HET
Register Vakblad van het Register Belastingadviseurs juli/augustus 2010 | eerste jaargang | nummer 7/8
Eerste RB-dag over toekomst oekomst belastingadviseur
Herzien besluit herinvesteringsreserve en overheidsingrijpen De werkkostenregeling: loont deze? Niet tijdig beslissen op ingediend bezwaarschrift heeft consequenties
DE
■ ■ ■
Inhoud
Colofon Het Register Vaktijdschrift van het Register Belastingadviseurs (RB); koepelorganisatie van het College Belastingadviseurs (CB) en de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs (NFB), uitgegeven door Reed Business bv.
Het Register Belastingadviseurs Brenkmanweg 6, 4105 DH CULEMBORG tel.: (0345) 54 70 00 www.rb.nl
Redactieadres Reed Business bv Postbus 152, 1000 AD AMSTERDAM Coördinatie bureauredactie Ivonne Hartendorp tel.: (020) 515 93 19 e-mail:
[email protected]
Redactieraad Mr. D.J. (Dick) de Korte FB (hoofdredacteur) Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB CB Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CB FB Mr. W.J.M. (Wil) Vennix FB Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont
Uitgever Drs. H.E. (Heleen) Kooistra Reed Business bv Postbus 152, 1000 AD AMSTERDAM
Verenigingsnieuws Register Belastingadviseurs Afdeling Communicatie Brenkmanweg 6 4105 DH CULEMBORG
Nieuwsrubriek en Jurisprudentie Deze rubrieken staan onder redactie van Licent Academy
22
Loyaal aan de Belastingdienst of loyaal aan de klant? Verslag RB-dag
14
‘Vroeger was niet alles beter’ Interview met Prof. dr. P.H.J. Essers
De redactie
■
4
Nieuws - zaken - mensen
■
5
■
8
■
13
Fiscaal
■
18
Jurisprudentie en wetgeving
■
29
Fiscaal
■
35
Het Verenigingsnieuws
■
41
Advertenties Reed Business bv Postbus 152, 1000 AD AMSTERDAM
Advertentieverkoop Rolf Mul tel.: (020) 515 96 40 e-mail:
[email protected] Jeroen van Doleweerd tel.: (06) 10 55 51 99 e-mail:
[email protected]
Herzien besluit herinvesteringsreserve en overheidsingrijpen Fiscaal
Abonnementen en lezersservice Reed Business bv Afdeling Customer Contact Postbus 808, 7000 BA DOETINCHEM tel.: (0314) 35 83 58 e-mail:
[email protected] www.elsevierfiscaal.nl
Abonnementsprijzen Prijs jaarabonnement: € 157,20 ex btw (6%) Prijs los nummer: € 19,85 ex btw (6%) Leden NFB en CB ontvangen Het Register gratis uit hoofde van hun lidmaatschap.
Basisvormgeving VerheulCommunicatie.com, ALPHEN A/D RIJN © Register Belastingadviseurs Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs. Op alle aanbiedingen, offertes en overeenkomsten van Reed Business bv zijn van toepassing de voorwaarden welke zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam. ‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs/ Reed Business bv en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.
Herinneringen aan een eminent fiscalist Column – Prof. mr. J.F.M. Giele FB
De werkkostenregeling: loont deze?
Niet tijdig beslissen op ingediend bezwaarschrift heeft consequenties
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
3
DE
Redactie
Geven en nemen Naar verluidt is het huwelijk een kwestie van geven en nemen. Vooral een kwestie van geven placht mijn grootmoeder daar overigens aan toe te voegen. U begrijpt het: de gelijkenis met belastingheffing is treffend. Dit proces van geven en nemen weerspiegelt zich dan ook in de bijdragen die u aantreft in wat al weer het zesde nummer van Het Register is. Een overheid die iets neemt (of afpakt) om vervolgens in plaats daarvan iets anders terug te geven. De verruiming van de HIR in geval van overheidsingrijpen is een duidelijk voorbeeld van eerst nemen en daarna geven. Hoe moeilijk het is om datgene wat gegeven wordt op waarde te schatten maakt de bijdrage van De Beer goed duidelijk. Ook de vraag wanneer en vooral hoe een geleden nadeel gekwantificeerd moet worden zal de adviseur mogelijk voor grote hoofdbrekens plaatsen. Een andere kwestie van geven en nemen wordt door Niessen-Cobben aangestipt: de consequenties van het niet tijdig beslissen op een ingediend bezwaarschrift en dan meer in het bijzonder de dwangsom die de overheid kan verbeuren als niet tijdig een beslissing wordt genomen. Bij dit onderwerp bekruipt mij steeds een wat onbehaaglijk gevoel. Een overheid die – anders dan de adviseur – met fluwelen handschoenen wordt aangepakt (of ontvangt u wél eerst een ingebrekestelling voordat u een verzuimboete om de oren krijgt?) en een maximering van de dwangsom op een uitermate bescheiden bedrag. Dat kan van de maximale verzuimboete in alle redelijkheid echt niet worden volgehouden. Maar goed, wellicht is het een eerste stap in de goede richting. Een derde en laatste kwestie van geven en nemen is de door Schuver besproken werkkostenregeling. Het is goed om de achtergrond van deze regeling te kennen: gaat het hier om misbruikbestrijding, om een ordinaire bezuiniging, óf om een verlichting van de administratieve lasten? In elk geval doet een regeling waarbij zonder de mogelijkheid van ns te tegenbewijs afstand wordt genomen van de werkelijkheid, om die werkelijkheid vervolgens vervangen door een forfaitaire regeling, pijn. Vooral, zo mag ik daar aan toevoegen, in volstrekt bonafide gevallen. Meer nog dan nu al het geval is, wordt aan werknemer en e werkgever de mogelijkheid ontnomen om op reële wijze rekening te houden met kosten die ag iik door een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking worden opgeroepen. Want zo mag een eindheffing tegen 80% toch wel betitelen. Dit steekt wel heel schril af tegen de beduidend ruimere mogelijkheden die aan de ste e ondernemer en zelfs de resultaatgenieter worden geboden. Niet voor niets hoor je de laatste de en tijd geluiden dat het de werknemer is die in fiscaal opzicht als loser aangemerkt moet worden en n terwijl het degene met de fiscale status van ondernemer is die het heeft gemaakt. Het is een n feit dat als mensen zich door de fiscus gepakt voelen ze eigenmachtig op zoek gaan naar in hun ogen gerechtvaardigde compensatie. Dat lijkt me geen wenselijke ontwikkeling. hie e Tot slot zult u het mij hopelijk niet kwalijk nemen als ik op deze plaats voor eigen parochie preek. Want het bedrag dat de werkgever onbelast aan kosten mag vergoeden zal in veel gevallen voor een belangrijk gedeelte worden gebruikt om het lidmaatschap van een d beroepsvereniging mee te betalen. Dat met dat lidmaatschap een bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van de belastingheffing in Nederland – in tal van opzichten – kan maar moeilijk weersproken worden. Vandaar dat uw beroepsvereniging – in collegiale e samenwerking met soortgelijke verenigingen – het initiatief genomen heeft om ook in de toekomst een onbelaste vergoeding hiervoor mogelijk te laten zijn. Wordt zonder enige twijfel vervolgd. ■
Mr. Sylvester Schenk FB CB Voorzitter Register Belastingadviseurs
4
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Foto: Fotobureau Kastermans
HET
■ ■ ■
Nieuws - zaken - mensen Helft belastingvoordeel hypotheken naar rijkste huishoudens Bijna de helft van het belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek ging in 2008 naar de rijkste huishoudens. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Van de 7,2 miljoen Nederlandse huishoudens financierde bijna de helft de eigen woning met een hypotheek. Van de € 28 miljard betaalde hypotheeklasten werd ruim € 10 miljard van de fiscus terugontvangen. Bijna de helft van dat bedrag kwam terecht bij de 20% huishoudens met de hoogste inkomens. Van de huishoudens met een bruto-inkomen van € 106.000 of meer had acht van de tien een hypotheek. Deze huishoudens ontvingen bijna 42% terug van de kosten, die gemiddeld ruim € 1000 per maand bedroegen. Van de huishoudens met een bruto-inkomen van minder dan € 16.000 had slechts ruim een op de tien huishoudens een hypotheek.
