Register Holland
03041139
Structurele brandbescherming Binnenschepenbesluit (BSB) (zeilvaart met meer dan 12 passagiers) voor de praktijk Algemeen Deze informatie is samengesteld om eigenaren en werven een beter inzicht te geven ten aanzien van het invoeren van de nieuwe eisen voor bestaande zeilende passagiersschepen, welke onder het Binnenschepenbesluit (BSB) vallen, binnen de overgangstermijn. Dit is ook gebaseerd op vragen welke wij reeds hebben gekregen uit de markt. De informatie is gebaseerd op de Gele Rules en verwijst dan ook naar de artikelen in de Gele Rules, mededelingen van IVW Divisie Scheepvaart (voorheen Scheepvaart Inspectie), ministeriële regelingen en ervaringen uit de praktijk. Structurele brandbescherming wordt in de Gele Rules behandeld in hoofdstuk 15. Echter ook in andere hoofdstukken kunnen eisen staan. Hierbij valt te denken aan artikel 2.06 over machinekamers en bunkers. Er kunnen verschillen zijn tussen structurele brandbescherming van bestaande1 schepen of nieuwe schepen. Dit document is opgemaakt door Register Holland en na overleg met IVW Divisie Scheepvaart tot stand gekomen. De wetstekst in altijd de uiteindelijke bindende tekst. Tekeningenkeur Van ELK schip dat voor het Certificaat van Onderzoek de betimmering conform artikel 15.01 wenst aan te passen dient een tekening van de structurele brandbescherming conform de gele Rules ingediend te worden bij Register Holland, in drievoud. De tekening zal worden gekeurd en 1 exemplaar zal retour worden gezonden. Tevens zal een exemplaar naar IVW DS worden gezonden voor het archief.
Artikel 15.01 Artikel 15.01 is van toepassing op hotelschepen (dus met nachtaccommodatie voor de passagiers) en dagtochtenschepen. Let op: Een schip met bijvoorbeeld 8 2 slaapplaatsen en 25 dagtochtencapaciteit voor passagiers is in de zin van het BSB ook een hotelschip en moet dan ook als zodanig voldoen! Hutten Er worden brandvertragende deuren en wanden gevraagd. De constructiedelen moeten tenminste bestaan uit brandvertragende materialen, zodanig dat het doorslaan van vuur voorkomen wordt. (scheidingsvlak conform het type B15). Er zijn in het BSB materialen toegestaan welke in afwijking tot de B15 eis niet onbrandbaar behoeven te zijn, maar brandvertragend (zie de toelichting onder B schot). De wanden tussen hutten en gangen moeten van dek tot dek doorlopen of tot een onbrandbaar plafond zijn opgetrokken. De tussenruimte boven de plafonds, onder de vloeren en achter de beschieting moet op afstanden van ten hoogste 10 meter door onbrandbare constructies zijn afgesloten (z.g. firestop). Dit om een brand achter de betimmering te kunnen beperken Een wand welke de scheepsromp bekleed kan willekeurig worden uitgevoerd, tenzij de wanden welke van B-klasse zijn niet doorlopen tot in de zijde. Behalve in geval van de uitzondering worden er dus geen eisen gesteld wat de constructie betreft, wel aan de oppervlaktebehandeling! Een brandwerende wand tussen de hutten onderling moet, om functioneel te zijn, ook over het volle oppervlak tussen de wanden en dekken of tegen een onbrandbaar plafond doorlopen. De constructie kan immers, als dit niet het geval is, nooit voldoen aan een standaard brandproef.
