2.6. - Beleidsprogramma 2001 - 2006 Ik heb de eer U hierbij, overeenkomstig artikel 66 §2bis van de provinciewet, het beleidsprogramma 20012006 van de provincie West-Vlaanderen, goedgekeurd door de provincieraad op 27 september 2001, ter kennis te brengen. Met de meeste hoogachting, De Provinciegriffier, Hilaire OST
De Gouverneur, Paul BREYNE
Respect voor West-Vlaanderen Beleidsprogramma 2001-2006 2/20
Respect voor West-Vlaanderen Respect hebben, respect vragen en respect krijgen voor West-Vlaanderen. Respect voor de West-Vlamingen, respect voor de kwaliteiten van stad en platteland in onze provincie. Nu én straks. Daar is het in de komende jaren en in dit beleidsprogramma 2001-2006 om te doen. Het West-Vlaamse provinciebestuur was in het voorbije decennium ambitieus. Het recent verschenen Jaarboek 2001, op 21 juni 2001 voorgesteld op het Esenkasteel, biedt een staalkaart van realisaties uit het voorbije jaar. In het werkstuk 'Vlaanderen 2002' opteerde de Vlaamse Regering in 1992 voor de afschaffing van de verkozen provincieraden. Deze 'terdoodveroordeling' gaf de provincies paradoxaal genoeg een injectie met levenselixir, extra kracht als het ware. De bewijzen zijn er, maar het werk is nog niet af. In 1999 werd een afsprakennota met de Vlaamse Regering ondertekend. Die nota werd bevestigd door de huidige Vlaamse regering. Er zijn nu ook gesprekken aangekondigd die vooral de grijze bestuurszone tussen de Vlaamse Overheid en de provincies efficiënter en democratischer moeten ordenen. De ambities zijn nog altijd dezelfde: een vitaal, gastvrij West-Vlaanderen met een solidaire en gezonde bevolking, een duurzame economie, een veilige en verzorgde omgeving mét boeiende steden en bloeiende streken én een omvangrijk platteland waar land- en tuinbouw, natuur, open ruimte en rust de troeven zijn. In de huidige welvarende samenleving staat kwaliteit meer dan ooit voorop voor het West-Vlaanderen van de XXIste eeuw. De missie van de provincie als streekbestuur bestaat er dan ook in om de doelmatigheid en de democratische kwaliteit van de gebiedsgerichte bestuurlijke vormgeving en beleidsuitvoering te verbeteren. Om deze missie te realiseren dient het politieke bestuur respect te hebben voor de inwoners van de provincie, voor het natuurlijke, cultuur-historische en sociaal-economische kader dat zich ontwikkelde door de tijden heen. Dit veronderstelt ook dat de centrale besturen een eerlijk respect hebben voor de eigenheid van de West-Vlaamse regio's met hun specifieke kwaliteiten en problematieken. Dit beleidsprogramma wordt dan ook onder het motto 'Respect voor West-Vlaanderen' ter goedkeuring aan de provincieraad voorgelegd. Dit document werd mee voorbereid door de raadsleden van de partijen die de meerderheid vormden na de voorbije provincieraadsverkiezingen. Deze beleidsnota is geen uitgebreide opsomming van wat de deputatie wel, misschien, of niet gaan doen. Naast de actuele bestuurlijke onzekerheden - het kerntakendebat - leert het voorbije decennium - met steeds snellere veranderingen in de samenleving - dat zes jaar vooruit én concreet plannen een naïeve optie zou zijn. In de komende periode worden aan de raad wel een negentiental gedetailleerde, sectorale meerjarenbeleidsnota's voorgelegd. In de volgende bladzijde worden ze opgesomd. Daarnaast geven de toelichtingsnota's bij de begrotingen de jaarlijkse, concrete accenten weer.
Jan Durnez Patrick Van Gheluwe Gabriël Kindt Dirk De fauw Gunter Pertry Marleen Titeca-Decraene
2/21
Inhoud Inleiding * vast te stellen beleidsnota's
1. Provincie: knooppunt voor overleg en samenwerking * Provincie plus: provincies in Vlaanderen * De West-Vlaming verwacht wat méér * Gebiedsgericht beleid voeren * Informatie en communicatietechnologie * Een zichtbare provincie * Human Resource Management
2. Leren, leven en werken in de XXI eeuw * Onderwijs en zeewetenschappelijk onderzoek * Jeugdbeleid * Sport * Cultuur en kunst * Economie, KMO en streekontwikkeling * Land- en tuinbouw * Zeevisserij * Toerisme en Recreatie
3. Ruimte maken, ruimte delen * Ruimtelijke ordening * Leefmilieu
2/22
* Natuur- en landschapsbeleid * Integraal waterbeleid * Duurzame ontwikkeling in West-Vlaanderen en ook erbuiten * Mobiliteit
4. Wel en gezond thuis * Welzijn, wonen, gezondheid en gelijke kansen
5. Relaties * Noord-Zuidbeleid, West-Vlaanderen in de wereld * Externe Relaties en Europese programma's
6. Zuinig met centen * Financiën * Efficiënt patrimoniumbeheer
2/23
Sectorale beleidsnota's vast te stellen door de provincieraad Decretale opdracht • Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan • Milieubeleidsplan 2003-2007 • Jeugdwerkbeleidsplan • Sportbeleidsnota • Plattelandsbeleidsnota
Provinciale beleidsnota's op eigen initiatief • Economie en KMO • Land- en tuinbouw (2005-2010) • Duurzame ontwikkeling • Welzijn • ICT en GIS • Mobiliteit • Strategische streekplannen toerisme en recreatie • Cultuur, kunst en musea • Externe relaties • Samenwerking met Noord-Frankrijk • Educatie • Gebiedsgerichte werking • Onderwijs • Noord-Zuidbeleid
2/24
1. Provincie: knooppunt voor overleg en samenwerking 2/25
Provincie plus: provincies in Vlaanderen De provincies beginnen aan een tegelijk boeiende en moeilijke legislatuur. De Vlaamse overheid plant een ingrijpende hervorming van het Vlaams binnenlands bestuur, in samenwerking met haar bestuurlijke partners, de provincies en de gemeenten. In het voorafgaandelijke kerntakendebat zal kritisch nagegaan worden welk bestuursniveau voor welke basisopdrachten het best aangewezen is. De Vlaamse provincies bereiden het debat grondig voor. Ze willen vanzelfsprekend positief en geëngageerd meewerken aan het welslagen van de verbetering van het intern bestuur in Vlaanderen, ten dienste van de burger en de verdere ontwikkeling van de Vlaamse samenleving. Overigens hebben deze besturen de afgelopen jaren in dit verband al heel wat denkwerk verricht of laten verrichten, van het Charter van de Vlaamse provincies tot een reeks wetenschappelijke studies. Vanuit dezelfde bekommernis werken de provincies al een hele tijd ook zelf aan de verfijning van hun profiel, op weg naar een 'Provincie Plus'. De provinciebesturen wensen inderdaad vanuit een gemeenschappelijke visie, maar met eigen accenten, te werken. Dit gebeurt precies om hun specifieke identiteit en meerwaarde aan te tonen als dynamische, bovenlokale streekbesturen. Hierbij kiezen zij voor een integrale en gebiedsgerichte beleidsvoering in nauwe samenwerking met zowel bestuurlijke als private partners. Het publieke debat in de provincieraden dient in deze opvatting een spiegel te zijn van het maatschappelijk gebeuren in de verschillende subgebieden van de provincie. De provincies wensen zich tegen deze achtergrond consequent te bezinnen over hun takenprofiel en zich op welomschreven kerntaken te richten. Dit betekent ook dat tal van semi-bestuurlijke circuits worden afgebouwd en onder de rechtstreekse politieke verantwoordelijkheid van het provinciaal streekbestuur komen. De provincies zullen verder een prestatiebegroting hanteren, met duidelijke doelstellingen. Daardoor gaan ze hun budgettaire middelen niet onnodig versnipperen over deelprojecten die niet of onvoldoende ten dienste staan van de kerntaken. Ook de provinciale subsidiepolitiek koppelen ze aan de missie van het provinciebestuur. Anders gezegd, de Vlaamse provincies kiezen resoluut en zelfbewust voor een 'provincie plus'. De term slaat op provinciebesturen die volop in beweging zijn en hun rol als streekbestuur voortdurend aanscherpen. Streekof gebiedsgericht werken is een complexe methodiek van maatschappelijke en bestuurlijke netwerkvorming. De netwerkvorming steunt per definitie op een goed onderbouwde visie, bezieling en creativiteit en is het resultaat van intens overleg met alle relevante partners. De specifieke methodiek van streekwerking, evenals het vereiste draagvlak ervoor, kan onmogelijk van bovenaf worden opgelegd en kan evenmin de simpele optelsom zijn van initiatieven die nu al op het terrein leven. Het draagvlak is bovendien niet altijd gelijk aan het provinciaal territorium. Omwille van dit feit en omdat maatschappelijke vraagstukken nu eenmaal levende fenomenen zijn, kan streekwerking ook niet vertaald worden in vaste structuren. Gebiedsgerichte werking mag echter geen excuus zijn om verantwoordelijkheden af te schuiven. De onderlinge coördinatie en afstemming van streken blijft met andere woorden uiterst belangrijk. De meerwaarde van het bovenlokaal, provinciaal bestuursniveau is juist dat het zorgt voor een evenwichtig kader voor probleemoplossing op regionaal en bovenlokaal vlak (het streekniveau). Als bovenlokaal bestuursniveau heeft de provincie een unieke mogelijkheid om de polsslag van het maatschappelijk leven en de veranderingen in de omgeving uiterst snel aan te voelen. Het is een bevoorrechte situatie die de provinciebesturen extra kansen biedt om tot een goed uitgewerkt relatiepatroon te komen. Daarbij staan netwerkvorming, het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden en het overleg met externe partners centraal. Eenmaal de kerntaken goed gedefinieerd zijn, kan er ook duidelijk worden nagedacht over wat het bestuur op langere termijn wenst te bereiken. Een behoorlijk bestuur doet inderdaad aan planning en benadert de verschillende activiteiten vanuit een beredeneerde samenhang.
2/26
Hiervoor is er nood aan een goed doordacht concept van provinciaal overheidsmanagement, ondersteund door een dynamisch werkende administratie en gestuwd door een geëngageerd politiek verantwoordelijkheidsbesef. Dit beleidsprogramma 2001-2006 wil hiervoor alvast de basis leggen.
De West-Vlaming verwacht wat méér van zijn provincie Vele inwoners verwachten steeds méér van de overheid. Het is daarbij niet altijd even helder tot wie deze verwachting zich richt: tot het overheidsapparaat dan wel (of tevens) tot de politieke overheid. Verrassend genoeg zijn sommige bewoners ook van oordeel dat de overheid moet terugtreden en/of dat de overheid niet meer de aanstuurder is van alle ontwikkelingen in het maatschappelijk gebeuren. In elk geval moet de overheid voor de burger 'snel, zeer snel, soepel en efficiënt' werken. Al naargelang de positie wordt wel anders geoordeeld over 'soepel en efficiënt'. De indiener van een bezwaar tegen een milieuvergunning beoordeelt 'soepel en efficiënt' anders dan een bedrijf dat een vergunning verkreeg. Uit de praktijk in de voorbije jaren in West-Europa blijken de relaties tussen overheid en de bevolking onder druk te staan. De scholingsgraad en het (abstract) begripsvermogen van de inwoners stijgt steeds verder. Daardoor verwachten zij meer en meer een transparante, toegankelijke en ook een in toenemende mate interactieve overheid. De informatie- en communicatietechnologie (ICT, zie verder) creëert een virtuele ruimte. In deze ruimte wordt het visueel, verbaal en non-verbaal contact vervangen door een zee van toegankelijke informatie. Het voldoen aan deze hoge communiciatieverwachtingen vraagt een onmetelijke inspanning van de overheid (politiek en ambtelijk). Door de steeds groeiende mobiliteit, de ontgrenzing, de EURO en het gewijzigde werk- en vrijetijdspatroon, samen met de globalisering, wint het grensoverschrijdende fel aan belang. Niet alleen de Europese regelgeving en de ermee samenhangende complexiteit, maar ook het consumentengedrag, de schaalvergroting en internationalisering van het bedrijfsleven brengen met zich mee dat van de provinciale overheid heel wat verwacht wordt. Daarenboven verwacht de inwoner - als klant - van de provincie dat het beleid dichter bij de burger komt. De centrale sturing maakt plaats voor een regierol van de provincies in de 'verstreking' die aan de gang is. Deze 'verstreking', een West-Europees fenomeen, is een reactie op de globalisering. Dichter bij de bewoners staan betekent ook ingaan op de wens van de burger om meer bij het beleid betrokken te worden. Overleg binnen de samenleving is meer dan ooit een uitdaging en noodzakelijk om het draagvlak van beslissingen te verhogen. De provincie dient hier nu meer dan ooit zorg voor te dragen en de vele kanalen van en naar het verenigingsleven hiervoor aan te wenden. Tenslotte is het de inwoner wel om het even welke overheid bevoegd is voor een vraag of probleem. Heel wat uitdagingen zijn ook dermate complex en geïntegreerd dat geen enkele overheid alléén in staat is de zaak efficiënt aan te pakken. Samenwerking en afstemming van beleid zijn nodig. Een hiërarchische benadering is hier uit den boze. Cruciaal is dat een bestuursniveau, dat zich verantwoordelijk voelt om een problematiek aan te pakken, zich niet gedwarsboomd voelt door de bevoegheidsvraag. De bevoegdheidsvraag opwerpen is het sluitende alibi om geen initiatief te (hoeven) nemen. Vooruitdenken en detecteren wat de inwoners verwachten kan slechts bijdragen tot het herstellen van het vertrouwen in de overheden.
2/27
Gebiedsgericht beleid voeren De missie van de provincie als streekbestuur situeert zich vooral op het vlak van het verbeteren van de doelmatigheid en de democratische kwaliteit van integrale, gebiedsgerichte, bestuurlijke vormgeving en beleidsuitvoering. Dit omwille van de verantwoordelijkheid van de verkozen besturen ten opzichte van de burger en de vele contacten met het middenveld en de gemeenten. 'Gebiedsgericht' staat dan niet voor één vast gebied en bestrijkt ook niet noodzakelijk de hele provincie, maar is een verzamelterm voor allerlei flexibele schaalomschrijvingen. Vanuit de missie van de provincie als streekbestuur zijn de gebiedsgerichte beleidsvoering en werking een horizontale opdracht die het hele bestuur en de organisatie aanbelangt. Daarbij hoort het tot de kerntaken van de provincie: • streekgebonden materies te behartigen die een bovenlokale beleidsinvulling vragen • gebiedsspecifieke en schaaldifferentiële beleidsprogramma's op te zetten op basis van netwerking met (lokale en Vlaamse) overheden, functionele hulpstructuren en private actoren • bij te dragen tot de territoriale integratie tussen sectoren en actoren en een actieve rol te spelen in het tot stand brengen van deze gebiedsgerichte afstemming • een actieve rol te spelen in de bovenlokale, strategische planning voor de gebieden • in de schoot van de provincieraad het publieke debat te voeren over gebiedsgerichte prioriteiten en de onderlinge afstemming ervan, vanuit het provinciale bestuursniveau Op de drie assen - economisch-infrastructureel, ruimtelijk-ecologisch en sociaal-cultureel - wint een gebiedsgerichte beleidsvoering aan belang. Het betreft volgende beleidsthema's: 1. strategische planning, organisatie en mobilisatie van en voor een endogeen subregionaal economisch vernieuwingsbeleid (streekplatformen, GOM's, STC's STEM-nota...) 2. verdelingsvraagstukken inzake ruimtelijke ordening op het niveau van stedelijke en landelijke gebieden (RSV, kerntaken van provincies in de uitwerking van het decreet ruimtelijke ordening) 3. belangenafweging van natuur- en milieuzorg, landbouw, recreatie en toerisme in waardevolle landschappen en ecologisch waardevolle gebieden (regionale landschappen, ecologische impulsgebieden, rol van de provincie in het PlattelandsOntwikkelingsProgramma) 4. een geïntegreerd ecologisch beleid en belangenafweging inzake waterkwaliteit en waterkwantiteit op het niveau van rivierbekkens (decreet waterbeleid, functie polders en wateringen, rol bekkencomités) 5. organisatie van vraag en aanbod en afstemming van opleiding en vorming op de evoluties in de subregionale arbeidsmarkten (STC's), de volwasseneneducatie, de cultuurspreiding en bibliotheekwerking 6. beheersing en sturing van verkeer en vervoer rond stedelijke gebieden (mobiliteitsplan Vlaanderen) 7. organisatie van vraag en aanbod en afstemming van de welzijns- en gezondheidszorg in de verzorgingsgebieden van diensten en instellingen op de tweede lijn (allerlei overlegvormen) 8. landsgrensoverschrijdende aspecten van het voorgaande (Europese programma's in het kader van Interreg) Voor elk van deze acht sporen kunnen voorbeelden worden aangegeven van bestuurlijke ontwikkelingen. Steeds terugkerende vragen zijn: wat moet Vlaanderen voor deze beleidsvraagstukken zelf doen, wat kan decentraal gebeuren, wat moet functioneel en wat gebeurt beter vanuit een integraal werkend bestuur dat voor het algemeen belang staat?
