REPLIEK op VERWEER van
mr. R. Ester advocate te Nijmegen 29 september 2013 Emile Gemmeke
Inleiding Op 19 augustus 2013 heeft ondergetekende zijn “klachtschrift” geformuleerd en dit bij de deken van de Orde van Advocaten ingediend. “Klachtschrift” tussen aanhalingstekens omdat ondergetekende ondertussen geleerd heeft dat het Nederlandse woord klaagschrift is. Sorry, ondergetekende is licht dyslectisch, dus laag taalvaardig. Verbaal gaat goed, maar schriftelijke documenten vragen veel tijd en aandacht om enigszins leesbaar te worden. De klacht is ook direct aan de Raad van Discipline gestuurd, vergezelt door een aanbiedingsbrief. Hierop is geen reactie gekomen. Ondergetekende trekt daaruit enkele conclusies die er nu niet toe doen, maar een eventuele hoorzitting zullen opluisteren. Deze repliek bevat naast de reactie op het verweer van beklaagde ook enige verduidelijkingen van het klaagschrift.
Structurering verweer & eerste reactie In het verweer van beklaagde (23 augustus 2013) staat referentie naar haar verweer op de ingetrokken klacht, nr 13/40. Onder verwijzing naar uw brief met bijlagen d.d. 22 augustus 2013, verzoek ik u mijn reacties in de eerdere klacht onder nr. 13/40 als herhaald en ingelast te beschouwen. In dank voor uw werkzaamheden in deze en met vriendelijke groet, Om gedetailleerd en inhoudelijk op de reacties in te kunnen gaan worden zijn deze hieronder digitaal gekopieerd, echter met toevoeging van kenmerken ([letter]) in de linker marge en de lay-out (spatiëring) is aangepast. (1) Op 3 maart 2013 schrijft beklaagde aan de deken, mr. P. Wilmink: Onder verwijzing naar uw brief d.d. 2 april 2013 betreffende de klacht van de heer E. Gemmeke te Nijmegen, bericht ik u het navolgende. [A]
Naar mijn mening ben ik als advocaat opgetreden zoals het een advocaat betaamt. lk dien uitsluitend het belang van mijn cliënte waar te nemen. Dit houdt op punten in dat ik de mening van mijn cliënte(s) en de interpretatie ie van door haar /hen genoemde feiten weergeef. De heer Gemmeke is daarbij volop in de gelegenheid geweest zijn opinie weer te geven. Zijn advocaat heeft dat ook bij herhaling namens hem gedaan. Deze verschillende visies op feiten en de consequenties daaruit worden door de advocaten weergegeven. Dat is hun taak. De advocaat geeft niet de mening van de wederpartij weer.
[B]
Mijn cliëntes hebben daarnaast in diverse procedures persoonlijk hun visie kenbaar gemaakt ten tijde van zittingen.
Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
1 van 8
[C1]
Al jaren zendt de heer Gemmeke mij mails en geschriften. Bij gelegenheid van de laatste zitting bij de Rechtbank heeft de heer Gemmeke mij fysiek aangevallen. De bewaking van de Rechtbank kon voorkomen dat ik hierdoor schade heb ondervonden.
[D]
Naar mijn mening is hier geen taak weggelegd voor het tuchtrecht.
[E]
De heer Gemmeke heeft zijn visie ten volle kunnen voorleggen aan rechterlijke instanties. Uit zijn mails en onderhavig schrijven blijkt dat hij zich niet kan neerleggen bij hetgeen door de rechter is beslist.
[F]
Het spijt mij voor alle betrokkenen dat na zoveel jaren kwesties kennelijk nog niet zijn verwerkt.
(2) Op 22 april 2013 is haar dupliek: In reactie op uw brief d.d. 19 april 2013 bericht ik u dat ik aan mijn eerder schrijven aan u in deze zaak niets heb toe te voegen, Informatie is de reactie van beklaagde wanneer de deken, mr. P. Wilmink, het verzoek van ondergetekende om eens rond de tafel te gaan zitten om te kijken of er op een andere wijze uit te komen is, doorstuurt. (3) Op 11 september 2013 antwoord beklaagde op dit verzoek met: Reagerend op uw schrijven d.d. 10 september 2013 en de daarbij gevoegde brief van de heer Gemmeke van 1 september 2013 bericht ik u het navolgende. [G]
In mijn positie van advocaat van beklaagde Broekman, beklaagde Maud Gemmeke en beklaagde Marle Gemmeke ben ik opgetreden na intensief overleg met hen. lk sta achter de werk wijze in mijn praktijk en ben niet bereid hierover met de heer Gemmeke in overleg of discussie te treden.
