Havik bij het nest waargenomen. Dit betreft mogelijk dezelfde vogel als die op de grond verbleef. In het jaar 2004 werd er een nieuw vrouwtje in dit Figuur 5 Uit het nest gevallen juveniele Havik zittend op territorium vastgesteld aan de hand van ruipennen. Deze boomstronk op 40 meter van het nest. (Tolheksbos, 27 juni 2003) vogel is waarschijnlijk vijf of zes jaar oud (Bijlsma 1997). Als nest werd wederom hetzelfde nest in de Grove den gebruikt als in de afgelopen 3 jaren. Er werden tweemaal waarnemingen gedaan van twee vliegvlugge jongen. In 2005 bleek opnieuw een nieuw vrouwtje in dit territorium te verblijven . Deze vogel was zeker ouder als twee jaar. Er werd voor het vijfde jaar opeen in het nest in de Grove den gebroed. Op 1 augustus werden jongen gehoord in de nestomgeving. Het aantal jongen dat is uitgevlogen bleef onbekend. Vanwege het meervoudig gehoorde bedelroepen, zullen het er zeker twee geweest zijn. In 2006 werd een nieuw nest in gebruik genomen, namelijk in een Fijnspar. Weer werd een nieuw vrouwtje als broedvogel vastgesteld. Deze vogel was ook ouder dan twee jaar. Dit jaar werd er één uitgevlogen Havik gehoord in de nestomgeving. In 2007 werd een vrouwtje van vijf of zes jaar (naar Bijlsma 1997) bij het nest waargenomen, mogelijk dat dit dezelfde broedvogel is als in het 2006. Er werden dit jaar twee uitgevlogen jongen waargenomen in de nestomgeving. Als broedplaats werd opnieuw hetzelfde nest gebruikt als van 2006. In 2008 werd opnieuw hetzelfde nest gebruikt als in de twee voorafgaande jaren. Er werden helaas geen ruipennen gevonden van het vrouwtje. Het blijft dus gissen welke Havik er dit jaar broedde. Op 12 juni werden er meerdere jongen op het nest waargenomen. Later op 20 augustus werd er één juveniel waargenomen in het territorium. Van het jaar 2009 is alleen bekend dat wederom hetzelfde nest in de Fijnspar werd bewoond door Haviken. Van het jaar 2010 zijn helaas geen gegevens uit dit territorium bekend.
Figuur 6 Nest in grove den dat door haviken werd benut in de jaren 2001-2005 en 2011, en naar verluid al meerdere tientallen jaren afwisselend door Havik en Buizerd bewoont wordt. (Tolheksbos, 15 april 2012)
In het jaar 2011 werd er opnieuw gebruik gemaakt van de Grove den uit de jaren 2001 t/m 2005 (Fig. 6). Echter dit broedsel mislukte; er werden geen jongen op het nest waargenomen. |8
Wel werden er ruipennen van het vrouwtje verzameld waaruit bleek dat er een nieuwe vogel dit territorium bewoonde. Het ging hier om een adulte vogel van drie jaar oud (Bijlsma 1997). In 2012 werden er geen territoriale waarnemingen gedaan van Haviken in het Tolheksbos. Het nest van 2011 werd niet benut, en ook werden er geen nieuwbouwnesten gevonden. Mogelijk dat er een verplaatsing heeft plaatsgevonden. Verplaatsingen van volwassen broedvogels zijn bij Haviken mogelijk tot op vijf kilometer afstand van de voormalige broedplaats (Bijlsma 1997). In Figuur 7 staan de locaties van de gedurende het onderzoek gevonden nesten in het Tolheksbos, op kaart aangegeven.
Figuur 7 Verplaatsing en nestgebruik van Haviken binnen één territorium in het Tolheksbos in de periode 1999-2012 (gearceerd is bos).
Territorium Lippenhuisterheide In het jaar 1999 werd een nest in een Grove den gebruikt door het paartje Haviken op de Lippenhuisterheide. Van het vrouwtje Havik werden in het jaar 1996 al veren verzameld. Dit exemplaar bleek toen al 7 jaar of ouder te zijn (Bijlsma 1997). Dit jaar werden er echter geen veren van het vrouwtje gevonden. Maar vanwege bevindingen uit opvolgende jaren mogen we ervan uitgaan dat hetzelfde vrouwtje als in 1996 hier gebroed heeft. Van het mannetje werd wel een veer gevonden, hieruit bleek dat het om een adulte vogel ging (ouder dan twee jaar). Op het nest werden zeker twee jongen groot. Na het uitvliegen werd er een waarneming van zeker twee tot drie roepende jongen gedaan. In het jaar 2000 werd gebroed in een Fijnspar. Er werden echter geen waarnemingen van jongen gedaan tijdens en na de nestjongenfase. Er wordt dus aangenomen dat het nest mislukt is. Van het vrouwtje werden opnieuw geen veren gevonden, dus het blijft onbekend of dit dezelfde vogel als uit voorgaande jaren betreft. Van het mannetje werd wel een handpen gevonden, dit betrof hoogstwaarschijnlijk dezelfde vogel als in 1999, inmiddels tussen de 7 en 10 jaar oud (naar Bijlsma 1997). |9
In 2001 werd er waarschijnlijk wel gebroed gezien de waarneming van een heftig alarmerend vrouwtje Havik op 3 mei. Echter is niet bekend op welk nest, en of hier jongen uit zijn voortgekomen. Wel werd er een ruipen van het vrouwtje verkregen. Dit bleek weer dezelfde vogel te zijn uit het jaar 1996. Deze Havik was nu dus zeker twaalf jaar of ouder. In 2002 werd weer gebroed op hetzelfde nest in een Grove den als in 1999. Op 1 augustus werden hier twee jongen gehoord. Het vrouwtje Havik betrof wederom hetzelfde vrouwtje als in de afgelopen jaren. Ook van het mannetje werd een staartpen gevonden. Deze kon worden vergeleken met een gelijke staartpen uit 1999. Hieruit blijkt dat het om dezelfde vogel als in 1999 gaat. In 2003 werd alleen van het mannetje een veer gevonden. Dit lijkt een vogel van ouder dan 6 jaar. Of het dezelfde vogel is als in de afgelopen jaren is onbekend, aangezien deze veer niet voor vergelijking in aanmerking komt. In dit jaar werd gebroed in dezelfde Fijnspar als in 2000. Hier werden later ‘veel’ juveniele Haviken gehoord. Dit zullen er dus zeker twee geweest zijn, maar waarschijnlijk meer. In het jaar 2004 werd er een nieuw nest bewoond in een Lariks ten zuidoosten