© EIW BV
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 1
© EIW BV
DOMEIN GETALLEN inhoud
standaardbewerkingen ________________________________________________ 3 machten en wortels __________________________________________________ 11 rekenen met getallen en letters ________________________________________ 17 kleiner en groter ____________________________________________________ 19 getallen in teksten___________________________________________________ 24 uitkomsten ________________________________________________________ 27 afronden __________________________________________________________ 29 aan de slag met getallen ______________________________________________ 35
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 2
© EIW BV
standaardbewerkingen optellen Als je getallen bij elkaar optelt, dan doe je dat het beste met de “thermometermethode”. Je start op de thermometer bij het eerste getal. Als het tweede getal dat er bijgeteld wordt positief is, dan tel je vanaf het begingetal naar boven. Is het tweede getal bij deze optelsom negatief, dan tel je vanaf het begingetal naar beneden. voorbeelden
+3 +3
+ +
+5 -5
= =
+8 -2
-3 -3
+ +
+5 -5
= =
+2 -8
(de begintemperatuur +3 daalt 5 graden en wordt -2 graden) (de begintemperatuur -3 daalt 5 graden en wordt -8 graden)
aftrekken Als je getallen van elkaar aftrekt, dan doe je ook dat het beste via de “thermometermethode”. Je start op de thermometer bij het eerste getal. Als het tweede getal dat eraf moet worden getrokken positief is, dan tel je vanaf het begingetal naar beneden. Is het tweede getal negatief, dan tel je vanaf het begingetal naar boven ( - - 3 is hetzelfde als +3). voorbeelden
+3 +3 -3 -3
-
+5 -5 +5 -5
= = = =
-2 +8 -8 +2
optellen en aftrekken decimale getallen Precies tussen de getallen 17 en 18 ligt het getal 17,5. Dit is een decimaal getal. Let op dat je decimale getallen goed uitspreekt: 9,7 lees je niet als “negen komma zeven” maar als “negen en zeventiende”, 12,95 lees je niet als “twaalf komma vijfennegentig” maar als “twaalf en vijfennegentighonderdste”, 0,325 lees je als “driehonderdvijfentwintigduizendste”, 12,5 op je rekenapparaat is in eurototaal € 12,50. Voordat je met decimale getallen gaat optellen of aftrekken zonder rekenmachine, moet je de getallen achter de komma eerst “even lang maken”. Als je deze getallen netjes onder elkaar schrijft, kun je ze gemakkelijk verwerken.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 3
© EIW BV voorbeeld optellen
Hoeveel is 126,22 + 63,1825? uitwerking Verander de opgave in 126,2200 + 63,1825. Vervolgens zet je de getallen netjes onder elkaar: 126,2200 63,1825 + 189,4025 De uitkomst is dan 189,4025. voorbeeld aftrekken
Hoeveel is 96,25 – 44,375? uitwerking Verander de opgave in 96,250 - 44,375. Vervolgens zet je de getallen netjes onder elkaar: 96,250 44,375 51,875 De uitkomst is dan 51,875. vermenigvuldigen Een positief getal vermenigvuldigen met een positief getal geeft een positieve uitkomst. Een positief getal vermenigvuldigen met een negatief getal geeft een negatieve uitkomst. Een negatief getal vermenigvuldigen met een positief getal geeft een negatieve uitkomst. Een negatief getal vermenigvuldigen met een negatief getal geeft een positieve uitkomst. voorbeelden
+3 +3 -3 -3
x +5 = +15 x -5 = -15 x +5 = -15 x -5 = +15
delen Een positief getal delen door een positief getal geeft een positieve uitkomst. Een positief getal delen door een negatief getal geeft een negatieve uitkomst. Een negatief getal delen door een positief getal geeft een negatieve uitkomst. Een negatief getal delen door een negatief getal geeft een positieve uitkomst.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 4
© EIW BV voorbeelden
+30 +30 -30 -30
÷ +5 = +6 ÷ -5 = -6 ÷ +5 = -6 ÷ -5 = +6
In het dagelijks leven is “rood staan” bij de bank hetzelfde als iets negatiefs (je hebt dan namelijk schuld in plaats van bezit.). volgorde in standaardbewerkingen Krijg je in een berekening te maken met meerdere standaardbewerkingen, dan geldt er een volgorde waarvan niet afgeweken mag worden. De traditionele volgorde is: vermenigvuldigen en delen gaan voor optellen en aftrekken, staan vermenigvuldigingen en delingen aan elkaar vast, dan vooraan beginnen met rekenen, staan optellen of aftrekken achter elkaar, dan ook weer vooraan beginnen, berekeningen die binnen de haakjes staan hebben altijd voorrang op de andere berekeningen. voorbeelden
6 + 32 ÷ 8 - 2 x 4 =
eerst delen en vermenigvuldigen dan optellen/aftrekken
(42 ÷ 6) x (18 - 13) + 15 =
1. haakjes wegwerken 2. vermenigvuldigen 3. optellen
→ →
6+4-8= 10 - 8 = 2
→ → →
7 x 5 + 15 = 35 + 15 = = 50
Het komt ook voor dat er met dubbele haakjes (of meer) gewerkt wordt in een opgave. Dan moet je beginnen met de bewerking binnen de “binnenste” haakjes. Dus eerst alle haakjes wegwerken met in het achterhoofd de juiste volgorde van bewerking. Zo moet je in de som: ((28 - 12)÷4) x (14 + 26) = eerst de binnenste” haakjes wegwerken → (16 ÷ 4) x(14 + 26) = de rest van de haakjes wegwerken → 4 x 40 = 160 Soms kun je door het plaatsen van haakjes een berekening eenvoudiger maken. voorbeelden
16 x 19 + 16 x 31 = 16 x (19 + 31) = 16 x 50 = 800 12 x 34 – 12 x 29 = 12 x (34 – 29) = 12 x 5 = 60
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 5
© EIW BV
opgaven Bij het uitwerken van de volgende opgaven mag je geen rekenapparaat gebruiken. Uitrekenen op papier mag wel.
1. Bereken: a. -36 +
-3
=
-39
g.
-16
-
6 =
-22
b.
18 +
-8
=
10
h.
15
-
-8 =
23
c.
-13 +
25
=
12
i.
-14
-
5 =
-19
d.
-23 +
-6
=
-29
j.
-17
-
-8 =
-9
e.
-38 +
7
=
-31
k.
-18
-
2 =
-20
f.
-64 + -36
=
-100
l.
-36
-
-64 =
28
2. Bereken: a.
623 +
77 =
700
g.
617
-
77 =
540
b.
252 +
18 =
270
h.
525
-
195 =
330
c.
556 +
48 =
604
i.
918
-
365 =
553
d.
119 + 456 =
575
j.
298
-
89 =
209
e.
755 + 250 =
1.005
k.
473
-
355 =
118
f.
472 + 527 =
999
l.
795
-
618 =
177
3. Bereken: a. -36,5 +
-3,5
=
-40
g.
-16,5
-
6,5
=
-23
18,8 +
-0,8
=
18
h.
915
-
-85
=
1.000
c.
-3,75 + 23,75
=
20
i.
-14,85
- 85,15
=
-100
d.
-3,52 +
-6,48
=
-10
j.
-175
-
-150
=
-25
e.
-38,2 +
12,7
=
-25,5
k.
-18,2
-
2,98
=
-21,18
f.
96,25 +
-3,75
=
92,5
l.
18,9
-
-18,9
=
37,8
b.
4. Bereken: a.
16,23 +
0,4
=
16,63
b.
52,7 +
2,445
=
55,145
c.
523,12 -
110,564
=
412,556
d.
43,18 -
1,375
=
41,805
e.
5,326
f.
+
96,125 + +
3,51
+
11,32 + 2,55
-
1,2
=
2,5885 =
110,0335
g.
7,456
h.
6,128 +
1,82 -
3,57 =
4,378
i.
8,205 +
1,79 -
8,8 =
1,195
j.
18,65 -
13,675 =
20
12,325 +
1,59
10,036
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
=
8,416
Pagina 6
© EIW BV
5. Bereken: a.
€
95,95
+
€
10,55 =
€ 106,50
b.
€ 319,98
+
€
19,47 =
€ 339,45
c.
€ 719,75
+
€
132,75 =
€ 852,50
d.
€ 829,00
+
€
115,50 =
€ 944,50
e.
€ 125,56
+
€
708,44 =
€ 834,00
f.
€ 120,45
-
€
89,60 =
€
30,85
g.
€
23,78
-
€
2,95 =
€
20,83
h.
€ 196,54
-
€
68,85 =
€ 127,69
i.
€ 950,75
-
€
250,85 =
€ 699,90
j.
€ 667,50
-
€
195,95 =
€ 471,55
6. Bereken in elke kolom het totaalbedrag van de gegeven eurobedragen. € 1.513,82 € 3.651,49 € 3.740,35 € 1.781,99 € 33,33 € 1.533,68
€ 2.119,51
€ 3.485,95
€ 8.754,99
€ 444,44
€ 1.735,45
€ 1.585,33
€ 4.725,35
€ 7.777,77
€ 5.555,55
€ 6.615,35 +
€ 5.678,88 +
€ 2.144,35 + € 1.984,67 + € 6.927,30
€ 9.341,00
€ 18.567,00
€ 6,66 +
€ 23.993,63
€ 6.039,98
7. Bereken: a.
50 x
12
=
600
g.
325
÷
13
=
25
b.
7 x
13
=
91
h.
308
÷
11
=
28
c.
52 x
14
=
728
i.
840
÷
56
=
15
d.
9 x
39
=
351
j.
1.344
÷
32
=
42
e.
25 x
25
=
625
k.
765
÷
9
=
85
f.
12 x
13
=
156
l.
288
÷
16
=
18
3 =
74 7
8. Bereken: a.
4 x
12,5 =
50
g.
b.
12 x
3,75 =
45
h.
92,75 ÷ 13,25 =
c.
25 x
13,75 =
343,75
i.
751,5 ÷
d.
32 x
19,25 =
616
j.
e. 125 x
6,55 =
818,75
k.
250,8 ÷
7,6 =
33
8 x
92,25 =
738
l.
234,50 ÷
4 =
58,625
f.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
222 ÷
6 =
125,25
120,45 ÷ 24,09 =
5
Pagina 7
© EIW BV 9. Bereken: a. -6 x
26
=
-156
f.
