Reinwardt Academie, Amsterdam Bachelor Cultureel Erfgoed Professional
Musea en Bedrijven: Op zoek naar een moderne samenwerking
Auteur: Rebecca Hess Supervisor: Paula dos Santos Studentnummer: 100610954 E-mail:
[email protected] Bunschoten-Spakenburg, juni 2013
Voorwoord Weer een eind en een nieuw begin Wat wil ik later worden? Deze vraag die ik mijzelf stelde in het vierde jaar van het VMBO en later nog eens aan het einde van het MBO heeft mij uiteindelijk geleid naar de Reinwardt Academie. Met het einde in zicht van de opleiding Cultureel Erfgoed Professional vraag ik mezelf af of ik nu eindelijk antwoord kan geven op deze prangende vraag die mij vanaf mijn 15e al achtervolgd. Heb ik eindelijk mijn interesses in kaart gebracht waardoor ik nu fulltime aan de slag kan gaan? Het schrijven van deze scriptie heeft mij weer een stapje dichterbij gebracht naar het antwoord. Kennis opdoen, participatie, samenwerking, community, allemaal begrippen die steeds meer inhoud krijgen voor mij en daardoor steeds belangrijker worden. Ik zou graag in de toekomst verbindingen willen leggen tussen bedrijven buiten het cultureel erfgoedwerkveld en musea. Om zo samenwerking tussen deze twee, op het oog verschillende soorten bedrijven, te stimuleren. Hopelijk kan ik door deze scriptie laten zien dat het uitreiken naar bedrijven niet per se inhoud dat er (te) commercieel hoeft worden gewerkt of dat er belangenconflicten hoeven te ontstaan. Ook voor musea komt er een eind van een hoofdstuk aan. Musea moeten meer contacten leggen en communiceren met de mensen om hun heen om te laten zien dat ze wel degelijk met de tijd mee gaan. Studies naar participatie en het incorporeren van kennis hebben geleid naar een upgrade van de museum identiteit. Musea worden steeds dynamischer, blijven niet meer binnen de museummuren. Het aangaan van een verbinding met bedrijven is weer een stapje verder om nieuwe relaties te laten ontstaan en de draagvlak van het museum te vergroten. Dus voeg een bedrijf aan je community toe en laat je verrassen door de nieuwe kennis, ideeën en creatieve resultaten die eruit zullen voortvloeien. Ik wil graag mijn scriptie begeleider Paula Dos Santos bedanken voor haar inzet, hulp
2
en kritische blik. Mijn vriendinnen en medestudenten: Penelope Erkamp, Nancy van den Eijnde en Lisa Cavero Cuenca voor hun steun en peptalks tijdens het schrijven van deze scriptie en last but not least wil ik mijn ouders bedanken die mij altijd steunen en zoveel mogelijk proberen te helpen, niet alleen met het vinden van het juiste pad tijdens het schrijven van deze scriptie maar ook bij het vinden van het juiste pad in mijn leven. Rebecca Hess Reinwardt Academie 2 juni 2013
3
Samenvatting Met deze scriptie onderzoek ik hoe je als museum een bedrijf kan toevoegen aan je community. Hiervoor ga ik in op de relatie tussen bedrijven en musea hoe die nu is, op welke manieren community bij musea worden ingezet en kijk ik hoe je daar bedrijven aan kan toevoegen. Als laatste kijk ik via een case study hoe het Museum Rotterdam bedrijven zou kunnen toevoegen aan hun community. Door onderzoek ben ik erachter gekomen dat musea op dit moment in contact komen met bedrijven via een lidmaatschap of sponsorschap. Bij dit contact ontstaat er een verbinding tussen de twee partijen. Helaas is deze verbinding vaak gericht op het management van beide partijen. Sommige bedrijven hebben een marketingafdeling dat zorgt voor de sponsorwerving en sommige musea hebben een directeur die zelf contacten legt met bedrijven en zo via persoonlijk contact met de directeur van het bedrijf sponsors werft. Het sponsorpakket dat wordt aangeboden door musea is bij de meeste musea om en nabij hetzelfde. Om aan de strategische doelstellingen van het bedrijf te voldoen, willen bedrijven kunst en cultuur sponsoren. Het gaat meer om de naam van het bedrijf te verbinden met de status van het museum dan dat er echt een relatie tussen de twee organisaties ontstaat. Weinig sponsorbedrijven maken dan ook gebruik van het aangeboden sponsorpakket. Echt contact tussen beide partijen en hun medewerkers is er niet. De relatie tussen bedrijven en musea is op dit moment daarom vaak oppervlakkig. Er zijn verschillende manieren voor musea om contact te maken met hun publiek. Door de jaren heen hebben veel mensen studies gedaan naar de manier waarop mensen leren en hoe ze kennis verzamelen. Ook naar participatie in musea is veel gekeken. Musea hebben zichzelf opengesteld om naast het zenden van kennis ook open te staan om kennis te ontvangen van zijn bezoekers. Het concept community is hiervoor veel gebruikt. Hierdoor zijn er in het erfgoedwerkveld veel verschillende soorten communities actief. Onder andere door het opzetten van communities en door zelf contact te maken met de bestaande communities hebben musea gezorgd voor een
4
communicatie lijn waarbij er een meer gelijkwaardige relatie is ontstaan tussen instituut en het publiek. Deze relatie is veel sterker dan de relatie van de sponsoring. Door het opzetten van een community met een bedrijf verbind je niet alleen het museum en het bedrijf maar ook de medewerkers van beide bedrijven met elkaar, hierdoor kan je een sterkere relatie aangaan met een bedrijf, waarbij niet alleen de directeur of de marketingmedewerker contact heeft met het bedrijf maar het gehele bedrijf en het gehele museum een relatie aangaan met elkaar. Doordat je de medewerkers van het museum en het bedrijf met elkaar verbind kan je via de community verschillende initiatieven opzetten. Door de samenwerking van twee verschillende partijen kan er co-creatie ontstaan en andere resultaten worden behaald. Voor een verbinding tussen een bedrijf en een museum moet er gezocht worden naar een gemeenschappelijk domein. Via Etienne Wengers model van een community of practice kan je nagaan welke stappen je allemaal moet ondernemen en waar je allemaal moet aan moet denken voor het opzetten van een community. Domein, community en practice staan hierbij centraal. Bij het benaderen van een bedrijf moet je stilstaan bij de mogelijke belangenconflicten. Omdat een museum in Nederland rekening moet houden met de Gedragscode voor Musea, is het, beter om een bedrijf te kiezen waarbij de missie en doelstellingen niet al te veel verschillen met die van het museum. Door het analyseren van de case study 'Stad als Muze' kan ik een model voor het Rotterdamse Museum maken die ze kunnen gebruiken om verbinding te krijgen met bedrijven. Dit concept kan ook worden gebruikt door andere musea die bedrijven willen verbinden aan hun community.
5
Summary In this paper I examined how museums can connect with a company by adding it to the museums community. I discussed the relationship between companies and museums, looked at which way communities are being used in the museum world, how museums can connect with companies and finally I used a case study to connect companies as a community by using the project ‘Stad of Musa’ from the Museum Rotterdam. Through research I found out that museums are now connecting with companies by asking them to be a sponsor or member of their museum. This connection is, unfortunately, most of the time between the directors of both parties or between the marketing staff of both parties. They are the ones who are getting in contact with the company. Other employees from the museum or the company are sometimes not even aware of the sponsor or membership. The company rarely uses the sponsor package. Therefore, the relationship between the museum and company is superficial because the museum and the company aren’t really acquainted with each other. There are different ways for museums to connect with their audience. Throughout the years there have been a lot of studies about the way people are learning and collecting knowledge. Studies regarding to participation are widely available. Museums are more open towards the public and are trying not only to send out information but also receive information about their collection from the public. To receive information about collection from the public, museums made use of the concept of community. Today there are different communities active in the field of cultural heritage. By creating a community and being active in pre-existing communities museums have been able to develop a communication-line between the public and the museum that is equal. The concept of community is an ideal concept to create an equal relationship between company and museums and their employees. This relationship will be stronger and more interactive than the current sponsorship relation that museums and companies have now.
6
By analysing the case study ‘Stad als Muze’ I can make a model for the Rotterdam Museum that they can use to connect with companies. This concept can also be used by other museums that want to connect companies to their community.
7
Inhoudsopgaven Voorwoord ............................................................................................................ 2 Samenvatting ......................................................................................................... 4 Summary ............................................................................................................... 6 Inleiding ............................................................................................................... 10 I. Introductie op het onderzoek ..................................................................................................................... 10 II. Waarom een bedrijven community .................................................................................................... 11 III. Onderzoeksvraag ........................................................................................................................................ 12 IV. Doelstellingen .............................................................................................................................................. 12 V. Methoden van onderzoek .......................................................................................................................... 13 VI. Uitleg samenstelling van scriptie ....................................................................................................... 14
Hoofdstuk 1 – Hoe is de relatie tussen musea en bedrijven? ................................ 16 1.1 Waarom zouden bedrijven binding willen hebben met culturele instellingen ............. 17 1.2 Waarom bedrijven sponsoren ................................................................................................................. 18 1.2.1 Sponsor mogelijkheden Gemeentemuseum Den Haag ........................................................... 20 1.2.2. Sponsor mogelijkheden Kunsthal Rotterdam ............................................................................ 21 1.2.3. Sponsor mogelijkheden Scheepvaartmuseum ........................................................................... 22 1.3. Lidmaatschap Stedelijk Museum Amsterdam ............................................................................ 23 1.3.1 Victoria & Albert museum membership ....................................................................................... 23 1.4 Lidmaatschap en sponsoring ................................................................................................................... 24 1.5 Relatie tussen bedrijven en musea ................................................................................................... 25 1.6 Sponsoring en binding bij goede doelen ........................................................................................ 25 1.6.1 Partner van Unicef ............................................................................................................................... 26 1.6.2. Medewerkers in actie met steun van het bedrijf ....................................................................... 27 1.6.3 MKB-ers .................................................................................................................................................... 27 1.6.4. MVO richtlijnen .................................................................................................................................... 27 1.6.5. Hulp van Unicef voor bedrijven ..................................................................................................... 28 1.7. Goede doel versus musea ....................................................................................................................... 28 1.7.1 Verschillen ............................................................................................................................................... 29 1.8 Hoe is de relatie tussen musea en bedrijven? .............................................................................. 29
Hoofdstuk 2 – Wat betekent het om bedrijven te benaderen als community? ..... 32 2.1. Verschillende soorten communities ............................................................................................... 34 2.2. Community of Practice ............................................................................................................................ 38 2.2.1. Communities of practice voorbeeld Victoria en Albert Museum ...................................... 41 2.2.3. Online community ................................................................................................................................ 43
8
2.3. Online community en musea ................................................................................................................. 44 2.4.Wat zijn de ethische aspecten van een bedrijven community? ............................................ 45 2.4.1. Belangen conflict ................................................................................................................................. 45 2.4.2. Inkomst en wervende activiteiten ................................................................................................... 46 2.5. Wat betekent het om bedrijven te benaderen als community? .......................................... 47
Hoofdstuk 3 -‐ Hoe maak je verbinding met bedrijven ........................................... 50 3.1. Terugblik hoofdstuk 1 en 2 .................................................................................................................... 51 3.2. Wat kunnen we gebruiken van onze relatie met bezoekers voor onze bedrijven community .......................................................................................................................................................... 52 3.3. Uitkomsten van communities ................................................................................................................ 56 3.3.1. Co-Creatie in het culturele werkveld ........................................................................................... 57 3.3.2 Verbinden met Community of practice concept ........................................................................ 59 3.4. Waar moeten musea aan denken als ze verbinding willen maken met een bedrijf ... 60 3.5. Waar bedrijven op letten ..................................................................................................................... 63 3.6. Hoe maak je verbinding met bedrijven .......................................................................................... 63 3.6.1. Domein ..................................................................................................................................................... 64 3.6.2. Community .............................................................................................................................................. 66 3.6.3. Practice .................................................................................................................................................... 67 3.7. De extra stap ............................................................................................................................................... 69
Hoofdstuk 4: Case study Museum Rotterdam ...................................................... 72 4.1. Het project Stad als Muze ....................................................................................................................... 73 4.1.1. Macro fase de buurtverkenning ...................................................................................................... 74 4.1.2. Meso fase de thema verdieping ...................................................................................................... 74 4.1.3. Micro fase de individuen ................................................................................................................... 75 4.2. Analyse van project Stad als Muze ................................................................................................... 75 4.2.1. Macro fase – domein .......................................................................................................................... 76 4.2.1.1. Een voorbeeld uit de praktijk: Buurtwinkels .................................................................................. 77
4.2.2. Meso fase – community ..................................................................................................................... 78 4.2.2.1 Een voorbeeld uit de praktijk: Kosmopolis Rotterdam ................................................................ 78
4.2.3. Micro fase – practice .......................................................................................................................... 81 4.2.3.1 Een voorbeeld: Kuijpers & Industrieel Erfgoed Helmond .......................................................... 81
4.3. Het model voor verbinden met bedrijven .................................................................................... 83 4.3.1. Het model ................................................................................................................................................ 86 4.4. Hoe zorg je voor continuïteit en binding bij de bedrijven ..................................................... 86
Conclusie ............................................................................................................. 89 Bronnen-‐, en Literatuurlijst .................................................................................. 92
9
Inleiding I. Introductie op het onderzoek Voor het afstuderen moet er een scriptie worden geschreven. Ik heb de minor publiek en participatie gevolgd. Hierdoor ben ik geïntereseerd geraakt in communities, vriendenclubs, kortom de achterban van een culturele instelling. Daarom wil ik met deze scriptie onderzoeken hoe culturele instellingen nu ook bedrijven buiten de culturele sector aan hun achterban kunnen toevoegen. Door bedrijven te zien als een community kan je met ze in dialoog gaan. Waarom zou je dat willen als instelling? Bedrijven worden tot nu toe vaak alleen gezien als een abstract iets, een pot geld waar beroep op wordt gedaan wanneer er iets wordt georganiseerd, terwijl bedrijven worden bevolkt door mensen. Als je gaat kijken naar bedrijven en je richt je op de mensen die er werken kan je van daaruit een community opbouwen. De mensen die er werken hebben een gezin, relaties, familie enz. Je kunt op werkniveau met ze samenwerken door ideeën uitwisselen, ervaringen delen en samen tot vernieuwende ideeën komen die goed zijn voor beide partijen, maar ook op informeelniveau de mensen bereiken. Door samenwerkingen raken mensen meer geïntereseerd in cultuur en gaan zo zelf ook naar het museum met hun gezin of met vrienden. Door hier onderzoek naar te doen, kan ik mij verdiepen in de publieke kanten van culturele instellingen. Door de huidige crisis is het voor culturele instellingen steeds moeilijker om rond te komen. Hierdoor moeten culturele instellingen opzoek gaan naar nieuwe manieren om bezoekers te trekken en binding te vinden met hun publiek. Ik wil onderzoek doen naar de mogelijkheid van het benaderen van bedrijven als community. Onze maatschappij bestaat uit veel soorten bedrijven, van kleine eenmanszaken tot grote multinationals. Wanneer het lukt om bedrijven aan je te binden heb je dus toegang tot een hele nieuwe groep mensen die je bij je publiek kunt betrekken. Door het benaderen van deze mensen als werknemer en niet als individu(dus als moeder of vader, jongvolwassene) is het noodzakelijk een andere methode te
10
bedenken om deze mensen te binden aan je instelling. Dit omdat je een connectie niet alleen wilt maken met de mensen binnen het bedrijf (de werknemers) maar ook met het bedrijf zelf, zodat de instelling zich kan verbinden aan het bedrijf en het bedrijf zich kan verbinden aan de instelling. II. Waarom een bedrijven community Het woord: "Community" is al een paar jaar een populair begrip in de erfgoedwereld. Veel modellen en mogelijkheden zijn er al onderzocht en worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld het CoP model. Maar het is ook een dynamische term dat telkens weer verandert. De term community is door de jaren heen verbreed, zo was het in het begin alleen de term voor een groep mensen met een gedeelde erfgoed, woonplaats en identiteit maar is ondertussen verbreed in een actieve groep mensen met dezelfde interesse die een instelling zowel online als offline steunt. Voortgekomen uit de studies zijn behalve het CoP model ook museum 3.0 en cocreatie waaruit blijkt hoe belangrijk het is om in contact te komen met een community. Tijdens deze scriptie ga ik in op een specifieke community die bestaat uit bedrijven. Culturele instellingen zijn opzoek naar vormen van participatie en willen graag in dialoog met de maatschappij. Lukt het je bedrijven als community toe te voegen aan je achterban dan ontstaat er een bron van nieuwe mogelijkheden, maar tegelijk ook risico's. Je moet als culturele instelling goed rekening houden met de beroepscode van musea. Je moet opzoek gaan naar bedrijven die passen bij de doelstellingen, missie en visie van de culturele instelling. Culturele instellingen kunnen bijvoorbeeld aanhaken op het maatschappelijk verantwoord ondernemen, wat veel bedrijven hebben ingevoerd. Het is belangrijk om communities op een juiste manier in te zetten, blijvend te interesseren en te laten groeien. Daarom zijn nieuwe studies en onderzoeken naar deze dynamische term nodig, het onderzoeken van nieuwe toepassingen en mogelijkheden, in dit geval het onderzoeken van bedrijven als community, om te gebruiken door culturele instellingen om zo in contact te kunnen blijven met hun achterban.
11
III. Onderzoeksvraag Kortom culturele instellingen hebben een verbinding nodig met de maatschappij. Het vormen van een community helpt ze om in dialoog te gaan met de samenleving. Bedrijven worden nog niet gezien als een community, terwijl bedrijven zelf toch echt een groot en belangrijk deel uitmaken van de samenleving. Hierdoor missen culturele instellingen een grote en belangrijke groep en veel nieuwe mogelijkheden. Hieruit is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: Hoe betrek je bedrijven buiten de culturele sector bij je community? Om deze vraag te beantwoorden heb ik naast een deskresearch, met verschillende mensen uit het cultureel erfgoed gesproken. Ook heeft er een case study plaats gevonden om de theorie aan de praktijk te kunnen toetsen. Ik heb gekozen voor een case study van het Museum Rotterdam dat gaat over het project ‘Stad als Muze’. Dit project is al afgerond. Omdat het project beëindigd is heb ik informatie over het hele traject wat is doorlopen tijdens het project. Op basis van een analyse van het project ‘Stad als muze’ en door de kennis die verzameld is voor de scriptie kan ik ideeën formuleren die kunnen worden gebruikt door musea wanneer zij in de toekomst bedrijven willen betrekken bij een community.
IV. Doelstellingen De volgende doelstellingen staan centraal -‐
Bedrijven op een andere manier benaderen en daardoor binding krijgen met bedrijven bij je culturele instelling.
-‐
Werknemers van bedrijven benaderen en toevoegen aan je community en op die manier verbondenheid creëren en je publiek vergroten bij je culturele instelling.
-‐
Het vergroten van de achterban van culturele instellingen en daarmee een duurzame relatie opbouwen.
-‐
Participatie en co creatie stimuleren door het aangaan van duurzame relaties met bedrijven en zijn werknemers.
12
V. Methoden van onderzoek Voor het maken van deze scriptie heb ik met verschillende mensen gesproken. De kennis opgedaan uit deze gesprekken is verwerkt in de scriptie. Om de kwaliteit van de gesprekken te waarborgen heb ik gekozen voor professionals uit de erfgoedwereld. Dit zijn mensen die actief zijn in de culturele sector. Daarnaast wil ik een variatie van functies met elkaar vergelijken. Zo heb ik een directeur, een eigenaar van een eenmanszaak en een cultuur coördinator gesproken. Allemaal mensen die weten dat het belangrijk is om een goede relatie te hebben met de omgeving waarin ze zich bevinden en ze proberen daarop in te spelen. Ik heb gesproken met de volgende personen: -‐
Nicole van Dijk: Nicole van Dijk is projectleider bij Museum Rotterdam. Ze was eindverantwoordelijk voor het project ‘Stad als Muze’. Ik heb met haar gesproken voor de uitwerking van mijn case study. Bij haar kon ik terecht voor vragen en documenten van het project ‘Stad als Muze.’ Omdat ze de projectleider is van het project is dit de beste persoon om erachter te komen hoe het project werd uitgevoerd.
-‐
Annemieke van Eekeren: Annemieke van Eekeren is projectleider bij het Amsterdam Museum en was eindverantwoordelijk voor het project ‘Buurtwinkels’. Ik heb gekozen voor een interview met haar omdat het project ‘Buurtwinkels’ in samenwerking met bedrijven is uitgevoerd.
-‐
Ibu Koike Hess: Ibu Koike Hess is een marketing professional. Ik heb met hem gesproken om de kant van de bedrijven te belichten.
-‐
Aafje Hunink: Aafje Hunink is een cultuur makelaar. Ze is ingehuurd door de gemeente Bunschoten-Spakenburg om de cultuurparticipatie te stimuleren onder de bevolking. Ik heb met haar gesproken omdat ze in haar werk veel contacten moet leggen met (culturele) bedrijven.
-‐
Adriaantje Jong: Adriaantje Jong is de conservator van het Museum Spakenburg. Ik heb met haar gesproken om erachter te komen hoe de relatie is tussen hun sponsorbedrijven en het museum.
-‐
Angela Manders: Angela Manders heeft een eenmanszaak ‘Artekino’. Zij maakt educatieve programma’s voor musea. Ik heb met haar gesproken omdat
13
ik wilde weten wat zij “als bedrijf” belangrijk vindt wanneer zij benaderd wordt voor sponsoring van een museum. -‐
Liesbet Ruben: Werkt bij het Tropenmuseum Junior als inhoudelijk projectleider. Dit jaar heeft ze samen met de Reinwardt Academie het project Boodschappen uit de Dapperbuurt georganiseerd. Ik heb met haar gesproken omdat er tijdens het project toenadering is gezocht met winkeliers en ondernemers. Ik wilde meer te weten komen over de benaderingswijze van bedrijven door het Tropenmuseum Junior.
-‐
Evert van Sprakelaar: Evert van Sprakelaar is directeur van het Hamel Huis in Gorinchem. Dit museum is ontstaan uit belangstelling vanuit Korea en is nog in oprichting. Een bijzonder voorbeeld hoe verbindingen tot stand kunnen komen.
Naast interviews heb ik veel informatie via deskresearch verzameld. Veel artikelen via Google opgezocht om praktijkvoorbeelden te vinden van communities of practice en andere community typen, maar daarnaast heb ik ook boeken en scripties van oud studenten geraadpleegd. Ik heb gezocht naar boeken die gaan over verschillende communities en waarvoor communities worden gebruikt. Daarnaast heb ik boeken over sponsoring van de culturele sector bestudeerd om zo de relatie tussen musea en bedrijven in kaart te kunnen brengen. Voor de case study heb ik contact gehad met de projectleider van het project ‘Stad als Muze’ en projectdocumenten ontvangen van Museum Rotterdam.
VI. Uitleg samenstelling van scriptie Deze scriptie bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat in op de relatie tussen bedrijven en musea hoe die nu is. Op welke manier maken musea contact met bedrijven? Om de relatie in kaart te brengen maak ik gebruik van verschillende musea en bekijk ik hun relatie met bedrijven. Ook kijk ik naar het goede doelen werkveld. Hoe maken zij contact met bedrijven? Het onderzoek heb ik vooral online uitgevoerd.
14
In hoofdstuk 2 ga ik in op wat het betekent om als museum bedrijven te benaderen als community. Een community wordt al veel gebruikt door musea, ik heb veel informatie gevonden over manieren van contact maken met mensen voor een community. Veel boeken en professionals als Graham Black en Etienne Wenger worden aangehaald tijdens dit onderzoek. Ook komen er verschillende praktijkvoorbeelden aan bod. In hoofdstuk 3 wordt alles wat we hebben geleerd in hoofdstuk 1 en 2 bij elkaar gebracht. Wat moet er verandert worden, of juist niet, om een verbinding te maken met een bedrijf. In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de methoden en technieken. Hoe maak je nou verbinding met bedrijven? Alle resultaten van hoofdstuk 1 en 2 komen aan bod en worden gekoppeld aan elkaar, de puzzelstukjes vallen hier in dit hoofdstuk allemaal op hun plek. Het laatste hoofdstuk is hoofdstuk 4 en bestaat uit een case study. Het project ‘Stad als Muze’ van Museum Rotterdam wordt besproken. Dit project gaat over het contact maken met de Rotterdammers in de wijken. Doormiddel van projectdocumenten ga ik kijken of het concept kan worden uitgebreid om zo ook bedrijven bij dit project te betrekken.