Nieuwe oriëntaties
Om de keuze voor een gebiedsgericht beleid verder te onderbouwen, vooruitgang te boeken op het vlak van een meer geïntegreerde aanpak en een afdoend antwoord te kunnen bieden op de recente evoluties, dringen zich een aantal bijstellingen op.
2/28
1. De structurele uitbouw volgens een gedeconcentreerd model heeft het mogelijk gemaakt om de sporen te trekken. De 'gebiedswerking' is niet langer weg te denken uit het globale dienstenpakket van de provincie WestVlaanderen en functioneert de facto als een eerste- lijnsloket voor lokale besturen en diverse bovenlokale actoren in de diverse regio's. Deze verworvenheid dient verder gevaloriseerd te worden in de profilering van de provincie als streekbestuur. Om de antennefunctie van de gebiedswerking te versterken, wordt van de 'teams van gebiedswerkers' een sterkere inbedding in hun regio verwacht. Het is nodig meer tijd en energie te besteden aan het uitbouwen van netwerken, de opbouw van streekkennis en de analyse van problemen en potenties op de diverse terreinen waarop het provinciebestuur actief is. Dit vereist een engagement binnen het team dat de strikt sectorale inzet van de individuele gebiedswerkers overstijgt. De vorming, begeleiding en sturing van deze streekgerichte benadering kan verder gebeuren vanuit de horizontale dienst Externe Relaties, Europese Programma's en Gebiedsgerichte Werking.
2. Wil de provincie echter als volwaardige actor erkend worden op het vlak van geïntegreerde streekontwikkeling, en als 'streekbestuur' een verantwoordelijke rol spelen, dan zal er ook een overeenkomstig engagement vereist zijn van het hele bestuur. Enkel op die manier kan de provincie haar missie volbrengen. Met betrekking tot de diverse aspecten die eigen zijn aan het gebiedsgerichte streekbeleid zal de gepaste deskundigheid aangereikt moeten worden, om vanuit de provincie een toegevoegde waarde te creëren. Dit geldt a fortiori voor wat de inzet op het vlak van strategische planning betreft, maar ook op het niveau van projectteams is een dergelijk engagement vereist. Deskundigheid is bovendien een conditio sine qua non om enige beleidsmatige sturing te kunnen claimen. De verschillende provinciale diensten dienen daarom de gebiedsgerichte aspecten binnen hun beleidsdomein duidelijker te expliciteren, zowel qua inhoud, personele inzet als financiële engagementen. De coördinatie op planningsniveau gebeurt het best op het niveau van de griffie. Een representatieve stuurgroep (samengesteld uit vertegenwoordigers van de diensten en de regio's) moet instaan voor een functionele afstemming van sectoroverschrijdende thema's.
3. De optimale uitbouw van dit beleid vereist bovendien een dubbele politieke verankering. Het is belangrijk dat de leden van de bestendige deputatie en van de provincieraad actief betrokken worden bij en zich inzetten voor de gekozen aanpak, onder meer door een actieve participatie aan overlegplatforms of deelname aan stuurgroepen inzake strategische planning, ... Anderzijds is er ook een bestuurlijke verantwoordelijkheid om dit beleid te legitimeren, door in de schoot van de provincieraad het publieke debat te voeren over gebiedsgerichte prioriteiten en de afstemming van de verschillende gebieden op elkaar.
4. Om de continuïteit van een gebiedsgericht streekbeleid te verzekeren is een vorm van structurele project- en programmafinanciering vereist. Structureel is het aangewezen dat de provincie, naast eigen personeel en werking, bijdraagt tot de financiering van strategische partners en hun infrastructuur (zoals streekhuizen).
2/29
Dit geldt uiteraard projectmatig gezien, voor wat de eigen initiatieven betreft, maar anderzijds ook ter ondersteuning van bovenlokale, strategische en integrerende projecten en programma's. De diverse Europese programma's en de coördinatierol die de provincie hierbij vervult, bieden op dit vlak heel wat mogelijkheden.
5. De ervaring met de gebiedswerking leert dat het hier om complexe, maatschappelijke processen gaat. Deze processen vereisen een hoog niveau van maturiteit en flexibiliteit van het betrokken personeel, om tot resultaten te komen. In elke regio is er daarom nood aan een 'senior' coördinator die de vereiste capaciteit heeft om de provincie te positioneren en de gebiedsgerichte inzet van de provincie te coachen. Hij/zij is het aanspreekpunt van de provincie in de regio, organiseert de onderhandelingen met betrokken partners, met de provinciale diensten, trekt de projectwerking, ... Dergelijke 'nieuwe' stappen kunnen niet van vandaag op morgen worden gezet. Deze verandering moet als een proces beschouwd worden dat een aantal jaren in beslag zal nemen. Ze vormt evenwel een wezenlijk onderdeel van wat men in Nederland recent de 'vechtstrategie van het geprangde middenveld' is gaan noemen.
Verzelfstandiging van provinciale diensten en instellingen
Een oud zeer bij de provincies is dat zij tal van constructies moesten opzetten, onder meer via v.z.w.'s, om het beheer van specifieke instellingen of de realisatie van bijzondere opdrachten mogelijk te maken. Dikwijls werden ze daartoe verplicht door Koninklijke Besluiten, decreten of Besluiten van de Vlaamse Regering. De Regionale Landschappen zijn een recent voorbeeld. Heel wat ouder zijn de v.z.w.'s die opgericht werden in de schoot van het Provinciaal Onderzoekscentrum voor Land- en Tuinbouw in Beitem, of de betoelaging van de toeristische federaties via een KB van 1964. Ondanks het feit dat deze v.z.w.-formule veelal opgelegd werd, worden de provincies vooral door het Vlaamse niveau met de vinger gewezen. Door deze werkwijze zouden ze bijdragen tot het 'democratisch deficit' van de provincies. Ontwapenend in dit debat is de recente informatie dat de Vlaamse overheid zelf werkt met zo'n 400 v.z.w.'s. Door de wijziging van de provinciewet in 1997 werd aan de provincies de mogelijkheid gegeven om autonome provinciebedrijven op te richten. Essentieel in deze bedrijven is dat de provincieraad zelf beschikt over de meerderheid in de Raad van Beheer. De provincieraad van West-Vlaanderen liet dit aanbod niet koud worden en besliste in maart 2000 een a.p.o. (autonoom provinciaal overheidsbedrijf) Westtoer op te richten in de sector Toerisme en Recreatie. Westtoer verwierf rechtspersoonlijkheid op 1 mei 2001. Dit eerste initiatief in de nieuwe formule zal een proeffunctie vervullen. De provincie opteert ervoor om ook andere verzelfstandigde provinciale diensten in een a.p.o., een gewoon provin-ciebedrijf of gelijkaardige formules onder te brengen. Kunnen in aanmerking komen: onder meer het POVLT en de v.z.w.'s errond, de vormingsinstellingen voor personeel en sommige musea. Oplossingen voor de gevolgen van decretale wijzigingen (onder meer ten aanzien van de GOM) kunnen hier een plaats krijgen. Gewone provinciebedrijven kunnen ook een efficiënter beheer van sommige opdrachten mogelijk maken (Europese programma's, TiNCK ...). Beleidsbeslissingen dienen genomen te worden door de provinciale politiek verantwoordelijken. De Raden van Bestuur van de a.p.o.'s kunnen beslissingen nemen in verband met de beleidsuitvoering. Onderhandelde beheersovereenkomsten leggen de verhoudingen vast. Beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering horen thuis bij de administratie. Evaluatie is een taak van ambtenaren en politiek verantwoordelijken. Een belangrijk aspect is de verhouding tussen de gemeenten, het zogenaamde 'middenveld' (gebruikers, private partners, belangengroepen, ...) en de a.p.o.'s. In Westtoer werd een delegatie uit de gemeenten en de private sector opgenomen in de Raad van Bestuur en dit wordt doorgetrokken naar de regionale, adviserende comités.
2/30
Externe procesbegeleiding en externe deskundigheid zullen veelal nodig zijn om de zakelijke en personele aspecten in een sluitende en toch vernieuwende regeling onder te brengen. De ervaringen in dit verband in de voorbereiding van Westtoer a.p.o. zijn zeer positief. Tenslotte dient gewaakt te worden over het risico dat een verzelfstandiging van een bedrijf de mogelijkheden voor het algemeen bestuur vermindert, om tot integrale of integrerende afwegingen te komen. Dit is ook een belangrijke opdracht bij het opstellen van de beheersovereenkomsten.
Informatie- en communicatietechnologie Op vandaag evolueert de samenleving in snel tempo naar een dienstverlenende maatschappij en vervolgens naar een kennismaatschappij. Voor een provinciale overheid is het een uitdaging om zich in korte tijd te ontwikkelen tot een organisatie die past in een genetwerkte samenleving tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Het staat vast dat bestuurlijke organisaties zich in de toekomst op basis van diensten zullen onderscheiden en niet op basis van afgeleverde producten. Met dit beeld voor ogen zijn het gebruik en het beheersen van ICT als strategische factor in het beleidsproces van kapitaal belang. In de voorbije beleidsperiode is het informaticagebeuren bij het provinciebestuur geëvolueerd van informaticatechnologie (IT) naar informatie- en communicatietechnologie (ICT). Dit betekent concreet de uitbouw van een netwerkonderbouwde en internetgerichte infrastructuur en organisatie, de start van de digitale communicatie, het Internet en de GIS-technologie.
E-government voor de nieuwe beleidsperiode
De vernieuwde uitgangspunten zijn de communicatie met de burger, de gemeenten als toegangspoort voor het totale pakket van overheidsinformatie en -dienstverlening, en het 'medebestuur' met alle overheden. De realisatie van dit E-government steunt op meerdere te realiseren basispijlers, met name: • de samenwerking tussen alle bestuurslagen, via een verenigbaar ICT-systeem • de intentiegerichte dienstverlening van het provinciaal bestuur naar de gemeenten toe • de publiek-private samenwerking • de interne uitbreiding van het intranet naar de provincieraadsleden toe • de uitbouw van de noodzakelijke architectuur • het overbruggen van een digitale kloof Deze fundamenten vereisen een andere inrichting van de werkprocessen. Dit heeft belangrijke gevolgen: de informatievoorziening, op zich al een probleem voor een kennisintensieve organisatie zoals de provincie, moet toegesneden worden op het elektronisch dienstenverkeer met de gemeenten en de hogere overheid. Dit impliceert een verdere en intensievere verfijning van de interne infrastructuur (inter- en intranetwerk en communicatie) en optimalisering van programmatuur naar de beoogde functie. Extern kan het provinciebestuur zich bevestigen in zijn rol als intermediair bestuur door de uitbouw van een digitaal provinciaal netwerk als onderdeel van een heel fijnmazig overheidsnetwerk en door de organisatie en het beheer van de informatiedoorstroming en de dossiervorming met oog op één-loket-functie en interbestuurlijke processen.
2/31
Om een daadwerkelijke data-uitwisseling en een effectieve interbestuurlijke dossier-afhandeling mogelijk te maken, is een betrouwbaar communicatienetwerk een noodzaak. Belangrijk daarbij is dat er geen technische, financiële of commercieel getinte barrières bestaan, dat de communicatie niet gehinderd wordt en dat alle openbare besturen ongeremd en efficiënt met elkaar en met de hogere overheid kunnen communiceren. Daarbij moeten de instapdrempels zo laag mogelijk gehouden worden. In de toekomst zal de provincie dus haar rol als intermediair bestuur kunnen bewijzen door meerwaarde toe te kennen aan het elektronisch dienstenverkeer van de hogere naar de lagere overheid en de burger of vice versa. GIS is een strategisch knooppunt in de e-government-visie. GIS bouwt bruggen tussen de lokale en hogere overheid in het partnership GIS-Vlaanderen. Dit houdt de uitbouw in van de nodige infrastructuur (Geo-server, het gemeentelijke en provinciale Geo-loket) als deel van een gronddatabank van en met alle overheden. De keerzijde van een geïntegreerde dienstverlening is de dreiging van een maatschappelijke kloof tussen de 'klanten' die wel of niet toegang hebben tot de digitale informatie. Het provinciale bestuur zal dan ook zijn bijdrage dienen te leveren aan het dichten van deze kloof, onder meer door de toegankelijkheid en het gebruik van nieuwe communicatiemedia voor iedereen te optimaliseren. De evolutie naar een publiek-private samenwerking, in een geschikte organisatievorm, is een te verwachten ontwikkeling.
Een zichtbare provincie De provincie, het provinciebestuur, de provincieraad, de bestendige deputatie: het zijn stuk voor stuk abstracte begrippen. Het imago-, (h)erkennings- en waarderingsprobleem waarmee de provincies, net als andere intermediaire en centrale overheidsbesturen en diensten te kampen hebben, is een gevolg van dit 'abstracte' en 'bestuurlijke' karakter. De uitdaging voor het communicatie-, pers-, promotie- en onthaalbeleid is dan ook ervoor te zorgen dat de provincie 'herkend' wordt, dat de provincie telkens weer duidelijk meldt aan de WestVlamingen wie zij is en wat zij doet. Concreet dient alle externe communicatie - ook die van de verzelfstandigde diensten - duidelijk herkenbaar te zijn als afkomstig van het provinciebestuur. Daartoe wordt geopteerd voor een gestroomlijnde centrale sturing, met aanspreekpunten voor de dienst communicatie binnen elke provinciale dienst of instelling. Bij het begin van deze legislatuur wordt dan ook werk gemaakt van de concretisering van het communicatiebeleid. Het moet een referentiekader bieden van waaruit alle communicatie-initiatieven kunnen worden ontwikkeld. Missie, identiteit, positionering, doelgroepen, doelstellingen en instrumenten worden vastgelegd. Informeren, profileren en democratiseren zijn drie belangrijke doelstellingen. Het personaliseren van de beleidsvoerders en van de leden van de deputatie en de provincieraad is een vaste attitude in de media. Deze onvermijdbare personalisering moet oordeelkundig gebeuren: personalisering staat in functie van de informatieverstrekking en niet omgekeerd. De schaalvergrotingen en wijzigingen in het landschap van kranten, weekbladen en regionale televisie(s) vergen een gewijzigde aanpak: mediacampagnes, persconferenties, persberichten, een aanspreekpunt voor journalisten en afspraken binnen de provinciale diensten over de externe communicatie moeten verfijnd en geactualiseerd worden. Er worden regels vastgelegd waaraan elke vorm van externe communicatie moet voldoen. Eenvormigheid en huisstijl zijn daarbij de voornaamste waarden.
2/32
Op het einde van de vorige legislatuur werd het internet, dé emanatie van de nieuwe media, ingeschakeld als een snel informatiekanaal. De reacties op de deputatiebeslissingen, waarvan én agenda én beslissingen binnen zeer korte termijn via het net kenbaar gemaakt worden, bewijzen de efficiëntie van het medium. De vele honderden info-vragen via dit kanaal bevestigen dit evenzeer. Een gedurfde vernieuwing van de provinciale website is aangevat. E-government (cf. het hoofdstuk over de informatie- en communicatietechnologie) met online dienstverlening en elektronisch loket komt steeds dichterbij. Anderzijds wil de provincie niet bivakkeren op een digitaal eiland: participatie en samenwerking met andere (overheids)partners staat voorop. Naast een accurate dienstverlening naar de professionele mediawereld toe, wordt de West-Vlaming rechtstreeks aangesproken via het Tolhuis-project. De burger kan er terecht met alle vragen over de provincie. Daarnaast is er een loketfunctie voor de distributie van de honderden provinciale publicaties. Pull- en push-informatie moeten in een nieuwe verhouding gebracht worden. Push-informatie (brochures, folders, flyers, ...) worden dikwijls aangezien als dé vertaling van openbaarheid van bestuur. Deze vorm houdt echter het risico in van desinformatie en desinteresse. Mensen wensen veel meer te weten waar ze terecht kunnen voor elke soort informatie (pull-informatie). Het Tolhuisproject, de rondleidingen, de (te vernieuwen en actiever te maken) promotiestand, www.west-vlaanderen.be, opendeurdagen, protocollair advies, diverse provinciale initiatieven en producten, West op Zondag, provinciale tijdschriften (waar de bundelingsvraag zich in alle scherpte stelt), zijn middelen die de burger op weg kunnen helpen bij zijn informatievragen. Tenslotte en niet in het minst zijn het onthaal van en de informatie voor de eigen provinciale ambtenaren van groot belang. Het personeelsblad, het onthaal en het scheppen van een optimaal klimaat creëren een belangrijke groep eerstelijnspromotoren van binnenuit.