-60,6
÷
6 =
-10,1
b.
5 x
-18,5
=
-92,5
g.
576
÷
-8 =
-72
c.
-4 x
0,25
=
-1
h.
-425
÷
0,5 =
-850
d.
-7 x
-28
=
196
i.
-72,72
÷
-8 =
9,09
e.
-8 x
52
=
-416
j.
-121
÷
11 =
-11
10. Bereken: a.
100 ÷ 25 x 3 + 35 - 40
=
7
b.
11 + 19 x 2 – 35 ÷ 7
=
44
c.
36 ÷ 6 x 6
=
36
d.
25 + 15 ÷ 3 + 45
=
75
e.
34 – 21 + 12 ÷ 6
=
15
f.
23 + 27 ÷ 3 – 48 ÷ 8
=
26
g.
200 ÷ 50 x 2 +18 – 25
=
1
h.
19 + 21 ÷ 3 – 14 ÷ 7
=
24
i.
120 ÷ 12 x 7
=
70
j.
25 - 15 ÷ 5 + 4 x 6
=
46
11. Bereken: a.
40 ÷ 4 x 5 + 9 – 3
=
56
b.
10 + 12 ÷ 4 + 12 x 3 ÷ 9
=
17
c.
36 ÷ 4 x 3
=
27
d.
17 x 4 ÷ 4
=
17
e.
125 – 113 + 4 ÷ 4
=
13
f.
45 – 28 + 5 x 6
=
47
g.
20 + 40 – 8 x 6 ÷ 4
=
48
h.
39 x 3 + 18 – 61
=
74
i.
72 ÷ 3 x 3 + 12
=
84
j.
22 x 4 ÷ 8 - 6
=
5
12. Bereken: a.
–5 + 8 – – 4
=
+3 –– 4 = 7
b.
–5 x – 12 + 200 ÷ –50
=
60 + –4 = 56
c.
6 – – 14 + -10
=
20 + –10 = 10
d.
20 ÷ –5 + 8
=
–4 + 8 =
e.
– 7 + 27 –– 20
=
20 –– 20 = 40
f.
– 65 + 100
=
35
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
4
Pagina 8
© EIW BV
13. Bereken: a.
100 ÷ (23 + 2) + 5
=
9
b.
(11 + 19) x 2 – 36 ÷ 6
=
54
c.
36 ÷ (6 x 6)
=
1
d.
(25 + 15) ÷ 8 + 4
=
9
e.
34 – (180 + 12) ÷ 6
=
2
f.
(23 + 27) ÷ 10 – 48 ÷ 24
=
3
g.
225 ÷ (25 x 3) + 5
=
8
h.
(21 + 19) ÷ (5 + 3)
=
5
i.
25 ÷ (5 x 5) + 2 x 5
=
11
j.
(25 + 55) ÷ (3 + 5)
=
10
14. Bereken: a.
-5 + (20 ÷ -10) - -11
=
-5 + -2 - -11 = -7 + 11 = 4
b.
-5 x -11 - - 9 + 12
=
55 - - 9 + 12 = 76
c.
(-3 + -7) ÷ -2 + 7
=
-10 ÷ -2 + 7 = 5 + 7 = 12
d.
-80 ÷ (7 + -3) - - 21
=
-80 ÷ 4 - - 21 = 1
e.
23 - -7 + (9 ÷ -3)
=
23 - -7 + -3 = 27
=
80 234
15. Bereken: a. (1.000 ÷ 25) x (11- 9) b.
12 x ( 12+8) – (11- 5)
c.
(100 ÷ 5) x (14 + 16 – 18)
= =
d.
(25 + 65) ÷ 3 + 25 x (8 ÷ 4)
=
80
e.
(278 + 22) – 10 x (64 ÷ 8)
=
220
f.
250 – (28 + 22) x 3
=
100
16. Bereken:
240
a.
(80 – 30) x 2 + (8 – 11) x 30
=
100 + -90 = 10
b.
(9 – - 1) x -5 – 12 ÷ ( 4 – - 2)
=
-50 -2 = -52
c.
- 3 – (8 – 3)
=
-3 - 5 = -8
d.
(20 – - 5) x (-75 ÷ 15)
=
25 x -5 = -125
e.
- 23 + 25 x 2
=
-23 + 50 = 27
f.
-2 x -5 + -28 ÷ 4
=
10 + -7 = 3
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 9
© EIW BV 17. Bereken (op een handige manier): 7 x 22
=
7 x ( 18 + 22 ) = 7 x 40 = 280
b.
11 x 21 + 19 x 21
=
( 11 + 19 ) x 21 = 30 x 21 = 630
c.
25 x 29 + 25 x 11
=
25 x ( 29 + 11 ) = 25 x 40 = 1.000
d.
22 x 16 + 22 x 84
=
22 x ( 16 + 84 ) = 22 x 100 = 2.200
e.
15 x 33 + 25 x 33
=
( 15 + 25 ) x 33 = 40 x 33 = 1.320
f.
11 x 43 + 89 x 43
=
( 11 + 89 ) x 43 = 100 x 43 = 4.300
a.
7 x 18 +
18. Bereken (op een handige manier): a. 17 x 28 – 15 x 28 =
( 17 – 15 ) x 28 = 2 x 28 =
56
b.
32 x 21 – 29 x 21
=
( 32 – 29 ) x 21 = 3 x 21 =
63
c.
35 x 19 – 35 x 17
=
35 x ( 19 – 17 ) = 35 x 2 =
70
d.
12 x 66 – 12 x 61
=
12 x ( 66 – 61 ) = 12 x 5 =
60
e.
35 x 33 – 25 x 33
=
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
( 35 – 25 ) x 33 = 10 x 33 = 330
Pagina 10
© EIW BV
machten en wortels
rekenen met machten
Een macht is een getal een aantal keren vermenigvuldigen met zichzelf. Het grondtal staat op de normale hoogte geschreven. Het getal dat hoger geschreven staat heet de exponent. Dit exponent spreken we uit als ……macht van ………. Zo spreekt men 153 uit als 15 tot de derde macht. Om dat uit te rekenen moet je 15 x 15 x 15 uitrekenen. Je kunt ook 5 x == (of 15 ^ 3) op jouw rekenapparaat intypen. voorbeelden
112 53 16 104 0,53
= = = = =
11 x 11 = 121 5 x 5 x 5 = 125 1 x 1 x 1 x 1 x 1 x 1 = 1 (en NIET 6.) 10 x 10 x 10 x 10 = 10.000 0,125
In het verleden heb je zonder dat je het ooit door hebt gehad, al met machten gewerkt. Denk maar eens aan: De oppervlakte van een vierkant van 1 cm bij 1 cm is: 1 cm keer 1 cm is 1 cm2. De inhoud van een dobbelsteen kan zijn: 1 cm x 1 cm x 1 cm = 1 cm3. De inhoud van een kubus met hoogte 6 cm is: 6 cm x 6 cm x 6 cm = 216 cm3. Let op In de notatie cm3 staat ook de exponent 3, omdat in de berekening cm x cm x cm staat. nog meer voorbeelden
32 + 52 = 9 + 25 = 34 (3 + 5)2 = ( 8 )2 = 64 (6 - 4)2 = ( 2 )2 = 4 (-9)2 = -9 x -9 = 81 (dus positieve uitkomst) (-9)3 = -9 x -9 x -9 = -729 (dus een negatieve uitkomst)
rekenen met wortels
Als de exponent twee is, spreek je over ….het kwadraat van …………….. voorbeelden
112 52 102 het het het het
heet het kwadraat van 11, heet het kwadraat van 5, heet het kwadraat van 10, kwadraat van 6 is 36, kwadraat van 8 is 64, kwadraat van 5 is 25, kwadraat van 3 is 9.
Het omgekeerde van de bewerking “het kwadraat van” is worteltrekken. Bij worteltrekken wordt het symbool √ gebruikt. Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 11
© EIW BV voorbeelden
√ √ √ √ √
36 25 100 16 121
= 6, want 6 in het kwadraat is 36 = 5, want 5 in het kwadraat is 25 = 10, want 10 x 10 = 100 = 4, want 4 x 4 = 16 = 11, want 11 x 11 = 121
Niet elke wortel heeft een mooie uitkomst. Zonder rekenapparaat kun je die niet uitrekenen; je kunt de uitkomst wel schatten. voorbeelden
√ 10
is iets meer dan 3, want √ 10 is iets meer dan √ 9. En √ 9 = 3. Dus de uitkomst is iets meer dan 3. Dus de uitkomst zal 3,1 of 3,2 zijn. √ 50 is iets meer dan √ 49. √ 49 = 7, dus √ 50 zal kortbij 7,1 liggen. Bij het rekenen met wortels gelden uiteraard de reeds bekende rekenregels. Het getal bij machtsverheffen en worteltrekken wordt eerst uitgerekend. Daarna kun je de standaardbewerkingen uitvoeren: vermenigvuldigen, delen optellen en aftrekken. voorbeelden
√9 + √16 = 3 + 4 = 7 √(9 + 16) = √25 = 5 5 x 32 = 5 x 9 = 45 √9 x 11 = 3 x 11 = 33
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 12
© EIW BV
opgaven 19. Bereken:
a. 22 =
4
f.
34 =
81
b. 23 =
8
g.
43 =
64
c. 64 =
1.296
h.
54 =
625
d. 95 =
59.049
i.
38 =
6.561
e. 73 =
343
j.
210 =
1.024
f.
0,53 =
0,125
g. 0,254 =
0,00390625
20. Bereken: a.
0,52 =
0,25
b.
0,54 =
0,0625
c. 0,253 =
0,015625
h.
5,22 =
27,04
d.
0,32 =
0,09
i.
103 =
1.000
e.
0,12 =
0,01
j.
204 =
160.000
21. Bereken: a.
(–1)2 =
1
f.
(–3)2 =
9
b.
(–1)3 =
-1
g.
(–3)3 =
-27
c.
(–1)4 =
1
h.
(–2)2 =
4
d.
(–1)5 =
-1
i.
(–2)3 =
-8
e. (–1)400 =
1
j.
(–2)4 =
16
22. Bereken: a. 32 + 23
=
9+8=
17
42 + 24
=
16 + 16 =
32
b. c. d.
