REHAU PLAFONDKOELING – TECHNISCHE INFORMATIE
www.rehau.be
Construction Automotive Industry
AANWIJZINGEN BIJ DEZE TECHNISCHE INFORMATIE
Geldigheid Deze technische informatie is geldig voor België Symbolen
Geëigend gebruik De REHAU noppenplaat VARIONOVA mag enkel worden geïnstalleerd en gebruikt zoals beschreven in deze technische informatie. Elk ander gebruik is niet geëigend en dus niet toegestaan.
Veiligheidsinstructies Juridisch advies Belangrijke informatie om rekening mee te houden
Neem bij de installatie van het systeem alle nationale en internationale richtlijnen i.v.m. installatie, ongevallenpreventie en veiligheid in acht, evenals de richtlijnen in deze technische informatie.
Informatie op het web Uw voordelen
Toepassingsgebieden die in deze technische informatie niet worden vermeld (speciale toepassingen) behoeven overleg met onze technische dienst. Wendt u tot uw verkoopskantoor voor een uitgebreid advies.
Actualiteit van de technische informatie Ga, voor uw veiligheid en om het correcte gebruik van onze producten te verzekeren, regelmatig na of er geen recentere versie bestaat van deze technische informatie. U kan de meest recente actuele technische informatie verkrijgen bij uw REHAU verkoopskantoor.
Veiligheidsinstructies en gebruikshandleiding Q Lees voor u aanvangt met de montagewerkzaamheden de veiligheidsinstructies en gebruikshandleiding volledig en aandachtig door, dit voor uw eigen veiligheid en die van anderen. Q Bewaar steeds de gebruikshandleidingen en hou ze binnen uw bereik. Q Indien u de veiligheidsinstructies en de afzonderlijke montagevoorschriften niet heeft begrepen of indien deze onduidelijk voor u zijn, neem dan contact op met uw REHAU verkoopskantoor.
1
Algemene veiligheidsmaatregelen Q Hou de werkplek proper en vrij van hinderlijke voorwerpen Q Zorg dat de werkplek voldoende verlicht is Q Hou kinderen, dieren en onbevoegde personen weg van werkplek en gereedschap. Dit geldt voornamelijk voor renovatiewerken in woongebied. Q Gebruik alleen de voor het betreffende REHAUbuissysteem bedoelde componenten. Gebruik van andere componenten of van gereedschap dat niet tot het betreffende REHAU-installatiesysteem behoort, kan ongevallen of andere gevaren veroorzaken.
Personeelsvoorwaarden Q Laat de montage van onze systemen enkel door geautoriseerd en geschoold personeel uitvoeren Q Laat werkzaamheden aan elektrische installaties of kabeldelen enkel door hiervoor geschoold en geautoriseerd personeel uitvoeren.
Werkkledij Q Draag een veiligheidsbril, geschikte werkkledij, veiligheidsschoenen, een helm en bij lang haar een haarnet. Q Draag geen wijde kledij of sieraden; deze kunnen door bewegende onderdelen worden gegrepen. Q Draag bij montage op hoofdhoogte of boven het hoofd een helm.
2
Bij de montage Q Lees steeds de gebruikshandleiding van het gebruikte REHAU werktuig en leef deze handleiding na. Q REHAU buisscharen hebben een scherp lemmet. Hanteer en gebruik deze zo dat er geen verwondingsgevaar is. Q Leef bij het afsnijden van de buis de veiligheidsafstand tussen hand en schaar na. Q Grijp tijdens het snijden nooit in de snijzone van het werktuig of het bewegende deel. Q Na het verwijden van de buis gaat deze in zijn oorspronkelijke vorm terug. Steek op dat moment geen vreemd voorwerp in de opening. Q Grijp tijdens het aanpersen van de schuifhuls niet in de perszone van het werktuig of het bewegende deel.