15
Hoofdstuk 1 – Hoe is de relatie tussen musea en bedrijven? Ik heb onderzoek gedaan naar hoe de relatie is tussen bedrijven en musea op dit moment en of bedrijven al worden benaderd als community. Hiervoor heb ik gezocht naar boeken waarbij ik zoektermen gebruikte als: museumbeleid, community, sponsoring, museum association, museum business, participatie museum. Daarnaast heb ik op het internet gezocht naar websites en artikelen. Ik heb websites bezocht van verschillende musea zoals het Gemeentemuseum Den Haag, Kunsthal Kade, Kunsthal Rotterdam, Rijksmuseum, Stedelijk Museum Amsterdam, Archief Eemland, Utrecht Archief, Museumvereniging. Ook heb ik via google gezocht naar artikelen die gaan over het benaderen van bedrijven door musea. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat zowel in boeken als op het internet weinig informatie te vinden is over het benaderen van bedrijven met als de bedoeling communities te vormen. Wel werd duidelijk dat vooral de sponsoring door musea als tool gebruikt wordt om bedrijven te benaderen. Over sponsoring in de culturele sector is dan ook veel informatie te vinden. Je hebt de managementboeken zoals het boek ‘Management voor de culturele sector’ van Annette van der Zee (red.) waarbij de klassieke sponsoring vermeld en uitgelegd wordt, handboeken over sponsoring en fondsenwerving of boeken die speciaal gericht zijn op financiering van de culturele sector zoals het boek ‘Pak aan’ van Arjo Klamer & Cees Langeveld. In dit boek staan 101 ideeën voor alternatieve financiering van kunst en cultuur. Het boek gaat niet alleen in op sponsormogelijkheden maar kijkt ook naar andere manieren van het verwerven van inkomsten voor musea. Een andere bestaande manier die veel voorkomt om bedrijven en musea te verbinden is door het fenomeen membership/lidmaatschap. Voor het lidmaatschap betaalt een bedrijf en met dat geld steunt het bedrijf het museum. Museum Gouda is daar een goed voorbeeld van. Bedrijven kunnen lid worden van het Catharina Gilde. Door het lidmaatschapsgeld van 1250 euro per jaar (per lid), helpt het Catharina Gilde het
16
museum uitdagende projecten te realiseren1. Naast lidmaatschap voor bedrijven zijn er ook mogelijkheden voor particulieren. Die zijn vaak in de vorm van vriendenclubs. Als particulier kun je daar lid van worden. Omdat er zoveel bekend is over het benaderen van bedrijven als sponsor gaan we in dit hoofdstuk kijken naar de sponsormogelijkheden in de culturele sector en analyseren we de relatie tussen de sponsoren en musea. Daarna gaan we kijken wat er aan de relatie verandert met bedrijven als we ze niet benaderen als sponsor, maar als we bedrijven benaderen voor het vormen van een community. Als laatste maken we een vergelijking tussen sponsoring in de culturele sector en sponsoring bij goede doelen. Goede doelen moeten het namelijk hebben van de ‘goodwill’ van mensen en bedrijven. Bij goede doelen is veel energie gestoken in het benaderen van bedrijven voor sponsoring Wanneer we naar deze punten hebben gekeken kunnen we de vraag van dit hoofdstuk beantwoorden: Hoe is de relatie tussen musea en bedrijven? Het is belangrijk om te kijken naar de relatie tussen bedrijven en musea omdat de relatie, als het goed is, verandert wanneer je een community opzet.
1.1 Waarom zouden bedrijven binding willen hebben met culturele instellingen Bedrijven kunnen op verschillende manieren geïnteresseerd zijn in een samenwerking of band met een culturele instelling. Zo vertelde de conservator van Museum Spakenburg dat veel bedrijven het leuk vinden om hun naam te koppelen aan die van het lokale museum en op die manier ook hun eigen cultureel erfgoed te steunen. Soms willen bedrijven zich aan een culturele instelling koppelen om zo aan hun eigen doelstellingen te voldoen. En er zijn bedrijven die door het verbinden van hun naam met een culturele instelling willen laten zien wat voor soort doelgroepen ze willen aantrekken bij hun bedrijf2. Een bijzonder voorbeeld van binding tussen bedrijven en culturele instellingen is het Hamelhuis in Gorinchem. Het Hamelhuis vertelt het verhaal van de Nederlandse Hendrick Hamel die minder bekend is in Nederland maar een nationale held is in
1 Website: ‘Bedrijven’. Museum Gouda. 27 maart 2013
. 2 Interview: Jong, A. Persoonlijk Interview. 6 maart 2013
17
Korea. De directeur van Het Hamelhuis vertelt in het interview dat de oprichting van het Hamelhuis wordt gesteund door de ambassade van Korea3. Korea heeft hiervoor 50.000 U.S.A. dollar gegeven. De reden hiervoor is dat Korea zich wil openstellen naar de buitenwereld toe. Omdat het Hamelhuis een belangrijke verbinding maakt met het Koreaanse erfgoed willen ze dit steunen. Niet alleen de Koreaanse ambassade maar ook Koreaanse bedrijven gevestigd in Nederland steunen het Hamelhuis door middel van sponsoring. Naast het Hamelhuis is er ook een cultureel centrum opgericht voor Koreanen die in Nederland, België en Luxemburg wonen. Dit is een belangrijke doelgroep voor het Hamelhuis. Dit museum is dus niet alleen een museum maar door de betrekkingen van twee landen op politiek, economisch, toeristisch en cultureel gebied een brug tussen Nederland en Korea. Naast Koreaanse bedrijven in Nederland zijn er ook veel bedrijven uit Gorinchem zelf die het museum steunen. Op dit moment gaat het allemaal nog over steunen in de vorm van geld en zijn er horizontale verbindingen gemaakt van directeur naar directeur4. Tijdens mijn gesprek met de directeur van het Hamelhuis kwam ik erachter dat er voor de sponsors, speciale avonden worden georganiseerd. Daarnaast krijgen ze de standaard voordelen die de meeste musea geven aan hun sponsors. Toen ik vroeg of ze ook iets voor de werknemers van de sponsor bedrijven gingen doen, werd duidelijk dat daar niet aan gedacht was.
1.2 Waarom bedrijven sponsoren Een van de redenen om te sponsoren is om als bedrijf in een goed daglicht te komen bij de maatschappij. Waaraan gesponsord wordt, wordt verwerkt in het marketing beleid van een bedrijf. Een bedrijf groot of klein moet goed nadenken wie of wat hij sponsort. Daarom moet er goed in de gaten worden gehouden wat mensen, en dan vooral de doelgroep, belangrijk vindt. Een voorbeeld:
3 Interview: Sprakelaar van, E. Persoonlijk Interview. 13 maart 2013 4 Meer uitleg over horizontale en verticale verbinding vind je op pagina 22.
18
In de Vogue maart 2013 Nederlandse versie wordt er een ‘tweede romantisch golf’ voorspelt door trendvoorspeller Lidewij Edelkoort waarbij o.a. respect voor natuur, drang tot individuele ontwikkeling en authenticiteit steeds belangrijker worden in de samenleving. Ook de in Romantiek gespecialiseerde filosoof Maarten Doorman beaamt dit. In een artikel over de nieuwe Romantiek in het tijdschrift, waar hij zijn verhaal doet5:
‘Er is een algemene obsessie in de wereld ontstaan over wat natuurlijk en authentiek is, zegt Doorman. ‘Ik voorzie een opmars, een nieuwe opleving van de Romantiek. Mensen zijn zich weer gaan afvragen: waar ging het ook alweer om? Wat vind ik belangrijk in het leven? Zo worden we langzaam maar zeker de Romantiek ingetrokken.’ Bedrijven spelen hierop in. Vooral de grote bedrijven, hebben een afdeling waarbij trendvoorspellers en/of marketeers in de gaten houden wat er gebeurt in de samenleving en wat het bedrijf kan doen om hier op in te spelen. Het imago van een bedrijf kan zo worden opgekrikt door het steunen van maatschappelijke thema’s die op dat moment spelen in de samenleving. Bijvoorbeeld door als bedrijf het milieu te steunen, MVO werken en het steunen van goede doelen. Dit wordt verwerkt in het marketing beleid6. Bij sponsoring van musea is dus ook de emotionele waarde belangrijk. In een onderzoek uit 2006 over ‘de ondersteuning van kunst en cultuur door middelgrote bedrijven in Nederland over 2005’ van Myrthe Feddema staan de volgende redenen voor bedrijven om musea te sponsoren7: De belangrijkste motieven voor het sponsoren van culturele activiteiten zijn: -‐
Het creëren van goodwill in de omgeving,
-‐
Het vergroten van de naamsbekendheid van het bedrijf,
-‐
Verbetering van het bedrijfsimago
-‐
Relatiemarketing
5 Artikel: Jonkman, R. ‘De nieuwe romantiek’. Vogue Nederlandse Editie. maart 2013. 2 april 2013. p. 243-‐
245.
6 Jonkman, R. 2013: p. 243-‐245. (zie noot 5) 7 Online onderzoek: Feddema, F. ‘Ondersteuning van kunst en cultuur door middelgrote bedrijven in
Nederland over 2005’ Leenaers Verloop. 2006. 29 mei 2013. p. 4 < www.leenaersverloop.nl/popup/download.php?dl=47>.
19
Hieronder staat een voorbeeld van sponsoring beschreven in het jaarverslag van het bedrijf Akzo Nobel8. Hierbij gaan de werknemers zelf aan de slag voor een project en laten ze zien dat de emotionele waarde van sponsoring bij dit bedrijf de voornamelijkste reden is om cultuur te steunen. AkzoNobel vindt het belangrijk om op een verantwoorde manier deel te nemen aan de samenleving. Dat we met elkaar iets dóen voor de gemeenschap, vanuit de eigen leef-‐ of werkomgeving. Letterlijk de handen uit de mouwen steken, liefst in een duurzaam project dat de zelfredzaamheid van mensen vergroot. Daarnaast hechten we er aan dat medewerkers zich ook op een andere manier ontwikkelen en andere talenten van zichzelf ontdekken. Ik heb de jaarverslagen en websites van verschillende musea erbij gepakt om te kijken wat er in de culturele sector gedaan wordt aan werving van sponsoren. Hierbij werd duidelijk dat de sponsorpakketten erg op elkaar lijken bij de musea. Daarnaast is de relatie die ontstaat wanneer een bedrijf sponsort vaak gericht op de bovenlaag van het bedrijf. Dus alleen het bestuur heeft voordeel en reden om met het museum een relatie aan te gaan. Om te laten zien wat op dit moment de musea bieden aan bedrijven om een relatie aan te gaan geef ik een aantal voorbeelden van sponsor mogelijkheden bij musea.
1.2.1 Sponsor mogelijkheden Gemeentemuseum Den Haag Op de site van het Gemeentemuseum Den Haag hebben ze het steunen van het museum in de vorm van schenkingen en legaten apart gezet van de sponsoring9. Voor particulieren zijn schenkingen en legaten de enige mogelijkheden die telkens weer terugkomen, samen met de uitleg dat als je geld schenkt aan het museum er belastingvoordeel aan zit voor de schenker. Als je verder klikt naar het kopje ‘zaken doen’ op de site komen de steun mogelijkheden voor bedrijven tevoorschijn. Als bedrijf wordt je aangespoord om sponsor te worden van het museum, in ruil daarvoor krijg je door het museum georganiseerde avonden voor terug. Er is de mogelijkheid voor bedrijven om aan te 8 Online jaarverslag: ‘One World Sociaal Jaarverslag’. AkzoNobel. 2011. 8 april 2013 p. 8.
. 9 Website: ‘Sponsoring voor bedrijven.’ Gemeentemuseum Den Haag. 14 april 2013
.
20
haken aan bestaande events en die te sponsoren. En komt je bedrijfsnaam op de hall of fame (een muur in het museum), waardoor je bedrijf letterlijk aan het museum word gelinkt. Ook komt het bedrijfslogo voor op de website van het museum. Naast het gewone sponsorschap heb je bij het Gemeentemuseum Den Haag ook de mogelijkheid om mee te doen aan het Mondriaan Partner Programma. Je geeft dan als bedrijf aan dat je graag een duurzame relatie aan wilt gaan met het museum en mag je jezelf partner noemen van het museum. Je wordt dan uitgenodigd voor openingen en netwerkbijeenkomsten in het museum en ook het bedrijfslogo komt weer op de website en hall of fame. Als laatste extra’s krijg je VIP kaarten voor het gezin en korting op evenementen die je ook kunt gebruiken voor je relaties.
1.2.2. Sponsor mogelijkheden Kunsthal Rotterdam Als we kijken naar Kunsthal Rotterdam is er voor particulieren de kans om vrienden te worden van de Kunsthal en daarnaast is er ook nog de mogelijkheid om mee te doen aan de Kunsthal Cirkel10. Omdat het nu gaat over de sponsor mogelijkheden voor bedrijven ga ik daar niet verder op in, maar kijk gelijk verder naar de mogelijkheden voor sponsoring voor bedrijven. Bij de Kunsthal hebben bedrijven de kans om te sponsoren door mee te doen aan de Kunsthal zaken cirkel11. Deze cirkel bestaat uit bedrijven uit de meest uiteenlopende branches. Het is een laagdrempelig platform dat zijn bijeenkomsten houdt in de Kunsthal, gecombineerd met een rondleiding door de tentoonstelling. Als je lid bent van de Kunsthal zaken cirkel sponsor je Kunsthal Rotterdam voor het realiseren van de tentoonstellingen en het voortbestaan van de organisatie. Naast de bijeenkomsten en netwerkbijeenkomsten die twee keer per jaar worden georganiseerd krijg je ook gratis entree extra voor vier personen bij een van de hoofdtentoonstellingen. Andere voordelen zijn: -‐
Onbeperkt en gratis toegang tot de Kunsthal voor twee personen en eenmalig de mogelijkheid om een VIP bezoek te reserveren waarbij je zelf mag kiezen door welke tentoonstelling je een rondleiding wilt hebben.
10 Website: ‘Kunsthal Circel particulieren’. Kunsthal Rotterdam. 14 april 2013
. 11 Website: ‘Kunsthal zaken cirkel’. Kunsthal Rotterdam. 15 april 2013
Kunsthal-‐Zaken-‐Kring-‐ >.
21
-‐
Korting bij kunsthaljaarkaarten en catalogi bij de tentoonstellingen in de museumwinkel
-‐
een vermelding van je bedrijf op de website van Kunsthal Rotterdam
1.2.3. Sponsor mogelijkheden Scheepvaartmuseum Het Scheepvaartmuseum heeft drie sponsorprogramma’s waaruit een bedrijf kan kiezen12. Op de site wordt verder niet verteld wat de drie programma’s inhouden. Hiervoor moet je contact opnemen met de aangegeven medewerker van het Scheepvaartmuseum. Hij gaat met je kijken welk programma het beste bij jou en je bedrijf past. Daarnaast is er de mogelijkheid om mee te doen aan de Maritieme cirkel. Dit is de business club van het Scheepvaartmuseum. Als je hiervan lid bent krijg je korting op de huur van drie kamers en schepen van het museum, kom je in contact met medeleden van de Maritieme cirkel en word je uitgenodigd voor lezingen. Elk jaar wordt er een Maritieme cirkel diner gehouden waarbij je de mogelijkheid krijgt om een inhoudelijk programma te presenteren. Uitgebreidere informatie over deze sponsorprogramma’s en Maritieme cirkel kan worden opgevraagd bij de medewerker van het Scheepvaartmuseum die je dan meer informatie geeft over de sponsor mogelijkheden voor jouw bedrijf. Ik heb hier niet naar gevraagd omdat ik via de sites een vergelijking wil maken. Het gaat hierbij niet zozeer om wat de sponsors doen en krijgen maar op welke manier ze hun privileges krijgen. En hoe er verwacht word dat ze sponseren.
12 Website: ‘Steun het Scheepvaartmuseum’. Scheepvaartmuseum. 3 april 2013
.
22
1.3. Lidmaatschap Stedelijk Museum Amsterdam Het Stedelijk Museum Amsterdam heeft 4 verschillende lidmaatschappen13. Je kunt kiezen uit: -‐
Stedelijk vriend – 75 euro per jaar
-‐
Stedelijk familie – 120 per jaar
-‐
Stedelijk donateur – 250 euro per jaar
-‐
Stedelijk patroon – 1000 euro per jaar.
Wat opvalt is dat er bijna geen verschil is tussen de verschillende lidmaatschappen. Naast de ‘standaard voordeeltjes’ zoals gratis toegang en een ‘fast lane’ toegang, email nieuwsbrief en korting bij de museumwinkel ook nog extra’s in de vorm van cursussen en evenementen. Hoe meer je geeft per jaar, hoe meer voorrang je hebt op de andere vrienden. Maar de voordeeltjes blijven veelal hetzelfde. Om de leden echt te betrekken bij het museum worden er speciale workshops gehouden voor volwassenen en workshops voor kinderen waar de leden zich voor kunnen inschrijven. Daarnaast is er ook een cursus over de tijdelijke tentoonstelling in het museum, de cursus bestaat uit 5 lessen, die gegeven wordt door een kunsthistoricus. Deze cursussen kosten wel 65 euro die je naast je lidmaatschap nog moet betalen, je kan een introducee meenemen die dan 75 euro betaalt voor de cursus. Een ander voorbeeld uit Engeland waar membership een belangrijk onderdeel is van de musea en uitgewerkt is, is het Victoria en Albert Museum. We gaan deze vriendenvoordelen vergelijken met het Stedelijk Museum Amsterdam.
1.3.1 Victoria & Albert museum membership Net als bij het Stedelijk Museum Amsterdam heeft het Victoria & Albert museum verschillende soorten lidmaatschappen waar je uit kan kiezen14. Je kan kiezen uit: -‐
Standaard lid voor 64 pond (ongeveer 75 euro)
-‐
Contributie lid voor 300 pond (ongeveer 350 euro)
-‐
Daarnaast hebben ze voor leden onder de 26 jaar een speciaal lidmaatschap
voor 35 pond (ongeveer 40 euro).
13 Website: ‘Steun en vrienden’. Stedelijk Museum Amsterdam. 3 april 2013
. 14 Website: ‘Become a member’. Victoria & Albert Museum. 4 april 2013
.
23
Ook krijgen deze leden ongeveer hetzelfde qua voordeeltjes als bij het Stedelijk Museum Amsterdam. Zo krijgen ze ook gratis toegang en het V&A magazine, de maandelijkse nieuwsbrief. Anders dan bij het Stedelijk Museum Amsterdam hebben deze leden niet alleen een fast lane maar een hele eigen ledenkamer in het museum en krijgen ze een welkomtour wanneer ze lid worden. Daarnaast zijn er ook voor deze leden activiteiten en cursussen ontwikkeld waarbij je rond de 15 tot 18 pond (17 a 20 euro) moet bijbetalen naast je lidmaatschap. Wanneer je de lidmaatschap van het Victoria & Albert Museum en die van het Stedelijk Museum Amsterdam naast elkaar legt kom je erachter dat het Stedelijk Museum Amsterdam een duurder lidmaatschap heeft en je er minder voor krijgt dan als je lid wordt van het Victoria & Albert Museum. Daarnaast heeft het Victoria & Albert Museum een welkomtour en een ledenruimte, wat aangeeft dat ze hun leden echt een plek geven in het museum en ze echt verwelkomt. Misschien dat je bij het Stedelijk Museum Amsterdam ook een welkomtour krijgt maar dit wordt niet vermeld bij de beschrijving van het lidmaatschap. Daarnaast is de agenda van het Victoria & Albert Museum meer divers, met niet alleen indoor workshops of evenementen zoals lezingen of informatie over de tijdelijke tentoonstellingen, maar ook roadtrips door Engeland opzoek naar erfgoed in het land15. Als klap op de vuurpijl heeft het Victoria & Albert Museum ook nog een membersweek. In deze week worden allerlei activiteiten georganiseerd speciaal voor de leden van het museum om ze in het zonnetje te zetten en ze te bedanken voor hun steun aan het museum. Deze week is tevens ook bedoeld voor het aantrekken van nieuwe leden16.
1.4 Lidmaatschap en sponsoring Als je kijkt naar het verschil tussen vriend en sponsor qua voordelen, trekt de sponsor vaak aan het kortste eind. De sponsor geeft geld en in ruil daarvoor krijgt hij: naamvermelding op de website en/of in het museum, vrije kaartjes of vrij toegang, netwerkbijeenkomsten, korting op zaalhuur. Terwijl de vriend van het museum
15 Website: ‘Member events’. Victoria & Albert Museum. 4 april 2013
. 16 Website: ‘Membersweek’ Victoria & Albert Museum. 4 april 2013
.
24
lezingen krijgt, speciale rondleidingen, preview van de nieuwe tentoonstelling, gratis kaartjes of vrij toegang en soms ook naamvermelding op de website. Om vriend te worden van het museum, richt het museum zich vooral op particulieren. Wil je als bedrijf een relatie aangaan met het museum dan komt het vaak neer op een sponsor overeenkomst.
1.5 Relatie tussen bedrijven en musea Zoals je kunt zien aan de voorbeelden hierboven, bieden musea vaak ongeveer hetzelfde sponsorpakket aan bedrijven. Maar dit pakket is geeft geen garantie voor een sterke band tussen het museum en het bedrijf. Het is vooral eenrichtingsverkeer op dit moment. Waarbij het museum geld vangt en de sponsor eigenlijk weinig met zijn voordelen pakket doet. Er is dan ook weinig betrokkenheid van de sponsors bij het museum. Dat het vaak blijft bij een oppervlakkige relatie tussen de sponsor en het museum geven ook medewerkers van musea aan. Zoals tijdens mijn gesprekken met Nicole van Dijk projectleider van het Museum Rotterdam en Adriaantje Jong conservator van Stichting Museum Spakenburg. Bij Museum Rotterdam heeft de communicatie medewerker contact met de sponsors en onderhoudt de relatie. Bij Stichting Museum Spakenburg is dat de directeur. De rest van de medewerkers in het museum merken niet veel van de sponsor relatie. Dit geeft al aan dat de relatie tussen de twee partijen erg oppervlakkig is. Dat je een diepere relatie kan opbouwen met je sponsors blijkt wel als je kijkt hoe goede doelen omgaan met hun sponsors. Zij dagen de bedrijven meer uit om niet alleen geld te geven maar ook te participeren en energie te steken in hun organisatie. De stichting Unicef is daar een goed voorbeeld van.
1.6 Sponsoring en binding bij goede doelen Organisaties die zich inzetten voor goede doelen moeten het hebben van de goodwill van mensen en bedrijven. Deze organisaties geven dus veel aandacht aan het werven van leden en sponsors. Via de website van Unicef, een organisatie dat voor kinderrechten in de wereld opkomt, staat beschreven hoe bedrijven deze stichting kunnen helpen17.
17 Website: ‘Wat kan je als bedrijf doen om Unicef te steunen’. Unicef. 10 april 2013
.
25
Er word onderscheid gemaakt tussen groot-, midden- en klein bedrijf. Daarnaast is er de mogelijkheid om via maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) Unicef te steunen en als laatste is er de optie om met je medewerkers in actie te komen. Hier in het kort een uitleg over de verschillende mogelijkheden en wat het inhoud.
1.6.1 Partner van Unicef Als partner van Unicef geef je niet alleen geld maar ook je kennis en innovatie ter beschikking aan de organisatie18. Op de site staat het voorbeeld van een advocatenbureau dat juridisch advies geeft voor een speciale prijs aan de organisatie. Daarnaast geeft het ook gastcolleges over kinderrechten aan scholen. De medewerkers van het advocatenbureau steunen de organisatie daarnaast ook nog eens door mee te doen aan acties zoals een fietsrace om extra geld in te zamelen voor Unicef. De samenwerking tussen het advocatenbureau en Unicef past bij de speerpunt: Maatschappelijke betrokkenheid, dat het advocatenbureau in zijn beleid heeft staan19. Als je partner van Unicef bent, kan je er ook voor kiezen om je product te koppelen aan Unicef. Een voorbeeld dat op de site word gegeven is het product luiers van het bedrijf Pampers. Wanneer een klant een pak luiers van het merk Pampers koopt, wordt er van een deel van de opbrengst vaccinaties gekocht voor moeders en baby’s tegen tetanus. De kans dat iemand een pak luiers van het merk Pampers koopt is dan groter omdat het gekoppeld is aan een goed doel. Het is een win-win-win situatie. Het bedrijf verkoopt meer luiers, Unicef krijgt geld voor het kopen van vaccinaties voor de baby’s en moeders en de klant krijgt een goed gevoel bij het kopen van de luiers omdat ze hierdoor meteen een goed doel steunt20.