van de vorige nestplaats. Het vrouwtje bleek nog steeds dezelfde te zijn als van 2002 (en eerder). Deze vogel is nu dus ouder als 14 jaar(!). Er werden dit jaar meerdere keren waarnemingen gedaan van twee uitgevlogen jongen. In 2005 werden er geen duidelijke waarnemingen van een bewoond nest gedaan. Wel werd er op 26 juni zeker één jong gehoord. Het is waarschijnlijk dat er toch op het nest van 2004 is gebroed. Hier is echter onduidelijkheid over. Toevallig werd er door mij een ruipen van het vrouwtje gevonden, die ik zag uitvallen tijdens de vlucht van deze vogel. Hierbij werden ook jongen waargenomen. Dit waren er volgens mij meer dan één. Maar ik heb hier helaas geen aantekeningen van; dit blijft dus onbekend. Daarom houden we het op zeker één jong. De vogel van de ruipen lijkt een nieuw vrouwtje te zijn, maar deze ruipen is voor veervergelijking onbruikbaar. Van 2006 is alleen bekend dat er een kekkerende Havik werd waargenomen op 3 maart en 14 april. Van 2007 is in zijn geheel niets bekend over dit territorium. In 2008 werd er een nieuw nest gebruikt in een Fijnspar. Hier werden zeker twee jongen op groot gebracht, waarvan na het uitvliegen weer één werd teruggezien. Van het vrouwtje werd een ruipen gevonden, waaruit bleek dat het een vogel van waarschijnlijk drie jaar oud betreft (naar Bijlsma 1997). Het vrouwtje van 2004 is dus overduidelijk verdwenen. In 2009 werd weer hetzelfde nest opgebouwd als waar in 2008 op gebroed werd. Het succes van deze broedpoging is onbekend, omdat er geen waarnemingen in de jongenfase werden gedaan. Wel werd er een ruipen van het vrouwtje gevonden, aan de hand waarvan kon worden vastgesteld dat het om dezelfde vogel ging als die van 2008.
|10
In het jaar 2010 werd er in het geheel weer geen bezoek aan deze nestplaats gebracht. In 2011 werd er weer een broedpaar getraceerd op hetzelfde nest als 2008 en 2009 (Fig. 8). Hier werden zeker twee jongen op groot (mogelijk drie). Van het vrouwtje bleek aan de hand van de gevonden ruipennen dat het wederom dezelfde vogel als in de afgelopen jaren was. In 2012 werd opnieuw hetzelfde nest in de Fijnspar benut. Hier werden zeker 3 jongen op groot. Het vrouwtje bleek weer dezelfde vogel te zijn als die vanaf 2008 het territorium bezette. Deze is dus zeker zeven jaar oud.
Figuur 8 Vrouwtje en nestjong bespeuren onraad; de roofvogelaar meldde zich weer.. (Lippenhuisterheide, 8 juni 2012)
Figuur 9 Verplaatsing en nestgebruik van Haviken binnen één territorium nabij de Lippenhuisterheide in de periode 19992012 (gearceerd is bos).
|11
Territorium Hanenburg In het jaar 1999 werd in dit territorium door de Haviken een nest betrokken in een Lariks. Hier werd tot op 7 juni een broedend vrouwtje op waargenomen. Rond deze datum hadden er al jongen op het nest moeten zitten. Ook later werden er echter geen jongen waargenomen. Deze eerst bekende broedpoging is dus mislukt. Van het vrouwtje werd vastgesteld dat het een twee jaar oude vogel betrof. Ook van het mannetje kon de leeftijd worden bepaald. Dit bleek een één jaar oude vogel te zijn. Mogelijk dat de onvolwassen leeftijd van het mannetje een negatief effect op het broedsucces heeft gehad (zie Rutz et al. 2005). In 2000 en 2001 werden geen broedpogingen vastgesteld in dit territorium. In 2002 werden er in het voorjaar enkele waarnemingen van Haviken gedaan in een Lariksperceel aan de noordzijde van het bosgebied. Vanaf 2002 tot en met 2007 werd er wederom geen bezet nest vastgesteld op deze locatie. In 2008 werd er weer een broedpoging gedaan in dit territorium. En wel op een nieuw nest in een Lariks. Hier werden zeker twee jongen op grootgebracht. Het vrouwtje bleek aan de hand van gevonden ruipennen een vogel van waarschijnlijk drie jaar oud te zijn (naar Bijlsma 1997). In 2009 werd er weer een broedpoging ondernomen. Hiervoor werd opnieuw het nest van 2008 gebruikt. Uit de gevonden ruipennen blijkt hetzelfde vrouwtje aanwezig te zijn als uit het voorgaande jaar, deze vogel is nu dus vier jaar oud. Op het nest werden minimaal twee jongen waargenomen.
Figuur 10 Krantenbericht Leeuwarder courant 2 juli 2009.
|12
Op 1 juli werd er geconstateerd dat er in het nestperceel flink gezaagd is. Hierbij was tot op 8 meter van het nest een Lariks geveld. Deze was op slechts enkele meters langs de nestboom gevallen tijdens het zagen. Hierbij werd verderop in hetzelfde vak waarschijnlijk zelfs een nestboom met daarop een jonge buizerd omgezaagd (zie krantenartikel Fig. 10). Vanwege deze constateringen werd de milieupolitie ingeschakeld, en het werk stilgelegd. In 2010 werd er een nieuw nest gebouwd in een Lariks zuidoostelijk van het vorige nest. Na het uitvliegen werden er meerdere keren waarnemingen gedaan van bedelende jongen. Dit betroffen er zeker twee (mogelijk drie). In 2011 werd het oude nest van 2008 opgeknapt. (Fig. 11). Hier werden zeker twee jongen op uitgebroed. Het vrouwtje van de afgelopen jaren bleek wederom aanwezig. Van het mannetje werd ook een ruiveer gevonden. Deze bleek ouder als vier jaar te zijn (Bijlsma 1997). Figuur 11 In het laatste stadium voor het uitvliegen, gaan Haviken in de takken rond het nest zitten. Dit wordt dan ook wel het takkelingenstadium genoemd. (Hanenburg, 19 juni 2012)
In 2012 werd het nest van 2010 weer benut. Op 19 juni werd er een dood jong in de buurt van het nest gevonden. Deze was al meerdere dagen dood. Later vlogen er twee jongen in de nestomgeving rond. Uit de ruipennen bleek het weer hetzelfde vrouwtje te zijn dat op deze locatie tot broeden kwam, deze vogel is nu dus zeker zeven jaar oud.