[C2]
Dit geldt des te meer omdat de heer Gemmeke mij na afloop van een rechtszitting letterlijk naar de keel is gevlogen. Door adequate tussenkomst van de ingeschakelde bewaking van de rechtbank heb ik daar geen nadere schade van ondervonden.
lk verzoek u deze zaak aan de Raad van Discipline door te geleiden ter nadere behandeling. Te beginnen met de aantijgingen [C 1&2]: Deze zijn zeer ernstig en typeren de werkwijze van beklaagde. Zonder enige onderbouwing of bewijs iets roepen waarvan ze in praktijk, geleerd lijkt te hebben dat dergelijke uitlatingen soepeltjes door haar publiek (rechter(s)) voor waar wordt aangenomen. Beklaagde is beëdigd in 1995 en heeft een periode de functie van hulp-rechter in Den Bosch gehad. Bijzonder: • is het niet zo dat mensen alleen veroordeeld worden op basis van feiten? Dus dat in ons rechtssysteem verdediging pas aan de orde als een feit met voldoende bewijslast is neergelegd, echter deze ontbreekt. Moet ondergetekende zich tegen verdedigen deze ernstige aantijging?; • het ontbreken van de bewijslast heeft een eenvoudige reden: het gaat om verdraaiing van het voorval! Ondergetekende heeft beklaagde, na de zitting, ernstig toegesproken en hierbij haar comfortzone genaderd. Als beklaagde daarmee een trauma heeft opgelopen, lijkt boodschappen doen op zaterdagmiddag geen optie en is het raadzaam een psycholoog te consulteren. • deze techniek, het poneren van verzinsels, verlaagd het vertrouwen in de rechtsspraak. Vanwege de regelmaat wordt aannemelijk dat: o het toezicht faalt, beklaagde wordt immers niet terecht gewezen. En nog veel erger … Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
2 van 8
beklaagde heeft geleerd dat zoiets kan werken, waarmee ze aantoont dat rechters voor dergelijke flauwekul openstaan: heel triest!1 ondergetekende heeft de deken aangesproken op dit laatste punt: beklaagde beschadigd het vertrouwen in de rechtsspraak. Elke psycholoog kan beamen dat dit als feit kan worden beschouwd. Hier ligt nog een taak voor u. De wake-up-call aan de deken heeft (nog) niet gewerkt. o
•
De andere aantijging [E]: Ondergetekende zou zich niet een gerechtelijke uitspraak kunnen neerleggen? Is het niet zo dat de Nederlandse rechtsprocedure een beroepsmogelijkheid bied? Betekent dat niet dat eenieder die in beroep gaat aangeeft, zich niet neerlegt bij een uitspraak? Heeft beklaagde het over de uitspraak van mr. N. Huijgen op 26 juli 2010? Vanaf het allereerste moment was ondergetekende hierover duidelijk. Maar beklaagde suggereert natuurlijk meer … Laat beklaagde niet suggereren maar man-en-paard-noemen, dat zal ik haar opmerkingen weerleggen of in het juiste kader plaatsen. Misschien dat beklaagde het niet prettig vindt dat ondergetekende, voordat hij met juridische procedures begin, eerst probeert er op een normale manier uit te komen. Dus overleg en communicatie (gedachte achter gedragsregel 3 ?). Als dat dan niet mogelijk is, dan volgt pas na een behoorlijke tijd een rechtszaak. In het kader: wie kaast, moet de bal verwachten. Deze tuchtzaak was nooit nodig geweest als beklaagde haar initiële cliënte had gewezen op haar verplichtingen. Verplichtingen die met een stempel van de rechtbank waren bekrachtigd en die vrijwillig overeengekomen zijn. De ex-partner van ondergetekende staat hier niet ter discussie, daarvoor is een ander traject, echter wel haar raadsvrouwe. Iets meer luchtige punten [A], [B], [D]: [A] Een trivialiteit die voor ondergetekende niet ter discussie staat of nooit stond. Als deze voorlichting op ondergetekende gericht is, is de vraag wanneer of hoe hier twijfel over is komen ontstaan. Misschien dat beklaagde de deken of de kamer van de raad van Discipline een korte introductie wil geven over de rol van een advocate? [B] Opnieuw wordt hier iets gesuggereerd, namelijk dat haar stellingname volledig overeenkomstig is met de visie van haar cliënten: • de opmerking is niet “meetbaar”, hoeveel parallelliteit is er 25%, 50%, 90%, 99%, 100%? • is het niet zo dat cliënten van advocaten veelal weinig beeld (visie) hebben van juridische procedures en rechtsverhoudingen? Dus dat de visie vanuit de advocaat komt en de wensen en verwachtingen (echt iets anders) uit de cliënt(en)? • geven advocaten geen adviezen aan hun cliënten, adviezen die soms als dwingende instructies worden overgedragen? [D] het staat beklaagde vrij die mening te hebben, ondergetekende heeft een andere mening. Misschien is dat niet van belang, misschien is de mening van u van belang … Tenminste, zo heeft ondergetekende uw rol in deze casus begrepen.