1
Een schip dat op 1 januari 2001 een geldig RH-klasse certificaat had voor de Nederlandse binnenwateren. Structurele brandbescherming BSB in de praktijk
2
In ieder geval niet meer dan 12 passagiers 1/ 5
Register Holland Indien een holle scheidingswand wordt toegepast welke is opgebouwd met brandvertragend constructiemateriaal dan moet deze worden opgevuld met onbrandbare steenwolisolatie van een harde persing (110 kg/m3). Elektriciteitsleidingen en zgn. inbouwdozen mogen de structurele brandbescherming van een schot niet nadelig beïnvloeden. Dit kan alleen worden opgelost door tussen inbouwdozen een brandscheiding aan te brengen en leidingen alleen als stijgleiding of zakleiding uit te voeren. Doorvoeringen van waterleidingen, verwarming en afvoer zullen om dezelfde reden dus niet in een holle scheidingswand gevoerd kunnen worden. Veelal wordt een brandvertragende leidingkoof toegepast welke onderdeel uitmaakt van de brandvertragende constructie. Leidingdoorvoeren moeten worden afgekit met een brandwerende kit. Een onbrandbaar plafond komt zelden voor: er zijn bijna altijd lekken in de constructie aanwezig. Denk aan lampen, luidsprekers en aansluitingen van het ventilatiesysteem. Hieraan moet, als men voor een onbrandbaar plafond kiest, optimaal aandacht besteed worden. Er bestaan overigens wel goedgekeurde plafonds met armaturen die ook aan de B15 norm voldoen. Ook indien er sprake is van een onbrandbaar plafond geldt de eis dat er om de 10 meter een firestop moet worden aangebracht. Ter plaatse van de brandwerende scheiding van de kombuis en brandschotten op 40 m afstand moet op het schot in alle gevallen een firestop aanwezig zijn, ook wanneer er sprake is van een onbrandbaar plafond.
03041139
Goedgekeurde materialen en/of constructies Volgens de eisen van het BSB heeft Divisie Scheepvaart afdeling Binnenvaart een lijst met goedgekeurde materialen3 welke – als systeem – gebruikt mogen worden aan boord van BSBschepen als goedgekeurde materialen en/of constructies. Naast deze lijst is het volgende ook goedgekeurd voor een bestaand schip: Houten regelwerk met daartussen 50 mm Rockwool in harde persing van tenminste 120 kg/m3. Aan beide zijden bekleed met SIAB-spaanplaat. Toplaag HPL. Let op: • de naden van de ene wand moeten verspringend zijn ten opzichte van de andere wand. en schakeldozen • stopcontacten geplaatst met brandscheiding. Hutten bestemd Scheidingsschotten
voor
de
bemanning:
Volgens artikel 15.01 zijn de eisen voor bemanningsruimten van overeenkomstige toepassing. Salons en gangen Ook in gangen moet achter de betimmering op een afstand van ten hoogste 10 m een firestop aanwezig zijn. Formeel moet dit in salons ook. Omdat het gebruik van brandbare materialen achter de betimmering praktisch niet meer voorkomt wordt hier soms van afgezien. Machinekamerschot (art 15.06) De scheiding tussen de machinekamer en de accommodatie moet volgens artikel 2.06 lid 3 van staal zijn. Als het schot aan de passagiers of bemanningsruimten grenst moet het schot bovendien onbrandbaar zijn. Het BSB vraagt klasse A30 schotten. Met nadruk wijst RH op de mogelijkheid van de lichtere eis van A0 indien er een gasblusinstallatie4 is aangebracht met door goedgekeurde gasblusinstallaties, zoals CO2 , FM200, Novec 1230. Vooral op bestaande schepen is het correct uitvoeren van een 30 minuten isolatie een immense ingreep, welke tevens niet bijdraagt tot de actieve blussing van een eventuele 3
Zie ook www.register-holland.nl
4
Installatie dient te worden gekeurd door Register Holland. Er zijn specifieke eisen per door IVW DS goedgekeurde blusmiddelen.