Figuur 12 Verplaatsing en nestgebruik van Haviken binnen één territorium nabij Hanenburg in de periode 1999-2012 (gearceerd is bos).
|13
Territorium Poasen In het jaar 1999 werd er laat in het seizoen een nest gevonden in een Lariks. Hier lag veel dons op, en uitwerpselen onder. Deze sporen duiden erop dat er zeker één jong groot is geworden. Er werden overigens geen waarnemingen van Haviken gedaan. Van het vrouwtje werden ruipennen gevonden. Deze hadden al te lang gelegen voor exacte leeftijdsbepaling, na terugrekenen uit latere jaren bleek deze vogel in 1999 waarschijnlijk vier jaar oud te zijn (Bijlsma 1997). Van het mannetje werd ook een ruipen gevonden. Deze was voor exacte leeftijdsbepaling ook onbruikbaar. Echter kan wel gezegd worden dat het een adulte vogel betrof. In 2000 werd een nieuw nest in een Lariks gebruikt door dit paartje haviken. Op 18 juni werd de nestboom beklommen en de jongen geringd. Er bleken drie jongen op het nest te zitten. Dit waren allemaal mannetjes van resp. 32, 33 en 34 dagen oud. Deze werden na het uitvliegen weer alle drie waargenomen. Er werden ook ruipennen gevonden van het vrouwtje. Deze bleek nu waarschijnlijk vijf jaar oud te zijn Bijlsma 1997). Ook werd er weer een ruipen van het mannetje gevonden. Deze bleek een jaar of vier oud te zijn (Bijlsma 1997). Of het hetzelfde mannetje als in het afgelopen jaar is, is onduidelijk, omdat het twee verschillende pennen betreft (en dus niet kunnen worden vergeleken). In 2001 zijn er geen gegevens over de nestplaats genoteerd. Deze informatie is dus verloren gegaan. Er zijn wel twee jongen geringd op het nest. Dit waren een man en een vrouw van resp. 27 en 25 dagen oud. Van het broedvrouwtje werden ruipennen gevonden, waaruit blijkt dat dit dezelfde vogel als de afgelopen jaren was. Deze was nu dus ongeveer zes jaar oud (Bijlsma 1997). In 2002 werd er gebroed op hetzelfde nest als in 2000, in een lariks. Hier werden geen jongen op groot, getuige de verlaten indruk op 7 mei en het nijlgansendons dat er op 25 mei op lag. Het vrouwtje bleek weer dezelfde vogel te zijn als de afgelopen jaren. Deze is nu dus ongeveer zeven jaar oud (Bijlsma 1997). In 2003 werd weer een nieuwe broedpoging gedaan, ditmaal in een nieuw gebouwd nest in een Lariks. Van het vrouwtje werd vastgesteld dat het dezelfde vogel is als in de afgelopen jaren; inmiddels dus acht jaar oud (Bijlsma 1997). Opmerkelijk was een dood adult vrouwtje Havik dat werd gevonden in het territorium. Deze vogel was op meerdere plaatsen geplukt. Dit betrof overigens zeer waarschijnlijk niet het broedvrouwtje; deze werd later namelijk weer waargenomen. Op 14 juni werden de jongen geringd. Hierbij zaten twee mannetjes en één vrouwtje op het nest van resp. 26, 30 en 31 dagen oud. Hiervan werden er later na het uitvliegen weer twee waargenomen. In het jaar 2004 werd er weer een nieuw nest benut in een Lariks. Hier werden geen bezoeken aan gebracht tijdens de jongenfase. Het broedsucces blijft dus onbekend. Wel werden er weer ruiveren gevonden van het vouwtje. Dit bleek een nieuwe vogel te zijn van 5-6 jaar oud (Bijlsma 1997). In 2005 werd er weer gebroed. Ditmaal werd er weer een nieuw nest in een Lariks gebruikt. Deze broedpoging mislukte echter. Het vrouwtje van dit jaar bleek weer een nieuwe vogel van ongeveer 4 jaar oud te zijn (Bijlsma 1997). In 2006 werd weer op het nest van 2003 gebroed. Hier werd op 14 juni één jong op geringd; een mannetje van 31 dagen oud. Er werden geen voor vergelijking bruikbare ruiveren gevonden. |14
Er mag overigens vanuit worden gegaan dat het dezelfde vogel betreft uit het afgelopen jaar, vanwege de aanwezigheid van dit vrouwtje in het opvolgende jaar. In 2007 werden geen gegevens over een broedpoging beschreven. Wel werd er een ruipen gevonden van het vrouwtje, hieruit bleek dat het dezelfde vogel is als in 2005. Deze vogel is nu dus zes jaar oud. (Bijlsma 1997). In 2008 gebeurde er iets opmerkelijks. Er werden namelijk ruipennen van twee vrouwtjes bij het nest gevonden (er werden twee handpennen 2 van de rechtervleugel gevonden met verschillende bandering). Het bleken vrouwtjes van resp. 5+ en 3-4 jaar oud (Bijlsma 1997), waarvan de oudste vogel dezelfde broedvogel is als in de afgelopen jaren. Of het hier daadwerkelijk polygamie betreft is onduidelijk, er zijn namelijk geen gelijktijdige waarnemingen van twee vrouwtjes gedaan. In 2009 en 2010 zijn geen gegevens verzameld. In 2011 bleek hetzelfde nest als 2006 in gebruik te zijn (Fig. 12). Hier werden waarschijnlijk twee jongen op groot. Uit de verzamelde ruipennen bleek het om een nieuw vrouwtje te gaan van meer dan drie jaar oud (Bijlsma 1997). In 2012 werd weer een broedpoging op hetzelfde nest als 2011 gedaan. Dit nest mislukte echter. Er werden wel weer gewoon ruipennen gevonden. Deze wezen uit dat het om hetzelfde vrouwtje gaat als in 2011. Deze vogel is nu dus op zijn minst vijf jaar oud. Figuur 13 Jonge Havik op nestrand houdt omgeving in de gaten. (Hemrik, Poasen, 26 juni 2011)
Figuur 14 Verplaatsing en nestgebruik van Haviken binnen één territorium nabij de Poasen in de periode 1999-2012 (gearceerd is bos).