Human Resources Management Binnen een H.R.M.-filosofie wordt een realistisch en toekomstgericht eigen personeelsbeleid en -management uitgebouwd. Een realistisch personeelsbeleid moet zowel de organisatie als het personeel dienen. Het in goede banen leiden van de spanningen tussen mens en organisatie is een cruciale opgave, ook binnen het kader van een overheidsdienst. Sectorale akkoorden en personeelsstatuten worden met het oog op deze harmonie aangepast. Een toekomstgericht personeelsbeleid houdt niet enkel rekening met de problemen van vandaag, maar evenzeer met toekomstige ontwikkelingen. De waarde en de competitiviteit van het personeel op de arbeidsmarkt zijn andere cruciale doelstellingen. H.R.M. kan niet los gezien worden van de provinciale organisatie als context en ondersteuning. Er wordt gezocht naar betere organisatievormen waarbinnen mensen goed en ook graag werken. Dit vereist decentralisatie en daarbij horende coördinatie. Via aanpassing van de spelregels wenst het provinciebestuur nog meer performant-gericht te werken. Responsabilisering van de leidinggevende staat hierin centraal. Op die manier wil de provincie een organisatiestructuur ontwikkelen die als voorbeeld gesteld kan worden. Organiseren biedt mogelijkheden maar ook moderne middelen die efficiënt en vooral deskundig benut en ook ontwikkeld moeten worden. Kennis is hiervan een goed voorbeeld. Kennis en competentiemanagement zullen uitgebouwd en gaandeweg ook getoetst worden. Organiseren en leren: een synergie als prioriteit. Dit alles kan maar in een omgeving waar informatie- en communicatietechnologie goed uitgebouwd zijn. De bundelende kracht is een visie: e-government, als kerntaak voor het intermediair niveau.
2/33
De kerntakendiscussie en de missiebepaling dienen te leiden tot 'een provincie in beweging'. Deze optie past in een algemeen kader waarbij er naar gestreefd wordt om de opdrachten van het provinciebestuur efficiënt, toekomstgericht, kwaliteitsvol en met zin voor verandering en flexibiliteit te laten verlopen. Veranderingsgericht organiseren dient zich aan. Verbeterings-projecten, vernieuwing van de gebiedsgerichte werking, nieuwe organisatie-vormen (cfr. overheidsbedrijven), versnelde besluitvorming in de relatie bestuur-administratie: het zijn allemaal voorbeelden van reële, daadwerkelijke en zichtbare initiatieven binnen 'de provincie in beweging', het zijn m.a.w. uitingen van 'provincies nieuwe stijl'. Dit alles veronderstelt ook een beter geïntegreerd personeelsmanagement dat concreet gestalte krijgt in het op elkaar afstemmen van diverse dimensies en instrumenten. Op het vlak van de personeelsformatie zal het systeem van de verbeteringsplannen verder doorgevoerd en geoptimaliseerd worden. Daarbij dient een functionele toetsing van de behoeften centraal te staan. Een efficiënt en effectief middelenbeheer is een basisvereiste voor een goede organisatie. Wat betreft het aanwervings- en bevorderingsbeleid zal de provincie verdere inspanningen leveren om zich als goede werkgever te profileren. Daarbij zal in de komende bestuursperiode gepoogd worden om optimaal gebruik te maken van de nieuwe communicatiemogelijkheden. Specifieke aandacht zal gegeven worden aan de selectie en recrutering van kansengroepen. Recent werden reeds nieuwe initiatieven genomen om nieuwe personeelsleden beter te onthalen en te begeleiden. Deze zullen kritisch opgevolgd worden en waar nodig bijgestuurd. Het beloningssysteem wordt maximaal gemoderniseerd. Loopbaanbeleid en het ontwikkelen van competenties dienen motiverend te werken en de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen. Binnen de wettelijke mogelijkheden zullen de aanpassingen aan het administratief en geldelijk statuut managementondersteunend zijn en gekoppeld worden aan een strategisch beloningsbeleid. Een goede afstemming tussen arbeid, gezin en vrije tijd zijn blijvende aandachtspunten. Een leeftijdsbewust personeelsbeleid wordt nagestreefd. Daarbij wordt rekening gehouden met een evenwichtige leeftijdsopbouw binnen het personeelsbestand. Het doel is een 'betere-kansenbeleid': iedereen krijgt de kans om zich te ontplooien volgens de eigen mogelijkheden en interesses. In het kader van levenslang leren krijgen vorming, training en opleiding bijzondere aandacht. Vorming, Training en Opleiding (VTO) wordt meer gericht en gestructureerd aangeboden en georganiseerd. Vormingsplannen worden opgesteld per dienst, per doelgroep of per thema, zodat ze optimaal aansluiten bij zowel de organisatieontwikkeling als de persoonlijke ontplooiing. Evaluatie wordt een motiverend instrument bij de begeleiding van personeelsleden in hun functioneren. Een belangrijk onderdeel van een evaluatiesysteem is het maken van afspraken met aandacht voor opvolging en feedback. Een evaluatiesysteem kan maar effectief zijn als het door het personeel als zinvol ervaren wordt. Bijzondere aandacht zal ten slotte ook geschonken worden aan personeelsleden die het bestuur verlaten. Waar nodig zal onder meer via exit-gesprekken aan procesbegeleiding gedaan worden. Ook de groep jonggepensioneerden is een bijzondere doelgroep. Onder meer de sociale dienst zal blijvende aandacht hebben voor deze mensen.
2/34
2. Leren, leven en werken in de XXIste eeuw 2/35
Onderwijs en zeewetenschappelijk onderzoek PTI-PMI
Het onderwijs is in volle evolutie. Kenmerkend voor het West-Vlaamse, provinciale onderwijs is de specificiteit van de studiegebieden: maritiem onderwijs, textiel, tuinbouw, bloemsierkunst en biotechnieken. Deze richtingen zijn verankerd binnen de bedrijfscultuur, enerzijds in de noordelijke regio van West-Vlaanderen en anderzijds in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Deze specifieke studierichtingen kunnen maar reële groeikansen hebben mits er gezorgd wordt voor een breder aanbod van studierichtingen, zoals mechanica, elektromechanica, elektriciteit-elektronica, biologische landof tuinbouw. Binnen het maritieme onderwijs legt de provincie op het vlak van de kwaliteitsbewaking duidelijk de nadruk op de beroepsmatige aspecten. Het PMI streeft naar nauwe contacten met externe organisaties die de kwaliteit van de opleiding mee bewaken. De projecten waarbij het PMI betrokken is, houden een bekommernis in om het maritieme onderwijs in zijn totaliteit naar buiten te brengen en te verrijken met internationale ervaringen. De organisatie van leerlingenstages in de zeevisserij en de SOB-sector (sleepvaart, off-shore en baggervaart) vraagt in de toekomst extra aandacht. Praktijklessen aan boord moeten samen met simulatieoefeningen zorgen voor een zinvolle en noodzakelijke aanvulling op het (schoolse) theoretische en praktische opleidingsaanbod. Dit brengt onvermijdelijk investeringen met zich mee op het vlak van infrastructuur en didactische middelen. De nieuwe uitdagingen in het PTI en het PMI vergen infrastructurele ingrepen. Het renovatieplan voor de PTItuinbouwschool, dat in de vorige legislatuur principieel goedgekeurd werd door de provincieraad, zal uitvoering krijgen. Bovendien moet de verdere uitbouw van het beroepssecundair onderwijs in de richtingen textiel en metaal alle kansen krijgen. Voor het PMI moeten keuzes gemaakt worden in functie van het optimaliseren van het zeevisserijonderwijs. Deze engagementen moeten het voortbestaan van de studie-richtingen garanderen en moeten het rendement (en dus de efficiëntie) van het onderwijs bevorderen. De plannen tot hervorming van het volwassenenonderwijs zullen nieuwe strategieën vergen om het voortbestaan van het PTI-CVO binnen het provinciaal onderwijs te verzekeren. Bijzondere aandacht wordt besteed aan investeringen die de verdere uitbouw verzekeren van onder meer het beroepssecundair onderwijs, de kwaliteitszorg, de zorgverbreding en de ICT-ondersteuning. Het provinciebestuur van West-Vlaanderen wil tevens, vanuit een pluralistische visie, enerzijds netoverstijgende initiatieven aanmoedigen en ondersteunen en anderzijds de samenwerking tussen de provinciale scholen en de bedrijfswereld stimuleren.
Bologna-akkoord
Vanuit een diepe bekommernis voor de democratisering van het hoger onderwijs wil de provincie verder de platformfunctie voor het hoger onderwijs blijven verzorgen. De provincie zal waakzaam zijn bij de Europese tendens tot schaalvergroting in het hoger onderwijs (zoals overeengekomen tussen de Europese lidstaden in het Bologna-akkoord) opdat voldoende aanbod in de provincie gegarandeerd blijft en zelfs uitgebreid wordt. Op die manier moeten de West-Vlaamse hogescholen en universiteit hun functie als onderzoekscentra kunnen blijven vervullen in het belang van het West-Vlaamse bedrijfsleven.
2/36
De opdracht van de provincie zal erin bestaan een beleidsvoorbereidende studie uit te voeren inzake vraag en aanbod, studentenpopulatie, mogelijk in te richten speerpuntopleidingen, ... Het is de intentie van de provincie om permanente vorming voor volwassenen te stimuleren, samen met de instellingen van hoger onderwijs te zoeken naar een manier om meer masteropleidingen naar de provincie te halen en de gezamenlijke infocampagne voor het hoger onderwijs verder uit te werken.
Zeewetenschappelijk onderzoek: het VLIZ
Net zoals in het verleden wenst de provincie - ter nakoming van de budgettaire afspraken - het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) verder financieel te ondersteunen. De budgettaire afspraken werden vastgelegd in de beheersovereenkomst die na de oprichting van het VLIZ in 1999 afgesloten werd door de provincie WestVlaanderen, de Vlaamse Gemeenschap, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het VLIZ. Een betere integratie in het globale visserijonderzoek is noodzakelijk.
Edufora en EduWEST.be
De drie West-Vlaamse Edufora, die binnen de provinciale gebiedswerking voor rekening van de Vlaamse gemeenschap een inventaris maken van het educatieve aanbod (onder meer met het oog op een optimalisering ervan) worden verder ondersteund. Deze Edufora zijn het platform waar de verschillende aanbieders van volwasseneneducatie elkaar vinden. In samenwerking met het privéinitiatief wordt EduWEST.be verder uitgebouwd. Deze publiek-private v.z.w. wenst de introductie en het gebruik van nieuwe media voor educatieve doeleinden actief te promoten en ontwikkelt daartoe de nodige initiatieven. Belangrijk is de coördinatie op het vlak van tele-leren: afstandsonderwijs via het internet. Om de leerkrachten te leren hoe ze de nieuwe onderwijsmedia in hun lessen kunnen integreren en om de scholen te ondersteunen bij het opzetten en onderhouden van computerparken en netwerken, worden er regionale expertisenetwerken opgericht. De provincie ondersteunt deze netwerken via EduWEST.be. Daarnaast zal ze ook via onder meer Euregio Scheldemond, in samenwerking met Oost-Vlaanderen en Zeeland, de meest recente verworvenheden blijven uitwisselen en uitwisselingen actief ondersteunen.
Jeugdbeleid Bij het begin van de 21ste eeuw wil het provinciebestuur blijven investeren in de toekomst en in het bijzonder kansen creëren voor de jongere generaties. Het jeugdwerk is immers het instrument bij uitstek in de persoonlijkheidsvorming en socialisering van jongeren. Niet enkel in de geest van de jongere, maar ook in het concrete, lokale beleid moet het jeugdwerk grensverleggend zijn. Speerpunt hierin blijft de ondersteuning van het vele vrijwilligerswerk dat in de leefwereld van jongeren een waardevolle plaats inneemt. In het bijzonder wil de provincie kansen scheppen voor jongeren in maatschappelijk niet-aanvaardbare situaties, sociale achterstelling, problematische opvoedingssituaties of in diverse leefculturen. De rode draad doorheen de ontwikkeling van kinderen en jongeren is immers hun vorming tot personen met volwaardige kansen, met een evenwichtige persoonlijkheid, met de capaciteit bewuste keuzes te maken en de bekwaamheid maximaal gebruik te maken van de eigen mogelijkheden. Het provinciebestuur wil deze groei tot een volwaardig, participatief, maatschappelijk leven stimuleren aan de hand van: • de blijvende financiële tegemoetkoming aan het provinciaal gestructureerd jeugdwerk en de ondersteuning van (ook niet-erkende) verenigingen voor jongeren met een handicap
2/37
• het bijstaan van of samenwerken met vrijwilligerswerking en jongerenorganisaties die een algemeen vormend, cultureel, ontspannend of creatief aanbod verzorgen • de participatie aan en het stimuleren van de werking binnen de provinciale jeugdraad • het continu ontwikkelen van bijzondere vormingspakketten voor het jeugdwerk en het onderwijs door eigen producties of via de samenwerking met bevoegde organisaties en andere provinciale diensten • het realiseren en ondersteunen van grensoverschrijdende contacten voor jongeren • de beschikbare vormingsinfrastructuur: door de realisatie van een provinciaal jeugdvormingscentrum en de ondersteuning van de West-Vlaamse jeugdverblijfcentra met specifieke aandacht voor toegankelijkheid en milieuvriendelijk beheer • de begeleiding van jongeren in de bijstand, via het actieonderzoek in de bijzondere jeugdzorg, in functie van de detectie van de initiële zorgvraag • het stimuleren van maatschappelijke processen die de dialoog tussen 'onderscheiden' groepen, culturen en generaties op het oog hebben Aansluitend wil het provinciaal jeugdbeleid, in overleg met de cultuurdienst, West-Vlaamse organisaties, producties en projecten promoten die werken rond thema's als vorming, participatie en inclusie. In dit kader dient de provinciale uitleendienst verder uitgebouwd te worden ten voordele van het jeugdwerk. Tenslotte kan er geïnvesteerd worden in initiatieven als hedendaagse niet-klassieke muziek en andere podiumkunsten die de participatie van jongeren bevorderen, als overstap naar allerlei cultuurvormen.
Sport Inzake coördinatie zal de provincie een actievere rol vervullen op het vlak van enerzijds sport voor personen met een handicap en anderzijds sporten die natuur- en milieugebonden zijn. Bijzondere aandacht zal daarbij uitgaan naar de ruimtelijke problematiek van luidruchtige sporten. De coördinatie van de intergemeentelijke samenwerking zal via de ondersteuning en begeleiding van de burensportdiensten verder worden uitgebouwd. Naar sportinfrastructuur toe zal prioritair aandacht besteed worden aan de uitbouw van mogelijkheden voor watersporten en avontuurlijke sporten in het Provinciedomein De Gavers. Een grondige renovatie van het exBLOSO-gebouw en de integratie van sport, jeugd en natuur- & milieueducatie vormen hierin kritische succesfactoren. Het eigen olympische vijftigmeterbad moet een nog drukker bezochte tempel voor competitiewedstrijden met uitstraling worden. In samenwerking met gemeentelijke bouwheren kan de provincie nieuwe, bovenlokale sportinfrastructuur realiseren. Een topsporthal in Kortrijk is als bouwinitiatief in uitvoering. Op het vlak van informatiemanagement staat de uitbouw van een digitale sportdatabank voorop. Parel aan de kroon blijft hier de 'Atlas van de Sport' die nog meer uitgesproken de bijbel van alle sportdisciplines en federatiestructuren in Vlaanderen moet vormen. Daarnaast zal de sportdienst alle bestaande lokale en bovenlokale sportvoorzieningen in de provincie West-Vlaanderen in kaart brengen, zodat eventuele 'witte vlekken' opgespoord kunnen worden. Het tijdschrift 'Sport West' zal inhoudelijk en naar vormgeving in een nieuw kleedje gestoken worden en zeer marktgericht een groter afzetgebied beogen. De vernieuwde werking van de provinciale werkgroep 'sport en recht', als subcommissie van de provinciale sportraad, zal op professioneel niveau sportjuridische adviezen verstrekken en een brugfunctie vervullen tussen wetgeving en de praktijkvertaling ervan.