Structurele brandbescherming BSB in de praktijk
2/ 5
Register Holland
03041139
machinekamerbrand. Voor verdere uitleg van het begrip A schot zie hieronder. Ventilatie kanalen (art 15.07) • • • •
•
Branduitbreiding via het systeem moet voorkomen worden. De toe- en afvoeropeningen moeten kunnen worden afgesloten. Doorlopende kanalen moeten op een afstand van ten hoogste 40 m door brandkleppen worden onderverdeeld. Wanneer de leidingen door scheidingswanden van trappenhuizen alsmede door schotten van machinekamers worden gevoerd moeten ze aan deze wanden van brandkleppen zijn voorzien. Indien kanalen door dekken worden gevoerd moet de doorvoering zo krap mogelijk passend zijn (vb. manchet en ruimte tussen kanaal en manchet dichtkitten met goedgekeurde brandvertragende kit). Dit geldt overigens ook voor de doorvoer van andere leidingen.
Brandkleppen: ook voor machinekamers 15.07 lid 1 (alle schepen)
art
Alle toe- en afvoeropeningen moeten van brandkleppen voorzien zijn. De afsluiting van deze toe- en afvoeropeningen moet doelmatig zijn. Indien automatisch sluitende brandkleppen gebruikt worden moeten deze bij brand tijdig sluiten. Indien de kleppen en de smeltpatroon in een ventilatiekanaal in de accommodatie zitten zal dit geen probleem zijn (hand en automatisch). De brandkleppen die de toevoer van de buitenlucht af moeten sluiten, zullen echter pas in een laat stadium van de brand warm worden. Hier zijn automatisch sluitende kleppen (temperatuur gestuurd) niet functioneel en dus niet toegestaan. Ook de brandkleppen in de toevoeropeningen van de ruimten die uitgerust zijn met een gasblusinstallatie mogen niet uitsluitend door middel van een smeltpatroon in werking treden. Er zal een handbediening of een bediening gekoppeld aan de noodstop van de ventilatie aangebracht moeten worden. Brandkleppen in het machinekamerschot moeten in een frame waarvan de wanddikte overeenkomt met de plaatdikte van het schot bevestigd worden. De ruimte tussen het kanaal en dit frame moet gasdicht afgewerkt worden
Indien een brandklep niet op een brandschot zit moet het gedeelte tussen de brandklep en het schot brandwerend uitgevoerd worden. Het kanaal zal bij brand intact moeten blijven en voldoende geïsoleerd moeten zijn. Eventueel kan van een brandklep afgezien worden indien het kanaal dwarsscheeps langs het schot direct naar buiten gevoerd wordt en het kanaal brandwerend (B15 of in de machinekamer A30) uitgevoerd wordt. Het kanaal wordt dan als het ware een onderdeel van het brandschot. Brandkleppen in de accommodatie moeten zoveel mogelijk als automatisch werkende kleppen zijn uitgevoerd, die bij een temperatuur van ± 70° C sluiten. Tevens dient er een handbedieningsmogelijkheid ter plaatse te zijn. Ventilatie kanalen in hutten In de praktijk wordt de lucht uit een hut gezogen. De zuigopening moet bij brand automatisch gesloten worden. Dit kan via een aansluiting voorzien van een smeltpatroon (“smeltende moer” of iets dergelijks) en een veer of een z.g. Seac rooster (dit zwelt op bij brand en sluit het kanaal af) geschieden. Als de afsluitinrichting direct in het plafond wordt aangebracht moet dit plafond brandwerend zijn of moet het gehele ventilatiekanaal redelijk brandwerend zijn (denk aan staal, tenminste 1 mm dik of deugdelijke geïsoleerde metalen slang). De kanalen moeten goed passend door de scheidingswanden gevoerd worden. Het is niet nodig om stalen kanalen achter een niet brandwerend plafond brandwerend te isoleren. Er is immers geen sprake van branddoorslag als de binnenzijde van het kanaal warm wordt. De termen brandwerend en brandvertragend Voor de definitie wordt door IVW DS afdeling Binnenvaart verwezen naar het ROSR richtlijn 6. Hierin wordt weer verwezen naar de SOLAS5 van de IMO. Hierbij een uittreksel van deze voorschriften: Art. 3 Omschrijvingen Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, wordt voor de toepassing van deze bijlage verstaan onder: 5
