Taal op niveau Spelling en grammatica 2F 3F
Naam:
Groep:
Uitgeverij: Edu’Actief b.v. Meppel Auteur: Ruud Schinkel Redactie: Elma Draaisma, Edu’Actief b.v. Meppel Vormgeving: Edu’Actief b.v. Meppel Beeld: Edu’Actief b.v. Meppel Illustraties: Edu’Actief b.v. Meppel Drukwerk: Wöhrmann Print Service, Zutphen Taal op niveau ISBN: 978 90 3720 837 5 NUR: 114 Trefwoord: Spelling en grammatica 2F 3F Copyright © 2012 Edu'Actief b.v. Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522 - 235235 Fax: 0522 - 235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl Eerste druk/eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Inhoud
Inhoud ............................................................................................................... 3 Voorwoord .......................................................................................................... 5 1. Samenstellingen ............................................................................................... 7 2. Verkleinwoorden na een open klinker .................................................................. 15 3. Bijvoeglijke naamwoorden ................................................................................. 17 4. Kofschiptaxi .................................................................................................... 21 5. Engelse werkwoorden ....................................................................................... 24 6. Zinsdelen ........................................................................................................ 28 7. Enkelvoud of meervoud ..................................................................................... 41 8. Verwijswoorden ................................................................................................ 44 9. Meervouds-n bij zelfstandige verwijzing ............................................................... 49 10. Trappen van vergelijking.................................................................................. 51 11. Je, jij en jouw ................................................................................................ 57 12. Leestekens .................................................................................................... 61 13. ’s Ochtends en zo ........................................................................................... 70 14. Voorvoegsel (prefix) ........................................................................................ 73 15. Homofonen, homoniemen en synoniemen ......................................................... 76
Inhoud 3
4
Voorwoord Bij Taal op niveau hoort een DigiCode-licentie die toegang geeft tot de website www.taalopniveau.info. Deze code vind je in je portfoliomap. Op deze website vind je hulpmiddelen bij de opdrachten. De DigiCode-licentie dient eerst geactiveerd te worden. •
Ga naar digicode.edu-actief.nl.
•
Bovenaan de pagina staan vier lege vakken. Vul hier de DigiCode-licentie in die je bij dit product hebt gekregen. De DigiCode-licentie bestaat uit 4 maal 6 tekens en is niet hoofdlettergevoelig.
•
Klik op de knop ‘Activeren’ en volg de verdere instructies op de website.
Je kunt hierna twee jaar gebruikmaken van www.taalopniveau.info. Op de website staat bij elk hoofdstuk meer oefenmateriaal.
Voorwoord 5
6
1. Samenstellingen
Uitleg Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor zelfstandige en concrete zaken als: • mensen (de vrouw, het kind) • beesten (het konijn, de goudvis) • voorwerpen (de fiets, het gebouw). Maar zelfstandige naamwoorden zijn ook abstracte dingen als: • gevoelens (het verdriet, de blijdschap) • tijdsruimten (de nacht, het weekend) • plaatsen (Amsterdam, het eiland) • namen (Maria, Gert) • eigenschappen (de lengte, de hoogte) • gebeurtenissen (de oorlog, het gevecht). Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten (de, het of een).
Opdracht 1 Zet een kruisje voor de zelfstandige naamwoorden: blind boers vol boertje yoghurt broederlijk diepte jammer fijne zucht scheerapparaat Zeist studeren blinde waardeloos blinden commentaar suiker
Uitleg Zelfstandige naamwoorden kunnen in het meervoud gezet worden. Aan het einde van het meervoud staat dan vaak -en, -s of -eren.
Opdracht 2 Schrijf het meervoud van de volgende zelfstandige naamwoorden op: ei
bad
steeg
vlaag
dans
kind
kalf
wind
tube
wortel
mening
water 1. Samenstellingen
7
Meer oefenen? Als je het lastig vindt om alle meervouden te vinden, ga dan naar de methodesite.
Uitleg Samenstellingen Een samenstelling is • zak + • groot + • roei +
een woord dat uit meerdere woorden bestaat: lamp = zaklamp vader = grootvader boot = roeiboot.