110 convenanten Horizontaal Toezicht in 2009 De Belastingdienst heeft vorig jaar honderdtien convenanten Horizontaal Toezicht met organisaties afgesloten, zo meldt het ministerie van Financiën. Hiervan zijn er vijftig met middelgrote organisaties. In het mkb zijn een tiental convenanten afgesloten met fiscale intermediairs en koepelorganisaties. Zestig convenanten werden met zeer grote ondernemingen afgesloten. In april en mei van dit jaar tekende de Belastingdienst nieuwe convenanten met de fiscaal intermediairs FSV, Worrell & Jetten, Contour, Flynth, De Beer, WEA Zeeland, Spoelstra & Scherer, A+A, Wolting & Versteegh, Blaak & Breederveld, YKV, Bouwer & Officier, Lansigt en Van Zwol/Wijntjes.
Europese aanpak belastingfraude elastingfraude Op initiatief van de Nederlandse en Franse overheid ak van belastingkomt Europa met een nieuwe aanpak raude-experts en fraude. Een speciaal netwerk van fraude-experts het digitaal uitwisselen van gegevens moet belastingfraude sneller en effectiever aan het licht brengen en bestrijden. n Minister De Jager van Financiën heeft op 8 juni jongstleden in uroLuxemburg samen met zijn Europese collega’s besloten tot de invoering van het netwerk datt eind jn. 2010 operationeel moet zijn. npak is Cruciaal bij de nieuwe aanpak den de koppeling van bestanden. Ook nu wordt er informatie uitgeh Dat heeft drie voordelen: een verdere wisseld, maar straks gaat dat volledig automatisch. vergroting van de pakkans, minder schade en fraude komt eerderr aan het licht. De EU-brede aanpak moet voorkomen dat fraudeurs in meerdere landen hun slag proberen te slaan.
XBRL De interesse van accountants voor XBRL is groter dan op het eerste gezicht blijkt. Guust Jutte van de Rabobank verwacht dat volgend jaar vooral de grotere accountantskantoren gebruik gaan maken van XBRL. Eerder maakten ook de Belastingdienst, de Kamers van Koophandel en het CBS hun systemen geschikt voor elektronische dataontvangst en -verwerking op basis van XBRL. Meer over XBRL in het Verenigingsnieuws op pagina 42.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
5
■ ■ ■
Nederland tekent multilateraal belastingverdrag Nederland heeft recent de wijziging van het WABB-verdrag (wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken) ondertekend. Ons land heeft een actieve rol gespeeld bij de totstandkoming van de wijziging. Landen die toetreden tot het verdrag kunnen nu eenvoudig fiscale informatie uitwisselen met Nederland, de Antillen en Aruba.
Informatie-uitwisseling Het WABB-verdrag is door de Raad van Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opgesteld. Het voorziet in het verlenen van administratieve bijstand in belastingzaken tussen de belastingdiensten van de bij het verdrag aangesloten landen. Het WABB-verdrag is in lijn gebracht met de aangepaste internationale standaard voor informatie-uitwisseling. Deze standaard voorziet in uitwisseling van informatie op verzoek in alle belastingkwesties voor de toepassing of uitvoering van de nationale belastingwet.
Bankgeheim Een verzoek om informatie mag niet worden geweigerd uitsluitend omdat de staat waaraan informatie wordt gevraagd daar zelf geen belang bij heeft of vanwege een bestaand bankgeheim. Ook landen die geen lid zijn van de OESO of de Raad van Europa krijgen nu toegang tot het verdrag. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld ook ontwikkelingslanden makkelijker fiscale gegevens uitwisselen en wordt invulling gegeven aan de oproep van zowel G20 als OESO om deze landen te ondersteunen bij het verbeteren van hun belastingheffing en belastinginning.
Te weinig rente over belastingteruggaven De Belastingdienst heeft in het verleden wellicht te weinig rente vergoed bij de vermindering van voorlopige aanslagen inkomsten- en vennootschapsbelasting. Bij de afhandeling heeft de Belastingdienst mogelijk onvoldoende rekening gehouden met de belangen van belastingplichtigen. Dit blijkt uit verscheidene uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven. Deze uitspraken zijn van belang bij vermindering van voorlopige aanslagen over de jaren tot en met 2009.
Vermindering of nieuwe voorlopige aanslag? De Belastingdienst handelt bezwaarschriften tegen voorlopige aanslagen veelaf af via een ambtshalve vermindering. De Belastingdienst kan echter ook een nieuwe voorlopige aanslag opleggen met een terug te geven bedrag. Aan de eerste procedure wordt de voorkeur gegeven omdat deze minder bewerkelijk is. In geval van een ambtshalve vermindering wordt invorderingsrente vergoed. Bij een nadere voorlopige aanslag die tot een belastingteruggaaf leidt, wordt heffingsrente vergoed. De percentages van de heffings- en de invorderingsrente zijn aan elkaar gelijk, maar de periode waarover invorderingsrente wordt vergoed is korter. Tot 2010 ging de vergoeding van heffingsrente namelijk al in op 1 juli van het jaar waarop de voorlopige aanslag betrekking had. Invorderingsrente werd pas vergoed vanaf 1 januari van het jaar dat volgde op het jaar van de voorlopige aanslag. Via een wetswijziging per 1 januari 2010 is dit verschil tussen heffings- en invorderingsrente vervallen.