18 Website: ‘Unicef Partnership’. Unicef. 5 april 2013
ondernemen/unicef-‐partnership/>. 19 Website: ‘Corporate Responsibility’. Simmons & Simmons. 5 april 2013
simmons.com/en/About-‐Us/Corporate-‐Responsibility>. 20 Website: ‘Vaccinaties voor Unicef’. Pampers. 5 april 2013 .
26
1.6.2. Medewerkers in actie met steun van het bedrijf Unicef is een grote organisatie met veel programma’s en acties die opgezet worden in verschillende landen. Als bedrijf dat een verbinding aangaat met Unicef heb je ook de mogelijkheid om de medewerkers in te zetten. Ze mogen dan zelf een programma kiezen dat ze graag willen steunen en gaan hier zelf geld voor inzamelen door een actie of evenement op te zetten. Het bedrijf support zijn medewerkers door de opbrengst van deze actie bijvoorbeeld te verdubbelen.
1.6.3 MKB-ers Voor Midden- en klein bedrijf is er de mogelijkheid om structureel geld te storten op de rekening van Unicef en zo projecten van de organisatie te steunen. Daarnaast worden ze door Unicef aangespoord om ook acties te verzinnen om extra geld in te zamelen. Wanneer er acties worden georganiseerd binnen het bedrijf, ontstaat er een ‘company pride’ onder de medewerkers wat weer positieve energie levert op de werkvloer21. Bijvoorbeeld: Een kapperszaak steunt Unicef door eenmalig de dagomzet te doneren. Ook kan je met je klanten acties organiseren, hierdoor geef je, je eigen klanten de kans om mee te doen en te helpen om een goed doel te steunen. Wat weer leid tot positieve binding tussen de klanten en het bedrijf. Het geld dat opgebracht wordt door de acties wordt gebruikt voor een project van Unicef. De medewerkers en klanten worden op de hoogte gebracht van de vorderingen van het project, dat zij gesteund hebben met hun actie, door Unicef.
1.6.4. MVO richtlijnen Unicef komt op voor de rechten van kinderen. Als bedrijf kan je zelf ook rekening houden met kinderen door deze rechten te respecteren en in je MVO richtlijnen vast te
21 Website: ‘Steun Unicef MKB’. Unicef. 5 april 2013
ondernemen/unicef-‐supporter/>.
27
leggen dat je deze niet zult schaden tijdens de verkoop of productie van jouw producten en diensten22.
1.6.5. Hulp van Unicef voor bedrijven Er zijn veel mogelijkheden om Unicef te steunen. Om een bedrijf te helpen met het vinden van de beste manier, stelt Unicef accountmanagers beschikbaar om samen met het bedrijf rond de tafel te gaan zitten en een plan op papier te zetten. Omdat Unicef zoveel programma’s en acties heeft in verschillende landen is er altijd wel een passend project dat bij een bedrijf past. De service van Unicef om een accountmanager beschikbaar te stellen is slim bedacht omdat door de grote van de organisatie, bedrijven misschien door de bomen het bos niet meer zien23.
1.7. Goede doel versus musea Wanneer je de websites van musea en Unicef vergelijkt, vallen er meteen een aantal dingen op. Unicef geeft namelijk de al bestaande partners een gezicht bij het geven van informatie over de mogelijkheden. Ze geven daarmee aan dat er al bedrijven zijn die hun steunen, en laten hun vertellen wat ze er aan hebben gehad. Terwijl de musea het globaal houden. Er zijn bij het Scheepvaartmuseum bijvoorbeeld drie verschillende sponsorprogramma’s maar er wordt geen voorbeeld gegeven wat die programma’s dan inhouden. Terwijl er bij Unicef per sponsormogelijkheid een voorbeeld word gegeven. Een belangrijk punt waar Unicef bovenop zit is dat niet alleen de top laag van het bedrijf sponsort en dus ook de voordelen ontvangt die gegeven worden aan sponsors. Ze richten zich op het gehele bedrijf, sporen medewerkers aan om ook acties te organiseren voor hun organisatie en geven hierbij hulp wanneer medewerkers iets willen opzetten. Terwijl je bij musea vooral leest dat, wanneer je sponsor wordt je bijvoorbeeld vrijkaartjes krijgt voor het museum. Er staat niet dat het voor alle medewerkers in het hele bedrijf is, soms staat er voor het gezin. Ik neem aan dat dit voor het gezin van het
22 Website: ‘MVO Unicef’. Unicef. 5 april 2013
ondernemen/mvo/>. 23 Website: ‘Hoe werken we’. Unicef. 5 april 2013
ondernemen/unicef-‐partnership/hoe-‐werken-‐we-‐/>.
28
bestuur of eigenaar is van het bedrijf. Daarnaast is het museum af te huren door het bedrijf om indruk te maken op de relaties van het bedrijf. Ook daar hebben de medewerkers van het bedrijf niet veel aan.
1.7.1 Verschillen De relatie nu tussen bedrijven en musea in sponsorverbinding. Bij sponsoring is er vaak sprake van een ‘horizontale binding’ met een bedrijf. Bij de sponsoring wordt vaak een vast bedrag toegekend per periode aan de culturele instelling en in ruil daarvoor krijgt het bedrijf privileges zoals bijvoorbeeld korting op de zaalhuur van het museum. Daarnaast helpt deze binding het bedrijf vaak bij zijn strategische doelstelling. Wanneer je bedrijven wilt benaderen voor je community dan help je ze ook bij de strategische doelstelling maar krijg je in plaats van geld, inzet van de werknemers van het bedrijf. Hierdoor heb je een ‘verticale binding’ met het bedrijf.
Figuur 1 Horizontale binding is vaak alleen binding met de bovenste laag van het bedrijf. Terwijl verticale binding door alle lagen van het bedrijf gaat.
1.8 Hoe is de relatie tussen musea en bedrijven? De conclusie is dus dat musea nog te veel op sponsoring is gericht, terwijl goede doelen zoals Unicef zich vooral richten op het betrekken van de mensen bij hun organisatie. Niet alleen de bovenlaag van het bedrijf zoals de directeur maar ook de
29
medewerkers. Musea doen dit niet, zij richten zich alleen maar op de bovenlaag, op de directeur want die geeft het geld. Wat ook opvalt is dat Unicef hun sponsorbedrijven geen sponsors noemen maar partners. Hierdoor ontstaat er al een andere verwachting van beide partijen, dan bij sponsoring. Als je partner bent van iemand dan ben je onderdeel van een samenwerkingsverband. Ook hier weer, is niet alleen het bedrijf een partner van Unicef maar ook de medewerkers zijn partners. Dit laat Unicef zien, door ook de medewerkers op de hoogte te houden en ze te betrekken bij de evenementen die ze organiseren. Door ze aan te sporen geld in te zamelen en te helpen bij het organiseren van een actie wanneer medewerkers iets willen organiseren om geld in te zamelen. Dit kunnen de musea natuurlijk ook doen. Door de bedrijven niet alleen te zien als een sponsor maar ook als een partner en zo ook de medewerkers te betrekken bij hun museum. Zodat de medewerkers ook het gevoel hebben dat ze partner zijn van het museum en een relatie met ze hebben. Maar het moet niet alleen bij gevoel blijven, net als bij de goede doelen wil je ook dat het gevoel omgezet word naar actie. Bij Unicef is dat doordat medewerkers bijvoorbeeld hun eigen wervingsactie organiseren of meedoen aan een actie om geld in te zamelen. Om een relatie, zoals Unicef heeft met bedrijven mogelijk te maken tussen musea en bedrijven, kan naar mijn mening alleen door een community op te richten. Een museum zou zelfs verder kunnen gaan in een betrokken en actieve relatie met bedrijven dan Unicef omdat ze een eigen pand hebben, een collectie, tentoonstellingen organiseren en steeds andere thema’s kunnen aansnijden. De persoonlijke benadering die musea gebruiken om sponsors binnen te halen werkt goed, veel bedrijven zeggen toe wanneer er persoonlijk contact met hen wordt opgenomen. Dit is een punt wat onthouden moet worden als er een bedrijf wordt benaderd als community. Wel moet er rekening worden gehouden met het feit dat de medewerkers in het bedrijf zichzelf niet zien als een community. Sommige werknemers gaan naar het werk, puur voor het inkomen andere werknemers gaan helemaal op in hun werk en hebben weinig contact met de andere medewerkers weer andere werken veel over. Sommige werknemers zijn veel op de weg te vinden omdat ze vooral buiten de deur werken. Niet iedereen hoeft een passie te hebben voor zijn of haar werk of zijn werkplek
30
leuk te vinden. Sommige kunnen al jaren werken bij het bedrijf met veel plezier. Hoe dan ook, per bedrijf zal het er intern anders uitzien. De sfeer bij de werknemers onder elkaar is bij elk bedrijf verschillend, sommige zien elkaar nog in hun vrije tijd maar er zullen ook genoeg medewerkers zijn die elkaar privé nooit tegen komen. Dit kan zijn omdat ze niet bij elkaar in de buurt wonen of gewoon niet goed met elkaar kunnen opschieten. Als je als museum een bedrijf wilt benaderen als community moet je hier dus allemaal rekening mee houden. Je moet kennis hebben van de binnenkant van het bedrijf (de werkvloer) om een verbinding aan te kunnen gaan. Een valkuil is om ervan uit te gaan dat het bedrijf en de werknemers snappen wat voor verbinding je met hun wilt aangaan. Daarnaast is het een valkuil om aan te nemen dat het bedrijf alleen een gemeenschappelijk domein is waaraan je genoeg hebt om een relatie te kunnen opbouwen.
31
Hoofdstuk 2 – Wat betekent het om bedrijven te benaderen als community? In hoofdstuk 1 hebben we geconstateerd hoe de relatie op dit moment is tussen musea en bedrijven. Deze relatie is vrij oppervlakkig als je hem vergelijkt met de relatie die een goed doel heeft met bedrijven. Dit hebben we aangetoond door licht te werpen op de relatie die Unicef heeft met bedrijven. We zijn tot de conclusie gekomen dat een betere en hechtere relatie kan ontstaan als medewerkers actief betrokken raken bij de verbinding tussen het bedrijf en het museum. Om voor deze betrokkenheid te zorgen moet er een verticale binding komen met het bedrijf in plaats van de horizontale binding wat op dit moment vaak van toepassing is. Deze verticale binding kan volgens mij worden gecreëerd door het inzetten van het concept communities. Het kost veel tijd en energie om een community te creëren vooral wanneer je bedrijven hierbij wilt betrekken. Dus misschien denk je, waarom zou je als museum de moeite nemen om een bedrijf überhaupt te betrekken bij je community? Dus voordat we verder gaan eerst een paar redenen, waarom bedrijven betrekken bij je community de moeite waard is24: -‐
Een community kan invulling geven aan je museum missie en doelstellingen
-‐
Opzetten van een community geeft de mogelijkheid samen met andere bedrijven in de buurt iets te doen voor de gemeente waarin ze zijn gevestigd. Hierdoor krijg je beide meer bekendheid, wat gaat leiden naar een groter draagvlak.
-‐
Samenwerken met bedrijven in de vorm van community kan leiden tot nieuwe bezoekers en andersom nieuwe consumenten/klanten voor het bedrijf.
24 Interiew:
Manders, A. persoonlijk interview. 12 maart 2013.
32
Wanneer de doelgroep van een museum en een bedrijf niet op elkaar aansluiten hoeft dat niet perse negatief te zijn. -‐
Medewerkers krijgen nieuwe contacten buiten het erfgoedwerkveld en kunnen daardoor nieuwe kennis en informatie opdoen.
-‐
Wanneer je ervoor kiest om met sponsors een community op te zetten is het een mogelijkheid om echt contact te maken met je sponsors waarbij je ook contact krijgt met de medewerkers. Je hoeft niet perse een nieuwe bedrijf te benaderen.
Een community creëren waarbij je de bedrijven betrekt heeft, naast dat negatieve puntje dat het veel tijd en energie gaat kosten, veel positieve punten voor een museum. Nu gaan we verder met het onderzoek, of het opzetten van een community waarbij je bedrijven betrekt, een optie is voor musea. In dit hoofdstuk gaan we kijken wat het betekent om bedrijven te benaderen als community. Musea maken al langer gebruik van communities dus ik heb veel informatie gevonden over het gebruik van communities in musea. We gaan kijken op wat voor manier een community kan worden ingezet om verbinding te maken met een bedrijf, wat het precies inhoud om onderdeel uit te maken van een community en wat de gevolgen daarvan zijn. Dit wil ik doen door te kijken wat de redenen zijn van musea om communities te gebruiken. Samen met de uitkomsten van dit hoofdstuk en hoofdstuk 1 gaan we dan in het volgende hoofdstuk verder met de laatste stap: Hoe maak je verbinding met bedrijven. Het belangrijkste is dat je graag een verbinding wilt tussen jouw culturele instelling en het bedrijf dat je benadert, het liefst wil je dat dit een duurzame en vooral een echte relatie wordt. Dus niet alleen maar op papier, maar dat beide partijen er aandacht en energie in steken. Daarom is het benaderen van bedrijven als community niet zomaar iets wat je er tussendoor doet. Er moet goed over nagedacht worden en een plan worden gemaakt. Je moet kijken wat je als culturele instelling allemaal te bieden hebt en wat het bedrijf jouw te bieden heeft. De doelstellingen, missie en visie van beide partijen kunnen niet te ver van elkaar afliggen. Daarom is het verstandig eerst goed de jaarverslagen te
33
bestuderen en informatie in te winnen voor je bedrijven benadert. Er gaat veel tijd zitten in het benaderen van een bedrijf. Het moet daarom duidelijk zijn binnen de culturele organisatie, wie verantwoordelijk is voor het werven van bedrijven. Deze persoon moet ook op de hoogte zijn en blijven van de ontwikkelingen in de maatschappij en kijken op welke manieren de culturele instelling daarop kan inspelen. 2.1. Verschillende soorten communities De relatie tussen musea en community zijn door de jaren heen veranderd. Vanaf de jaren ‘50, tot ongeveer de jaren ‘70 hebben musea gewerkt met lokale communities in een bepaalde buurt, stadswijk, platteland etc. De samenwerking, met lokale communities, gingen in het begin vooral kleinere buurtmusea aan. Community betekent in die tijd: een groep mensen die een plek of gebied delen. Hierdoor hebben ze ook vaak een gedeeld erfgoed en identiteit. De identiteit speelt een belangrijke rol in deze community25. Vanaf de jaren ’90 komt het begrip social inclusion in beeld. Musea gaan nu werken met verschillende uitvoeringen van het concept community. Er ontstaat hierdoor een uitbreiding van het concept community. Hierdoor ontstaan er verschillende typen en mogelijkheden van community. Vanaf eind jaren ‘ 90 gaan steeds meer grotere musea werken met communities. Voorbeelden van communities die opkomen zijn: social inclusion: etnische communities, communities met minderheden (bijvoorbeeld: vrouwen, blinde mensen) en source communities26. Een source community bestaat uit een groep mensen die onderdeel zijn van de cultuur waaruit de collectie van een museum bestaat. Ook delen zij een gemeenschappelijke identiteit. Het museum begint in te zien dat de kennis van de source community belangrijk is om de objecten goed tot hun recht te kunnen laten komen27. Vanaf de 21ste eeuw krijgen we te maken met weer een uitbreiding van het concept van communities. Nog meer mogelijkheden doen zich voor.
25 Scriptie: Santos dos, P. Sociomuseoly II -‐ Museology and Community Development in the XXI Century.
Diss. Reinwardt Academie, 2008. Amsterdam: 2008 p. 47-201. 26 Sandell,R. Including Museums. Perspectives on museums, galleries and social inclusion. Leicester: RCMG 2001 p. 13-‐14. 27 Peers, L. E.K. Brown. Museums and source community. New York, Londen: Routledge 2003. p. 3-‐4. 34
Met lokale communities was er een gedeelde plek, een gedeeld erfgoed en speelde de zoektocht naar identiteit een belangrijke rol. Bij social inclusion was er binding met de community door een gedeelde positie in de maatschappij. bijvoorbeeld: migranten en vrouwen. Source communities: een groep mensen die onderdeel zijn van de cultuur waar de objecten en collecties van musea vandaan komen. Hun kennis en interpretatie van de objecten worden gebruikt door musea. Het is vaak zo dat zij hierdoor een speciale relatie hebben met de musea. Deze groep kan bijvoorbeeld een etnische groep zijn maar ook bijvoorbeeld een groep kunstenaars. Nieuw in de 21ste eeuw is de community of practice. Hierbij is het concept van community uitgebreid naar de mogelijkheid om mensen bij elkaar te brengen in een betekeniswaardig en creatieve relatie waarbij er de mogelijkheid is om samen nieuwe dingen of ideeën te creëren. Wat hen samenbrengt is niet perse gedeelde erfgoed, of hun positie in de maatschappij. Wat deze groep samenbrengt is een gedeelde interesse en de wens om iets samen te kunnen doen. Uiteenlopend van samen dingen bedenken, creëren of delen. Het concept van COP heeft veel gebruikers, het wordt veel gebruikt in de museumwereld en wordt ook in andere vormen dan alleen in het museum gebruikt. Zoals bijvoorbeeld door online museum communities. Door de jaren heen is het concept van een community verbreed. De ontwikkelingen zijn na elkaar gekomen maar dit wil niet zeggen dat de ene community de andere community vervangt. Alle communities zijn vandaag de dag nog actief in het cultureel erfgoedveld. Zo had het Amsterdam Museum in 2003 hun tentoonstelling ‘Oost Amsterdamse buurt.’ Een project waar bewoners van de Oost Amsterdamse buurt betrokken werd bij het opzetten van deze tentoonstelling. Naast de tentoonstelling is er ook de website ‘Het geheugen van Oost’ opgericht waardoor de community ook online bij elkaar kwam om hun verhaal te vertellen. Dit project van Amsterdam Museum was opgezet om een speciale groep mensen, naar het museum te trekken. Hiervoor hebben ze de verbinding van de woonplek gebruikt die de mensen met elkaar gemeen hadden om een relatie mee op te bouwen. Deze methode wordt vaak gebruikt bij projecten
35
waarbij ‘social inclusion’ belangrijk is. Daarnaast zijn de kenmerken van deze projecten dat het museum samenwerkt met de mensen en dat daardoor het eindresultaat een samengesteld product wordt wat bestaat uit kennis van het museum en kennis van de betrokken mensen die mee hebben geholpen. Het is dus niet alleen de visie van het museum dat vertaald wordt in het eindproduct. Dit is een voorbeeld van een ouder community concept en een nieuwer community concept waarbij je online een platform biedt voor de community. Daarnaast wordt er vaak, ook om social inclusion te stimuleren, veel gebruik gemaakt van communities bestaande uit verschillende sociale, etnische of religieuze achtergronden28. Op welke manieren benaderen ze deze groepen en wat zijn de redenen dat ze publiek meer willen betrekken bij het museum? Om de barrières tussen musea en bezoekers kleiner te maken of te verwijderen werkt het concept omschreven door Annie Delin (volgens Graham Black) het beste om deze barrières te verwijderen. Als musea deze barrières weg willen halen, moeten ze de community waar zij in zitten, actief benaderen als partner en samen gaan werken. Het museum moet dus actief participeren binnen in de community. Door deze community over te halen tot partnerschap kunnen de barrières worden verwijderd. Om dit te doen, moet er intern in het museum tijd vrij worden gemaakt om contact en energie te kunnen steken in de community. Redenen waarom musea vaak niet actief zijn in een community zijn: -‐
gebrek aan resources
-‐
weinig vertrouwen
-‐
angst voor de veranderingen die het intern teweeg kan brengen
Redenen waarom het publiek geen contact zou willen maken met het museum of het museum komen bezoeken -‐
te weinig tijd
-‐
gebrek aan interesse
28 Scriptie: Deiser, P. Online museum Communities: Towards a new culture of relatedness. Diss. Reinwardt
Academie, 2010. Den Haag: 2010. p. 8-‐9.
36
-‐
gebrek aan faciliteiten in het museum
-‐
moeilijk toegang tot het museum fysiek en intellectueel
-‐
geen aansluiting vinden door intellectueel, sociaal of cultureel een andere houding te hebben ten opzichte van het museum
-‐
de toegangsprijs
De uitdaging voor een museum is om te reageren op de individuele behoeftes van de leden van een community en ze te betrekken bij het museum. Dit doe je door een warm, verwelkomend, inclusief, vriendelijk en tot verkenning en ontdekking aanmoedigende atmosfeer te creëren in het museum. Community leden kunnen worden gerepresenteerd in de medewerkers van het museum. Daarnaast is het van belang fysiek in contact te treden met de community. De community moet worden gezien als een gelijkwaardige partner29. Terwijl in het begin de reden van de samenwerking met communities vooral nodig was om het museum te helpen met het vertellen van het verhaal, zoals bij een ‘source community’, of om meer draagvlak te creëren in de gemeenschap door een actieve houding aan te nemen in de ‘lokale community’ en hun een plek te geven waar ze bij elkaar kunnen komen en hun verhalen kwijt kunnen in het museum, is er de laatste jaren de samenstelling van een community verandert. Na het museum toegankelijker te hebben gemaakt door verschillende communities te vormen op basis van geloofsovertuiging, culturele achtergrond, op basis van sekse, sociale positie in de maatschappij, seksuele voorkeur en ga zo maar door zijn er nu communities ontstaan die zich niet zo makkelijk een label laten opplakken. Dit is een community waarbij de groep niet perse bestaat uit mensen die in dezelfde woonplaats woont of een uit een groep met dezelfde achtergrond. Er bestaan nu ook communities op basis van interesse. Mensen die samenkomen om te werken aan een project en van elkaar leren over hun gedeelde interesse.
29 Black, G. The Engaging Museum. Londen, New York: Routledge 2005. p. 51-‐58
37
2.2. Community of Practice Een voorbeeld van een nieuwere vorm van community is de community of practice. Dit is een community dat bestaat uit mensen die dezelfde interesse of doel hebben. Deze mensen hoeven dus niet allemaal in dezelfde woonplaats te wonen. Om de community of practice beter uit te leggen gebruik ik het concept beschreven door Etienne Werner. Hij is de bedenker van ‘Communities of Practice.’ Bij een community of practice word er een verbinding gemaakt niet op basis van sekse of omgeving maar op basis van interesse. Hij legt uit dat steeds meer bedrijven in verschillende sectoren gebruik maken van Communities of Practice omdat het een goedwerkende methode is om prestaties te verbeteren. Het concept gaat uit van het combineren van kennis en leren waarbij, een groep mensen die allemaal een passie hebben voor iets waar ze goed in zijn, hierover kennis uitwisselt met elkaar en op die manier van elkaar leert en zo nog beter wordt in hetgeen waarvoor ze passie hebben. Het museum gebruikt een community of practice voor verschillende redenen zo heeft bijvoorbeeld het Huis van Alijn in Gent bij het project ‘Trots op mijn auto’ beroep gedaan op een community of practice. Het museum had zelf weinig kennis van het onderwerp en heeft door de autoliefhebbers die mee deden aan het project veel geleerd over dit onderwerp30. De National Postal Museum gebruikt een community of practice om meer te leren over verschillende educatie en participatie mogelijkheden. In deze community of practice zijn mensen van verschillende werkvelden actief zoals o.a. docenten van scholen en educatie medewerkers van musea die hun ervaring en kennis met elkaar delen en samen opzoek gaan naar nieuwe manieren van educatie en participatie en het ontwikkelen van nieuwe theorieën31. In het Nieuw Zeeland Museum is er voor de tentoonstelling ‘Passports’ het project ‘The Mixing Room’ ontstaan. In de tentoonstelling wordt uitgelegd dat er veel verschillende mensen in Nieuw Zeeland wonen, die oorspronkelijk ergens anders vandaan komen. Om een goed beeld te
30 online artikel: Zeijden, van der. A. ‘Van materieel naar immaterieel erfgoed: een pleidooi voor een actief
communitybegrip’. Quotidian. februari 2012. 23 mei 2013 . 31 Online artikel: David, Sarah. ‘Communities of Practice at the National Postal Museum’. New learning
institute. 15 december 2010. 23 mei 2013 < http://newlearninginstitute.blogspot.nl/2010/12/communities-‐of-‐practice-‐at-‐national.html>.
