Réservée aux Membres)

161

1

OMMEGANGSBOETIEK — BOUTIQUE OMMEGANG (Voorbehouden voor Leden / Réservée aux Membres)

Écusson brodé OMMEGANG Geborduurde wapenschild (7,5 x 9,5 cm)

10,00 €

+2,50 € port

Cravate OMMEGANG Das

12,00 €

+2,50 € port

10,00 €

+4,50 € port

Autocollant OMMEGANG Zelfklever

1,00 €

+1,00 € port

Pin’s OMMEGANG pin’s

3,00 €

+2,50 € port

VETERAAN pin’s VETERAN

3,00 €

+2,50 € port

8,00 €

+4,50 € port

*

*

Livre – Boek du Colonel e.r. VANDEWALLE Odyssée et Reconquête de Stanleyville 1964. Editons « Collection témoignage africain » 459 pages, photos et cartes.

*

(poids/gewicht 800 gr.)

Livre - Boek du Col Hre BEM André CLOSSET Les Compagnons de l’Ommegang - Stanleyville 1964 préface du Baron Patrick Nothomb, 208 pages, de nombreuses illustrations. Derniers exemplaires

*

*

*

*

(poids/gewicht 400 gr.) *

Nota: De hierboven vermelde verzendkosten zijn alleen van toepassing binnen België. Voor het buitenland gelieve de website van de Belgische Post www.bpost.be te raadplegen. Voor meer zekerheid kunt u een mail versturen (zie adres op ’t einde van deze pagina) naar Compagnon Gilbert Desmet ten einde het juiste bedrag van de verzendkosten te kennen.

*

Remarque: Les frais d’expédition mentionnés ci-avant sont d’application pour la Belgique uniquement. Pour l’étranger, prière de consulter le site de la Poste belge : www.bpost.be ou, pour plus de sécurité, d’adresser un mail (voir en fin de page) au Compagnon Gilbert Desmet afin de connaître le montant exact des frais d’expédition par la Poste.

Si plusieurs articles, frais de port* limités à 4,50 € maximum. In geval van verschillende artikels, port-onkosten* beperkt tot maximum 4,50 €. Order to : Gilbert DESMET, avenue Franklin Roosevelt 1A, 1340 OTTIGNIES Tel :010 41 08 83 Mail : [email protected] Pay to : 2

BE17 3101 7279 9021 (BIC : BBRUBEBB) van / des Compagnons van de Ommegang / de l’Ommegang VZW - ASBL

Association belge des Vétérans et des Compagnons de l’Ommegang, asbl. Membre de la FNV-Fédération Nationale des Vétérans et de la CAMILOM.

Belgische Vereniging van Veteranen en Compagnons v/d Ommegang, vzw. Lid van de NFV-Nationale Federatie van Veteranen en het VOMILOZ.

TAM TAM OMMEGANG N° 161 ~ 1/2014 CONGO & RUANDA-URUNDI 60, OMMEGANG, RED & BLACK DRAGONS 64, RED BEAN 78, GREEN BEAM, BLUE BEAM, SILVER BACK, SUNNY WINTER, GREEN STREAM, DAS, MAMBA-ARTEMIS, UNMO, WINTER LODGE, SHARP, SOUTHERN BREEZE, RESTORE HOPE, UNOSOM, MINURSO, UNAMIR, UNDP-CMAC, COLUMBUS, IFOR, UNTAES, UNSCOM, SFOR, ALBA, ALBALODGE, AFOR, KFOR, ALLIED HARVEST, ALLIED FORCE, LAOS, EUMM, AMBER/FOX, ISAF, CONCORDIA, ESSENTIAL HARVEST, AVENIR, ACTIVE ENDEAVOUR, WEST SHARK, TSUNAMI, BELBAT, MOVING STAR, BOSNIA ROAD, JOINT FALCON, SAHEL, ALTHEA, AMIS, DUTCH / BELGIAN DRAGON, ENDURING FREEDOM, UNMIK, UNMIS, UNMOGIP, UNTSO, BELUFIL, EUFOR UAV, PPM.

Editeur responsable—Verantwoordelijke uitgever : Président - Voorzitter Compagnon Michel Neyt Boulevard des Invalides, 171/9 B-1160 Bruxelles Tam Tam Ommegang est un périodique bilingue qui publie des articles dans la langue choisie par leurs auteurs. Les textes sont reproduits sous la responsabilité de leurs auteurs. Tam Tam Ommegang is een tweetalig tijdschrift waarin de artikels worden uitgegeven in de door de schrijvers gekozen taal. De ingezonden teksten worden onder de verantwoordelijkheid van hun opstellers gepubliceerd. Cotisation/Lidgeld & abonnement : Belgique/België : 9€ — A l’étranger/In het Buitenland : 20€ Compte bancaire/Bankrekening: BE17 3101 7279 9021 (BIC : BBRUBEBB) Compagnons Ommegang à Bruxelles/te Brussel

www.Compagnons-Ommegang.com [email protected] 1

INHOUDSTAFEL / SOMMAIRE 3

Beheerraad / Conseil d’administration

4

Het Woord van de Voorzitter

5

Le Mot du Président

6

“Opération Matadi” d'après le récit du Capitaine VOS (2ème partie)

12

Questions du Test de connaissance n° 23 par le Compagnon Eric Henckaerts

13

“Nieuws van onze leden” / “Nouvelles de nos membres” door/par le Compagnon Guy Bruneel

14

Publications du Compagnon Gérard Lagaune

16

Réponses au Test de connaissance n° 23 par le Compagnon Eric Henckaerts

17

Souligné pour vous au fil de nos lectures : “La vie en Afrique ou trois ans dans l’Afrique centrale (Tome II)” par le Compagnon Eric Henckaerts

20

Algemene Vergadering 2014 ~ Uitnodiging

22

Assemblée Générale 2014 ~ Invitation

24

Onze internetsite / Notre site internet : Mededeling / Communication

25

Algemene Vergadering 2014 ~ Inschrijvingsformulier

26

Assemblée Générale 2014 ~ Formulaire d’inscription

27

De overlevingsproef "TUNGULU" door LtGen b.d.. H. Depoorter

34

Congo 1960 : “Objectif Léopoldville” révisé par le Compagnon J-P. Sonck (Partie 9)

Cover 1 : 1CHA Congo 60 - “Support our Veterans”

Cover 2 : Ommegangsboetiek / Boutique Ommegang Cover 3 : “Humour en Rouge et Vert”, livre de Milo Genot Cover 4 : Remember Veterans day !

2

CAMILOM

VOMILOZ

Confédération des Associations de militaires, d’anciens militaires et leurs amis servant ou ayant servi au Congo Belge ou Outre-mer.

Verbond der Verenigingen van militairen, oud-militairen en hun vrienden, in dienst of die gediend hebben in Belgisch Kongo of Overzee.

AMACIEL BAKA.

AMI FP VRIEND

C.R.A.O.C.A

C.T.M.

OMMEGANG

U.R.F.R.A.C.O.L.

OMMEGANG

Conseil d’administration - Beheerraad Président Voorzitter

Compagnon Michel Neyt

Tel: 02 660 61 76 [email protected]

Secrétaire Secretaris

Compagnon Guy Bruneel

Tel: 0475 824 156 [email protected]

Boulevard des Invalides 171/9 B-1160 Bruxelles Groot-Brittanniëlaan 23 B-9000 Gent

Trésorier Compagnon Gilbert Desmet Penningmeester Avenue Franklin Roosevelt 1A B-1340 Ottignies


Administrateurs Compagnon Jempy Bonjean Breughelpark 16/19 B-1731 Zellik Beheerders


Documentation historique / Historische documentatie

Compagnon Joël De Decker


Compagnon Michel de Hasque


Avenue Reine Elisabeth 10 B-1410 Waterloo Avenue des Pagodes 388 B-1020 Bruxelles

Porte-drapeau / Vaandrig

Compagnon Léon De Wulf


Compagnon Jean-Pol Haveaux


Compagnon Luc Marchal


Compagnon Freddy Vander Linden


Twee Leeuwenstraat 8 B-3078 Everberg Rue de Libin 26 B-6870 Hatrival

Rue du Linchet 4 B-1435 Corbais Website - Rédacteur en chef / Hoofdredacteur Rue du Sans-Fond 21 B-7090 Braine-le-Comte

Tam Tam Ommegang Conseiller Raadgever

Tanguy de Hasque Webmaster

[email protected]

3

Het Woord van de Voorzitter Beste Compagnons, Het is met een zekere bitterheid dat ik me vandaag tot u richt. Inderdaad, ik heb u een spijtig en onbegrijpelijke nieuws te melden: Defensie weigert ons te helpen in november eerstkomend bij de organisatie van de herdenking van de 50ste verjaardag van de operaties Rode Draak en Ommegang. Ik begrijp het echt niet …. Hoe kan men vergeten dat de luchtlandingsoperatie Rode Draak, meesterlijk uitgevoerd door jonge dienstplichtigen van 20 jaar, en tegelijkertijd de operatie Ommegang geleid door de oudsten van onze Compagnons, de redding hebben toegelaten van meer dan 2000 man in Stanleystad en van 300 man in de Maniema en dat, twee dagen later, 300 andere levens gered werden in Paulis tijdens Zwarte Draak ? Hoe kan men de prijs, met bloed betaald, vergeten zowel van de Ommegang als van het 1 ste Bataljon Parachutisten ? Is men vergeten dat wijlen Koning Boudewijn onze paracommando’s kwam groeten bij hun terugkeer in het land en volgende woorden tot hen richtte: “ … voor deze humanitaire taak hebben sommigen hun bloed en hun leven gegeven. Hun offer eert uw Regiment en onze jeugd. De solidariteit van uw eenheden, het enthousiasme, uw gedrevenheid, de discipline en de opoffering waarvan u blijk hebt gegeven zijn nu gegrift in ieders geheugen. Het terugvinden van deze kwaliteiten bij de elite waartoe u behoort, vervult me met fierheid en vertrouwen voor de toekomst van ons land. “ Is de natie dit na 50 jaar reeds vergeten ? Waar is dan de fameuze plicht om de herinnering levend te houden, waaraan we zo dikwijls worden herinnerd ? Wat blijft er over van de band Leger-Natie waarover men zo dikwijls spreekt ? Denkelijk waren de bevoegde personen, die onze aanvraag onderzocht hebben, nog niet geboren op het ogenblik van deze gebeurtenissen die wij willen herdenken … of hebben ze misschien geen geschiedenisles gevolgd ? Het zou oneerlijk zijn na te laten te vermelden dat we door hen worden uitgenodigd deel te nemen aan de Dag van de Veteranen van 7 april 2014 “waar de namen van de militairen van de hoger vermelde operaties worden afgelezen, tussen alle gesneuvelde collega’s sinds 1945 (sic) “. Ik dank hen hiervoor maar we hebben niet op het advies van deze bevoegde personen gewacht om deel te nemen aan deze herdenkingen sinds hun ontstaan ! Compagnons Wij zullen dus de 50ste herdenken, alleen en waardig maar zonder steun van Defensie, op dinsdag 25 november 2014. Wij zullen er alle oudgedienden van Rode Draak, de Ommegang en de overlevenden van de slachtpartijen uitnodigen. (Plechtigheid aan de Onbekende Soldaat en receptie/lunch in de Prins Albertclub. Details in ons volgend nummer maar noteer reeds deze datum in uw agenda. Uw aanwezigheid is een verplichting !) Zoals reeds hierboven vermeld nodig ik u uit deel te nemen aan de Dag van de Veteranen op 7 april eerstkomend. Het accent zal gelegd worden op de humanitaire operaties in Afrika (RV Onbekende Soldaat om 10.45 Hr – de plechtigheid zal gevolgd worden door een academische zitting en een receptie in het Koninklijk Legermuseum° In de volgende bladzijden vindt u ook alle informatie over onze Algemene vergadering van 24 april, waar ik hoop het genoegen te hebben jullie terug te zien. Ik hoop dat mijn proza onder de ogen zal vallen van een “meer bevoegd “ persoon. Beste compagnons, hierbij mijn broederlijke groeten.