Samenstellingen kunnen uit de volgende combinaties bestaan: • twee zelfstandige naamwoorden Æ stadsbus • bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord Æ kleingeld • voorzetsel + zelfstandig naamwoord Æ tegenstander • werkwoord (de stam) + zelfstandig naamwoord Æ werkplaats. Het laatste woord in de samenstelling bepaalt het geslacht en dus het lidwoord van het woord: • het bad + de kamer = de badkamer • het schaap + de stal = de schapenstal.
Opdracht 3 Maak van de volgende woorden samenstellingen. Zet het juiste lidwoord erbij. Kijk naar het voorbeeld en vul de rest in:
8
personen
+
auto
=
land
+
bouw
=
kern
+
centrale
=
hoog
+
school
=
slapen
+
kamer
=
gebaar
+
taal
=
kerst
+
feest
=
wandelen
+
tocht
=
rekenen
+
machine
=
voetballen
+
team
=
barbecue
+
rooster
=
leven
+
gemeenschap
=
denken
+
patroon
=
pasen
+
haas
=
top
+
prestatie
=
1. Samenstellingen
de
personenauto
Uitleg Als er twee woorden aan elkaar geschreven worden, kan er een letter tussen komen. Deze tussenletter is dan -s, -e, -en of -er. De belangrijkste regels: • Bij de meeste samenstellingen gebruiken we de tussenletters -en (handenbinder, toetsenbord, puntenslijper). • We gebruiken -e als het eerste woord van de samenstelling een persoon of object is waarvan er maar één is (Koninginnedag, zonneschijn). • We gebruiken -e als het eerste woord van de samenstelling géén zelfstandig naamwoord is (spinnewiel; spin is van het werkwoord spinnen en niet van het zelfstandig naamwoord spin). • We gebruiken de tussenletters -er voor zelfstandige naamwoorden die -eren in het meervoud krijgen (kinderfeestje, eierkoek). • De tussenletter -s gebruiken we als het eerste woord is afgeleid van een werkwoord en eindigt met -ing (verbrandingsoven, bindingsangst). • De tussenletter -s gebruiken we ook als het eerste woord een verkleinwoord is (meisjesspeelgoed, potjeslatijn).
Opdracht 4 Hieronder staan telkens twee woorden bij elkaar. Zet een kruisje voor het woord dat op de juiste manier gespeld is:
hanepoot hanenpoot
kalverenliefde kalverliefde
vingershoed vingerhoed
landingbaan landingsbaan
bokkepoot bokkenpoot
bandelichter bandenlichter
koninginnefeest koninginnenfeest
kortingsbon kortingbon
zonnepitten zonnenpitten
spinnenweb spinneweb
bladerendeeg bladerdeeg
handelingplan handelingsplan
Opdracht 5 Lees de volgende twee artikeltjes en zet een streep onder de samenstellingen:
Overlast door zingende Leeuwarder
AMSTERDAM - Een 35-jarige man uit Leeuwarden is zondagnacht opgepakt, omdat hij met zijn gezang geluidsoverlast veroorzaakte. Dat meldt de politie maandag. Agenten waren eerder in de nacht al bij de woning van de man aan de Offenbachstraat geweest na klachten van buurtbewoners over zijn luide gezang. Op straat was volgens de agenten het gezang van de Leeuwarder inderdaad duidelijk hoorbaar. De man werd gevraagd te stoppen met zingen en hij beloofde beterschap.
1. Samenstellingen
9
Die belofte hield de man echter niet. Diverse bewoners van de Componistenbuurt belden opnieuw de politie toen de man weer veel geluidsoverlast begon te veroorzaken. De 35jarige is naar een politiebureau gebracht, waar hij in een cel is gezet. Tegen de man wordt proces-verbaal opgemaakt. Bron: Novum 22 oktober 2012.
Paardenvlees met houterige nasmaak Een 34-jarige paardenslager is in zijn woonplaats Merrieland beboet door een medewerker van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De man heeft jarenlang paardenvlees verkocht aan de plaatselijke supermarkt. In het paardenvlees bleek zaagsel te zitten. Onderzoek op de vleesafdeling van de keuringsdienst wees uit dat het zaagsel van eikenhout was. De paardenslager heeft toegegeven dat hij enkele eikenhouten planken in het vlees had verwerkt. De valsspeler kreeg een zware geldboete. Verzonnen tekst.