38
krijgen van de verschillende mensen in Nieuw Zeeland worden er tijdens het project ‘The mixing Room’ elke keer mensen betrokken uit verschillende communities. Om de 18 maanden worden er mensen uit andere communities benaderd en samen met het museum maken ze een tentoonstelling waarbij iedereen hun, persoonlijk verhaal op hun eigen manier via film, kunst, via een gedicht of via digitale media kunnen laten zien. Dit is een vorm van co-creatie dat ontstaat door samenwerking tussen verschillende communities32. Het Amsterdam Museum heeft tijdens het project ‘Buurtwinkels’ veel samengewerkt met de eigenaren van buurtwinkels in Amsterdam. Het museum wilde laten zien, wat de positie is van buurtwinkels in de stad en welke invloed zij hebben op mensen. Door de uitvoering van dit project is er niet alleen samengewerkt met de eigenaren van de buurtwinkels, ook is er door het museum geprobeerd om mensen te bereiken die in de buurten wonen waar de buurtwinkels gevestigd zijn om ze te betrekken bij het project en naar het museum toe te trekken als bezoeker 33. Het voordeel van een communtiy of practice is dat het veel nieuwe kennis oplevert. Daarnaast is het een manier om mensen te betrekken bij het museum die normaal niet snel het museum zouden opzoeken. Door een community of practice te betrekken bij je museum is er ook sprake van communicatie van twee kanten, wat belangrijk is zoals we al eerder hebben gelezen, om verbinding te kunnen maken met het publiek en verder te kunnen groeien als museum en zo een sterkere band te kunnen ontwikkelen met het publiek en de verschillende communities die het bezoeken. Niet elke community is een community of practice. In Etienne Wenger’s woorden de uitleg van een community of practice34: Communities of practice are groups of people who share a concern or a passion for something they do and learn how to do it better as they interact regularly.
32 Website: ‘Community focus’. Museum of New Zealand. 23 mei 2013 <
http://www.tepapa.govt.nz/AboutUs/Pages/Communityfocus.aspx>.
33 Website: ‘Het project Buurtwinkels’. Amsterdam Museum. 23 mei 2013 <
http://buurtwinkels.amsterdammuseum.nl/8918/nl/het-‐project-‐buurtwinkels>. 34 Website: Wenger, E. ‘Etienne Wenger, Community of practice’. ewenger. juni 2006. geraadpleegd op 15
april 2013 .
39
Een community of practice bestaat volgens Etienne Wenger uit de volgende onderdelen: -‐
een gemeenschappelijk domein: het onderwerp wat de community met elkaar bindt. Dit kan bijvoorbeeld een gedeelde passie zijn. Zoals een voorliefde voor films of bijvoorbeeld grote interesse in het menselijk lichaam. Het kan van alles zijn.
-‐
de community: Dit zijn de leden van het domein die in gesprek gaan over het onderwerp (hun passie) en kennis en ideeën uitwisselen. De leden zijn actief in het domein en maken er deel van uit. Een dokter geeft bijvoorbeeld over zijn visie op de behandeling van een patiënt met Pfeiffer, waar anderen weer op kunnen reageren en hun mening over geven. Of een filmregisseur wisselt kennis uit met een documentaire regisseur over de beste filmhoeken die gebruikt kan worden.
-‐
praktijk/ de uitoefening: De leden van de community zijn actief bezig met hun passie. Ze kijken bijvoorbeeld niet alleen films maar regisseren zelf ook films. Of zijn niet alleen geïnteresseerd in het menselijk lichaam maar zijn ook werkzaam in de zorgsector als dokter of in de verpleging.
De combinatie van deze onderdelen maken allemaal deel uit van de verbinding van de mensen die samen een community of practice vormen. Etienne Wenger legt uit dat een community of practice geen vaste vorm heeft. Behalve de drie onderdelen die hierboven zijn beschreven is er geen vaste uitwerking. Een community of practice kan bijvoorbeeld online bestaan maar ook fysiek of beide online en fysiek. Communities of practice worden dus volgens Etienne Wengers theorie gebruikt voor de ontwikkeling van de specialiteit (passie) van de leden. Hierbij doen de leden een beroep op elkaar en kunnen ze elkaar helpen om: -‐
Problemen op te lossen met elkaar
-‐
Informatie in te winnen bij elkaar
-‐
Ervaringen uit te wisselen met elkaar Uitwisseling van concepten/standaard formulieren
40
-‐
Discussiëren over ontwikkelingen in het werkveld (in het interesseveld)
-‐
het documenteren van projecten zodat er een geschreven oplossing is voor fouten die telkens terugkomen en zodoende niet telkens opnieuw een oplossing moet worden bedacht voor hetzelfde probleem
-‐
Bij elkaar op bezoek gaan om een kijkje te nemen hoe iemand anders het doet en op die manier van de praktijkervaring te leren.
-‐
Het in kaart brengen van de kennis en kijken waar nog weinig van bekend is zodat die informatie nog ingevuld kan worden door er met elkaar naar te zoeken.
-‐
Verschillende informatie met elkaar combineren en zo misschien tot nieuwe inzichten komen.
2.2.1. Communities of practice voorbeeld Victoria en Albert Museum Een goed voorbeeld van een community of practice in de museum wereld is die van het Victoria & Albert Museum. Het Victoria en Albert Museum in Engeland heeft in zijn missie staan35: “To promote, support and develop the UK creative economy by inspiring designers and makers, and by stimulating enjoyment and appreciation of design.” Om deze missie te kunnen uitvoeren hebben ze de Creatieve Industrie aan hun bezoekersprofiel toegevoegd. Juliette Fritsch hoofd van Gallery Interpretatie, evaluatie en resources bij het Victoria & Albert Museum heeft in 2008 het artikel geschreven: “Can a ‘Communities of Practice’ framework be applied to the creative industries as an identified audience for the V&A?”36 35 Online rapport: ‘Victoria and Albert Museum. Annual Report and accounts 2011-‐2012’. Victoria & Albert
Museum. 2012. 15 april 2013 p. 2. . 36 Online artikel: Fritsch, J. ‘Can a communitie of practice framework can be applied to the creative industries as an identified audience for the V&A.’ Victoria & Albert Museum. 2008. 15 april 2013 .
41
Waarin ze onderzoekt of een community of practice kan worden toegepast op de creatieve industrie die zij als bezoekers willen trekken in het museum. Uit het stuk komt naar voren dat er grote binding onderling is bij de participanten van de community, doordat het creatieve proces belangrijker is dan het product. Om het duidelijker uit te leggen: De mensen die werken bij een creatief bedrijf (wat een creatief bedrijf is, is op dit moment geformuleerd door het Victoria & Albert Museum) moeten bij de uitvoering van hun werk een proces doorlopen. Of dit proces nu zorgt voor de uitkomst van een grafisch ontwerp, een kledingstuk of een reclame campagne maakt niet uit. Wat hen bindt is dat ze allemaal het gevoel hebben dat zij tijdens de uitvoering van hun werk iets laten ontstaan. Omdat ze allemaal dit proces doorlopen is het proces juist hetgene wat hen bindt, in plaats van het eindproduct. Dus de kledingontwerper kan zich verplaatsen in de reclamemaker en andersom, omdat ze allebei een boodschap naar buiten willen brengen. Alleen de een doet het via kleding en de ander doet het via reclame. Het voor en nadeel is dat ieder van deze groep een ander soort kennis heeft. Als het Victoria & Albert Museum deze groep wilt faciliteren moet ze dus rekening houden met verschillende beroepen. Terwijl als je een community of practice hebt van dokters, kan je als museum veel gerichter werken en proberen mensen te betrekken bij het project omdat je te maken hebt met één professie. Het is dus mogelijk om een community of practice op te zetten door het museum voor de creatieve industrie om zo aan hun missie te voldoen. Ik heb het jaarverslag van 2012 erbij gepakt van het museum om te zien of zij deze bezoekersgroep ook daadwerkelijk hebben weten te trekken door een community of practice op te zetten. In het artikel staat namelijk niet, of ze na het onderzoek ook daadwerkelijk een community hebben opgezet of aansluiting hebben gezocht bij een bestaande community van creatieve bedrijven. Op bladzijde 10 en 11 van het Annual Report and Accounts 2011-2012 wordt beschreven wat er allemaal gedaan wordt om de creatieve industrie als bezoekers te trekken bij het museum. Hier wordt duidelijk dat het Victoria & Albert Museum zichzelf heeft open gesteld als het domein van de creatieve community door de creatieve ontwikkeling in Engeland weer te geven. Dit doen ze door programma’s op te zetten om mensen te inspireren. Er zijn wedstrijden en awards voor de creatieve industrie bezoekers zoals de “Architectural
42
Competition Designs for V&A Dundee” en de “V&A Illustration Awards ”. Daarnaast wordt er elke laatste vrijdag van de maand een avond georganiseerd voor de creatieve industrie waar ze bij elkaar komen voor een hapje en een drankje, een modeshow, voor debatten en andere presentaties over en voor de creatieve industrie.
2.2.3. Online community Een community of practice kan ook online ontstaan in de vorm van een online community. Patricia Deiser gaat in haar scriptie “Online museum communities : towards a new culture of relatedness” in op het fenomeen online community. Volgens haar is de community ontstaan als een manier van musea om zichzelf open te stellen voor ander publiek. In eerste instantie was een museum vroeger voor de elite. Het museum was toegankelijk voor een kleine groep van de samenleving. Pas vanaf 1920 toen het publiek een steeds belangrijker onderdeel werd voor het museum, werd duidelijk dat het museum zich meer moest openstellen om bezoekers te trekken. Dit had alles te maken met het bestaansrecht van het museum dat veranderde. Het museum was nu niet meer alleen voor die kleine elitaire groep, maar moest voor iedereen toegankelijk zijn. De groep werd dus groter en het moest duidelijk worden waaruit deze groep bestond. Vandaar dat er toen steeds meer bezoekersonderzoeken kwamen zodat het museum zich kon aanpassen aan zijn nieuwe publiek. In eerste instantie werd het publiek gezien als een passieve groep, het museum zendt de kennis die het heeft naar zijn publiek en het publiek leert wat het museum wilt dat het leert. Een leerling/leraar verhouding was van toepassing. Vanaf 1990 werd ‘toegankelijkheid’ het sleutelwoord voor de relatie tussen musea en zijn bezoekers. Hierdoor veranderde de rol van het publiek van een passieve rol naar een actieve rol. Patricia Deiser geeft aan dat dit het begin is van een community zoals wij die kennen, waarbij de bezoekers een actieve rol hebben en hun eigen visie meenemen naar het museum en daar die met elkaar delen. Zo ontstonden er initiatieven als “Open Museums” in Glasgow. Bij dit project mochten community groepen objecten lenen en daarmee tentoonstellingen en exposities houden in hun eigen community37. Het is nu een bekende en door onder andere het Amsterdam Museum en Museum Rotterdam
37 Scriptie: Deiser, P. Online museum Communities: Towards a new culture of relatedness. Diss. Reinwardt
Academie, 2010. Den Haag: 2010. p. 10-‐11.
43
gebruikte manier om publiek te bereiken dat normaal niet in het museum komt. Maar door de opkomst van het internet en de sociale media is er nog een vorm van community ontstaan: de online community. Net als bij musea is het internet door ontwikkelingen door de jaren heen verandert. Waren de gebruikers van internet eerder nog passieve bezoekers, tegenwoordig willen de bezoekers van een website kunnen participeren. Hierdoor hebben websites tegenwoordig: forums, polls, RSS feeds en worden websites steeds meer gekoppeld aan een Twitter en Facebook account. Via verschillende wegen, kunnen bezoekers van een website nu hun mening geven, vragen stellen en/of beantwoorden. Sommige websites gaan zelfs verder zoals Wikipedia, waarbij de bezoeker zelf ook teksten kan toevoegen aan de website en het kan helpen opbouwen. Net als bij musea, krijgen ook de online bezoekers nu een stem en waardering voor deze stem. 2.3. Online community en musea Een online community bestaat eigenlijk uit dezelfde onderdelen als een community of practice en is dus een toepassing van de theorie van Wenger’s idee van een community of practice. Je probeert online mensen samen te brengen die een gemeenschappelijke interesse hebben en kennis willen delen met elkaar. Alleen gebeurt de uitwisseling nu online in plaats van op een fysieke plek. Net als bij een fysieke community is er een virtuele plek nodig ergens op het internet die bijgehouden wordt door een beheerder. Bijvoorbeeld het Amsterdam Museum heeft de website “Geheugen van Oost” opgericht als onderdeel van het project “Oost Amsterdamse Buurt.” Dit is een plek waar de community online bij elkaar kan komen. Maar alleen een website opzetten is niet genoeg. Het Amsterdam Museum is de beheerder, wat inhoud dat ze de mensen gaat aansporen om uiteindelijk zelf ook actief deel te nemen aan de website. In het begin houdt het vooral in dat de beheerder zelf veel tijd en energie moet stoppen in de website om het levend te houden. Daarnaast dingen verzinnen om de community zelf ook online mee te laten participeren. En daar komt weer de relatie om de hoek kijken. Het is nu de bedoeling dat het Amsterdam Museum online een relatie aangaat met de community.
44
Als het, het museum lukt om een relatie te op te bouwen met de community online zal dit resulteren in een actieve website waarbij niet alleen de beheerder artikelen, filmpjes enz. post maar ook de community zelf zijn kennis beschikbaar stelt en online zet voor zijn mede leden. Er kunnen discussies ontstaan die misschien worden begeleid door de beheerder, maar waarbij de mening van iedereen telt en niet klakkeloos wordt aangenomen dat de beheerder het altijd bij het rechte eind heeft. Hierdoor ontstaat nieuwe kennis en informatie die mede leden en de beheerder kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld het uitoefenen van hun beroep.
2.4.Wat zijn de ethische aspecten van een bedrijven community? De Gedragscode voor Musea is in Nederland een leidraad dat door de musea wordt gevolgd. Ook al is deze gedragscode geen wet, toch is het de bedoeling dat de musea zich hieraan houden. Wanneer je een bedrijf gaat betrekken bij jouw community moet je aan een aantal dingen denken.
2.4.1. Belangen conflict Doordat je een bedrijf wilt benaderen voor je community, krijg je een verbinding met twee ondernemingen (bedrijf en museum). Omdat het bij een community gaat om een gelijkwaardige relatie zal er rekening moeten worden gehouden met de belangen van het (vaak) commerciële bedrijf waarmee je verbinding wilt. De beroepscode is hier duidelijk in: Artikel 8.13 belangenconflicten staat dat38: …museummedewerkers dienen zich verre te houden van betaalde arbeid of het ontvangen van commissieloon met betrekking tot activiteiten, die in conflict zijn met de belangen van het museum of als zodanig kunnen worden uitgelegd.
De paragraaf over belangenconflict is in 2003 uitgebreid met de clausule39:
38 Online pdf: ‘Ethische code voor Musea’. Museum Vereniging. p. 21. 2006. 25 mei 2013
. 39 Museum Vereniging. 2006. p. 22 (zie noot 35).
45
‘Ieder belangenconflict dient vermeden te worden. Speciale voorzorg is vereist indien de bruikleengever van een voorwerp of collectie tevens sponsor is van de tentoonstelling of deel uitmaakt van het bestuur, de raad van toezicht of het museale beroepsveld van dat museum. Er dient voor gewaakt te worden dat naar buiten toe zelfs niet de schijn ontstaat van een onbetamelijke belangenverstrengeling.’
Dit houdt in dat het museum wanneer het contact zoekt met een (commercieel) bedrijf tijdens de overeenkomst van samenwerking, of dit nu als community is of als een formele samenwerking waarbij beide bedrijven een samenwerkingscontract met elkaar aangaan, er altijd moet worden nagegaan of er door deze samenwerking geen belangenconflict ontstaat zoals beschreven in bovenstaande artikelen. Dit moet duidelijk worden gemaakt aan het bedrijf en naar oplossingen worden gezocht wanneer er sprake is van een belangenconflict. Mocht er geen oplossing komen voor het belangenconflict, is het misschien beter voor het museum om een ander bedrijf te zoeken om mee samen te werken. Ook al is de Gedragscode voor Musea geen wet, de Nederlandse musea houden zich hier wel aan en het zou kunnen dat je als museum jezelf zal moeten verantwoorden als je, je niet houdt aan deze regels.
2.4.2. Inkomst en wervende activiteiten Een tweede artikel waaraan je moet denken is de regel over onderzoek. In de gedragscode staat bij artikel 3.5 over onderzoek40: Onderzoek door museummedewerkers houdt verband met de missie en doelstellingen van het museum en wordt verricht met inachtneming van aanvaarde wettelijke, ethische en wetenschappelijk normen. Dit houdt in dat je, je als museum aan je eigen doelstellingen en missie moet houden. Bij een samenwerking moet er naast de missie en doelstellingen van je bedrijfspartner ook een duidelijke verbinding zijn naar het museum en zijn missie en doelstellingen.
40 Museum vereniging. 2006. p. 13 (zie noot 35).
46
Het gaat erom dat, wanneer je een bedrijf gaat benaderen voor je community dat je, de belangen van het museum niet uit het oog verliest. Hierdoor kan je het beste opzoek gaan naar bedrijven die doelstellingen en/of een missie hebben die vergelijkbaar is als die van het museum om belangenconflicten te voorkomen. Een bedrijf zal er altijd zijn voordeel uit willen halen, wat logisch is. Je moet voorkomen dat je de relatie niet begint met een valse start door jezelf weg te cijferen of je eigen doelstellingen niet tegemoet te komen.
2.5. Wat betekent het om bedrijven te benaderen als community? Het antwoord op deze vraag ligt in de relatie tussen musea en bedrijven. Zoals we hebben kunnen zien in dit hoofdstuk is dat de relatie tussen bedrijven en musea op dit moment gericht is op geld in de vorm van sponsoring en lidmaatschap. Het is een horizontale relatie die zich afspeelt tussen de directeur van het bedrijf en de directeur van het museum. Wat we zijn vergeten is dat een bedrijf niet alleen een rechtsvorm is maar daarnaast ook een belangrijk deel uitmaakt van een maatschappij. Bedrijven brengen mensen bij elkaar. Zorgen voor partnerships, samenwerkingen en internationale verbindingen. De medewerkers werken met mensen samen, leren dingen van elkaar, ontwikkelen zichzelf om hun functie beter uit te voeren of om een andere functie te kunnen bekleden. We moeten er dus niet alleen maar naar kijken als een pot geld die we willen aantrekken als sponsors maar als een actieve organisatie met mensen waarmee je verbinding kan maken en waarmee je nieuwe samenwerkingen kan opzetten. Van het voorbeeld van Unicef hebben we geleerd dat bedrijven wel degelijk een verticaal relatie kunnen aangaan met instellingen waarbij niet alleen de directeur een relatie aangaat met Unicef maar ook de medewerkers. Het gevolg van deze verticale relatie is dat er meer betrokkenheid ontstaat tussen de instelling en het bedrijf. Unicef draagt bij aan de company pride bij bedrijven. Ook bij musea is deze emotionele waarde verbonden aan een sponsoring, mits je het gehele bedrijf wel betrekt bij de relatie tussen bedrijf en museum, wat nu nog niet het geval is. Bij een verticale relatie betrek je de medewerkers bij de relatie die het bedrijf en het museum samen aangaan. Het is nodig om ervoor te zorgen dat deze verticale verbinding ook daadwerkelijk
47
ontstaat, dit kan je doen door bijvoorbeeld een community of practice op te zetten en zo die emotionele meerwaarde te creëren. Hierdoor trek je de medewerkers naar je toe en ga je met ze in dialoog waardoor deze verticale verbinding ontstaat. Hierdoor krijg je niet alleen betrokkenheid maar het kan ook bijvoorbeeld leiden tot o.a. company pride, co-creatie, kennis vergroting, adviezen voor beide partijen en positieve publiciteit. We hebben gelezen dat het concept van een community zich goed leent voor het creëren van deze verticale relatie. Maar ook dat een community niet zo makkelijk op te richten is. Hiervoor is veel tijd en energie nodig, voor je een actieve community hebt gecreëerd. Om bedrijven te kunnen benaderen als community moet je dus op een andere manier bedrijven benaderen dan musea tot nu toe hebben gedaan. Ze moeten worden beschouwd als een partner waar je mee kan samenwerken. Je moet bedrijven zien als gebouwen met daarin mensen. Mensen die elk hun eigen kennis hebben. Sommige weten veel van marketing af, sommige hebben technologische kennis. Wat hun bindt is het bedrijf waar ze werken maar ook hebben ze een binding met hun professie. Dus als er meerdere bedrijven deel uit maken van je community kan je ook professies aan elkaar verbinden en op die manier kennis uitwisselen. Een woonplaats kan de verbinding zijn, de gemeente waarin ze wonen en werken en ook het museum staat. Je moet als museum een gemeenschappelijk domein zoeken zoals Etienne Wenger al heeft uitgelegd. Het museum kan zichzelf de taak geven om beheerder te zijn van deze community. Dit betekent dat er veel tijd en energie in wordt gestoken door het museum. Maar dit houdt niet in dat alles bepaald wordt door het museum. Laat bedrijven hun mening geven, betrek ze bij beslissingen over projecten die te maken hebben met de community of put uit hun kennis wanneer je bezig bent met een onderwerp waar zij veel meer over weten dan jij zelf doet. Op welke gebieden kan het museum weer kennis bieden en toevoegen aan de community? Elke partij in de community is gelijk, dus ook het museum biedt zijn kennis en ervaringen aan de bedrijven binnen in de community. Verder is het belangrijk om als beheerder te kijken wat voor plek je de community in jouw instelling wilt geven. Immers je wilt graag een band opbouwen met de bedrijven die je toevoegt aan je community. Je wilt (niet alleen) geld maar bijvoorbeeld ook
48
participatie, dialoog, co-creatie, bezoek enz. Geef je ze een plek in het museum zoals het Victoria & Albert Museum dat doet, en stel ruimte beschikbaar voor wedstrijden, bijeenkomsten en award uitreikingen. Of wil je liever een online community opbouwen, of wil je juist fysiek naar je eigen community toe en treed je buiten je eigen deuren en zoek je een plek bij je community in de buurt zoals het Amsterdam Museum het doet bij het project Buurtwinkels. Je moet voordat je gaat beginnen, goed nadenken over de positie die jouw instelling neemt in de community. Wat je ermee wilt bereiken en hoe je dat gaat denken te doen. Wat jouw toegevoegde waarde is, wat bedrijven die je gaat benaderen kunnen toevoegen en wat de verbindingspunten zijn wat deze groep een community gaat maken. Intern moeten er misschien wel eerst veranderingen komen voordat je kan beginnen. Het is de bedoeling dat ook het hele museum meedoet en niet alleen de communicatieafdeling van het museum. Een community opzetten vergt commitment van zowel bedrijven als van het museum zelf. Het project valt of staat met de mensen in de bedrijven en het museum waarmee je de community wilt opzetten. Omdat ik geen culturele instellingen ben tegengekomen die zich bezig houden met het werven van bedrijven om een community mee op te richten heb ik gekeken naar voorbeelden die er dichtbij in de buurt komen. Het Museum Rotterdam is een museum dat een stap verder gaat en samenwerkingen zoekt met andere culturele bedrijven. Ik gebruik dit museum als voorbeeld om een format te ontwikkelen om een community van bedrijven buiten de culturele sector op te zetten.