Michel NEYT Compagnon Voorzitter 4

Le Mot du Président Chers Compagnons, C'est avec le cœur empli d'amertume que je m'adresse à vous aujourd'hui. J'ai en effet une triste et incompréhensible nouvelle à vous annoncer : la Défense refuse de nous aider à organiser la commémoration du 50ème anniversaire des opérations Dragon Rouge et Ommegang en novembre prochain. Mon incompréhension est totale… Comment peut-on oublier que l'opération aéroportée Dragon Rouge, exécutée de main de maître par de jeunes miliciens de 20 ans, et simultanément, l'opération Ommegang conduite par les plus anciens de nos Compagnons, permirent le sauvetage de plus de 2000 personnes à Stanleyville et de 300 personnes au Maniema. Que deux jours plus tard, 300 autres vies furent sauvées à Paulis lors de Dragon Noir ? Comment peut-on oublier le prix de sang payé tant par l'Ommegang que par le 1er Bataillon de Parachutistes ? A-t-on oublié que feu notre Roi Baudouin vint accueillir nos para-commandos à leur retour au pays et s'adressa à eux en ces termes : "…Pour cette œuvre humanitaire, certains ont donné leur sang et leur vie. Leur sacrifice fait honneur à votre Régiment et à notre jeunesse. La solidarité de vos unités, l'enthousiasme, l'allant, la discipline et l'abnégation dont vous avez fait preuve sont désormais inscrits dans la mémoire de tous. D'avoir retrouvé ces qualités parmi l'élite que vous constituez me remplit de fierté et de confiance pour l'avenir de notre pays." 50 ans et déjà l'oubli de la nation ? Où est donc ce fameux devoir de mémoire dont on se plait si souvent à nous rappeler la nécessité ? Que reste-t'il de ce si souvent nommé lien Armée-Nation ? Sans doute, les personnes compétentes ayant examiné ma requête n'étaient-elles pas nées lors des événements que nous voulons commémorer…et n'ont-elles pas appris l'Histoire ? Il ne serait pas honnête de ma part de ne pas préciser qu'elles nous invitent cependant à participer à la Journée des Vétérans du 7 avril 2014 "à l'occasion de laquelle les militaires décédés lors des opérations mentionnées ci-dessus, sont nominativement et individuellement cités parmi tous les collègues tombés depuis 1945 (sic)." Merci, nous n'avions pas attendu l'avis de ces personnes compétentes pour participer à cette journée depuis sa création ! Compagnons, Nous commémorerons donc le 50ème seuls et dignement, sans l'appui de la Défense, le mardi 25 novembre 2014; nous y inviterons tous les survivants de Dragon Rouge, de l'Ommegang et des rescapés des tueries. (Cérémonie au Tombeau du Soldat Inconnu et réception-lunch au Club Prince Albert; détails dans le prochain numéro mais bloquez déjà la date dans vos agendas, votre présence est obligatoire !) Comme déjà évoqué plus haut, je vous convie à participer à la Journée des Vétérans du 07 avril prochain; l'accent sera mis sur les opérations humanitaires armées en Afrique (RV Soldat Inconnu 10.45 H – la cérémonie sera suivie d'une séance académique et d'une réception au Musée Royal de l'Armée). Vous trouverez également dans les pages suivantes tous les détails de notre Assemblée Générale du 24 avril prochain au cours de laquelle j'espère avoir la joie de vous revoir. J'espère que ma prose tombera sous les yeux d'une personne "plus compétente"… Recevez, chers Compagnons, mes sentiments très fraternels.

Michel NEYT Compagnon Président 5

O P E R AT I O N

M AT A D I

Par la 1 COMPAGNIE DE MARCHE DU 1 BATAILLON de CHASSEURS A R D E N N A I S (d'après le récit du Capitaine VOS, Commandant de la Compagnie) 2ème partie

9. La deuxième phase de l’opération (suite) ... g) Soudain, une Volkswagen bleue arrive du bas de la ville ; elle est couverte d'une large bande blanche ; deux prêtres indigènes en descendent

demandent se rendre à REDJAFF négocier un feu. Ordre est Peloton de les passer. Entretemps, ce s’était rapproché de est renforcé par la mitrailleuse et le blindicide, qui tenaient Commandant de rejoint également.

et

à pouvoir la caserne afin du cessez le donné au 2 laisser Peloton la caserne ; il seconde second le carrefour ; le Compagnie les

Les tirs sont plus nourris et beaucoup plus précis ; les balles claquent contre les murs de la maison où se trouve le Commandant de Compagnie et les éclats de béton volent dans tous les sens. Mais bientôt, les deux prêtres noirs, accompagnés d’un militaire de la Force Publique, sortent de la caserne et s’arrêtent auprès du Sous-Lieutenant DELOGE, que rejoint le Commandant de Compagnie ; un des prêtres présente le major « nouvellement promu » qui commande la caserne ; il est demandé à ce dernier de déposer les armes, mais la réponse est un refus. Après une brève discussion, un cessez le feu est conclu à condition que tous les Congolais isolés, policiers et territoriaux, soient prévenus qu’ils doivent cesser le feu. Les parlementaires indigènes rentrent à la caserne ; le feu cesse devant le 2 Peloton ; 6

Opération Matadi ordre est donné aux 2 et 3 Pelotons de cesser le feu. Un message est transmis à l’algérine LECOINTE pour signaler la situation ; le LECOINTE répond qu'un hélicoptère est en route avec des personnalités pour ouvrir des pourparlers. Les parlementaires circulent maintenant dans la ville et s’efforcent de faire appliquer la cessation du feu par les policiers et les territoriaux, répandus un peu partout. Le Sous-Lieutenant DELOGE accompagne les délégués indigènes en vue de leur faciliter la libre circulation. h) Les hommes osent circuler sur les positions occupées, ils ont soif et voudraient… de la boisson ; l’Adjudant VIN qui commandait le 2 Peloton en l’absence du Slieutenant DELOGE est maintenant libre et peut descendre vers le port en quête de boissons, il revient peu après avec un casier de Coca et un casier de limonade : enfin à boire !... il y avait longtemps que les gourdes sont vides, sous le soleil de plomb. Les commentaires vont bon train : le soldat FMS montre son portefeuille troué et la plaie à sa fesse (il continuera le combat malgré sa blessure et ce ne sera que le 15 juillet qu’il sera hospitalisé à la base de KITONA après que l’on aura constaté par radiographie que la balle se trouve toujours dans la fesse) ; le caporal ROBBE a sa gourde et son chapeau troués par les balles. Les marins doivent trouver la chose incroyable, quand on leur signale que la Compagnie n’a subi aucune perte! i)

Des messages, transmis en anglais ou en flamand signalent maintenant que des renforts de la FP de THYSVILLE sont dirigés sur MATADI et que les Harvard les ont pris à partie ; il est signalé également qu’un avion est tombé et qu’il y a danger à cause des roquettes. D’ANGO ANGO, pas de nouvelles, malgré les demandes de renseignements faites par le Commandant de Compagnie aux algérines.

j)

Le cessez le feu ne fut cependant jamais général. En face du 3 Peloton, cela reprend de plus belle et, petit à petit, les tirs recommencent sur tout le front des 2 et 3 Pelotons et dans toutes les directions, même au carrefour MOBIL OIL, que le Commandant de Compagnie a rejoint et où arrive le 1 Peloton ; une faction est envoyée en patrouille sur la droite, mais la situation est normale sur ce flanc. Au 3 Peloton, où le Commandant de Compagnie se rend, Base de Kitona (Coll. paratroopcongobelge.e-monsite.com) rien de spécial ne se passe, si ce n’est qu’une quarantaine de Congolais, NON armés, sont assis sur la route et sont tenus en respect ; la plupart sont des serveurs de l’Hôtel Métropole, le Commandant de Compagnie les laisse 7

Opération Matadi

sortir […]1 : quarante de plus dans la cité indigène, alors qu’il y en a déjà 60000, cela n'a pas grande importance et il est préférable de les avoir en dehors de la ville européenne (à noter, cependant, que la fusillade fut plus nourrie dès qu’ils furent passés). k) Que s'était-il passé au 1 Peloton? Le Peloton, occupant la gare (avec la Section du Sergent COLMANT) et les couverts avoisinants, avait été soumis au feu des policiers indigènes dès le début de l’occupation de son objectif ; les tirs venaient d'un peu partout, surtout des maisons indigènes dominant la gare. La liaison radio avec la Compagnie ne fonctionnait pas. Et sans ordre du Commandant de Compagnie, le Chef de Peloton (sous Lieutenant CAUFFMANN) estimait qu'il était préférable de rester sur ses emplacements afin de garder la ligne de communication de la Compagnie vers le port. Sur ces entrefaites, le Matadi—Entrée hôtel Métropole et l’Église Lieutenant DELVOSAL, de passage à (Coll. matadi1949.blogspot.be) la gare et en route vers le PC Cie, prescrivait au Chef de Peloton de rester momentanément sur sa position et qu'il renseignerait le Commandant de Compagnie. Peu après, le 1 Peloton recevait ordre de rejoindre la Compagnie ; il fut relevé à la gare par des éléments du Peloton de débarquement du TNA KAMINA. L’adjoint du Peloton, 1 Sergent TILMAN, avait été envoyé vers le port afin de demander au LECOINTE un tir d'appui sur les maisons indigènes ; le 1er Sergent TILMAN était accompagné du caporal JUNGBLUTH et du soldat LIBERT ; à leur retour, ils furent assaillis par des indigènes, durent se réfugier dans l’Hôtel Central, purent en sortir grâce au lancement de grenades et finalement furent sauvés par le 1 Sergent KADDON, envoyé à leur secours avec la section du Sergent YANCENNE. l)

Le 1 Peloton reçoit ordre du se placer à la droite du 2 Peloton et de s'aligner sur lui, ce qui ne sera pas facile à réaliser sous le feu ; la Section du Sergent YANCENNE sera toutefois maintenue au carrefour MOBIL OIL.

m) Il faut maintenant prévoir la tombée du jour : tout le monde modifie son dispositif un vue de passer la nuit. Une seule question préoccupe les hommes : la nourriture ; on n'a plus rien mangé depuis 1

Portion de texte indéchiffrable 8

Opération Matadi 0700 heures et il est 1700 heures ; personne ne se plaint, mais tous ont soif. Les munitions sont encore suffisantes. n) La fusillade s’intensifie sur le front des trois pelotons ; il n'y a aucune pression de l'ennemi : il se défend, mais n’ose pas attaquer. Une ambulance de la Force Publique sort en trombe de la caserne ; elle remonte à vide peu après. Puis c'est le tour d'une camionnette civile avec drapeau blanc et croix rouges hâtivement confectionnées et cinq ou six personnes à bord. Ces véhicules sont contrôlés par le 2 Peloton, car on vient de trouver des armes dans l'un d’eux. Vers 1730 Hr, une camionnette citerne fonce vers le port, mais elle est arrêtée au barrage de voitures et de futs métalliques, construit à hauteur du garage Mobil Oil ; les Congolais qui parlent très bien le français, expliquent qu’ils avaient voulu aller se ravitailler le matin à ANGO ANGO qu’ils avaient été faits prisonniers et qu’ils avaient été relâchés à 1700 heures, au moment du repli des Troupes Métropolitaines d’ANGO ANGO (enfin, un renseignement sur le détachement du 12 Ligne !) ; les Congolais annonçaient également qu’un réservoir d’ANGO ANGO était en feu et, de fait, l’on devinait une lueur au dessus de la colline ; les Congolais sont autorisés à descendre vers le port.

10. Ordre de repli a) Vers 1750 Heures, un message en anglais, émanant du LECOINTE, donne ordre aux Chasseurs Ardennais de replier vers le port ; confirmation est demandée et donnée. Ce fut le dernier message compréhensible du LECOINTE, car ensuite l’algérine vint se mettre à quai et les entrepôts formèrent écran. b) Le plan de repli est simple : 

la Section YANCENNE du 1 Peloton est placée poste de recueil à la station MOBIL OIL.



le 3 Peloton, qui en vue de la nuit était remonté sur la crête située un peu en arrière de ses emplacements de jour, se repliera vers le Poste de secours (près de l’Hôtel Métropole), où il attendra le restant de la Compagnie.



les 1 et 2 Pelotons, toujours accrochés par les tirs de la caserne REDJAFF, décrocheront en dernier lieu.



le matériel lourd sera chargé sur les 3 camions dont dispose actuellement la Compagnie.

Blason TNA KAMINA

9

Opération Matadi

c) Le décrochage et le repli s’effectuent rapidement et en ordre : dans l'obscurité la plus complète, les hommes, très fatigués, marchent en colonne par un de part et d’autre de la rue ; en queue de la Compagnie, la Section Poste de recueil forme maintenant arrière-garde transportée sur un véhicule. Des coups de feu sont tirés aux environs de la bifurcation, où avait été détruite la jeep de la Force Publique. La ville de Matadi

11. Réembarquement sur le LECOINTE Le LECOINTE est amarré au quai, tous feux éteints. Les Pelotons arrivent l'un après l’autre sur l’algérine ; pas une minute n’est perdue pour l’embarquement ; les Chasseurs sont tellement fatigués que les marins les aident à descendre les escaliers. A 1900 Heures, le Capitaine VOS peut annoncer au Commandant de bord que tout le monde est rentré ; miracle! La Compagnie n’a pas de perte à déplorer ; uniquement quelques blessures insignifiantes (on ignore encore que FLAS a une balle dans la cuisse). Les Pelotons de débarquement, qui gardaient toujours le port, embarquent à leur tour. Ordre formel est donné de descendre à l’intérieur ; pourtant il y fait une chaleur accablante et, comme toutes les boissons offertes sont avalées, il y a ruissellement de sueur. Tous sont heureux de se revoir et les visages reflètent la joie ; chacun raconte son histoire et l’un remercie ou félicite l’autre ; le 1 Sergent TILMAN montre la trace d'une balle à son bras, le soldat LIBERT a reçu un éclat d'une de ses grenades dans le cou ; les marins écoutent avidement ce que les Chasseurs Ardennais racontent. Cette journée du 11 juillet, les Marins du LECOINTE, les hommes des Pelotons de débarquement et les Chasseurs Ardennais ne 10

Opération Matadi l’oublieront jamais!

12. La nuit du 11 au 12 juillet et la journée du 12 a) Le LECOINTE quitte MATADI et nous apprenons que lors du réembarquement du détachement du 12 Li à ANGO ANGO il y eut 15 blessés par des coups buts tirés sur l’algérine DUFOUR. Au passage à ANGO ANGO, l’algérine est secouée et l’on entend des coups sourds ; les Marins du LECOINTE se défendent à coups de canon de 4 pouces. Il est 2200 heures, lorsque le LECOINTE jette l’ancre au large de BOMA. Les hommes s’installent tant bien que mal pour la nuit.

b) Le 12 juillet matin ; après un petit déjeuner copieux et après avoir pris leurs soins de toilette, les Chasseurs Ardennais aident les Marins à nettoyer le bateau, à ranger le matériel et à faire l’épluchement. Ensuite il y a maintenance des armes, on fait le décompte des munitions dans les Pelotons et chacun recomplète sa dotation. A 1000 Heures, la Compagnie est prête pour une nouvelle éventuelle mission ; un seul malade est signalé à bord. c) A 1400 heures, le Commandant de Compagnie reçoit ordre de se mettre à la disposition du Commandant du 6 Commando. La Compagnie prend place à bord du bateau de plaisance KALAMU, mais le matériel reste à bord du LECOINTE. La Compagnie débarque sur les quais de BOMA ; les hommes sont placés à l’ombre des hangars ; le soleil est chaud ; les boissons rafraîchissantes sont bienvenues.