Opdracht 6 Nu alles door elkaar. Schrijf de samenstellingen op met het lidwoord: zon
+
steek
=
bank
+
crisis
=
landing
+
gestel
=
kar
+
vracht
=
kind
+
boek
=
bed
+
goed
=
huis
+
eigenaar
=
spreken
+
gebrek
=
gat
+
kaas
=
slapen
+
tekort
=
Uitleg Tussen-n in samengestelde woorden Onze taal is voortdurend in beweging. Er komen nieuwe woorden bij en de spelling van woorden verandert. Neem bijvoorbeeld het woord pannenkoek. Tot 1996 was het een pannekoek. De reden: er past maar één koek tegelijk in de pan. Het werd pannenkoek omdat het woord pan maar op één manier in het meervoud gezet kan worden: pannen.
10
1. Samenstellingen
Het woord gemeente kan op twee manieren in het meervoud gezet worden: gemeenten en gemeentes. Bij samengestelde woorden gebruiken we daarom gemeente: • gemeentehuis • gemeentebestuur • gemeenteraad.
Opdracht 7 Kies de juiste spelling en leg je keuze uit. Kijk naar het voorbeeld en vul de rest in: Kurketrekker – kurkentrekker De juiste spelling is kurkentrekker. Uitleg: het woord kurk kan maar op één manier in het meervoud gezet worden: kurken. Groenteboer – groentenboer De juiste spelling is: Uitleg:
bordewasser – bordenwasser De juiste spelling is: Uitleg:
schapewol – schapenwol De juiste spelling is: Uitleg:
geboortekaartje – geboortenkaartje De juiste spelling is: Uitleg:
Uitleg De regel voor de tussen-n lijkt simpel. Maar er zijn verschillende uitzonderingen. Het woord zon kan maar op één manier in het meervoud worden gezet: zonnen. Dus zou je verwachten dat het zonnenstralen zijn. Helaas, het is zonnestralen. Samenstellingen met zon- (zonnestraal), maan- (mane-: maneschijn) en hel(hellepoort) krijgen geen tussen-n. Er is namelijk maar één zon, één maan en één hel!
1. Samenstellingen
11
Andere uitzonderingen: • als het eerste deel een lichaamsdeel is, maar in combinatie met het tweede deel niet meer: kinnebak, ruggespraak • als een van de delen niet meer in zijn oorspronkelijke betekenis herkenbaar is: apekool • als het een bijvoeglijk naamwoord is en het eerste deel het tweede deel versterkt: beresterk, reuzeleuk.
Opdracht 8 Kijk naar het voorbeeld en vul de rest in: •
De god van de zon is een zonnegod.
•
Het vuur van de hel is het _______________
•
Het schijnen van de maan noemen we de _______________
•
Een steek van de zon is een _______________
•
Een bloem die op de zon lijkt noemen we een _______________
•
Een wijzer die de stand van de zon aangeeft is een _______________
Uitleg Samengestelde woorden bestaan vaak uit twee zelfstandige naamwoorden die aan elkaar geplakt zijn. Maar sommige zelfstandige naamwoorden kun je niet in het meervoud zetten. Enkele voorbeelden: tarwe, rijst en benzine. Dus gebruik je de e in samenstellingen.
Opdracht 9 Kijk naar het voorbeeld en vul de rest in:
12
•
Meel dat van tarwe is gemaakt heet tarwemeel.