Structurele brandbescherming BSB in de praktijk
Safety Of Life At Sea 3/ 5
Register Holland 1. onbrandbaar materiaal: een materiaal dat noch brandt, noch ontvlambare gassen in voldoende hoeveelheid afgeeft om bij verhitting tot ongeveer 750° C tot zelfontbranding over te gaan, hetgeen ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie moet worden aangetoond door middel van een door hem aanvaarde beproevingsmethode. Elk ander materiaal is brandbaar materiaal; 1. een standaard-brandproef: een proef waarbij gedeelten van de betrokken schotten of dekken in een proef-oven blootgesteld worden aan temperaturen die ongeveer overeenkomen met de standaard tijdtemperatuurkromme. De gedeelten van de betrokken schotten of dekken moeten een blootgestelde oppervlakte hebben van ten minste 4,65 m² en een hoogte (of lengte van het dek) van 2,44 m; zij moeten zo nauwkeurig mogelijk overeenkomen met de voorgenomen constructie en waar nodig ten minste één naad bevatten. Met de standaard tijdtemperatuurkromme wordt bedoeld een gelijkmatig verlopende kromme door de volgende punten gemeten boven de aanvankelijke temperatuur in de oven: aan het einde van de eerste 5 minuten: 556° C; aan het einde van de eerste 10 minuten: 659° C; aan het einde van de eerste 15 minuten: 718° C; aan het einde van de eerste 30 minuten: 821° C; aan het einde van de eerste 60 minuten: 925° C. 3. schotten van klasse “A”: schotten en dekken dienen aan de volgende eisen voldoen: 3.1 zij moeten geconstrueerd zijn van staal of van een ander gelijkwaardig materiaal; 3.2. zij moeten -tot aan het einde van de standaard-brandproef van- één uur de doortocht van rook en vlammen kunnen verhinderen; 3.3. zij moeten voldoende verstijfd zijn; 3.4. zij moeten zodanig geïsoleerd zijn met goedgekeurde onbrandbare materialen dat de gemiddelde temperatuur aan de niet blootgestelde zijde niet meer dan 139° C boven de begintemperatuur stijgt, noch de temperatuur op enig punt, de naden inbegrepen, meer dan 180° C boven de
Structurele brandbescherming BSB in de praktijk
03041139
begintemperatuur stijgt binnen de onderstaand aangegeven tijd: klasse “ A-60 : 60 minuten, klasse “A-30” : 30 minuten, klasse “A-15” : 15 minuten, klasse “A-0” : 0 minuten; Opmerking uit de praktijk: In de praktijk zal A30 isolatie inhouden dat er tenminste 50 mm steenwol met een persing van tenminste 120 kg/m3 tegen het schot moet worden aangebracht en tevens 25 mm dikte over de spanten. Aan het einde van het schot moet (om de hoek) nog een lekstrook isolatie worden aangebracht (lengte 450 mm). Alle kabeldoorvoeren moeten aan dezelfde eisen voldoen als het schot. Als er sprake is van een A0 isolatie dan is geen schotisolatie nodig, maar doorvoeren van leidingen zullen één uur de doortocht van rook en vlammen moeten kunnen verhinderen. Het vraagt dus om specifieke materialen welke niet te koop zijn bij bouwmarkten.. 3.5. het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan beproeving eisen van een prototype van een schot of een dek, teneinde zekerheid te verkrijgen dat deze voldoet aan bovengenoemde eisen omtrent stijfheid, doorlaten van rook en vlammen en temperatuurstijging; 4. schotten van klasse “B”: schotten, dekken, plafonds of beschietingen die aan de volgende eisen voldoen; 4.1. zij moeten tot aan het einde van het eerste half uur van de standaard-brandproef de doortocht van vlammen kunnen verhinderen; 4.2. zij moeten een zodanig isolerend vermogen hebben dat de gemiddelde temperatuur