11

TEST de CONNAISSANCES N° 23 Compagnon Eric HENCKAERTS

Vous êtes nombreux à avoir œuvré en Afrique centrale et plus particulièrement au Congo exbelge, au Rwanda et au Burundi. Si vous continuez à vous intéresser à cette région, voici une série de dix questions dont les réponses, bonnes ou erronées, vous permettront d'évaluer le niveau de vos connaissances concernant ce sous-continent. Pour chaque question apparaîtront trois fausses réponses et une bonne. A vous de trouver la bonne et de cocher la lettre correspondante (A, B, C ou D) ! Voir réponses dans les pages suivantes. Série 1 50ème anniversaire du début de la lutte contre la rébellion muleliste au Congo. 1.1. Quand commence réellement cette rébellion sur le terrain ? A. Janvier 1964

B. Février 1964

C. Avril 1964

D. Juin 1964

1.2. Dans quelle région ? A. Katanga

B. Cataractes (Bas-Congo)

C. Kwilu

D. Kivu

1.3. Par qui est-elle fomentée ? A. Christophe GBENYE

B. Pierre MULELE

C. Gaston Soumialot (alias Sumahili)

D. Thomas KANZA

1.4. Où cet agitateur a-t-il été formé à la lutte révolutionnaire ? A. En Chine maoïste

B. A BELGRADE (ex- Yougoslavie)

C. A MOSCOU

D. En Corée du Nord

1.5. Quelle mesure prend le président Joseph KASA-VUBU pour la région concernée ?

A. Evacuation des civils

B. Demande l’aide de l’ONU

C. Demande l’aide de la Belgique

D. Décrète l’état d’exception

1.6. Un camps d’entraînement pour les rebelles est créé dans un pays voisin. Quel est ce pays ? A. L’Angola

B. Le Congo-Brazza

C. L’enclave de Cabinda

D. Le Burundi

1.7. Des instructeurs étrangers viennent conseiller le chef militaire rebelle de ce camp. De quelle nationalité sont-ils ? A. Soviétique

B. Cubaine

C. Chinoise maoïste

D. Allemande de l’est

1.8. Qui est commandant en chef de l’Armée Nationale Congolaise à ce moment-là ? A. Le Gén. Joseph-Désiré MOBUTU

B. Le Gén. Victor LUNDULA

C. Le Col. Léonard MULAMBA

D. Le Col. Louis de Gonzague BOBOZO

1.9. Quel politicien congolais célèbre est-il appelé à la rescousse pour former un nouveau gouvernement et en devenir le Premier ministre ? A. Cyrille ADOULA

B. Christophe GBENYE

C. Moïse TSHOMBE

D. Joseph ILEO

1.10. A quel moment ?

12

A. Dès janvier 1964

B. Avril 1964

C. Juillet 1964

D. Septembre 1964

Nieuws van onze leden / Nouvelles de nos membres ~ Lijst afgesloten op / Liste arrêtée le 31-01-2014

Aidez le secrétaire

Helpt de secretaris

De Préférence par écrit !

Graag Schriftelijk !

Communiquez-lui tout changement dans votre situation administrative (changement d’adresse ou d’affectation, promotion, etc…)

- Meldt hem schriftelijk iedere wijziging in uw administratieve toestand : adreswijziging of affectatie, promotie, enz.

- Iedere inlichting tot het terugvinden van uit het oog verloren leden is welkom. (zie het rubriek "TTO terug naar afzender")

Secretaris Secrétaire

- Tout renseignement permettant de retrouver les membres perdus de vue est le bienvenu. (voir la rubrique "TTO retournés à l’expéditeur")

Compagnon Guy BRUNEEL Groot-Brittanniëlaan 23 B-9000 GENT

Tel 0475/824156 [email protected]

Naam / Nom

Adres / Adresse Email - Tel

Operatie / Opération Peters / Parrains

Marc CHARLIER Membre adhérent 1309

Avenue Mutsaard 74 Bte 11 1020 BRUXELLES 02/2690767 [email protected]

Parrain: Compagnon Michel DE HASQUE

Eric GOBERT Membre adhérent 1310

Rue du Charniat 33 6042 LODELINSART 0479/772320 [email protected]

Parrains: Christian DUEZ et Michelle & Alain TIMMERMANS

Naam / Nom

Adres / Adresse

Reden / Motif

Willy DEBRUYCKER

Molenhuizen 50 3980 TESSENDERLOO

Ontvangt de briefwisseling niet meer op het aangeduide adres

Naam / Nom Gilbert MARTENS 13

Naam / Nom

Adres / Adresse

Willy LEMAIRE

Résidence Bon Air — Rue de la Moinerie 31 — 4800 PETIT-RECHAIN

Edmond ZAGRODNIK

Rue de Chatelet 198 — 6030 MARCHIENNE-AU-PONT

Richard VERHOEVEN

Rue Stevens Delanoix 46 Bte 1 — 1020 BRUXELLES

Dominique BALON

Rue du Vacheau 7 — 5590 SERINCHAMPS

Publications du Compagnon Gérard Lagaune NOUVEAU ! L’Archange Saint Michel. Saint Patron des Parachutistes Tome II

Cher Amis Parachutistes, Chers Amis Collectionneurs, Le tome II de l’Archange St Michel est à présent terminé et en cours de vérification et d’impression. Il est en fait le résultat de vos nombreux commentaires et informations reçus après la sortie du premier ouvrage qui m’ont poussé à reprendre mes recherches sur notre Saint Patron en tenant compte des sujets qui avaient rencontré le plus d’intérêt. Tous les sujets en rapport avec l’Archange y sont à nouveau traités de manière inédite à l’exception des origines du mythe et de la tradition de St Patron des paras déjà traités dans le tome 1 et qui n’ont bien sûr pas changé: Tous les nouveaux insignes et médailles parachutistes de St Michel sortis depuis trois ans soit plus de 80 pièces 

14

La symbolique et l’iconographie de Saint Michel avec plus de 100 photos inédites

Publications du Compagnon Gérard Lagaune      

L’héraldisme avec plus de 80 nouveaux blasons de cités ayant choisi St Michel comme Protecteur en Europe et dans le monde Les nouveautés sur St Michel au sein des unités Des statuettes, des plombs, des médailles, des cartes et des bannières de pèlerinage inédits. Des vitraux d’art sélectionnés parmi les plus réussis avec 6 planches transparentes. De nouvelles représentations insolites de l’Archange Quelques nouveautés en art moderne.

Et un nouveau chapitre traitant de l’actualité de St Michel dans le monde avec des sujets surprenants. Au total 105 pages avec plus de 350 reproductions, photographies inédites, couverture pelliculée. Comme pour les autres ouvrages, ce livre ne figurera pas en librairie et est destiné aux parachutistes, collectionneurs, associations d’anciens et amateurs d’histoire et de la tradition de St Michel. Tous les exemplaires seront numérotés. Pour l’année nouvelle, offre spéciale pour ceux qui ne possèdent pas le tome I : Les deux tomes pour 70 € port offert. Europe et monde, participation aux frais 5 € Encore tous mes vœux à tous pour une brillante année 2014 et par St Michel, vivent les Paras !

POUR TOUT RENSEIGNEMENT : « [email protected] », ou « Gérard Lagaune, Impasse Marcel Pagnol 8 à F-83136 GARÉOULT (Var - France) » AUTRES PUBLICATIONS L’archange Saint Michel. Saint Patron des Parachutistes Par Gérard LAGAUNE

Histoire et Insignes des Parachutistes et Commandos des Pays des Grands Lacs Par Gérard LAGAUNE

15

Publications du Compagnon Gérard Lagaune INSIGNES des PROMOTIONS PARACHUTISTES Tome 1 Gérard LAGAUNE Président de Chute & Dagger Europe & Louis LEROY

Tome 2 par Gérard LAGAUNE et Jean-Jacques DENIZOT

REPONSES AU TEST DE CONNAISSANCES N° 23 Série 1 1.1 Réponse A : janvier 1964. 1.2 Réponse C : au Kwilu. 1.3 Réponse B : Pierre MULELE. 1.4 Réponse A : en Chine Maoïste. 1.5 Réponse D : il décrète l’état d’exception pour le Kwilu. 1.6 Réponse B : le Congo-Brazza. 1.7 Réponse C : chinoise Maoïste. 1.8 Réponse A : le Gén. Joseph-Désiré MOBUTU. 1.9 Réponse C : Moïse TSHOMBE. 1.10 Réponse C : juillet 1964. 16

Souligné pour tous au fil de nos lectures par le Compagnon Eric HENCKAERTS

Jérôme BECKER (1850 – 1912) LA VIE EN AFRIQUE ou TROIS ANS DANS L’AFRIQUE CENTRALE (TOME II) Editions J. LEBEGUE & Cie, PARIS – BRUXELLES, 1887 Remarques préliminaires :

 les textes en lettres italiques sont du rédacteur ;  ce dernier a essayé de respecter scrupuleusement l'orthographe et la ponctuation de l'auteur et du traducteur ;

 en ce qui concerne le vocabulaire utilisé par l'auteur, le rédacteur engage le lecteur à s'immerger dans le contexte de la fin du XIXème siècle.

 les parties de texte en « grasses » le sont à l’initiative du rédacteur. Nous sommes en 1881 : Jérôme BECKER est à TABORA, en Afrique orientale, actuelle Tanzanie, après avoir été le Tanganyika Territory sous protectorat anglais, et l’Afrique Orientale Allemande de 1885 à la fin de la 1ère guerre mondiale. Dans les pages qui suivent, l’auteur continue à relater sa conversation avec Tipo-Tipo.

Page 40

Les Arabes attribuent aux canons à section polygonale, des qualités de résistance qu'ils contestent aux canons cylindriques et les armes à deux coups les gênent, tant à cause du grain de mire médian qu'en raison de leur poids presque doublé, rendant trop pénible, dans les fantasias, le tir à bras tendu. Jamais l'usage de nos hausses géométriques, ne sera familier aux Arabes et aux Béloutchis, très jaloux de leur virtuosité de tireurs, mais parfaitement dédaigneux des règles du pointage moderne, graduant les dites hausses, d'après la profondeur des colonnes et les distances auxquelles on ouvre le feu. Aussi s'empressent-ils de limer immédiatement les assises de leurs fusils. Le belligérant oriental est simplement tirailleur, abattant son homme comme nos chasseurs une pièce de gibier. Toute méthode scientifique — qu'on me permette ce mauvais calembour — le désorienterait complètement. Une chose qui m'a toujours humilié, depuis Zanzibar jusqu'à Tabora, c'est l'effacement complet de notre industrie armurière, à la fois exploitée et discréditée par les fournisseurs britanniques. Sur tout fusil belge, consciencieusement fabriqué, on peut être certain de trouver l'estampille anglaise. En revanche, les mauvaises armes, à crosses grossièrement peinturlurées de rouge, établies au rabais et qui souvent éclatent au premier coup de feu, nous sont reconnues sans conteste. On dirait vraiment que les armuriers anglais, tout en s'attribuant le mérite de nos fusils perfectionnés — au prix de revient desquels ils ne sauraient atteindre — nous commandent de la camelote dans le seul but de nous couler à l'étranger. Tout fusil qui résiste, est un Ingrézi ; tout fusil qui éclate est un Belgi. Et cependant tous les deux ont la même provenance, attendu que les hauts barons de l'industrie britannique, gardant pour eux les riches commandes, sont obligés, en fait d'articles courants, de recourir journellement aux syndicats liégeois. Mais y a-t-il même des fusils Ingrézi en Afrique ? Peut-être. Pour ma part, je n'en ai vu que sur l’épaule des résidents attachés aux Missions. Les tribus africaines, chasseresses ou guerrières, pouvant acheter des armes, se divisent en trois grandes sections : Les Oua-Ngouanas, gentlemen de la Côte, parmi lesquels se recrutent, on le sait, le personnel ordinaire des caravanes, les Makoas, tireurs d'éléphants, et les Oua-Chenzis ou sauvages, confinés dans leurs districts. 17

Souligné pour tous au fil de nos lectures Page 43, § 4 & 5

Je le répète, il importe de relever ici le prestige de nos industries et on n’y parviendra qu’en se refusant résolument aux fabrications dérisoires, représentés par les Anglais comme le summum de l’armurerie belge. J’en pourrais dire davantage sur un sujet, pour nous, d’un intérêt si grand, mais ces développements, trop spéciaux, ne cadreraient guère avec le caractère de cette relation de voyage. D’ailleurs je me tiens prêt à fournir à nos fabricants tous les détails complémentaires, de nature à leur faciliter de nouveaux débouchés et à leur préciser les types d’armes qui rencontreraient en Afrique un succès certain et durable. Ah ! Toujours cette « perfide Albion » ! Où est-il l’heureux temps où l’industrie belge fournissait du matériel manufacturé de haute qualité dans le monde entier ?