2
5
=
25 + 32 =
57
2
6
=
36 – 64 =
-28
2
3
=
49 – 27 =
22
=
1.000 – 100 =
900
5 +2 6 –2
e.
7 –3
f.
3
2
10 – 10
23. Bereken: a.
33 + 23
=
27 + 8 =
35
b.
42 + 62
=
16 + 36 =
52
c.
33 + 72
=
27 + 49 =
76
d.
92 – 82
=
81 – 64 =
17
e.
72 – 22
=
49 – 4 =
45
f.
24 – 102
=
16 – 100 =
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
-84 Pagina 13
© EIW BV 24. Voer de volgende berekeningen uit. = a. (3 + 7)2 102 = 100 b.
(8 + 3)2
=
c.
(2 + 5)2
=
72 =
49
d.
(3 + 1)3
=
43 =
64
e.
(2 + 8)3
=
103 = 1.000
f.
(3 + 2)3
=
53 = 125
112 = 121
25. Voer de volgende berekeningen uit. = a. (13 – 7)2
62 = 36
b.
(18 – 13)2
=
52 = 25
c.
(24 – 15)2
=
92 = 81
d.
(33 – 30)2
=
32 = 9
e.
(22 – 18)2
=
42 = 16
f.
(13 – 10)2
=
32 =
9
26. Bereken: a.
(–11)2 =
121 f.
(–1,75)2
=
3,0625
b.
(–9)3 =
-729 g.
(–4,8)3
=
-110,592
c.
(–7)4 =
2.401 h.
(–6,1)4
=
1.384,5841
d.
(–1,15)5 =
i.
(–8,25)5
=
-38.218,15723
e.
(–10)7 =
-10.000.000 j.
(–35)4
=
1.500.625
-2,0113571875
27. Trek de volgende wortels. a.
√ 100 =
10
f.
√9
=
3
b.
√ 81 =
9
g.
√4
=
2
c.
√ 64 =
8
h.
√ 16
=
4
d.
√ 36 =
6
i.
√ 169
=
13
e.
√ 49 =
7
j.
√ 400
=
20
28. Trek de volgende wortels. a.
√ 10.000 =
100
f.
√ 0,25
=
0,5
b.
√ 1.000.000 =
1.000
g.
√ 0,49
=
0,7
c.
√ 40.000 =
200
h.
√ 144
=
12
d.
√ 0,01 =
0,1
i.
√ 676
=
26
e.
√ 25 =
5
j. √ 1.024
=
32
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 14
© EIW BV 29. Bereken het hele getal dat het kortste bij de uitkomst ligt. a. √ 103 =
10
f.
√8 =
3
b.
√ 84 =
9
g.
√ 17 =
4
c.
√ 62 =
8
h.
√ 24 =
5
d.
√ 35 =
6
i.
√ 98 =
10
e.
√ 51 =
7
j.
√ 38 =
6
30. Bereken het hele getal dat het kortste bij de uitkomst ligt. a. √ 172 =
13
f.
√ 220 =
15
b. √ 480 =
22
g.
√ 200 =
14
c. √ 330 =
18
h.
√ 150 =
12
d. √ 905 =
30
i.
√ 250 =
16
e. √ 620 =
25
j.
√ 120 =
11
31. Bereken: a.
√(52 – 32)
=
√ (25 - 9)= √ 16
=4
b.
√(12 + 4x2)
=
√ (1 + 8)=√ 9
=3
c.
√(9 x 9)
=
√ 81
=9
d.
√(2 – 5)2
=
√ (-3) 2 = √ 9
=3
e.
√(5x3 – -1)
=
√ (15 – -1)= √ 16
=4
32. Bereken: a. √(152 + 5 x 6 + 15)
=
√ (225 + 30 + 1)= √ 256
= 16
b.
√(43 + 4 x 2 - 8)
=
√ (64 + 8 -8)=√ 64
c.
√(12 x 12 - 23)
=
√ 121
= 11
d.
√(38 – 3x6)2
=
√ (-20) 2 = √ 400
= 20
e.
√(10x20 + -5 x -5)
=
√ (200 + 25)= √ 225
= 15
33. Bereken:
=8
a.
4 + 22
=
4+4=8
b.
4 + 62
=
4 + 36 = 40
c.
2
=
3 + 49 = 52
2
=
9 – 64 = -55
2
d.
3+7 9–8
e.
7–2
=
7–4=3
f.
2 – √36
=
2 – 6 = -4
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 15
© EIW BV 34. Bereken: a.
4 x 22
=
4 x 4 = 16
b.
2
=
4 x 36 = 144
2
=
3 x 49 = 147
2
=
64 ÷ 64 = 1
2
c. d.
4x6
3x7
64 ÷ 8
e.
24 ÷ 2
=
24 ÷ 4 = 6
f.
12 ÷ √36
=
12 ÷ 6 = 2
35. Voer de volgende berekeningen uit. = a. √9 x 12
3 x 12 = 36
b.
√16 x 7
=
4 x 7 = 28
c.
√49 x 3
=
7 x 3 = 21
d.
√81 ÷ 3
=
9÷3=3
e.
√100 ÷ 5
=
10 ÷ 5 = 2
f.
√25 ÷ 2
=
5 ÷ 2 = 2,5
g.
√(9 + 7)
=
√(16)= 4
h.
√9 + 7
=
3 + 7 = 10
i.
√49 + 15
=
7 + 15 = 22
j.
√(49 + 15)
=
√64 = 8
k.
√100 – 75
=
10 – 75 = -65
l.
√25 – 2
=
5–2=3
36. Voer de volgende berekeningen uit. a.
√(17 +8) x 2
=
5 x 2 = 10
b.
√16 + (4x7)
=
4 + 28 = 32
c.
√(500 + 125) ÷ 5
=
25 ÷ 5 = 5
d.
√(199 + 57) ÷ 4
=
16 ÷ 4 = 4
e.
√(724 +300) ÷ 8
=
32 ÷ 8 = 4
f.
√676 + (120 ÷ 5)
=
26 + 24 = 50
g.
√306,25 + 2,5
=
h.
√(9.100 + 900) + 900
=
100 + 900 = 1.000
i.
√2.025 +√25
=
45 + 5 = 50
j.
√(256-60)+√(169-48)
=
14 +11 = 25
k.
√3025 + 45
=
55 + 45 = 100
l.
√(5 x 15 + –15 x -30 + 8 x 12 + 22)
=
√625 = 25
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
17,5 + 2,5 =
20
Pagina 16
© EIW BV
rekenen met getallen en letters
Je mag gelijksoortige termen bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken. voorbeeld
3a 3b 12x 3a 4cm2 12m2 8abc 3a + 2b
+ + + + + + +
6a 11b 11x 7 5cm2 2cm3 7abc 5a + 7b
= = = = = = = =
9a 14b 1x gaat niet 9 cm2 gaat niet 15abc 8a + 9b
Nogmaals: 6a betekent 6 keer a. a betekent 1 keer a.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 17
© EIW BV
opgaven
37. Schrijf de volgende regels zo kort als mogelijk. a. 3a + 16a = 19a b.
7x
-
4x
=
3x
c.
12q
-
11q
=
1q
d.
7p
-
p
=
6p
e.
3c
+
17c
=
20c
f.
108x
-
68x
=
40x
38. Schrijf de volgende regels zo kort als mogelijk. a. 1a + 26a = 27a b.
7y - 4y
=
3y
c.
12sq - sq
=
11sq
d.
71p - 7p
=
64p
e.
127ab - 17ab
=
110ab
=
50 cm2
f.
35 cm2 + 15 cm2
39. Schrijf de volgende regels zo kort als mogelijk. a. 13a + 116a = 129a b.
7x
-
4y
=
gaat niet
c.
121q
-
122q
=
-1q= -q
d.
72ap
-
70ap
=
2ap
e.
7ab
-
-7ab
=
14ab
=
30 cm2
f.
2
5 cm
+
2
25 cm
40. Schrijf de volgende regels zo kort als mogelijk. a. 13a + 12b 5a 7b =
8a + 5b
b. 125p + 75p
+
11a
-
3a
=
200p+8a
c.
25x +
13y
-
13x
-
5y
=
12x+8y
d.
33a + 11a
-
5a
-
7a
=
32a
e.
-6b + 11b
-
5b
-
7a
=
-7a
f.
111a + 88b
-
31a
- 18b
=
80a+70b
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 18
© EIW BV
kleiner en groter Onthoud dat een negatieve temperatuur altijd lager (kouder) is dan een positieve temperatuur. Immers -12 graden Celsius is veel kouder dan +3 graden Celsius. Dus -12 is lager dan +3. Of -12 is minder dan +3. In de getallenleer praat men over ………. -12 is kleiner dan +3 ……….. of ………. 25 is groter dan 11 ……….. Voor het zinsdeel “is kleiner dan” gebruikt men het symbool < Voor het zinsdeel “is groter dan” gebruikt men het symbool > voorbeelden
2 -1 -1 -0,5
< < > >
13 10 -100 -3
2 is kleiner dan 13 -1 is kleiner dan 10 -1 is groter dan -100 -0,5 is groter dan -3
Als je de bovenstaande beweringen gaat testen op waarheid, dan kun je de beweringen het beste vertalen in temperaturen. Zo is -0,5 graden Celsius warmer dan -3 graden Celsius. Dus -3 is de laagste en -0,5 is de hoogste temperatuur. Dan is dus -0,5 groter dan -3. Of -0,5 > -3.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 19
© EIW BV
opgaven Bij het uitwerken van de volgende opgaven mag je geen rekenapparaat gebruiken. Uitrekenen op papier mag wel.
41. Welk getal is het kleinste? a.
0,111
0,2
0,13
0,111
b.
0,25
0,2
0,08
0,08
c.
0,131
0,072
0,29
0,072
d.
6,1
6,09
6,025
6,025
e.
0,45
0,5
0,7
0,45
f.
1,695
1,72
1,079
1,079
42. Noteer het getal dat precies in het midden ligt van de twee gegeven getallen. a. -15 -6 3 b.
-32
-2
28
c.
-45
-15
15
d.
-100
100
300
e.
12
12,5
13
f.
-6,5
-6
-5,5
g.