|15
Uitwerkingen resultaten • Leeftijden en territoriumbezetting De verzamelde gegevens over de leeftijden van de Havikvrouwtjes staan samengevat in Tabel 1. Wat blijkt uit de verzamelde gegevens over leeftijden, is dat er slechts eenmaal gebroed werd door een juveniel vrouwtje, en wel in het jaar 2000 in het Tolheksbos. In een stabiele populatie bestaat een klein percentage van de broedvogels uit juveniele vogels (Mebs & Schmidt 2005). Wanneer er echter veel juveniele vogels tot broeden komen, kan dit een teken zijn van (menselijke) vervolging (Bijlsma 1993). Afgaande op alleen deze informatie, lijkt het er dus op dat er hier geen sprake is van (intensieve) vervolging binnen de vier onderzochte territoria. Het oudst broedende vrouwtje was waarschijnlijk minstens 14 jaar (naar Bijlsma 1997), en betrof de broedvogel van de Lippenhuisterheide in de jaren 1999 tot en met 2004 (de oudste in het wild levende havik werd overigens 19 jaar -Mebs & Schmidt 2005, Cramp & Simmons 1980). Locatie/ Jaar Tolheksbos Lippenhuisterheide Hanenburg Poasen
1999 ? >6jr. 2 jr. >2jr.
2000 1 jr. ? >3jr.
2001 2 jr. >8jr. >4jr.
2002 >2jr. >9jr. >5jr.
2003 >3jr. ? >6jr.
2004 >2jr. >11jr. >2jr.
2005 >2jr. ? >2jr.
2006 >2jr. ? >3jr.
2007 >2jr … >4jr.
2008 ? >2jr. >2jr. >5jr. &>2jr.
2009 ? >3jr. >3jr. …
2010 … … >4jr. …
2011 >2jr. >5jr. >5jr. >2jr.
2012 >6jr. >6jr. >3jr.
Tabel 1 Samenvattende tabel met daarin de leeftijden en de broedreeksen van broedende vrouwtjes Haviken in vier territoria nabij Lippenhuizen, in de periode 1999 tot en met 2012. Voor het bepalen van de leeftijd werden de handpennen 2 t/m 5 gebruikt, en vergeleken met de afbeelding en uitleg in Bijlsma 1997. Vanwege de onbetrouwbaarheid van exacte e leeftijdsbepaling aan de hand van gevonden ruipennen na het 2 jaar, zijn de vogels gerubriceerd in de leeftijdsklassen: 1jr. 2jr. >2jr Verklaring tekens: - = geen vrouwtje aanwezig in territorium, ? = wel vrouwtje in territorium aanwezig, echter geen (voor vergelijking bruikbare) ruipennen gevonden, ... = Geen gegevens verzameld.
Van enkele mannetjes kon de leeftijd worden vastgesteld aan de hand van ruipennen. Dit betroffen zeven vogels waarvan één 1e jaars en de rest ouder dan twee jaar. Eén mannetje kon over meerdere jaren gevolgd worden. Dit was het mannetje van de Lippenhuisterheide waarvan in 1999, 2000 en 2002 ruipennen werden gevonden. Deze was in 1999 al ouder dan twee jaar, en in 2002 dus minstens zes jaar oud. De langst bekende opeenvolgende periode van jaren waarin hetzelfde vrouwtje in het territorium aanwezig was, betrof vijf jaar met n=2 (Poasen 1999-2003 & Hanenburg 2008-2012). De broedreeks van het vrouwtje op de Lippenhuisterheide zal waarschijnlijk vele jaren langer zijn dan uit de tabel blijkt, maar het is niet bekend of daadwerkelijk hetzelfde vrouwtje heeft gebroed in de jaren 2000 en 2003, en in de jaren voor 1999. Want er werd van dit vrouwtje in 1996 al een ruipen gevonden, en dit was destijds een vogel van zeven jaar of ouder (Bijlsma 1997). Aangezien Haviken normaal gesproken in de leeftijd van 1-4 jaar voor het eerst broeden (Cramp & Simmons 1980), zal deze vogel mogelijk ook al vóór 1996 gebroed hebben. Uit gegevens van roofvogelaar C. de Vries (woonachtig te Wijnjewoude) blijkt overigens ook dat in dit territorium ook in de jaren 1994, 1995 en 1996 succesvol gebroed is. Van de overige broedreeksen met hetzelfde vrouwtje die wel compleet bekend zijn, zijn er drie gevallen van één jaar en twee gevallen van twee jaar bekend. Dit geeft echter een totaal vertekend |16
beeld, omdat bij langere broedreeksen ook vaker een tussenliggend- of randjaar gemist werd. Er mag overigens vanuit worden gegaan dat bijvoorbeeld het vrouwtje van de Lippenhuisterheide in de periode 1999 t/m 2004 in de tussenjaren 2000 en 2003 wel in het territorium aanwezig was. De Havik is namelijk een standvogel en er is een sterke binding met de broedplaats. Wanneer een broedvogel geheel uit beeld verdwenen is, staat dit dan ook meestal synoniem met de dood van deze vogel (Bijlsma 1993). Er is echter wel gewoon gebroed in de jaren waarin geen veren werden gevonden in het betreffende territorium. Bij dit vrouwtje werden er zoals eerder vermeld in 1996 al ruipennen gevonden. Hier mag er dus zelfs vanuit worden gegaan dat deze vogel zeker acht jaar lang dit territorium bezette. De leeftijd waarin broedvogels voor het eerst werden waargenomen in een territorium betrof één keer een 1e jaars Havik, en zeven keer een Havik ouder dan twee jaar. Dit zijn overigens de vogels waarvan zeker is dat ze nieuw waren in hetzelfde jaar als dat ze voor het eerst werden waargenomen.
