-1.833.52
REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND RIJSWIJK 2005 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet : de WWB b. WWB: de Wet werk en bijstand c. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; d. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; e. WSW: Wet sociale werkvoorziening; f. ANW: Algemene nabestaandenwet; g. CWI: Centrale organisatie werk en inkomen (Centrum voor Werk en Inkomen); h. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen i. uitkeringsgerechtigde: persoon met een uitkering ingevolge de WWB, de IOAW of de IOAZ; j. WIN: Wet Inburgering Nieuwkomers; k. anw-er: persoon met een uitkering volgens de ANW die als werkzoekende is geregistreerd bij het CWI; l. niet-uitkeringsgerechtigde: persoon die als werkzoekende is geregistreerd bij het CWI en die geen uitkeringsgerechtigde is; m. belanghebbende: persoon die tot de gemeentelijke doelgroep(en) behoort; n. voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid,onder a, van de WWB; o. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk; p. de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk; q. werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de WWB; r. regulier werk: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk waarbij sprake van loonkostensubsidie is; s. gesubsidieerd werk: iedere vorm van betaalde arbeid waarbij sprake is van een gehele of gedeeltelijke loonkostensubsidie voor de werkgever; t. ID-besluit: Besluit in- en doorstroombanen (zoals gold tot en met 31-122003) u. WIW: Wet Inschakeling Werkzoekenden (zoals gold tot en met 31-122003)
1
09-2004
v. trajectplan: reïntegratieplan waarin zijn opgenomen de wijze waarop toeleiding naar de arbeidsmarkt plaats zal vinden, alsmede op basis van de bijbehorende beschikking, de rechten en verplichtingen van belanghebbende; w. WML: Wettelijk Minimum Loon x. Wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen Artikel 2 Reikwijdte 1.
2.
Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de in de aanhef vermelde EG-verordening inzake werkgelegenheidssteun, met name waar het betreft de vormgeving van de voorziening gesubsidieerde arbeid. Inzake de administratieve verplichting, welke voortvloeit uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap, wordt verwezen naar de ministeriële beleidsaanbeveling “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden” dd. 7 april 2004.
.
HOOFDSTUK 2. Beleid Artikel 3 Opdracht college 1.
2.
3.
4. 5.
2
Het college biedt aan belanghebbenden zoals genoemd in artikel 5, lid 1, van deze verordening alsmede aan werknemers in gesubsidieerde arbeid ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. Het college biedt aan werknemers die werkzaam zijn in een WIWdienstverband of vallen onder het ID-besluit zoals voor 1 januari 2004 van kracht was, ondersteuning bij de uitstroom van gesubsidieerd werk naar regulier werk en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op uitstroom naar regulier werk. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Financiële kaders en mogelijkheden kunnen jaarlijks in het onder artikel 4 van deze verordening vermelde beleidsplan worden opgenomen.
-1.833.52 Artikel 4 Beleidsplan 1.
2. 3.
De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten kunnen worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering, rekening houdend met het gestelde in deze verordening. Dit beleidsplan dient voor 1 januari van het jaar waarop het betrekking heeft, door de gemeenteraad te worden vastgesteld. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt mede vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.
HOOFDSTUK 3. Doelgroepen Artikel 5 Doelgroepen en subdoelgroepen 1. De doelgroepen zoals genoemd in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening zijn: a. uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar; b. niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden tot 65 jaar; c. werkzoekenden met een ANW-uitkering; d. werknemers in gesubsidieerde arbeid. 2. Binnen de onder het eerste lid, a, b en c, genoemde doelgroepen worden de volgende subdoelgroepen onderscheiden: a. personen die direct bemiddelbaar zijn en die daarmee in staat worden geacht binnen zes maanden na inschrijving CWI de weg naar de reguliere arbeidsmarkt te vinden; b. personen die niet direct bemiddelbaar zijn en die niet in staat worden geacht zonder ondersteuning of een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub a, van de wet, de weg naar de reguliere arbeidsmarkt te vinden. 3. De wijze en criteria van beoordeling of een belanghebbende direct of niet direct bemiddelbaar wordt geacht, kunnen in door het college vast te stellen beleidsregels worden opgenomen.