-1.000
-100
800
43. Zet de gegeven getallen op volgorde van grootte op de lijntjes onder de getallenlijn: 0, -3, 6, 3, -6 6
3
0
-3
-6
44. Noteer op de getallenlijn de ontbrekende getallen. -6
-3
0
3
6
9
12
15
18
170
195
220
-8
-4
0
45. Noteer op de getallenlijn de ontbrekende getallen. 20
45
70
95
120
145
46. Noteer op de getallenlijn de ontbrekende getallen. -32
-28
-24
-20
-16
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
-12
Pagina 20
© EIW BV 47. Noteer op de getallenlijn de ontbrekende getallen. -4,4
-3,9
-3,4
-2,9
-2,4
-1,9
-1,4
-0,9
-0,4
0
20
40
18
22,5
27
48. Noteer op de getallenlijn de ontbrekende getallen. -120
-100
-80
-60
-40
-20
49. Noteer op de getallenlijn de ontbrekende getallen. -9
-4,5
0
4,5
9
13,5
50. Zet de getallen op volgorde van grootte. a.
b.
c.
d.
e.
5
-3
8
2
-10
0
-10
-3
0
2
5
8
11
0
-1
-10
-7
3
-10
-7
-1
0
3
11
99
-100
3
-4
11
-12
-100
-12
-4
3
11
99
4
-2
1
-3
0
5
-3
-2
0
1
4
5
10
20
-20
-10
0
15
-20
-10
-0
10
15
20
51. Zet de getallen op volgorde van grootte. a.
b.
c.
(-5)2
(-5)3
25
(0,5)4
1
0
(-5)3
0
(0,5)4
1
(-5)2
25
-125
0
0,0625
1
25
32
√36
√9
32
√40
23
√16
√9
√16
√36
√40
23
32
3
4
6
6,3
8
9
(-2)2
(-2)3
(-2)5
(-2)4
(-2)6
(-2)7
(-2)7
(-2)5
(-2)3
(-2)2
(-2)4
(-2)6
-128
-32
-8
4
16
64
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 21
© EIW BV d. e.
99
102
1.001
103
52
53
25
99
102
53
103
1.001
103
102
106
104
1012
109
102
103
104
106
109
1012
52. Vul het juiste symbool in (kies uit < of >). f. -0,5 > a. 11 > 0
-5
b.
-2 < 0
g.
-11 <
-5
c.
-0,25 < 0
h.
7,2 >
-5
d.
110 > 0
i.
-100 <
-5
e.
-84 < 0
j.
101 >
-5
53. Vul het juiste symbool in (kies uit < of >). f. -0,7 > -0,9 -0,5 > a.
-1
b.
-0,6 >
-0,7
g.
-100 >
c.
1,5 <
1,8
h.
7,2 >
d.
-1,1 <
-0,2
i.
-5 >
-5,5
e.
13 >
-25
j.
11 >
-11
-150 -3
54. Vul het juiste symbool in (kies uit < of >). Bereken eerst de linker- en rechteruitkomst. 2 < 5 -20 ÷ -5 + 1 a. -3 + 7 - 2 b.
-2 - -5
3
>
-3
3-6
c.
-2 - 8
-10
<
10
-4 x -2,5
d.
10 x 5
50
>
48
-1 + 49
e.
10 - - 1
11
>
9
-1 + 10
55. Vul het juiste symbool in (kies uit < of >). Bereken eerst de linker- en rechteruitkomst. -4 < 10 -48 ÷ -6 + 2 a. -13 + 3 + 6 b.
-8 + -15
-23 >
c.
-12 - -18
6 <
d.
12,5 x 8
e.
-19 - - 1
-43
-33 + -10
28
-8 x -3,5
100 <
139
-10 + 149
-18 >
-21
-1 + -20
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 22
© EIW BV 56. Vul het juiste symbool in (kies uit < of > of =). Bereken eerst de linker- en rechteruitkomst. a. 23 8 < 9 32 b.
23
8
<
16
24
c.
(-2)4
16
=
16
24
d.
(0,5)3
0,125
<
0,25
(0,5)2
e.
25
32
>
25
52
57. Vul het juiste symbool in (kies uit < of > of =). Bereken eerst de linker- en rechteruitkomst. 7,07 > 7 a. √49 √50 b.
√16+√25
4+5
>
√ 41 = 6,4
√(16+25)
c.
√9+√16
3+4
>
5
√25
d.
√49
7
=
4+3
√16+√9
e.
√36+√36
6+6
>
8,5
√72
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 23
© EIW BV
getallen in teksten Lees de volgende voorbeelden nog eens goed. het getal 11 107 2.008 5.000.000 7.000.000.000 2.650.000 45.983
0,5 0,012 2,05 0,000001
spreek je uit als: elf honderdenzeven tweeduizend en acht vijf miljoen zeven miljard twee miljoen zeshonderdvijftigduizend vijfenveertigduizend en negenhonderddrieëntachtig vijftiende twaalfduizendste twee en vijfhonderdste een miljoenste
opgaven 58. Schrijf op hoe je de gegeven getallen uitspreekt. a.
34,95
b.
895
c.
4.028
d.
9.850.000
e.
17.500.000.000
f.
5.325.500
g.
65.999
h.
0,6
i.
0,045
vijfenveertigduizendste
j.
0,675
zeshonderdvijfenzeventigduizendste
k.
3,25
l.
0,000025
vierendertig en vijfennegentighonderdste achthonderdvijfennegentig vierduizend achtentwintig negen miljoen achthonderdvijftigduizend zeventien en een half miljard vijf miljoen driehonderdvijfentwintigduizend vijfhonderd vijfenzestigduizend negenhonderdnegenennegentig zestiende
drie en vijfentwintighonderdste vijfentwintig miljoenste
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 24
© EIW BV 59. Schrijf het antwoord van de volgende vragen op in een getal. a. b. c. d.
Hoeveel is een half miljoen verhoogd met tweehonderdduizend? Hoeveel is een kwart miljoen verhoogd met dertigduizend? Hoeveel is honderdduizend verhoogd met tweeëneenhalf miljoen? Hoeveel is een kwart miljard verhoogd met vijftig miljoen?
700.000 280.000 2.600.000 300.000.000
Hoeveel is zeventiende verhoogd met vijfenvijftighonderdste? f. Hoeveel is negenhonderdduizend verhoogd met een half miljoen? g. Hoeveel is tweehonderdduizend verhoogd met een kwart miljoen? h. Hoeveel is zeshonderddertigduizend verhoogd met honderdvijfenzeventigduizend? i. Hoeveel is vijfenvijftig verhoogd met tweehonderdvijfenveertig? j. Hoeveel is honderdvierenveertig verhoogd met tweeduizend eenentachtig? k. Hoeveel is dertienduizend veertig verminderd met achtduizend vijftig? l. Hoeveel is honderdachtennegentig verminderd met achtenveertig? e.
0,95 1.400.000 450.000 805.000 300 2.225 4.990 150
60. In Nederland wonen circa zeventien miljoen mensen. Daarvan zijn naar schatting anderhalf miljoen mensen laaggeletterd. Deze mensen hebben grote moeite met lezen en schrijven, waardoor zij in het dagelijks leven of op het werk minder goed kunnen functioneren. Van deze anderhalf miljoen mensen is één miljoen autochtoon en een half miljoen allochtoon. Van de één miljoen autochtonen is een kwart miljoen vrijwel geheel ongeletterd. Noteer van elk vetgedrukt getal de notatie in cijfers. 17.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 250.000 61. Het ministerie van ontwikkelingshulp heeft in een halfjaar tijd een half miljard euro ingezet om probleemgebieden in Afrika te steunen. Daarvan werd honderdvijftien miljoen euro aan hulpmiddelen uitgegeven. Noteer van elk vetgedrukt getal de notatie in cijfers. 500.000.000 115.000.000
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 25
© EIW BV 62. Tijdens de hulpactie ten bate van de slachtoffers in Haïti doneerde een grootwinkelbedrijf twee ton. De gehele detailhandel was goed voor een totaalbedrag van ongeveer tweeëneenhalf miljoen euro. Een radioactie was goed voor negen miljoen euro. De totale opbrengst bedroeg achtentachtig miljoen euro. Noteer van elk vetgedrukt getal de notatie in cijfers. 200.000 2.500.000 9.000.000 88.000.000 63. Een olietanker is geladen met een gewicht van zeshonderd ton. Als gevolg van een lek is vijftien ton ruwe olie in zee terechtgekomen. Tijdens een atletiekwedstrijd zijn veertigduizend supporters aanwezig. De wand van een huidcel heeft de dikte van eenduizendste centimeter. Het drietiende deel van alle studenten van een ROC rookt per week meer dan twintig sigaretten. Noteer van elk vetgedrukt getal de notatie in cijfers. 600.000 15.000 40.000 0,001 0,3 20 64. De Nederlandse regering stort viereneenhalf miljard euro in een Europees fonds. In Nederland wonen ongeveer zestieneneenhalf miljoen inwoners. Bereken het gestorte bedrag per inwoner. € 4.500.000.000 ÷ 16.500.000 = € 272,73 per inwoner.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 26
© EIW BV
uitkomsten uitkomsten schatten Het kan handig zijn als je uitkomsten van ingewikkelde opgaven weet te schatten. Bekijk de voorbeelden eens aandachtig. voorbeeld 1
2,1 x 9,85 = ”bijna 2” x “bijna 10” = 20 (geschat). Het precieze antwoord is 20,685. voorbeeld 2
Bereken 4,835 x 15,214 = ”bijna 5” x “bijna 15” = 75 (geschat). Het precieze antwoord is 73,55969. voorbeeld 3
De lengte van een keuken is 5,2 meter. De breedte is 2,75 meter. De keuze van nieuwe tegels is gevallen op een tegelsoort die in een doos zit, waarin voor 1,88 m2 tegels zit. Hoeveel dozen zijn er nodig? De oppervlakte is ”iets meer dan 5” x “bijna 3” = 15 (geschat). Het aantal dozen is 15 ÷ ”bijna 2” = 7,5 dozen. Omdat je alleen per doos kunt bestellen, heb je bij 8 dozen wellicht genoeg tegels, om de mogelijke afval door het snijden van tegels op te vangen. voorbeeld 4
209 x 691 = ”bijna 200” x “bijna 700” = 140.000 (geschat). Het precieze antwoord is 144.419. uitkomsten controleren Als het gaat om situaties in het dagelijks leven, dan moeten de uitkomsten van de berekeningen natuurlijk wel reëel zijn. Als je bij dit soort opgaven een uitkomst krijgt die echt niet kan, dan weet je dat je berekening fout is. Controleer dan je berekening. Met andere woorden controleer of je de getallen goed hebt verwerkt. voorbeelden
Josien moet uitrekenen hoe hoog de gemiddelde leeftijd van een
groep reizigers is. Haar antwoord is 212,25 jaren. Dit antwoord kan dus echt niet. Ook al heb je geen controlegegevens. Britt heeft uitgerekend dat in Nederland 1,5 miljard inwoners jonger zijn dan 50 jaar. Dit kan dus ook echt niet het antwoord zijn. Zo ook bij de volgende voorbeelden: Het gemiddelde gewicht van een pasgeboren kind is 128 gram. De hoogte van een kerktoren is 23,2 kilometer.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 27
© EIW BV
opgaven
Bij het uitwerken van de volgende opgaven mag je geen rekenapparaat gebruiken. Uitrekenen op papier mag wel.