VERWARMEN EN KOELEN VAN OPPERVLAKKEN INSTALLATIESYSTEMEN VOOR PLAFOND EN WAND 1
REHAU koel-/verwarmingsplafond droge opbouw
1.1 Systeembeschrijving
Q Hoog koelvermogen
Afb. 1-1 REHAU koel-/verwarmingsplafond droge opbouw
Q Platen verkrijgbaar in vier formaten Q Vlot te plamuren Q Vlot hanteerbaar Q Voorgeboord bevestigingsraster
Systeemonderdelen Q REHAU plafondelement 2000 x 1250 Q REHAU plafondelement 1500 x 1250 Q REHAU plafondelement 1000 x 1250
Afb. 1-2 Verkrijgbare plaatformaten
Q REHAU plafondelement 500 x 1250 Q REHAU aansluitschroefverbinding 10 Q REHAU overgang met wartelmoer 10
Beschrijving
Q REHAU koppeling egaal 10 Q REHAU schuifhuls 10 Q REHAU schuifhuls 17, 20, 25, 32 Q REHAU koppeling gereduceerd 17-10, 20-10,
25-10, 32-10 Q REHAU koppeling met buitendraad 10-R 1/2 Q REHAU T-stuk 17-10-17 / 20-10-20 / 25-10-25 / 32-10-32 Q REHAU halve schaal 16 / 17 / 20 / 25 / 32 REHAU buizen die in aanmerking komen Q RAUTHERM S 10,1 x 1,1 mm Q RAUTHERM S als verbindingsleiding: Q 17 x 2,0 mm Q 20 x 2,0 mm Q 25 x 2,3 mm Q 32 x 2,9 mm
De conform DIN 18180/DIN EN 520 in serie vervaardigde gipsplaten vormen de basis van het koel-/verwarmingsplafond van REHAU. De met glasvezel versterkte en in de kern geïmpregneerde gipsplaat is extreem schokbestendig en buigvast. De platen bevatten geen stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en zijn reukloos. Het REHAU koel-/verwarmingsplafond is een gipsplaat met ingefreesde groeven en geïntegreerde RAUTHERM S buizen 10,1 x 1,1 mm met een montageafstand van 45 mm als dubbele meander. De polystyrolisolatie EPS 035 en de verstevigingsstroken uit gipskarton die op de bovenzijde zijn aangebracht, staan garant voor een eenvoudige montage. Doordat het plafondelement in 4 verschillende
maten verkrijgbaar is, kan zelfs in een ruimte met veel hoeken een hoog percentage van de ruimte met koelvlakken worden bedekt. Inactieve plafondzones kunnen via dubbel beschot worden afgedekt met courant in de handel verkrijgbare 15 mm dikke gipskartonplaten. De halfrond afgevlakte HEAK kanten op de zijden evenwijdig met de aangebrachte versterkingsstroken zorgen ervoor dat de plafondonderzijde gemakkelijk kan worden verwezenlijkt tot kwaliteitsniveau Q4 conform toelichting 2 van de Industriegroep Gipsplaten binnen de federatie van de gips- en gipsplaatindustrie.
3
Toepassingsgebieden
Opslag
Het REHAU koel-/verwarmingsplafond is voorzien voor de verwezenlijking van verlaagde plafonds binnen de gebouwentechniek.
De REHAU koel-/verwarmingsplafonds en hun toebehoren moeten tegen vocht worden beschermd. Gipsproducten moeten principieel droog worden opgeslagen. Om vervorming en breuk te vermijden moeten de koel-/verwarmingsplafondelementen vlak worden opgeslagen, bv. op paletten of op stapelhout met een onderlinge afstand van ongeveer 35 cm. Het niet-conform opslaan van de koelplafondelementen, bijvoorbeeld op hun zijkant, veroorzaakt vervormingen die een perfecte montage in de weg staan.
Het koel-/verwarmingsplafond van REHAU behoort tot materiaalcategorie E conform DIN EN 13501 resp. B2 conform DIN 4102. Dit plafond is niet geschikt voor de verwezenlijking van brandwerende plafonds van de brandwerendheidscategorieën F30 tot F90! De daartoe specifieke vereisten moeten op de bouwplaats worden vervuld.