• Ruiveren Voor het individueel herkennen van Haviken werd er gebruik gemaakt van geruide veren. Deze werden zoals in het onderdeel ‘Methode’ genoemd opgezocht in de nabije omgeving van het nest. De ervaring heeft geleerd dat ruipennen van mannetjes Havik veel lastiger te vinden zijn dan die van het vrouwtje. Reden hiervan is het feit dat mannetjes minder in de nestomgeving aanwezig zijn als het vrouwtje (Cramp & Simmons 1980). De veren die het meest gevonden werden waren de handpennen (117),vervolgens de armpennen (45) en daarna de staartpennen (12). In vergelijking tot het aantal veren dat een havik per bovenstaande verengroep heeft, blijken er verhoudingsgewijs ook het meest handpennen gevonden te zijn, gevolgd door armpennen en in verhouding het minst staartpennen. Een havik heeft namelijk 20 handpennen, 28 armpennen en 12 staartpennen. Wanneer de aantallen gevonden ruipennen per handpen bekekenen worden (Fig. 14) blijkt dat het aantal gevonden ruipennen per handpen van binnen naar buiten gerekend geleidelijk afneemt. Uit eigen ervaring is ook gebleken dat de handpennen 1 tot en met 4 meestal tijdens de eifase gemakkelijk te vinden zijn in de omgeving van het nest. Handpen 5 wordt meestal ook nog wel in de nabije omgeving van het nest gevonden, echter bij handpen 6 was dit al veel minder het geval. De handpennen 7 tot en met 9 die gevonden werden, lagen dan ook vrijwel allemaal op een afstand verder dan 100 meter van het nest. Vanaf het moment dat de jongen ca. 2 weken oud zijn gaat de Havikvrouw vaker op jacht en worden minder veren geruid (en deze liggen vaak verder van het nest). Vanaf het moment dat de jongen vliegvlug zijn (begin juli) wordt de rui weer hervat, en worden de buitenste handpennen (en ook arm-
|17 e
Figuur 15 Gevonden ruipennen 1 jaars Havik vrouwtje Tolheksbos 2000.
e
Figuur 16 Gevonden ruipennen zelfde nu 2 jaars vrouwtje Tolheksbos 2001.
en staartpennen) geruid. Aangezien het vrouwtje nu minder aan de direct nestplaats gebonden is, verklaart dit mogelijk de verdere afstand tot het nest van gevonden ruiveren. Hier komt ook nog bij dat de vegetatie aan het begin van het broedseizoen nog open en laag is. Na een paar weken is deze echter al veel hoger en dichter waardoor ruipennen moeilijker zichtbaar zijn en makkelijker gemist worden. Dit is mogelijk samen met bovengenoemde feiten de oorzaak ervan, dat het aantal gevonden ruipennen lopende het seizoen afneemt.
Aantal gevonden ruipennen per handpen (hp) 35 30 25 aantal
20 15 10 5 0
hp. 1
hp. 2
hp. 3
hp. 4
hp. 5
hp. 6
hp. 7
hp. 8
hp. 9
hp. 10
mannetje
3
2
2
1
1
0
0
0
0
0
vrouwtje
30
21
19
12
13
9
2
1
1
0
Figuur 17 Aantal gevonden ruipennen per handpen in de periode 1999-2012 van Haviken in vier territoria nabij Hemrik.
35 30
Weeknummer
25 20 15 10 5 0 Hp. 1 (n=22)
Hp. 2 (n=15)
Hp. 3 (n=18)
Hp. 4 (n=11)
Hp. 5 (n=11)
Hp. 6 (n=5)
Handpennen Figuur 18 Vinddatums per week van geruide handpennen 1-6 uit de periode 1999-2012 van minstens 13 Haviksvrouwtjes in 4 territoria nabij Hemrik, met spreiding aangegeven. Er werden alleen vers (ogende) ruipennen van broedvogels uit de vier territoria gebruikt, zodat de vinddatums niet te veel afwijken van de ruidatums. Zie tabel 2 voor exacte data.
|18
Handpen N 22 15 18 11 11 5
1 2 3 4 5 6
Q1 Q2 (week) (week)
Mediaan (week)
Modus (week)
Gem. Uitersten (week) (dag/maand)
Spreiding (dagen)
SD (week)
15 15 17 19 21 21
16 16 18 20 23 26
16 15,5 18 19 24 26
16,1 16,7 18,5 20,5 22,5 24,6
25 36 50 50 55 70
1,3 1,4 2,1 2,4 2,1 3,4
17 18 21 23 24 27,5
08/04-04/05 14/04-20/05 14/04-03/06 27/04-16/06 08/05-02/07 11/05-20/07
Tabel 2 Exacte gegevens vinddata handpennen 1-6 van minstens 13 broedvrouwtjes Havik in onderzoeksgebied nabij Hemrik in periode 1999-2012.
Wat verder nog opvalt is dat de spreiding van het aantal dagen waarin een bepaalde handpen werd gevonden ook toeneemt per handpen van binnen naar buiten gerekend (Fig. 17 & tabel 2). Uit een studie naar de rui bij een Havik in gevangenschap werd wel bekend dat het aantal dagen tussen het ruien van opeenvolgende handpennen toeneemt per handpen van 1 naar 10, en dat dit varieert per jaar (Reading 1990). Mogelijk verklaart een soortgelijke oorzaak het verschil in spreiding van het aantal gevonden ruipennen in de vier territoria nabij Hemrik. Helaas werden er te weinig handpennen per vrouwtje per jaar gevonden om te kijken of dit inderdaad van jaar op jaar, en bij Havikvrouwtjes onderling varieert.
• Nestbomen Naast de bovengenoemde gegevens werd er ook ieder jaar getracht om bij te houden in welke boomsoorten er door de Haviken werd genesteld, en of er eerder in hetzelfde nest werd gebroed. Helaas is ook hierbij enige informatie kwijtgeraakt of niet genoteerd. Voor het grootste deel echter, werd het wel opgeschreven (of kon het achteraf nog worden uitgezocht). Locatie
1999
2000
2001 2002 Grove Grove den Tolheksbos ? den (1) ? (2) Grove Lippenhuister- Grove Fijnspar den heide den(1) (2) ? (1) Lariks Lariks Hanenburg (1) (2) Lariks Lariks Lariks Poasen (1) (2) ? (2)
2003
2004 Grove den (2)
2005 Grove den (2)
Fijnspar Lariks (2) (3)
Lariks (3?)