65. Schat de uitkomsten. 25,86
=
260
f.
11,08 x
20,56
=
220
b. 122,85 x
3,99
=
488
g.
24,85 x
4,95
=
125
c.
15,11 x
7,79
=
120
h.
5,95 x
9,95
=
60
d.
0,998 x
14,12
=
14
i.
6 x
224,95
=
1.350
e.
1.511 x
7,82
=
12.000
j.
15 x
14,95
=
225
66. Schat de uitkomsten. a. 9,95 ÷ 1,95
=
5
÷ 3,98
=
5
g. 224,85 ÷ 25,25
=
9
÷ 8,99
=
9
a.
10,08 x
f. 19,95
b.
120,85
÷ 5,98
=
20
c.
14,11
÷ 7,05
=
2
h. 81,95
d.
20,998
÷ 9,95
=
2
i. 1.595
÷ 39,95
=
40
e.
1.411
÷ 70,12
=
20
j. 5,25
÷ 1,15
=
5
67. Noteer of de volgende opmerkingen volgens jou goed kunnen zijn of zeker fout zijn. fout a. Het gemiddelde gewicht van een kat is 89 kilogram. b.
Het aantal inwoners van Amsterdam is 12.000.000.
fout
c.
Een olietanker heeft een lengte van 1.200 centimeter.
fout
d.
De lengte van een volwassen man is 1,82 meter.
e.
Het gemiddelde weekloon van een verpleger is € 35.000,-.
fout
f.
De inhoud van een fles wijn is 250 liter.
fout
g
Het geheugen van een nieuwe computer is 30.000 bytes.
fout
h.
De maandhuur van een woning bedraagt € 12,75.
fout
i.
Het aantal inwoners van Nederland is ongeveer 16.600.000.000.
fout
j.
Het gemiddelde examenpunt in een klas is 73,2.
fout
k.
Het aantal vrouwelijke inwoners van Amsterdam is 48,92%.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
goed
Pagina 28
goed
© EIW BV
afronden afronden op decimalen Het komt vaak voor dat een getal afgerond moet worden. Afronden op twee decimalen wil zeggen dat het antwoord twee getallen achter de komma moet hebben. Dit betekent dat: je naar het derde cijfer achter de komma kijkt, is dit 5 of meer, dan tel je bij het tweede cijfer achter de komma 1 op en laat alles daarachter weg. is dit minder dan 5, dan doe je niets en laat je alles achter het tweede cijfer weg. Afronden op vijf decimalen wil zeggen dat het antwoord vijf getallen achter de komma moet hebben. Dit betekent dat: je naar het zesde cijfer achter de komma kijkt, is dit 5 of meer, dan tel je bij het vijfde cijfer achter de komma 1 op en laat alles daarachter weg. is dit minder dan 5, dan doe je niets en laat je alles achter het vijfde cijfer weg. Bij het afronden is het eerste getal na het getal waarop afgerond moet worden bepalend voor de uitkomst. Dus als je afrondt op 10 decimalen, dan vooral letten op decimaal 11. Getallen kunnen zowel naar beneden als naar boven afgerond worden. De regel bij afronden is dat als het eerste getal na het getal waarop afgerond moet worden 5 of meer is, naar boven afgerond moet worden; is dit getal 4 of minder dan moet naar beneden afgerond worden. voorbeelden
De uitkomst van een vermenigvuldiging is 119,4877436. Deze uit-
komst moet worden afgerond op twee decimalen (= plaatsen achter de komma). Er moet worden afgerond op 2 decimalen, dus is alleen het 3e getal bepalend voor de afronding; in dit geval is dat een 7; dus er wordt naar boven afgerond. Laat je alle decimalen vanaf de tweede decimaal weg, dan krijg je 119,48. Maar het eerste decimaal dat weggevallen is, is een 7. Dus wordt de 48 achter de komma verhoogd met 1. De uitkomst wordt dan ook 119,49. De uitkomst van een deling is 924,899396. Deze uitkomst moet worden afgerond op drie decimalen. Er moet worden afgerond op 3 decimalen, dus is alleen het 4e getal bepalend voor de afronding; in dit geval is dat een 3; dus er wordt naar beneden afgerond. Dit wil zeggen dat de verhoging met 1 niet mag. Op drie decimalen afronden levert op: 924,899. Het vierde decimaal is een 3, dus de verhoging mag nu niet. De uitkomst wordt dan gewoon 924,899.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 29
© EIW BV De einduitkomst van een berekening is 9,897456. Er moet afgerond
worden op één decimaal. Alleen het 2e getal is bepalend voor de afronding; in dit geval betreft het een 9; dus er wordt naar boven afgerond. De uitkomst wordt 9,9. De einduitkomst van een berekening is 794,945555. Er moet worden afgerond op twee decimalen. Alleen het 3e getal is bepalend voor de afronding; in dit geval is dat een 5; dus er wordt naar boven afgerond. De uitkomst wordt 794,95. Op hoeveel decimalen afgerond moet worden, is normaal gesproken gegeven in een opgave, behalve als het gaat om een berekening in geld. Dan geldt automatisch: afronden op twee decimalen (eurocenten dus). Als je te maken hebt met een samengestelde berekening waarbij achter elkaar meerdere berekeningen gedaan moeten worden, dan wordt alleen de einduitkomst afgerond. afronden op hele getallen Het komt vaak voor dat een uitkomst afgerond moet worden op een geheel getal. Hoe je dan moet afronden, is afhankelijk van de gestelde vraag. voorbeeld
Je hebt uitgerekend dat je 4,5 rol behang nodig hebt om jouw studeerkamer te behangen. Omdat je geen halve rollen kunt kopen, moet je het getal 4,5 naar boven afronden. Je moet dus 5 rollen behang kopen. Als je naar beneden afrondt op 4 rollen, kan een stuk muur niet behangen worden. Dat ziet niet uit. Soms moet je een uitkomst afronden op een aangegeven veelvoud. Bijvoorbeeld een veelvoud van 10. Dan neem je het getal deelbaar door 10 dat het kortste bij je uitkomst ligt. voorbeeld
Als er op een veelvoud van 10 afgerond moet worden, dan wordt het getal 136,9 afgerond op 140, want 136,9 ligt korter bij 140 dan bij 130. (Dit zijn de 2 dichtstbijzijnde veelvouden van 10.) Een getal precies in het midden ronden we af naar boven. Dus 135 wordt 140.
Let op
Als je rekenapparaat als uitkomst het getal 99,9961235 geeft, en je moet afronden op twee decimalen, dan laat je eerst alle andere decimalen weg en krijg je 99,99. Maar de derde decimaal is een 6, en we weten dat we dan het tweede getal achter de komma moeten verhogen met 1. De uitkomst moet dus zijn: 100,00. Want 0,01 meer dan 99,99 is 100.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 30
© EIW BV
opgaven 68. Rond de volgende getallen af op één decimaal nauwkeurig. a.
13,456123
=
13,5
f.
68,794989
=
68,8
b.
92,496025
=
92,5
g.
924,494156
=
924,5
c. 542,494445
=
542,5
h.
181,005601
=
181,0
78,995432
=
79,0
i.
624,995009
=
625,0
e. 325,394998
=
325,4
j.
899,995432
=
900,0
d.
69. Rond de volgende getallen af op twee decimalen nauwkeurig. a.
23,456123
=
23,46
f.
575,495189
=
575,50
b.
19,976025
=
19,98
g.
234,494156
=
234,49
c. 279,994445
=
279,99
h.
361,005601
=
361,01
d. 495,945432
=
495,95
i.
76,995009
=
77,00
e. 125,754998
=
125,75
j.
749,995432
=
750,00
70. Rond de volgende getallen af op drie decimalen nauwkeurig. a.
63,455523
=
63,456
f.
258,354989
=
258,355
b.
52,894425
=
52,894
g.
934,99951
=
935,000
c.
22,196745
=
22,197
h.
41,756009
=
41,756
d.
78,993432
=
78,993
i.
442,996102
=
442,996
e.
45,494998
=
45,495
j.
179,995562
=
179,996
71. Rond de volgende bedragen af op eurocenten. a.
€ 727,17825
=
€ 727,18
f.
€ 99,94895
=
€ 99,95
b.
€ 138,99999
=
€ 139,00
g.
€ 9,74999
=
€ 9,75
c.
€ 267,85945
=
€ 267,86
h.
€ 1.109,99999
=
€ 1.110,00
d.
€ 998,48785
=
€ 998,49
i.
€ 75,25485
=
€ 75,25
e.
€ 85,66666
=
€ 85,67
j.
€ 98,69492
=
€ 98,69
72. Rond de volgende bedragen af op vijf eurocenten. a.
€ 162,34
=
€ 162,35
f.
€ 631,86
=
€ 631,85
b.
€ 632,91
=
€ 632,90
g.
€ 57,39
=
€ 57,40
c.
€ 775,46
=
€ 775,45
h.
€ 5.785,88
=
€ 5.785,90
d.
€ 9.982,96
= € 9.982,95
i.
€ 195,49
=
€ 195,50
e.
€ 392,26
=
j.
€ 1.062,81
=
€ 1.062,80
€ 392,25
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 31
© EIW BV 73. Rond de volgende getallen af op een veelvoud van 5. a.