3
09-2004
HOOFDSTUK 4. Rechten en plichten Artikel 6 Aanspraak op ondersteuning 1. Belanghebbenden zoals genoemd in artikel 5, lid 1, van deze verordening alsmede werknemers in gesubsidieerde arbeid hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het college bepaalt of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling voor een belanghebbende noodzakelijk wordt geacht en hoe deze wordt ingevuld. 3. Het college doet een aanbod dat past binnen de algemene bepalingen die gesteld zijn in deze verordening en binnen de eventueel aanvullende bepalingen die in het in artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan zijn gesteld.
Artikel 7 Verplichtingen van de belanghebbende 1.
2.
3.
4.
4
Een uitkeringsgerechtigde is verplicht algemeen geaccepteerde te verkrijgen en deze te aanvaarden (zoals bedoeld in artikel 9 van de WWB) en/of gebruik te maken van een door het college gedaan aanbod zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, van de WWB onderscheidenlijk artikel 37, lid 1, van de IOAW en de IOAZ. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, de IOAW, de IOAZ, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. De verplichtingen worden vastgelegd in een trajectplan. Indien een uitkeringsgerechtigde met een uitkering in het kader van de WWB niet voldoet aan het gestelde in het eerste en/of tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening. Indien een uitkeringsgerechtigde met een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ niet voldoet aan het gestelde in het eerste en/of tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover gesteld is in het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ.
-1.833.52 Artikel 8 Ontheffing verplichting tot arbeidsinschakeling 1. Na beoordeling van de individuele situatie kan het college kan met inachtneming van artikel 9, van de WWB, onderscheidenlijk artikel 37a, van de IOAW en de IOAZ aan een belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van de in artikel 7, lid 1, van deze verordening genoemde verplichtingen. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college nader vast te stellen beleidsregels, kunnen hiertoe bepalingen worden opgenomen. 2. Ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling wordt slechts voor een door het college vast te stellen periode verleend. 3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.
HOOFDSTUK 5 Voorzieningen Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen 1.
2.
3. a) b) c) d)
a. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 4 van deze verordening kunnen naast de voorzieningen als in dit hoofdstuk beschreven, nog andere voorzieningen worden opgenomen indien bijzondere redenen of omstandigheden dit rechtvaardigen; b. In beleidsregels kan het college ten aanzien van de voorzieningen genoemd in dit hoofdstuk en met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere bepalingen stellen. Het college kan met inachtneming van de verplichtingen van het bepaalde in de WWB, aan een voorziening genoemd in dit hoofdstuk nadere verplichtingen verbinden. Het college kan een voorziening beëindigen onder meer: indien de belanghebbende zijn verplichting als bedoeld in artikel 9, lid 1, artikel 17, lid 1 en 2, en artikel 55, van de WWB niet nakomt; indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB; indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.
5
09-2004
Artikel 10 Bemiddeling 1. Onder bemiddeling wordt verstaan het bemiddelen en toeleiden naar regulier werk. 2. Het college kan bemiddeling inzetten om de belanghebbende naar regulier werk te begeleiden. 3. In het in artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen onder meer de wijze waarop bemiddeling plaatsvindt en de samenwerking daarin met het CWI worden vastgelegd, alsmede de verplichtingen die voor een belanghebbende zullen gelden. Artikel 11 Scholing 1. Onder scholing wordt verstaan elke activiteit in het kader van een gestructureerde leersituatie die is gericht op het ontwikkelen of vergroten van kennis en/of vaardigheden. 2. Het college kan een vorm van scholing aanbieden met als doel toeleiding en bemiddeling naar algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren. 3. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie. 4. Scholing wordt ingezet uitsluitend voor een belanghebbende zoals genoemd in artikel 5, lid 2, sub b, van deze verordening. 5. In het in artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen onder meer nadere criteria ten aanzien van de noodzakelijkheid, de inhoud, de duur en de maximale kosten van scholing worden vastgelegd, alsmede de aantallen en de verplichtingen die voor een belanghebbende zullen gelden. Artikel 12 Oriëntatieplaatsen 1. Oriëntatieplaatsen zijn trajecten bij een werkgever waarbij belanghebbende met behoud van uitkering gedurende maximaal zes maanden, persoonlijke kennis en vaardigheden op kan doen. Het gaat hierbij om de volgende vormen van oriëntatieplaatsen: a) Snuffeloriëntatie: geeft de mogelijkheid tot een oriëntatie op een bepaalde beroepsrichting; b) Taaloriëntatie: geeft de mogelijkheid om praktische taalkennis op te doen op de werkvloer; c) Werkritme oriëntatie: geeft de mogelijkheid tot het behouden/opdoen van werkritme. 2. Doel van de oriëntatieplaatsen is het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt. Na de oriëntatieplaatsing kunnen andere voorzieningen worden ingezet teneinde plaatsing op de arbeidsmarkt te realiseren. 3. Het college kan een Oriëntatieplaats inzetten voor een belanghebbende zoals genoemd in artikel 5, lid 2, sub b, van deze verordening.