?
?
Lariks (3)
Lariks (5)
Lariks (3)
Grove den (2)
Lariks (4)
2006
2007
2008
2009
2010
Fijnspar Fijnspar Fijnspar Fijnspar (3) (3) (3) (3) ?
-
Fijnspar (4) Lariks (3)
Fijnspar (4) ? Lariks Lariks (4) (5)
?
?
?
?
2011
2012
Grove den (2)
-
Fijnspar (4) Lariks (3) Lariks (3?)
Fijnspar (4) Lariks (5) Lariks (3?)
Tabel 3 Door haviken gebruikte nestbomen in vier territoria nabij Hemrik in de periode 1999-2012. (…)/kleur = individuele nummer/kleur nestboom, ?= onbekend, - = Geen broedpoging bekend, (... ?) waarschijnlijk zelfde nest(boom).
Wat blijkt, is dat er in slechts drie boomsoorten is gebroed. Het betreft: Grove den Pinus sylvestris (8×), Japanse lariks Larix kaempferi (18×) en Fijnspar Picea abies (10×). Dit varieert overigens sterk per broedlocatie (wat overigens niet vreemd is aangezien het biotoop ook per locatie verschilt). Wanneer er gekeken wordt naar de beeldbepalende boomsoort in het broedperceel, blijkt dat dit niet zelden verschilt met de gebruikte nestboom. In het Tolheksbos bijvoorbeeld waar de Zomereik Quercus robur het meest vertegenwoordigd is in het broedperceel, werd alleen maar in Grove den |19
(6×) en Fijnspar (4×) gebroed. In het territorium op de Lippenhuisterheide echter, waar Zomereik en Fijnspar het beeld bepalen werd 6 keer daadwerkelijk in een Fijnspar gebroed, 2 keer in een Lariks en 2 keer in een Grove den. Opvallend is dat in de broedpercelen waar Lariksen de overhand hebben (Hanenburg & Poasen), ook in alle bekende gevallen in een Lariks gebroed werd. Er lijkt in het onderzoeksgebied dan ook een voorkeur uit te gaan naar Lariks als broedboom, gevolgd door Fijnspar en Grove den. Waarschijnlijk komt dit door de betere mogelijkheden van deze boomsoorten voor het bouwen van een nest. Zo hebben Lariksen meestal takken die haaks op de stam staan, en hebben oudere exemplaren vaak mooie vorken (wat een goede fundering voor een nest is), kunnen ze behoorlijk groot worden en verschaffen ze op gevorderde leeftijd de benodigde vliegruimte voor Haviken (Bijlsma 1993). Dit geld in geringere mate ook voor Fijnspar.
• Prooien
Prooisoort ↓ Jaar → Ransuil Asio otus Sperwer Accipiter nisus Wespendief Pernis apivorus Scholekster Haematopus ostralegus Houtduif Columba palumbus Postduif C. livia Turkse tortel Streptopelia decaocto zwarte kraai Corvus corone Kauw C. monedula Vlaamse gaai Garrulus glandarius Koekoek Cuculus canorus Spreeuw Sturnus vulgaris Merel Turdus merula Zanglijster T. philomelos Grote lijster T. viscivorus Grote bonte specht Dendrocopus major Roodborst Erithacus rubecula Grasparkiet Melopsittacus undulatus Boerenzwaluw Hirundo rustica Kip Gallus spec. Wilde eend Anas platyrhynchos Konijn Oryctolagus cuniculus (Meikever Melolontha melolontha) Totaal:
Tolheksbos
Lippenhuis- Hanenterheide burg
Poasen
’11 1 1
’11 1 3 1 1 3 1 1 1 1 13
’11 1 1 2 1 1 6
’12 0
’12 1 5 2 4 2 1* 1* 1 1* 18
’11 1 1 1 1 2 1 1 1 9
’12 1 1* 2 2 1 1 1 1 1* 11
’12 0
Totaal 1 2 1 1 1 8 1 4 4 5 1 7 5 4 2 3 1 1 1 1 1 1 2 58
Tabel 4 Prooiresten van Haviken gevonden in nestomgeving in de periode 15 maart- 15 juli. Prooien met * werden uit braakballen verzameld, aangezien in 2011 nog geen braakballen werden geplozen zijn deze niet voor vergelijking bruikbaar.
|20
In de afgelopen laatste twee jaar (2011-2012) werden er gedurende het broedseizoen ook prooiresten verzameld in de nestomgeving. In de periode voor 2010 werden slechts sporadisch enkele prooiresten genoteerd. Deze gegevens komen dus niet voor vergelijking in aanmerking. Wat blijkt uit de prooilijst (tabel 4) is dat de Kraaiachtigen het best vertegenwoordigd zijn met 13 gevonden prooiresten, gevolgd door de Lijsters met 11 prooiresten (Fig. 19). De Meikevers die ook in de prooilijst staan aangegeven zijn mogelijk niet daadwerkelijk als prooi gevangen maar via een andere prooi in de Havik terechtgekomen. Dit is echter onbekend (hierover is nog mailcontact geweest met R. Bijlsma). Figuur 19 Veel gevonden prooien van Haviken tijdens de jongenfase betreffen De soort die specifiek het meest werd juveniele vogels. Dit zijn in verhouding gemakkelijke prooien voor Haviken gevonden als prooirest was de Postduif met aangezien deze vogels nog onervaren zijn (Bijlsma 1993). Deze juveniele 8 exemplaren. Opvallend is dat al deze Zanglijster vertrouwt op zijn camouflage (Lippenhuisterheide, 8 juni 2012). Duiven in één territorium werden gevonden, namelijk het territorium nabij de Lippenhuisterheide. Het interessante aan Postduiven is dat ze allemaal van een ring zijn voorzien met het geboortejaar en een cijfercode waarmee de eigenaar kan worden opgespoord. Hierdoor kan worden bekeken in wat voor leeftijd de vogel was op het moment dat hij ten prooi aan de Havik viel, en mogelijk ook waar de vogel vandaan komt.