236 =
235
d.
9.953 =
9.955
b.
679 =
680
e.
17,65 =
20
c.
748,9 =
750
f.
929,75 =
930
74. Rond de volgende getallen af op een veelvoud van 10. a.
826 =
830
d.
2.359 =
2.360
b.
481 =
480
e.
6,76 =
10
c.
218,2 =
220
f.
1.203,97 =
1.200
75. Rond de volgende getallen af op een veelvoud van 25. a.
715 =
725
d.
412,25 =
400
b.
8.534 =
8.525
e.
787,60 =
800
c.
762,75 =
775
f.
182,15 =
175
76. Rond de volgende getallen af op een veelvoud van 50. a.
1.585 =
1.600
d.
625,10 =
650
b.
5.775,50 =
5.800
e.
15.976,50 =
16.000
c.
7.425,50 =
7.450
f.
8.777,77 =
8.800
77. Rond de volgende getallen af op een veelvoud van 100. a. 975 = 1.000 d. 527 =
500
b.
7.817 =
7.800
e.
32.538 =
32.500
c.
1.875,6 =
1.900
f.
4.167 =
4.200
78. Bereken (afronden op € 500,-): € 1.200.000,- ÷ 27 = a.
€
44.444,-
=
€
44.500,-
b.
€
675.800,-
÷
12
=
€
56.316,-
=
€
56.500,-
c.
€
312.459,-
÷
8
=
€
39.057,-
=
€
39.000,-
d.
€
124.089,25
x
7
=
€
868.625,-
=
€
868.500,-
e.
€
624,55
x
21
=
€
13.155,-
=
€
13.000,-
79. Bereken (afronden op € 100,-): a. € 1.200.000,- ÷ 27 = €
44.400,-
b.
€
675.800,-
÷ 12
= €
56.300,-
c.
€
312.459,-
÷ 8
= €
39.100,-
d.
€
124.089,25
x 7
= €
868.600,-
e.
€
624,55
x 21
= €
13.100,-
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 32
© EIW BV 80. De kassabon geeft een eindbedrag van € 93,68. Op de deur van de winkel is een sticker geplakt met de tekst "Hier worden contante betalingen afgerond". a. Welk bedrag moet je aan de kassa betalen? € 93,70 b. Hoeveel wisselgeld krijg je terug als je betaalt met twee eurobiljetten van vijftig? € 6,30 81. De kassabon geeft een eindbedrag van € 123,54. Op de deur van de winkel is een sticker geplakt met de tekst "Hier worden contante betalingen afgerond". a. Welk bedrag moet je aan de kassa betalen? € 123,55 b. Hoeveel krijg je terug als je betaalt met een eurobiljet van honderd en een eurobiljet van vijftig? € 26,45 82. Je gaat een muur verven met een muurverf die in grote blikken verkocht wordt. Op het blik staat dat je per blik 10 m2 muur kunt verven. De oppervlakte van de te verven muur is 18 m2. Hoeveel van deze blikken verf moet je minstens kopen? 18 ÷ 10 = 1,8 = 2 blikken verf 83. Je gaat de muren van de woonkamer behangen. Je hebt uitgerekend dat je 47 banen behang nodig hebt. Uit één rol behang kun je drie banen knippen. Hoeveel rollen behang moet je minstens kopen? 47 ÷ 3 = 15,7 = 16 rollen behang 84. Om de keukenvloer opnieuw te betegelen heb je tegels uitgezocht. Deze tegels worden per doos verkocht. In een doos zitten tegels om 3 m2 vloer te betegelen. De oppervlakte van de keukenvloer is 19 m2. Hoeveel dozen tegels heb je minimaal nodig? 19 ÷ 3 = 6,333 = 7 dozen tegels 85. Om het plafond met schrootjes te voorzien heb je schroten nodig van 3,6 meter. Je hebt uitgerekend dat je 125 schroten nodig hebt. De schroten zitten per 8 verpakt. Hoeveel pakken heb je minimaal nodig voor dit plafond? 125 ÷ 8 = 15,625 dus minimaal 16 pakken. 86. In Nederland wonen ongeveer 16,6 miljoen inwoners in 12 provincies. Hoeveel inwoners wonen er gemiddeld per provincie (afronden op veelvouden van 10.000 inwoners)? 16.600.000 ÷ 12 = 1.383.333,33 dus 1.380.000 inwoners. 87. Bij de thuiswedstrijden van Ajax zijn in totaal 411.213 betalende toeschouwers aanwezig geweest. Ajax speelde het afgelopen jaar 17 thuiswedstrijden. Bereken hoeveel toeschouwers gemiddeld een thuiswedstrijd bijwoonden (afronden op veelvouden van 1.000 toeschouwers). 411.213 ÷ 17 = 24.189, afgerond 24.000 toeschouwers.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 33
© EIW BV 88. Een busonderneming is gespecialiseerd in vakantiereizen naar Spanje. Het afgelopen jaar zijn 13.412 personen vervoerd in totaal 254 bussen. Hoeveel personen zaten er gemiddeld in een bus (afronden op veelvouden van 5 personen)? 13.4123 ÷ 254 = 52,8 personen, afgerond 55 personen.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 34
© EIW BV
aan de slag met getallen 89. Een gemeente met twaalfduizend inwoners betaalt per jaar negen ton aan een afvalverwerkingsbedrijf. Hoeveel is het bedrag gemiddeld per inwoner? € 900.000 ÷ 12.000 = € 75,- per inwoner. 90. Jouw netto-inkomen van het afgelopen jaar bedraagt € 9.890,75. In dat jaar heb je € 10.430,80 uitgegeven. Bereken het bedrag dat je het afgelopen jaar teveel uitgegeven hebt. € 9.890,75 - € 10.430,80 = - € 540,05. 91. De buitentemperatuur is -11 graden Celsius. In de koelruimte is de temperatuur 5 graden Celsius. Bereken het temperatuurverschil. 16 graden 92. Claudius is 48 jaar voor Christus geboren, Romerus is 22 jaar na Christus geboren. Wie is dan het oudste en hoeveel jaar is hij ouder? Claudius is de oudste, 70 jaren ouder. 93. Het saldo van jouw bankrekening bedraagt op 4 mei - € 288,55. Je staat dus “rood”. Je betaalt per acceptgiro een bedrag van € 43,75 aan Bol.com. Bereken het nieuwe banksaldo. - € 288,55 - € 43,75 = - € 332,30 94. Op jouw bankrekening staat een saldo van - € 623,68. Je staat dus “rood”. Je wilt aan het einde van de week een bedrag van € 275,- op deze bankrekening hebben staan. Hoeveel moet je dan bijstorten? - € 623,68 + € 898,68 =
€ 275,-; Of € 275,00 - - € 623,68 = € 898,68.
95. Het saldo van jouw bankrekening bedraagt op 30 januari - € 645,75. Je staat dus “rood”. Per 31 januari wordt jouw maandloon van € 1.402,50 op deze rekening bijgeschreven. Op dat moment wordt er ook € 450,- afgeschreven voor de huur van jouw studentenkamer Wat staat op jouw bankrekening na deze bij- en afschrijving? - € 645,75 + € 1.402,50 - € 450,- = € 306,75 96. Een onderzeeboot ligt in zee op een diepte van -145 meter. Een vliegtuig vliegt op een hoogte van 840 meter. Hoeveel meter hoogteverschil is er tussen de onderzeeboot en het vliegtuig? 840 - - 145 = 985 meter
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 35
© EIW BV 97. Het saldo van jouw bankrekening bedraagt op 3 mei -€ 216,35. Je staat dus “rood”. Op 28 mei wordt jouw maandloon van € 1.245,95 op deze rekening bijgeschreven. Op 29 mei maak je € 250,- over naar de bankrekening van jouw neef, omdat je dit bedrag van hem geleend had. Wat staat op jouw bankrekening na deze bij- en afschrijving? - € 216,35 + € 1.245,95 - € 250,- = € 779,60 98. In de ochtend van 13 februari geeft de thermometer -17 graden Celsius aan. De temperatuur stijgt in de loop van de middag met 8 graden. In de loop van de avond daalt de temperatuur met 12 graden. Wat is de temperatuur aan het einde van de dag? - 17 + 8 - 12 = -21 graden Celsius. 99. De Nederlandse regering wil in drie jaar tijd zevenentwintig miljard euro bezuinigen. In Nederland wonen ongeveer zestieneneenhalf miljoen inwoners. Bereken het bezuinigingsbedrag per inwoner. € 27.000.000.000 ÷ 16.500.000 = € 1.636,36 per inwoner. 100. Het aantal werkende inwoners omvat vijf miljoen personen. Het aantal werkzoekenden bedraagt veertigduizend personen. Hoeveel werkende personen zijn er per werkzoekende? 5.000.000 ÷ 40.000 = 125. Dus per 125 mensen met een baan is er een werkzoekende. 101. In de gemeente Valkenburg aan de Geul wordt drie miljoen euro geïnd aan onroerendezaakbelasting. Er wonen zestienduizend inwoners. Bereken het bedrag dat een inwoner van Valkenburg aan de Geul gemiddeld betaalt aan onroerendezaakbelasting. € 3.000.000 ÷ 16.000 = € 187,50. 102. Transportbedrijf Steenmans gebruikt in een periode honderdduizend liter diesel. In totaal worden er in die periode anderhalf miljoen kilometers afgelegd. Bereken het aantal kilometers dat in dit transportbedrijf gemiddeld per liter diesel gereden wordt. 1.500.000 ÷ 100.000 = 15 kilometer per liter. 103. Vervoersonderneming Nelissen gebruikt in een jaar vierhonderdduizend liter benzine. In totaal worden er in die periode 4,8 miljoen kilometers afgelegd. Hoeveel kilometers wordt bij deze vervoersonderneming gemiddeld met 1 liter benzine gereden? 4.800.000 ÷ 400.000 = 12 kilometer per liter. 104. De provincie Zeeland heeft het afgelopen jaar 1,2 miljoen euro uitgegeven aan subsidies op cultureel gebied. Zeeland heeft achthonderdduizend inwoners. Bereken het bedrag per inwoner dat in Zeeland gemiddeld is uitgegeven aan culturele subsidies. € 1.200.000 ÷ 800.000 = € 1,50 per inwoner.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 36