6
-1.833.52 4. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere bepalingen ten behoeve van oriëntatieplaatsen worden opgenomen.
Artikel 13 Proefplaatsing 1.
2.
3. 4.
5. 6.
Een Proefplaatsing is een leertraject bij een werkgever waarbij belanghebbende met behoud van uitkering gedurende 3 tot maximaal 6 maanden werkervaring en vaardigheden kan opdoen. Het college besluit slechts tot plaatsing nadat de werkgever schriftelijk te kennen heeft gegeven bereid te zijn de belanghebbende te begeleiden en de intentie te hebben de belanghebbende uiteindelijk regulier in dienst te nemen. Het college kan een Proefplaatsing aanbieden met als doel uitstroom naar regulier werk. Indien na een Proefplaatsing uitstroom naar regulier werk nog niet mogelijk is, kan voor belanghebbende in geval van indiensttreding bij de werkgever, een loonkostensubsidie ingezet worden. Proefplaatsing wordt alleen ingezet voor uitkeringsgerechtigden die niet direct bemiddelbaar zijn. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen onder meer nadere criteria ten aanzien van Proefplaatsingen worden opgenomen, alsmede de aantallen en de verplichtingen die voor belanghebbende enerzijds en voor de werkgever anderzijds zullen gelden. Artikel 14 Loonkostensubsidie ten behoeve van een Opstapbaan
1.
2.
3. 4. 5.
Onder een Opstapbaan wordt verstaan een baan in de reguliere arbeidsmarkt die door het college wordt aangeboden aan een uitkeringsgerechtigde en waarbij gedurende een bepaalde periode gebruik wordt gemaakt van een loonkostensubsidie. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Opstapbaan is een subsidie die door de gemeente verstrekt wordt aan een werkgever die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst afsluit, met als doel uitstroom naar regulier werk. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Opstapbaan kan, al dan niet, aansluitend op een Proefplaatsing ingezet worden. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Opstapbaan wordt ingezet voor een periode van 1 jaar met een mogelijke verlenging van maximaal 1 jaar. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Opstapbaan kan alleen ingezet worden voor uitkeringsgerechtigden die niet direct bemiddelbaar zijn naar regulier werk.
7
09-2004
6.
In het onder artikel 4 genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen onder meer nadere bepalingen ten aanzien van de duur en de hoogte van de subsidies worden opgenomen, alsmede ten aanzien van het aantal opstapbanen en de verplichtingen die voor belanghebbende enerzijds en voor de werkgever anderzijds zullen gelden.
Artikel 15 Loonkostensubsidies ten behoeve van een Ontwikkelbaan 1. Onder een Ontwikkelbaan wordt verstaan een baan in de collectieve sector die wordt aangeboden aan een uitkeringsgerechtigde waarvan is vastgesteld dat het is uitgesloten dat door inzet van een andere daarop gerichte voorziening genoemd in deze verordening, uitstroom naar regulier werk gerealiseerd kan worden. Gedurende een bepaalde periode wordt hierbij gebruik gemaakt van een loonkostensubsidie. 2. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Ontwikkelbaan is een subsidie die door de gemeente verstrekt wordt aan een werkgever die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst afsluit, met als doel door verbetering van de arbeidscapaciteit de kans op uitstroom naar regulier werk te bevorderen. 3. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Ontwikkelbaan wordt ingezet voor een periode van 2 jaar met een mogelijke verlenging van maximaal 1 jaar. 4. Loonkostensubsidie ten behoeve van een Ontwikkelbaan kan alleen ingezet worden voor uitkeringsgerechtigden die moeilijk bemiddelbaar zijn naar regulier werk. 5. In het onder artikel 4 genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen onder meer nadere bepalingen ten aanzien van de duur en de hoogte van de subsidies worden opgenomen, alsmede ten aanzien van het aantal ontwikkelbanen en de verplichtingen die voor belanghebbende enerzijds en voor de werkgever anderzijds zullen gelden. Artikel 16 Sociale activering 1.