Land van herkomst
geboortejaar
Jaar van vondst
Thuisplaats
Nederland Nederland Nederland Nederland Nederland Nederland België Nederland Nederland
2011 2011 2011 2008 2011 2011 2012 2012 2012
2011 2011 2011 2012* 2012 2012 2012 2012 2012
Broeksterwoude (FR) Markenborgh (ZH)
? Augustinusga (FR) ? Ammerstol (ZH) ? ? ?
Km van thuishonk 28 171 ? 22 ? 151 ? ? ?
Tabel 5 Info gevonden duiven die ten prooi vielen aan de havik nabij de Lippenhuisterheide, aan de hand van vaste voetring. *= waarschijnlijk uit een voorgaand jaar (weggezakt in bosbodem).
Wat blijkt uit de gegevens van de gevonden Postduiven is dat exact 75% van de als prooirest gevonden Postduiven datzelfde jaar geboren is, en de overige 25% in het voorgaande jaar (hierbij werd de ring van 2008 niet meegerekend vanwege onzekerheid over data). Dit ligt aanmerkelijk hoger als het gemiddelde berekende percentage van 57,9% van de Postduiven die in het geboortejaar geslagen werden door Haviken, berekend met gegevens uit verschillende studiegebieden verspreid over heel Nederland vanaf 1974 (WRN 2010).
|21
De grote afstanden van het thuishonk bij enkele Postduiven worden mogelijk veroorzaakt door wedstrijdvluchten waarbij Postduiven over grote afstanden van het thuishonk worden losgelaten, waarna deze zo snel mogelijk naar het hok moeten terugkeren (het kan overigens ook zijn dat een Postduif verdwaalt is).
• Broedsucces Tijdens ieder nestbezoek werd er gekeken of het nest nog bewoond was, en of er geen mislukking was opgetreden. Dit is over het algemeen wel te zien aan de hand van sporen als vers dons op de nestrand, uitwerpselen onder het nest in de jongenfase en alarmerende ouders.
Locatie Tolheksbos Lippenhuister -heide Hanenburg Poasen
1999
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
?
-
?
+ (1)
+(1)
+(2)
+(2)
+(1)
+(2)
+(1)
?
?
-
*
+(2/3)
-
?
+(2)
+(2)
+(2)
+(1)
?
?
+(2)
-
?
+(2/3)
+(3)
-
*
*
*
*
*
*
*
*
+(3)
+(1)
+(2)
+(2)
+(2)
+
+(3)
?
-
+(2)
-
-
+(1)
?
?
?
?
+(2)
-
Tabel 6 Broedsucces van broedpogingen in de periode 1999-2012 in het studiegebied nabij Hemrik. + =succesvol(jongen uitgevlogen), (cijfer)=geschatte aantal jongen dat uitvloog, - =mislukt (geen jongen uitgevlogen) ?= geen informatie verzameld, * = geen broedpoging bekend.
Ook werd er in de jongenfase geprobeerd om (vanaf de grond; onbetrouwbaar) een schatting te maken van het aantal jongen dat zich op het nest bevond. Wanneer de jongen eenmaal zijn uitgevlogen, zijn deze doormiddel van het tot over honderden meters hoorbare bedelgehuil meestal wel te traceren en op aantal te schatten. Aan de hand hiervan kan dan worden opgemaakt of het een succesvolle broedpoging is geweest of niet. Dit levert de resultaten in tabel 6 en 7 op.
Hieruit blijkt dat er 34 broedpogingen bekend zijn, waarvan 74% (n=25) succesvol waren en 26% (n=9) mislukten. Met alle succesvolle gevallen bij elkaar vlogen er in totaal minstens 35 jongen uit. Er werd overigens negen keer geen broedpoging gevonden betreffende locatie Hanenburg (acht keer geen broedpoging) en het Tolheksbos (één keer geen broedpoging). Locatie Tolheksbos Liph’heide Hanenburg Poasen
Aantal broedpogingen 9 10 6 9
Succesvolle broedpogingen 7 8 5 5
% succesvol 77,8 80,0 83,3 55,6
Geschatte aantal uitgevlogen jongen 10 16 10 9
Tabel 7 Informatie over broedpogingen voor zover bekend in vier territoria in de periode 1999-2012 in het studiegebied nabij Hemrik.
Wat blijkt, is dat het territorium in Hanenburg het qua percentage broedsucces het beste doet. Echter werd er acht jaar lang niet gebroed in dit territorium, hierdoor is het aantal grootgebrachte jongen niet het hoogste. Dit is namelijk het geval in het territorium bij de Lippenhuisterheide waar het op één na hoogste percentage broedsucces werd vastgesteld, en met elkaar de meeste jongen |22
uitvlogen. Het minst productieve territorium bleek duidelijk het territorium nabij de Poasen te zijn met een broedsucces van 55,6%. Mogelijk dat de openheid van het betreffende Lariksperceel (wat ervoor zorgt dat de nesten makkelijk te zien zijn van een grote afstand) menselijke vervolging in de hand werkt (Bijlsma 1993).