2/38
Het uitbesteden van een studieopdracht rond inventarisatie en behoeftendetectie van de georganiseerde gehandicaptensport in West-Vlaanderen moet de nodige beleidsinformatie voor deze doelgroep bezorgen. Een gelijkaardig initiatief is aangewezen voor de nog onontgonnen doelgroep van de jongsenioren (55-65 jaar). Naar opleiding en bijscholing toe wil de provincie samen met de School voor Bestuursrecht en het Instituut voor Sportbeheer tegemoetkomen aan de nood aan specifieke beroepsmodules voor personeel van gemeentelijke sportdiensten. Het sportpromotioneel luik is en blijft een uiterst belangrijk instrument in het sportbeleidsdomein van de provincie. De jeugd blijft de prioritair te bespelen doelgroep, waarbij succesformules als onder meer de WestVlaamse Doe aan Sport-Beurs en het Kick op Sport-project de te verankeren mega-evenementen zijn. In het kader van levenslange sportbeoefening wil de provincie innoverende sportstimuleringsprojecten in het leven roepen. Zowel in de uitbouw van eigen sportpromotieactiviteiten als in de betoelaging van andere sportstructuren en sportprojecten zal de integrale kwaliteitszorg voorop staan. Het invoeren van duidelijke kwaliteitscriteria en het ter beschikking stellen van meetinstrumenten om aan specifieke effectmeting te doen, moeten die kwaliteitsfilosofie concreet gestalte geven. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar medewerking aan Vlaamse projecten gericht op maatschappelijk kwetsbare groepen voor wie sport een geschikt integratiemiddel kan betekenen (kansarmen, migranten, ...). De West-Vlaamse afdeling van het Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding (VLABUS) is - mede door de significante inbreng van de provincie - uitgegroeid tot een uiterst succesvol product, waarbij gekwalificeerde sportlesgevers op legale basis het kwalitatieve sportaanbod in West-Vlaanderen versterken. Het consolideren van die werking en het uitbouwen van zijn structurele omkadering moeten de toekomst van VLABUS veilig stellen. De enkele gemeenten die nog niet over eigen sportambtenaren beschikken, zullen hiertoe door de provincie financieel en organisatorisch aangemoedigd worden via het project 'impulsgemeente', zodat omzeggens alle West-Vlaamse gemeenten binnen afzienbare tijd prat zullen kunnen gaan op een zelfstandige, uitgebouwde sportdienst. Het bestaande systeem om jaarlijks het kruim van de West-Vlaamse topsporters te bekronen, werd grondig gewijzigd door de invoering van een nieuw reglement voor het jaarlijks toekennen van West-Vlaamse Sportprijzen. De uitreiking ervan zal bewust meer en meer naar een heus West-Vlaams Gala Sportfeest evolueren.
Cultuur en kunst Het huidige, culturele beleid van de provincie West-Vlaanderen is onder te brengen in drie grote pakketten: eigen initiatieven, subsidiëring en coördinatie. Als leidraad voor een provinciaal cultuurbeleid in dit nieuwe millennium is het 'Omegarapport', opgemaakt tijdens de voorbije bestuursperiode, bijzonder nuttig. De hoofdopdracht die aan de provincie toegewezen moet worden ligt bij de bemiddelende, steunende, coördinerende en/of sturende taak. De eigen initiatieven en de subsidiëring zijn daaraan gelinkt als elementen om die hoofdopdracht te realiseren. Kunst en cultuur, dus ook het provinciale cultuurbeleid en de cultuurdienst, dienen zicht-baarder te zijn in het werkveld, letterlijk en figuurlijk. Zeer belangrijk in dit verband is de realisatie van TiNCK ( Ticket Informatie Cultuur Knooppunt). Dit centrum zal moeten uitgroeien tot het uithangbord van het provinciaal cultuurbeleid en tot de publieksbalie van de provinciale dienst cultuur. Soepelheid, flexibiliteit, klantvriende-lijkheid en zichtbaarheid zijn hierbij kernbegrippen.
2/39
De subsidiëringspolitiek zal versoepeld en gedynamiseerd worden, zowel qua advisering als qua beleidskeuzes. De versoepeling van het subsidiebeleid betekent dat het zo dicht mogelijk moet aanleunen bij wat in het werkveld gebeurt. Een systematische herziening van de reglementering dringt zich dan ook op als eerste maatregel. Met als doel een betere werking, een hogere klantvriendelijkheid en een grotere soepelheid werd een grondige herstructurering van de dienst cultuur aangevat. Dit langetermijnwerk creëert enerzijds de mogelijkheid om meer projectmatig te werken en bindt anderzijds de vele culturele deelsectoren sterker aaneen. Dit moet leiden tot vier grote, inhoudelijke afdelingen binnen de cultuurdienst: kunsten, erfgoed, cultuurspreiding en provinciale bibliotheek, en een horizontale steunafdeling.
Kunsten
• inhoud: beeldende kunst, letteren en taal, muziek, podiumkunsten. • instellingen: Provinciaal Museum voor Moderne Kunst (Oostende), Provinciaal Museum Constant Permeke (Jabbeke) en Provinciaal Museum Stijn Streuvels (Ingooigem). De kunsten zijn de scheppende sector bij uitstek. Creatie op zich is interessant, maar primordiaal moet de kwaliteitseis gesteld worden. Het stimuleren van (ook professionele) creatie mag echter niet alleen staan: aan nieuw gecreëerd werk moeten perspectieven geboden worden via aankoop en/of tentoonstelling (beeldende kunst), uitvoering (muziek, podiumkunsten) of publicatie (letterkunde). Binnen dit stramien zullen de provinciale kunstprijzen geëvalueerd en geactualiseerd worden. Uit het Omegarapport blijkt dat er geen dwingende vraag is naar hoger kunstonderwijs, wel naar alternatieve werkvormen in samenwerking met het culturele veld. Voor de creërende, professionele sector wordt gedacht aan het realiseren van een gunstig klimaat waarin scheppend werk kan ontstaan. Een denkpiste gaat in de richting van financiële, materiële en/of personele hulp bij het opstarten van regionale kunstencentra voor beeldende kunst, repetitie- en creatieruimte voor de podiumkunsten en orkesten. Een enigszins afzonderlijke, maar in hetzelfde denkpatroon passende beleidsoptie, is de realisatie van regionale jeugdkunstencentra. Binnen de kunstensector mag ook de amateuristische kunstbeoefening (AKB) niet vergeten worden. Het Omegarapport is van mening dat de amateurkunstbeoefening in de toekomst alle aandacht verdient, maar dat wel gezocht moet worden naar nieuwe vormen van steun en begeleiding. Dit zal gebeuren in overleg met het gestructureerde werkveld. Daarenboven moet vermeld worden dat ook de aanmaak van educatieve kunstkoffers voor het onderwijs voortgezet wordt in samenspraak met de betrokkenen. Het grote succes van de kunstkoffers bewijst dat ze een goed antwoord geven op een dringende vraag. Ditzelfde geldt trouwens evenzeer voor de uitleendienst van tentoonstellingsmateriaal. Het PMMK en het PMCP zijn, gezien hun specifieke doelstellingen eigen aan musea voor beeldende kunst, de laatste jaren sterk geëvolueerd. Naar de toekomst toe dienen deze instellingen verder uitgebouwd te worden, om de goede werking en de kwaliteit van het museum als wetenschappelijke instelling blijvend te garanderen. Naast de verdere uitbouw van de collectie is hierbij vooral het collectiebeheer en -behoud van belang. Ook de sensibilisering en de educatie van het grote publiek, met specifieke aandacht voor de jeugd, en het wetenschappelijke onderzoek staan in het toekomstige beleid voorop. De uitbouw van een volwaardige museumbibliotheek zal in de komende bestuursperiode gerealiseerd worden.
Cultureel erfgoed
• inhoud: archeologie, archief, heem- en volkskunde, musea, roerend en onroerend patrimonium. • instellingen: Provinciaal Museum van het Bulskampveld (Beernem), Provinciale Bibliotheek en Cultuurarchief, Provinciaal Archief, Monumentenwacht West-Vlaanderen v.z.w. en de provinciale molens.
2/40
De eigen instellingen moeten goed beheerd, indien nodig uitgebouwd en vooral goed ontsloten worden. Voor de musea is een sterkte-zwakteonderzoek nodig, opdat de prioritaire stappen voor de toekomst vastgelegd zouden kunnen worden in een meerjarenplanning. Hierin heeft het provinciaal museum Bulskampveld recht op een nieuwe toekomst. Een bij uitstek provinciaal domein binnen het erfgoedbeleid is dat van de dienstverlening. Tot nog toe werden in dit segment reeds grote inspanningen geleverd. Er is advies aan en begeleiding van gemeenten, instellingen en individuelen via de erfgoedafdeling van de dienst cultuur, de Monumentenwacht en de museumconsulent. Naar analogie hiervan duiken de functies op van archeologisch consulent en erfgoedconsulent. Ook als partner in grote erfgoedprojecten is een waardevolle opdracht voor de provincie weggelegd (cf. het Fort Napoleon in Oostende). Binnen deze projecten kan nog meer aandacht gevraagd worden voor initiatieven die de betrokkenheid van het publiek verhogen, de instroom van jongeren en hun engagement mogelijk maken en de educatieve begeleiding verbeteren. De eigen inspanningen voor de realisatie van het Westhoek Vredespark moeten opgevoerd worden. In de komende jaren bieden de Europese fondsen hiertoe nieuwe kansen. Dit geldt eveneens voor de internationale, culturele uitwisseling met Westfalen en Zeeland, Noord-Frankrijk, Suffolk en Kent.
Cultuurspreiding
• inhoud: bibliotheek, culturele centra, sociaal-cultureel werk, educatie, gebiedswerking en gemeentelijk cultuurbeleid. De provincie moet zich als intermediair niveau verder concentreren op de bovenlokale (intergemeentelijke, regionale en provinciale) bibliotheekwerking. Zij kan daarin zowel een sturende als een uitvoerende rol hebben, in overeenstemming met het Vlaamse beleid dat toelaat om eigen accenten te leggen. De verdere uitbouw van WINOB (West-Vlaams Informatienetwerk van Openbare Bibliotheken) blijft daarbij prioritair. Een grote uitdaging zal erin bestaan het publiek via internet een aantal nieuwe diensten aan te bieden. Daartoe zal de Provinciale Centrale Catalogus met een aantal nieuwe mogelijkheden uitgerust moeten worden. Om het interbibliothecair leenverkeer verder uit te bouwen zullen bibliotheken afspraken kunnen maken op het vlak van collectievorming. In de komende jaren zal de werking van WINOB wellicht een nieuwe invulling moeten krijgen. Het uitbouwen van een centrale catalogus op Vlaams niveau werd immers door de Vlaamse Gemeenschap als prioriteit gesteld voor het Vlaams Centrum voor Ondersteuning van het Bibliotheekwerk (VCOB). Aandacht zal blijven gaan naar de bibliotheken in de West-Vlaamse gevangenissen. Het sociaal-cultureel werk is volop in beweging. De sterkte ervan ligt meer dan ooit in het aanbieden van communicatie- en ontmoetingskansen. Steunend op recent wetenschappelijk onderzoek, dat het belang van het verenigingsleven onderschrijft, zal de provincie hieraan verder aandacht en steun verlenen, waarbij kwalitatieve criteria zullen primeren. De aandacht van de provincie gaat verder uit naar de evaluatie en effecten van het experiment dat in het sociaal-cultureel werk werd opgezet als 'Gemeenschappelijk Inhoudelijk Overleg' (GIO). Het gaat om de dialoog tussen de vertegenwoordigers van de sector van het sociaal-cultureel werk en van de provinciale overheid. De bedoeling is te komen tot een omschrijving van gemeenschappelijk erkende thema's. De ondersteuningsopdracht van de succesvolle uitleendienst voor audiovisueel materiaal zal verder uitgebouwd worden. Gebiedswerking is in de cultuursector een belangrijke kerntaak, omdat die aandacht heeft voor specifieke behoeften op cultureel vlak die eigen zijn aan bepaalde regio's.
2/41
Wat betreft de ondersteuning en begeleiding van het gemeentelijke cultuurbeleid zal aandacht blijven gaan naar de werking van de Collegagroep voor cultuurmedewerkers. In het kader van de vernieuwing van de Raad voor Cultuur zal in deze Collegagroep ook aandacht geschonken worden aan de werking van de Stuurgroep Gemeentelijk Cultuurbeleid.
Provinciale bibliotheek
De provinciale bibliotheek en het cultuurarchief zullen zich verder inzetten om alles wat over West-Vlaanderen verschijnt te verzamelen. Het gaat zowel om boeken, tijdschriften, als iconografisch materiaal, affiches enz. Binnen de perken van het budget zal de afdeling 'administratieve bibliotheek' uitgebouwd worden op universitair niveau, niet alleen ten behoeve van de eigen administratie, maar ook van de gemeentebesturen in WestVlaanderen en het brede publiek. De afdeling 'welzijnsbibliotheek' zal uitgebouwd worden voor de studenten en de afgestudeerden in de welzijnssector. De meeste recente informatie zal beschikbaar gesteld worden. Een studie van de fondsen van de West-Vlaamse bibliotheken zal bepalen welke richtingen nog aan bod moeten komen bij de verdere uitbouw van het fonds van de provinciale bibliotheek. Eens een aantal keuzes gemaakt zijn, zal het fonds uitgebouwd worden op universitair niveau.
Economie, KMO en streekontwikkeling Voor de uitvoering van haar economische beleidsopties kan de provincie een beroep doen op een aantal bevoorrechte partners die een grondige deskundigheid in de materie aan de dag leggen. Het is aan de provincie zelf te bepalen welke opdrachten zij aan welke instellingen kan toevertrouwen en welke opdrachten zij zelf zal uitvoeren. Mits heldere beheersovereenkomsten met duidelijk geformuleerde doelstellingen, objectieve maatstaven voor evaluatie van de realisatiegraad en een eerlijke vergoeding van de geformuleerde opdrachten, kan de samewerking voor elke partner een belangrijke meerwaarde betekenen. In dit perspectief wil de provincie West-Vlaanderen voor de volgende jaren een doorzichtige en duidelijke partnerschapsmethodiek uitbouwen met alle geëngageerde medespelers binnen het economische veld, waaronder de GOM en het WES, het Vormingsinstituut voor KMO-West-Vlaanderen en de streekplatformen. De belangrijkste objectieven die de provincie mede hierdoor wil realiseren, situeren zich binnen vijf domeinen. Optimaliseren van de spilpositie van de provincie West-Vlaanderen binnen het internationale handelsgebeuren
West-Vlaanderen is door zijn centrale ligging een belangrijke 'poort' naar het Europese vasteland en via het Kanaal naar Groot-Brittannië en de regio's gelegen rond de Noordzee. De West-Vlaamse luchthavens en zeehavens zijn optimaal gelegen om de toevoer van goederen voor onder andere Centraal- en Oost-Europa op te vangen. Het potentieel aan klanten zal in de toekomst verder toenemen. Ook de ruimtelijke poort die de zich snel ontwikkelende metropool Rijsel-Kortrijk-Roubaix-Tourcoing voor Vlaanderen betekent, is een niet te versmaden troef. Aandacht voor vlotte transportmogelijkheden, zowel via het water als over de weg en via het spoor, is hierbij uiteraard onontbeerlijk.
2/42
Deze kansen kunnen echter pas ten volle benut worden, als naast de economische facetten ook ruimtelijke ordening, milieuzorg en welzijn in de strategische planning betrokken worden. Bovendien zullen ook taakafspraken gemaakt moeten worden binnen het economische veld, tussen havens onderling, tussen zeehavens en luchthavens en tussen de luchthavens onderling (Oostende en Wevelgem). Ook over de grenzen heen, binnen de Euregio Scheldemond, met Noord-Frankrijk en overzee met Groot-Brittannië dient samengewerkt te worden om de schaarse middelen zo efficiënt mogelijk aan te wenden. Enkel een harmonische groei kan ook duurzame groei betekenen. De provincie is evenwel niet bevoegd en beschikt zeker niet over de nodige middelen om als partner in deze ontwikkelingen op te treden. Toch voelt de provincie zich, als democratisch, gelegitimeerd bestuur, dat dicht bij het gebeuren staat, verantwoordelijk en uitstekend geplaatst om alle betrokkenen in een positieve houding samen te brengen en mee te helpen zoeken naar oplossingen. Bevorderen van het ondernemerschap
West-Vlaanderen heeft een waardevolle traditie op het vlak van ondernemerschap. Het dynamisme van onze KMO's ligt in belangrijke mate mee aan de basis van onze welvaart. De provincie wil ruimte en sfeer scheppen om die veerkracht in een duurzaam perspectief voor de toekomst te consolideren. Het zoeken naar harmonie tussen het ondernemen enerzijds en de leef- en omgevingsfactoren anderzijds, vormt een essentiële uitdaging voor de 21ste eeuw. Door haar interdisciplinaire betrokkenheid en haar bovenlokale impact is de provincie het best geplaatst om hierbij een sturende rol te vervullen. De provincie wil ook speciale aandacht besteden aan de startersproblematiek, aan innovatie-initiatieven, aan kwaliteitsvol ondernemen en aan het verbeteren van de administratieve begeleiding van bedrijven en KMO's. Daarom wil de provincie de gemeenten stimuleren tot en begeleiden bij het uitbouwen van een loket lokale economie. Het in kaart brengen van alle betrokken actoren, het uitwerken van de nodige vormingspakketten en het tot stand brengen van bijsturings- en uitwisselings-projecten zijn uitdagingen voor deze legislatuur. Dynamiseren van de vorming
Naast het ondersteunen van kwalitatieve basisvorming via beheersovereenkomsten met onder andere het Vormingsinstituut voor KMO wenst de provincie extra aandacht te besteden aan permanente vorming en bijscholing. Om de bestaande initiatieven te coördineren en de reeds aanwezige knowhow zo ruim mogelijk ter beschikking te stellen, zal de provincie de partners rond de tafel brengen die op het terrein actief zijn, om netoverschrijdende initiatieven te realiseren. Het opzetten van een netwerk waarin alle betrokkenen, volgens hun specialisatie, hun actie ten volle kunnen ontwikkelen, kan een belangrijke stap vooruit betekenen voor de doorzichtigheid naar de gebruiker toe. Aandacht voor duurzaamheid
Niet enkel bij het zoeken naar ruimte om te ondernemen, is het verrekenen van de duurzaamheidsfactor belangrijk. Ook bij het invullen van het ondernemerschap staat de mens, elke mens, centraal. De provincie wil een stimulerende rol spelen bij de kwalitatieve uitbouw van incubatiecentra voor sociale economie. Ook 'kansarmen' en 'vergeten groepen' kunnen een volwaardige plaats innemen binnen het rendabele, economische gebeuren. In dit verband zijn afstemming en overleg met andere actoren en disciplines belangrijk om totaaloplossingen te creëren. De provincie kan de bruggen bouwen.