•
Pap waar rijst in zit noemen we ______________________
•
Een pomp waar benzine uitkomt, noemen we een _______________
•
Brood dat van tarwe is gemaakt heet _______________
•
Een korrel van de tarweplant is een _______________
•
Melk gemaakt van rijst heet _______________
•
Het tekort aan benzine is een _______________
•
Een vlaai waar veel rijst in verwerkt is heet een _______________
1. Samenstellingen
Opdracht 10 Zoek de fouten in de volgende zinnen en zet de juiste spelling erachter. 1. De boeredochter deed de klompendans. 2. Door de maneschijn konden de padvinders het berevel goed zien. 3. De tarwenkorrels werden omgetoverd tot pannekoeken. 4. Bij de benzinepomp hing een penetrante benzinendamp. 5. Veel stadsmensen willen landenlijk wonen. 6. Het kleine kind was een hopenloze handebinder. 7. De gemeentenambtenaren hadden een grenzenloos vertrouwen in de nieuwe burgemeester. 8. De emmer zat boordenvol regenwater. 9. De Wegewacht is bedoeld om pechgevallen te verhelpen. Meer oefenen? Als je meer wilt oefenen met samenstellingen, ga dan naar de methodesite. Samenvatting Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden bestaat. Samenstellingen kunnen uit de volgende combinaties bestaan: • twee zelfstandige naamwoorden Æ stadsbus • bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord Æ kleingeld • voorzetsel + zelfstandig naamwoord Æ tegenstander • werkwoord (de stam) + zelfstandig naamwoord Æ werkplaats. Het laatste woord in de samenstelling bepaalt het geslacht en dus het lidwoord van het woord: • het bad + de kamer = de badkamer • het schaap + de stal = de schapenstal. Als er twee woorden aan elkaar geschreven worden, kan er een letter tussen komen. Deze tussenletter is dan -s, -e of -en. De belangrijkste regels: • Bij de meeste samenstellingen gebruiken we de tussenletters -en (handenbinder, toetsenbord, puntenslijper). • We gebruiken -e als het eerste woord van de samenstelling een persoon of object is waarvan er maar één is (Koninginnedag, zonneschijn). • We gebruiken -e als het eerste woord van de samenstelling géén zelfstandig naamwoord is (spinnewiel; spin is van het werkwoord spinnen en niet van het zelfstandig naamwoord spin).
1. Samenstellingen
13
• • • • •
14
We gebruiken de tussenletters -er voor zelfstandige naamwoorden die -eren in het meervoud krijgen (kinderfeestje, eierkoek). De tussenletter -s gebruiken we als het eerste woord is afgeleid van een werkwoord en eindigt met -ing (verbrandingsoven, bindingsangst). De tussenletter -s gebruiken we ook als het eerste woord een verkleinwoord is (meisjesspeelgoed, potjeslatijn). Bij woorden die op twee manieren in het meervoud gezet kunnen worden gebruiken we geen tussenletter (gemeentehuis, geboortekaartje). Sommige zelfstandige naamwoorden kun je niet in het meervoud zetten. Enkele voorbeelden: tarwe, rijst en benzine. Dus gebruik je de e in samenstellingen (rijstepap, benzinepomp).
1. Samenstellingen
2. Verkleinwoorden na een open klinker
Uitleg De volgende (grond)woorden eindigen met een lange klinker die met één klinkerteken wordt geschreven: • oma • auto • piano • accu • café. Als we deze woorden verkleinen, voegen we een klinker toe: • omaatje • autootje • pianootje • accuutje • cafeetje. Woorden die met een i eindigen vormen een uitzondering. De i wordt verlengd met een e: ie dus. • taxi Æ taxietje.
Opdracht 1 Schrijf van de volgende woorden het verkleinwoord op: menu
Æ
pizza
Æ
abri
Æ
poncho
Æ
cola
Æ
baco
Æ
radio
Æ
René
Æ
la
Æ
paraplu
Æ
reçu
Æ
hernia
Æ
pergola
Æ
sombrero
Æ
solo
Æ
trafo
Æ
paté
Æ 2. Verkleinwoorden na een open klinker
15
Uitleg De u in menu wordt als uu uitgesproken. De u in tiramisu wordt als oe uitgesproken. Tiramisu is een Italiaans woord. Voor veel van die buitenlandse woorden gelden andere regels. Bij het verkleinwoord van tiramisu gebruiken we een apostrof (’): tiramisu’tje. Niet dat we dat verkleinwoord vaak gebruiken, maar nu weet je wel hoe je het schrijven moet. Baby is ook zo’n buitenlands woord. De y in baby wordt als ie uitgesproken. Bij het verkleinwoord gebruiken we ook hier een apostrof: baby’tje.