Eindconclusie en aanbevelingen Door relatief simpel nesten te traceren en ruiveren te verzamelen, kan veel informatie worden verkregen over het wel en wee van broedvogels. De vier territoria van de Havik die zijn onderzocht in de periode 1999-2012 in een onderzoeksgebied tussen Hemrik en Lippenhuizen, kennen een redelijk constante bezetting in de bovengenoemde periode. Van alle broedvogels waarvan de leeftijd kon worden vastgesteld, bleken er slechts tweemaal juveniele vogels gebroed te hebben, dat wijst op een stabiele populatie. De oudste bekende broedvogel betrof een vrouwtjeshavik dat minimaal 14 jaar oud was. Van 2 vrouwtjes werd een plaatstrouw van liefst vijf achtereenvolgende jaren vastgesteld. Dit is in werkelijkheid waarschijnlijk niet eens de langste broedreeks. Het is namelijk niet gelukt om ieder jaar gegevens van alle broedvrouwtjes te verzamelen. Voor het individueel herkennen van Haviken werd gebruik gemaakt van geruide veren. Een prima middel zodat het voor dit type onderzoek niet eens nodig is om vogels individueel herkenbaar te maken door bijvoorbeeld een kleurring. De ruiveren werden gedurende het broedseizoen opgezocht, en gebruikt om o.a. de bovenstaande gegevens over broedreeksen en leeftijden te verzamelen. Er kan aan de hand van deze ruiveren naderhand ook nog worden gekeken naar de data waarop veren geruid werden, en op welke afstand specifieke veren van het nest lagen in bepaalde periodes. Wat bleek was dat de spreiding van het aantal dagen waarop een bepaalde handpen werd geruid, toeneemt per handpen, van binnen naar buiten gerekend. Tevens bleek dat de buitenste handpennen 7 tot en met 9 die gevonden werden allemaal verder lagen als 100 meter van het nest. In tegenstelling tot de binnenste handpennen; die veelal vlakbij het nest werden aangetroffen. Als nestboom werden slechts drie boomsoorten door de Haviken in het onderzoeksgebied benut. In de volgorde van voorkeur waren dat Lariks, Fijnspar en Grove den. In de 13-jaar tijd werd er maximaal op 5 verschillende nesten gebroed in één territorium, en minimaal op 3 verschillende nesten. Aan de hand van verzamelde prooiresten nabij het nest, is gebleken dat het meest kraaiachtigen als prooi werden benut, gevolgd door lijsterachtigen. Tussen de prooiresten zat ook een aantal postduiven. Hiervan kan aan de hand van hun ringen worden bepaald, waar deze vogel s vandaan komen. Eén van deze postduiven bleek helemaal uit Zuid-Holland te komen, en was 171 kilometer van zijn thuishonk om uiteindelijk bij een Haviksnest als prooirest teruggevonden te worden. In totaal zijn er 34 broedpogingen vastgesteld, waarvan 74% succesvol was (ten minste één uitgevlogen jong) en de overige 26% mislukten. In totaal vlogen er minimaal 35 jonge Haviken uit in de vier territoria. Een mogelijke mislukkingoorzaak is menselijke vervolging. Er werd niet elk jaar volgens een vaste werkwijze onderzoek verricht. Daardoor werden gegevens gemist en is vergelijking op jaarbasis soms niet goed mogelijk. Door bijvoorbeeld de inzet van meer vrijwilligers zou dit onderdeel verbeterd kunnen worden.
|23
Dank- en nawoord Dank aan de heer T. Popma die al zijn gegevens uit de periode 1999-2009 aan mij beschikbaar stelde. Zonder deze informatie was een dergelijk verslag niet mogelijk geweest. De in dit verslag gebundelde gegevens waren nooit verzameld wanneer er naar de demotiverende teksten van de terrein eigenaren, jagers, jachtopzichters en selectieve ‘natuurvrienden’ geluisterd was. Enkele quotes: ‘Het interesseert ons niet waar de nesten van roofvogels zitten. We weten dat ze er zitten, dat is voor ons genoeg.’, ‘Ik weet wel waar de nesten van de roofvogels zitten, maar dat vertel ik niet; want anders haal jij de eieren eruit.’, ‘Als ik niet mijn jachtakte daarvoor op het spel hoefde te zetten, had ik die havik geschoten.’, ‘Haviken zijn ook gewoon vreselijk lelijk!’. Aan de ene kant vind ik deze onwetendheid wel fascinerend, echter het is wel zorgelijk dat er zo kortzichtig over (roof)vogels wordt gedacht. Voor de havik en andere roofvogels is het te hopen dat dit soort mensen geen beleid over het beheer van de ons nog resterende natuurgebieden (mee) opstellen.
Figuur 20 ‘Haviken zijn ook gewoon vreselijk lelijk!’, ‘Als ik niet mijn jachtakte daarvoor op het spel hoefde te zetten, had ik die Havik geschoten.’ (Dellebuursterheide 20 mei 2012)
Literatuur Bijlsma R. G., 1993, Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels. Schuyt & Co., Haarlem. Bijlsma R. G., 1997, Handleiding veldonderzoek roofvogels. KNNV uitgeverij, Utrecht. Cramp S. & Simmons K.E.L., 1980, Handbook of the birds of Europe, the Middle East and North Africa. The birds of the Palearctis, volume ІІ Hawks to Bustards. Oxford University Press, Oxford. Mebs T. & Schmidt D., 2006, Roofvogels van Europa, Noord-Afrika en Voor-Azië. Tirion natuur, Baarn. Reading C. J., 1990, Molt pattern and duration in a female Northern Goshawk (Accipiter gentilis), J raptor Res. 24(4): 91-97. Rutz C., Whittingham M. J., Newton I., 2005, Age-dependent diet choice in an avian top predator. The Royal Society, London. Vlugt D., 2010, Betekenis van Postduiven Columba livia voor Haviken Accipiter gentilis, en vice versa. De Takkeling 18: 204-223. |24
Overige geraadpleegde literatuur Bijlsma R. G., 2003, Havik Accipiter gentilis legt superdwergei, of: leven en dood in een 30-jarig territorium op het voedselarme Planken Wambuis (Veluwe), De Takkeling 11: 133-142. Lent T. van, 2004, De Havik Accipiter gentillis op de Utrechtse Heuvelrug van 1965-70: broedresultaten, prooiresten en ruiveren., De Takkeling 12: 118-144. Pot A., Blaauw R., Huizenga J. & Sterken T., 2008, Broedende Buizerds Buteo buteo en Haviken Accipiter gentilis in Boswachterij Veenhuizen: aantalsontwikkeling, broedsucces en verstoring (19832007), De Takkeling 16: 234-242. Spohn M. & R., 2008, De nieuwe Tirion natuurgids Bomen., Tirion natuur, Baarn.
Eigen publicaties Bil, W., 2011, Onderzoek bij broedvogels en nestjongen Roofvogels tussen de Sweachsterwei en Poasen, Jaarverslag 2011 Bil, W, 2011, Resultaten roofvogelonderzoek Hemrikkerscharren 2011, de Geaflecht 30e jaargang nummer 3, Gorredijk
Bronvermelding Kopportret havik voorblad: http://www.nationalgeographic.nl/community/foto/bekijken/kopportrethavik
|25