Pages 45, 46 & 47

Cette fois, c'est l'esclavage qui fait les frais de la conversation. « Les hommes blancs, dit Tipo Tipo, se font des idées bien fausses sur nos coutumes et sur nos mœurs. Tout ce qui n'existe plus chez eux — même de date récente — ils ont la prétention de l'abolir immédiatement chez les autres ! J'ai entendu dire qu'il y a quelques années encore, dans un grand pays nommé la Russie, l'esclavage existait parfaitement sous un nom d'emprunt, et que sa suppression a entraîné des misères sans nombre. Dans le fait, quelle différence y a-t-il entre un esclave et un domestique ? Ce dernier est libre et quitte son maître quand il lui plait. Mes esclaves, eux, n'auraient garde de me quitter. Ils sont trop contents de leur sort ! Si j'étais injuste à leur égard, Ils fuiraient peut-être... Mais à quoi cela leur servirait-il ? A retomber sous la domination de leurs pareils, à être vendus de nouveau, maltraités, tués peut-être et à devoir travailler deux fois plus qu'auparavant. »

Je fais valoir, naturellement, les questions de dignité et de fraternité humaines, les côtés immoraux d'un trafic, assimilant une créature de Dieu à une vulgaire tête de bétail, l'arbitraire d'une sujétion absolue, enfin les cruautés entraînées par la Chasse à l’Homme, 18

Souligné pour tous au fil de nos lectures

si justement flétrie par nos philanthropes. « Il n'y a pas de manque de dignité, me répond Tipo Tipo, à passer, du joug abominable d'un tyran nègre, sous la tutelle protectrice d'un Arabe, auquel sa religion commande la bienveillance et la justice. Nous sommes très fraternels pour les nègres, puisque nous élevons nos enfants avec les leurs, et plus paternels, assurément, que vous autres avec vos laquais ! Je n'oserais jamais traiter un nègre, comme j'ai vu certains voyageurs corriger leurs compagnons blancs. Si nous achetons des hommes, c'est qu'on offre de nous les vendre et que nous ne pourrions pas nous les procurer autrement. Et il vaut beaucoup mieux pour eux, qu'ils tombent entre nos mains, qu'entre celles de tribus ennemies — toutes le sont — qui les massacrent, les épuisent et les abrutissent. Si vous appelez sujétion arbitraire, l'obligation de travailler pour le nègre, naturellement fainéant, et qui préfère voler son pain à le gagner honorablement, je me permettrai de demander où vous placez votre moralité ? Je sais fort bien qu'on a fait, et qu'on fera encore longtemps la Chasse à l'Homme. Mais si tous les sauvages et les cannibales de l'Afrique pouvaient être réduits en esclavage, leurs enfants constitueraient plus tard une Nation, et nous béniraient de les avoir tirés d'un état véritablement dégradant de férocité et d'incurie. »

Et comme je voulais discuter : — « On a arraché, reprit Tipo Tipo, à Bargash, l'abolition de la traite, qu'il est absolument impuissant à interdire vingt lieues plus loin que Bagamoyo. La traite existe toujours à l'intérieur, et c'est l'Africain, même, qui ne veut pas qu'on la supprime. Il se vendrait lui-même, si on l'émancipait ! L'indépendance, pour lui, n'est autre chose que la licence, le vol, le brigandage, la débauche, la folie et aussi la misère la plus invétérée. Nous ne nous entendrons jamais sur cette question-là. Vous êtes venus ici, avec vos nouveaux principes d'Europe, et moi je ne considère que les faits, toujours actuels. Dans quelques années, vous verriez la moisson qu'aurait produit votre semence, si elle avait eu jamais la moindre chance de s'acclimater ! » Le père et le frère de Tipo Tipo, approuvant ce discours de hochements do tête, je jugeai maladroit de soutenir plus longtemps une discussion pour laquelle, en vérité, les arguments me faisaient défaut. Entre les esclaves heureux, fidèles et dévoués de Tipo Tipo et les misérables coupeurs de têtes et voleurs de bétail, rencontrés à l'état libre, il n'y a pas de comparaison à établir. Dans la balance, où, d'un côté penchait le travail, l'ordre et la moralité, opposés au pillage, à la destruction et à la bestiale luxure, je n'aurais pu jeter qu'un mot : LIBERTÉ. Et ce mot-là, en Afrique, il n'y a pas un seul nègre qui en saisirait le véritable sens. Mes hôtes ont fait préparer, en mon honneur, un grand repas composé de bœuf, de viande de chèvre, cuite au riz, de hachis de volailles et surtout de pâtisseries en quantité. Fidèles observateurs du Coran, ils en exécutent les prescriptions sans fausse honte, ni concessions timorées. Aux heures de la prière, leurs esclaves viennent verser, en plein Barza, sur leurs pieds déchaussés, l'eau courante imposée par Ie Prophète. Tipo Tipo, qui semble m'avoir pris en amitié, parle longuement du Manyéma, pays fertile, à grandes ressources, riche en bétail, en ivoire, en or (?) et en gemmes précieuses. Et, à brûle-pourpoint, il offre de m'emmener, me promettant une concession de terrain immédiate. Qui sait ! C'est à examiner et à proposer ?...

Point de vue de TIPO-TIPO concernant l’esclavagisme arabe. Chacun se fera son idée, mais en fin d’ouvrage, nous aurons l’occasion de lire un tout autre avis, celui de l’explorateur belge Emile STORMS, repris en toute honnêteté par l’auteur. Rappelons que Jérôme BECKER était considéré comme arabophile par ses pairs. (à suivre...)

19

Belgische Vereniging van Veteranen en Compagnons van de Ommegang VZW Sociale zetel : rue du Linchet, 4 B-1435 CORBAIS

ALGEMENE VERGADERING 2014 Uitnodiging Beste Compagnon, U wordt uitgenodigd op de statutaire Algemene vergadering van de VZW "Belgische Vereniging van Veteranen en Compagnons van de Ommegang" die zal plaatsvinden op donderdag 24 april 2014 in de “ Prins Albertclub ”, Karmelietenstraat 20 te 1000 Brussel. DAGPROGRAMMA - 1030Hr : ontvangst + koffie in de bar “Rotonde”. - 1100Hr : Algemene Vergadering in de zaal Egmont. - 1200Hr : aperitief in het theesalon. - 1300Hr : maaltijd in het restaurant Karmeliet. ALGEMENE VERGADERING 1. DAGORDE a. Inleiding door de Compagnon voorzitter.

b. Overhandiging van de Erkentelijkheidsmedaille van de Ommegang aan de aanwezige rechthebbenden (zie punt 7 hieronder). c. Goedkeuring verslag van de statutaire AV 2013 (Zie TTO 159).

d. e. f. g. h. i. j. k.

Verslag van de penningmeester en kwijting van de beheerders. Verslag van de secretaris. Gedeeltelijke vernieuwing van de beheerraad. Situatie van de leden. Tam Tam Ommegang. Internetsite. Lidgeld 2015. Allerlei.

2. INSCHRIJVINGEN : Door middel van het hierbij gevoegd inschrijvingsformulier. Het ingevuld en ondertekend formulier moet teruggestuurd worden voor vrijdag 11 april 2014 naar Compagnon Gilbert DESMET, F. Rooseveltlaan 1a te B-1340 Ottignies. U bent slechts ingeschreven na ontvangst van het inschrijvingsformulier en van uw betaling (zie punt 5 hieronder). 3. VOLMACHT : Indien u in de onmogelijkheid verkeert om de Algemene vergadering bij te wonen, gelieve dit te laten weten door het invullen van de rubriek "VOLMACHT" op het antwoordformulier. 4. ZAAL KARMELIET : heeft een maximum capaciteit van 45 man. Inschrijvingen voor de maaltijd na 11 april worden niet meer aanvaard.

20

5. DEELNAME IN DE KOSTEN : 25 € /persoon. Koffie, aperitief, maaltijd en de wijn inbegrepen in deze prijs. Supplementaire dranken zullen contant betaald worden. Er wordt gevraagd uw deelname te storten voor vrijdag 11 april 2014, door middel van het hierbij gevoegd stortingsbulletin op rekeningnummer : BE17 3101 7279 9021 (BIC : BBRUBEBB). 6. LIDGELD 2014 Ter herinnering : alleen de Compagnons die hun lidgeld betaald hebben beschikken over stemrecht tijdens de AV. 7. ERKENTELIJKHEISMEDAILLE VAN DE OMMEGANG Zijn in de voorwaarde om de medaille te ontvangen in 2014 (25 jaren membership): José CAULIER, Marc COOREVITS, Melvin LOEWE . Reeds vroeger genomineerd maar hebben hun medaille nog niet afgehaald : Thierry BAUDUIN, Vittorio DAVITE, José DELSAUX, Henri DEMARET, Julien DEURWAERDER, Guy DEVRESSE, Karel GHESQUIERE, Josephus LAUREYS, Willy LEMAIRE, Emile MARCHAL, Michel OOMS, Philippe PASSAGEZ, Léon PONCELET, Jos SIEMONS, Frans TALBOOM, Jean VAN MOL, Gilbert VERJANS, Réginald VERNIEUWE. 8. GEDEELTELIJKE VERNIEUWING VAN DE BEHEERRAAD De mandaten van de Compagnons Guy BRUNEEL, Joël DE DECKER, Michel DE HASQUE, Gilbert DESMET, Jean-Pol HAVEAUX en Luc MARCHAL vervallen in 2014. Ze zijn herverkiesbaar en zijn kandidaat voor een nieuwe ambtstermijn. Oproep voor nieuwe beheerders : nieuwe kandidaat beheerders worden gezocht en zijn van harte welkom. 9. INSCHRIJVING VAN EEN PUNT OP DE DAGORDE De Compagnon, die een punt wenst in te schrijven op de dagorde, moet dit schriftelijk doen (bij te voegen bij het inschrijvingsformulier). De vragen die een studie of documentatie vereisen, zullen niet beantwoord worden indien ze niet op voorhand werden geformuleerd. 10. ALLERLEI  Kledij : onze Vereniging wenst het dragen van stadskledij met das en vest in het Prins Albertclub. Blue-jeans zijn niet toegelaten in sommige zalen.  De Compagnons, titularis van de Erkentelijkheidsmedaille van de Ommegang, zullen deze dragen.  Indien u niet in regel bent met het lidgeld 2013 en 2014, dan is het hoog tijd om dit te regelen !  LET OP ! Er is weinig parkeerplaats beschikbaar in de Prins Albertclub. De dichtstbijgelegen betalende parking “ Naamse Poort ” bevindt zich op 300 m.

Aanvaard, beste Compagnon, onze vriendschappelijke groeten.

De voorzitter Michel NEYT

De secretaris Guy BRUNEEL 21

Association belge des Vétérans et des Compagnons de l’Ommegang ASBL Siège social : rue du Linchet, 4 B-1435 CORBAIS

ASSEMBLÉE GÉNÉRALE 2014 Invitation Cher Compagnon, Vous êtes invité à participer à l'Assemblée générale statutaire de l'ASBL "Association belge des vétérans et des Compagnons de l’Ommegang" qui se tiendra le jeudi 24 avril 2014 au « Club Prince Albert », rue des Petits Carmes 20 à 1000 BRUXELLES. PROGRAMME DE LA JOURNÉE - 1030Hr : accueil + café au bar « Rotonde ». - 1100Hr : Assemblée générale à la salle Egmont - 1200Hr : apéritif au salon de thé - 1300Hr : repas au restaurant Karmeliet ASSEMBLÉE GÉNÉRALE 1. ORDRE DU JOUR a. Introduction par le Compagnon président.

b. Remise de la Médaille de la Reconnaissance de l'Ommegang aux ayants droits présents (voir Point 7 ci-après). c. Approbation du PV de l'AG statutaire 2013 (voir TTO 159).

d. e. f. g. h. i. j. k.

Rapport du trésorier et décharge de la gestion aux administrateurs. Rapport du secrétaire. Renouvellement partiel du Conseil d’administration. Situation des membres. Tam Tam Ommegang. Site internet. Cotisation 2015. Divers.

2. INSCRIPTION : Au moyen du formulaire d'inscription ci-joint. Le formulaire rempli et signé est à retourner avant le vendredi 11 avril 2014 au Compagnon Gilbert DESMET, avenue F. Roosevelt 1a à B-1340 Ottignies. Votre inscription sera enregistrée après réception du formulaire d’inscription et de votre paiement (voir Point 5 ci-après ). 3. PROCURATION : Si vous êtes dans l'impossibilité d'assister à l'assemblée générale, il vous est demandé de le signaler en remplissant la rubrique "PROCURATION" du formulaire-réponse. 4. SALLE KARMELIET a une capacité maximale de 45 personnes. Après le 11 avril, les inscriptions pour le repas ne seront plus acceptées.