Het REHAU koel-/verwarmingsplafond kan worden toegepast in de droge of slechts gering vochtige woon- en industriële omgeving en in vochtige ruimtes in de woonomgeving met tijdelijke vochtbelasting, vb. spatwater. Deze toepassing beantwoordt aan de vochtigheidsbelastingscategorie I conform de Federale werkgroep Droogbouw. Dit systeem leent zich niet voor vertrekken uit de vochtigheidsvereistecategorieën II - IV. Onder deze toepassingscategorieën vallen industriële vochtige ruimtes zoals bijvoorbeeld sanitaire ruimtes van hotels, natte ruimtes uit de woon- of industriële omgeving zoals sauna’s en zwembaden.
Tab. 1-1 REHAU koel-/verwarmingsplafond
Oppervlakte
2,5 m2
1,88 m2
1,25 m2
0,63 m2
Lengte
2000 mm
1.500 mm
1.000 mm
500 mm
Breedte
1.250 mm
1.250 mm
1.250 mm
1.250 mm
Dikte Gewicht
42,5 kg
32 kg
21 kg
10,7 kg
Lengte van de buis 1)
48,0 m
37,0 m
23,0 m
11,0 m
Materiaal-categorie 1) incl. verbindingsleiding
4
30 mm
B2 conform DIN 4102 / E conform DIN EN 13501
Houdt bij de opslag van de platen in het gebouw rekening met het draagvermogen van de plafonds. Twintig REHAU koel-/verwarmingsplafondelementen met een afmeting van 2.000 x 1.250 mm wegen ongeveer 850 kg.
Transport De koel-/verwarmingsplafondelementen worden geleverd op paletten. Draag ze op de bouwplaats op hun zijkant of transporteer ze met specifieke transportmiddelen.
Draag de REHAU koel-/verwarmingsplafondelementen nooit met de polystyrolisolatie “naar onder” gericht.
1.2 Montage Montageverloop 1. Bevestiging van het verdeelleidingnet aan het ruwe plafond 2. Tot stand brengen van de onderbouw 3. Bevestigen van de actieve plafondelementen aan de onderbouw 4. Aansluiten van de plafondelementen op de verdeelleidingen 5. Spoelen en doorvoeren van de druktest 6. Volledig isoleren van de verdeel- en aansluitleidingen 7. Montage van de niet-actieve plafonddelen 8. Plamuren van de plafondonderzijde 9. Oppervlaktebehandeling van de plafondonderzijde Klimatologische omstandigheden op de bouwplaats Vele jaren ervaring hebben aangetoond dat de luchtvochtigheidswaarde voor de verwerking van gipsplaten idealiter varieert tussen 40 en 80% en de kamertemperatuur +10 °C bedraagt.
opwarmen van de vertrekken in de winter. Door lengteverandering kunnen er immers spanningsscheuren of afzettingen aan de plafondonderkant ontstaan.
Vooral pleister- en dekvloerwerkzaamheden doen de relatieve vochtigheid drastisch stijgen. Zorg met name bij droogbouw in dat geval voor een grondige verluchting. Onderbouw Het REHAU koel-/verwarmingsplafond is geschikt voor montage op houten of metalen onderbouw conform DIN 18181. Onderbouw op basis van metaalprofielen kunnen in twee verschillende varianten worden uitgevoerd: Q Rechtstreeks bevestigde metalen onderbouw (zie afb. 1-3) Q Verlaagde metalen onderbouw (zie afb. 1-4)
De onderbouw van het metalen bouwtype moet het oppervlaktegewicht van de REHAU koel-/verwarmingsplafond dat ongeveer 17 kg/m2 bedraagt, kunnen dragen.
Voer bij een langer aanhoudende relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%, geen bekleding uit met producten op basis van gipsplaat.