Opdracht 2 Schrijf de verkleinwoorden op: sudoku
Æ
lolly
Æ
haiku
Æ
panty
Æ
Weet je er zelf ook een paar? Basiswoord
Verkleinwoord
Meer oefenen? Als je meer wilt oefenen met verkleinwoorden, ga dan naar de methodesite. Samenvatting Als we woorden verkleinen die eindigen met een lange klinker die met één klinkerteken wordt geschreven, voegen we een klinker toe. Een uitzondering is gemaakt voor de woorden die met een i eindigen. De i wordt verlengd met een e: ie dus. Voor buitenlandse woorden gelden vaak andere regels: • De u in tiramisu wordt als oe uitgesproken. Bij het verkleinwoord van tiramisu gebruiken we een apostrof (’): tiramisu’tje. • De y in baby wordt als ie uitgesproken. Bij het verkleinwoord gebruiken we ook hier een apostrof: baby’tje.
16
2. Verkleinwoorden na een open klinker
3. Bijvoeglijke naamwoorden
Uitleg Even vooraf Hoe zat het ook alweer met de bijvoeglijke naamwoorden? Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandige naamwoord: de foto is leuk – de leuke foto. Bijvoeglijke naamwoorden met en zonder -e Als er de of het voor het bijvoeglijke naamwoord staat, komt er een -e achter: het zieke kind, de dure jas, het oude huis … Als er een voor het bijvoeglijk naamwoord staat, komt er bij het-woorden geen e achter. • het kleine kind Æ een klein kind • het spannende verhaal Æ een spannend verhaal • het gewonde dier Æ een gewond dier Als er een voor het bijvoeglijk naamwoord staat, blijft bij de-woorden de e staan. • de lelijke soepkom Æ een lelijke soepkom • de groene kast Æ een groene kast
Opdracht 1 Verzin zelf de bijvoeglijke naamwoorden. Een
verhaal
Een
dier
Een
huis
Een
meisje
Een
liedje
Uitleg ‘Dingen’ zijn ergens van gemaakt. Een stoel is gemaakt van ijzer of van hout: een ijzeren stoel of een houten stoel. IJzeren en houten noemen we stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. Ze geven aan van welke stof een bepaald voorwerp is gemaakt. Deze woorden moet je met een -en schrijven: ijzeren, houten. Hoe weet je of je te maken hebt met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord? Daar is een makkelijke manier voor.
3. Bijvoeglijke naamwoorden
17
Een deu ur kan van alles zijn: • een mooie deur • een houten de eur • een nieuwe deur • een metalen deur. d Een deu ur wordt nie et gemaaktt van mooi of van nieu uw. Een deu ur kan wel gemaakt worden w van hout of van kunststtof. Mooi en n nieuw zijn n bijvoeglijk ke naamwoorden. Ho outen en me etalen zijn stoffelijke woorden. De D deur is van v dit bijvoeglijke naamw aal (van dez ze stof) gemaakt. materia
Opdrachtt 2 der staan co ombinaties met bijvoe eglijke naam mwoorden en stoffelijke bijvoegllijke Hierond naamwoorden doo or elkaar. Zet Z een kruisje voor de e combinatties met sto offelijke woorden: bijvoeglijke naamw een rubberren handsch e hoen v vier nieuwe e spelers e een katoen nen handdoek z zesenzestig g lekkere be essen h houten paard het d gouden medaille de d mooiste de e medaille d eerste medaille de m d zilveren medaille de d verloren de n medaille
een roze e handscho oen een kapotte schoen n nnende verrhaal het span mijn oud dste zus het bevrroren waterr de meta alen fles zes gietiijzeren pan nnen zes dode e kikkers een beto onnen klink ker een bron nzen kalf
Opdrachtt 3 d volgende e zinnen tellkens het stoffelijke bijvoeglijke naamwoord d in. Vul in de (bakste een) De baks stenen muu ur. (zilver)
De ____ _________ ____ ring.
(staal)
De ____ _________ ____ zenuw wen.
(roestvrij staal)
Een ___ _________ _____ aanre echt.