22

5. PARTICIPATION AUX FRAIS : 25 € / personne. Le café, l’apéritif, le repas et le vin sont inclus dans ce prix. Les consommations supplémentaires seront payées au comptant. Il vous est demandé de verser votre participation avant le vendredi 11 avril 2014 au moyen du formulaire de virement ci-joint au compte bancaire : BE17 3101 7279 9021 (BIC : BBRUBEBB). 6. COTISATION 2014 Pour rappel : seuls les Compagnons en règle de cotisation peuvent voter à l’AG. 7. MÉDAILLE DE LA RECONNAISSANCE DE L’OMMEGANG Ont droit à recevoir la médaille en 2014 (25 ans membership) : José CAULIER, Marc COOREVITS, Melvin LOEWE . Nominés antérieurement mais n’étant pas encore venu recevoir la médaille : Thierry BAUDUIN, Vittorio DAVITE, José DELSAUX, Henri DEMARET, Julien DEURWAERDER, Guy DEVRESSE, Karel GHESQUIERE, Josephus LAUREYS, Willy LEMAIRE, Emile MARCHAL, Michel OOMS, Philippe PASSAGEZ, Léon PONCELET, Jos SIEMONS, Frans TALBOOM, Jean VAN MOL, Gilbert VERJANS, Réginald VERNIEUWE. 8. RENOUVELLEMENT PARTIEL DU COMITÉ Les mandats des Compagnons Guy BRUNEEL, Joël DE DECKER, Michel DE HASQUE, Gilbert DESMET, Jean-Pol HAVEAUX et Luc MARCHAL viennent à expiration en 2014 ; rééligibles, ils se représentent aux suffrages de l’assemblée. Appel à candidature : nous cherchons des nouveaux candidats administrateurs. 9. INSCRIPTION D'UN POINT A L'ORDRE DU JOUR Le Compagnon qui souhaite faire inscrire un point à l'ordre du jour est prié de l'exposer par écrit (à joindre au formulaire d'inscription). II ne pourra être répondu aux questions, non formulées à l’avance, qui nécessitent une recherche préalable. 10. DIVERS  Tenue : notre Association souhaite la tenue de ville avec cravate et veston au Club Prince Albert. Les blue-jeans sont interdits dans certaines salles.  Les Compagnons titulaires de la Médaille de la Reconnaissance de l'Ommegang sont invités à la porter.  Si vous n'êtes pas en règle de cotisation pour 2013 et 2014, il est grand temps d'y penser !  ATTENTION ! Prenez vos dispositions car les places de parking sont rares dans les installations du Club Prince Albert. Le parking payant le plus proche (Porte de Namur) est situé à 300 m.

Recevez, cher Compagnon, nos cordiales salutations.

Le président Michel NEYT

Le secrétaire Guy BRUNEEL 23

Chers Compagnons,

Beste Compagnons,

Notre site internet www.Compagnons-Ommegang.com a récemment été infecté par un ou plusieurs virus. C’est la raison pour laquelle il n’est, pour le moment, plus accessible.

Onze internetsite www.Compagnons-Ommegang.com is geïnfecteerd met een of meerdere virussen. Reden waarom de site op dit ogenblik niet toegankelijk is.

Nous tentons de remédier à cette situation dans les meilleurs délais.

Wij trachten hieraan zo snel mogelijk een oplossing te vinden.

Nous ne manquerons pas de vous tenir informés, via le Cyber Tam-Tam, dès que le problème sera résolu.

We zullen niet nalaten u hiervan op de hoogte te brengen via de Cyber Tam-Tam zodra het probleem opgelost is.

En attendant, nous vous proposons de consulter les pages de Compagnons sur FACEBOOK à l’adresse ci-dessous.

In afwachting, stellen we U voor de pagina's FACEBOOK van Compagnons raad te plegen (zie onderstaande adres).

Bien cordialement

Met vriendelijke groet

http://www.facebook.com/groups/519496774788839/?fref=ts 24

Algemene Vergadering op 24 april 2014 INSCHRIJVINGSFORMULIER terug te zenden VÓÓR 11 april 2014 aan Compagnon Gilbert DESMET Avenue F. Roosevelt 1a B-1340 Ottignies Ik ondergetekende : …….............................................................................. (NAAM en Voornaam) wonende : …………..……………………………................................................................................ ..........................................................................................................................................................

Ik zal deelnemen (1)

Ik zal NIET deelnemen (1)

aan de Algemene vergadering op 24 april 2014. Ik zal vergezeld zijn van (NAAM en voornaam) : .......................................................................... 2. VOLMACHT Ik kan niet deelnemen aan de Algemene vergadering. Ik geef volmacht aan Compagnon (NAAM en voornaam) (2) .........................................................

....................................................................................................................................................... 3. BETALING Ik stort op bankrekening BE17 3101 7279 9021 (BIC : BBRUBEBB) van "Compagnons van de Ommegang" te BRUSSEL, het bedrag van : ……… X 25 € =

………….. €

Eventuele gift :

………….. €

Totaal :

………….. € ………..

……………………

(Datum)

(Handtekening)

(1)

Schrappen wat niet past.

(2)

Een lid (met stemrecht) aanwezig op de Algemene Vergadering mag slechts over één volmacht op naam beschikken. Daarom wordt u gevraagd om, in geval van niet deelname aan de Vergadering, uw formulier voor volmacht ingevuld terug te sturen zonder vermelding van de naam op de lijn “ geeft volmacht aan “.



Algemene Vergadering op 24 april 2014 — Inschrijvingsformulier

1. DEELNAME

25

Assemblée Générale du 24 avril 2014 FORMULAIRE D’INSCRIPTION à renvoyer AVANT le 11 avril 2014 au Compagnon Gilbert DESMET Avenue F. Roosevelt 1a B-1340 Ottignies Je soussigné : ……………................................................................................... (NOM et Prénom) habitant : …………..…………………………….................................................................................. ..........................................................................................................................................................

1. PARTICIPATION Je N'assisterai PAS (1)

à l'Assemblée générale du 24 avril 2014. Je serai accompagné de (NOM et prénom) : ................................................................................ 2. PROCURATION Je ne puis assister à l'Assemblée générale. Je donne procuration au Compagnon (NOM et prénom) (2) ...........................................................

....................................................................................................................................................... 3. PAIEMENT Je verse au compte bancaire BE17 3101 7279 9021 (BIC : BBRUBEBB) des "Compagnons de l'Ommegang" à BRUXELLES, le montant de : ……… X 25 € =

………….. €

Don éventuel :

………….. €

Total :

………….. € ………..

……………………

(Date)

(Signature)

Barrer la mention superflue.

(2)

Etant donné qu’un membre ( disposant du droit de vote ) présent à l’AG ne peut disposer que d’une seule procuration à son nom, il vous est demandé en cas de non participation à l’AG de renvoyer le formulaire de procuration dûment complété mais sans indiquer de nom sur la ligne « donne procuration au ».

26



(1)

Assemblée Générale du 24 avril 2014 — Formulaire d’inscription

J’assisterai (1)

De overlevingsproef "TUNGULU" November 1957 LtGen b.d.. H. DEPOORTER

Algemeen Het doel van deze proef is het zelfvertrouwen van de manschappen in het 3e Bataljon Para-Commando te versterken of te bevestigen en het uithoudingsvermogen te testen. Dit is de laatste en een niet-verplichte oefening, voor elke Para-Commando, kader en dienstplichtigen, vooraleer ze terugkeren naar België. Deze oefening werd geconcipieerd en vooraf persoonlijk getest door kapitein Commando J. Militis (†), de adjuncten kapitein Commando Jacobs (†) en adjudant Para Dumont N. (†). Ze grijpt plaats in Katanga, in een onbewoond gebied van 60 km op 100 km, typische savanne, afwisselend woudgalerijen en grasvlakten, in het regenseizoen begroeid met zeer hoog alfagras, in het Swahili “matete’s” genoemd. Gedurende 10 dagen trekken de groepen van 10 à 15 personen, noord-zuid, door die zone. Elke groep is ongeveer2 à 3 km., ten oosten of ten westen, gescheiden van een andere groep. Ze volgt een voorgeschreven route op een kaart van 250.000e, met de plaats voor een opgelegd bivak aangeduid door een kruisje op de kaart. Ze beschikt over een kompas en een zwart-wit luchtfoto. Een ervaren onderrichter, een inlandse gids en een drager begeleiden de groep de eerste vijf dagen,. De rugzak bevat het minimum: een trui, een slaapzak, een tentzeil, een camouflagenet, een voorraad zoutpilletjes en halazone om het water drinkbaar te maken, een gamel, twee drinkbussen en een doos noodrantsoen C, (die openen betekent opgeven, mislukken en het einde van de proef). Men mag niet roken. Een deelnemer moet een EHBO-tas dragen, elke dag iemand anders. Elkeen is gewapend met een machete en de FAL. Het is toegelaten dieren te schieten. De derde en de zevende dag wordt de ploeg overvlogen worden door een “Harvard” en moet aanduiden of iedereen het goed stelt. Zoniet komt een helikopter om de zieke of gekwetste af te halen. De vijfde dag moet in de voormiddag een RV bereikt worden op een dwarse baan waar een dokter, per jeep, de ploeg

27

De overlevingsproef "TUNGULU" komt onderzoeken. Tijdens de voorbereiding, die gebeurt op de Basis van Kamina, maakt iedereen kennis met planten en vruchten die de reputatie hebben eetbaar en voedzaam te zijn. We leren ook een hut te maken met takken en bladeren. Om tijdens de proef eventueel een inlander te kunnen aanspreken leren we aan de soldaten enkele woorden in het Swahili (de inlandse taal).

Dagboekje - 21 à 30 November 1957 2e ploeg van de 2e Compagnie.

De ploeg telt 14 personen: Korporaal Geeroms (de ploegoverste), Soldaat Baeyens, Sdt. Berben, Sdt. Boogmans, Sdt. Calje, Sdt. Callaert, Sdt. Chiaradia, Sdt. Daems, Sdt. Dehulster, Sdt. Delepelere, Kapitein Depoorter, Sdt. Lelievre, Sergeant Maes, Sdt. Timmers.

Eerste dag: 21 november 07.10 u. Parachutage op de droppingzone “Tembo” vanuit twee DC3 ‘s, type “Dakota”. Zodra de parachute open is horen we het gejuich van de inlanders onder ons. Ze lopen naar ons zodra we geland zijn. Ik tref het want kan onmiddellijk mijn parachute en de chest-bag aan een jonge kerel afgeven die ze voor mij wil dragen. Ik geef hem de etensresten die ik bij heb. 08.15 u. De uitrusting wordt nagezien, de mannen roken de laatste sigaret en eten de laatste boterham. De onderrichters kijken na of er soms geen “smokkelaars” zijn, die stiekem voedsel in een onderdeel van hun uitrusting verborgen hebben. De drinkbussen worden geledigd en aan een aanhangwagen wordt vers water getankt. Het overblijvend eten wordt gegeven aan de toeschouwers van de parachutage, de kinderen krijgen een stukje chocolade. Een camion 3 T brengt ons naar het dorp Kishinde. Het avontuur begint. 9.50 u. Wij zijn vertrokken! Talrijke foto’s worden genomen zoals door een groep toeristen. De onderrichter die ons vijf dagen zal vergezellen is adjudant Para Poublon, de drager heet Jerry en de gids Fidele. Kapt. Militis en de Padre Thils marcheren met ons enkele kilometers. 10.30 u. Wij bereiken de Lubishi, een brede rivier. We vorderen, zeer voorzichtig, één na één, over een uit lianen gemaakte hangbrug, een echte apenbrug! 11.20 u. Eerste halte bij een 3 m. breed, snel stromend, doorwaadbaar helder riviertje. Wij plukken daar het eerste voedsel: tembo-tembo (TT) en vumba-vumba (VV). Deze laatste zijn bladeren waarvan de grootste mijn muts kan bedekken. De makala is een oranje vrucht die in hoge bomen hangt waarvan de bladeren doen denken aan enorme kastanjebladeren. De vrucht is even groot als een ananas maar heeft de structuur van maïs, ieder korreltje is zo groot als mijn duim en bevat een nootje. Men moet die dan 28

De overlevingsproef "TUNGULU” koken of korrel per korrel afzuigen. De buitenzijde van de plant is zeer ruw en doet pijn aan de lippen. 12.00 u. Vertrek, ik loop op kop. 12.50 u. Het begint zachtjes te regenen. Wij leggen het tentzeil over de schouders en de rugzak, want het zeil over het hoofd aantrekken zou ons teveel doen transpireren. 13.50 u. Langs een omgevallen boom, ons vasthoudend aan een strak gespannen liaan, overschrijden we de 4 m. brede Lubumba rivier. Wij hebben de eerste sporen ontdekt van enorme olifantspoten in een stukje moeras juist voor de rivier. 14.20 u. Wij zijn ongeveer aangekomen op de plaats voor het eerste bivak. Het regent niet meer. Wij maken onze eerste hut. Kpl. Geeroms, Sdt. Lelievre en Sdt. Bayens gaan samen op jacht. Sdt. Dehulster, Sdt. Delepelere en Sdt. Berben zullen proberen visjes te vangen met onze camouflagenetten. 16.00 u. Wij horen ver in zuidoostelijke richting twee schoten, waarschijnlijk de andere ploeg waarvan wij na de Lubishi gescheiden zijn. Wij schieten in de lucht zodat ook zij de plaats van onze bivak kennen. 16.20 u. We horen een schot in het zuiden, onze jagers waren echter vertrokken naar het noorden. De vissers brengen 6 visjes van ± 15 cm. De jagers komen om 17 u. terug met lege handen. 18.30 u. Avondmaal: afgekookte TT, de 6 visjes, het hart van een palmboom. Het vergde een enorme inspanning om die boom met een machete om te kappen. Dit geeft ons slechts twee handen wit boommerg. Enkel vijf mannen van onze ploeg hebben de TTsoep gegeten. 19.00 u. Na nog een bezoek door Kapt. Militis proberen we te slapen in onze hut. Veel nachtelijke, onbekende geluiden houden me in het begin klaar wakker. Ik ben eigenlijk niet moe.