Na montage moeten de koel-/verwarmingsplafondelementen van REHAU duurzaam tegen vocht worden beschermd. Zorg daarom na montage voor een voldoende verluchting van het gebouw. Blaas bij voorkeur geen hete of warme lucht rechtstreeks op de onderzijde van het plafond. Wordt een dekvloer voorzien van heet aan te brengen bitumen plamuur de plafondonderzijde dan pas wanneer de dekvloer werd aangebracht. Vermijd het snel en schoksgewijs
Afb. 1-3 Rechtstreeks bevestigde metalen onderbouw conform DIN 18181 Muuraansluitingen zie Afb. 1-11
Afb. 1-4 Verlaagde metalen onderbouw conform DIN 18181 Muuraansluitingen zie Afb. 1-11
5
Metalen onderbouw Toepassing
Onderbouw
Onderbouw over de spanwijdte
Horizontale vlakken/dakhellingen 10-50°
Onderbouwvarianten
Afmetingen Draagprofielen
Afmetingen Grondprofielen
Afstand afhellingen / bevestigingsmiddelen voor grondprofielen
Draag-profielen
Grond-profielen
Rechtstreeks bevestigde metalen onderbouw (zie afb. 1-3)
CD 60 x 27 x 0,6
valt weg
a = 1000 mm
b = 417 mm (dwars)
valt weg
Verlaagde metalen onderbouw (zie afb. 1-4)
CD 60 x 27 x 0,6
CD 60 x 27 x 0,6
a = 750 mm
b = 417 mm (dwars)
c = 1000 mm
Tab. 1-2 Profielen en spanwijdte bij metalen onderbouw
Voor verlaagde plafondconstructies kunnen courant in de handel verkrijgbare hangbeugels conform DIN 18181, zoals Noniushangbeugels, geperforeerd of gespleten bandijzer, draadhangbeugels of rechtstreekse hangbeugels worden gebruikt. Gebruik om de onderbouw aan het massieve plafond te bevestigen specifieke, toegelaten pluggen en bevestigingsmiddelen die voor deze toepassing en belasting zijn geschikt.
De draagprofielen van de onderbouw moeten steeds evenwijdig met de aangebrachte verstevigingsstroken van de REHAU koel-/verwarmingsplafonds verlopen. Monteer de draagprofielen alleen op de stroken gipskarton die aan de bovenzijde van de koelplafondelementen werden aangebracht.
De onderlinge verbinding van metalen gronden dragende betengeling moet gebeuren met specifieke toebehoren van de CD-profielfabrikant. Raadpleeg voor bijzonderheden over de uitvoering betreffende bouwtechnische documenten van de fabrikant van de CD-profielen. Raadpleeg tabel 1-2 voor de vereisten aan de verschillende uitvoeringstypes van onderbouwconstructies inzake afmetingen van grond- en draagprofielen en inzake toegelaten spanwijdte.
6
Afb. 1-5 Gemonteerd plafondelement
Bevestigen van de koelplafondelementen
Inactieve plafondzones
Voor de montage van de REHAU koel-/verwarmingsplafonds is het verstandig een mechanische plaatlift te gebruiken. Het gebruik van dit toestel laat een enkele monteur toe om de plafondelementen te monteren.
Inactieve plafondzones kunnen via dubbel beschot worden afgedekt met courant in de handel verkrijgbare 15 mm dikke gipskartonplaten. De onderbouw in deze zones moet het vereiste draagvermogen vertonen.
Schroef voor de realisatie van het koel-/verwarmingsplafond van REHAU de standaard snelbouwschroeven met grove schroefdraad met een lengte van 55 mm en een diameter van 3,9 mm in de daartoe voorziene voorboringen op de zichtzijde. Het gebruik van een droogbouwschroever met diepteaanslag wordt aanbevolen.
Inbouwelementen, zoals lichtarmaturen, ventilatieopeningen of sprinklers mogen enkel in de inactieve plafondzones worden geplaatst. Bij de planning moet tijdig rekening worden gehouden met deze inbouwelementen.
Schroefverbindingen buiten de voorziene bevestigingspunten kunnen de ingewerkte RAUTHERM S buis10,1 x 1,1 mm beschadigen. De plafondelementen worden met de courante zichtkartonzijde naar het vertrek toe gemonteerd. Bevestig de plafondelementen enkel met standaard snelbouwschroeven in de stroken gipskarton die langs de achterzijde werden aangebracht. Het aanbrengen van schroefverbindingen in de polystyrolisolatie die langs de achterzijde werd aangebracht, kan een breuk in de platen veroorzaken.