2/43
Duurzaamheid betekent ook zorgzaamheid voor de werk- en leefomgeving. Kwaliteitsvolle bedrijfsgebouwen in een aangename omgeving zijn hierbij niet te onderschatten elementen. Ook daarvan wil de provincie een punt maken. Verder is de afvalproblematiek een op te lossen hindernis bij het streven naar duurzaamheid. In samenwerking met de afvalintercommunales, de vertegenwoordigers van de sector en de privéafvalverwerkingsinitiatieven wil de provincie een coördinerende rol vervullen op het vlak van preventie, recyclage en verwerking van afval afkomstig van KMO's en landbouwbedrijven. Een harmonisering van tarieven op provinciaal vlak is in dit kader essentieel. Op maat van de streek
Goede economische ontwikkeling betekent het zo efficiënt mogelijk benutten van de beschikbare troeven. Die troeven kunnen heel verschillend zijn naargelang de streek. De actoren 'in het veld' zijn het best geplaatst om deze troeven aan te voelen of te detecteren. Door het oprichten van een streekhuis in vijf deelregio's en door een goede integratie van de gebiedsgerichte werkers wil de provincie alle streekactoren formeel en informeel samen-brengen. In overeenstemming met de STEM-visie (streekeigen management) van de Vlaamse regering en voortgaand op de weg van de gebiedsgerichte werking, wil de provincie volop haar regisseursfunctie opnemen bij het afstemmen en coördineren van de diverse subregionale initiatieven. Ook voor het leggen van de nodige contacten tussen de diverse streekplatformen en streekhuizen is de provincie uitstekend geplaatst.
Land- en tuinbouw De provincie werkt mee aan de ontwikkeling van een economisch en ecologisch duurzame land- en tuinbouw.
Het POVLT als motor
De sector van land- en tuinbouw moet begeleid worden: toekomstverwachtingen, aanpassing aan maatschappelijke evoluties en eventuele reconversie van de sector moeten getoetst worden aan de toepasbaarheid (technisch, financieel, sanitair, ...) via praktijkgericht onderzoek. Via de verschillende vormen van voorlichting moeten de producenten op de hoogte gebracht worden. Kwaliteitsbewaking in de sector blijft essentieel. De provincie moet zich opwerpen als voortrekker bij het opzetten van kwaliteitscontrolesystemen (zowel intern als extern). De provincie kan hierbij optreden hetzij als ontwerper, hetzij als controle-instantie (via labo). Het blijft een streven van de provincie West-Vlaanderen om de dienstverlening voor andere overheden en particulieren uit te bouwen en op die manier ondersteunend en begeleidend te werken. De uitbouw van het POVLT tot een leidinggevend centrum binnen West-Vlaanderen en in heel Vlaanderen is daartoe noodzakelijk. De infrastructuur van het centrum moet aangepast worden, zoals vooropgesteld in de globale infrastructuurstudie. De dienstverlening, nu voornamelijk gericht op de landbouwsector, wordt uitgebreid ter ondersteuning van het provinciaal beleid (onder meer de milieusector). Er zal een studie opgemaakt worden om na te gaan welke de meest optimale structuur is voor het centrum (juridisch, financieel, organisatorisch). Afhankelijk van het resultaat van de studie behoort het tot de mogelijkheden dat de diverse v.z.w.'s geïntegreerd worden in één geheel. Ook de noodzaak van een administratie land- en tuinbouw binnen de provincie, moet in de studie onderzocht worden. Het nieuwe biologische bedrijf in Beitem moet uitgebouwd worden tot een onderzoeks- en modelproefbedrijf.
2/44
Land- en tuinbouw als dragers van het platteland
Land- en tuinbouw zijn een heel belangrijke pijler in het globale plattelandsbeleid. De provincie zal het kader helpen creëren waarbinnen de land- en tuinbouwsector zich in brede zin moet kunnen ontwikkelen. In het ruimtelijke beleid zal bij de afbakening van de agrarische structuur gestreefd worden naar een maximale vrijwaring van de landbouwgrond. Er zullen ook specifieke beleidskaders opgemaakt worden (voor leegstaande hoeven, voor de mogelijkheden van een landbouw met verbrede doelstellingen, met onder andere kansen voor hoevetoerisme, ...). Binnen het milieubeleid zullen er ook inspanningen geleverd worden op het vlak van mestverwerking. Mestverwerkingsinitiatieven zullen ondersteund worden, onder meer via het Vlaams Coördinatiecentrum voor Mestverwerking (VCM). In het natuurbeleid zal gewaakt worden over de vrijwaring van het agrarisch gebied. Er zullen geen bijkomende reglementen opgelegd worden die de landbouwactiviteit beperken. De inspanningen voor landschapsopbouw in niet-agrarische gebieden worden opgedreven en het instrument van de beheersovereenkomsten wordt ingezet in agrarische gebieden met beperkingen (vogelrichtlijngebieden, verwevings- en natuurverbindingsgebieden). De instrumenten die voor de inrichting van het platteland ingezet worden (zoals landinrichting en ruilverkaveling, met mogelijkheden voor schaalvergroting), moeten daar rekening mee houden.
Opstarten van landbouweducatie
Door het opzetten van een landbouweducatief netwerk, waarin de provincie vooral een coördinerende rol speelt, zal het maatschappelijk draagvlak van de land- en tuinbouwsector vergroot worden. Het ligt in de bedoeling een coördinator aan te werven en educatieve onthaalpunten uit te bouwen, met een bijbehorend netwerk van land- en tuinbouwbedrijven.
Onderwijs
Om te komen tot een netoverschrijdende samenwerking tussen de diverse landbouwscholen, moeten er inspanningen geleverd worden. Het is de bedoeling om te komen tot een specialisatie van het praktijkonderwijs. De provincie vervult hierin een coördinerende rol. Er zal een synthesestudie gemaakt worden met het oog op een praktijkgerichte samenwerking tussen de landbouwscholen, met het POVLT en met andere vormen van onderwijs. De provincie zal voor het PTI-Tuinbouwschool een toekomstvisie uitwerken. Het gestructureerd overleg met alle scholen zal verdergezet worden en er zal een gericht incentive-beleid gevoerd worden om alle mogelijke samenwerking te stimuleren.
Commercialisatie
De provincie West-Vlaanderen zal een onderzoek uitvoeren naar de behoefte aan regionaal gespreide commercialisatiestructuren (cf. Afcowest).
2/45
Zeevisserij De provincie als coördinator in de zeevisserijsector
De provincie zal pogingen ondernemen om een goede coördinatie in de visserijsector tot stand te brengen en om te komen tot een eenduidig en toekomstgericht beleid. Alle partners worden daarbij betrokken. De provincie zal haar coördinerende rol spelen via haar eigen structuur (Provinciale Visserijcommissie) en via participatie in andere structuren.
Opleiding en vorming: kernopdracht voor West-Vlaanderen
Het organiseren van opleidingen en vorming in de visserij is een fundamentele opdracht van de provincie. De kwaliteit van het zeevisserijonderwijs staat hierbij voorop en het onderwijs moet zo goed mogelijk georganiseerd worden, zowel qua inhoud als qua omkadering.
Toerisme en recreatie De toeristische sector is één van de belangrijkste pijlers van de economie in West-Vlaanderen. De Kustprovincie is de enige Belgische provincie die, naast een zeer populair kustproduct, ook beschikt over een cultuur-historische kunststad met internationale uitstraling (Brugge) en over diverse, boeiende, toeristische regio's zoals de Westhoek, het Brugse Ommeland en de Leiestreek, met een uitloper tot de Scheldestreek (Zuid-West-Vlaanderen). Als belangrijkste toeristische provincie genereert West-Vlaanderen ruim de helft van de dagtrips en overnachtingen in Vlaanderen. Daarenboven is de openluchtrecreatie van groot belang voor het welzijn van de West-Vlamingen. Een aangename omgeving met gevarieerde mogelijkheden tot openluchtrecreatie verhoogt immers de leefkwaliteit voor de West-Vlamingen zelf. Het beleid voor toerisme en recreatie in West-Vlaanderen moet vertrekken van een gebiedsgerichte aanpak waarbij voldoende schaalgrootte gerealiseerd wordt. Zo'n aanpak kan de specifieke kenmerken van de regio's ten volle uitspelen. In de benadering moet wel voldoende aandacht gaan naar de specifieke product-marktcombinaties voor elke regio. Naast het ontwikkelen van de netwerken binnen deze toeristisch-recreatieve regio's, is het van groot belang om ook de verbinding tussen de diverse regio's te optimaliseren (b.v. Kust en Westhoek, Brugs Ommeland). Om het toeristisch-recreatief beleid in West-Vlaanderen op een geïntegreerde en éénduidige manier aan te pakken, heeft de provincie Westtoer opgericht. Dit Autonoom Provinciaal Overheidsbedrijf voor Toerisme en Recreatie, heeft de opdracht om het provinciaal beleid inzake toerisme en recreatie voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren. Zonder winstoogmerk na te streven, beoogt Westtoer de maatschappelijke en sectorale doelstellingen inzake toerisme en recreatie in West-Vlaanderen op een meer performante, efficiënte, kostenbesparende en innovatieve wijze te realiseren door toepassing van moderne managementsprincipes. Naast de structurele uitbouw tot een volwaardig overheidsbedrijf, heeft Westtoer een verscheidenheid aan actieterreinen om zijn doelstellingen en die van de provincie te realiseren. Westtoer organiseert strategische planningsprocessen die het product- en marketingbeleid per regio sturen.
2/46
Deze processen stippelen een coherent beleid uit voor een periode van vijf jaar met duidelijke doelstellingen. Het is belangrijk dat dit gebeurt in samenwerking met de diverse actoren in de regio (publieke en private sector), wat ook de professionaliteit van de sector ten goede komt . Voor elke regio moet een dergelijk plan uitgewerkt worden en op regelmatige tijdstippen worden geëvalueerd en herzien. De ontwikkeling van toeristische en recreatieve producten is de prioritaire taak van Westtoer. Westtoer stimuleert, adviseert en begeleidt specifieke projecten met bovenlokaal karakter in het kader van de Europese programma's Doelstelling 2 voor de Kust, Phasing Out voor de Westhoek en Interreg III, het Vlaams Kustactieplan, de uitrustingskredieten van Toerisme Vlaanderen en de provinciaal toegekende, toeristische stimuli. Ook toeristisch-recreatieve evenementen met een bijzondere uitstraling kunnen rekenen op advies en begeleiding van Westtoer. Westtoer staat ook in voor een efficiënt, promotioneel beleid voor de diverse streken. Dit gebeurt door het uitwerken van operationele actieplannen, het samenbrengen van financiële middelen van de gemeenten en het Vlaamse niveau, en het uitvoeren van de geïdentificeerde, promotionele acties. In het domein van de openluchtrecreatie moet de provincie haar tweesporenbeleid aanhouden. Het gevoerde beleid moet verdergezet worden op het vlak van de provinciale domeinen (bossen, parken en landgoederen) enerzijds en het recreatief medegebruik van landelijke, stedelijke en natuurgebieden anderzijds. Inzake provinciale domeinen is het de taak van de provincie om het publieksvriendelijke karakter van de bestaande domeinen te versterken door de onthaalinfrastructuur en de educatieve omkadering te verbeteren. Waar zich kansen voordoen, zullen de bestaande domeinen uitgebreid worden. Op die manier zullen de provinciale middelen voor recreatie intensiever ingezet worden, voor het stimuleren van het recreatief medegebruik. Het beleid inzake recreatief medegebruik van landelijke gebieden moet erop gericht zijn om de basiskwaliteiten van de landschappen te vrijwaren en om bovenlokale routenetwerken (wandel-, fiets-, ruiter-, binnenwateren- en autoroutes en netwerken) uit te werken, ondersteund door gepast kaartmateriaal en gebruiksvriendelijke signalisatie. Het uitvoeren van dit beleid moet gebeuren met aandacht voor kwaliteit, voor het ontwikkelen van de ontbrekende schakels in de netwerken en voor de ontsluiting van de stedelijke omgeving naar landelijke gebieden toe. Het is de bedoeling om in deze legislatuur het gebiedsdekkend netwerk van provinciale fietsroutes te finaliseren tot 35 routes (nu 30) en het wandelrouteaanbod (momenteel 20 routes) uit te breiden met 30 nieuwe, kwalitatieve wandelpaden tot 50. Het ruiterverkeer zal vooral in kwetsbare zones zoals de duinen gekanaliseerd worden via een grofmazig net van bewegwijzerde ruiterpaden. Dank zij de formule van het peter- en meterschap worden de routes optimaal onderhouden. Deze waardevolle vorm van vrijwilligerswerk zal verder aangemoedigd worden om de routes optimaal te houden. Speciale aandacht moet gaan naar het ontwikkelen van fietsnetwerken in de polders die het onmiddellijke achterland van de Kust vormen. Deze fietsroutes zullen de diverse badplaatsen op een veilige en aantrekkelijke manier verbinden met het achterliggende, landelijke gebied. Verder moet de provincie ook werk maken van de uitbouw van een groen wegennet over de hele provincie. Dat kan gebeuren via de herinrichting van oude spoorlijnen, jaagpaden, trekwegen en dijken. De provincie zal ijveren voor het recreatief toegankelijk houden van natuurgebieden. Taken die voor de provincie weggelegd zijn, zijn ondersteuning inzake onthaal en informatie, uitwerken en uitvoeren van inrichtingsplannen, beheer en bewaking van de natuurgebieden.
2/47
3. Ruimte maken, ruimte delen 2/48
Ruimtelijke ordening Het decreet van 18 mei 1999 houdende de Organisatie van de Ruimtelijke Ordening betekent voor de provincies een fundamentele heroriëntering van hun bevoegdheid en van hun positie ten aanzien van de burger inzake ruimtelijke ordening. De provincie krijgt door het decreet immers tal van nieuwe beleidsopdrachten en bevoegdheden over haar grondgebied: enerzijds de opmaak en goedkeuring van ruimtelijke beleidsplannen en stedenbouwkundige verordeningen, anderzijds het beoordelen van de vergunningen in beroep.
De opmaak en goedkeuring van ruimtelijke beleidsplannen en stedenbouwkundige verordeningen
Met het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen wordt het duurzaam en kwalitatief ruimtegebruik in onze provincie bestendigd. De uitwerking en realisatie ervan op het terrein zal heel wat voorbereidend werk en praktische coördinatie vergen van de provinciale planologische dienst, met de opmaak van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen en van specifieke beleidskaders, met het uitvoeren van de in het structuurplan opgenomen acties en maatregelen. De provinciale structuurplanning mag hierbij niet los gezien worden van het provinciale mobiliteitsbeleid. De (voorheen Vlaamse) bevoegdheid over de goedkeuring van gemeentelijke structuurplannen, uitvoeringsplannen en verordeningen in West-Vlaanderen wordt door het decreet bij de goedkeuring van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan tevens overgedragen aan de provincie. De Provinciale Commissie van Ruimtelijke Ordening (Procoro) krijgt een belangrijke adviestaak in beide aspecten van het provinciale ruimtelijke beleid. Door de omvang en complexiteit van deze beleidsopdracht zal de uitbouw van een performante, kwalitatief hoogstaande, provinciale planologische dienst van cruciaal belang zijn.
Het beoordelen van de vergunningen in beroep
De indieners van bouwberoepen moeten kunnen rekenen op een kwalitatieve, vlugge en klantvriendelijke behandeling. Een goede wisselwerking en toetsing aan het ruimtelijke beleid van de provincie spelen hierbij een essentiële rol. Alleen op die manier kan een coherent, provinciaal ruimtelijk beleid gevoerd worden binnen het decretale kader. Parallel met de stedenbouwkundige behandeling van de beroepen dient ook rekening gehouden te worden met de inbreng van andere vergunningverlenende diensten (milieuwetgeving, toeristische exploitatievergunningen, ...). De provinciale stedenbouwkundige ambtenaren spelen hierin een belangrijke rol. Bezetting van de dienst met deskundig personeel en organisatorische ondersteuning zijn essentieel om een goed provinciaal ruimtelijk vergunningenbeleid te kunnen voeren.