Derde dag: 23 november 06.00 u. Wekken. 06.10 u. Fidele komt ons een sigaret aanbieden. De spirit blijft goed en iedereen weigert. Adj. Poublon komt vragen of er iemand zijn rantsoen C geopend heeft, protesterend geroep. Iedereen maakt langzaam zijn rugzak klaar. Ik bemerk dat de broekspijp aan mijn linker knie gescheurd is. Hoe is dat mogelijk, het was een nieuwe broek! 06.40 u: Vertrek. 08.15 u. Eerste zonnestraal. 08.30 u. Tien minuten rust. De hemel is bewolkt. Het landschap is zeer mooi, prachtig panorama. Mijn rechterschoen is losgekomen aan de rechterkant. 09.10 u. De eerste woudgalerij van de dag. Eerst fel dalen, twintig minuten moeilijk en lastig vooruit strompelen, gehinderd door takken en dode bomen. Daarna weer flink klimmen. 10.15 u. Halte. Wij bereiden ons voor om opgemerkt te worden door het vliegtuig dat ons, vandaag de derde dag, moet overvliegen. Het begint te regenen. Alhoewel er geen gekwetsten zijn hoop ik dat het vliegtuig ons zal vinden. 10.45 u. Naar mijn schatting cirkelt er een vliegtuig op een goede 2 km, ten zuiden van onze positie, boven een andere ploeg die een groene vuurpijl afschiet. Wij steken een rookpot aan om de aandacht op ons te trekken, maar de Harvard vliegt naar het oosten en verdwijnt uit ons zicht terwijl de rookpot langzaam uitdooft. 11.00 u. De Harvard vliegt in onze richting, wij steken een tweede rookpot aan en worden overvlogen. De mannen zijn opgesteld in een pijlvorm die onze marsrichting aangeeft. Boven het hoofd houden we rode panelen die de piloot toelaat ons te identificeren. De passagier steekt een arm uit. We schieten een groene vuurpijl af, het vliegtuig draait de romp en heeft ons zo te verstaan: alles OK … en verdwijnt. 12.30 u. Wij zijn aan de Mebangu rivier. Wij zullen hier in de buurt bivakkeren. Wij denken een viertal km te ver te zijn. Het regent nog steeds. Iedereen is opnieuw doornat en zonder een omgevallen boom te zoeken doorwaden we het riviertje. 13.30 u. Wij vinden veel makala’s. 29

De overlevingsproef "TUNGULU" 14.00 u. We verneem tot onze grote verbazing dat twee man de strijd gestaakt hebben. Ze hebben beiden het rantsoen C geopend. Ze zullen zich nu op 30 m. van ons moeten installeren. De een zegt dat hij het toch geen tien dagen zou kunnen uithouden. Hij heeft pijn aan zijn voet sinds een ongeval met zijn moto. Daarop bijt Sdt. Baeyens: “Sinds dat ongeval heb je ook tweemaal moeten testen om je commandobrevet te behalen” (zo komt men alles te weten!). De andere beweert dat hij pijn aan de maag heeft. Niemand begrijpt de opgave. Wij hebben toch eten: de makala’s zijn lekker ???? en daarenboven hebben we bij de rivier drie visfuiken van klein formaat en een grote gevonden. We hebben die geplaatst waar we de rivier hebben overgestoken. Een soort afdamming gemaakt met stokken en gras waar het water door kan vloeien, vissen niet? 16.00 u. Mijn lippen zijn ruw na die gamel met makala’s. Ik hoop vanavond vis te kunnen eten. 17.00 u. Sgt. Maes en ik herstellen een oude hut (van voorgangers?) die we ontdekt hebben. Als dakbekleding plaatsen we zeer grote bladeren, ik ken de naam niet. 17.45 u. Sdt. Chiaradia, Jerry en ikzelf vertrekken op jacht. Na een uur voorzichtig, geluidloos (?) vooruitgaan in de galerij bemerken we hoog in de bomen apen. Chiaradia en ik mikken zorgvuldig, schieten terzelfder tijd af, een aap valt. Na lang zoeken tussen de bomen en in het struikgewas, vinden we spijtig genoeg toch niets. Morgen moet het beter gaan, in elk geval deze avond hebben we toch vis. 19.00 u. Wij keren terug van de jacht en … er is ook geen vis. Het regent nog steeds. 19.45 u. Avondmaal: een gamel makala’s, daarna de hut in en slapen.

Vijfde dag: 25 november 06.00 u. Ik wordt automatisch wakker. De man van wacht, Sdt. Daems, zit aan het vuur en kuist zijn wapen. Alles is nog kalm, want vandaag mag iedereen langer blijven slapen. 06.10 u. Fidele gaat de fuiken ophalen. Hij komt later terug met 3 visjes van 7 à 10 cm. 06.20 u. Adj. Poublon komt bij ons en vraagt een geweer, hij heeft een aap opgemerkt in de galerij. Hij komt terug, de aap was verdwenen, wat een apenstreek. 06.30 u. Sdt. Baeyens en Sdt. Chiaradia vertrekken op jacht want Fidele heeft ook apen gezien waar hij de fuiken heeft opgehaald. 06.45 u. Ik zal mij aankleden. Water koken is de eerste taak, dan moet er geen halazone in. Want water met de smaak van die ‘waterzuiveraar’ (!) is toch niet dàt. 08.45 u. Wij hebben soep gemaakt met de drie kleine visjes, 9 lepels per man. Daarna nog een kleine makala, een gamel VV. Deze keer heb ik die eerst gekookt op de gewone manier, het kooksel opgedronken, dan opnieuw een kwartier laten herkoken met vers water. Het resultaat heb ik broederlijk gedeeld met Sgt. Maes. Intussen heeft de onderrichter de dozen rantsoen C gecontroleerd om te zien of er niets in verdwenen was. Wij hebben drie schoten gehoord, eerst een afzonderlijk, dan nog twee. Dit gebeurde zeker een half uur geleden. Ik hoop op een aap als trofee, men moet optimist blijven. Wij hebben ook een voertuig gehoord, we zijn dus dicht bij de baan die we morgen moeten bereiken. 08.50 u. Onverwacht bezoek van de CSM, Adj. Hautvas. In zijn ploeg hebben vier Sdt. het opgegeven. Nochtans zegt hij: “zonder reden, want ze hebben elke dag ook nog paddestoelen kunnen eten, aangebracht door de inlandse gids”. 09.45 u. De jagers zijn terug met lege handen. Er is nochtans veel wild, maar de matete’s zijn te hoog, het 30

De overlevingsproef "TUNGULU" wild is te snel, een vogel werd in de staart geschoten en liet enkel zijn pluimen achter. Fidele is opnieuw fuiken gaan plaatsen en komt terug met TT. Er zal dus toch verandering komen in het menu. De mannen zijn blij te kunnen uitrusten en vragen dat we de volgende vier etappes ook in drie dagen zouden doen. Sdt. Daems en Sdt. Dehulster houden zich bij voorkeur bezig met het vuur. Sdt. Calje en Sdt. Callaert zijn de zwijgers van de groep. Sgt. Maes, gelegen op zijn slaapzak naast mij, zingt als een lijster. Adj. Hautvas is om 09.15 u vertrokken met de drager Jerry. Fidele blijft bij ons. Sdt. Baeyens en Sdt. Calje hebben elk hun rantsoen C gegeven aan de “toeristen”. 13.20 u. De zon verdwijnt langzaam. Het begint donderen. 13.30 u: Adj. Poublon komt toe met 18 mango’s. Ze worden uitgedeeld, iedereen krijgt er een anderhalve. Wat is dit lekker! Ik eet alles op en heb de indruk (!) weer een volle maag te hebben. Sgt. Maes eet maar een halve op. Van de volledige compagnie zijn er maar 13 opgaven. Adj. Poublon duidt op de kaart de volgweg aan voor de volgende vier dagen. De af te leggen weg is niet zo lang als de eerste vijf dagen maar het terrein schijnt lastiger te zijn want er zijn veel te veel woudgalerijen. 13.50 u. Het stopt stilletjes te regenen. Tot nu toe houdt de hut stand. 15.20 u. Kapt. Jacobs komt druipend nat bij ons. Hij heeft Adj. Schiltz met zijn ploeg verlaten aan de Kabuta. Die gelukzakken hebben een antilope en een patrijs geschoten. Na 5 minuten verlaat hij ons naar de baan. “Good luck” wenst hij ons. 16.05 u. Dr. Lt. Berger komt bij ons, een volle glimlach. Hij geeft elkeen een vitamine C en zegt dat we er allen goed uitzien. Hij is verwonderd dat we nog geen wild hebben geschoten en vertrekt 10 minuten later. Hij moet nog een ploeg opzoeken die een zieke gelaten heeft in de wildernis. Wij verwachten nog het bezoek van de Padre om de eentonigheid te verjagen. 18.35 u. De hemel is nog steeds dreigend maar gelukkig regent het niet meer. Fidele is nog niet terug, ik hoop dat hij niet lang meer weg blijft. Wij hebben de flater begaan hem de fuiken te laten plaatsen zonder hem te vergezellen. We waren te moe en niemand weet waar die liggen. De mannen zitten allen rond het vuur en de gesprekken gaan de gang: over hun job in het burgerleven, welke de beste is, hoeveel ze verdienen, over de meisjes, over de beste cafés die ze kennen, enz. Ik ben blij want ben vannacht niet van wacht. Ik zal proberen zo vroeg mogelijk in de slaapzak te kruipen en hoop goed te slapen. Ik heb het nodig. De slaapzak is uitgespreid op mijn tentzeil en dus beschermd tegen vocht vanuit de grond, maar langs boven? Ik hoop dat de hut waterdicht zal zijn.

Zevende dag: 27 november 04.00 u. Het is steeds spannend in het vuur te staren. De hemel is klaar, veel sterren, misschien morgen een warme dag zodat bij dageraad de regen alles snel opdroogt. 05.30 u. Een droge dag was een ijdele hoop want de hemel is bewolkt. Het zal dus niet te warm worden om te marcheren. Het ideaal is een bewolkte hemel, zonder of met weinig regen ’s morgen. En, eenmaal op het bivak in de namiddag veel zon om alles te laten drogen! Dan een stevige hut bouwen en goed slapen. Ik hoop dat we vandaag, de 7e dag, toch een stuk wild zullen kunnen schieten om iets onder de tand te voelen, want voor het eerst voel ik dat mijn maag werkelijk niet tevreden is. Sdt. Daems, die van wacht was, vertelt ons dat hij rond 23 u. een 10-tal schoten, gehoord in zuidwestelijke richting, waarschijnlijk om olifanten weg te jagen. Op ons bivak hebben we ook veel, enorm geluid gehoord in de galerij op 100 m. Maar de wind dreef de geur van ons vuur in die richting, dus geen gevaar. Het is 6 u. en ik vraag aan Ngoy om de fuik binnen te halen. Hij komt terug: “ Hapana, bwana”, geen visontbijt. 06.45 u. Iedereen is klaar om te vertrekken. Sdt. Baeyens verricht een onberispelijk schoudert geweer en zegt “dat kan ik nog”. Dan we vertrokken met een lege maag. 07.50 u. Rust. Wij bestuderen allemaal aandachtig de kaart, waar zijn wij juist? We hebben een uur gemarcheerd, alle galerijen vermeden door om die te trekken en zijn altijd op de hoogten gebleven en door kniehoge matete’s gemarcheerd. Ik denk dat we twee km. gemarcheerd hebben. Volgens mij moeten we ± 5 km ten westen zijn van Tshapona. Ngoy roept ons dat er olifanten zijn in de woudgalerij rechts van ons, wij horen echter niets. De wolken zijn verdwenen, de zon is daar. Hoera. 31

De overlevingsproef "TUNGULU" 08.10 u. De rustpose is om, we vertrekken. 09.35 u. Ik kan nu niet meer met grote zekerheid bepalen waar we zijn. Om 08.20 u. zijn we in een bos getrokken dat bleek een galerij te zijn waarvan het watertje van het oosten naar het westen liep. Gedurende tien minuten slepen we ons door de galerij, vallen en opstaan. We zijn verder vertrokken op 30°. Nu zijn we weer een galerij voorbij. De moeilijkheid ligt erin juist te bepalen in welke richting een stroompje loopt met al die kronkels. Als het eerste riviertje van het zuiden naar het westen liep dan hebben we waarschijnlijk de Kukaya voorbij gestoken en is dit een bijriviertje alhoewel de galerij tamelijk breed is. Ik heb het noordelijk deel van de kaart niet kunnen vergelijken met de luchtfoto en dus zijn er waarschijnlijk galerijtjes die ontbreken, daarenboven heb ik de bossen niet kunnen optekenen. Indien we er zuiver water vinden, zullen we bivakkeren bij het volgend galerijtje dat we ontmoeten. Wij zullen deze keer onze hut op tijd maken want de hemel is opnieuw aan het betrekken. 11.15 u. Zou het bergachtig riviertje dat we daarstraks doorwaadden dan toch de Lukaya zijn? De richting van het riviertje is ongeveer 20°. Sgt. Maes is niet akkoord, we zijn reeds veel verder in zijn opinie, maar Kpl. Geeroms deelt mijn mening. Ngoy kent de naam niet van het riviertje. We besluiten dat we niet juist weten waar we zijn. Morgen zullen we op 90° marcheren tot op de baan en daar proberen onze juiste positie te bepalen vooraleer opnieuw de savanne in te trekken. Om 11 u. werden we overvlogen door een helikopter die de richting 40° nam. Het eerste vliegtuig hebben we gehoord om 9 u. en dan opnieuw om 11 u. Er moet waarschijnlijk iemand van mijn compagnie in moeilijkheden zijn. Sgt. Maes is doodmoe, zoals velen. Hij ligt onbeweeglijk neer. Niettegenstaande ik voorspeld heb dat het zou kunnen regenen zijn enkel Sdt. Boogmans, Sdt. Chiaradia, Sdt. Dehulster en Sdt. Bayens onmiddellijk begonnen met de bouw van een hut. 13.30 u. Alle hutten zijn gebouwd. Ik heb reeds mijn eerste gamel TT naar binnen gekregen. Mijn broek en kousen hangen tegen de hut in de zon te drogen. Die hut is een beetje te smal, de zijlingse stekken die we afgekapt hadden waren te kort. Mijn schoenen zullen het waarschijnlijk begeven indien we nog enkele watertjes moeten doorwaden. Onderaan komt de zool los, de linker veter is gebroken, de rechter durf ik niet meer aanspannen. Volgens mij zijn Sgt. Maes, Sdt. Lelievre en Sdt. Calje het meest uitgeput. Zij eten weinig of geen TT of VV. Dit is natuurlijk geen “drie-sterren-eten”, maar is zeker erg voedzaam, aangezien de negers TT geven aan vrouwen die hun kindje niet kunnen zogen. Het is 13.40 u., ik zal pogen een dutje te nemen. 14.45 u. Een helikopter overvliegt ons op 340°. We zwaaien met de hoed maar hij ziet ons niet. 15.45 u. Ik heb niet kunnen slapen. De helikopter is terug gekeerd en is, gedurende een half uur, op enkele km. ten noorden blijven rondvliegen. Is er daar iets gebeurd met een van de mannen van mijn compagnie? De hemel is bewolkt, maar de zon schijnt nog altijd, voor hoelang? Ik mag vooral niet vergeten mijn spullen binnen te halen anders is alles weer nat. Als het nu regent hebben we misschien een droge nacht, dus laat de regen beter nu komen. 17.20 u. Sdt. Daems en ik waren van karwei om water te halen, de waterbussen waren gevuld en we hadden ons gezicht verfrist toen we de eerste druppel voelden vallen. Niettegenstaande het een steile helling was hebben we gesprint, met de volle macht, om de hut te bereiken en we waren juist op tijd. Vier minuten later ben ik nog steeds niet op adem gekomen. Sdt. Baeyens is ook verzwakt, hij eet ook geen TT meer. Sdt. Boogmans, Sdt. Dehulster en ikzelf zijn de enigen die om 12 u. en opnieuw om 16 u. TT-soep geslurpt hebben. Het regent nu zonder ophouden. Ik ben niet van wacht deze nacht. Ik zal dus 32