Respecteer bij de planning van inbouwelementen eventuele veiligheidsafstanden ten opzichte van de REHAU koel-/verwarmingsplafondelementen. Leef de instructies van de fabrikant van de inbouwelementen na.
Bij de montage van de REHAU koel-/verwarmingsplafonds mogen geen kruisvoegen tot stand worden gebracht. Respecteer een laterale aanpassing van minstens 400 mm.
Afb. 1-6 Bevestigen van de plafondelementen
7
Plamuren
Spoelen, vullen, ontluchten
De halfronde, afgevlakte kanten van het REHAU koel-/verwarmingsplafond en de schroefkoppen moeten eveneens worden geplamuurd. Kant de dwarse zijden van de platen af en reinig ze met een vochtig penseel of met een spons voor u ze plamuurt. Alle plaatvoegen moeten principieel stofvrij zijn.
Ga onmiddellijk na montage van de actieve koelplafondelementen over tot het spoelen. Na het vullen van de leidingen moeten de afzonderlijke leidingclusters bij aansluiting volgens het Tichelmann procédé of de afzonderlijke verwarmingscircuits bij rechtstreekse aansluiting op een warmtekringverdeler hydraulisch worden gecompenseerd.
Om scheurvorming te voorkomen moeten de voegen van het REHAU koel-/verwarmingsplafond verplicht worden voorzien van papiervoegband. Maak deze voor de verwerking vochtig om blaasvorming te voorkomen.
Om de luchtbellen uit het systeem te verdrijven moet voor het ontluchten een minimumwaarde voor de volumestroom zijn gegarandeerd. Die waarde bedraagt 0,8 l/min. Dit stemt overeen met een stroomsnelheid van 0,2 m/s.
Plamuur de onderzijde van het plafond met voegplamuur Lafarge LaFillfresh B45 of Lafarge LaFillfresh B90 en gebruik daarbij voegband. Het plamuren gebeurt in de volgende stappen:
Drukcontrole
1. Eerste plamuurbeurt met LaFillfresh B45/B90 2. Breng de voegband aan 3. Tweede plamuurbeurt met LaFillfresh B45/B90 4. Indien nodig plamuren met fijne plamuurpasta LaFinish
Controleer de druk na het ontluchten van het leidingsysteem. Dit dient te gebeuren conform het drukcontroleprotocol van REHAU oppervlakteverwarming/-koeling en te worden geprotocolleerd. Tref bij kans op vorst, om vorstschade aan het leidingsysteem te vermijden, gepaste maatregelen. Ga daarvoor bijvoorbeeld over tot de verwarming van de constructie of gebruik vorstbeschermingsmiddelen.
HR AK-kant 1. Plamuurbeurt Voegband 2. Plamuurbeurt
Finish indien nodig
Afb. 1-7 Plamuren met voegband
8
Het ontluchten van het leidingsysteem en de drukcontrole vormen dwingende voorwaarden vóór de ingebruikneming van het REHAU koel-/verwarmingsplafond.
1.3 Oppervlaktebehandeling
Verf en lak
Ondergrond
Het REHAU koel-/verwarmingsplafond kan worden gecoat met synthetische rol- en bouwpleister. Gebruik de gronderingen resp. hechtverf volgens de instructies van de fabrikant.
De ondergrond, met andere woorden de zijde van het REHAU koel-/verwarmingsplafond met de voegen die naar het vertrek is gekeerd, moet voldoen aan de oppervlakte-effenheid conform DIN 18202. Bovendien moet de ondergrond droog en draagvast zijn en vrij van stof en verontreinigingen.
Houd bij het aanbrengen rekening met verminderde prestaties door het aanbrengen van rol- en bouwpleisters.
Bij gebruik van speciaal behangpapier, glanzende coatings, indirecte verlichting of bij strijklicht gelden bijzondere vereisten aan de gladheid van de ondergrond. In dergelijke gevallen moet de onderzijde van het plafond volledig worden geplamuurd.