2. 3.
4.
8
Onder Sociale activering wordt verstaan het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling. Het college kan Sociale activering inzetten met als uiteindelijk doel toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid. Sociale activering wordt ingezet ten behoeve van belanghebbenden zoals genoemd in artikel 5, lid 1, van deze verordening die niet direct bemiddelbaar zijn. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere bepalingen ten behoeve van verschillende vormen van Sociale activering worden opgenomen
-1.833.52 Artikel 17 Zorg en hulpverlening 1. 2.
3.
4. 5.
Zorg is gericht op het wegnemen van (mantel)zorgtaken die de belanghebbende verhinderen toe te treden tot de arbeidsmarkt. Hulpverlening is gericht op het wegnemen van lichamelijke en psychische belemmeringen die de belanghebbende verhinderen toe te treden tot de arbeidsmarkt. Zorg en hulpverlening kunnen door het college worden ingezet met als doel belemmeringen van diverse aard voor belanghebbenden weg te nemen teneinde toeleiding naar de arbeidsmarkt mogelijk te maken. Zorg en hulpverlening worden alleen ingezet ten behoeve van uitkeringsgerechtigden. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere bepalingen inzake zorg en hulpverlening worden opgenomen.
HOOFDSTUK 6 Bijzondere bepalingen Artikel 18 Inburgeringcursus onder de WIN 1.
2. 3.
Voor de uitkeringsgerechtigde die valt onder de WIN en in dat kader verplicht is tot het volgen van een inburgeringcursus zal deze inburgeringverplichting een geïntegreerd onderdeel uitmaken van het trajectplan gericht op zijn arbeidsinschakeling. De in artikel 7 van deze verordening opgenomen verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere bepalingen worden opgenomen ten aanzien van de gevolgen voor het reïntegratietraject in relatie tot de verplichtingen die voor belanghebbende voortvloeien uit de WIN. Artikel 19 Inkomstenvrijlating
1.
2.
De uitkeringsgerechtigde kan in aanmerking komen voor vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31, lid 2, onder o, van de WWB gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden tot 25% van deze inkomsten, met een door de landelijke overheid vastgesteld maximum per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt en dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. In beleidsregels kan het college bepalingen vaststellen ten aanzien van de criteria waarop de inkomstenvrijlating plaatsvindt en waarbij het maximale bedrag van de maandelijkse vrijlating wordt opgenomen. 9
09-2004
Artikel 20 Vergoedingen 1.
2.
Het college kan een vergoeding verstrekken aan deelnemers van een reïntegratietraject voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. In beleidsregels kan het college nadere bepalingen vaststellen ten aanzien van de vergoedingen en de verschillende doelgroepen die hiervoor in aanmerking komen. Artikel 21 Terugbetaling
1.
2.
3.
4.
Met belanghebbende kunnen in het trajectplan nadere afspraken worden vastgelegd met betrekking tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de kosten van een voorziening en voor zover van toepassing de kosten van verstrekte vergoedingen zoals bedoeld in artikel 20, eventueel verhoogd met de wettelijke rente, door belanghebbende aan de gemeente, indien door verwijtbaar handelen of nalaten van belanghebbende een voorziening voortijdig wordt beëindigd. Met belanghebbende kunnen in het trajectplan nadere afspraken worden vastgelegd met betrekking tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de kosten van een voorziening en voor zover van toepassing de kosten van verstrekte vergoedingen zoals bedoeld in artikel 20, eventueel verhoogd met de wettelijke rente, door belanghebbende aan de gemeente, indien deze voorziening en/of onkostenvergoeding ten onrechte of tot een te hoog bedrag is/zijn verstrekt en belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen. Onder de kosten van een voorziening worden verstaan de netto uitgekeerde bedragen, verhoogd met de loonbelasting en premie volksverzekeringen waarvoor de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover de belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het UWV. In beleidsregels kunnen nadere bepalingen worden opgenomen ten aanzien van te maken afspraken in het trajectplan over de gevolgen van het niet nakomen/voortijdig afbreken van een reïntegratietraject en de criteria op basis waarvan de terugbetaling plaatsvindt. HOOFDSTUK 7. Slotbepalingen Artikel 22 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 10
-1.833.52 Artikel 23 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: “Reïntegratieverordening”. Artikel 24 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2005.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 14 september 2004.
Reintegratie WWB Rijswijk 2005
11
09-2004