aan de niet blootgestelde zijde niet meer dan 139°C boven de begintemperatuur stijgt, noch de temperatuur op enig punt, de naden inbegrepen, meer dan 225° C boven de begintemperatuur stijgt binnen de onderstaande aangegeven tijd: klasse “B-15” : 15 minuten, klasse “B-0” : 0 minuten; 4.3. zij moeten zijn opgebouwd uit goedgekeurde onbrandbare materialen en alle materialen die gebruikt worden voor schotten van klasse “B” en voor het aanbrengen daarvan, dienen onbrandbaar te zijn, behoudens dat brandbare fineerlagen kunnen worden toegestaan onder voorwaarde dat die
4/ 5
Register Holland voldoen aan voorschriften elders in deze bijlage; 4.4. het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan de beproeving eisen van een prototype van een schot van klasse “B” teneinde zekerheid te verkrijgen dat dit voldoet aan bovengenoemde eisen omtrent het doorlaten van vlammen en de temperatuurstijging; Opmerking uit de praktijk: B15 schotten zijn dus geconstrueerd met onbrandbare materialen. B15 materiaal is dus gecertificeerd materiaal. RH adviseert deze goedgekeurde B15 materialen toe te passen. BSB vraagt een lichtere brandklasse met brandvertragende constructies. Omdat deze constructies niet volgens een gedefinieerde standaard zijn opgebouwd verlangt RH van brandvertragende constructies altijd een tekening in 3 voud ter goedkeuring alvorens met de verbouwing wordt gestart. 5. Schotten van klasse “C”: schotten en dekken welke zijn opgebouwd uit goedgekeurde onbrandbare materialen. Zij behoeven niet te voldoen aan eisen betreffende het doorlaten van rook en vlammen of de beperking van de temperatuurstijging. Brandbare fineerlagen kunnen worden toegestaan onder voorwaarde dat die voldoen aan de voorschriften elders in deze bijlage; 6. Doorlopende plafonds of beschietingen van klasse “B”: plafonds of beschietingen van klasse “B” die slechts eindigen bij een schot van klasse “A” of “B”; 7. Staal of ander gelijkwaardig materiaal; staal, of elk onbrandbaar materiaal dat zelf, of door middel van isolatiemateriaal, een brandwerendheid heeft de gelijkwaardig is aan die van staal tot aan het einde van de van toepassing zijnde standaard-brandproef (bijvoorbeeld aluminiumlegering, voorzien van een doeltreffende isolatie.
03041139
Voor bestaande situaties kan de brandwerendheid met een brandproef(je) aangetoond worden. Dit houdt in dat de surveyor met een aansteker een proef van 10 seconden zal uitvoeren om vast te stellen dat de gebruikte verf, de gordijnen en vloerbedekking niet branden. Formeel moeten wel de officiële brandwerendheidstesten uitgevoerd worden, aanstekerproef geeft echter zeer goede indicatie. Hoe nu verder? Van elke schip dat voor de voor de overgangsbepalingen de structurele brandbescherming in de accommodatie gekeurd moet worden zal een tekeningen opgesteld dienen te, opgesteld door de eigenaar. Op de deze tekening zijn alle wanden, deuren etc. vermeld. Tevens zijn de technische gegevens van de schotten opgenomen. Deze tekeningen (in drievoud!) worden gekeurd door Register Holland. Stuur altijd de materiaal-specificaties mee. Vraag leveranciers altijd om certificaten en stuur deze ook in. Op de website van Register Holland zullen ook bij vragen en antwoorden op dit speciale gebied reacties worden vastgelegd. www.register-holland.nl
2003
Artikel 15.04 (5 jaar overgang) Moeilijk ontvlambaar materiaal Voor nieuwe situaties (verbouw, nieuwbouw) moet door certificaten of testrapporten aangetoond worden dat materialen en verven moeilijk ontvlambaar zijn. Vloerbedekking, gordijnen en andere oppervlaktebehandelingsmaterialen vallen hier ook onder. Bedden en kussens vooralsnog niet.
Structurele brandbescherming BSB in de praktijk
5/ 5