(koper))
De ____ _________ ____ draad.
(karton)
De ____ _________ ____ verpak kking.
(zijde)
Veertien n ________ ________ bloemen. b
(karton)
Een ___ _________ _____ paase ei.
n) (katoen
Een ___ _________ _____ broek k.
U Uitleg e stoffelijke e bijvoeglijk ke naamwo oorden eind digen met -en. Veel sttoffen waarrvan de Niet alle naam uit u het Enge els of een andere a taal komt, word den zonderr -en gesch hreven: een n plastic fles, een gore-tex regenpak, een latex handschoen h n, een suèd de jas. Ook k stoffen ein ndigend een -en: ee en badstof handdoek, een kunsts stof deur. op -stoff krijgen ge
18
3. Bijvoeglijke B naamwoorrden
Opdracht 4 Vul in de volgende zinnen telkens het stoffelijke bijvoeglijke naamwoord in. (triplex)
Een triplex deur.
(kunststof)
Een _______________ raamkozijn.
(aluminium) Een _______________ auto. (badstof)
Twee _______________ sokken.
(formica)
Een _______________ tafelblad.
Uitleg Veel bijvoeglijke naamwoorden ontstaan uit werkwoorden. Dan gebruik je het voltooid deelwoord. Een belangrijke regel hierbij is dat je dat bijvoeglijke naamwoord zo kort mogelijk opschrijft. Bijvoorbeeld: • doden Æ gedood Æ het gedode dier • bekleden Æ bekleed Æ de beklede jas • overslaan Æ overgeslagen Æ het overgeslagen kind • verliezen Æ verloren Æ het verloren spel.
Opdracht 5 Kijk goed naar de voorbeelden en vul in: Werkwoord
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lopen
gelopen
de gelopen race
spinnen
gesponnen
de gesponnen suiker
verzinnen
het
verhaal
braden
het
vlees
begroten
het
bedrag
strekken
het
been
verkleden
het
kind
aankleden
de
pop
zetten
de
thee
Opdracht 6 Nog even alles door elkaar. Vul de juiste bijvoeglijke naamwoorden in: 1. De _______________ hond zette het _______________ huis op stelten. (jong, heel) 2. Het _______________ paard kreeg een _______________ klontje. (braaf, lekker)
3. Bijvoeglijke naamwoorden
19
3. De _______________ wind waaide door het _______________ raam. (hard, kapot) 4. Hij sloeg het _______________ dier met een _______________ pijp. (arm, lood) 5. Ik dronk de _______________thee uit een _______________ beker. (heet, plastic) 6. Het _______________ publiek ging door het _______________ toneelstuk heen praten. (vervelen, saai) 7. De _______________ buurman zwaaide naar de _______________ buurvrouw. (verbazen, aantrekkelijk) 8. Het _______________ schoolplein kreeg _______________ tegels (vergroten, brede) Meer oefenen? Als je meer wilt oefenen met bijvoeglijke naamwoorden, ga dan naar de methodesite. Samenvatting De meeste bijvoeglijke naamwoorden eindigen op een e als ze vóór het zelfstandig naamwoord staan: het zieke kind, de dure jas, het oude huis … Soms is het bijvoeglijk naamwoord zonder e. Een ziek kind, een sterk verhaal, een wild dier. Het bijvoeglijk naamwoord staat dan tussen het lidwoord een en vóór een hetwoord. ‘Dingen’ zijn ergens van gemaakt. Een stoel is gemaakt van ijzer of van hout: een ijzeren stoel of een houten stoel. IJzeren en houten noemen we stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. Ze geven aan van welke stof een bepaald voorwerp is gemaakt. Let op dat je deze woorden met een -en moet schrijven: ijzeren, houten. Niet alle stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen met -en. Veel nieuwe stoffen (of stoffen die uit het Engels komen) worden zonder -en geschreven: een plastic fles, een gore-tex regenpak, een latex handschoen. Veel bijvoeglijke naamwoorden ontstaan uit werkwoorden. Dan gebruik je het voltooid deelwoord. Een belangrijke regel hierbij is dat je dat bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk opschrijft.
20
3. Bijvoeglijke naamwoorden