Giftenaftrek in gevaar Twee ambtelijke rapporten die straks op tafel liggen bij de kabinetsformateur zijn eensgezind: de giftenaftrek kan beter verdwijnen. Daar kwam een verrassend nieuw gegeven bij: onderzoeksbureau Intomart GfK heeft voor advieskantoor Grant Thornton uitgezocht dat twee van de drie mensen meteen aan de giftenaftrek denkt als het om het schrappen van aftrekposten gaat. Dat levert de schatkist ruim € 300 miljoen op. Bovendien kan de Belastingdienst afslanken. Het gaat namelijk om een heel bewerkelijke aftrekpost. Bijna 800.000 Nederlanders maken gebruik van deze fiscale aftrekpost. Gemiddeld bedragen de giften 1% van het inkomen.
6
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
■ ■ ■
Proefschrift: Naar correcter winstbeeld ondernemingen Een nieuwe norm voor de verwerking van winstbelasting in de gepubliceerde jaarrekening biedt een getrouwer beeld van de winst en het vermogen van ondernemingen. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van bedrijfseconoom en registeraccountant dr. Peter Epe RA aan Nyenrode.
deze op basis van de fiscale winsten die zij in de toekomst verwacht. Epe stelde vast dat de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen deze balansposten veel te laag inschatten. Dit zou onbewust of bewust (winststuring) kunnen zijn. Wel is het zo dat winsten die in een bepaald boekjaar thuishoren, worden verschoven naar een ander boekjaar.
Waarde balansposten Ondernemingen moeten in de jaarrekening hun winstbelastingposities waarderen. Zo kunnen in het verleden relatief te veel betaalde belasting (door Epe ‘vervroegde belastingen’ genoemd) en in het verleden geleden fiscale verliezen (‘rechten op voorwaartse verliescompensatie’) tot grote toekomstige belastingvoordelen leiden. De regelgevende instanties op het gebied van jaarverslaggeving staan ondernemingen toe de waarde van deze balansposten zelf te bepalen. De ondernemingsleiding bepaalt
Epe pleit ervoor dat de ondernemingen verplicht worden om de vervroegde belastingen en rechten op voorwaartse verliescompensatie volledig in de balans op te nemen. Dit leidt tot een correcter winstbeeld over de jaren. Daarnaast schakelt deze ‘harde’ norm de subjectiviteit bij het berekenen van de winst grotendeels uit. Dit verkleint de speelruimte om winsten te sturen en zorgt ervoor dat de informatieve waarde van de winstcijfers voor de gebruikers van de jaarrekening toeneemt.
Belastingdienst jaagt op anonieme ‘zwarte’ creditcards Demissionair minister De Jager van Financiën heeft de Belastingdienst opdracht gegeven om betalingen met anonieme ‘zwarte’ creditcards in Nederland te achterhalen. Het gaat om speciale creditcards en pinpassen die gekoppeld zijn aan bankrekeningen in (voormalige) belastingparadijzen. Deze rekeningen worden niet
bij de Belastingdienst aangegeven en zijn naar verwachting goed voor honderden miljoenen euro’s aan niet opgegeven vermogen. De fiscus voert momenteel overleg met de organisaties die creditcardbetalingen in Nederland verwerken om de eigenaren van deze rekeningen te kunnen achterha-
len. ‘Het is onbestaanbaar dat mensen volledig anoniem via een buitenlandse bankrekening dure spullen kopen én belasting proberen te ontduiken’, aldus De Jager. De Belastingdienst pakt misbruik hard aan. De boete voor dit soort gevallen is verhoogd naar maximaal 300%.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
7
■ ■ ■ ■ ■
Herinvesteringsreserve
Herzien besluit herinvesteringsreserve en overheidsingrijpen Het langverwachte beleidsbesluit overheidsingrijpen (16 december 2009, nr. CPP2009/83M, Stcrt. 2009, nr. 20481) is gepubliceerd. Met name agrofiscalisten keken er met spanning naar uit. Maar ook voor de adviseur in het mkb kan dit besluit van belang blijken. Overheidsingrijpen levert veel discussie op met de Belastingdienst, want de belangen zijn vaak groot. Het besluit geeft nieuwe inzichten over (verkoop ter voorkoming van) onteigening en het indirecte overheidsingrijpen. Zijn alle vragen na dit besluit nu beantwoord? Dit artikel onderwerpt het besluit aan een kritische beoordeling.
O
verheidsingrijpen (artikel 3.54, lid 12 Wet inkomstenbelasting 2001, hierna: Wet IB 2001) is bedoeld om een oplossing te bieden voor beperkingen die aan de toepassing van de herinvesteringsreserve (hierna: HIR) zijn verbonden. Voordat wordt gekeken naar de bijzonderheden van deze oplossing is het goed om de achterliggende problematiek in hoofdlijnen te verkennen.
Arne de Beer Drs. A.W. de Beer FB is werkzaam als belastingadviseur bij het Bureau Vaktechniek Fiscaal van Alfa Accountants en Adviseurs in Wageningen.
8
HIR-problematiek bij bedrijfsverplaatsingen Bedrijfsverplaatsingen in de land- en tuinbouw gaan vanouds samen met HIR-problematiek. Deze problematiek vindt haar oorzaak in het stakingsvraagstuk en de problematiek van niet-identieke herinvesteringen. Stakingsvraagstuk Bij een bedrijfsverplaatsing in de land- en tuinbouw kan er sprake zijn van een staking van de oorspronkelijke onderneming, gevolgd door de start van een nieuwe onderneming. Deze staking is een directe hindernis voor toepassing van de HIR, maar wordt opgevangen met de doorschuivingsregeling van artikel 3.64 Wet IB 2001. Deze regeling werkt alleen bij een gehele staking van de onderneming en kent diverse (soms belemmerende) voorwaarden. Van staking bij bedrijfsverplaatsing is lang niet altijd sprake. Recent heeft de Hoge Raad (HR
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
19 maart 2010, 08/01448 en 08/02813, NTFR 2010/719 en 720) geoordeeld dat een bedrijfsverplaatsing niet leidt tot staking als de identiteit van de onderneming wezenlijk dezelfde is gebleven. De door de Belastingdienst gehanteerde criteria (de zogenoemde ‘Gorinchemnormen’) blijken hiervoor onvoldoende. De Hoge Raad noemt een samenstel van factoren dat hiervoor beoordeeld moet worden. De stakingsdiscussie is na dit arrest nog niet voorbij, nieuwe rechterlijke uitspraken moeten hierover duidelijkheid geven. Niet-identieke herinvesteringen De kern van de problematiek van niet-identieke herinvesteringen zit in de beperking dat op een investering in bedrijfsmiddelen die niet of over meer dan tien jaar worden afgeschreven alleen een HIR kan worden afgeboekt afkomstig uit de vervreemding van een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie (artikel 3.54, lid 4 Wet IB 2001). De voorwaarde van eenzelfde economische functie vormt bij bedrijfsverplaatsingen vaak een knelpunt voor de (vorming en) afboeking van een HIR. In de praktijk van de land- en tuinbouw gaat het onder andere om niet-identieke herinvesteringen in uitbreiding van landbouwgronden, herinvestering van winst op gronden in gebouwen en herinvestering van een pachtontbindingsvergoeding in eigendomsgronden.