Leefmilieu Doorgaan is de boodschap
Het milieubeleid van de provincie heeft het voorbije decennium onmiskenbaar tot resultaten geleid. De kwaliteit van milieu en natuur gaat vooruit. Het herstel is ingezet. De aanpak van de afvalstromen levert resultaat op. Het draagvlak groeit. Dit is hoopgevend.
2/49
Het intensieve en omvangrijke vergunningenbeleid, de ontwikkeling van de provinciale domeinen, de inspanningen voor méér en betere natuur, de uitvoering van de opeenvolgende milieubeleidsplannen en natuur- en milieueducatie hebben bijgedragen tot het herstel. Deze vooruitgang steunt op enthousiaste medewerkers en een voorbeeldige samenwerking met gemeenten, intercommunales en heel wat scholen, verenigingen en hun vrijwilligers. Daarenboven wordt er voortdurend gezocht naar samenspraak en samenwerking met het Vlaamse gewest. Milieuproblemen lijken beheersbaarder geworden, met uitzondering van sommige hardnekkige blijvers zoals de steeds groeiende verkeersstromen en de trage vooruitgang in de mestproblematiek. De aandacht en de inspanningen mogen echter niet verslappen. Het gaat immers niet alleen om het bestrijden van de hinder of van de verzuring op zich. De ambitie van de provincie ligt hoger: kerngezonde West-Vlamingen in een aantrekkelijke, veilige provincie waar mens en natuur zich optimaal kunnen ontwikkelen. Daartoe zijn extra inspanningen nodig. Er wordt een uitdrukkelijk beroep gedaan op de verantwoordelijk-heidszin van velen: bewoners, bedrijven, overheden. Horizontale integratie is de start van een reële, duurzame ontwikkeling: integratie van milieudoelstellingen in andere sectoren, maar ook omgekeerd. Milieu is een zaak van iedereen. Consumenten en producenten blijven geconfronteerd met grondstoffen-, energie- en mobiliteitsbehoeften. De economische groei is hierbij zowel partner als tegenpool. Bij de provincie leeft alleszins de wil om een duurzame economische ontwikkeling te laten samengaan met reductie van de milieuvervuiling. De weg is duidelijk zichtbaar. De instrumenten kennen en gebruiken is een eerste vereiste.
De instrumenten goed gebruiken
Planning en vergunningverlening behoren tot de regulerende instrumenten. Informatie, educatie en communicatie, evenals overleg en samenwerking met doelgroepen dragen bij tot het overtuigen van mensen, tot het versterken van het milieubesef. Subsidies en co-financiering ten slotte stimuleren in elk geval een constructief gedrag. In het provinciaal milieubeleidsplan 1999-2002 zijn heel wat mogelijkheden van deze instrumenten concreet uitgewerkt in acties en gekoppeld aan tijdsschema's. De verdere uitvoering van dit omvangrijke en ambitieuze milieubeleidsplan is dan ook de eerste opdracht voor deze legislatuur. Doordachte en grondige planning binnen en tussen de diensten is hiertoe essentieel. Samen met de jaarbegroting wordt het jaarprogramma voorgelegd. De provinciale mina-raad heeft hierbij een adviserende rol. De bevoegde provincieraadscommissie wordt grondig geïnformeerd. Het opbouwen en bijhouden van resultaten is cruciaal om te evalueren of het beleid bijgesteld moet worden. Gebruik van het GIS, consultatie van de milieudatabank en gericht onderzoek liggen voor de hand om tot besluitvorming te komen. Uitwisseling en koppeling met gemeentelijke, intercommunale en Vlaamse data zijn een dwingende randvoorwaarde. Samenwerking binnen de laboratoria van het Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtings-centrum voor Land- en Tuinbouw in Beitem is de aangewezen weg voor adequaat onderzoek. Deze kwaliteitsopvolging en gegevensgaring moeten ook ten dienste staan van de gemeenten. In 2003, na de vaststelling van het Vlaamse MINA 3-plan, moet een tweede ontwerp-milieubeleidsplan voorgelegd worden aan de provincieraad. De voorbereiding is gestart in de lente van 2001. Extern en intern werden en worden heel wat diensten en besturen geraadpleegd. Het is van belang dat er tijdig een grote politieke en ambtelijke betrokkenheid wordt gerealiseerd. Voortdurende en professionele communicatie is noodzakelijk naar het brede publiek toe. Veel zorg dient besteed te worden aan de toegankelijkheid en de leesbaarheid van de documenten, om zo opnieuw een hoogwaardig eindprodukt te kunnen afleveren. Aandachtspunten die zeker aan bod moeten komen, zijn: afval, natuur en landschap, de provinciedomeinen, de vergunningen als sturend instrument, natuur- en milieueducatie, een samenhangende benadering van de actoren landbouw, kleinbedrijf en toerisme, de Europese
2/50
projecten, het gebiedsgerichte beleid, kerntaken inzake samenwerking met de gemeenten, mobiliteit en integraal waterbeheer. Het aantal acties kan wellicht ook beperkter door het reduceren van eerder vrijblijvende acties waarbinnen de provincies weinig sturende bevoegdheden hebben en die niet kaderen in een bredere provinciale aanpak. Het milieuvergunningenbeleid raakt de meeste West-Vlaamse bedrijven. Sinds de invoering van Vlarem eind 1991 nam de bestendige deputatie méér dan 25.000 beslissingen. Meer en meer is een open communicatie in de procedures wenselijk. Vooral een objectief voor-overleg met de betrokkenen zou welkom zijn. De omvangrijke ervaring van de provincie krijgt in de centrale sturing in Brussel echter nog altijd te weinig aandacht. Samenwerking tussen de vijf provincies dringt zich hier op. De nood aan en het belang van milieuzorg-systemen en de begeleiding van bedrijven kunnen niet genoeg benadrukt worden als vormen van pro-actief beleid tegenover het vergunningenbeleid. De goedkeuring van een concrete beleidsnota natuur- en milieueducatie (NME) door de provincieraad leidde in 1995 in onze provincie tot de geboorte van tal van gesmaakte en efficiënte, nieuwe intitiatieven. Uitschieters zijn de Week van de Zee, het milieuontmoetings-programma (MOP), succesvolle pedagogische projecten en publicaties als 'Kust en Polder', de streeksteunpunten met de inzet van de gebiedswerkers NME, meer dan 500 milieu- en natuurkoffers die in West-Vlaanderen gebruikt worden, ... Samenwerking blijft hier het sleutelwoord om de prioritaire doelgroepen te bereiken: de gemeenten, de scholen, de milieubeweging, het socioculturele verenigingsleven. Een nog grotere inspanning moet geleverd worden om de West-Vlaamse burger in zijn vele verantwoordelijkheden te bereiken. Rationeel water- en energiegebruik, afvalpreventie en milieuvriendelijk huishouden horen bij de aandachtspunten. De basismissie blijft immers om bij de West-Vlaamse bevolking een ruimere betrokkenheid en een groter draagvlak te creëren voor een beter milieu en méér natuur, resulterend in een milieuvriendelijker gedrag. Naast afspraken met andere besturen, de Vlaamse Openbare Instellingen of VOI's, wordt een gebiedsdekkende samenwerking met alle gemeenten beoogd tegen eind 2003. Essentieel is verder de ontwikkeling van een netwerk van voorzieningen, deskundigen en vrijwilligers: het derde resultaatsgebied in de NME-werking. Naast het verderzetten en uitdiepen van de lopende initiatieven, wordt voor deze legislatuur de educatieve uitbouw, in het bijzonder de inrichting van de NME-bezoekerscentra, voorop- gesteld in de grote provinciale domeinen Lippensgoed-Bulskampveld, De Palingbeek en De Gavers.
Provinciedomeinen: re-creëren met de zintuigen
De beslissing uit 1994 om op een termijn van twintig jaar de omvang van de provinciale domeinen te verdubbelen (met meer dan 1000 hectare) wordt onverkort uitgevoerd. Het uit-blijven van de afbakening op Vlaams niveau van natuur- en agrarische gebieden vergt in het begin van deze legislatuur enige voorzichtigheid in het aankoopbeleid. Dit betekent geen standstill, wel het aankopen in momenteel onbetwiste zones. De aankoopprincipes, mee vastgelegd in het landbouwbeleidsplan van 1999, worden verder toegepast (onder meer de uitbreiding van bestaande domeinen waar wenselijk ). Naast een nieuwe poging om de door de provincie gehuurde spoorwegbeddingen te verwerven, en het verwerven van het resterende deel (Langemark-Kortemark) van de lijn Ieper-Torhout, zal een extra inspanning geleverd worden voor de uitrusting van de spoorwegbeddingen en de domeinen (educatieve voorzieningen, bewegwijzering, wandel- en fietsinfrastructuur, kleine parkeerplaatsen waar nodig). Aandachtszones voor verdere aankoop in deze legislatuur blijven de regio's Kortrijk-Waregem en RoeselareTielt. Overleg met Bos en Groen, op het Vlaamse niveau, gaat hieraan vooraf. Voor alle domeinen worden kwaliteitsvolle uitrustings- en beheersplannen gemaakt die aan de provincieraad ter goedkeuring worden voorgelegd. Ten slotte en niet in het minst wordt de opleiding van het domeinpersoneel kwalitatief versterkt.
2/51
Afval- en milieuzorg delen met Vlaanderen en de West-Vlaamse gemeenten
De provincie wenst met de Vlaamse regering opnieuw milieuconvenanten af te sluiten in een evenwaardig partnerschap. Daarbij moeten een geïntegreerd milieubeleid, resultaats-verbintenissen en subsidiariteit de uitgangspunten zijn. De voor West-Vlaanderen belangrijke economische actoren (het kleinbedrijf, landbouw, toerisme en recreatie) zullen vanuit de provincie gestructureerd benaderd worden. Er zal gezocht worden naar meer integrale instrumenten en nieuwe wegen om, met de grotere verantwoordelijkheid van de bedrijven, oplossingen te ontwikkelen voor onder meer het KMO-afval. Voor de actor landbouw wordt Proclam verder ondersteund. Vorming, ondersteuning en een bijdrage leveren aan de professionalisering van de gemeentelijke milieudiensten behoren tot de regisseursopdracht van de provincie. Het provinciebestuur neemt al vele initiatieven in de sector van preventie en selectieve inzameling van huishoudelijk afval, met onder meer steun aan exeprimenterende gemeenten, en houdt er een goede samenwerking op na met de afvalintercommunales. Daarnaast vormt de ondersteuning van de West-Vlaamse kringloopcentra een blijvende opdracht, met een belangrijke sociale dimensie. Tijdens deze legislatuur wil de provincie een steunpunt ontwikkelen voor milieuzorg op grote evenementen. De samenwerking rond afvalcampagnes aan de kust start vanaf 2001. Er zal aandacht geschonken worden aan acties tegen sluikstorten en zwerfvuil Samenwerking met het verenigingsleven is hierbij aangewezen.
Voorbeeldrol in zuinigheid met gemeenschapsmiddelen
Met betrekking tot de diverse milieuthema's zal ook de provincie haar voorbeeldfunctie ernstig nemen. Wateren energiebesparing, duurzaam bouwen en de reductie van pesticidengebruik zullen door de provincie WestVlaanderen concreet in praktijk gebracht worden. Daardoor toont de provincie aan spaarzaam te zijn voor wat betreft de werkingskosten voor uitrusting en gebouwen.
Natuur- en landschapsbeleid In het provinciaal natuur- en landschapsbeleid worden een aantal accenten gelegd. In het luik 'natuur' zal aandacht besteed worden aan de opvolging van de natuurvergunnings-aanvragen, aan natuur in de stad en op het platteland en aan de realisatie van de natuur-verbindingen (in uitvoering van het provinciaal structuurplan). De integratie van natuur in een ruimer landschapsbeleid wint aan belang. Het wordt steeds belangrijker krachtig te werken aan de visuele kwaliteiten van West-Vlaanderen. Het versterken van de samenhang tussen de ecologische, de cultuurhistorische en de beeld-kwaliteit staan hierbij voorop. In de visie van de provincie moeten de regionale landschappen (met de Landschapswacht als instrument) hun voortrekkersrol verderzetten. Ze zullen verder uitgebouwd worden. De provincie West-Vlaanderen wil de regionale landschappen inzetten voor de uitbouw van een eigen gebiedsgericht beleid, als proeftuin voor nieuwe landschapsontwikkeling en als overlegplatform voor communicatie met de streek. Bij de uitvoering van het provinciaal structuurplan zal gezocht worden naar meer samenhang en samenwerking tussen de verschillende betrokken provinciale diensten. Cultuurhistorie en beeldkwaliteit worden nog méér geïntegreerd in de bestaande aanpak.
2/52
Een belangrijk aandachtspunt is de uitbouw van een agrarisch natuurbeheer, in samen-werking met de landbouwsector en de betrokken Vlaamse diensten. Het begrip 'agrarisch natuurbeheer' staat voor alle maatregelen die de landbouwers kunnen nemen voor het beheer en de ontwikkeling van natuur en landschap. Dit beheer kan enkel gerealiseerd worden, als de landbouwer vanuit de samenleving ondersteund wordt, om zijn landschappelijke rol te vervullen. De provincie wenst hierin haar pioniersrol verder te spelen. Samenwerking via Proclam is aangewezen. De ondersteuning van de natuur- en milieubeweging wordt verdergezet via betoelaging van aankopen en de natuurwacht. Ook de gemeenten worden verder ondesteund in hun beleid inzake natuur en landschap en bij de aankoop van waardevolle, kwetsbare natuurgebieden. Met de gemeenten wordt intens samengewerkt in uitvoering van het provinciaal beleid. Via proefprojecten, studie en vorming worden nieuwe pistes bewandeld. Voor de provinciale campagnes die steunen op de actieve inzet van de West-Vlaamse burger wordt samenwerking gezocht met vele partners: de Dag van de Natuur, de actie Plant-goed (aanplanting van streekeigen groen), de buiten-gewone vogels(zorg voor de zeldzamere vogels dicht bij de mens). In Europees en grensoverschrijdend perspectief wordt nog intenser samengewerkt voor de waardevolle grensgebieden (zoals De Heuvel- en Zwinstreek, de Leievallei en de duinen-gebieden ). Via Europese programma's en het Plattelandsontwikkelingsplan worden extra middelen gezocht.
Integraal waterbeleid De provincie West-Vlaanderen kiest voor een integraal waterbeleid. Essentieel blijft hierbij het voorkomen van wateroverlast. Een dergelijk beleid impliceert de betrokkenheid van meerdere sectoren (landbouw, economie, recreatie, natuur, ...) en de samenwerking met andere partners (Aquafin, Vlaams Gewest, gemeenten, bedrijven, grensregio's, ...). Bovendien wil de provincie haar specifieke taak als intermediair bestuur ten volle blijven opnemen, en gemeenten en Polders en Wateringen blijven responsabiliseren in verband met waterhuishouding en muskusratbestrijding. Het onderhoud van waterlopen blijft essentieel in de muskusratbestrijding en om wateroverlast te voorkomen. Investeringen moeten bij voorrang gebeuren op die plaatsen waar er problemen van wateroverlast zijn, onder meer in Waregem (Mannebeek en Maalbeek), Anzegem (t'Jampensbeek), Kortrijk (Weimeersbeek), Pittem-Meulebeke (Devebeek), Zedelgem (Kerkebeek), Oostkamp (Hoofdsloot) en Zonnebeke (Scheriabeek). Water is voor land- en tuinbouw en de industrie een belangrijke productiefactor. De provincie zal inspanningen doen om de watervoorziening voor de bedrijven veilig te stellen door de aanleg van waterspaarbekkens en de ondersteuning van projecten voor het gebruik van oppervlaktewater. Afhankelijk van een eventueel decreet integraal waterbeleid en/of het resultaat van het kerntakenkabinet kan een beleidsnota integraal waterbeleid uitgewerkt worden.