© EIW BV 105. We verbruiken in ons land met 16.592.620 inwoners per jaar vierenvijftig miljard liter water. Bereken hoeveel liter op jaarbasis dat per inwoner is (afronden op veelvouden van vijftig liter). 54.000.000.000 ÷ 16.592.620 = 3.254,46 liter = 3.250 liter. 106. Tijdens het feestweekend in Olst zijn consumptiebonnen te koop. Een bon kost € 1,60. a. Hoeveel moet je betalen voor 25 consumptiebonnen? 25 x € 1,60 = € 40,-. b. Hoeveel consumptiebonnen krijg je voor € 32,-. € 32,- ÷ € 1,60 = 20 bonnen c. Je wilt voor € 50,- consumptiebonnen kopen. Hoeveel consumptiebonnen krijg je? € 50,- ÷ € 1,60 = 31,25 bonnen; dus 31 stuks d. Je wilt voor € 25,- consumptiebonnen. Hoeveel wisselgeld krijg je terug? € 25,- ÷ € 1,60 = 15,6; € 25 – (15 x € 1,60) = € 1,- wisselgeld. 107. Tijdens een concert van Guus Meeuwis kost een consumptiebon € 1,75. a. Hoeveel consumptiebonnen krijg je voor honderd euro? € 100,- ÷ € 1,75 = 57,14 bonnen; dus 57 bonnen. b. Hoeveel wisselgeld krijg je terug als je voor € 150,- consumptiebonnen koopt? € 150- ÷ € 1,75 = 85 bonnen, € 150 – (85 x € 1,75) = € 1,25 wisselgeld. 108. Tijdens de vierdaagse van Nijmegen kun je bossen gladiolen kopen voor zeven euro vijfennegentig. a. Hoeveel bossen kun je kopen voor vijftig euro? € 50,- ÷ € 7,95 = 6,29 bossen; dus 6 bossen. b. Hoeveel wisselgeld krijg je terug als je voor zestig euro bossen gladiolen koopt? € 60,- ÷ € 7,95 = 7 boeketten; € 60 – (7 x € 7,95) = € 4,35 wisselgeld. 109. In een supermarkt zijn in de broodafdeling de tijgerbroodjes in de aanbieding. De normale prijs voor de tijgerbroodjes is € 0,70 per stuk. Tijdens de aanbieding geldt: “6 halen 5 betalen”. a. Hoeveel betaal je tijdens deze actie voor 8 tijgerbroodjes? 6 voor € 3,50 en 2 x € 0,70 = € 3,50 + € 1,40 = € 4,90. b. Hoeveel voordeel heb je tijdens deze actie als je acht broodjes neemt? 8 x € 0,70 - € 4,90 = € 0,70. Of 1 tijgerbroodje voordeel. c. Hoeveel betaal je tijdens de actie voor 14 tijgerbroodjes? 12 voor 2 x € 3,50 en 2 x € 0,70 = € 7,00 + € 1,40 = € 8,40. d. Hoeveel betaal je tijdens de actie voor 21 tijgerbroodjes? 18 voor 3 x € 3,50 en 3 x € 0,70 = € 10,50 + € 2,10 = € 12,60. e. Wat is goedkoper: 23 broodjes of 24 broodjes kopen? Je betaalt voor 23 broodjes evenveel als voor 24 broodjes. Omdat het zesde broodje steeds gratis is. Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 37
© EIW BV 110. In de plaatselijke drogisterij is de tandpasta in de aanbieding. De normale prijs is € 2,85 per tube tandpasta. Tijdens de aanbieding geldt: “bij aankoop van 5 tubes, twee tubes gratis”. a. Hoeveel betaal je tijdens deze actie voor 14 tubes tandpasta? 10 x € 2,85 = € 28,50, de andere 4 tubes zijn gratis. b. Hoeveel voordeel heb je tijdens deze actie als je veertien tubes tandpasta koopt? 4 x € 2,85 = € 11,40. c. Hoeveel betaal je tijdens de actie voor 10 tubes tandpasta? 7 voor 5 x € 2,85 en 3 x € 2,85 = 8 x € 2,85 = € 22,80 d. Hoeveel betaal je tijdens de actie voor 21 tubes tandpasta? 15 voor 15 x € 2,85 en 6 gratis = € 42,75. e. Wat is goedkoper: vijf tubes, zes tubes of zeven tubes tandpasta kopen? Je betaalt voor alle drie de mogelijkheden evenveel. De zesde en zevende tube zijn namelijk gratis. 111. Je moet in vier verschillende winkels de volgende bedragen betalen: winkel 1 € 5,25, € 34,65, € 1,45, € 2,45, € 25,65 winkel 2 € 13,55, € 4,85, € 7,95, € 9,75, € 36,75 winkel 3 € 19,75, € 33,85, € 11,49, € 7,56, € 29,79 winkel 4 € 224,59, € 138,69, € 111,55, € 22,98, € 125,95 Bereken het bedrag dat je in elke winkel moet betalen. € 69,45 Winkel 1 Winkel 2 € 72,85 Winkel 3
€ 102,44
Winkel 4
€ 623,76
Totaal
€ 868,50
112. Frank Krooshof koopt bij de plaatselijke supermarkt de volgende artikelen: 2 zakken chips; de prijs per zak is € 1,06 5 rollen drop; de prijs per rol is € 0,45 4 blikken soep; de prijs per blik is € 1,52 1 krat bier; de prijs (inclusief emballage) is € 7,95 Aan de kassa levert Frank een emballagebon in ter waarde van € 5,25. Frank betaalt aan de kassa met een biljet van twintig euro. Bereken het bedrag dat Frank aan wisselgeld terugkrijgt. € 2,12 € 2,25 € 6,08 € 7,95 € 18,40 - € 5,25 = € 13,15 Wisselgeld € 20,- - € 13,15 = € 6,85
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 38
© EIW BV 113. Remie Pothuizen, secretaris van de plaatselijke tennisvereniging, koopt bij een kantoorwinkel de volgende artikelen met de volgende prijzen: 2 schrijfblokken à € 1,15 2 inktpatronen à € 17,50 5 rollen plakband à € 0,80 7 pennen à € 1,20 Bereken het totaalbedrag dat Remie aan wisselgeld terugkrijgt als hij betaalt met drie biljetten van twintig euro. Schrijfblokken € 2,30 inktpatronen € 35,00 plakband € 4,00 pennen € 8,40 totaal € 49,70 € 60,00 Wisselgeld € 10,30 114. Anouck Heckers koopt bij een supermarkt de volgende artikelen: 2 zakken aardappelen; de prijs per zak is € 2,09 10 minipuntjes; de prijs per stuk is € 0,15 4 blikken tomatensoep; de prijs per blik is € 1,88 1 krat bier; de prijs (inclusief emballage) is € 9,45 Aan de kassa levert Anouck een emballagebon in ter waarde van € 2,40. Welk bedrag krijgt Anouck terug als zij betaalt met een eurobiljet van vijftig? € 4,18 € 1,50 € 7,52 € 9,45 € 22,65 - € 2,40 = € 20,25 € 50,- - € 20,25 = € 29,75
115. Tristan koopt bij de plaatselijke bouwmarkt de volgende artikelen: 2 zakken cement; de prijs per zak is € 8,95 5 hamers; de prijs per stuk is € 3,50 4 kilo spijkers; de prijs per kilo is € 4,75 1 doosje pluggen; de prijs per doosje is € 2,95 Welk bedrag krijgt Tristan terug als hij betaalt met een eurobiljet van honderd? Cement € 17,90 Hamers
€ 17,50
Spijkers
€ 19,00
Pluggen
€ 2,95
Totaal
€ 57,35 € 100,-
Wisselgeld
€ 42,65
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 39
© EIW BV 116. Bij de plaatselijke schoenengigant gelden de volgende aanbiedingen: laarzen van € 126,- nu voor € 115,- per paar, stiletto’s van € 88,- nu voor € 78,- per paar, pumps van € 78,- nu voor € 70,- per paar, het goedkoopste paar schoenen/laarzen bij aanschaf van 3 paar voor de helft van de actieprijs. a. Hoeveel kostten deze drie paar samen vòòr de actie? laarzen
€
126,-
stiletto’s
€
88,-
pumps
€
78,-
Totaal
€
292,-
b. Hoeveel kosten deze drie paar samen tijdens de actie? laarzen
€
115,-
stiletto’s
€
78,-
€
35,-
€
228,-
pumps
€ 70,- ÷ 2 =-
Totaal
117. Jos komt met de trein naar school. Het treinabonnement kost voor een schooljaar € 1.132,-. Jos kan de oude auto van zijn opa kopen voor een vriendenprijsje. Volgens opa moet Jos erop rekenen dat hij aan verzekering € 25,- per maand gaat betalen. De wegenbelasting is € 32,- per maand. Voor onderhoud (inclusief apk-keuring) en afschrijving moet hij per jaar € 500,begroten. a. Met hoeveel vaste lasten op jaarbasis moet Jos rekening houden als hij de auto van zijn opa wil overnemen? verzekering 12 x € 25 € 300, afschrijving
€
500,-
wegenbelasting 12 x € 32
€
384,-
Totaal
€
1.184,-
Per gereden kilometer is Jos € 0,11 kwijt aan benzinekosten. De enkele afstand van huis naar school is 25 kilometer. Jos gaat elke week 5 dagen naar school. Hij gaat 40 weken naar school. b. Hoeveel gaat Jos jaarlijks aan benzine betalen als hij de auto alleen gaat gebruiken om naar school en terug naar huis te rijden. wekelijks 5 x ( 2 x 25 ) = 250 kilometer. jaarlijks = 250 x 40 = 10.000 kilometer. benzinekosten per jaar 10.000 x € 0,11 = € 1.100,Omdat Jos reizend met een auto per week 10 uren minder reistijd heeft, kan hij een baantje zoeken om de kosten van de auto te betalen. Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 40
© EIW BV c. Hoeveel moet dit baantje op jaarbasis minimaal opleveren, zodat Jos de auto van zijn opa kan overnemen? Totale kosten = € 1.184 + € 1.100 = € 2.284,Tekort, rekening houdend met het treinabonnement is € 2.284 - € 1.132 = € 1.152,-. Dit is minimaal bij te verdienen. 118. Bij de plaatselijke doe-het-zelfzaak gelden de volgende aanbiedingen voor het elektrisch gereedschap van het huismerk: accuboormachine € 87,95 nu voor € 72,50, decoupeerzaag € 59,95. nu voor € 52,50, schaafmachine € 79,50 nu voor € 67,50, bij aankoop van de drie apparaten een extra korting van € 15,- op de decoupeerzaag en van € 7,50 op de schaafmachine. Bereken de totale korting als je de drie elektrische apparaten koopt. accuboormachine € 15,45 decoupeerzaag