■ ■ ■ ■ ■
Bedrijfsverplaatsingen in de land- en tuinbouw gaan vanouds samen met HIR-problematiek.
Uitbreiding HIR bij overheidsingrijpen De hiervóór genoemde herinvesteringsproblematiek wordt opgelost in artikel 3.54, leden 9 en 10 Wet IB 2001. Is er sprake van een vervreemding door overheidsingrijpen, dan worden de afboekingsmogelijkheden verruimd. Het negende lid betreft de afboeking van een HIR op bedrijfsmiddelen die in meer dan tien jaar plegen te worden afgeschreven. Bij overheidsingrijpen worden geen eisen gesteld aan de herkomst van deze HIR. Zo kan bijvoorbeeld een HIR uit landbouwgronden worden afgeboekt op herinvesteringen in gebouwen. Het tiende lid betreft de afboeking van een HIR op bedrijfsmiddelen die niet plegen te worden afgeschreven. De voorwaarden voor afboeking zijn dan strenger. Bij overheidsingrijpen is het mogelijk een HIR, mits afkomstig uit niet-afschrijfbare bedrijfsmiddelen, hierop af te boeken. Zo kan (bijvoorbeeld) de HIR uit landbouwgronden worden afgeboekt op uitbreidingsinvesteringen in landbouwgronden of een pachtontbindingsvergoeding op een herinvestering in eigendomsgronden (besluit van 5 december 2006, 5.3). Het ‘hectare-voor-hectare’-principe (HR 25 november 1998, nr. 34 029, BNB 1999/195) wordt hierbij nadrukkelijk losgelaten. Bij de toepassing van het negende en tiende lid geldt overigens wel de boekwaarde-eis.
Overheidsingrijpen Om de hiervóór genoemde verruimingen van de HIR te kunnen benutten is een vervreemding als gevolg van overheidsingrijpen nodig. Hierover gaat het besluit van 16 december 2009 (nr. CPP2009/83M, Stcrt. 2009, nr. 20481). In het besluit wordt het nieuwe beleid rond dit ‘overheidsingrijpen’ geformuleerd, conform een eerdere toezegging aan de Tweede Kamer. Overheidsingrijpen doet zich voor in drie varianten (artikel 3.54, lid 12 Wet IB 2001): a. (verkoop ter voorkoming van) onteigening; b. indirect overheidsingrijpen; c. aangewezen herstructureringsmaatregelen. In dit artikel staan de varianten a. en b. centraal waarbij aandacht wordt besteed aan nieuwe onderdelen ten opzichte van het besluit van 5 december 2006, nr. CPP2006/1173M.
Varianten van overheidsingrijpen kunnen zich tegelijkertijd voordoen Het besluit (onderdeel 3.1) merkt op dat een situatie onder meerdere onderdelen kan vallen. Dit is voor de praktijk van belang, omdat voor de verschillende onderdelen verschillende bewijsrechtelijke aspecten gelden. Het is daarom de moeite waard eerst na te gaan voor welke onderdelen het beste – eenvoudigste – bewijs kan worden geleverd en daarop in te steken. Ad a. (Verkoop ter voorkoming van) onteigening Het betreft hier ‘onteigening, daaronder begrepen minnelijke onteigening en verkoop ter voorkoming van onteigening’. Veel transacties in het kader van bedrijfsverplaatsing vinden plaats in de fase van de ‘verkoop ter voorkoming van onteigening’. Het besluit (onderdeel 3.2.2) geeft hiervoor als uitgangspunt dat de ondernemer ‘weet of redelijkerwijs kan verwachten dat niet-meewerken te zijner tijd zal leiden tot een tegen hem gerichte onteigeningsprocedure’. Het besluit vermeldt nadrukkelijk dat het niet noodzakelijk is dat het
Bewijsvermoeden ten gunste van verkopende ondernemer bestemmingsplan al is vastgesteld en/of gepubliceerd. Een ‘redelijke verwachting’ kan ook bestaan in de fase van totstandkoming. De door de Belastingdienst vóór 2008 gehanteerde strikte beleidslijn is hiermee verleden tijd. Het besluit werkt het uitgangspunt van de ‘redelijke verwachting’ uit door voor een aantal situaties een ‘bewijsvermoeden’ uit te spreken ten gunste van de verkopende ondernemer. Redelijke verwachting van onteigening Een redelijke verwachting wordt – samengevat – in elk geval aanwezig geacht bij: 1. verkoop aan een gemeente op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten; 2. verkoop als gevolg van een vastgesteld of verplicht nog vast te stellen inrichtingsreconstructie- of bestemmingsplan dat op grond (van bijvoorbeeld artikel
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
9
■ ■ ■ ■ ■
Herinvesteringsreserve
122) van de Onteigeningswet tot onteigening zou kunnen leiden, waaronder een: – inrichtingsplan (artikel 17, lid 1 Wet inrichting landelijk gebied); – reconstructieplan (hoofdstuk 2 Reconstructiewet concentratiegebieden); 3. verkoop in een vroegtijdig planstadium aan een publiekrechtelijk rechtspersoon die tot onteigening bevoegd zal zijn, tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat die ‘redelijke verwachting’ niet aanwezig kon zijn; 4. verkoop aan een ander dan de overheid (bijvoorbeeld een projectontwikkelaar) in een plangebied waarin al één of meer verkopen als onder 3. hebben plaatsgevonden. Zijn er nog geen verkopen, dan wordt de redelijke verwachting van geval tot geval beoordeeld.
die nog niet zijn opgelegd of die op de datum van het besluit onherroepelijk vaststaan (onderdeel 3.2.3). Staat de aanslag onherroepelijk vast, dan wordt hierop dus niet teruggekomen ook al bevat de uitleg nieuw beleid.