2/53
Duurzame ontwikkeling in West-Vlaanderen en ook erbuiten Op vandaag kiest de samenleving steeds meer voor een kenniseconomie en schuift ze de primaire en secundaire economische activiteiten al maar vaker af naar derden. De procedures in het aankoopbeleid bepalen echter dat de provincie de goedkoopste keuzemogelijkheid moet selecteren. Zonder controlerende en flankerende mechanismen zijn sociale en ecologische dumping in derde landen dan ook niet te vermijden. Voorbeelden zijn onder meer de sectoren hout, brandstoffen, voeding en halfafgewerkte producten. De provincie is evenwel bereid, waar mogelijk, te kiezen voor duurzame oplossingen door het promoten van biologische landbouw, windenergie, ... Volgens Agenda 21 is kansarmoedebestrijding één van de twee grootste prioriteiten op mondiaal vlak. Méér dan een miljard mensen leven onder de armoedegrens. Recente cijfers tonen aan dat de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt. In de praktijk geen structureel en actief beleid ontwikkelen, betekent passief de bestaande mechanismen laten spelen die arm nog armer maken en rijk nog rijker. Bovenop de inspanningen van het Noord-Zuidbeleid moet het bevorderen van kansen deel uitmaken van het hele provinciale beleid. Na de verklaring van Porsgrunn bestaat de provinciale missie dan ook in de verdere operationalisering van het beleid inzake duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling wordt volgens Agenda 21gekenmerkt door : 1. de intra- en intergenerationele billijkheid bij de invulling van het recht op ontwikkeling: binnen de huidige generatie, maar met verantwoordelijkheidszin ten aanzien van komende generaties 2. het beginsel van gedeelde, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid 3. de integratie van de componenten van duurzame ontwikkeling: sociale, economische en ecologische aspecten 4. het voorzorgsbeginsel en de erkenning van wetenschappelijke onzekerheden 5. het beginsel van participatie en goed bestuur Binnen het federale beleidskader, het kerntakendebat en de sectorale convenanten met andere overheden zijn er voor het provinciebestuur taken te realiseren op het vlak van het interne beleid (voorbeeldfunctie) en het stimuleren en coördineren van duurzame ontwikkeling op het gemeentelijke niveau. Naast haar opdracht in streekontwikkeling en gebiedsgerichte werking ter zake, kan de provincie ook stimulerend en coördinerend optreden naar doelgroepen toe. De lopende activiteiten vormen hierbij het uitgangspunt. Concreet betekent dit naast de verdere uitwerking van de initiatieven binnen de sectoren welzijn, Noord-Zuidbeleid, milieu en economie, ook blijvende aandacht voor duurzame ontwikkeling binnen de gebiedsgerichte werking en de huishoudelijke of technische diensten. Wat de gebouwen betreft, zal de provincie bij nieuwbouw en verbouwing bijzondere aandacht besteden aan de maximale opvang van het hemelwater, bestemd voor recyclage. Bij het gebruik van hout zal steeds geopteerd worden voor houtsoorten die voorzien zijn van het FSC-label. Aansluitend kan voor alle provinciale gebouwen nagegaan worden in hoeverre een gedeelte van de energie kan betrokken worden uit milieuvriendelijke energiebronnen. Ten slotte verdienen de beginnende activiteiten inzake duurzame ontwikkeling de volle ondersteuning van de provincie: • • • • •
de Adviesgroep Duurzame Ontwikkeling bij gebiedsgerichte Europese programma's de Ambtelijke Stuurgroep Duurzame Ontwikkeling het verlenen van subsidies voor projecten inzake duurzame ontwikkeling de startende beleidscyclus in het kader van de Porsgrunn Challenge van de North Sea Commission (NSC) het beleidskader integratie
De provinciale keuze van verdere beleidsopties inzake duurzame ontwikkeling wordt verder bepaald door de evaluatie van het in Göteborg te bespreken voorstel van Europees actieprogramma van de Europese Commissie. Daarin worden zes verschillende kernthema's voor duurzame ontwikkeling naar voren geschoven : 1. de strijd tegen de klimaatverandering 2. het efficiënt beheer van natuurlijke rijkdommen
2/54
3. 4. 5. 6.
het bevorderen van de volksgezondheid het duurzaam beheer van de beschikbare grondoppervlakte en duurzame mobiliteit de strijd tegen de armoede de vergrijzing van de bevolking
Mobiliteit Ook in de provincie West-Vlaanderen is de mobiliteit de laatste decennia zeer sterk gegroeid als gevolg van het toenemende vervoer op de weg. De grenzen van de automobiliteit zijn echter nagenoeg bereikt. Daardoor stevent ook onze provincie onvermijdelijk af op onoplosbare problemen. Steden, gemeenten en dorpen verliezen hun leefbaarheid door de overbelasting van eindeloze slierten auto's. De wegen slibben dicht. Wegens gebrek aan bereikbaarheid wordt de economische bedrijvigheid bedreigd. Ondanks alle inspanningen neemt het aantal verkeersslachtoffers slechts langzaam af. De schadelijke uitstoot van uitlaatgassen tast niet alleen de menselijke gezondheid, maar ook het milieu aan. Ondanks het toenemende autobezit, lijden heel wat gezinnen en alleenstaanden aan 'vervoersarmoede', vooral in de landelijke gebieden. Het provinciale bestuur moet samen met de andere beleidsniveaus, met de bedrijven en met alle individuele burgers werken aan oplossingen voor de mobiliteitsproblemen. Een succesvol mobiliteitsbeleid is een duurzaam, geïntegreerd beleid dat alle vervoersmodi omvat. Het moet ook oog hebben voor een goede ruimtelijke ordening, voor milieu-aspecten en voor de sociale aspecten. De provincie moet de bovenlokale mobiliteitsproblematiek sturen, maar ook inspraak afdwingen bij mobiliteitsingrepen op het grondgebied. Een krachtig en goed gecoördineerd mobiliteitsbeleid vereist een decretale verdeling van de bevoegdheden. Onafgezien van het resultaat van het kerntakendebat, dat zal bepalen welk bestuurlijk niveau als beheerder verantwoordelijk is voor bepaalde categorieën van wegen, moet het provinciebestuur én als ondersteunend én als uitvoerend beleidsniveau een doelgericht mobiliteitsbeleid voeren. Elke burger moet zich in de Kustprovincie kunnen verplaatsen op een kwalitatieve wijze. De provincie zal de alternatieven voor het autoverkeer zoveel mogelijk stimuleren. De optimale categorisering van het West-Vlaamse wegennet met de daaraan verbonden consequente weginrichting leidt tot een grotere structurele verkeersveiligheid. In elk geval heeft het provinciale mobiliteitsbeleid verhoogde aandacht voor de leefbaarheid van de omgeving. Met de steun van de Vlaamse Overheid en in overleg met alle wegbeheerders zal de provincie werken aan de realisatie van het provinciale fietsroutenetwerk. De provinciale mobiliteitsraad tracht het mobiliteitsbeleid in West-Vlaanderen te coördineren en streeft daarbij naar een gemeenschappelijk draagvlak. Bij de toekomstige herstructurering van het wegbeheer in Vlaanderen is de provincie bereid haar rol te blijven spelen op het vlak van bovenlokale autoverbindingen. Om de objectieve informatiestroom inzake verkeersveiligheid te verbeteren, werkt de provincie mee aan het Provinciaal Ongevallen GIS, dat aansluit bij het GIS West-project. Als intermediair niveau volgt de provincie de opmaak van de gemeentelijke mobiliteits-plannen op, maar houdt zij even aandachtig de mobiliteitsplanning van de hogere overheden in het oog, die gevolgen hebben voor het grondgebied van de provincie.
2/55
4. Wel en gezond thuis 2/56
Welzijn, wonen, gezondheid en gelijke kansen Het sociale beleid in West-Vlaanderen wil zich de komende jaren toespitsen op het welzijn van mensen, van jong tot oud. Gelijktijdige en gelijkgerichte maatregelen naar doelgroepen toe en doelstellingen in een globaal en samenhangend — of anders gezegd: integrerend — kader moeten mensen reële kansen op maatschappelijke integratie bieden en de leefbaarheid verhogen. Zowel het algemeen welzijn als de lotsverbetering van kansarmen behoren tot de fundamentele streefdoelen van het welzijnsbeleid in de provincie. In de realisatie van de vooropgestelde doelen, gericht op het welzijn van mensen, zijn participatie en toegankelijkheid sleutelbegrippen. West-Vlamingen, lokale besturen en niet-commerciële voorzieningen of organisaties verdienen inspraak in een open en vraaggestuurde aanpak van de maatschappelijke noden. Zowel in de eigen taken als bij het ondersteunen van initiatieven door derden zal de provincie een grote herkenbaarheid en evenwichtige beslissingsmacht nastreven. In het provinciale welzijnsbeleid zullen interne visievorming en onderzoek voldoende ruimte krijgen. Daarnaast zal de noodzakelijke aandacht gaan naar regiospecifieke projecten en programma's. Een cruciale rol is weggelegd voor het regionale of provinciale welzijns-overleg. Hoewel het sociale beleid in de eerste plaats het welzijn van mensen als oogmerk heeft, vormt de ondersteuning van het lokale sociale beleid een essentiële taak. In het licht van deze opties kan de financiële ondersteuning van initiatieven door derden gebeurlijk herbekeken worden. Zonder de huidige doelgroepen uit het oog te verliezen, wil het provinciale welzijnsbeleid zich de komende jaren herijken op vijf verschillende sporen.
Wonen — kwaliteitsvolle huisvesting
Om een geïntegreerd (boven)lokaal woonbeleid te realiseren, is het provinciebestuur bereid de beleidsacties van het lokale niveau te ondersteunen, op voorwaarde dat ze kaderen in een globale visie op wonen in de gemeente. Deze visie, gebaseerd op een lokaal woonoverleg, impliceert de verhoging van de dienstverlening aan mensen, met specifieke aandacht voor zwakke bewoners en het strategisch omgaan met de instrumenten van de Vlaamse Wooncode. Het stimuleren van de gemeenten tot het ontwikkelen van een lokaal grond- en pandenbeleid verdient ruime aandacht. De provincie wil dit huisvestingsbeleid onder meer realiseren door op gepaste wijze de eigendomsverwerving door kansarmen aan te moedigen. Ook de huisvestingsactoren die op het terrein actief zijn, kunnen best mee gestalte geven aan het uitgestippelde beleid. Het provinciebestuur wenst dit woonbeleid te ondersteunen met aandacht voor: • de deskundigheidsbevordering van ambtenaren en schepenen binnen het kader van een ruim geïntegreerd lokaal woonbeleid en de vereenvoudiging van beleidskeuzes • het onderwerpen van alle subsidiereglementen aan een doelmatigheidsonderzoek. In het bijzonder zal de noodzaak van cofinanciering in overheidsinitiatieven kritisch onderzocht worden. • een sterke, open promotie naar de brede bevolking toe, ondersteund door het verlenen van individuele huisvestingspremies • het stimuleren van de oprichting van een 'éénloketfunctie' per gemeente voor alles wat met huisvesting te maken heeft • een regionale werking • de bespreking van nieuwe tendensen in het huisvestingsbeleid binnen de provinciale commissie voor huisvesting en de provincieraad De reeds ondernomen acties met een provinciale inslag en de concrete situatie in bepaalde regio's in WestVlaanderen verantwoorden een gebiedsspecifieke aanpak, in het bijzonder naar de regionale sociale verhuurkantoren en regionale huisvestingsdiensten toe. Ten slotte kunnen een vernieuwde campagne en een vernieuwd subsidiebeleid toegespitst worden op bepaalde regio's waar zich specifieke noden voordoen.
2/57
Zorg voor gezin, senioren en personen met een handicap
De provincie streeft ernaar om binnen de diverse zorgvormen een evenwicht uit te bouwen. Daarbij kunnen ambulante en residentiële dienstverlening als volwaardige alternatieven naast elkaar staan. De uitbouw heeft onder meer betrekking op gezins- en thuiszorg, seniorenzorg, gehandicaptenzorg, algemeen welzijnswerk, kinderopvang en bijzondere jeugdbijstand. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar de keuzevrijheid van het individu dat centraal komt te staan in deze 'zorg op maat'. Het is dan ook van belang dat de condities gecreëerd worden die de beperkingen in de individuele keuzevrijheid wegwerken en die de individuele voorkeur optimaal mogelijk maken. De bijzondere aandacht van de provincie blijft uitgaan naar de instellingen Ons Erf, De Waaiberg, 't Venster en naar de Centrale Wachtlijst. In een zorgbeleid met een vraaggestuurde aanpak moet de 'zorg op maat' het uitgangspunt zijn: het verlenen van een zorg die naar aard, duur, intensiteit en prijs aangepast is aan de noden en de mogelijkheden van de gebruiker. In dit licht zal de provincie de nodige inspanningen doen om het bestaande tekort in de gehandicaptensector weg te werken. Het provinciebestuur wil initiatieven ondersteunen of beleidsinstrumenten ontwikkelen die tot doel hebben de zorgvraag en het zorgaanbod systematisch en objectief in kaart te brengen. Op basis van deze informatie zal het aanbod verder uitgebouwd worden: niet alleen door de ontwikkeling van nieuwe initiatieven, maar evenzeer door verschuivingen in het huidige aanbod, het op elkaar afstemmen van de verschillende voorzieningen of het wegwerken van schotten tussen de diverse hulp- en dienstverleningsvormen. West-Vlaanderen stond in de vorige decennia aan de spits wat betreft de uitbouw van een gedifferentieerd aanbod dat inspeelt op de zorgbehoeften van een ouder wordende bevolking. Ook ten aanzien van ouderen werd een keuzeaanbod van diensten in de zorg gecreëerd. De provincie wil binnen haar beleid naar ouderen toe de nodige ruimte scheppen om hetgeen voorgaand werd gesteld ook in de thuis-, transmurale en residentiële zorg te realiseren. Het provinciebestuur zal hierbij ook kansen geven aan initiatieven die zorgvernieuwing op maat van deelgebieden in de provincie willen stimuleren. Samen met andere overheden of partners wensen we te werken aan één toegangspoort tot de zorg. Hierin is de dialoog met de cliënt en zijn omgeving essentieel die de basis moet vormen voor een onafhankelijke inschatting van de zorgbehoefte en de wijze waar hierop geanticipeerd kan worden. Om te komen tot deze vraaggestuurde aanpak zal de provincie onder meer via het West-Vlaams Overleg Adviesraden voor Senioren (WOAS) senioren en ook andere doelgroepen blijvend stimuleren tot participatie aan het provinciale zorgbeleid. Ten slotte zal de provincie de nodige middelen voorzien om, samen met de Centrale Wachtlijst voor Personen met een Handicap en het Provinciaal Platform inzake Regionaal Overleg voor Personen met een Handicap, een provinciaal masterplan op te maken waarbij de noden van personen met een handicap voor de komende jaren in kaart gebracht worden. De provincie zal dit masterplan bij de Vlaamse Overheid verdedigen als een bindend beleidsinstrument.
Tewerkstelling — werkgelegenheid
Een tewerkstellingsbeleid naar laaggeschoolden toe moet binnen de provincie gestalte krijgen vanuit een globale visie op de problematiek. De werking van de provincie zelf genereert een reeks opdrachten — en dus jobs — die weinig ervaring of opleiding vereisen. Die jobs kunnen bij voorkeur ingevuld worden door één van de kansengroepen op de arbeidsmarkt, met name de laaggeschoolden. Elke provinciale dienst moet de kansen op tewerkstelling van laaggeschoolden optimaal benutten. Ter ondersteuning zal de welzijnsdienst een dienst-overschrijdend steunpunt in het leven roepen. Het provinciebestuur zal ook andere besturen (gemeenten, polderbesturen, kerkfabrieken en OCMW's) ertoe aanzetten om gebruik te maken van de diensten van kansengroepen. De gemeenten zullen ondersteund worden bij de uitbouw van dienstentewerkstelling in de sociale sector, in het kader van de provinciale acties naar het lokale sociale beleid toe. Het provinciebestuur beschouwt het als zijn opdracht om nieuwe of vernieuwende projecten financieel te ondersteunen die de tewerkstelling en/of opleiding van kansengroepen tot doel hebben.