49
Hoofdstuk 3 -‐ Hoe maak je verbinding met bedrijven Zoals we in hoofdstuk 1 al konden lezen is de relatie tot nu toe tussen bedrijven en musea vooral tussen directeur en directeur (horizontale verbinding) en zijn bedrijven door een sponsor- of lidmaatschap verbonden aan een museum. Daarna hebben we in hoofdstuk 2 gekeken hoe we deze horizontale verbinding kunnen omschakelen naar een verticale verbinding. Een relatie waarbij we als museum niet alleen een verbinding aangaan met het management van het bedrijf maar ook met de werknemers. Om deze verticale verbinding te creëren zou het gebruik van een community een goede methode zijn. Het gebruik van community is voor musea niet nieuw, maar benaderen van bedrijven als community wel. Nu wil ik in dit hoofdstuk gaan kijken hoe je bedrijven kan benaderen als community. Om een verbinding te maken waarbij je het gehele bedrijf wilt betrekken moet je naar mijn mening rekening houden met de drie poten van de community of practice. Op de drie punten: domein, community en practice moeten verschillende acties, handelingen en/of methodes worden bedacht. Als je deze drie punten van Etienne Wenger verwerkt in je poging om een bedrijf aan je community toe te voegen zal je een verticale binding kunnen maken met het bedrijf. Wat dus inhoudt dat je niet alleen een relatie aangaat met het management van het bedrijf maar ook een relatie aangaat met de medewerkers van het bedrijf. Op het internet heb ik gezocht naar artikelen over samenwerkingen tussen het erfgoedwerkveld en het bedrijfsleven. Hieruit zijn voorbeelden gekomen als het Van Gogh museum dat samenwerkt met het TiasNimbas Busines School en een cocreatiedag organiseert. In boeken zoals ‘The participatory museum’ en ‘Pak aan’ staan ook voorbeelden hoe je in de culturele sector gebruik kan maken van je instelling en
50
kennis en die in te zetten voor een samenwerking met bedrijven uit een ander werkveld. Het begint er dus op te lijken dat je verbinding kunt maken met bedrijven door participatie mogelijkheden te creëren. Die participatie moet leiden naar een situatie waarbij beide partijen een voordeel kunnen behalen. Let op, dit betekent niet dat er altijd meer geld moet worden verdient bij een samenwerking, juist niet. De samenwerkingen die ontstaan tussen beide partijen lijden tot meer innovatie, nieuwe kennis en ervaringen. Wat beide partijen weer kunnen gebruiken in hun eigen organisatie. Co-creatie is een concept dat hier goed bij aansluit. Co-creatie kan ontstaan door verschillende communities of practice bij elkaar te brengen zodat er nieuwe informatie of producten ontstaan. Het is een manier waarop musea verbinding kunnen maken met een bedrijf. Naast de twee voorbeelden van co-creatie die ik hierboven heb genoemd is er weinig te vinden over hoe je verbinding kunt maken met bedrijven en hoe je van daaruit een community kan creëren. Daarom wil ik in dit hoofdstuk de verschillende ideeën en theorieën en lessen die we hebben geleerd over het opbouwen van een community die in hoofdstuk 1 en 2 naast de drie poten van Etienne Wenger zetten (domeincommunity-practice) en van daaruit op zoek gaan naar belangrijke punten die je nodig hebt om verbinding te maken met een bedrijf. Om zo de hoofdvraag van dit hoofdstuk te kunnen beantwoorden.
3.1. Terugblik hoofdstuk 1 en 2 Allereerst doen we een stapje terug. We gaan kijken naar de kennis die we al hebben opgedaan in hoofdstuk 1 en 2. Deze hoofdstukken ging over de relatie tussen het bedrijf en het museum. Zo heeft Unicef een speciaal partner programma ontwikkeld voor bedrijven waarbij de medewerkers van het bedrijf dat Unicef sponsort ook worden aangespoord tot actie. Dit bereiken ze door een relatie te creëren met het bedrijf waarbij ook de medewerkers betrokken raken. Ze houden de medewerkers op de hoogte van hun ontwikkelingen en moedigen ze aan om zelf ook acties op te zetten of mee te doen aan bestaande acties. Ze zijn erg gericht om de emotie die door betrokkenheid wordt gecreëerd, dus het gevoel dat de medewerkers niet alleen sponsoren maar ook echt betrokken zijn bij de organisatie en er deel van uitmaken,
51
om te zetten naar actie. Intern kan dit leiden naar ‘company pride’ onder de medewerkers wat weer positief is voor het bedrijf. Ook musea kunnen inspelen op de emotionele meerwaarde die wordt gecreëerd wanneer er een bedrijf wordt benadert voor de community. Wel moet er dan een verticale relatie ontstaan zodat het gevoel omgezet kan worden naar actie en op die manier betrokkenheid en emotionele waarden voor het museum bij medewerkers loskomt. We hebben gezien dat vooral Nederlandse musea dankbaar gebruik maken van hun status binnen de maatschappij. Als je kijkt naar de sponsor pakketten die aangeboden worden, lees je vaak dat het logo van het bedrijf op een prominente plek komt in het museum of op de website. Zo kan een bedrijf trots naar buiten brengen dat ze een culturele organisatie steunen en dat ze cultuur en erfgoed belangrijk vinden. Dit zorgt voor positieve publiciteit naar hun klanten en doelgroep toe. We hebben van de sponsoring, lidmaatschap en Unicef al veel geleerd over het verschil in uitkomsten als museum en een bedrijf de handen ineen slaan. Bovengenoemde lessen staan nu mooi opgesomd maar zijn een combinatie van verschillende instellingen en benaderingsmethoden. Om deze resultaten te behalen is het belangrijk om een verticale relatie te laten ontstaan. Deze verticale verbinding kan dus worden gemaakt met bedrijven door ze te benaderen als community.
3.2. Wat kunnen we gebruiken van onze relatie met bezoekers voor onze bedrijven community Doordat de rol van musea veranderde en de nadruk kwam te liggen op het publiek en de communicatie moesten musea steeds meer gaan nadenken over hoe ze contact konden maken met hun publiek. Daarvoor moesten ze meer gaan nadenken wie hun publiek eigenlijk is. De bezoeker van het museum wordt steeds belangrijker en musea gaan kijken hoe zij deze bezoeker kunnen betrekken bij het museum. Volgens Graham Black zijn er drie stappen die moeten worden ondernomen om bezoekers te betrekken bij het museum tijdens hun bezoek41. Deze stappen zijn om bezoekers te
41 Boek: Black, G. The Engaging Museum. Londen, New York: Routledge 2005. p. 2-‐6.
52
trekken maar we kunnen deze stappen ook gebruiken om de community leden zich welkom te laten voelen bij het museum. Stap 1: Het museum moet erachter komen wat de motivatie is van de bezoekers achter het bezoek. Wat is de reden van het bezoek en wat verwachten ze of waardoor zijn ze gemotiveerd om een bezoek te brengen aan jouw museum? In wat voor staat komen ze het bezoek afleggen, wat voor ervaringen en gedachten hebben de bezoekers, en met wat voor ervaringen en gedachten gaan de bezoekers weer weg. Om hier als museum achter te komen moet het regelmatig in gesprek gaan met de bezoekers. Daarnaast moet er ook geobserveerd worden. Wat doen de bezoekers tijdens hun bezoek aan het museum. Lopen ze de hele route af, lopen ze kris kras overal heen, zijn er problemen enz. En je moet als museum kijken wat de barrières zijn voor een bezoek. Wat kan de bezoeker tegenhouden om langs te komen bij jouw museum? Stap 2: Zet de bezoekers in een goede mindset. Verwelkom ze als gelijken, en verwelkom ze met een zo hoog mogelijke service, zodat ze zich goed voelen bij het bezoek en de keus die ze hebben gemaakt om naar jouw instelling te komen. Motiveer de bezoeker om tijdens het bezoek betrokken te raken bij de collectie en de tentoonstelling. Stap 3: Om deze betrokkenheid bij de collectie en tentoonstelling te aanmoedigen moet je als museum verschillende mogelijkheden geven aan de bezoeker om wat te kunnen doen. Dit kan in de vorm van een handeling bij een display zijn en/of andere in de tentoonstelling verwerkte opdrachten om ergens naar te kijken, iets te beschrijven enz. Maar ook door bijvoorbeeld tijdens een rondleiding gelegenheid te geven voor inbreng van de bezoekers. Belangrijk is om in deze fase de barrières te zien en af te breken zodat bezoekers, zonder zich ongemakkelijk te voelen, kunnen participeren en betrokken raken tijdens hun bezoek.
53
Volgens Graham Black zo hebben we gelezen is het dus o.a. belangrijk is om een gelijkwaardige relatie te creëren met het bedrijf waarmee een community wordt opgericht. Het is belangrijk om de community zich welkom te laten voelen binnen het museum. Het Victoria & Albert Museum heeft daar bij het ontwikkelen van hun membership programma aan gedacht. Dit kan je zien doordat er voor elk nieuw community lid een welkomtour door het museum wordt gehouden. Door mensen individueel te betrekken bij het museum en ze een goed gevoel geven bij het museum kan je het draagvlak van het museum vergroten. Dit kan je dus doen door projecten te organiseren in samenwerking met de community leden. Je hoeft elk community lid niet apart een rondleiding te geven, dit kan je ook doen per nieuw bedrijf dat bij de community komt. Om in contact te komen met het publiek als gelijkwaardige partner moet er volgens Ivan Karp een communicatielijn ontstaan dat twee kanten opgaat. Het museum is niet alleen zender maar moet ook ontvanger worden. Bezoekers moeten een stem en plek krijgen in de communicatie cirkel van het museum. Bijvoorbeeld, wanneer er een tentoonstelling wordt gemaakt wordt er een beroep gedaan op de bezoekers om via meningen en discussie de inhoud van de tentoonstelling te bepalen. Maar wanneer de tentoonstelling staat, is het alleen de ontwerper van de tentoonstelling die bepaald op welke manier de boodschap wordt verzonden naar de bezoeker. De reactie op de boodschap van de bezoeker wanneer ze door de tentoonstelling lopen wordt niet gehoord en geregistreerd. Hierdoor is er nog steeds sprake van een communicatie die niet in zijn geheel van twee kanten komt. Om deze communicatie cirkel rond te maken moet er dus ook gekeken worden hoe de boodschap van de tentoonstelling wordt ontvangen door de bezoekers. Het is belangrijk rekening te houden met de achtergrond en kennis van een bezoeker. De bezoeker zal namelijk tijdens zijn bezoek verbindingen proberen te leggen door wat hij ziet te verbinden met wat hij zelf al weet42. Ook dit geldt ook weer voor bedrijven wanneer je die betrekt als community. Er moet een communicatie cirkel ontstaan waarbij de community ook inspraak heeft op het project. De laatste stap van Karp kan je interpreteren als een evaluatie die moet plaatsvinden wanneer het project waarmee je hebt samengewerkt met de community bijvoorbeeld is afgelopen.
42 Boek: Karp, I. Museum and Communities. Washington, Londen: Smithsonian 1992. p. 182-‐192.
54
Patricia Deiser is van mening dat bij de opbouw van een community de mogelijkheid van dialoog en de stimulering ervan moeten worden geïntegreerd in de constructie van de opbouw van een community43. Naast de lokale en face-to-face contact is het ook belangrijk voor musea om zich internationaal en dus online zichzelf open te stellen voor discussie. Op de website moet er naast de gewone informatie over hoe, wat en waar dus ook plek komen om in dialoog te gaan, dit kan door online een platform te creëren. Via het internet kunnen bezoekers zichzelf presenteren. Hierover wordt veel nagedacht. Zo kan bij het aanmaken van je profiel een eigen lay-out bepaald worden en wordt er vaak gevraagd om jezelf te beschrijven. Daarnaast worden veel persoonlijke dingen gevraagd voor je status update, zoals hoe je, je die dag voelt, wat je vandaag gaat doen enz. Daarnaast heb je de standaard informatie zoals opleiding gegevens, woonplaats, hobby’s, wat je interesseert enz. Een museum kan dus veel informatie vinden over hun bezoekers online, wat ze kan helpen om bijvoorbeeld die welkom service en state of mind van Graham Black te behalen. Deze sites worden ‘Ik’ sites genoemd, het gaat allemaal over de eigenaar van de account. Voorbeelden van deze sites zijn: Twitter, Facebook en MySpace. Daarnaast heb je nog de social media sites zoals Flickr en Creative Spaces dit zijn ‘WIJ’ sites genoemd. Hier komen individuen samen tot groepen omdat ze een gedeelde interesse hebben. Belangrijke tips die Patricia Deiser het museum nog meegeeft zijn: - Bij de oprichting van een community wordt de combinatie van de vijf motivaties van Waterson geïntegreerd: Leuk, dialoog, help, gevoel van identiteit en erbij horen, uitwisseling van ideeën. - De verantwoording over de community kan wel bij een persoon liggen als taak maar alle museummedewerkers moeten erbij betrokken worden zodat het niet slechts een iemands stem is die naar buiten wordt gebracht. Door medewerkers van het museum te betrekken bij de community, zal de community beter functioneren binnen
43 Scriptie: Deiser, P. Online museum Communities: towards a new culture of ralatedness. Diss. Reinwardt
Academie, 2010. Den Haag: 2010.p.45-‐46, 63-‐63, 66-‐67.
55
het museum. Daardoor zal meer animo ontstaan bij de medewerkers om zich actief op te stellen ten behoeve van de community. Daarnaast is het belangrijk dat als de community manager weggaat, de community blijft bestaan. Als de community niet omarmt wordt door de medewerkers van het museum zal de community na het vertrek van de community manager niet lang meer bestaan. - Een community opbouwen kost tijd, geld en heel veel moeite. Daar moet je als musea bij stil staan en rekening mee houden.
3.3. Uitkomsten van communities Wat kunnen de uitkomsten nog meer zijn als je bedrijven benadert als community? Na onderzoek kwam ik erachter dat co-creatie het meest voorkomende resultaat van het samenwerken met een community is. Maar dat wil niet zeggen dat een community cocreatie als resultaat heeft. Zoals hierboven beschreven kunnen ook company pride, positieve publiciteit en een groter draagvlak het resultaat zijn. Nina Simon schrijft op haar blog Museum 2.0. veel over de verbindingen van communities en naar wat voor participatie mogelijkheden ze kunnen leiden. Zo heb je bijvoorbeeld ‘Social Bridging’. Hierbij komen mensen in contact met elkaar die normaal niet snel met elkaar in contact komen omdat ze bijvoorbeeld een andere achtergrond hebben, een (te) groot leeftijdsverschil, ander beroep enz44. Als je bijvoorbeeld een community of practice opzet dat gebaseerd is op interesse kan er dus ook social bridging ontstaan. Daarnaast zorgt een goede community voor een open communicatie waardoor je meer met elkaar deelt en ook meer met elkaar ervaart45. Ook kan het bijvoorbeeld leiden tot advies wat je ziet bij de verbinding die het Van Gogh museum had met M&I/Parners. Zij kregen een jaar lang advies van het adviesbureau46. In het boek ‘Pak aan’ wordt het voorbeeld gegeven van een bedrijf dat creatieve workshops organiseert voor
44 Online artikel: Simon, N. ‘Building Community Bridges: A "So What" Behind Social Participation’. Museum
2.0. 18 april 2012. 24 mei 2013 < http://museumtwo.blogspot.nl/2012/04/building-‐community-‐bridges-‐ so-‐what.html>. 45 Online artikel: Simon, N. ‘Ancient Greece 2.0: Arts Participation before the Industrial Age’. Museum 2.0. 25 januari 2012. 24 mei 2013 . 46 Online Artikel: ‘Goede match tussen cultuur en bedrijfsleven’. Van Gogh Museum. 16 november 2010. 24 mei 2013 < http://www.vangoghmuseum.nl/vgm/index.jsp?page=230354&lang=nl>. 56
bedrijven waarbij out of the box denken gestimuleerd wordt. In het boek geven Emilie Vermeer en Emily de Valk de eigenaren van het bedrijf aan47: Door het houden van deze workshops hoopt het bedrijf AimAtArt die ze organiseert het op langere termijn bewust worden van elkaars waarde en dat zowel kunst op een nieuwe, duurzame manier in bedrijven kan worden geïncorporeerd, als dat de kunstwereld financieel wordt versterkt. Omdat co-creatie veel voorkomt gebruik ik dit als voorbeeld om te laten zien hoe zo’n samenwerking er uit kan komen te zien als je een community in de praktijk zou gebruiken. Ook al zie je vooral veel co-creatie als uitkomst, toch zijn er ook andere uitkomsten mogelijk. Het werken met bedrijven kan ook leiden tot andere resultaten zoals advies, support, vergroten van draagvlak enz.
3.3.1. Co-Creatie in het culturele werkveld Tijdens mijn onderzoek ben ik gestuit op een artikel dat ging over een samenwerking dat plaats heeft gevonden tussen het Van Gogh Museum in Amsterdam en de Business School TiasNimbas in Tilburg48. Deze Business School is voor mensen die verder willen leren over hun professie. Ze hebben studenten die naast school, al een aantal jaar werkzaam zijn bij bedrijven. Er werd door deze school samen met het Van Gogh Museum een co-creatiedag georganiseerd. Tijdens deze dag mochten de studenten van de marketing opleiding van de school een kijkje nemen achter de schermen bij het Van Gogh Museum. Deze studenten waren zelf werkzaam bij Nationale-Nederlanden. Zij keken tijdens deze dag vanuit een marketing perspectief en tevens met hun ervaring bij Nationale-Nederlanden naar de organisatie. Op zo’n dag stelt het Van Gogh Museum zich open voor de studenten. Ze krijgen toegang tot de gehele organisatie en krijgen inzicht in de strategische doelstellingen en bedrijfsvoering van het museum. Er wordt een actieve en open houding verwacht van het museum. Tegelijkertijd wordt er natuurlijk ook iets verwacht van de studenten. Zij moeten die dag, actief meedoen, hun eigen kennis gebruiken om advies te geven voor de uitdagingen van het Van Gogh Museum. Daarnaast word er op zo’n dag veel
47 quote uit boek: Klamer, A., C. Langeveld, P. Teule. 100 en 1 ideeën voor alternatieve financiering van kunst
en cultuur. Pak aan. Hilversum: Stichting Cultuur en Economie, 2011. 13 mei 2013. p. 67. 48 Online artikel: Jansen, M.‘Co-‐creatiedag leert conventies te doorbreken’. TiasNimbas. januari 2013. 5 mei
2013 p. 1-‐2. .
57
kennis uitgewisseld door beide partijen, waarbij ook het Van Gogh Museum de “Het was een zeer leerzame dag waarbij het vooral interessant is om een totaal andere branche te leren begrijpen en daar vanuit marketing naar te kijken. Het is de grote mate van betrokkenheid van de directie van het Van Gogh Museum die er voor zorgde dat wij een heel goed beeld kregen van de uitdagingen van de organisatie en we samen innovaties konden uitdenken. Co-‐ creatie zoals het bedoeld is”, aldus een van de deelnemers van Nationale-‐ Nederlanden studenten wat leert. Een quote uit het artikel waarbij een student zijn mening geeft over de co-creatiedag49:
Een ander voorbeeld van co-creatie is de architectenwedstrijd die in 2004 gehouden werd door het Stedelijk Museum Amsterdam waarbij architecten hun idee voor de verbouwing van het gebouw mochten insturen50. Nadat er vier architectenbureaus werden uitgekozen, moesten ze een schetsontwerp maken voor het museum waarbij ze hun idee visueel lieten zien aan het museum. Daaruit is de keus gevallen op het ontwerpbureau Benthem Crouwel Architecten. Voor deze wedstrijd heeft het Stedelijk Museum Amsterdam de Materia Co-Creation Award gewonnen. De Materia Co-Creation Award is een prijs die samenwerking stimuleert tussen architecten en producenten51. Het doel van de Materia Co-Creation Award is om innovatieve materialen toe te passen op ideeën die ontstaan door creatieve professionals die hun ideeën samenbundelen. Om het ontwerp van Benthem Crouwel Architecten goed uit te voeren was er een goede samenwerking nodig. Om de gevel of de ‘badkuip’, zoals de Amsterdammers het noemen, zo naadloos en glanzend wit te krijgen als hij er nu uitziet is het architectenbureau een samenwerking aangegaan met Holland Composities om samen te komen tot dit innovatief product.
49 Jansen, M. januari 2013: p. 1-‐2. (zie noot 45). 50 Website: ‘Co-‐Creatie wedstrijd’. Stedelijk Museum Amsterdam. 31 augustus 2004. 5 mei 2013
. 51 Website: ‘Materia co-‐creation award’. Material Xperience. 5 mei 2013
.
58
3.3.2 Verbinden met Community of practice concept Co-creatie is een vorm van samenwerken waarbij mensen uit een verschillend domein de handen in een slaan om een product of idee samen te ontwikkelen. Een producent doet bijvoorbeeld beroep op de kennis van zijn consument om zijn product te verbeteren in plaats dat hij zelf opzoek gaat naar informatie over de klanten voor zijn product slaat hij dus een stap over en vraagt direct om de mening van zijn klant. Bij co-creatie ontstaat er een samenwerking waarbij consument en producent samen de toegevoegde waarden creëren voor het product. Door co-creatie ontstaat er dus open innovatie52. Open innovatie heeft als gevolg dat je instelling intern flexibel moet zijn en een open houding moet aannemen. De mensen waarmee je samenwerkt moeten een kijkje krijgen achter de schermen willen ze je kunnen helpen. Intern veranderen misschien wel functies van medewerkers die vroeger zelf onderzoek deden naar nieuwe manieren voor innovatie en nu moeten gaan samenwerken met andere mensen die niet per se specialisten zijn. De organisatie moet dus van binnenuit achter de co-creatie staan zodat er goede resultaten kunnen worden behaald. Volgens Nina Simon zijn er drie redenen waarom culturele instellingen co-creatie zouden willen uitvoeren53. 1. Om te voldoen aan de interesse en behoefte van de leden uit de lokale community. 2. Om een plek voor de community te creëren waar samenwerking en dialoog kan ontstaan. 3. Helpen om de vaardigheden van de participanten te ontwikkelen zodat ze aan hun individuele en de community doelstellingen kunnen voldoen. Als je het voorbeeld van de Business School TiasNimbas dat een co-creatiedag organiseert met het Van Gogh Museum erbij pakt en legt naast de drie poten van Etienne Wenger kan je zien dat twee verschillende communities of practice samenkomen om hun gezamenlijke practice te ontwikkelen. Om het duidelijker te maken laat ik het zien in een tabel:
52 Website: ‘Co-‐creatie innovatie centrum’. Syntens. 12 mei 2013
creatie%20werkvormen.aspx>. 53 Boek: Simon, N. The participatory Museum. California: Museum 2.0: 2010. p. hoofdstuk 8.
59
Van Gogh Museum
Business School TiasNimbas
Domein
Cultuur
Economie
Community
Medewerkers Van Gogh
Studenten van de school
Practice
Managen van bedrijf
Managen van bedrijf
Door deze co-creatiedag, waarbij twee verschillende communities of practice bij elkaar zijn gekomen, leren beide partijen dus meer over de verschillende manieren van het managen van een bedrijf.
3.4. Waar moeten musea aan denken als ze verbinding willen maken met een bedrijf Wil je verbinding maken met een bedrijf dan zijn er meer dingen die je moet doen dan alleen intern je instelling open stellen en flexibiliteit creëren. Het is een belangrijk onderdeel, dat je in orde moet hebben voor je contact maakt met bedrijven. Om een verticale verbinding te maken met een bedrijf moet er ook bij de eigen medewerkers duidelijkheid zijn wat je als instelling probeert te bereiken en dat intern alle neuzen dezelfde kant op staan. Daarnaast zijn de doelgroep en doelstellingen belangrijke onderdelen waarop je moet letten voordat je contact gaat zoeken met een bedrijf54. Doelgroep In dit geval is de doelgroep de community en de community zijn de medewerkers van het bedrijf waarmee je verbinding wilt maken. Daarnaast heeft het bedrijf natuurlijk ook zijn eigen doelgroep waarop het zich richt. Het kan zijn dat een bedrijf verbinding wil met een museum omdat de bezoekers van het museum dezelfde doelgroep is als die van het bedrijf. Door een verbinding te maken met het museum kan het bedrijf via deze verbinding op een nieuwe manier contact maken met zijn doelgroep55. Andersom is het natuurlijk ook zo dat de doelgroep van het bedrijf niet perse ook de doelgroep van het museum hoeft te zijn en dat door samenwerking er een nieuwe doelgroep wordt aangeboord door het museum.
54 Online Artikel: Jong de, D. ‘Samenwerken met bedrijven’. Commerciële communicatie. 12 mei 2013
. 55 Boek: Black, G. The Engaging Museum. Londen, New York: Routledge 2005. p.46-‐47, 89.