Het verschil tussen 2. en 3. is het verplichte of onverplichte karakter van de bestemmingswijziging. Over onverplichte (ontwerp)bestemmings- of andere plannen merkt het besluit op dat de ‘redelijke verwachting’ zelfstandig wordt beoordeeld. Dit criterium zal door de Belastingdienst met enige welwillendheid worden gehanteerd. Verwezen wordt naar de uitwerking onder 3. Als voorbeeld van een verkoop die valt onder 3. noemt het besluit ‘verkoop aan een ge-
Kort samengevat moet voor indirect overheidsingrijpen aan de volgende eisen worden voldaan: ■ er moet sprake zijn van een kwalificerend overheidsbesluit; én ■ het overheidsbesluit moet in belangrijke mate beperkend zijn voor voortzetting of uitbreiding van de onderneming; én ■ de vervreemding moet plaatsvinden binnen drie jaar na inwerkingtreding van het beperkende overheidsbesluit (zie het dertiende lid).
Niet terugkomen op onherroepelijk vaststaande aanslagen meente of provincie naar aanleiding van een structuurvisie, een ontwerp van een bestemmingsplan of een planologische kernbeslissing’. Van belang is nog wat verderop het in het besluit (onderdeel 3.8) is vermeld. ‘Er is geen overheidsingrijpen als het initiatief voor bestemmingswijziging niet bij de overheid maar van de ondernemer afkomstig is.’ Commentaar Eigenlijk bevat het beleidsbesluit tot zover weinig verrassingen. Het uitgangspunt van de ‘redelijke verwachting’ is letterlijk ontleend aan de parlementaire behandeling van de invoering van ‘overheidsingrijpen’ in de Wet IB 2001. De overige punten in het besluit sluiten aan bij wat de staatssecretaris al in de Tweede Kamer en Eerste Kamer had aangekondigd (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 206, p. 4; Kamerstukken I 2007/08, 31 205 en 31 206, C, p. 24-25). Het beeld is als volgt. Wordt er verkocht aan de overheid, dan wordt overheidsingrijpen aangenomen tenzij de inspecteur het ontbreken van een ‘redelijke verwachting’ aantoont. Wordt in een gebied verkocht aan een projectontwikkelaar, dan ligt de bewijslast bij de verkopende ondernemer. De bewijslast ligt weer bij de inspecteur als aan de verkoop aan de projectontwikkelaar ten minste één verkoop in het gebied aan de overheid is voorafgegaan. Beleidswijziging onteigening en aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststaan De uitleg van ‘verkoop ter voorkoming van onteigening’ in het besluit geldt voor alle aanslagen tot en met 2007
10
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Ad b. Indirect overheidsingrijpen Op 1 januari 2008 is de nieuwe categorie ‘indirect overheidsingrijpen’ toegevoegd. Voor ‘indirect overheidsingrijpen’ is volgens artikel 3.54, lid 12 Wet IB 2001 vereist: ‘b. een besluit, daaronder begrepen een regeling, op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu van een publiekrechtelijke rechtspersoon dat de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt.’
Het besluit van 16 december 2009 gaat hierop in. Besluit/regeling van een publiekrechtelijke rechtspersoon (onderdeel 3.3.2) Er moet sprake zijn van een formeel besluit genomen door (of namens) een daartoe bevoegde publiekrechtelijk rechtspersoon. Het besluit noemt ‘staat, provincies, gemeenten en waterschappen’. Het overheidsbesluit moet in werking zijn getreden óf zijn vastgesteld (als de inwerkingtreding afhangt van goedkeuringsprocedure). Een vervreemding voorafgaand aan dit formele moment is geen gevolg van indirect overheidsingrijpen. Commentaar De aansluiting bij een afgerond (besluitvormings)proces komt niet onverwachts. Dat de verkoop in het traject voorafgaand aan de inwerkingtreding niet voldoet was al in de parlementaire behandeling aangekondigd. Dit heeft voor de praktijk aanzienlijke consequenties. Zoals het besluit ook opmerkt kan het lang duren voor duidelijk is of een besluit of regeling doorgaat en wat de definitieve inhoud is. Zolang er geen formeel overheidsbesluit is kan de ondernemer die verkoopt zich niet op indirect overheidsingrijpen beroepen, met alle beperkingen van dien. Benoemde besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu (onderdeel 3.3.3) Het formele overheidsbesluit moet zijn genomen op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu. Deze begrippen mogen niet beperkt worden uitgelegd. Kwalificerende besluiten zijn in elk geval:
■ ■ ■ ■ ■
■ gemeentelijke bestemmingsplannen; ■ provinciale inrichtings- of reconstructieplannen in verband met de natuurontwikkeling in het kader van de ecologische hoofdstructuur; ■ provinciale aanwijzing van gebieden in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij; ■ rijksaanwijzing van gebieden in de zin van de Natuurbeschermingswet; ■ Ruimte voor Ruimteregeling (Zuid-Holland) en de Rood voor Roodregeling (elders in het land). Commentaar Deze kwalificerende overheidsbesluiten waren op één na al bekend uit de parlementaire behandeling van eind 2007. Daar was aangekondigd dat in het besluit zou worden ingegaan op de betekenis van deze plannen. Het valt op dat het besluit de plannen alleen maar noemt, maar nog niet inhoudelijk ingaat op de betekenis. In de laatste alinea van onderdeel 3.3.3 wordt aangegeven dat er te zijner tijd een uitgebreidere inventarisatie van de overheidsbesluiten zal komen met nadere informatie over kwalificerende stadia van plan- en besluitvorming. Deze uitwerking hebben we dus nog tegoed. Wél nieuw is de Ruimte voor Ruimteregeling. De aanwijzing als overheidsingrijpen was toegezegd aan de Tweede Kamer (brief VROM van 30 juni 2009, 29 435, nr. 242). ‘Verder speelt de vraag of de Ruimte voor Ruimteregeling als overheidsingrijpen kan worden aangemerkt. In dat geval kan namelijk bij een bedrijfsverplaatsing de herinvesteringsreserve worden toegepast. Vooruitlopend op een nog uit te brengen beleidspublicatie kan worden gemeld dat in het onderhavige geval sprake is van overheidsingrijpen. In voormelde beleidspublicatie zal expliciet de Ruimte voor Ruimteregeling (en andere soortgelijke regelingen) worden aangemerkt als vorm van overheidsingrijpen als genoemd in artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Dit zal bedrijfsverplaatsing aantrekkelijker maken.’ De bedoeling is duidelijk, maar de vraag is of het nu goed is geregeld. Hierop kom ik nog terug. Beperking voortzetting of uitbreiding van (een gedeelte) van de onderneming op de huidige locatie (onderdeel 3.3.4) Het besluit vermeldt dat als een overheidsbesluit voorziet in een geldelijke of in geld te waarderen vergoeding, aangenomen wordt dat er sprake is van (de compensatie van) een beperking. De inspecteur kan tegenbewijs leveren, maar als de beperking aannemelijk is dan zijn we er nog niet. De ondernemer moet vervolgens nog de ‘belangrijke mate’ van de beperking onderbouwen. Beoordeling in belangrijke mate Hieronder wordt verstaan een beperking voor ten minste 30%. Het besluit verwijst naar productiefactoren, zoals hoeveelheid grond, aantal melkkoeien, aantal varkens enz. De beoordeling vindt plaats door een vergelijking van de voortzettings- of uitbreidingsmogelijkheden van de onderneming in de huidige vorm (voor wat betreft het
soort activiteiten) direct vóór en direct na de inwerkingtreding van het beperkende overheidsbesluit. Uit het besluit blijkt dat de beoordeling van dit percentage bij een beperking van de uitbreiding anders verloopt dan die bij een beperking van de voortzetting. Als voorbeeld noemt het besluit een ondernemer die eerst voor 20% mocht uitbreiden en na het overheidsbesluit maar voor 10%. Dit is een afname van de uitbreidingsmogelijkheden met 50%, dus in meer dan belangrijke mate. Beoordeling bij een onderneming met meerdere locaties In deze gevallen wordt indirect overheidsingrijpen per vestiging getoetst. Dit is aan de ene kant een uitbreiding. De 30%-toets wordt per vestiging beoordeeld, zodat daaraan eerder is voldaan. Aan de andere kant werkt het beperkend. Voor een eventuele verkoopwinst voor een an-
Formeel overheidsbesluit nodig voor beroep op overheidsingrijpen dere vestiging gelden niet de verruimingen van het negende en tiende lid, omdat er voor deze vestigingen geen sprake is van indirect overheidsingrijpen. Vervreemding binnen drie jaar na overheidsbesluit (onderdeel 3.3.5) De beoordeling van de beperkende invloed vindt plaats op het moment van de formele inwerkingtreding van het beperkende overheidsbesluit. Het moment van inwerkingtreding heeft binnen de regeling nog een tweede functie. Er moet een verband bestaan tussen de vervreemding en de inwerkingtreding van het overheidsbesluit. Om discussies te voorkomen is dit verband vastgelegd in een tijdsperiode van drie jaar. De vervreemding van bedrijfsmiddelen van (het gedeelte van) de onderneming binnen de drie jaar na inwerkingtreding van het overheidsbesluit, wordt geacht een gevolg te zijn van overheidsingrijpen (artikel 3.54, lid 13 Wet IB 2001). De driejaartermijn start later als een publiekrechtelijk rechtspersoon een besluit neemt dat op termijn tot een belangrijke beperking kan leiden, maar waaruit nog geen concrete gebods- of verbodsbepalingen of bestemmingsbeperkingen voortvloeien. Bijvoorbeeld een besluit op rijksniveau dat vervolgens door de gemeente wordt overgenomen in een bestemmingsplan. De termijn van drie jaar start dan als de gemeente het bestemmingsplan vaststelt. Dit heeft tevens consequenties voor de eerste functie van het moment van inwerkingtreding. Het besluit noemt namelijk als gevolg dat verkopen voorafgaand aan het gemeentelijke bestemmingsplan niet onder het indirecte overheidsingrijpen vallen. Vindt een vervreemding na de driejaarperiode plaats, dan geldt de regeling ook als de vervreemding is vertraagd onder bijzondere omstandigheden en binnen de driejaarpe-
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
11
■ ■ ■ ■ ■
Herinvesteringsreserve
riode een begin van uitvoering is gegeven. Hiervan is volgens het besluit bijvoorbeeld sprake bij een koopcontract van nieuwe bedrijfsmiddelen of een nieuwe onderneming waarbij de oude bedrijfsmiddelen of de oude onderneming te koop (komt te) staan. Een verkoop op of na 1 januari 2008, op basis van een eerder genomen overheidsbesluit, kan kwalificeren als indirect overheidsingrijpen. Het besluit bevestigt in lijn met de parlementaire behandeling dat vervreemdingen van na 31 december 2007, vanwege een beperkend overheidsbesluit dat minder dan drie jaar vóór 1 januari 2008 in werking is getreden, ook onder indirect overheidsingrijpen vallen.
kwalificerend overheidsbesluit. Dergelijke regelingen zijn gebaseerd op vrijwilligheid en zullen als zodanig geen beperkingen opleveren voor de voortzetting of uitbreiding van de onderneming. De bedoeling van de politiek is echter duidelijk. Bij Ruimte voor Ruimte in combinatie met bedrijfsverplaatsing moet de HIR kunnen worden toegepast. Naar mijn mening is dit alleen mogelijk als de Belastingdienst bij deelname aan de Ruimte voor Ruimte-regeling de aanwezigheid van indirect overheidsingrijpen zonder nadere voorwaarden of bewijs accepteert.