Op de zitting van 12 juli 2010 vraag mr. N. Huijgen of er geen andere oplossingen waren, hij doelt op overleg, “in de minne schikken”. Beklaagde stelt dat met ondergetekende niet te praten valt … en klaar is het “onderzoek” van mr. N. Huijgen.
1
Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
3 van 8
Punt [F]: Beklaagde schrijft hier ALLE betrokkenen. Waarmee ook de initiële cliënte van beklaagde en de kinderen van ondergetekende! Op 3 maart 2013, de datum van haar brief, bestond bij ondergetekende dit vermoeden, maar er was geen zekerheid. Een recent voorval, gemeld in een (persoonlijke) brief aan mr. P Wilmink (deken) op 23 september 2013 schrijft ondergetekende: Centraal wil ik stellen dat ik positief ingesteld ben. Ik geloof in leven en laten leven, geven en nemen (in die volgorde) en eerlijkheid. Als het over mijn ex-partner Patty gaat, haar zie ik bij voorkeur gelukkig. Ten eerste omdat ik dat elk mens gun, ten tweede omdat ze vijfentwintig jaar lang mijn maatje is geweest en ten derde omdat haar geluk voor mijn kinderen van belang is. Of Patty momenteel gelukkig is, dat betwijfel ik ernstig. Mijn indruk is dat zij minstens zoveel onder de scheiding geleden heeft als ik. Afgelopen vrijdagavond heb ik getracht vakantie-giften voor mijn dochters Maud en Marle te overhandigen. Getracht, want toen zij mij herkende werd ze agressief. Wilde de deur dichtgooien en krijste: “jij bent gestoord”. Het “overhandigen” werd “achterlaten”. Al-met-al niet het gedrag van een vrouw (psychologe) die lekker in haar vel zit.
Dit gaat over dezelfde vrouw, die samen met ondergetekende op 10 september 2006 een de basisovereenkomst heeft opgesteld voor het convenant. Samen en zonder de advocaten omdat het “niet opschoot” tijdens een half jaar raad van de raadsvrouwe ter discussie. Deze basisovereenkomst is door mr. Jan van Halder uitgewerkt tot een convenant, omdat de partijen in hem vertrouwen hadden! Daarna mocht beklaagde het resultaat (convenant) bij de rechtbank indienen. Nu beklaagde zelf toegeeft dat haar cliënten verwerkingsproblemen hebben en gezien het voorval hierboven, is het van belang bij de ernst en oorzaak stil te staan. Ondergetekende durft te beweren dat “nog niet zijn verwerkt” gelezen mag worden als “betrokkenen hebben trauma’s opgelopen” en komt hier nog op terug. Punt [G]: Er staat intensief overleg. Misschien is het dan goed aan beklaagde te vragen hoe het overleg met de kinderen is geweest. Of hier de moeder, die duidelijke eigen belangen had, bij aanwezig was? En in welke mate de moeder de kinderen geheel vertegenwoordigde.
De karaktermoord weerlegt Zoals beklaagde vele malen heeft aangegeven is ze niet tot overleg bereid, zelfs het beantwoorden van brieven bleek te moeilijk. Misschien dat de kamer van de Raad van Discipline, beklaagde de vraag wil voorleggen, waarom zij de reactie op haar allereerste uitvoerige brief niet heeft beantwoord. Haar aankondiging, ondertekende voor een (eenzijdige) echtscheidingsprocedure te dagen, met daarin diverse uitgewerkte (dwingende) details en diverse vragen. De reactie van ondergetekende ging op elk detail in, gevraagde stukken zijn geleverd (o.a. testamenten) en er werden ook vragen gesteld. De laatste paragraaf typeert hoe ondergetekende er in stond: Ter afsluiting voor mij het meest belangrijke. Al het bovenstaande is ter verdediging. Liever was ik niet gedaagde geweest. Ik geloof dat dit anders en beter kan en ben 100% bereid daar aan mee te werken. Zelf geef ik nog genoeg om Patty om ook de relatie hersteld te willen zien. Ik merk dat zij dat momenteel emotioneel niet aan kan. Met nadruk wil wel de illusie ontnemen dat, zoals nu wordt ingezet, de kans bestaat mij te dumpen alsof ik vuil ben.
Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
4 van 8
Ik sta open voor een mondeling overleg, ben overdag te bereiken op 024-3284424. Het heeft mijn voorkeur om uw brief en mijn reactie als niet verzonden beschouwen en een betere start maken.
Maar beklaagde meende winst te halen met een monoloog richting ondergetekende, dat was begin 2006 haar initiële houding en ze heeft zich hierin verstard. Tijdens processen was 50% of meer van de argumentatie gericht op hoe ondergetekende zou zijn: • beschuldiging van email stalking. Kon gelukkig aantonen dat ex-partner meer verstuurd had. Jammer genoeg is er niet inhoudelijk naar de teksten gekeken. Maar dat kan alsnog, mijn archief is redelijk op orde. • beschuldigd van de psychische gevolgen van de strijd voor de kinderen. Dit terwijl expartner de kinderen “voorlichting” heeft gegeven over discussies. • beschuldigd dat er met ondergetekende niet te praten valt, een uitspraak die zonder enige een poging (lees concrete ervaring of poging daartoe) tot stand is gekomen. Het volgende voorval illustreert hoe ik werkelijk ben in conflictsituatie. Op 6 december 2012, 19:02 werd ik gebeld door mijn leidinggevende. In het kader van economisch ontslag wil mijn werkgever, Royal Haskoning, na 21 jaar dienstverband van mij afscheid wilde nemen (dus een andere scheiding). Ik was één van de 66 personen in die ronde, er zijn nog diverse ontslagrondes gevolgd. De economische grond was evident, de keuze van mijn persoon minder. Laat ik zeggen: er was creatief gewerkt met taken, waardoor het afspiegelingsbeginsel een bepaalde uitkomst gaf. Ik vermoed dat mijn functioneren sinds de scheiding minder was en dat dit meespeelde. Het management was relatief nieuw en “had weinig met mij”. Ik heb de oneigenlijke ontslaggrond (geen juiste afspiegeling) ter discussie gesteld. Het resultaat is dat ik vier maanden langer gewerkt heb (=19.000 euro bruto, 11.000 netto + pensioensopbouw) en de ontslagvergoeding is verhoogd met 2.000 euro. Omdat ik getekend heb voor geheimhouding, kan ik er niet meer over kwijt. Een dergelijke uitkomst is bij een internationaal opererend bedrijf met 3500 personeelsleden alleen mogelijk als de opstelling reëel is: vooral niet op de spits drijven. Ik heb dit zonder advocaat kunnen regelen en heb per email bevestiging gekregen dat men de manier waarop ik de zaak aanpakte kon waarderen (algemeen directeur, eigen directeur & PZ). Dat was opkomen voor recht in een professionele omgeving met personen die inhoudelijk durven te zijn. Voor geïnteresseerde wil ik graag namen van de gesprekspartners overhandigen, voor als u in referenties geïnteresseerd bent.
Interessante vraagstellingen Inhoudelijk gezien roept het verweer van beklaagde meer vragen op dat dat het antwoorden geeft: 1. Waarom op geen enkel punt een inhoudelijke reactie? 2. Ze betoogt dat ze conform de wil en wens van haar cliënten gehandeld heeft, maar: • Ex-partner: haar initiële cliënte heeft beroep op haar gedaan om de scheiding snel te regelen. Natuurlijk zal de huwelijksproblematiek (frustraties) aan de orde zijn geweest, maar juridisch lag daar geen punt van belang. De “strategie” om ondertekende te domineren zal zeker goedkeuring hebben gekregen, maar zal geen vraag van haar cliënte geweest zijn. • Maud, oudste dochter, heeft een hoge loyaliteit naar haar moeder. Drs. Leoni Zijderveld (psychologe), die ondergetekende een jaar gecoached heeft, is van mening dat een dergelijke loyaliteit blind is (zij gebruikte onvoorwaardelijk). Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
5 van 8
•
• •
Hiermee lijkt de visie aangebrachte “visie” te zijn. Beïnvloedt door de huwelijkse ruzies, waarvan specifieke details buiten proporties zijn opgeblazen. Het is de vraag of de belangen van cliënt dan eenvoudig vast te stellen zijn. Daarnaast wordt het een uitdaging de belangen van kind en de ouder te isoleren (gedragsregel 7). O, nee ... foutje: dat geldt alleen op een detail niveau dat beklaagde te boven lijkt te gaan. Op het globale niveau, gemeenschappelijke gecreëerde vijand aanvallen, is er geen verstrengeling. Marle: Het klachtschrift (klaagschrift) gebruikt op pagina 5 de term: geronseld. Bijlage 1 geeft hier duidelijkheid over; Het deurwaarderbevel van 14 augustus 2010, volgens ondergetekende heeft beklaagde hier ernstig fout gehandeld, zie bijlage 2; Waarom is het tot de zitting van 16 januari 2012 gekomen, was dat nodig? Details staan in bijlage 3.