De meeste courant in de handel verkrijgbare dispersieverf is geschikt. De verf kan na grondering met de kwast, rol of met een pistool worden aangebracht.
Volg de uitvoeringsinstructies van de kwaliteitsniveaus Q3 of Q4 absoluut op.
Verf op basis van mineralen, zoals kalk-, mineraalen silicaatverf zijn niet geschikt.
Grondering Alvorens de plafonds te schilderen of te behangen moeten de REHAU koel-/verwarmingsplafonds en de geplamuurde delen worden behandeld met een geschikte grondering. Grondering vangt het verschillende absorptievermogen van geplamuurd karton en geplamuurde voegen op. Door de gipskartonplaten rechtstreeks te behandelen met dispersieverf voor binnengebruik kunnen er kleurverschillen en nuances optreden. Die worden veroorzaakt door het absorptiegedrag. Bij het aanbrengen van opeenvolgende lagen kan de verf beginnen afschilferen.
Kartonvezels die tijdens het gronderen niet werden gefixeerd, moeten voor het schilderen worden verwijderd. Voor het lakken worden 2 lagen aanbevolen. Leef de instructies voor speciale pleister van de kwaliteitsniveaus Q4 strikt na. Behangpapier en pleister Voor u begint te behangen is het raadzaam om eerst een speciale behanglijmlaag aan te brengen. Die zorgt er bij latere renovatiewerkzaamheden voor dat het papier vlotter loskomt.
Gebruik voor het behangen uitsluitend lijm op basis van zuivere methylcellulose.
9
1.4 Voegen en verbindingsnaden Houd in de planningsfase al rekening met voegen en verbindingsnaden. Volg daarbij onderstaande constructie- en planningsprincipes: Q De dilatatievoegen van de constructie moeten
met identieke bewegingsmogelijkheid door de uitzet- of dilatatievoegen in de onderzijde van het plafond worden overgenomen. Q Begrens de plafondoppervlakken om de 10 m conform DIN 18181 door zowel in de lengterichting als dwars uitzet- of dilatatievoegen aan te brengen. Q Scheid de bekleding van verlaagde plafondconstructies van inperkende steunen, inbouwelementen, zoals verlichtingsarmaturen. Q Voorzie voegen wanneer de onderzijde van het plafond duidelijke doorsnedewijzigingen vertoont, zoals vloeruitbreidingen of inspringende wanden.
Afb. 1-8 Inspringende wandpanelen
Voor de REHAU Koel-/Verwarmingsplafonds komen de volgende voeg- of aansluittypes in aanmerking: Glijdende wandaansluiting De wandaansluiting van de REHAU koel-/verwarmingsplafonds aan de omsluitingsvlakken van het vertrek dient verplicht in glijdende uitvoering te gebeuren. De temperatuurgebonden horizontale uitzetting van de plafondelementen wordt door deze glijdende aansluitingen opgevangen. Het plafondaansluitprofiel is ter hoogte van de glijdende voeg zichtbaar. De voorzijde van het REHAU Koel-/ verwarmingsplafond kan met een kantprofiel worden afgedekt.
De afstand tussen de dragende betengeling en de aangrenzende wandoppervlakte mag max. 10 cm bedragen.
Afb. 1-10 Plafond van een overloop met nissen
Aansluitdichting (alternatief)
Aansluitprofiel Kantprofiel o.m. (alternatief) max. 100
Afb. 1-9 Plafond met pilaren
10
Afb. 1-11 Glijdende wandaansluiting
Metalen onderbouw REHAU koel-/ verwarmingsplafond
Dilatatievoeg
1.5 Planning
De ruimte rond de dilatatievoeg moet van de volledige plafondconstructie zijn gescheiden. Dilatatievoegen worden gebruikt om constructievoegen van het gebouw te overbruggen of wanneer de lengte van het plafond in compartimenten is onderverdeeld. Bij de REHAU koel-/verwarmingsplafonds moet minstens om de 10 m een dilatatievoeg worden voorzien.