Samenvatting en slot Commentaar De voorwaarde van vervreemding binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het beperkende besluit moet niet worden onderschat. In de praktijk blijkt dit een hindernis om langer bestaande probleemgevallen via het indirecte overheidsingrijpen op te lossen. Rekenen we terug, dan gaat het bij een vervreemding op (precies) 1 januari 2008 dus om een besluit dat niet ouder mag zijn dan van 1 januari 2005. Veel beperkende regelingen dateren van vóór deze periode. Ondernemers worden in dat verband geconfronteerd met de stelling van de Belastingdienst dat er geen beperking is op basis van een nieuw overheidsbesluit, omdat een bestaand (te oud) overheidsbesluit de uitbreiding al onmogelijk maakte. Op dat punt zijn er in het toch al zo moeizame dossier van het overheidsingrijpen dus nog steeds hindernissen. Daarnaast is er het vraagstuk van de Ruimte voor Ruimte-regeling. Zoals vermeld is deze regeling genoemd als
12
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
De staatssecretaris heeft woord gehouden door een beleidsbesluit te nemen over overheidsingrijpen. Na de parlementaire behandeling van eind 2007 bevat het besluit weinig verrassingen, de ‘aanwijzing’ van Ruimte voor Ruimte uitgezonderd. De verschillende vormen van overheidsingrijpen kunnen in de praktijk samengaan. Winst voor de praktijk is dat er concrete overheidsbesluiten zijn genoemd waarbij een ‘redelijke verwachting van onteigening’ in principe wordt aangenomen. Het indirecte overheidsingrijpen is lastiger en vergt een forse bewijsinspanning van de ondernemer. Voor veel op 1 januari 2008 bestaande gevallen biedt deze variant geen oplossing, de beperkende overheidsbesluiten zijn naar het oordeel van de Belastingdienst ‘te oud’. Ten slotte is de ‘aanwijzing’ van de Ruimte voor Ruimte-regeling een duidelijk winstpunt, mits de Belastingdienst het overheidsingrijpen hiervoor, zoals bedoeld, alle ruimte geeft. ■
COL UMN
Herinneringen aan een eminent fiscalist In de media is ruim aandacht besteed aan het plotselinge overlijden van Ferdinand Grapperhaus op 9 mei 2010. Grapperhaus hoort tot de grote fiscalisten van naoorlogs Nederland. In een fiscaal tijdschrift is het niet nodig te vermelden dat hij staatssecretaris van Financiën was in het kabinet-De Jong dat van 1967 tot in 1971 ons land bestuurde. Zijn benoeming was een schot in de roos, omdat hij – zoals minister Donner tijdens de herdenkingsbijeenkomst op 20 mei zei – steeds een fiscalist was gebleven. Zo was hij er bijvoorbeeld in geslaagd Nederland na de Tweede Wereldoorlog eindelijk weer een eigen vennootschapsbelasting te geven. Daarbij had hij uiteraard gebruik kunnen maken van de kennis die hij had opgedaan tijdens zijn promotieonderzoek dat hij in 1966 bij de legendarische professor Smeets in Tilburg had voltooid. Deze dissertatie, waarin hij de persoonlijke ondernemer fiscaal vergeleek met de bv, is niet alleen indrukwekkend maar ook, zoals alle publicaties van hem, bijzonder fraai uitgegeven. Al zijn werk straalt het enorme plezier uit waarmee hij fiscalist is geweest. Vrijwel iedereen die aan het overlijden van Grapperhaus aandacht heeft besteed, heeft opgemerkt dat hij het huurwaardeforfait heeft ingevoerd. Weinigen hebben zich echter gerealiseerd dat hij dat heeft gedaan uit compassie met de Belastingdienst. Voordien konden nog alle onderhoudkosten van de huurwaarde worden afgetrokken. Het is thans moeilijk voor te stellen wat in 1967 nog allemaal aan het belastingstelsel ontbrak.
Prof. mr. Jan Giele FB Erelid Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs
Grapperhaus is, net als zijn premier, na zijn staatssecretariaat niet meer merkbaar politiek actief geweest. In 1975 werd hij buitengewoon hoogleraar belastingrecht in Leiden en in 1992 werd hij aldaar bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het belastingrecht. Het lag in zijn aard bij beide benoemingen een oratie te houden. Zijn fraai uitgegeven en verrassende grote historische werken Alva en de tiende Penning (1982) en Belasting, Vrijheid en Eigendom (1989) had hij al voor zijn laatste benoeming gepubliceerd. Met deze opsomming doe ik allerminst recht aan de persoon Grapperhaus. Hij heeft eens tegen mij gezegd dat zijn activiteiten in drieën kunnen worden verdeeld: Het verdienen van een inkomen, de wetenschap en de cultuur. Naar mijn gevoel liepen die laatste twee activiteiten wat dooreen, maar er waren er kennelijk ook veel die niets met schrijven, laat staan met de fiscaliteit te maken hadden. Zo werd zijn herdenkingsbijeenkomst gehouden in de overvolle Andrieskerk te Amerongen die mede door zijn inzet schitterend is gerestaureerd. Zijn fraai gerestaureerde boerderij werd door Landschap Erfgoed Utrecht bekroond tot boerderij van het jaar 2009. Ferdinand was zeer actief en had met elk van zijn activiteiten reeds een rijk gevuld leven kunnen hebben. Tijdens die herdenkingsdienst vertelden zijn kleinkinderen dat zij ooit eens met opa een autotochtje hadden gemaakt langs het Lago Maggiore en in de stromende regen met een uitzicht van enkele meters moesten uitstappen om te horen dat waar zij stonden je het mooiste uitzicht op het meer had. Ferdinand zag dingen die een ander niet zag en wist ook dingen die anderen niet zagen. Het was steeds een feest deze inspirerende fiscalist mee te maken. ■
Foto: Arend Jan van Lint
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
13
■ ■ ■ ■
‘Vroeger
Prof. dr. P.H.J. Essers 1957 1982 1989 1991 1995 1994 2003 2004 2005
14
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Foto: Roel Dijkstra
Geboren te Margraten Fiscale economie Katholieke Hogeschool Tilburg Promotie op Fiscale aspecten voorperiode van de BV, Katholieke Universiteit Brabant Hoogleraar Belastingrecht, Katholieke Universiteit Brabant Lid Examencommissie CB Lid Commissie Herziening Loon- en Inkomstenbelasting Lid Eerste Kamer (CDA), voorzitter Vaste Commissie voor Financiën Adviseur Commissie Permanente Educatie van de NFB Lid Commissie Vennootschapsrecht
HET
■ ■ ■ ■
Interview
Senator Peter Essers over wetgevingskwaliteit
niet alles beter’
was
De discussie over de kwaliteit van de fiscale wetgeving is na enkele grote operaties weer opgelaaid. Prof. dr. Peter Essers, hoogleraar belastingrecht en voorzitter van de Vaste Commissie Financiën in de Eerste Kamer, heeft verschillende ideeën om de kwaliteit te verhogen. Beter luisteren naar de praktijk bijvoorbeeld. ‘Wanneer je als organisatie invloed wilt, moet je echter niet alleen een commentaar sturen, maar ook de Kamerleden mondeling uitleggen wat er aan de hand is.’ Door Lex van Almelo
‘E
r is altijd wel discussie over de kwaliteit van de belastingwetgeving. Maar de discussie is opgelaaid door het tempo waarin en de manier waarop het Belastingpakket 2010 en de herziening van de Successiewet zijn behandeld in het parlement.’