€
7,45
schaafmachine
€
12,00
extra kortingen
€
22,50
Totaal
€
57,40
119. Je bent geslaagd voor je niveau 4-opleiding. Dit is voor jou aanleiding om voor je beste vrienden een examenfeest te organiseren. Dat kan in een kroeg in het dorp. Met de kroegbaas kun je een vast bedrag van € 21,50 per persoon voor consumpties afspreken. Er kan gekozen worden: pils, fris, wijn of mixdrank. Je verwacht dat er 38 personen aanwezig zullen zijn. Je kunt natuurlijk ook per consumptie afrekenen. Pils en fris kosten per consumptie € 1,40. Een glas wijn kost € 2,50 en een mixdrank kost € 8,-. Je verwacht 20 pilsdrinkers, per persoon goed voor 15 pils per avond. Er zullen 4 mixdrank drinkers zijn, die per persoon wel 4 drankjes op krijgen. Zes personen zullen wijn drinken, per persoon 5 glazen. Acht vrienden drinken fris, per persoon 8 glazen. Toon met een berekening aan wat goedkoper is: een vast bedrag per persoon of het aantal werkelijk gedronken consumpties afrekenen. Vast bedrag per persoon = 38 x € 21,50 = € 817,- . Werkelijke consumpties: pilsdrinkers 20 x 15 x € 1,40 = € 420,mixers 4 x 4 x € 8,-
= € 128,-
wijndrinkers 6 x 5 x € 2,50
=
€ 75,-
frisdrinkers 8 x 8 x € 1,40
=
€ 89,60
Totaal = € 712,60 Bij deze prognose zou per consumptie betalen goedkoper zijn. Dat scheelt € 104,40. Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 41
© EIW BV 120. Van twee ledlampen zijn de volgende gegevens bekend: ledlamp Amanda € aanschafprijs aantal uren dat deze lamp kan branden € 500 uren laten branden kost aan stroom ledlamp August aanschafprijs aantal uren dat deze lamp kan branden 500 uren laten branden kost aan stroom
€ €
18,75 1.500 uur 4,00 19,50 2.000 uur 5,20
Je moet een ruimte 6.000 uur verlichten. Toon met een berekening aan welke ledlamp het voordeligste is. Je hebt 4 ledlampen Amanda nodig gezien het aantal branduren. aanschaf Amanda lampen stroomkosten
= 4 x € 18,75 = €
75,-
(6.000 ÷ 500) x € 4,- = €
48,-
totale kosten Amanda
= € 123,-
Je hebt 3 ledlampen August nodig gezien het aantal branduren. aanschaf August lampen stroomkosten
= 3 x € 19,50
= € 58,50
(6.000 ÷ 500) x € 5,20 = € 62,40
totale kosten August
= € 120,90.
ledlamp August is het voordeligste.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 42
© EIW BV 121. Van twee mobieltjes staan op internet de volgende gegevens:
abonnementskosten per maand gratis berichtjes gratis belminuten berichtje belminuut mobieltje
abonnementsduur
mobiel Antara
mobiel Costa
€ 10,40 per maand 60 per maand € 0,10 € 0,08 gratis
geen geen geen € 0,11 € 0,09 gratis bij afname van minimaal € 25,- per maand beltegoed gedurende 12 maanden nvt
24 maanden
Je wilt één van deze twee mobieltjes aanschaffen. a. Wat is de voordeligste “mobiel” als je er vanuit gaat dat je 120 berichtjes en 200 belminuten per maand gebruikt? Mobiel Antara abonnement
€
10,00
berichtjes
(120-40) x € 0,10 =
€
8,00
belminuten (200-60) x € 0,08 =
€
11,20
Totaal Antara
€
29,20
€
0,00
120 x € 0,11 =
€
13,20
belminuten 200 x € 0,09 =
€
18,00
Totaal Costa
€
31,20
Mobiel Costa abonnement berichtjes
Antara is dan maandelijks € 2,- voordeliger.
b. Wat is de voordeligste “mobiel” als je er vanuit gaat dat je 100 berichtjes en 80 belminuten per maand gebruikt? Mobiel Antara abonnement
€
10,00
berichtjes
€
6,00
belminuten (80-60) x € 0,08 =
€
1,60
Totaal Antara
€
17,60
€
0,00
€
11,00
belminuten 80 x € 0,09 =
€
7,20
Totaal Costa
€
18,20
(100-40) x € 0,10 =
Mobiel Costa abonnement berichtjes
100 x € 0,11 =
Antara is ook nu maandelijks voordeliger.; verder geen gratis toestel bij Costa
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 43
© EIW BV 122. Je zit in de organisatie van een groots muziekevenement in de buitenlucht. Jij bent belast met het aanvragen van de gemeentelijke vergunningen. De organisatie mag op het omheinde festivalterrein per dag maximaal 40.000 bezoekers toelaten. Om de vergunning te krijgen moet voldaan worden aan de volgende eisen: per 2.000 bezoekers moet er een toiletvoorziening zijn, per toiletvoorziening moeten 4 heren- en 6 damestoiletten zijn, per 4.000 bezoekers moet er een EHBO-post zijn, per EHBO-post moeten 4 gediplomeerde EHBO-ers aanwezig zijn, per 500 bezoekers moet een beveiliger aanwezig zijn, per 10.000 bezoekers moet er een nooduitgang zijn, per nooduitgang moeten 3 stewards aanwezig zijn. a. Bereken hoeveel damestoiletten aanwezig moeten zijn. Dus 20 x 6 = 120 40.000 ÷ 2.000 = 20 toiletvoorzieningen. damestoiletten. b. Bereken hoeveel EHBO-ers aanwezig moeten zijn. 40.000 ÷ 4.000 = 10 posten.
Dus 10 x 4 = 40 EHBO-ers.
c. Bereken hoeveel beveiligers aanwezig moeten zijn. 40.000 ÷ 500 = 80 beveiligers. d. Bereken hoeveel stewards er moeten zijn. 40.000 ÷ 10.000 = 4 nooduitgangen.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Dus 4 x 3 m= 12 stewards.
Pagina 44
© EIW BV 123. Van twee scooters zijn de volgende gegevens bekend: scooter Venetië verzekering per maand onderhoud en afschrijving per kilometer benzineverbruik 1 liter op 32 kilometer scooter Parma verzekering per maand onderhoud en afschrijving per kilometer benzineverbruik 1 liter op 40 kilometer
€ 28,50 € 0,08
€ 32,50 € 0,10
Pim is van plan één van deze twee scooters te kopen. Hij kiest voor de scooter met de minste kosten. Om dit te kunnen berekenen, beschikt Pim over de volgende informatie. Pim gaat er vanuit dat hij 21 dagen per maand naar school gaat. De enkele afstand naar school is 10 kilometer. Pim rijdt per maand acht keer een afstand van 30 kilometer (=retour) naar zijn werk. Pim denkt maandelijks 140 kilometer te rijden in zijn vrije tijd. Een liter benzine kost € 1,60. Toon met een berekening aan welk model scooter voor Pim het voordeligste is. kilometers naar school
21 x 2 x 10 =
420 km
kilometers naar werk
8 x 30 =
240 km
vrije tijd
140 km
Totaal
800
Scooter Venetië verzekering
€
28,50
onderhoud/afschrijving 800 x € 0,08 =
€
64,00
benzine (800 ÷ 32) x € 1,60 =
€
40,00
Totaal Venetië
€
132,50
verzekering
€
32,50
onderhoud/afschrijving 800 x € 0,10 =
€
80,00
benzine (800 ÷ 40) x € 1,60 =
€
32,00
Totaal Parma
€
144,50
Scooter Parma
Venetië is dan maandelijks € 12,- voordeliger.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 45
© EIW BV 124. Je mag van jouw praktijkopleider een uitstapje voor het personeel organiseren. Van elke deelnemer wordt een bijdrage verwacht. De hoogte van die bijdrage is afhankelijk van het aantal deelnemers. Het leerbedrijf vergoedt de volgende bedragen: vanaf 20 tot 25 personeelsleden € 800, vanaf 25 tot 30 personeelsleden € 975, vanaf 30 tot 40 personeelsleden € 1.135,De kosten van het uitstapje dat je in gedachte hebt, zijn: bushuur € 377, entree groep vanaf 20 tot 30 personen € 17,50 per persoon groep vanaf 30 tot 50 personen € 15,- per persoon eten en drank € 30,- per persoon a. Hoeveel bedraagt de bijdrage per deelnemer als 32 personeelsleden zich inschrijven voor het uitstapje? bushuur = € 377,entree 32 x € 15,-
=
€ 480,-
eten/drank 32 x € 30,- =
€ 960,-
totale kosten
= € 1.817,-
Tekort = € 1.817 – € 1.135 = € 682,Bijdrage per persoon is dan € 682,- ÷ 32 = € 21,31 b. Hoeveel bedraagt de bijdrage per deelnemer als 28 personeelsleden zich inschrijven voor het uitstapje? bushuur = € 377,entree 28 x € 17,50
=
€ 490,-
eten/drank 28 x € 30,- =
€ 840,-
totale kosten
= € 1.707,-
Tekort = € 1.707 – € 975 = € 732,-. Bijdrage per persoon is dan € 732,- ÷ 28 = € 26,14. c. Toon met een berekening aan dat de bijdrage per deelnemer bij 28 inschrijvingen hoger is dan bij 25 inschrijvingen. bushuur entree 25 x € 17,50
= =
eten/drank 25 x € 30,- = totale kosten
€ 377,€ 437,50 € 750,-
= € 1.564,50
Tekort = € 1.564,50 – € 975,- = € 589,50. Bijdrage per persoon is dan € 589,50 ÷ 25 = € 23,58. Antwoord van vraag b is hoger, dus met 25 deelnemers is de bijdrage lager.
Rekenen op niveau 3F, domein getallen
Pagina 46