2/58
Toegankelijkheid — gelijke kansen
In een tijd waarin het merendeel van de mensen het 'steeds beter heeft', maar waarin ook de dualisering merkwaardig genoeg verdergaat, wil de provincie West-Vlaanderen ijveren voor een toegankelijke samenleving op alle domeinen. Ze wil meewerken aan de verwezenlijking van een samenleving die in al haar facetten bereikbaar en bruikbaar is voor iedereen. Binnen dit ruimere kader moet een gelijkekansenbeleid geïntegreerd worden, met bijzondere aandacht voor de aanpak van armoede en sociale uitsluiting. De aandacht voor het interne en externe gelijkekansenbeleid tussen vrouwen en mannen blijft bestaan. Daarnaast moeten de bestaande beleidslijnen op hun meerwaarde als provinciaal initiatief getoetst worden. Ze worden binnen de volgende werksporen uitgewerkt. • Centraal oogmerk wordt de verdere optimalisatie van het beleid ter bestrijding van fysiek of seksueel geweld, alsook het bewerken van gelijke kansen voor andere groepen, zoals etnisch-culturele minderheden, en de bestrijding van de armoede. • Ambtenaren en raadsleden van het lokale en provinciale bestuur zullen vanuit de provinciale gelijkekansenwerking nog efficiënter geïnformeerd worden. • Inzake toegankelijkheid vervult de provincie beslist een voorbeeldfunctie. De provincie kan deze toegankelijkheid binnen haar eigen bestuur waarmaken via begrijpelijke reglementen, betaalbare toegangsgelden, fysiek toegankelijke gebouwen of aangepaste voorzieningen. • Armoede speelt zich af binnen een ruimere maatschappelijke context. Daarom wil het provinciebestuur de algemene gevoeligheid voor het fenomeen armoede, de aandacht voor toegankelijkheid en de basismobiliteit sterk promoten, zowel bij de bevolking, de lokale besturen als bij alle andere mogelijke organisaties of instanties. • Bovendien vereist een sociaal toegankelijkheidsbeleid de mogelijkheid tot inspraak en deelname aan de samenleving van maatschappelijk kwetsbare groepen. Om een dergelijke vraaggestuurde aanpak te realiseren wil de provincie samenwerken met bewegingen waarin armsten het woord nemen. Deze groepen zullen gestimuleerd worden tot participatie in de commissies en overlegplatforms • Om de sociale en welzijnsvoorzieningen ook voor armen toegankelijk te maken, wil de provincie projecten ondersteunen die de toegankelijkheid bevorderen en in haar subsidiëringsbeleid het principe van de toegankelijkheid als voorwaarde inschrijven. Het provinciebestuur zal een Provinciaal Toegankelijkheidsbureau in het leven roepen. Dit bureau kan samen met deskundigen uit het werkveld adviezen verstrekken aan publieke en private actoren over de toegankelijkheidsproblematiek in de brede zin van het woord. Toegankelijkheid blijft niet beperkt tot de fysieke toegankelijkheid van gebouwen en openbare domeinen. Het toegankelijkheidsbureau zal ook advies verlenen over de toegankelijkheid en het gebruik van moderne communicatiemedia. Gezondheid
Het gezondheidsbeleid van de provincie heeft op vandaag eerder een complementair karakter. Op het vlak van de gezondheidspromotie en ziektepreventie is de sturing immers in handen van de Vlaamse Overheid. De provincie zorgt echter wel voor de implementatie ervan. In de nabije toekomst zal de provinciale gezondheidswerking zich dan ook voornamelijk beperken tot de uitvoering van de bestaande engagementen inzake de opsporing van baarmoederhalskanker en de coördinatie van de drugpreventie in West-Vlaanderen. Anderzijds verdienen de logo's, als jonge structuren, in hun bestaan en rol ondersteund en erkend te worden. Het provinciebestuur wenst op te treden als coördinator van de West-Vlaamse logo's. Samen met de logo's en de actoren die er deel van uitmaken wil de provincie preventieve acties opzetten en/of ondersteunen.
2/59
5. Relaties 2/60
Noord-Zuidbeleid,West-Vlaanderen in de wereld In West-Vlaanderen voert het provinciebestuur al sinds meerdere decennia een met West-Vlaanderen verbonden ontwikkelingsbeleid. De beleidslijn stoelt op de maatschappelijke, sociale en morele plicht om zich te engageren en minstens 0,7 procent van de gewone uitgaven vrij te maken voor internationale samenwerking. Deze verbintenis krijgt gestalte via educatie en sensibilisatie in eigen provincie en door projectensteun aan landen in het Zuiden. Ook in deze legislatuur maakt de provinciale overheid het vaste voornemen om de 0,7 procentgrens te respecteren. Binnen een vernieuwd Noord-Zuidbeleid wil de provincie hedendaagse klemtonen leggen in haar streven naar een coherent, globaal, internationaal beleid. Het provinciebestuur wil zich sterker profileren in zijn projectenbeleid. Dit kan onder meer door het uitwerken van verantwoorde criteria en de opvolging door een consultatiegroep van ervaringsdeskundigen. Absolute voorrang gaat uit naar kleinschalige projecten, gericht op duurzame ontwikkeling, waarbij West-Vlamingen ter plaatse of in een nauw samenwerkingsverband betrokken zijn. Daarenboven zal het eigen educatiebeleid nadrukkelijk gekoppeld worden aan projecten in het Zuiden die ondersteuning genieten. Ook inzake het verstrekken van noodhulp zullen in de toekomst weloverwogen normen gehanteerd worden. Een kwaliteitsvol educatie- en sensibilisatieluik is essentieel voor een doordacht Noord-Zuidbeleid dat alleen op die manier kan uitgroeien tot een onderbouwd beleid inzake internationale samenwerking. • Op het lokale niveau zal de provinciale overheid gemeentelijke of plaatselijke organisaties ondersteunen die werken rond de Noord-Zuidproblematiek. De provincie zal duidelijk aanwezig zijn bij lokale manifestaties. • In overleg met andere partners kan de provincie eigen initiatieven opzetten op terreinen en rond thema's waar de sector, niet-gouvernementele organisaties en andere educatieve aanbieders niet direct actief zijn. • De NGO's of de Derde Wereldbeweging zijn traditioneel het best geplaatst om eigentijdse sensibilisatie-initiatieven op te zetten. In de komende jaren verdient hun werking dan ook de gepaste financiële steun. Anderzijds moet het eigen aanbod binnen het PEC verbreed worden. Ook in andere West-Vlaamse regio's kunnen gelijkaardige realisaties gedeconcentreerd aangeboden worden. Ten slotte zal binnen het PEC aandacht besteed worden aan de nauwe samenwerking met de (huis)partners Kleur Bekennen, de Vlaamse Dienst voor de verspreiding van Leermiddelen Internationale Opvoeding en het KinderWereldAtelier. Dit zal gebeuren vanuit een gemeen-schappelijke visie en met respect voor de eigenheid van elk van de partners. In overleg met aanbieders en aanvragers zal gezocht worden naar passende maatregelen om beter te voldoen aan de enorme vraag vanuit de onderwijssector naar schoolprojecten voor inleving in de leefwereld van het Zuiden.
Externe Relaties en Europese programma's Intense uitwisselingen met Westfalen-Lippe en Zeeland bestaan reeds decennia. Sinds de jaren '90 vervult de provincie West-Vlaanderen ook uitdrukkelijk een voortrekkers- en coördinerende rol in de grensoverschrijdende samenwerking met Noord-Frankrijk, Zeeland, Kent en Suffolk. Dit gebeurt met of zonder rechtstreekse Europese steun. Deze rol werd en wordt erkend door de Vlaamse Regering. Diverse recente opdrachten zoals de secretariaten van Europese programma's als Phasing Out, Doelstelling 2 of Interreg III werden aan de provincie toevertrouwd. Taken met betrekking tot het Plattelands-ontwikkelingsprogramma (POP), het Integraal Kustzonebeheer en Leader+ volgen.
2/61
Deze opdrachten correct en efficiënt vervullen staat voorop in deze legislatuur. Dit is niet alleen de taak van de dienst Externe Betrekkingen, maar vergt evenzeer een grote inzet van diverse andere provinciale diensten en partners. De grote ervaring, de vele contacten en het Europese beleid zelf leiden in de nabije toekomst tot grensoverschrijdende, transnationale, Europese en internationale samenwerkingsinitia-tieven. Goed doordachte selectieve keuzes en financieel-economische afwegingen zijn de eerste voorwaarden om de nieuwe uitdagingen efficiënt en effectief aan te gaan. Samenwerken in synergie met bestaande initiatieven en projecten van onder meer Export Vlaanderen, GOM, MBZ, luchthavens, _ is meer dan aangewezen. Gemeentelijke, inter-communale en gewestelijke overheden en diensten moeten, waar mogelijk, bij de realisatie betrokken worden. Het aangeven van de provinciale meerwaarde dient elk concreet initiatief vooraf te gaan. De provincie dient tevens pro-actief op te treden ten aanzien van de uitbreiding van de Europese Unie en de ontwikkeling van nieuwe samenwerkingsprogramma's in die richting. Toch moeten de bestaande Europese samenwerkingsprogramma's voorrang blijven krijgen. Het actieve Infopunt-Europa kreeg een aantrekkelijke en definitieve huisvesting in het Tolhuis in Brugge en vervult naast de informatiefunctie meer en meer educatieve opdrachten.
Noord-Frankrijk als partner en uitdaging
Noord-Frankrijk veranderde de voorbije vijftien jaar in een uitdagende buur met grote ambities en Rijsel evolueerde voelbaar tot een snelgroeiende, grensoverschrijdende metropool. Sinds het eerste akkoord tussen West-Vlaanderen en het Département du Nord in 1989 werd een hele weg afgelegd. Een permanente gemengde commissie, een grensoverschrijdende Euregio en het samenwerkingsverband tussen intercommunales (GPCI-COPIT) zijn belangrijke bakens op die weg. Tal van andere, soms reeds oudere initiatieven omkransen deze samenwerking op cultureel en economisch vlak. Twee opeenvolgende Interreg-programma's gaven tal van impulsen. De provincie West-Vlaanderen was hierin de voortrekker. Toch blijven er heel wat knelpunten: de grens als barrière, de verschillende culturele, eco-nomische en maatschappelijke ontwikkelingen, en het ontbreken van een juridisch kader. Een strategische aanpak is nodig. Het kader daartoe werd voorbereid door Prof. Dr. F. Baert. Het dient als basis voor de uitwerking van een beleids- en actieplan, tegen half 2002. De krachtlijnen zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
de eigen sterktes verder ontwikkelen complementariteit zoeken samenwerking stimuleren betrokkenheid creëren actief inspelen op de metropolisatie werken aan de structuren aanpakken van de knelpunten
Ook met de andere buurregio's
De meeste van de zeven bovenstaande krachtlijnen gelden ook voor de andere grensoverschrijdende samenwerkingsvormen, onder meer voor de Euregio Scheldemond met het GOC (gemeenschappelijk ontwikkelingsconcept) en de Rijn-Schelde-Delta- samenwerking (RSD).
2/62
Prioriteiten zijn telkens weer: -
het uitbouwen van een gestructureerde samenwerking het provinciaal belang vorm geven via heldere, eigen doelstellingen provinciale specialisaties verduidelijken de levenskwaliteit, zodat iedereen er wel bij vaart de samenwerking toespitsen op een verbrede economische finaliteit met ruimte voor ecologische en sociale accenten - participatiebevorderend werken, ook gericht op kleinere organisaties - geïntegreerd en sectoroverschrijdend werken - de gemeenten als nabije partners van bij het begin betrekken bij de grensoverschrijdende samenwerking. Een algemene beleidsnota externe relaties die deze prioriteiten uitwerkt, is dan ook aangewezen om, zowel inhoudelijk als methodologisch, een helder provinciaal project vast te leggen, vanuit de eigen provinciale krachtlijnen en doelstellingen.
2/63
6. Zuinig met centen 2/64
Financiën Het huidige inkomstenniveau moet, mits de voorziene indexatie, volstaan om de beleidsopties tijdens deze legislatuur te realiseren. Wel moeten de investeringsopties zo gedoseerd worden, dat er geen hypotheek gelegd wordt op de volgende beleidsperiode. De financiële ruimte hiertoe is vrij beperkt. Het huidige personeelsbestand volstaat amper om de toenemende dienstverlenings- en begeleidingsopdrachten uit te voeren. Degelijk personeel heeft bovendien recht op een billijke verloning. Nieuwe opdrachten zullen dus enkel opgenomen kunnen worden door het loslaten van andere, waardoor interne verschuivingen mogelijk worden. Een daling van de schuldenlast kan slechts gerealiseerd worden op lange termijn. Zelfs mits beperking van bijkomende investeringen is een belangrijke vermindering van de jaarlijkse last op korte termijn onmogelijk. Door een strenge bewaking van de totale schuldenlast wil het provinciebestuur marges creëren voor de toekomst. Het pakket werkingskosten en overdrachten samen omvat amper 37 procent van het totale budget. Een belangrijk deel van de werkingskosten kan bovendien niet teruggeschroefd worden, omdat deze middelen dienen voor het degelijk onderhouden van het provinciaal patrimonium (gebouwen, wegen, waterlopen). Een aantal overdrachten liggen contractueel of decretaal vast (polders, monumenten, bibliotheken).
Vrije budgetruimte gewone middelen begroting 2001
31,46%
37,58% = vrije budgetruimte vrije budgetruimte schuld verplichte overboekingen verplichte werkingstoelagen
6,51%
verplichte werkingskosten personeel
3,00% 1,50%
De marge voor eigen keuzes is dus wel erg klein. Concreet betekent dit dat • nieuwe beleidsopties slechts gefinancierd kunnen worden mits het afbouwen van verouderde, niet meer relevante initiatieven of initiatieven die geen provinciale meerwaarde hebben. • het totale pakket van de uitstaande schuld strikt bewaakt moet worden.
2/65
De instrumenten die de provincie wenst te hanteren om deze objectieven te bereiken zijn: • • • •
het blijvend responsabiliseren van de verschillende diensten met duidelijke begrenzing van de enveloppes het zeer regelmatig toetsen van het investeringspatroon aan het goedgekeurde meerjarenprogramma het jaarlijks evalueren van de subsidiestromen het bepalen en hanteren van een cofinancieringsplatform waarbij duidelijke prioriteiten gehanteerd worden voor projecten die tot de provinciale beleidskeuzes behoren
Efficiënt patrimoniumbeheer Het uitgebreide provinciale patrimonium (vooral het gebouwenbestand) vergt een voortdurende en efficiënte opvolging van de bouwtechnische toestand en de functionaliteit van de technische infrastructuur. De staat waarin dakwerk, gevelvlakken, schrijnwerk, schilderwerk, verwarmingsinstallaties, luchtbehandelingssystemen, sanitaire en elektrische toestelllen, waterzuiverings- en waterbehandelingsapparatuur, zich bevinden, zijn bepalend voor de opmaak en realisatie van een concreet onderhoudsprogramma. Een degelijk patrimoniumbeheer resulteert in een minimum aan zware herstellings- en vervangingskosten en beperkt de kosten van de onderhoudscontracten. De integratie van de noodzakelijke meet- en controleapparatuur in de diverse technische installaties moet nauwgezette meetcampagnes mogelijk maken met energiebesparende ingrepen tot gevolg (thermische isolatie, zonnecollectoren, zonneboilers, warmtepompen, warmtekrachtkoppeling, ...). Een efficiënt patrimoniumbeheer, gekoppeld aan een realistische kosten-batenanalyse leidt tot passende, duurzame maatregelen binnen een verantwoord ecologisch kader.
2/66
De Bestendige Deputatie Paul Breyne, Gouverneur Jan Durnez, Gedeputeerde • bestuurlijke organisatie en externe relaties algemeen beleid, organisatieontwikkeling, externe relaties, Europese programma's, gebiedswerking, veiligheid, pers, promotie en communicatie instellingen: WVI, VVP, politie- en brandweerschool • milieu, natuur en landschappen natuur- en groenbeleid, vergunningen, milieu, domeinen, landschappen, natuur- en milieueducatie
Patrick Van Gheluwe, Gedeputeerde • ruimtelijke ordening en mobiliteit ruimtelijke ordening, vergunningen, structuurplanning, uitvoeringsplannen, mobiliteit, beheer van provinciale wegen • toerisme en recreatie toerisme, toeristische evenementen, toeristische en recreatieve promotie, beheer van recreatieve infrastructuur instellingen: toeristisch bedrijf
Gabriël Kindt, Gedeputeerde • land- en tuinbouw en waterbeleid land- en tuinbouw, ruilverkavelingen en landinrichting, integraal waterbeleid met inbegrip van waterlopen en waterbeheersing, en zeevisserij instellingen: POVLT en landbouw-v.z.w.'s • personeel alle personeelszaken, sociale dienst, intern gelijkekansenbeleid en VGV
Dirk De fauw, Gedeputeerde • jeugd, huisvesting en welzijn jeugd, welzijn, huisvesting, gezondheid, sociale en gezinsvoorzieningen, gehandicapten, duurzame ontwikkelingen, ontwikkelingssamenwerking instellingen: PIDO, 't Venster, Waaiberg en PEC • infrastructuur en juridische aangelegenheden patrimonium, gebouwen, overheidsopdrachten, logistiek, ICT, GIS, economaat, juridische aangelegenheden, eredienst en administratief toezicht
Gunter Pertry, Gedeputeerde • kunst en cultuur bescherming van monumenten, stads- en dorpszichten, kunstpatrimonium, musea, cultureel aanbod, culturele centra en manifestaties, festivals, bibliotheken en archief instellingen: Provinciaal Museum Moderne Kunst, Winob, Monumentenwacht en CCC • onderwijs provinciaal textiel-, visserij- en tuinbouwonderwijs, relaties met en promotie van hoger onderwijs, zeewetenschappelijk onderzoek, basiseducatie en afstandsonderwijs instellingen: Eduwest, VLIZ, PIH, PTI en PMI
Marleen Titeca-Decreaene, Gedeputeerde • financiën en sport sport, gelijke kansen, financiën, begroting, rekeningen, fiscaliteit en interne audit • economie en KMO economie, KMO, middenstand, streekontwikkeling, technologie, innovatie, studies, beroepsopleiding, kwaliteitszorg, zee- en luchthavens instellingen: GOM, WES, streekhuizen en Vormingsinstituten
Hilaire Ost, Provinciegriffier
2/67
Contactadres Provincie West-Vlaanderen Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41 8200 Sint-Andries (Brugge) Telefoon 050-40 31 11 Fax 050-40 31 00 www.west-vlaanderen.be
2/68