De deken, mr. P. Wilmink, heeft ondergetekende in een persoonlijk gesprek op 20 augustus 2012 verzekerd: “uw ex-partner heeft dit zo gewild”. Hiervan is al melding gemaakt in het klachtschrift (klaagschrift) pagina 7. De deken staat nu niet ter discussie, maar deze opmerking staat op uiterst gespannen voet met gedragsregel 9 sub 1. De opmerking van de deken typeert echter wel de cultuur. Ondergetekende zal de deken “helpen” door hierbij de garantie te geven dat “de ex” zich binnenkort in juridisch procedure mag verantwoorden voor haar rol. Het inzetten van kinderen in een strijd die tussen ex-partners is maatschappelijk gezien not-done. Elke poging daartoe is volledig in strijd met gedragsregel 1: De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.
Het resultaat getotaliseerd Van de inspanningen van beklaagde ben ik niet overtuigd, dat die op enig gebied mijn ex-partner en/of mijn kinderen voordeel hebben bezorgd. Bij een scheiding gaat dat over de boedel en het vermogen. Het huwelijk was in gemeenschap van goederen gesloten, dus moeilijk was het niet. Dat mijn ex-partner bij de scheiding een groot bedrag (33.312,50 euro netto, 66.625,00 euro uit de gemeenschap) heeft gekregen, in de onderhandeling in het weekend van 10 september 2006 heeft niets te maken met de “inspanning” van beklaagde, in tegendeel. Op chantage en oneigenlijke dwang reageer ik altijd tegengesteld. Wel was de reden: Dat mijn kinderen al sterk beïnvloed waren door mijn ex-partner. De logica was ook erg simpel: “oma (die jullie niet gekend hebben) heeft in haar testament al het geld aan mij gegeven en jullie vader heeft dat toch te respecteren.” Mijn kinderen stonden toen niet open voor mijn reactie, waarbij ik er op wees dat de nabestaanden dan een plicht hebben dat geld niet te vermengen met de gemeenschap. De executeur-testamentair, de oudste zwager, was een jurist, die had correcte voorlichting kunnen geven, maar hij deed het tegenovergesteld, schenkingen waren aan beiden (eenmaal schriftelijk vastgelegd waarbij mijn handtekening “genoeg was”). Iedereen, dus hij, de opa, mijn ex-partner hebben jarenlang (>20) voor de vermenging met de huwelijks gemeenschap gezorgd. Daarbij was ik gedurende die tijd hoofdkostwinner …
Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
6 van 8
Dus in verband met “de lieve vrede”, om in de toekomst hierover geen gezeur te krijgen en het besef dat dit geld gedurende ons huwelijk ons mogelijkheden heeft gegeven, besloot ik royaal te zijn. Achteraf, door een rekenfoutje, zelfs erg royaal.