60
Doelstellingen Je moet duidelijke doelstellingen hebben. Wat wil je uit de verbinding met het bedrijf halen? Wat kan het bedrijf uit de verbinding met jouw instelling halen? Het creëren van win win situaties is belangrijk voor een verbinding. Beide partijen moeten gemotiveerd zijn om een bijdrage te leveren56. Communicatie Een ander belangrijk punt is de communicatie. Het is belangrijk dat een goede communicatie ontstaat tussen de leden van de community57. Tegenwoordig zou je via het internet een virtuele plaats kunnen aanmaken om daar met elkaar te communiceren zoals bijvoorbeeld archieven 2.0. Maar zowel Etienne Werner als Richard Sandell zijn van mening dat alleen een virtuele ontmoetingsplek niet genoeg is. Daarnaast moeten er ook face-to-face ontmoetingen zijn om een echte verbinding te maken. Elke community vindt zijn eigen methode van communicatie uit dat het beste bij hun community past. Een museum doet er goed aan om zich hier aan te passen of te helpen door bijvoorbeeld net als het Victoria & Albert Museum avondprogramma’s te organiseren na sluitingstijd van het museum. Wil je verbinding maken met musea dan is interne communicatie belangrijk in het museum naar de medewerkers toe. Zij moeten weten wat de bedoeling is en in hoeverre zij te maken zullen krijgen met deze community. Wanneer je contact wilt met het bedrijf is het belangrijk dat ook de medewerkers van beide partijen contact hebben met elkaar. Geef daarom het personeel in het museum tijd om in gesprek te gaan met de community. Dit helpt om de afstand tussen de community en het museum weg te nemen58. Zoals bij het voorbeeld van, Van Gogh en de Business School kan onderling contact tot co-creatie leiden.
56 Boek: Black, G. Routledge 2005. p. 89. (zie noot 52). 57 Boek: Zee van der, A. Management voor de culturele sector. Bussum: Coutinho 2011. p. 70-‐71, 283-‐284. 58 Online Artikel: Simon, N. ‘Nina Simon, Eight ways to connect’. Museum 2.0. augustus 2009. 13 mei 2013
.
61
Etienne Wenger heeft in zijn start-up guide vijf punten beschreven waar de beheerder van de community (in dit geval het museum) aandacht aan moet besteden tijdens het opzetten van een community59. 1. educatie: Het moet duidelijk zijn voor de leden van de community of practice wat hun eigen bijdrage kan zijn in de community. Ieder lid moet gewaardeerd worden en deze waardering ook voelen van zijn medeleden om zijn bijdrage. De culturele instelling kan door middel van workshops de waarde van elk lid laten zien aan de community. 2. support: De community moet positief worden gestimuleerd. Dit kan door coaches in te zetten om de behoefte van de community te registeren en te helpen voorzien. 3. Aan de slag: Kijk wie er in de community komt. Ga gesprekken aan met de mensen die in de community komen om te zien wat voor mogelijkheden er allemaal zijn. Begin een pilot community om vast een praktijkvoorbeeld te hebben en daarvan te kunnen leren. 4. Aanmoedigen: Laat zien dat je de kennis en ideeën van de community ook daadwerkelijk waardeert door er iets mee te doen in je culturele instelling. Hebben ze hulp nodig, kijk dan als instelling waarbij je ze kan helpen. 5. integratie: vind een plek voor de community binnen in de organisatie door ze niet alleen een fysieke plek te geven in de organisatie maar ze ook een plek te geven in de bedrijfsvoering zodat er geen conflicten ontstaan tussen de bedrijfsprocessen en de community. Zo kan je ze bijvoorbeeld verwerken in het organogram van de culturele instelling, op die manier geef je ze echt een plek binnen de organisatie. 3.5. Waar bedrijven op letten Wanneer een bedrijf benaderd wordt, moet er bij het eerste gesprek dat er tussen het bedrijf en museum plaatsvindt duidelijk zijn wat de voordelen zijn voor het bedrijf om zich als organisatie te betrekken bij dit plan. Voor het idee om bedrijven te betrekken als community wordt er immers veel van een bedrijf gevraagd. De medewerkers steken, al dan niet in de baas zijn tijd, energie in de community.
59 Online artikel: Wenger, E. ‘Etienne Wenger, Start-‐up guide’. ewenger. 2002. 2 mei 2013
.
62
Uit een gesprek met Ibu Koike Hess, een marketing professional, moet het voor bedrijven helder zijn: -‐
Hoeveel tijd en energie het in beslag gaat nemen. (hoeveel mensen van het bedrijf gaan eraan mee werken)
-‐
Wat de positie is van het bedrijf in het project
-‐
Hoe de communicatie naar buiten wordt gebracht (logo van het bedrijf moet erop staan, positieve punten van het bedrijf benadrukt worden enz.)
-‐
Wat zijn de voordelen van het bedrijf om zich toe te voegen aan deze community
Het is daarom slim om per bedrijf wat benaderd wordt een lijst samen te stellen met de voordelen voor dit bedrijf. Een voorbeeldlijst van voordelen die de buurtwinkels hadden die meewerkten aan het Project Buurtwinkels van het Amsterdam Museum60: -‐
Winkels werden betrokken in een cultureel erfgoed project. De winkels zijn gevestigd in een straat waar mensen met verschillende nationaliteiten wonen, meedoen aan een cultureel project is een manier voor winkels om betrokken te raken bij de bewoners van de buurt.
-‐
Een kans om de geschiedenis van de van de winkel en die van de eigenaar en medewerkers te presenteren aan de buurt en klanten.
-‐
Door de activiteiten in en om de winkel is er kans op meer inloop in de winkel en dus nieuwe klanten.
-‐
Meedoen aan een cultureel project levert meestal positieve publiciteit op
3.6. Hoe maak je verbinding met bedrijven We gaan de drie onderdelen van de community of practice, volgens Etienne Wenger: domein, community en practice erbij pakken. Per onderdeel gaan we kijken wat de bestaande ideeën zijn om verbinding te maken en welke acties en methodes we kunnen gebruiken om verbinding te maken met een bedrijf buiten het culturele erfgoed werkveld. Omdat ik veel gebruik maak van bronnen die te maken hebben met het culturele erfgoed werkveld, kan ik alleen ideeën gebruiken van mensen die de community zien als bezoekers voor hun museum of als lokale community. Bij een
60 Prat, C. e.a. Final projectplan hotspot. Reinwardt Academie: Amsterdam 2010
63
bedrijven community komt er nog een extra stap tussen omdat je deze mensen niet verbindt via hun interesse maar via het bedrijf. Deze extra stap word aan het eind van de drie onderdelen verwerkt in een apart onderdeel.
3.6.1. Domein Om contact te maken met een bedrijf is er een domein nodig dat de identiteit aangeeft van de community61. Hierbij is het belangrijk dat zowel het bedrijf als het museum zich in dit domein kunnen vinden. Het lijkt in eerste instantie niet makkelijk om een gemeenschappelijk domein te vinden omdat je met twee verschillende soorten instellingen te maken hebt. Maar door de hoofdstukken heen zijn er eigenlijk al veel voorbeelden gegeven. Bij het benaderen van een bedrijf kan er bijvoorbeeld, net als bij het Victoria & Albert Museum heeft gedaan, gekozen worden voor een thema. Voor de creatieve industrie wordt er in het Victoria & Albert museum elke maand verschillende programma’s met speciale thema’s georganiseerd om deze community of practice actief te houden en te stimuleren tot uitwisseling van informatie en mogelijkheid te geven om van elkaar te leren door bijvoorbeeld een debatavond te organiseren. Twynstra Gudde heeft een community of practice opgezet met Business Universiteit Nyenrode waarbij verschillende dilemma’s van het maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de loep worden genomen en samen opzoek wordt gegaan naar implementatie mogelijkheden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de eigen organisaties62. De leden van deze community of practice zijn mensen die binnen hun eigen organisatie invloed hebben op het implementatieplan. Een domein kan dus ook een bepaald onderdeel zijn van een organisatie. Etienne Wenger geeft in zijn artikel over community of practice aan dat een gemeenschappelijk domein belangrijk is, maar omdat we hier te maken hebben met bedrijven hebben we ook gezien dat er een community of practice kan bestaan zonder een gemeenschappelijk domein. Dit hebben we bijvoorbeeld gezien bij het voorbeeld van de co-creatiedag van het Van Gogh Museum en het TiasNimbas. Tijdens deze dag
61 Online artikel: Wenger, E. ‘Etienne Wenger Introductie op Community of practice’. Wenger-‐Trayner. 6
januari 2012. 9 mei 2013 . 62 Online artikel: Drontmann, P. ‘MVO community of practice.’ Twynstra Gudde Nyenrode. 13 mei 2013 .
64
hebben ze gekeken naar het management en het vergeleken met hun eigen werkveld. Een domein hoeft dus niet perse gemeenschappelijk te zijn, als dan de practice maar gemeenschappelijk is. Zo kan bijvoorbeeld het oplossen van een probleem de binding worden van de community en dus het gemeenschappelijk domein. Jezelf door een project beter te presenteren naar het publiek toe. Door bijvoorbeeld samen een evenement te organiseren voor de gemeenschap waarbij je ook weer gebruik maakt van elkaars kennis en ervaringen. Dit kan weer leiden tot een groter draagvlak voor het bedrijf en het museum binnen de gemeenschap. Je kan zelfs nog een stap verder gaan en zoals bij Unicef zeggen dat je samen opkomt voor een goed doel. Waarbij het bedrijf en het museum zijn kennis inzet om een evenement op te zetten en daarmee geld op te halen voor een derde partij. Gemeenschappelijk doel zou dan kunnen zijn dat je beide (museum en bedrijf) graag een humanistische houding wil laten zien. Kortom er zijn genoeg mogelijkheden om een gemeenschappelijk domein te creëren. Wanneer een gemeenschappelijk domein is beschreven moeten er praktische dingen worden geregeld zoals doelstellingen. Waarom bestaat deze community? Wat willen jullie gaan bereiken? Je kunt hier ook de verschillende resultaten die eerder zijn beschreven erbij pakken en kijken of deze van toepassing zijn: groter draagvlak, positieve pr, een evenement opzetten, tentoonstelling over een bepaald onderwerp enz. Belangrijk is om te onthouden dat een bedrijf natuurlijk ook zijn eigen redenen heeft om zijn medewerkers deel uit te laten maken van de community. Zoals we veel gelezen hebben, is er vaak sprake van een project dat bedacht is vanuit het museum waar dan medewerking voor wordt gevraagd aan een community. Doordat je nu met een bedrijf te maken hebt, kan het heel goed voorkomen dat het bedrijf zelf met een project of oproep komt en dat je als community daarbij gaat helpen. Het initiatief ligt niet meer alleen bij het museum63.
63 Let hier op de Ethische gedragscode van Musea. Meer over het ethische aspect van bedrijven toevoegen
aan je community vind je in hoofdstuk 2 pagina 33
65
3.6.2. Community Volgens Nina Simon is het belangrijk om duidelijk te hebben wie je community is. Kies je community en hou je daaraan. Ga voor de volle 100% voor de community wanneer je hiermee verbinding wilt proberen te maken. De community, wanneer je verbinding maakt met een bedrijf, bestaat uit de medewerkers van het bedrijf64. Wie is de community? Bestaat je community wel alleen maar uit medewerkers van het bedrijf? Zijn het alleen de medewerkers van het bedrijf dat je benadert die onderdeel uitmaken van de community of hoor je als museum er ook bij? Een museum is immers ook een bedrijf. Of kies je voor een losse positie als community beheerder? Daarnaast moet je goed in de gaten houden dat wij de bedrijven en hun medewerkers als community zien, maar dat zij zichzelf waarschijnlijk niet zien als een community. Hou daar rekening mee als je bedrijven gaat benaderen. Ze snappen waarschijnlijk niet eens wat je bedoelt als je binnenkomt en ze verteld dat je ze ziet als een community. Een museum is ook een bedrijf, het is dus ook interessant om het eens van een andere kant te bekijken. Namelijk door de medewerkers van het museum zelf te zien als een community. Als je een community gaat vormen met een bedrijf vanuit dit oogpunt krijgt het een interessante wending. De dynamiek verandert wanneer je ervan uitgaat dat museum medewerkers zelf geen onderdeel uitmaakt van een community65. Vanuit het oogpunt van het museum als je, jezelf als beheerder opstelt moet je denken aan de volgende dingen: Waaruit wil je dat de community bestaat? Ga je een community maken op basis van een zelfbedachte doelgroep? Als je gelegenheid voor social bridging wilt proberen te stimuleren, moet je goed nadenken over wat voor soort bedrijf je wilt benaderen. Neem je iedereen die zich aanmeldt vanuit het bedrijf en het museum aan in de community? Mag je zomaar mensen weigeren bij een community? Hoe zorg je ervoor dat er genoeg diversiteit bestaat binnen in de doelgroep? Wil je meer medewerkers van het bedrijf en een paar medewerkers van het museum of een even groot aantal?
64 Online Artikel: Simon, N. ‘Nina Simon, Eight ways to connect’. Museum 2.0. augustus 2009. 13 mei 2013
. 65 Scriptie: Deiser, P. Online museum Communities: towards a new culture of ralatedness. Diss. Reinwardt
Academie, 2010. Den Haag: 2010.
66
Uit hoeveel personen wil je dat de community bestaat? Dit zijn vragen waarop je per op te zetten community steeds andere antwoorden zal krijgen maar waar je wel aan moet denken. De community waarvoor je kiest moet goed onderhouden worden. Er moeten mogelijkheden en initiatieven worden bedacht om de community te stimuleren om van elkaar te leren. De community zelf is ook een doelgroep. Voor de beheerder moet duidelijk zijn wie horen bij de community (waar hij uit bestaat) en hoe je de community leden kunt faciliteren als community beheerder. Zo is het ook belangrijk om te weten wanneer de community beschikbaar is. De community leden werken allemaal bij een bedrijf, dus misschien moet er wel gekeken worden naar de sluitingstijden van het museum en moeten die soms worden aangepast zodat er ontmoetingsmomenten kunnen worden ingepland. In het artikel van Nina Simon over acht manieren om contact te maken met je community staat een opmerking over de openingstijden van een museum. Om sommige communities te kunnen bereiken kan het zijn dat een museum open moet zijn op andere tijden dan de standaard 10.00 tot 17.00 uur. Dit kan inhouden dat het museum zijn openingstijden zou moeten aanpassen zodat je, je community beter kunt bereiken. Ook Etienne Wenger geeft aan dat er naast virtueel samenkomen ook real life bijeenkomsten moeten worden georganiseerd waarbij de leden van de community met elkaar in contact kunnen komen.
3.6.3. Practice Nu de community en het domein bekend zijn ga je als community kijken op welke manieren je de gemaakte doelstellingen kunt behalen. Dit is het gedeelte waarbij je moet nadenken over de uitvoering. Hoe ga je als community de doelstellingen uitwerken? Er zijn veel verschillende manieren waarop communities werken. Zo hebben we al het voorbeeld gezien van het Amsterdam Museum die in samenwerking met lokale ondernemers het project Buurtwinkels opzetten om zo het hedendaagse erfgoed van de stad Amsterdam aan de bewoners te laten zien en om een nieuw publiek bij het museum te betrekken. Daarnaast is het voorbeeld gebruikt van de cocreatiedag van het Van Gogh Museum en het TiasNimbas, waarbij co-creatie werd
67
ingezet om nieuwe kennis en het delen van ervaringen bij het ondernemen van een organisatie centraal stond. Co-creatie is een methode om verbinding te maken met andere bedrijven. Naast cocreatie kan je ook verbinding maken door samenwerkingen aan te gaan op projectbasis zoals bijvoorbeeld samen een tentoonstelling ontwikkelen. Je kunt workshops ontwikkelen, in samenwerking met de medewerkers, of speciale workshops ontwikkelen voor de medewerkers van het bedrijf. In het boekje Pak aan, staat een voorbeeld van het bedrijf Bon, dat kunstenaars naar een bedrijf stuurt om van de werkplek een inspirerende plek te maken66. Bij een community is dit ook het geval, maar dan wordt je op het werk geïnspireerd door de ideeën van verschillende mensen. In Australië laat de geschiedenis zien dat musea al veel gebruik maken van communicatie om te praten en samen te werken met verschillende communities. Communicatie is een belangrijk onderdeel voor het oprichten van een community of practice67. In het artikel Museums and reconciliation in Australia door Lynda Kelly en Phil Gordon geven de schrijvers aan dat naast de activiteiten die georganiseerd worden door het museum het daarnaast ook nodig is om de community zelf aan het woord te laten op hun eigen plek. In Australië zijn hiervoor Keeping Places en Culturele centra opgezet, waar de cultuur van de inheemse bevolking in Australië wordt bewaard. Deze plekken zijn opgezet door de inheemse bevolking in samenwerking met musea. Met een community kan je ook samen in actie komen, zoals bij het voorbeeld in hoofdstuk 1 van Unicef. Samen ergens voor staan en elkaar stimuleren zoals ook het voorbeeld van de MVO community of practice van Twynstra Gudde. Om tot de practice te komen moet er wel een duidelijke aanleiding zijn. Een community moet je niet zomaar oprichten om alleen contact te maken met een groep.
66 Boek: Klamer, A., C. Langeveld, P. Teule. 100 en 1 ideeën voor alternatieve financiering van kunst en cultuur.
Pak aan. Hilversum: Stichting Cultuur en Economie, 2011. 13 mei 2013. p. 72. 67 Boek: Sandell, R. Museums, Society, Inequality. museum meanings. Londen, New York: Routledge, 2002. 9
mei 2013. p. 163-‐164.
68
De leden van de community zullen ook actiever zijn wanneer er ook daadwerkelijk wat gedaan wordt met hun input in de community. Wanneer een community niet samen dingen ontwikkelt of de gebruikte kennis die verzameld wordt en andere ontwikkelingen niet worden gebruikt zal de community doodbloeden. De practice is dus nodig voor de community om te kunnen ademen. Het is een manier voor de leden waarop ze resultaten naar buiten kunnen brengen of dat nou in de vorm is van een tentoonstelling of een evenement maakt niet uit. Wanneer de community zelf nog baat heeft bij de kennis zal het ook nog wel blijven bestaan, maar zodra de kennis en ontwikkelingen die ontstaan binnen de community niet meer nodig zijn, niet voor henzelf en niet voor de buitenwereld dan heeft de community zelf ook geen nut meer. Wil je als museum dus een community opstarten of het nou uit bedrijven bestaat, of gewoon uit groepen mensen, dan moet je altijd goed nadenken over het bestaansrecht van de community. Wat wil je met hun kennis gaan doen. Vooral als je, als museum de positie inneemt als community beheerder. Opdrachten geven maar er niks mee doen werkt demotiverend. Terwijl aanmoediging en ook daadwerkelijk iets doen met de input van de community kan leiden tot meer activiteit en betrokkenheid. De leden moeten zelf ook gaan nadenken over dingen die ze kunnen doen en zo hoeft het museum uiteindelijk zelf geen opdrachten meer te geven, waardoor de community zijn eigen leven gaat leiden. En dat is wat je uiteindelijk als oprichter van een community graag wilt. Het is niet de bedoeling dat als de beheerder wegvalt de gehele community uitelkaar valt. Natuurlijk is het handig als er altijd iemand is die overzicht heeft, vooral als de community groter wordt, maar het uiteindelijke doel is een levende community waarbij de leden actief zijn en niet passief wachten op een opdracht.
3.7. De extra stap Zoals eerder vermeld komt er nog een extra stap voor het benaderen van een bedrijf. Naar mijn mening is er een verschil tussen het benaderen van mensen voor een community en het benaderen van een bedrijf als community. Ik leg uit: De medewerkers van een bedrijf zijn aan elkaar verbonden door het bedrijf. Nu worden ze daarnaast ook verbonden aan het museum, hierdoor moeten niet alleen het museum
69
en het bedrijf een gemeenschappelijk domein hebben. Ook de medewerkers moeten zich in dit domein kunnen vinden. Je hebt dus een verbinding tussen museum en bedrijf maar ook tussen museum en bedrijfsmedewerkers. Bedrijf à à à museum Verbinding kan zijn: Bezoekers van museum is ook doelgroep van het bedrijf, goede pr, meer draagvlak enz. Medewerkers bedrijf à à à museum Verbinding kan zijn: Cultureel geïnteresseerd, gezamenlijk meer leren over een onderwerp bijv. mogelijkheden van kennis beheer/behoud, ontplooien van persoonlijke vaardigheden, nieuwe kijkwijze ontwikkelen enz. enz. Om het voorbeeld van Unicef nog eens op te pakken. Het advocatenbureau gebruikt zijn binding om zijn strategische doelstelling of MVO te bereiken. Daarnaast is er de connectie met de advocaten die hun professie en kennis gebruiken om Unicef te helpen met juridische zaken. Deze binding is dus persoonlijker dan de binding die Unicef heeft met het advocatenbureau als geheel. Daarmee krijgt Unicef alleen maar korting op het juridisch advies. De advocaten in het bedrijf zijn degene die persoonlijk contact hebben met Unicef en echt samenwerken met de organisatie om de juridische zaken te regelen. Het bedrijf waarmee je binding wilt hebben moet dus iets kunnen toevoegen aan het museum. Maar dat niet alleen, de kern van een community of practice is dat de community gezamenlijk leert van elkaar en samen nieuwe producten of kennis ontwikkeld. Een museum kan dus zelfs verder gaan dan Unicef doet, door een community of practice op te zetten kan er een verbinding ontstaan tussen het museum en de medewerkers van een bedrijf waarbij beide partijen veel nieuwe dingen kunnen leren van elkaar. Omdat je te maken hebt met een bedrijf moet je duidelijke afspraken maken over wie, wanneer, en hoeveel tijd er besteed wordt aan de community.
70
De tijd die besteed wordt aan de community is bijvoorbeeld in de baas zijn tijd en dus betaald? Wordt er tijdens de werkdag bijeenkomsten gehouden door de community? Hoe meer voordeel het bedrijf bij de community heeft hoe meer het bedrijf de medewerkers tijd zal geven oor de community. Het kan natuurlijk ook zijn dat de medewerkers na werktijd, vrijwillig (niet betaald) tijd besteden aan de community. Er moeten duidelijke afspraken door het museum en het bedrijf worden gemaakt wanneer medewerkers onder werktijd tijd zullen besteden aan de community. Natuurlijk moeten er ook duidelijke afspraken met de medewerkers worden gemaakt als ze vrijwillig na werktijd tijd zullen besteden aan de community. Als laatste moet je rekening houden met het feit dat wanneer je bedrijven gaat benaderen voor een community, het bedrijf en de medewerkers zichzelf niet zien als een community. Aan het eind van hoofdstuk 1 werd al uitgelegd dat de relaties binnen een bedrijf verschillend zijn. Bij sommige bedrijven is er een hechtere band onderling tussen de medewerkers dan bij andere bedrijven. Sommige medewerkers komen alleen om te werken en willen daarna weer gauw naar huis omdat ze bijvoorbeeld niet in dezelfde gemeente wonen waar ze werken waardoor ze nog moeten reizen voor ze thuis zijn. Er zijn genoeg mogelijkheden om een bedrijf bij je community te betrekken. In het volgende hoofdstuk pakken we een case study van het Museum Rotterdam erbij om te kijken hoe we het Museum Rotterdam verbinding kunnen laten maken met bedrijven uit Rotterdam.
71
Hoofdstuk 4: Case study Museum Rotterdam Voor mijn case study gebruik ik het project ‘Stad als Muze. Op zoek naar Erfgoed in de wijken’68.Dit project is bedacht en ontwikkeld door Museum Rotterdam. Stad als Muze is een project waarbij er contact wordt gelegd met de inwoners van Rotterdam. Ik heb projectdocumenten van dit project ontvangen van de projectleider Nicole van Dijk en heb daarnaast ook een gesprek met haar gehad over het project. Met deze informatie kan ik het project Stad als Muze analyseren. Voor deze analyse gebruik ik de kennis en methodes die zijn verzameld in hoofdstuk 1, 2 en 3 over het verbinden en contact maken met bedrijven als community. De laatste stap is om aan de hand van de analyse het concept van Stad als Muze om te vormen naar een format dat gebruikt kan worden om verbinding te maken met bedrijven als community. Het project Stad als Muze werd in 2012 afgerond. Ik heb gekozen voor dit project omdat het project al is afgerond. De kennis en ervaringen van dit project kunnen worden verwerkt in een hypothetische case study waarbij het concept van Stad als Muze wordt omgevormd naar een concept waarmee je in de toekomst ook bedrijven kan toevoegen bij een soortgelijk project. Daarnaast heb ik gekozen voor het concept Stad als Muze omdat het project al veel innovatieve methodes gebruikt om als museum contact te maken met mensen buiten het museum. Toen het museum ervoor had gekozen om het hedendaagse erfgoed te gaan presenteren heeft het museum ook intern een verandering ondergaan. Van een traditionele organisatie met afdelingen als Publiek (presentatie en educatie) en Collectie (beheer en behoud) is er nu sprake van een projectmatige organisatie. Wat inhoudt dat er in projectgroepen gewerkt wordt die bestaan uit mensen die vroeger in verschillende afdelingen werkten. De samenstelling van de projectgroepen verandert met elk nieuw project waardoor er in de organisatie veel beweging is.