Planningsprincipes
Metalen onderbouw
Dilatatievoeg
Kantprofiel o.m. (alternatief)
Gipsplaatstroken (aan een zijde gefixeerd) 20 25
20 25
20
Koel-/verwarmingsvermogen
25 ca. 100
Afb. 1-12 Dilatatievoeg
REHAU koel-/ verwarmingsplafond
Om de REHAU koel-/verwarmingsplafonds volgens de regels van de kunst te plaatsen, moet de planning gebeuren volgens een plafondplan dat tussen architect en vakkundig planoloog werd afgestemd. De planning moet bijvoorbeeld rekening houden met in het plafond ingebouwde elementen, zoals verlichtingsarmaturen, ventilatieopeningen of sprinklers zodat de actieve plafondzones die voor het koelplafond noodzakelijk zijn, kunnen worden gedefinieerd. Dit veronderstelt een tijdige coördinatie tussen alle betrokken specialiteiten. De berekeningen van de koel- en verwarmingsbelasting moeten aanwezig zijn.
Het koel-/verwarmingsvermogen van de REHAU koel-/verwarmingsplafonds werden wat het koelen conform EN 14240 en de verwarming conform EN 14037 betreft, voorgelegd aan een onafhankelijk gecertificeerd keuringsorganisme.
De vermogensdiagrammen voor de REHAU koel-/ verwarmingsplafonds treft u aan op onze homepage www.rehau.de
Voor het verwarmen moet de maximaal toelaatbare duurzame bedrijfstemperatuur van de REHAU koel-/ verwarmingsplafonds worden beperkt tot 45°C. Hogere temperaturen veroorzaken schade aan de plafondelementen.
11
Ook de verbindingsleidingen met de RAUTHERM S buis 10,1 x 1,1 moeten op die wijze worden geïsoleerd. Regeltechniek De werking van het REHAU koel-/verwarmingsplafond veronderstelt het gebruik van afzonderlijke vertrekregelaars. Om bij koeling te voorkomen dat er zich op de bovenzijde van het plafond gericht naar het vertrek condens zou vormen, moet het dauwpunt van de toestand van de lucht in het vertrek verplicht worden bewaakt. Bij het koelen moet de voorlooptemperatuur voor het REHAU koel-/verwarmingsplafond met een veilige afstand van + 2 K ten opzichte van de dauwpunttemperatuur gebeuren:
Afb. 1-13 schematische voorstelling van de afzonderlijke verbinding
Afb. 1-14 schematische voorstelling Tichelmann procédé
Voorloop T = Dauwpunt T + 2 K Hydraulische verbinding Voor de REHAU Koel-/verwarmingsplafonds is de hydraulische verbinding van de afzonderlijke plafondelementen volgens het Tichelmann procédé zinvol. De afzonderlijke verbinding van de afzonderlijke koelplafondelementen met de verwarmingskringverdeler wordt doorgaans slechts bij heel kleine actieve koelvelden ingezet.
De verbinding volgens het Tichelmann procédé veronderstelt dat enkel koelplafondelementen van identieke grootte resp. velden met identieke buislengte worden gebruikt.
Om te verhinderen dat er condens in de verbindingsleidingen bij koeling wordt gevormd, moeten deze leidingen dampdiffusiedicht worden geïsoleerd.
12
Condensvorming op de oppervlakten van het REHAU koel-/verwarmingsplafond kan tot oneffenheden van het plaatoppervlak leiden. Het regelmatig nat worden van de onderzijde van het plafond de koelplafondelementen beschadigen Behaaglijkheid Om een aangenaam vertrekklimaat bij het verwarmen met REHAU koel-/verwarmingsplafonds te garanderen, moet bij de configuratie rekening worden gehouden met de oppervlaktetemperaturen van het plafondelement.
In vertrekken met een hoogte van ) 2,6 m dient u de oppervlaktetemperatuur van het REHAU koel-/ verwarmingsplafond bij het verwarmen te begrenzen op +29 °C.
REHAU N.V. Ambachtenlaan 22 3001 Heverlee BELGIË Tel.: 0032 16 39 99 11 Fax: 0032 16 39 99 12
[email protected] www.rehau.be
www.rehau.com