Verzoeken aan de Raad van Discipline In het klachtschrift (klaagschrift) wordt gerefereerd naar periodes, waarvan de laatste in de startfase verkeert. Het verzoek aan de kamer van de Raad van Discipline om zich uit te spreken over de volgende vragen: 1. Heeft beklaagde zich in de periode A (de echtscheiding) gedragen zoals dat van een advocate mag worden verwacht en is beklaagde er in geslaagd de belangen van haar cliënte voldoende te verdedigen, waaronder ook het tijdspad? Hierbij aandacht voor: o bestaat er een benoembaar voordeel dat zij voor haar cliënte bereikt heeft? o het traject heeft haar cliënte hoge kosten opgeleverd. Voor de scheiding op moment van ondertekening van de gezamenlijke overeenkomst had haar cliënte 11000 euro uitgegeven, ondergetekende slechts 6500 euro. Gelukkig voor haar cliente ook voor de financiële scheiding, dus ondergetekende heeft de helft betaald. 2. Heeft beklaagde zich in de periode B (de afhandeling goederen en herdefinitie studiebijdrage) gedragen zoals dat van een advocate mag worden verwacht en is beklaagde er in geslaagd belangen van haar cliënte voldoende te verdedigen? Hierbij aandacht voor: o de uiteindelijke financiële consequenties; o de afhandeling van de goederen; o de totale duur van het “getouwtrek”, te weten van september 2007 tot aan mei 2009 (21 maanden) o de psychische consequenties en de kosten voor de geleverde bijstand voor haar cliënte en de indirecte consequenties naar ondergetekende, die als “oorzaak” wordt gezien. 3. Met betrekking tot de periode C (de studiebijdrage van mijn kinderen), de volgende vragen: o Ondergetekende stelt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast dat beklaagde dochter Marle proactief geworven heeft, wordt dit standpunt gedeeld? o Deelt u de mening van ondergetekende, dat er eerst, met voldoende geduld, andere oplossingen geadviseerd hadden moeten worden? o Hoewel u geen psycholoog bent, deel u de mening van ondergetekende dat het zeer aannemelijk is dat deze strijd vergaande psychische gevolgen voor de kinderen (cliënten van beklaagde) heeft gehad? o Deelt u de mening, dat de kans op het verkrijgen van de volledige studiebijdrage met de ingezette techniek juist verkleind is? o Ter info: omdat mr. N. Huijgen in zijn vonnis van 26 juli 2010 een index-“termijn” vergeten is, is de toen opgelegde verplichting lager dan wat ik spaar. Mijn “extra” reservering is: Maud 3.126,87 euro, Marle 686,83 euro. o Welke invloed heeft deze procedure voor het verder leven van haar cliënten? Maud wil graag kinderen, zal ze daar geen opa voor willen? 4. Deelt de kamer van de Raad van Discipline de mening, dat er voldoende aanwijzingen zijn om serieus nader details te onderzoeken? Ik stel mijn archief volledig ter beschikking, maar zoals ik in mijn klachtschrift (klaagschrift) verwoorde: wie zoekt moet durven te vinden.
Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
7 van 8
Want met nadruk niet aan de Raad van Discipline verzocht wordt! 1. Vanuit mijn kinderen Maud en Marle de voorliggende casus te benaderen. Motivering: Mijn kinderen houd ik van op de hoogte van diverse zaken in mijn leven. Het is hun keuze in deze levensfase contact uit de weg te gaan en niet te reageren. Dat mijn voorlichting binnenkomt, weet ik zeker. Dat toont hun reacties op informatie over hun oma. Maud en Marle zijn nu geen partij, dus steunen zowel mij als beklaagde niet. Het kan echter verkeren, het zijn slimme leuke meiden, zie bijlage 4 2. Vanuit (inleving) ouderschap de zaak te benaderen. Motivering: het ontbreekt aan veel objectieve informatie. Een keuze die de deken en de Raad tot op heden zelf gemaakt hebben! Ik heb er een aantal malen op aangedrongen. De vraag, welke vader het zijn kinderen aandoet, zolang over details te vechten, is even legitiem als de vragen: • welke moeder zet haar eigen kinderen in een echtsscheidingsstrijd? • welke advocaat genereerd omzet met conflicten die zij zelf creëert en voor haar pionnen (Maud & Marle) vergaande financiële en psychische consequenties heeft. 3. Vanuit eigen praktijkervaring de zaak te benaderen. Motivering: de landelijke deken, mr. W. Hendriksen, formuleerde op het Jonge Balie Congres 2005: De norm is dat de advocaat moet handelen zoals dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in gelijke omstandigheden verwacht mag worden. Ik ben het hier mee oneens. Een dergelijke normering is over de tijd niet waardevast, daarbij kunnen in onze veranderende maatschappij ook veranderende (hogere) eisen gesteld moet worden. Niet waardevast zal ik motiveren: een vergelijkende norm als deze heeft een behoorlijke “spelling”. Referentie is een inschatting. Dergelijke inschattingen zullen met en zekere marge gedaan worden (redelijkheidsbeginsel), waarmee de norm over te tijd (marge op marge) vervaagd.
Getekend
Emile Gemmeke Nijmegen, 29 september 2013 (digitale versturing ongetekend)
Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514
[email protected]
Repliek op mr. R. Ester (29 september 2013)
8 van 8