De overlevingsproef "TUNGULU" proberen nu te slapen. Gelukkig is alles nu droog.

Tiende dag: 30 november 06.10 u. Er waren gisterennacht zoveel muggen in de hut die ik dan toch gebouwd had, en toch heb verlaten om bij het vuur te gaan slapen: koud van achter, warm van voor, maar rustig. Deze morgen werd ik wakker om 04.45 u. en ik heb iedereen gewekt om 05.45 u. Ik geef het sein, we vertrekken naar de baan en zijn 5 minuten te vroeg aan het opgelegde RV. 06.55 u. Allen krijgen nog een bijkomende briefing van Adj. Haway in het Frans die ik vertaal voor de soldaten. We moeten dan toch de rugzak dragen. De mannen wilden dit eerst niet geloven. Om de 30 seconden moet een man vertrekken. Ik ben vertrokken, de eerste van onze groep. Dus gans alleen, zonder een gezel om een gesprek te voeren en die zo kan helpen de verveling te verjagen. Na twee km. voorbij een bocht mogen we dan toch de rugzak afgeven en moeten om de minuut vertrekken. Wij mogen mekaar niet inhalen noch voorbij steken. 09.15 u. Ik ben aangekomen en heb onderweg twee keer een onderrichter ontmoet: Kapt. Militis en Adj. Dumont, eveneens de Padre en Kapt. Hardenne, de S3 van het bataljon. We lopen voorbij enorme ketels met voedsel! Twee honderd meter verder: halt. Iedereen verzamelt en we vormen we een peloton per drie om drill uit te voeren. Op en neer marcheren. Dan: schoudert geweer, voorwaarts mars, halt, links-links, zet af geweer, ter plaats rust, geef acht. We staan voor Kapt. Militis: “Proficiat”. We zijn gelukt. Eten: één gamel rijstepap, een tas koffie, een glas melk en drie belegde broodjes. 09.50 u. Vertrek per camion naar de Basis van Kamina. We vallen allen in slaap. 17.45 u. Aankomst in de Basis. Sdt. Baeyens en Sdt. Callaert hebben onderweg buikloop, de vrachtwagen moet dikwijls stoppen. Sdt. Dehulster moeten we afzetten in het militair hospitaal, zijn diaree heeft hem te veel verzwakt.

Debriefing Onze groep komt drie dagen later samen om de test te bespreken. Algemeen besluit: zeer hard. Iedereen is, met reden, zeer fier. Ze zijn allen akkoord dat honger hebben niet zo erg is. Allen denken dat het slagen in die proef te wijten is aan de harde test om de rode muts te behalen, aan de commandotraining in Marche-les-Dames waar ze geleerd hadden dat niets onmogelijk is als je maar op de tanden kunt bijten. De talrijke oefeningen in Congo hebben hen geleerd te wennen aan de hitte. Ik feliciteer mijn mannen en voeg erbij dat ze bewezen hebben de echte “spirit” van de Para-Commando te bezitten. Dan drinken we samen een goede pint Simba. H. Depoorter, Kapitein Commandant van de 2e Compagnie 3e Bataljon Para-Cdo Basis te Kamina, Belgisch Congo Verslag opgemaakt op 6 december 1957

33

Objectif Léopoldville (9)

JP Sonck

Visite du président Gbenye Le 12 octobre 1964, le président de la république populaire Christophe Gbenye quitta Stanleyville par la route de Banalia avec le colonel Kandeka, son officier d’ordonnance. Le chef de l’Etat était vêtu d’une chemise et d’un pantalon kaki et armé d’un pistolet. L’itinéraire prévoyait une visite de Buta dans sa région natale et des régions « libérées » du nord-ouest jusqu’à Bumba. Le cortège officiel escorté par des Simbas s’arrêta à Buta, puis il poursuivit vers Titule, Bambesa et Zobia. Le 15 octobre, il rejoignit le QG du major Motobani à Aketi. Il attendait le président Gbenye avec des mauvaises nouvelles. Les Simba avaient subi une terrible défaite militaire à Bumba qu’ils attribuaient à l’intervention des Américains et la ville était tombée aux mains de l’ennemi malgré une résistance acharnée. Cette bataille avait causé des pertes importantes et plusieurs semi-remorques réquisitionnés aux Chemins de Fer Vicinaux du Congo (CVC) avaient évacué les blessés vers Stanleyville. Le chef d'Ops Aketi avait l’intention d’effectuer une contre-attaque, mais il manquait d’armes et de munitions et les Simbas réclamaient leur solde. La population mobilisée par les autorités civiles fit une chaleureuse ovation au président Christophe Gbenye qui s’était laissé pousser la barbe comme Fidel Castro. Un arc de triomphe et une tribune avaient été érigés avec des feuilles de palmier en son honneur. Il fut transporté en chaise à porteurs jusqu’à la tribune occupée par des officiers rebelles dont le major Motobani et par les autorités du MNC/L. les Jeunesses MNC/L entonnèrent des chansons de bienvenue et les autorités lui remirent une coiffe en plumes d’aigle qu’il troqua contre son bonnet en peau de léopard et il reçut également une queue de buffle, attribut des grands chefs coutumiers de la région. Les vaillants soldats de l’armée populaire défilèrent pendant que la fanfare jouait des airs militaires. Ils furent suivis par les militants révolutionnaires recrutés parmi les Jeunesses MNC/L. Ils étaient armés de bâtons et s’étaient décorés de feuilles de palmier. Le défilé se clôtura par le passage des femmes nationalistes. Christophe Gbenye s’adressa à la foule et se lança dans un long discours en français et en lingala, parlant de Lumumba et du colonialisme. Il termina par une diatribe contre l’église catholique « qui avait besoin de martyrs ». Après cette menace à peine voilée, le président de la république populaire exhorta la population d’Aketi à ne plus faire la chasse aux sorciers, ni aux féticheurs. Il leur demanda de rechercher tous ceux qui possédaient des pouvoirs spéciaux afin qu’ils mettent leur magie à la disposition de l’APL pour vaincre leurs ennemis. Il ajouta : « Ne vous laissez pas berner par les Blancs qui essayent de vous faire croire que vos fétiches sont sans valeur ». 34

Objectif Léopoldville

Christophe Gbenye regagna Stanleyville, mais avant de quitter Aketi, il exigea d’emporter les beaux tapis de la résidence du directeur général de la Comuele qui lui avait servi de gîte. Les rebelles qui s’étaient enfuis en brousse lors de l’attaque de Bumba rejoignirent Aketi à pied, alors que leurs camarades les croyaient morts. Cette apparition soudaine ajouta du crédit aux sorciers qui avaient annoncé qu’ils n’avaient pas à craindre la mort au combat, car ils ressusciteraient trois jours après ! Le général Olenga réagit à la chute de Bumba et il ordonna de reprendre la ville à tous prix. Le major Motobani chargé des opérations de l’APL à Aketi demanda aux sorciers de confectionner des nouveaux Dawa pour ses Simbas. Le président Gbenye retrouva sa résidence le 20 octobre et il se plaignit au ministre de la Défense Nationale que des milliers de militants révolutionnaires d'Ops Aketi étaient sans armes. Une demande d’explication rédigée par une dactylo du ministère de la Défense Nationale fut adressée immédiatement au QG du 3 e Groupement de l’armée populaire à l’intention du colonel Opepe. Elle disait notamment : « Envoyer des gens désarmés au front est une tactique qui risque de conduire à un échec » et il concluait par ces mots : « A l’avenir, veillez à ce que les Simba soient armés même avec des armes traditionnelles. Je vous tiendrai personnellement pour responsable de cette négligence grave ». L’armement promis par les pays amis commençait à parvenir aux frontières de l’est, mais la logistique de l’APL laissait à désirer. Les nouvelles recrues furent armées d’arcs, de lances et de machettes, car toutes les armes prises à l’ANC avaient été distribuées. Afin de résoudre le problème préoccupant le chef de la république populaire, Gaston Soumialot adressa le 22 octobre une commande de trente mille lances, flèches et machettes au ministre des Travaux Publics François Sabati. Les troupes d’Ops Nord poursuivaient l’occupation de Bumba et le major Demol installa le QG d’Ops Nord PC dans un bâtiment de l’avenue de la Victoire sous la protection de la section de Police Militaire. L’opérateur radio se mit en contact avec le QG/ANC de Léopoldville et il reçut des bonnes nouvelles. Le colonel Marlière lui envoyait ses félicitations et lui ordonnait de stopper la progression des troupes d’Ops Nord et d’attendre ses instructions. Le lieutenant Cauffmann adressa une demande de ravitaillement au commandant Dhondt à Léopoldville et on promis d’envoyer un DC-3 de la Fatac. Sur les conseils de Victor Demol, le major Itambo instaura le couvre-feu et fit installer des

35


postes de contrôle aux issues de la ville. Il consigna les troupes dans leur cantonnement et il appliqua des consignes très strictes dont l’interdiction de piller, l’interdiction d’exécuter des patrouilles non-autorisées et l’interdiction formelle d’exécuter des tirs vers le fleuve, car de nombreuses pirogues y passaient. Enfin, il ordonna la remise obligatoire au service S4 du lieutenant Cauffmann de tout matériel, arme et véhicule récupérés sur l’ennemi, ainsi que des documents abandonnés par les Simba dans les bâtiments qu’ils occupaient. Les parachutistes congolais s’étaient bien comportés au feu, contrairement aux Katangais de la 6 e compagnie. Le capitaine Kabeya était en pleine panique, car quatre-vingt de ses hommes avaient déserté le combat pour piller les commerces. Il demanda à Gary Wilson de les arrêter, car ils refusaient d’obéir à ses ordres. Bob Noddyn réclamait des véhicules au QG d’Ops Nord et le lieutenant Cauffmann fut compréhensif. Il insista à Léopoldville pour obtenir la livraison de jeeps supplémentaires dont deux pour le commandement.

L’occupation de Bumba Le major Demol établit l’implantation provisoire des unités dans la ville libérée. Le peloton du lieutenant Madwa fut cantonné dans un bâtiment de l’avenue de la Poste près du QG. Les Katangais furent envoyés au camp militaire et les Sudafs choisirent de loger au cercle sportif. Le Groupe Spécial Parachutiste s’installa dans une station service de l’avenue du Port avec vue sur le fleuve. Au cours d’une patrouille dans les rues de Bumba, le capitaine Noddyn récupéra une jeep Land Rover grise et un camion Ford. Le lendemain, ils furent conduits aux ateliers de la plantation d’Alberta pour un entretien mécanique et le sous-lieutenant Carlier fixa la mitrailleuse .30 sur le capot de la jeep avec des cordes. L’arrière du véhicule fut peint en tons camouflés avec l’inscription « Para group ». Gary Wilson se rendit au PC d’Ops Nord pour se plaindre que la solde n’était pas payée et que le courrier et le ravitaillement ne suivaient pas. Suite au manque de ravitaillement, le chef du 51e peloton avait autorisé ses hommes à se fournir en Whisky, boîtes de sardines et corned beef chez le Portugais Nogueira contre des bons de paiements et le dépôt de cigarettes d’un commerçant portugais situé près des berges du fleuve Congo fut entièrement vidé. Le capitaine Kabeya fut chargé d’installer un peloton en position défensive au pont de la rivière Loeka sur la route d’Aketi qui traversant les marécages sur une digue de 3 Km. Victor Demol logea à la mission de Scheut de Bopoto, proche de la localité et à son réveil, il constata que les Katangais n’avait pas exécuté son ordre. Il chercha le capitaine Kabeya, mais il était introuvable. L’officier fut découvert dans l’immeuble Tabacongo de quatre étages qu’il avait réquisitionné. Il savourait les délices de la victoire dans une chambre avec une beauté locale. L’intrusion du major Demol le tira du sommeil et il fut prié d’exécuter l’ordre sur le champ sous peine d’être puni pour insubordination. Il rassembla la Le Groupe Para sur la route d'Aketi (Photo Carlier) 6e compagnie et se mit en route vers la rivière Loeka, mais Victor Demol demanda au sous-lieutenant Wilson de l’accompagner avec son peloton pour surveiller la mise en place des positions défensives au pont. Il devait 36


également pousser une reconnaissance en jeeps jusqu’à la plantation de Yaligimba. Elle appartenait au groupe Unilever Congo, anciennement Huileries du Congo Belge et la direction de Léopoldville demandait un état des lieux, mais elle était située à environ 65 Km à l’est de Bumba sur la route d’Aketi, près de la rivière Itimbiri. Gary Wilson emprunta la route que les Simba avaient garnie de troncs de bambous et de feuilles de palmier et parfois d’un arc de triomphe. Cette décoration semblait avoir une valeur magique, car on la retrouvait à d’autres endroits de la ville. Il revint de son périple sans avoir rencontré de rebelles. Victor Demol inspecta le port de Bumba qui allait accueillir les navires de l’Otraco chargés de ravitaillement.