68 Hierna vermeld als Stad als Muze.
72
Museum Rotterdam is al ruim acht jaar bezig met projecten in de stad. Met het project Stad als Muze wil het museum de laatste stap maken naar een nieuwe museale aanpak waarbij het doel is om een nieuwe methode te ontwikkelen voor participeren, verzamelen en presenteren van het recente en hedendaagse erfgoed van de stad Rotterdam69. 4.1. Het project Stad als Muze Met het project Stad als Muze betrekt Museum Rotterdam de inwoners van Rotterdam bij het project. Rotterdam is een grote stad, daarom richt het museum zich per project op een bepaalde wijk. De doelstelling staat beschreven in het project document als volgt70: Het ontwikkelen van een nieuwe methode van participerend verzamelen en presenteren om het recente en hedendaagse erfgoed van en voor de stad Rotterdam te behouden. Door middel van het onderzoeken, verzamelen en presenteren van dat erfgoed samen met de gemeenschap, door intensief en veelvuldig aanwezig te zijn in de wijken en het organiseren van evenementen en presentaties op locatie, waarvan de inhoud en context worden aangedragen door de betrokkenen zelf. Daarmee levert het museum tevens een bijdrage aan het versterken van de sociale cohesie in de stad. Om deze doelstelling te behalen is het project Stad als Muze onderverdeeld in drie fases: De macro fase, meso fase en als laatste de micro fase. Daarnaast wordt er een edu-actie georganiseerd. Edu-actie In dit project wordt het traditionele educatie programma omgevormd naar een evenement met een educatieve invalshoek. De vorm van de edu-actie hangt af van het thema dat onderzocht wordt in de meso fase. Het is de bedoeling dat dit evenement opgezet wordt samen met de inwoners en geïnspireerd is door het thema. De organisatie van de edu-actie begint dus rond dezelfde tijd als de meso fase, wanneer het thema bekend is.
69 Projectdocument: Mungra, A. Stad als Muze. Op zoek naar erfgoed in de wijken. Historisch Museum
Rotterdam. Rotterdam 2009. p. 6. 70 Mungra, A. 2009: p. 9. (zie noot 65)
73
4.1.1. Macro fase de buurtverkenning71 Voor de macro fase is er een urban curator en een data researcher aangesteld. De data researcher duikt in de cijfers van de stad en onderzoekt de samenstelling van een stadswijk op sociale, culturele en economische gegevens. De urban curator gaat zelf de wijken in op zoek naar levend erfgoed van Rotterdam. Dit doet zij door een open houding aan te nemen in gesprekken met de inwoners en gaan zo op zoek naar het levend erfgoed en de verschillende betekenissen daarvan. Hoe het onderzoek verloopt is afhankelijk van de bijdrage van de bewoners van de wijk. De informatie die de bewoners bijdragen is dus erg belangrijk en geeft de richting aan, niet het museum. Op basis van de uitkomsten van de buurtverkenning wordt er verder ingegaan op een bepaald thema in deze stadswijk. 4.1.2. Meso fase de thema verdieping72 In deze fase gaat het Museum Rotterdam zich verdiepen in het door de urban curator en data researcher gekozen thema. Dit doen ze door een projectgroep op te zetten. Dit museumteam verzamelt informatie door o.a. naar bestaande locatie-evenementen te gaan en daar in gesprek te gaan met de inwoners, door observaties tijdens de evenementen en activiteiten en door na het evenement diepte interviews te houden met mensen die ze daar hebben ontmoet. Met deze verdiepende informatie wordt er met de curatoren van het museum gekeken naar aansluiting bij de collectie en wordt er een erfgoedbeleid gemaakt waarbij er criteria, gericht op selectie en verwerving van cultureel erfgoed voor de collectie van het museum, wordt opgesteld. Naast het bezoeken van bestaande locatie-evenementen organiseert het museum zelf ook locatie-evenementen met educatieve programma’s. Uit het diepte-onderzoek en het organiseren van evenementen blijkt duidelijk dat de stem van de inwoners er in verwerkt zijn.
71 Mungra, A. 2009: p. 10 (zie noot 65) 72 Projectdocument: Mungra, A. Stad als Muze. Op zoek naar erfgoed in de wijken. Historisch Museum
Rotterdam. Rotterdam: 2009. p. 11.
74
4.1.3. Micro fase de individuen73 In de laatste fase gaat de aandacht van de groepsdynamiek van de wijk naar individuen. Dit gebeurt door een diepte interview van twee uur dat wordt opgenomen. De mensen die hiervoor worden gebruikt heeft de urban curator al ontmoet tijdens de eerdere fases. Het museum heeft door eerdere projecten zoals Roffa 5314, waarbij ook buurtbewoners werden geïnterviewd, al ervaring opgedaan hoe deze interviews het beste kunnen worden uitgevoerd en wat er allemaal moet worden gevraagd. Het museum heeft het onderstaande model gemaakt om deze fases nog eens duidelijk te laten zien. In mijn analyse ga ik kijken hoe ik dit museale model kan omvormen naar een model voor het maken van verbinding met bedrijven als community.
figuur 2 4.2. Analyse van project Stad als Muze Bij het project Stad als Muze schakelt Museum Rotterdam de inwoners van Rotterdam in om aan kennis en informatie te komen over levend erfgoed. Ze maken dus gebruik van een ‘source community’. De bewoners van bepaalde stadswijken zijn de professionals als het gaat om hun eigen wijk. Doordat ze al een vorm van community gebruiken is het makkelijker om het concept van Stad als Muze om te vormen naar een concept voor een community of practice om verbinding te maken met bedrijven. Om dit te doen ga ik de drie fases aan de drie poten van Etienne
73 Mungra, A. 2009: p. 11 (zie noot 68)
75
Wenger community of practice linken. Als ik dat heb gedaan kan ik het model omvormen naar een model waarin weergegeven wordt hoe je verbinding kan maken met bedrijven. Het model van Museum Rotterdam leent zich goed voor de community of practice theorie van Etienne Wenger. In het kort zou je kunnen zeggen dat de macro fase ook wel de kennismaking, zich gemakkelijk kan lenen voor het domein. Immers je moet als je contact legt met een bedrijf opzoek gaan naar een gemeenschappelijk domein. De meso fase is de fase waarin je als museum samen met de bewoners gaat verdiepen in een thema. Deze meso fase zou de community kunnen zijn. Als laatste de micro fase welke staat voor practice. Hier ga je bekijken wat ieder lid van de community of practice zou kunnen bijdragen aan de community of practice. De uitkomst van het project Stad als Muze is een presentatie op locatie en in het museum. Bij een community of practice zou dit niet de enige uitkomst kunnen zijn. Er kan door co-creatie een tentoonstelling worden gecreëerd op locatie, in het bedrijf, of in het museum maar daarnaast kan een community of practice ook andere uitkomsten hebben. De uitkomst hangt net als bij het museale model van Museum Rotterdam af van de eerste twee fases. Wat is het domein en waar gaat de community zich op richten. Als je de drie fases linkt aan de drie poten van Etienne Wenger komen we op het volgende uit:
4.2.1. Macro fase – domein Wanneer je voor het project Stad als Muze gaat kijken welke bedrijven je kunt inschakelen moet je in gedachten houden dat er verschillende soorten bedrijven zijn. Bedrijven zijn er in alle soorten en maten, daarom dienen musea keuzes te maken over welk type bedrijf ze willen betrekken bij het project. Dit kunnen zij doen door te kijken naar een gemeenschappelijk domein of thema en van daaruit opzoek gaan naar bedrijven.
76
4.2.1.1. Een voorbeeld uit de praktijk: Buurtwinkels Het Amsterdam Museum heeft bij de tentoonstelling ‘Buurtwinkels’, ondernemers uit Amsterdam gezocht om te helpen bij deze tentoonstelling. Het Amsterdam Museum heeft bij het project Buurtwinkels een profiel opgesteld waaraan een buurtwinkel moest voldoen74. Zo mocht de buurtwinkel geen onderdeel van een franchise zijn en moest de winkel een sociale en economische rol hebben binnen het stadsdeel. Er werd uitgegaan van een buurtwinkel zoals die beschreven stond bij het Bureau Onderzoek en Statistiek waarin o.a. staat beschreven dat een buurtwinkel maximaal 5 werknemers heeft. Als laatste is er een verschil in ondernemers gemaakt: De traditionele ondernemer, de nieuwkomer en de specialist75. Het Amsterdam Museum heeft dus een profiel opgesteld van het soort bedrijf dat ze zoeken en zodoende past binnen hun project. In het projectplan van het Amsterdam Museum staat dat ze door middel van buurtcentra en winkels contact willen maken met de lokale ondernemers. Ook wordt er samengewerkt met de woningcorporatie Ymere en de Fortis Foundation. Op regionaal gebied wordt er samengewerkt met de Kamer van Koophandel, de ROC en de ondernemingsverenigingen76. Uiteindelijk zijn uit het onderzoek twee straten uitgerold waar het Amsterdam Museum zich op heeft gericht. Er is contact gelegd met de ondernemers uit de twee straten: Java straat en de Van der Pek straat. Annemarie van Eekeren projectleider van het project Buurtwinkels vertelt dat de ondernemers persoonlijk zijn benadert. Ze zijn de winkels in die straten binnengelopen en hebben gevraagd of er interesse was om mee te doen aan het project. Veel ondernemers reageerden enthousiast. Wel hebben de bedrijven weinig inspraak gehad tijdens dit project, moet ook de projectleider toegeven. Toen ik vroeg of de ondernemers via film hun verhaal mochten vertellen in plaats van in woord en beeld wat aangegeven werd door het museum, gaf Annemarie van Eekeren aan dat er weinig participatie was van de ondernemers qua ideeën om invulling te geven aan de opdracht. Dit kan komen omdat de ondernemers het natuurlijk al druk genoeg hebben, maar als ondernemers hadden voorgesteld om hun 74 Website: ‘Onderzoek doen met een winkelschort voor.’ Amsterdam Museum. 20 mei 2013
.
75 Website: ‘Het project Buurtwinkels’. Amsterdam Museum.
. 76 Projectdocument: Mungra, A. Stad als Muze. Op zoek naar erfgoed in de wijken. Historisch Museum
Rotterdam. Rotterdam: 2009. p. 4.
77
verhaal op een andere manier te vertellen, zou dit volgens de projectleider niet mogelijk zijn geweest77. Door eerst naar het bedrijf te gaan, krijg je meer interactie met het bedrijf tijdens het zoeken naar een gemeenschappelijk domein, terwijl als je een profiel maakt van een bedrijf en dan pas contact maakt, stuur je als museum al veel meer het project waardoor je het naar je eigen hand kan zetten. Je hebt immers zelf al besloten wat het gemeenschappelijk domein zal zijn en daarop ga je selecteren. Het is voor een museum makkelijker om een project te initiëren en vanuit die positie een bedrijf te zoeken die kan helpen bij de uitvoering daarvan, dan eerst een bedrijf te benaderen en samen iets op te zetten. Een bedrijf zal vaak duidelijkheid willen hebben op welke wijze ze kunnen helpen, een vaag idee kan dus een breekpunt zijn waardoor een bedrijf niet wil meewerken. Dit kan je voorkomen om als museum zelf al wat ideeën te verzinnen en te pitchen. Dit zijn ideeën die niet vast liggen, zodat de gesprekken die je aangaat met het bedrijf en zijn medewerkers de inhoud van de ideeën kunnen veranderen, waardoor medewerkers meteen zien dat ze ook daadwerkelijk inspraak hebben tijdens dit project. 4.2.2. Meso fase – community Bij de meso fase gaat het om de verdieping in het domein samen met de community. In dit geval bestaat de community uit de medewerkers van het bedrijf dat benaderd wordt. Het museum gaat samen met deze medewerkers het domein verder uitdiepen. Dit kan door de community hun kennis en ervaring te laten inbrengen aan het gemeenschappelijk domein. 4.2.2.1 Een voorbeeld uit de praktijk: Kosmopolis Rotterdam Kosmopolis Rotterdam organiseerde projecten waarbij de community een belangrijke rol speelde78. Veel workshops en art-projecten draaiden om participatie in de community (waarbinnen deze projecten speelden) te vergroten. Kosmopolis Rotterdam had de positie van de beheerder van de community. De project initiatieven
77 Interview: Eekeren van, A. telefonisch interview. 31 mei 2013. 78 Doordat de overheid het meerjarenplan van Kosmoplis Rotterdam niet heeft goedgekeurd is deze
organisatie gestopt in 2013. Er worden nog wel projecten uitgevoerd die bedacht zijn door Kosmolopis Rotterdam.
78
kwamen bij Kosmopolis Rotterdam vandaan en daarnaast zochten ze een community voor ondersteuning. Kosmopolis Rotterdam deed eigenlijk heel veel, ze kozen een community uit die weinig tot niks met kunst en cultuur te maken had in het dagelijks leven en daarnaast waren de bijeenkomsten ook vaak op een onverwachte plek. De community werd gedurende het project ondergedompeld in de wereld van kunst en cultuur. Maar omdat de onderwerpen wel weer dichtbij de community stonden was er naast al het nieuwe ook iets vertrouwds. Dit was het gemeenschappelijk domein. Bij het project ‘Beroepskleding wijkwaardenhuis’, was het onderwerp de Afrikaander markt die altijd gehouden wordt in het stadsdeel Rotterdam-Zuid79. De markt werd omgebouwd tot een wijkwarenhuis wat tentoongesteld werd bij het Gemaal op Zuid. Door er een wijkwarenhuis van te maken vormden alle ondernemers van de markt en de lokale ondernemers een geheel. Wat tot uitdrukking kwam in de ontwikkeling van uniforme bedrijfskleding. Via het waardenhuis werd de cultuur van de wijk te tentoongesteld. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar de toekomst van de Afrikaander Markt. Voor dit project werden de ondernemers in het wijkwarenhuis gekoppeld door allemaal dezelfde soort bedrijfskleding te dragen. Onderling hebben de ondernemers weinig met elkaar te maken, de een is een slager en de ander is marktkoopman en weer een ander is een verkoopster bij een dierenwinkel. Alleen de vestigingsplek van hun bedrijf hebben ze gemeen, ze zijn allemaal zelfstandig ondernemer in RotterdamZuid. Kosmopolis Rotterdam heeft een beheerders positie in dit project. Zij zorgen ervoor dat er een ontwerpster komt die beroepskleding maakt met eenzijdige uitstraling voor de verschillende ondernemers en zorgen ervoor dat de opmerkingen van de ondernemers verwerkt worden in de beroepskleding die de ontwerper voor ze maakt. Ze vragen bijvoorbeeld waar behoefte aan is. Hieruit bleek dat er naast bedrijfskleding vooral behoefte was aan accessoires. Daarnaast is er samen met de community (in dit geval zijn dat de ondernemers van Rotterdam-Zuid om en nabij de Afrikaander markt) nagedacht over de toekomst van de Afrikaander markt. Zou het kunnen dat er over een paar jaar een echt warenhuis is voor lokale ondernemers i.p.v.
79 Website: ‘Beroepskleding voor wijkwaardenhuis.’ Kosmopolis Rotterdam. 25 mei 2013
.
79
een markt? Nieuwe producten en ideeën werden tijdens dit onderzoek ontwikkeld. De uitkomsten zijn te zien in Gemaal op West80. Bij het project van Kosmoplis Rotterdam heeft de community zich bezig gehouden met zijn toekomst. Hoe zal hun toekomst eruit zien? Wat voor soort ontwikkelingen zullen er nodig zijn om te kunnen blijven bestaan als ondernemer. De toekomst en de vragen die zij zichzelf stelden is dus ook een gemeenschappelijk domein. De ondernemers hebben hun eigen kennis van ondernemen bij elkaar gebracht om verschillende antwoorden op de vraag wat er in de toekomst met hun gaat gebeuren te kunnen formuleren. Wanneer je een bedrijf wilt benaderen voor je community moet het Museum Rotterdam gaan bepalen of ze meerdere bedrijven gaat benaderen of dat ze het bij een bedrijf houden. Heb je met één bedrijf contact dan zullen de medewerkers van dat bedrijf de community vormen inclusief of exclusief het museum. Maak je verbinding met meerdere bedrijven dan vormen de medewerkers van deze bedrijven, inclusief of exclusief het museum, de community. Wanneer het bedrijf dat je benadert kleiner is, zoals bij de buurtwinkels van het Amsterdam Museum, hebben de ondernemers vaak minder tijd om zich in te zetten voor het project. Niet omdat ze niet willen, maar omdat ze simpelweg een eigen zaak te runnen hebben. Je kunt er dus ook bewust voor kiezen om een middel of groot bedrijf te benaderen. Hier kom je moeilijker met je voet tussen de deur, in een buurtwinkel kan je binnenlopen, maar je hebt uiteindelijk wel minder medewerkers waarmee je een community kunt opzetten. Stel je hebt een bedrijf met 50 werknemers, dan kunnen er sneller medewerkers met je samenwerken. Een gedeelte van de onderneming wordt een community bijvoorbeeld 10 medewerkers. Of er kan binnen het bedrijf geroteerd worden. Elke week wordt er gekeken wie tijd heeft om mee te doen. Hierdoor is er afwisseling en letterlijk verbinding met het hele bedrijf. Nadeel is wel dat iedereen een half verhaal mee krijgt en dat je misschien soms als community helemaal niet bij elkaar komt. Als je voor de rotatie kiest, doe dat dan
80 Website: ‘Afrikaandermarkt. De markt van morgen.’ Gemaal op Zuid. 25 mei 2013
.
80
bewust zodat je als community beheerder technieken kunt verzinnen om ervoor te zorgen dat de community belangrijk blijft voor de medewerkers zodat er elke week mensen tijd vrij maken voor community activiteiten. Kosmopolis Rotterdam had een helder doel met de community. Het nadenken over hun eigen toekomst. De inzet van de community was het uiteindelijke resultaat. Museum Rotterdam doet er dus goed aan om net als bij het Kosmopolis Rotterdam de community zelf tijdens de verdieping van het thema hun eigen plek in te laten vullen. Verantwoording en initiatief bij de community laten en als Museum Rotterdam zelf sturen en hulp geven waar nodig is, zoals Kosmopolis Rotterdam deed bij het maken van de beroepskleding. 4.2.3. Micro fase – practice Bij de micro fase wordt er in de Stad als Muze ingezoomd op individuen in de wijken. Wanneer je verbinding maakt met bedrijven zou dit de practice fase zijn, hierbij kan je dus denken aan de community waarbij leden helpen met het opstarten van het gemaakte plan, de co-creatie die ontstaat of andere dingen. Hierbij zou je dus kunnen denken aan a. het Amsterdam Museum waarbij de buurtwinkels de sociale en economische kant van het project laten zien of b. de uitkomsten op de vraag wat gebeurt er in de toekomst met de Afrikaander markt dat uitgewerkt is in een tentoonstelling en de verbinding door de gemeenschappelijke beroepskleding, zoals in het voorbeeld van Kosmopolis Rotterdam. 4.2.3.1 Een voorbeeld: Kuijpers & Industrieel Erfgoed Helmond Het Industrieel Atrium is een kenniscentrum over industrieel erfgoed in Helmond81. Deze organisatie heeft in opdracht van het familie bedrijf Kuijpers Installaties, de geschiedenis van het bedrijf gedocumenteerd en tentoongesteld. Deze tentoonstelling is in samenwerking met het bedrijf ontwikkeld. Het bedrijf kwam zelf met het initiatief omdat het per 1 januari 2013 negentig jaar bestond. Het bedrijf Kuijpers Installaties is sinds 1927 gevestigd in Helmond en is daarom een echt Helmonds bedrijf geworden82.
81 Website: ‘Doelstelling en missie.’ Industrieel Erfgoed Helmond. 27 mei 2013
erfgoed-‐helmond.nl/doelstelling.html>. 82 Website: ‘Van generatie op generatie.’ Kuijpers. 27 mei 2013 .
81
Een ander goed praktijk voorbeeld is ‘Boodschappen uit de Dapperbuurt’ van het Tropenmuseum Junior.Voor dit project ging het Tropenmuseum Junior voor de huldiging van de nieuwe koning de Dapperbuurt in. In samenwerking met de Reinwardt Academie werden hier boodschappen aan de koning van winkeliers en ondernemers verzameld. De winkeliers en ondernemers kregen de opdracht om een product te koppelen aan hun boodschap voor de nieuwe koning. De boodschappen werden niet alleen tentoongesteld in de vestiging van de ING bank in de Dapperbuurt, maar het Tropenmuseum Junior heeft ook tasjes en ansichtkaarten gedrukt met de boodschap aan de koning van de ondernemers en winkeliers. Het Tropenmuseum Junior heeft het vooronderzoek gedaan voor dit project. De Dapperbuurt werd gekozen voor dit project omdat het Tropenmuseum onderdeel van deze buurt is. De winkeliers en ondernemers zijn gekozen omdat de winkels en Dappermarkt centrale plekken zijn in deze buurt. Het Tropenmuseum Junior heeft de buurt verkend en een lijst opgesteld met winkeliers en ondernemers die graag mee wilden doen aan dit project. De motivatie om mee te doen was de positieve uitstraling van de Dapperbuurt in het project. Bijzonder aan dit project is de foto tentoonstelling in de ING vestiging van de Dapperbuurt. In eerste instantie zou het project alleen leiden tot tasjes en ansichtkaarten met de een quote van de boodschap aan de koning83, dit was teven promotiemateriaal voor de winkeliers en ondernemers. Naarmate het project vorderde werd de foto tentoonstelling in de ING erbij bedacht. De vestiging van ING in de Dapperbuurt wordt druk bezocht door de buurtbewoners, ondernemers en winkeliers van de Dapperbuurt. Hier komen ondernemers en klanten bij elkaar om hun financiële zaken te regelen, een perfect centraal punt om een foto tentoonstelling te plaatsen van het project. Door hier een foto tentoonstelling te plaatsen werden de mensen op de foto’s herkend door de bewoners van de Dapperbuurt wat een grotere betrokkenheid bij elkaar tot gevolg had. De samenwerking met ING voor deze tentoonstelling paste in de doelstelling van de ING. Deze doelstelling is dat de ING een buurtgerichte bank wil zijn.
83 De boodschap van de winkeliers en ondernemers werden ook echt naar het koningspaar verstuurd.
82
Het project was zeer geslaagd, de winkeliers en ondernemers die meededen aan dit project waren erg enthousiast. Ze werden uitgenodigd voor de opening van de tentoonstelling. Om de opening feestelijk te maken hebben de ondernemers en winkeliers zelf producten meegenomen voor de opening. Wat maakte dit project zo succesvol? Hieronder een aantal punten die ervoor hebben gezorgd dat het project zo succesvol was84: -‐
het Tropenmuseum Junior heeft veel tijd besteed om een vertrouwensband te creëren tussen de ondernemers en het museum. Hiervoor is veel persoonlijk contact geweest.
-‐
ook na het project is er contact met de ondernemers en winkeliers die mee hebben gewerkt
-‐
het geluk dat er mogelijkheid was om een tentoonstelling te houden bij de ING. Met 3500 mensen per week hebben ze veel extra mensen bereikt.
-‐
de winkeliers en ondernemers hebben hart voor de buurt waarin ze gevestigd zijn. Daarom willen ze graag meewerken aan projecten die positief zijn voor de buurt.
-‐
de winkeliers en ondernemers kregen reclame materiaal in de vorm van tasjes en ansichtkaarten
-‐
de winkeliers en ondernemers stonden zelf ook in een positief daglicht bij hun klanten en buurtbewoners
4.3. Het model voor verbinden met bedrijven Omdat het project Stad als Muze al voorbij is kunnen we met terugwerkende kracht kijken wat voor domeinen hadden kunnen zijn tijdens het project wanneer je bedrijven erbij zou betrekken. De onderwerpen van de projecten waren Mantelzorg en Every Woman. Voor het model gebruik ik het project Mantelzorg. Het doel van de projecten van Stad als Muze is om te laten zien dat een stad meer is dan alleen gebouwen, bedrijven en huizen. Ze willen het verhaal van de stad laten vertellen door de Rotterdammers van nu. Hierin kan je dus ook de bedrijven een stem
84 Interview: Ruben, L. telefonisch interview. 3 juni 2013
83
geven. Bij het project Mantelzorg bijvoorbeeld springt het Rotterdam Museum in op het feit dat er één op de tien Rotterdammers mantelzorg verleent. Dit project ging over de zorg van mensen om elkaar, niet alleen in de vorm van mantelzorg maar ook in de vorm van familie die voor elkaar zorgt. In eerdere hoofdstukken werden al verschillende voorbeelden van domeinen gegeven, hier nog een aantal voorbeelden die Museum Rotterdam zou kunnen gebruiken: -‐
Een plek wat de mensen verbind zoals een: straat of wijk
-‐
Thema: Rotterdam 2020, immigratie in Rotterdam
-‐
Doel: Humanistischer houding
-‐
Doel: Draagvlak vergroten, betrokkenheid creëren
Specifieke domeinen voor het project Mantelzorg kunnen zijn: -‐
Thema: Wat gebeurt er met de mantelzorg in de toekomst? Hoe ziet dit er voor Rotterdam uit?