Il était constitué de trois appontements de 14 mètres de large sur 230 mètres de rives, d’une grue tripode, d’un ponton grue de 10 tonnes et de magasins, mais il avait subi d’importants dommages. Quant aux installations de l’Otraco, elles étaient dans un état lamentable : la toiture du magasin « Import » était trouée par des centaines de balles de mitrailleuses et devait être remplacée, le dallage du quai avait été détruit par un obus de mortier et une grue tripode était endommagée. Une partie du magasin d’approvisionnements avait été pillé, deux coffres-forts avaient été forcés, les archives avaient disparu, le dépôt de bière était vide et on marchait partout sur des tessons de bouteilles. Pendant ce temps à Baka, la 5e Brigade Mécanisée se préparait pour la prise de Stanleyville et le colonel BEM Marlière établit une directive opérationnelle qu’il remit au colonel BEM Vandewalle. Elle consistait en une offensive principale exécutée par sa brigade au départ de Kongolo et par des opérations secondaires confiées aux secteurs d’opération de l’ANC « Ops Thuapa », « Ops Nord », « Ops Kivu » et « Ops Kasaï ». Le but était d’obliger le général Olenga à disperser ses forces. Parmi les premiers officiers étrangers qui arrivèrent à Baka se trouvait Kazimir Topor-Stazsac, ancien de l’armée Anders qui avait combattu au Katanga. Le major Wauthier le nomma capitaine et le chargea d’organiser une structure d’accueil à Baka pour assurer le logement et la nourriture aux nouveaux arrivés. L’officier polonais se démena comme un diable, car il fut également chargé d’assurer l’intérim à la tête du 6e bataillon Commando Européen. Le major Wauthier détestait s’occuper de paperasserie et s’absentait fréquemment de Kamina Base pour se rendre à Elisabethville ou à Léopoldville. Le colonel Vandewalle n’était pas satisfait de cette solution, car son devoir était de s’occuper de l’administration des volontaires. René Wauthier retourna dans la capitale pour accueillir son adjoint Pierre Bottu à Ndjili et il le chargea de la gérance de la base de transit du 6 e BCE à Léopoldville. apprit la chute de Bumba par Radio Léopoldville et il demanda l’autorisation du colonel Marlière de s’y rendre avec le capitaine Bottu pour payer la solde des hommes de Noddyn et lui remettre le courrier. Par la même occasion, le major Wauthier reçut la solde des Sud Africains de Wilson et il accepta de remplacer le conseiller d’Ops Nord le temps d’un weekend. Le 17 octobre, l’aérodrome de Bumba fut rouvert au trafic aérien et les Katangais 37


patrouillèrent aux abords. L’adjudant Géruzet y posa le bimoteur de la Fatac chargé d’assurer la liaison gemena-Lisala-Bumba. C’était la première fois qu’un avion se posait à Bumba depuis la prise de la ville et les Katangais avaient placé le signal convenu sur l’aire de parcage. Le DC-3 amenait du ravitaillement pour la garnison et un message du colonel Marlière qui fut remis au major Demol. Il lui annonçait l’arrivée du major Wauthier avec la solde. Le commandant du 6 e BCE devait également assurer l’intérim pendant le week-end pour lui permettre de prendre un peu de repos à Léopoldville. Le colonel Marlière demandait de renvoyer le lieutenant Cauffmann dans la capitale par le premier avion et il promettait l’arrivée à Bumba de l’équipe logistique du major Génis pour le 30 octobre. A ce moment, le major Demol pourrait rentrer définitivement à Léopoldville. Il terminait son message en lui annonçant qu’un camion Chevrolet avec émetteur radio GRC 38 lui serait livré par bateau au port de Bumba. Il devait se mettre à l’écoute quatre fois par jour sur 12.320 kilocycles. Les mots de codes pour Ops Nord était « Bene », celui pour le QG/ANC à Léo était « Baba » et celui d’Ops Tshuapa était « Busa ». Le pilote Géruzet fut le premier à se poser à Bumba le 17 octobre 64 (Photo Géruzet)

Attaque rebelle sur la Loeka René Wauthier se rendit à Ndolo avec Pierre Bottu et ils empruntèrent un Beechraft d’Air Brousse pour se rendre à Lisala où ils se posèrent quelques heures plus tard. La petite garnison laissée par le major Demol pour défendre la localité se composait de quelques volontaires sud africains et de gendarmes de l’ANC. Un navire de l’Otraco déchargeait du poisson séché destiné aux soldats congolais. Ils réquisitionnèrent une camionnette et une escorte de cinq gendarmes congolais et ils se joignirent au convoi de véhicules formé par des Grecs et des Portugais qui voulaient contrôler l’état de leur négoce à Bumba. Ces commerçants ignoraient que beaucoup de magasins avaient été dévalisés par les Katangais et que les Sud-Africains avaient visité la banque du Congo pour vider les coffres. Deux pères de Scheut qui voulaient inspecter la mission d’Alberta s’ajoutèrent dans la colonne avec leur propre moyen de transport. La progression vers Lisala fut difficile à cause des pluies, mais ils rencontrèrent peu de résistance lors de leur passage. De nombreuses épaves de véhicules incendiés gisaient au bord de la route, signe que les pilotes cubains n’avaient pas chômé. Le chef du 6e BCE et le capitaine Bottu parvinrent à Alberta et les missionnaires trouvèrent la mission dans un triste état. La chapelle avait été profanée et les salles de la Procure avaient été pillées et saccagées. L’imprimerie avait été réquisitionnée par les autorités rebelles qui avaient fait imprimer des centaines de cartes d’affiliation au MNC/L. Elles étaient vendues à 60 FC par les rebelles et les habitants devaient les exhiber à chaque contrôle. Le convoi reprit la route et parvint sans encombre à Bumba. Ils furent accueillis par les rares habitants européens qui étaient restés sur place après leur libération. Les commerçants qui venaient de Lisala constatèrent les dégâts dans leur 38

Objectif Léopoldville Un des Beechraft C-45 d'Air Brousse (Collection Sonck)

magasin dont la plupart avait été pillé. Les plus malins avaient enterrés leurs réserves qu’ils ressortirent pour fêter la libération. René Wauthier et Pierre Bottu se rendirent au PC de Bumba pour se présenter au major Demol. Il leur apprit qu’il avait fallu plusieurs jours pour nettoyer les derniers nids de résistance à Bumba. Les hommes de Bob Noddyn et les Sud Africains du souslieutenant Wilson étaient en route vers la mission catholique de Lolo pour libérer des otages. Ils revinrent de la mission avec les chanoines Prémontrés et l’évêque Waterschoot, préfet apostolique qui fut invité à partager le repas de Victor Demol. Les religieux n’avaient pas trop soufferts de leur captivité, mais ils se plaignaient que les bâtiments de la mission avaient subi de nombreux dégâts. Comme convenu, le major Demol confia la place au major Wauthier et il accompagna l’évêque sous escorte à Lisala où un avion d’Air Congo les attendait pour les amener à Léopoldville. Le capitaine Noddyn fit son rapport au major Wauthier et lui raconta que le Groupe Spécial Para était tombé dans une embuscade, mais qu’ils avaient mis les rebelles en fuite après une intense fusillade. Il ramenait un prisonnier rebelle qui n’en menait pas large. Le major Wauthier remit la solde à Noddyn pour payer ses hommes et Gary Wilson emporta celle des Sud Africains à son cantonnement. La nuit même, le peloton katangais installé à l’avant-poste de la Loeka fut attaqué par les Simbas du major Motobani qui tentait de reprendre Bumba. L’alerte fut donnée à Bumba et un clairon sonna le branle bas de combat. Les commerçants chargèrent les véhicules de leurs biens les plus précieux pour fuir vers Lisala et le major Wauthier ordonna au capitaine Noddyn de repousser les Simba sur la route d’Aketi avant qu’ils ne pénètrent dans la ville. Il accompagna le Groupe avec le capitaine Bottu. Bob Noddyn prit place dans la jeep Land Rover et se mit à la mitrailleuse .30 fixée sur le capot. Son adjoint Francis Carlier embarqua sur le camion Ford avec une demi-douzaine de volontaires. Gary Wilson rassembla également ses hommes et ils foncèrent à toute allure sans attendre le capitaine Kabeya chargé de la formation d’une colonne de secours. En cours de route, les volontaires rencontrèrent des gendarmes katangais en retraite et ils les embarquèrent dans le camion. L’avant-garde parvint à un petit village défendu par quelques hommes plus courageux à 500 mètres de la rivière Loeka. Les véhicules de l’ANC ne pouvaient s’engager sur la digue de 3 Km construite sur les marécages sans être à découvert. Le major Wauthier observa attentivement l’activité ennemie aux abords du pont Bailey, mais il laissa le commandement à Bob Noddyn qui avait l’habitude de travailler en équipe avec les Sudafs. Il tira des courtes rafales de mitrailleuse vers le pont en contrebas et la fusillade devint générale. Les Simba avaient amené des troncs de bambous et des feuilles de palmier sur la route pour dresser une barrière selon un rituel ressemblant à de la magie, mais ils abandonnèrent leur tâche pour prendre les armes sans penser à se mettre à couvert. Des camions chargés d’une cinquantaine 39


de Katangais arrivèrent en renforts. Ils mirent pieds à terre et tiraillèrent dans tous les sens. Un mortier fut mis en batterie pour bombarder la rive opposée et une grande partie des rebelles prit la fuite. Contrairement à leurs camarades, les anciens militaires de l’ANC devenus rebelles se retiraient en bon ordre et faisaient le coup de feu comme à l’exercice. Ils se distinguaient par une discipline inhabituelle. Un des militaires de l’armée populaire était vêtu d’une tenue d’exercice de la Force Publique et il attira l’attention du capitaine Noddyn par son attitude professionnelle. Il mettait un genou à terre, tirait calmement, puis courait quelques pas, se retournait et tirait à nouveau. Bob Noddyn ne put cacher son admiration pour cette manoeuvre de retraite, mais il arrêta le manège d’une balle bien placée. Les volontaires les arrosèrent de courtes rafales et le mouvement de panique s’amplifia. Le pont Bailey fut réoccupé et ils découvrirent deux mortiers ennemis en position et quatre bombes déjà armées. René Wauthier observa attentivement les armes à tir courbe abandonnées par les rebelles. Il s’assura qu’il n’y avait personne sur le versant qu’il venait de quitter. Il glissa une bombe dans le mortier et elle percuta la route à l’endroit précis où s’était arrêtée la colonne de secours. Quelques minutes de plus et les rebelles auraient fait un massacre. Les Sud Africains et les hommes de Bob Noddyn se dirigèrent vers la plantation de Yaligimba et ils patrouillèrent dans les allées. Ils débusquèrent de nombreux Simba et récupérèrent quatre mortiers de 60 mm. Les hommes de Wilson arrêtèrent le combat, car une jeep était tombée en panne et ils devaient la prendre en Le major Wauthier, chef du 6e BCE en 1964 (Coll. Sonck) remorque. Pendant ce temps, le groupe Para inspectait un autre secteur de la plantation et un camion rouge couvert des feuilles de palmier qui transportait des Simba fut détruit au blindicide. La position de la Loeka fut laissée à la garde d’un détachement de parachutistes congolais et les troupes retournèrent à Bumba, car les hommes du capitaine Kabeya avaient consommé une grande partie de leurs munitions. Un de leurs camarades était mort et trois étaient blessés dont un gravement. Ils amenèrent leur blessé à l’aérodrome. Un petit bimoteur d’Air Brousse stationnait, prêt à décoller avec les femmes et les enfants des commerçants qui évacuaient la ville et il attendait le major Wauthier et le capitaine Bottu qui retournaient à Léopoldville. Les Katangais exigèrent d’embarquer le blessé grave à bord de l’appareil, mais le pilote refusa, car il était en surcharge. René Wauthier et son adjoint usèrent de diplomatie pour les empêcher d’employer leurs armes. Pierre Bottu se dévoua pour rester sur place et conduire le blessé grave chez un médecin pour le sauver. Le pilote d’Air Brousse en profita pour mettre les gaz à fond et décoller. A suivre... 40

1

2

Réservée aux Membres)

Recommend Documents