-‐
Antwoord op de vraag: Hoe is de bedrijfscultuur van de bedrijven in de stad Rotterdam?
-‐
Bedrijven verbinden met de stad(wijk) waarin ze staan. Betrokkenheid creëren.
Vóór het benaderen van bedrijven moet worden nagedacht over, wat voor soort bedrijven wordt benaderd, of er één of meerdere bedrijven worden benaderd. Wat voor rol neemt het museum op zich tijdens dit project? Is het onderdeel van de community of zal het een beheerdersrol op zich nemen? Het is belangrijk om te weten wie de community is. Daarna ga je verder met de tweede fase. Het Mantelzorg project bij het gekozen domein: Bedrijven verbinden met de wijk. Hoe is de bedrijfscultuur van de bedrijven in Rotterdam? Kan de community dieper ingaan op het domein door antwoord te geven op de volgende vragen: -‐
Wat is de positie van het bedrijf in deze wijk?
-‐
Wat kunnen de lokale bedrijven doen om mensen uit hun buurt te helpen?
84
-‐
Op welke manier kan het bedrijf en zijn medewerkers helpen tijdens dit project?
-‐
Hoe willen ze dat gaan doen, wie gaat dat doen?
Tijdens de thema verdieping ga je dus in gesprek met de community. Wat zijn hun ideeën over het domein, wat willen ze doen, eigen kennis wordt ingezet en hoe gaan ze het doen? Dit kan in de vorm van advies, bijdrage aan evenement, eigen actie opzetten enz. Stel er komt uit dat de medewerkers besluiten om een mantelzorg actie op te zetten samen met het museum. Dan ga je bij de micro-fase uitzoeken op welke manieren deze actie kan worden opgezet. Dan komt de laatste fase. De uitvoering kan in veel verschillende vormen zoals we al in eerdere hoofdstukken hebben gelezen. De resultaten hangen af van de eerste twee stappen. Bij Stad als Muze is een uitkomst een tentoonstelling en evenement/eduactie in de wijk. -‐
De community zou fysiek kunnen helpen bij het organiseren van het evenement of de samenstelling van de tentoonstelling. Laat de community je leiden in de uitvoering, zet bijvoorbeeld iemand van de pr afdeling van het bedrijf ook in voor de pr van de tentoonstelling of evenement. Of zorg juist voor nieuwe invalshoeken en kijk of medewerkers van het bedrijf juist willen helpen bij een geheel ander onderdeel van de uitvoering om zo nieuwe ervaringen op te doen. Museummedewerkers en bedrijfsmedewerkers kunnen worden gekoppeld tijdens de uitvoering en kunnen samen werken aan een onderdeel om te kijken of het resultaat dan anders is dan wanneer het onderdeel apart wordt uitgevoerd.
-‐
De community kan advies geven hoe een evenement het beste kan worden uitgevoerd.
-‐
Medewerkers van een bedrijf kunnen via een fotoreportage of interviews met collega’s de bedrijfscultuur in kaart brengen van het bedrijf
-‐
De medewerkers kunnen met de buurtbewoners die mantelzorger zijn een dag meelopen. Aan het eind van de dag delen ze hun ervaringen met elkaar.
85
4.3.1. Het model Het model voor Stad als Muze om een bedrijf te benaderen zou er dan als volgt kunnen komen uit te zien
figuur 3
4.4. Hoe zorg je voor continuïteit en binding bij de bedrijven Stel je hebt een bedrijf benaderd en je hebt succesvol met ze samengewerkt. Beide partijen zijn enthousiast over de samenwerking, maar dan stopt het project. Wat dan? In het model zie je de continuïteit ook al langs komen. Daarom hieronder een aantal tips die voortvloeien uit de vorige hoofdstukken om te zorgen dat ook na het project binding is met de community: Tip 1: Stel de community waarmee je hebt samengewerkt voor aan de bestaande vrienden en sponsors van het museum. Introduceer ze in het museum, zodat ze weten dat ze nu ook echt onderdeel zijn van het museum zolang ze dat willen. Geef ze een welkom tour als dat nog niet is gebeurt. Door de sponsors en vrienden te informeren
86
over het project dat is uitgevoerd met de community kan het zijn dat meerdere vrienden of sponsorbedrijven geïnteresseerd zijn om een volgende keer ook beschikbaar te zijn wanneer je een project hebt. Het voorstellen van nieuwe bedrijven met bestaande sponsors en vrienden van het museum kunnen een paar keer per jaar voorkomen, dit ligt eraan hoeveel nieuwe bedrijven per jaar worden toegevoegd aan de community85. EXTRA TIP: Vraag bij deze kennismakingsdag (van tip 1) aan bedrijven om aandacht te geven aan deze dag in hun nieuwsbrief. Ook kan het via intranet worden verspreid zodat de medewerkers die niet op deze kennismakingsdag zijn toch informatie over deze dag meekrijgen. Tip 2: Vraag of het bedrijf waarmee je hebt samengewerkt sponsor wil worden van je museum. Als ze dit willen kan je de community die je hebt opgebouwd met dit bedrijf, via de sponsornieuwsbrief op de hoogte houden van je projecten en geef je ze de mogelijkheid om mee te doen. Andere sponsor bedrijven weten door tip 1 nu ook dat het mogelijk is om zich naast sponsorgeld ook actief in te zetten voor het museum86. Tip 3: Hou speciale dagen waarop je input vraagt van de community. Calculeer bijvoorbeeld 1 project per jaar waarbij de invulling mag worden gegeven door de community. Wat vinden zij belangrijk? Samen met het museum kan er dan gekeken worden hoe het onderwerp past in het museum en hoe het kan worden uitgevoerd. Tip 4: Hou minimaal één keer in het jaar een speciale dag, weekend of week voor je community. Hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan een roadtrip zoals het Victoria & Albert Museum. Tip 5: Bedrijven hebben het vaak druk, daarom komen ze vaak niet op speciale avonden die voor hen, georganiseerd worden. Blijf contact houden, en probeer de avonden ruim van te voren aan te geven en elk jaar rond dezelfde tijd te houden, zodat de bedrijven zich erop kunnen voorbereiden om tijd vrij te maken wanneer ze langs
85 Interview: Dijk van, N. persoonlijk interview. 22 april 2013 86 Interview: Hess, IK. persoonlijk interview. 31 mei 2012
87
willen komen. Kijk welke tijden en dagen het beste uitkomen om iets te organiseren. Zorg altijd voor een leuke nieuwsbrief met veel foto’s en leuke informatie over de georganiseerde dagen en een bedankje dat ze zijn gekomen. Stuur deze naar iedereen ook naar degene die niet zijn geweest zodat ze kunnen zien wat ze missen. Hierbij is het volhouden en optimistisch blijven erg belangrijk87. Tip 6: Het aangaan van een community levert commitment op van bedrijven. Dit kan een langdurige samenwerking opleveren. Het aangaan van een relatie met andere partijen levert bovendien een vertrouwensband op. Dit kan er voor zorgen dat onverwachtse tegenslagen niet gelijk zorgen voor een beëindiging van de samenwerking. Tip7: Sommige projecten kunnen ook op andere locaties worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld het project Boodschappen uit de Dapperbuurt. De uitkomst van dit project is o.a. een foto tentoonstelling. Deze foto tentoonstelling komt ook op andere locaties in Amsterdam te hangen. Dit is ook een vorm van continuïteit. Tip 8: Als museum kan je er ook voor kiezen om eerst de sponsors te benaderen voor een community. Voordeel hiervan is dat er al een verbinding is tussen museum en bedrijf. Daarnaast geef je ze de kans om mee te doen met iets nieuws, en een leuke ervaring voor de medewerkers van het sponsorbedrijf. Je kunt dus ook meteen de sponsorrelatie veranderen door de bestaande en nieuwe sponsors te gaan benaderen als een community.
87 Rapport: Hess, RM. e.a. Advies Rapport West Fries Museum. Amsterdam: 2012 p. 10-‐11.
88
Conclusie Nu het onderzoek voorbij is kunnen we antwoord gaan geven op de hoofdvraag: Hoe betrek je bedrijven buiten de culturele sector in je community? De relatie tussen bedrijven en musea is op dit moment oppervlakkig. Door een community op te richten met bedrijven, bestaande sponsorbedrijven of met nieuw te benaderen te bedrijven, kan je deze relatie meer verdieping geven. Een community kan ervoor zorgen dat een museum niet alleen contact heeft met de bovenlaag van het (sponsor)bedrijf, maar met alle medewerkers in het bedrijf. Er wordt al gebruik gemaakt van bedrijven als community door musea. Dit zijn vaak lokale bedrijven in de vorm van winkeliers. Om deze bedrijven te betrekken bij de community van het museum is een persoonlijke aanpak de meest snelle en fijne manier om bedrijven te betrekken. Soms worden deze bedrijven alleen betrokken bij een project om een tentoonstelling tot stand te brengen, andere keren worden deze bedrijven betrokken om langdurige relaties mee op te bouwen. De uitkomsten van de community kan verschillende resultaten hebben zoals co-creatie, advies, positieve pr. Ook company pride is een belangrijk aspect waarop musea kunnen inspelen. Wanneer medewerkers zich inzetten voor een project dat een positief effect heeft op de omgeving kan dit resulteren in company pride bij de medewerkers die meewerken aan het project en positieve publiciteit voor het bedrijf.
Het bedrijf en zijn medewerkers zullen zichzelf misschien niet zien als een community. Omdat je een community wilt opbouwen met bedrijven moeten het museum en bedrijf duidelijke afspraken maken over de vraag: wie doet wat, waar en wanneer. Belangrijk voor bedrijven is om te weten hoeveel arbeidsuren dit in beslag gaat nemen. Een bedrijf heeft uitleg nodig wanneer een museum komt met het idee om een community op te zetten. We hebben de relatie tussen bedrijven en musea bekeken en hebben geconstateerd dat
89
om een bedrijf te betrekken bij de community je eerst een gemeenschappelijk domein moet vinden waardoor je beide organisaties aan elkaar kunt binden. Er moet een gemeenschappelijk belang zijn voor de verbinding tussen beide organisaties en een oorzaak om een community daarvoor op te richten. Het gemeenschappelijk domein helpt daarbij. Let daarbij op dat voor zowel grote als kleine bedrijven het belangrijk is om op een rij te hebben staan wat hun belang is om mee te doen aan de community. Leden van de community bestaan uit de medewerkers van het bedrijf en medewerkers van het museum. De medewerkers van het bedrijf treden naar buiten toe in het belang van het bedrijf, dus je zal rekening moeten houden met de missie en doelstellingen die het bedrijf hanteert. Let daarbij op dat deze missie en doelstellingen niet al te verschillend zijn als die van het museum om belangenconflicten te voorkomen. Meestal hebben bedrijven een culturele of maatschappelijk doelstelling, zoek deze op en kijk of het museum daarop aansluit of zou kunnen aansluiten. Door te erkennen dat de medewerkers ook inspraak hebben in de community en je hen daar de gelegenheid voor geeft, zal er een gelijkwaardige relatie ontstaan tussen bedrijf en museum. Door een open houding en aanmoediging van het museum zullen community leden ook zelf voorstellen aandragen. In de community moet duidelijk zijn voor de leden wat zij kunnen bijdragen aan de community. Ze weten wat hun positie is, en bieden de community hun kennis en ervaringen aan wanneer dit nodig is zodat er samenwerking ontstaat en de leden met elkaar nieuwe kennis en ideeën creëren. Hierbij is de aanmoediging van en initiatieven door medeleden en de community beheerder van cruciaal belang. Zowel bij kleine bedrijven als bij grote bedrijven is het belangrijk dat de community vanaf het begin duidelijk weet wat er van hen verwacht wordt. In het museum zal het werk hier en daar moeten worden aangepast zodat er gelegenheid is voor de medewerkers van het museum om kennis te maken met de community en met hen samen te werken. Het is belangrijk dat ieder lid zich niet alleen welkom voelt in de community maar ook in het museum zelf.
90
Om een community te laten groeien en levend te houden na eventuele afsluiting van een project is het belangrijk dat je de community leden regelmatig bij elkaar laat komen en elkaar op de hoogte houdt. Geef de community regelmatig aan dat ze mee kunnen doen aan bestaande projecten of moedig ze aan om zelf projecten op te zetten. In het kort alle HOE punten nog een keer: -‐
intern in het museum het werk aanpassen zodat er gelegenheid is voor de werknemers om kennis te maken met de community en met hen samen te werken
-‐
gelijkwaardige relatie
-‐
rekening houden met de doelstellingen en missie van het bedrijf waar je toenadering mee zoekt
-‐
rekening houden met de eigen missie en doelstellingen, voorkomen dat je in een belangenconflict beland
-‐
zoeken naar een gemeenschappelijk domein
-‐
duidelijk weten wie de community is (waaruit het bestaat)
-‐
duidelijk zijn in je eigen positie in de community
-‐
aanmoedigen van initiatieven
-‐
gelegenheid geven om input te geven, kennis en ervaringen te delen
-‐
documentatie van ervaringen
-‐
community welkom laten voelen in het museum
-‐
contact blijven houden na het project
-‐
ook na het project mogelijkheden blijven aanbieden om mee te doen aan projecten van het museum
91
Bronnen-‐, en Literatuurlijst Websites: Het project Buurtwinkels’. Amsterdam Museum. 23 mei 2013 http://buurtwinkels.amsterdammuseum.nl/8918/nl/het-‐project-‐buurtwinkels ‘Onderzoek doen met een winkelschort voor.’ Amsterdam Museum. 20 mei 2013 http://buurtwinkels.amsterdammuseum.nl/1061/nl/onderzoek-‐doen-‐met-‐een-‐ winkelschort-‐voor Wenger, E. ‘Etienne Wenger, Community of practice’. ewenger. juni 2006. 15 april 2013 http://www.ewenger.com/theory ‘Afrikaandermarkt. De markt van morgen.’ Gemaal op Zuid. 25 mei 2013 http://www.gemaalopzuid.nl/2009/afrikaandermarkt.html ‘Sponsoring voor bedrijven.’ Gemeentemuseum Den Haag. 14 april 2013 http://www.gemeentemuseum.nl/zaken-‐doen ‘Doelstelling en missie.’ Industrieel Erfgoed Helmond. 27 mei 2013 http://www.industrieel-‐erfgoed-‐helmond.nl/doelstelling.html ‘Beroepskleding voor wijkwaardenhuis.’ Kosmopolis Rotterdam. 25 mei 2013 http://kosmopolisrotterdam.nl/beroepskleding-‐voor-‐wijkwaardenhuis ‘Van generatie op generatie.’ Kuijpers. 27 mei 2013 http://www.kuijpers.nl/historie_9.html ‘Kade vriend’. Kunsthal Kade. 2 april 2013 http://www.kunsthalkade.nl
92
‘Kunsthal Circel particulieren’. Kunsthal Rotterdam. 14 april 2013 http://www.kunsthal.nl/178-‐De-‐Kunsthal-‐Cirkel ‘Kunsthal zaken cirkel’. Kunsthal Rotterdam. 15 april 2013 http://www.kunsthal.nl/147-‐Kunsthal-‐Zaken-‐Kring ‘Materia co-‐creation award’. Material Xperience. 5 mei 2013 http://materialxperience.nl/nieuws/doe-‐mee-‐met-‐de-‐co-‐creatie-‐award ‘Etische code’.Museumvereniging. http://www.museumvereniging.nl/Voorleden/Ethischecode.aspx ‘Bedrijven’. Museum Gouda. 27 maart 2013 http://www.museumgouda.nl/begunstigers/bedrijven ‘Community focus’. Museum of New Zealand. 23 mei 2013 http://www.tepapa.govt.nz/AboutUs/Pages/Communityfocus.aspx ‘Vaccinaties voor Unicef’. Pampers. 5 april 2013 http://www.pampers.nl/waystohelp ‘Sponsoring.’Rijksmuseum Amsterdam. 2 april 2013 https://www.rijksmuseum.nl/nl/steun-het-rijks/sponsoring ‘Steun het Scheepvaartmuseum’. Scheepvaartmuseum. 3 april 2013 http://www.hetscheepvaartmuseum.nl/hetmuseum/steun Steun en vrienden’. Stedelijk Museum Amsterdam. 3 april 2013 http://www.stedelijk.nl/steunen/vrienden ‘Co-‐Creatie wedstrijd’. Stedelijk Museum Amsterdam. 31 augustus 2004. 5 mei 2013 http://www.stedelijkindestad.nl/pages/ontwerp
93
‘Corporate Responsibility’. Simmons & Simmons. 5 april 2013 http://www.simmons-‐simmons.com/en/About-‐Us/Corporate-‐Responsibility ‘Co-‐creatie innovatie centrum’. Syntens. 12 mei 2013 http://www.syntens.nl/co-‐ creatie/co-‐creatie%20werkvormen.aspx ‘Wat kan je als bedrijf doen om Unicef te steunen’. Unicef. 10 april 2013 http://www.unicef.nl/wat-‐kun-‐jij-‐doen/betrokken-‐ondernemen ‘Unicef Partnership’. Unicef. 5 april 2013 http://www.unicef.nl/wat-‐kun-‐jij-‐doen/betrokken-‐ondernemen/unicef-‐ partnership ‘Steun Unicef MKB’. Unicef. 5 april 2013 http://www.unicef.nl/wat-‐kun-‐jij-‐ doen/betrokken-‐ondernemen/unicef-‐supporter/ MVO Unicef’. Unicef. 5 april 2013 http://www.unicef.nl/wat-‐kun-‐jij-‐ doen/betrokken-‐ondernemen/mvo ‘Hoe werken we’. Unicef. 5 april 2013 http://www.unicef.nl/wat-‐kun-‐jij-‐ doen/betrokken-‐ondernemen/unicef-‐partnership/hoe-‐werken-‐we-‐ ‘De Urechtse vriendschap’. Utrechts Archief. 2 april 2013 http://www.hetutrechtsarchief.nl/organisatie/vrienden-van-het-utrechts-archief ‘Become a member’. Victoria & Albert Museum. 4 april 2013 http://www.vam.ac.uk/membership/new-‐membership ‘Member events’. Victoria & Albert Museum. 4 april 2013 http://www.vam.ac.uk/page/m/membership-‐events
94
‘Membersweek’ Victoria & Albert Museum. 4 april 2013 http://www.vam.ac.uk/content/articles/m/members-‐week-‐2013
Offline literatuur Black, G. The Engaging Museum. Londen, New York: Routledge 2005. Crooke, E. Museums and community: ideas, issues and challenges. Londen: Routledge 2007. Jonkman, R. De nieuwe romantiek. Vogue Nederlandse Editie, 2013. Kartp, I. Museum and Communities. Washington, Londen: Smithsonian 1992. Klamer, A., C. Langeveld, P. Teule. 100 en 1 ideeen voor alternatieve financiering van kunst en cultuur. Pak aan. Hilversum: Stichting Cultuur en Economie, 2011. Mungra, A. Stad als Muze. Op zoek naar erfgoed in de wijken. Historisch Museum Rotterdam: 2009. Peers, L. E.K. Brown. Museums and source community. New York, Londen: Routledge 2003. Sandell, R. Including Museums. Perspectives on museums, galleries and social inclusion. Leicester: RCMG 2001 Sandell, R. Museums, Society, Inequality. Museum Meanings. Londen, New York: Routledge, 2002. Simon, N. The participatory Museum. California: Museum 2.0: 2010. Zee van der, A. Management voor de culturele sector. Bussum: Coutinho 2011.
95
Archivalia offline literatuur Deiser, P. Online museum Communities: Towards a new culture of relatedness. Diss. Reinwardt Academie, 2010. Den Haag: 2010. Hess, R. e.a. Advies Rapport West Fries Museum. Reinwardt Academie: Amsterdam: 2012. Prat, C. e.a. Final projectplan hotspot. Reinwardt Academie: Amsterdam 2010. Online literatuur David, Sarah. ‘Communities of Practice at the National Postal Museum’. New learning institute. 15 december 2010. http://newlearninginstitute.blogspot.nl/2010/12/communities-of-practice-atnational.html Drontmann, P. ‘MVO community of practice.’ Twynstra Gudde Nyenrode. http://www.twynstragudde.nl/Persoonlijk/Philip%20Drontmann/MVOCommunityofP ractice.pdf ‘Ethische code voor Musea’. Museum Vereniging. 2006. http://icom.museum/fileadmin/user_upload/pdf/Codes/dutch.pdf Feddema, F. ‘Ondersteuning van kunst en cultuur door middelgrote bedrijven in Nederland over 2005’ Leenaers Verloop. 2006. http://www.leenaersverloop.nl/popup/download.php?dl=47 Fritsch, J. ‘Can a communitie of practice framework can be applied to the creative industries as an identified audience for the V&A.’ Victoria & Albert Museum. 2008. 15 april 2013 . ‘Goede match tussen cultuur en bedrijfsleven’. Van Gogh Museum. 16 november
96
2010. http://www.vangoghmuseum.nl/vgm/index.jsp?page=230354&lang=nl Jansen, M.‘Co-creatiedag leert conventies te doorbreken’. TiasNimbas. januari 2013. http://www.tiasnimbas.edu/uploads/documents/PDF/855.pdf Jong de, D. ‘Samenwerken met bedrijven’. Divario. http://www.commercielecommunicatie.nl/anekdotes/samenwerken-met-een-anderbedrijf One World Sociaal Jaarverslag. AkzoNobel. 2011. http://www.akzonobel.com/nl/system/images/AkzoNobel_Sociaal_jaarverslag_2011_t cm11-73074.pdf Santos dos, P. Sociomuseoly II -‐ Museology and Community Development in the XXI Century. Diss. Reinwardt Academie, 2008. Amsterdam: 2008. 10 mei 2013 http://revistas.ulusofona.pt/index.php/cadernosociomuseologia/issue/view/46/showTo c Simon, N. ‘Nina Simon, Eight ways to connect’. Museum 2.0. augustus 2009. http://museumtwo.blogspot.nl/2009/08/eight-other-ways-to-connect-with.html ‘Victoria and Albert Museum. Annual Report and accounts 2011-2012’. Victoria & Albert Museum. 2012. http://www.vam.ac.uk/__data/assets/pdf_file/0007/178720/annual_report_and_accoun ts_2011-2012.pdf Wenger, E. ‘Etienne Wenger, Start-up guide’. ewenger. 2002. http://www.ewenger.com/theory/start-up_guide_PDF.pdf Wenger, E. ‘Etienne Wenger Introductie op Community of practice’. WengerTrayner. 6 januari 2012.
97
http://wenger-trayner.com/wp-content/uploads/2012/01/06-Brief-introduction-tocommunities-of-practice.pdf Zeijden, van der. A. ‘Van materieel naar immaterieel erfgoed: een pleidooi voor een actief communitybegrip’. Quotidian. februari 2012. http://www.quotidian.nl/vol03/nr01/a07 Interviews Interview: Dijk van, N. persoonlijk interview. 22 april 2013. Interview: Eekeren van, A. telefonisch interview. 31 mei 2013. Interview: Hunink, A. persoonlijk interview. 6 maart 2013. Interview: Jong, A. persoonlijk interview. 6 maart 2013. Interiew: Manders, A. persoonlijk interview. 12 maart 2013. Interview: Ruben, L. telefonisch interview. 3 juni 2013 Interview: Sprakelaar van, E. persoonlijk interview. 13 maart 2013. Interview: Hess, I.K. persoonlijk interview. 30 mei 2013. Figuren Figuur 1: Hess, RM. Verticale en horizontale binding. Bunschoten: 2013 Figuur 2: Mungra, A. Stad als Muze. Op zoek naar erfgoed in de wijken. Historisch Museum Rotterdam: 2009. Figuur 3: Hess, RM. Model voor binding met bedrijven. Bunschoten: 2013
98
99