Die kwaliteit is dus zo zo? ‘Er kan veel verbeterd worden, maar alles is relatief. Vergeleken met de wetgeving van andere departementen is die van het ministerie van Financiën bepaald niet minder van kwaliteit. Integendeel. En wanneer je met oudere fiscalisten praat over de Wet IB ’64 en de Wet Vennootschapsbelasting ’69 wordt duidelijk dat deze wetten ook geen voorbeelden zijn van goede wetgevingskwaliteit. Er zaten veel gaten in en zij leidden tot veel constructies. Je kunt dus niet zeggen dat vroeger alles beter was. Desalniettemin is er nog veel winst te behalen.’
uitvoering en de monitoring van de wetgeving. Tijd is een belangrijke factor. Soms neemt wetgeving heel wat tijd in beslag en valt de kwaliteit toch tegen. Maar als je altijd heel weinig tijd hebt, is het in ieder geval niet goed. Onder tijdsdruk kan de invloed van lobbyisten ook onevenredig groot worden. Zij weten van de hoed en de rand, terwijl wetenschappers en adviseurs meer tijd nodig hebben om zich voor te bereiden om commentaar te kunnen geven.’ Leidt meer tijd en een betere procedure ook tot een beter wetgevingsresultaat? ‘Meer tijd is geen garantie. Het is een politiek proces, dat niet altijd uitmondt in het beste resultaat. Maar het gaat mij om de randvoorwaarden voor zo goed mogelijke wetgeving. Daarom doe ik tien voorstellen om dat proces te verbeteren.’ (zie kader op pagina 17)
Gelijke wapens Hoe? ‘Bijvoorbeeld door vooraf te expliciteren waar de wet voor nodig is, wat de doelstelling is, wat de wetgever ermee wil bereiken. Zodat je later kunt kijken of dat ook inderdaad wordt bereikt. Verder moet je voldoende tijd nemen voor overleg, de indiening, de behandeling, de
‘Je moet gewapend zijn om argumenten te kunnen tackelen. Vooral de Tweede Kamer en de Raad van State – als wetgevingsadviseur – moeten veel beter worden geëquipeerd. Het parlement zou een eigen onderzoeksinstituut moeten hebben en toegang moeten krijgen tot de databanken van het ministerie van Financiën. Als de staatsse-
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
15
■ ■ ■ ■
Interview
cretaris dan zegt dat een bepaalde maatregel zoveel miljoen of miljard oplevert, kun je daar statistische berekeningen op loslaten. Of kun je nagaan of het misbruik van een bepaalde regeling inderdaad zo groot is dat de voorgestelde maatregel noodzakelijk is. Voor zo’n instituut moet de Tweede Kamer het initiatief nemen. Het kost natuurlijk wat, maar het is zeer belangrijk om daar geld in te investeren.’ De Kamer kan toch extern advies inwinnen? ‘We hebben de Raad van Economisch Adviseurs gehad, die de economische implicaties van begrotingswetten doorlichtte. Maar die raad zat heel dicht tegen de politiek aan. Er is behoefte aan onafhankelijke mensen die statistische gegevens kunnen toetsen.’ Bij welke wetsvoorstellen bent u tegen dit gemis aan gelopen? ‘Het reparatievoorstel over exitheffingen ter zake van pensioen- een lijfrenteaanspraken. Dat moest binnen acht dagen worden behandeld. De Hoge Raad had de vinger gelegd op een groot gat in deze heffing door vast te stellen dat die niet overeenstemt met
Verzamelwetgeving met zoet en zuur door elkaar internationale belastingverdragen. De wet moest dus snel worden aangepast. Ondanks die korte termijn is hierover, zeker in de Eerste Kamer, op hoog niveau gediscussieerd.’ Maar toch knaagt het? ‘Ja, in de praktijk zijn de mensen toch ontevreden over het resultaat. En de wet werkt feitelijk met terugwerkende kracht. Daar zijn wij nooit zo happig op. Behalve als het grote budgettaire effecten heeft als er massaal gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Dan kan het zijn dat wij een andere afweging maken en daarom zijn we in dit geval meegegaan. Wij moesten daarbij afgaan op wat de staatssecretaris ons vertelde zonder zelf te kunnen inschatten of het overdreven was of niet. Als wetenschapper zou ik zeggen: laat mij de bron eens zien en naar die gegevens kijken. De aanpassing van de Successiewet is hetzelfde verhaal. Een groot deel van de dekking is afkomstig van de aanpak van trusts. Maar het is niet duidelijk hoe de staatssecretaris aan het bedrag voor de dekking is gekomen, terwijl daar de hele herziening van afhangt.’
Vliegtaks Aan welke slechte belastingwet heeft u uw zegen gegeven? ‘In de Eerste Kamer behandelen wij vaak een combinatie van wetten. Verzamelwetgeving met zoet en zuur door elkaar, zoals het Belastingplan. Wij hebben geen recht van amendement. Dus als ik het er niet mee eens ben, zou ik het hele belastingplan moeten afschieten.’
16
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Met welke goedkeuring heeft u achteraf nog steeds moeite? ‘Met de vliegtaks. Wij hebben die als enige land in de Europese Unie ingevoerd, waarmee per saldo de Nederlandse vliegindustrie is benadeeld. Dat andere landen zouden volgen, is ijdele hoop gebleken.’ Waarom heeft u dan toch vóór gestemd? ‘Dit was een onderdeel van een groot belastingpakket met een geweldige hoeveelheid kleine regels. The devil is in the detail. Als die regels onderdeel uit maken van één pakket kun je geen onderscheid maken per onderdeel. De keuze is dan ofwel het gehele pakket aannnemen ofwel het gehele pakket verwerpen. Aan beide mogelijkheden kleven bezwaren. Daarom stel ik voor het maken van verzamelwetgeving zo veel mogelijk te beperken en alleen onderdelen in een wetsvoorstel stoppen die met elkaar samenhangen. Als verzamelwetgeving toch voorkomt, moeten wij de Tweede Kamer vragen of die er bij Financiën op wil aandringen het voorstel zo spoedig mogelijk te splitsen. De vliegtaks is wel met een afzonderlijk wetsvoorstel afgeschaft.’ Is er een wet waar u vóór heeft gestemd en die u veel geld heeft gekost? ‘Elke tariefsverhoging kost mij geld. Ik heb een eigen huis, dus de verhoging van het eigenwoningforfait scheelde mij belastingaftrek. Maar dat speelt bij het stemmen geen enkele rol.’ ‘Stemt’ u als hoogleraar anders dan als senator? ‘Als hoogleraar spreek je helemaal namens jezelf en onderzoek je alles zelf. Als senator moet je jouw standpunt afstemmen binnen de fractie. Daar zit in de praktijk overigens niet veel licht tussen. Maar als hoogleraar kan ik bijvoorbeeld puur vanuit Europees perspectief pleiten voor harmonisering van het tarief van de vennootschapsbelasting, terwijl de Eerste Kamer daar geen boodschap aan heeft omdat de realiteit zo niet is. Gezien haar karakter is de Eerste Kamer veel meer op deskundigheid gericht dan op de politiek. Ik wil niet zeggen dat politiek hier een vies woord is. Maar voor het argument dat iets niet overeenstemt met het regeerakkoord krijg je hier geen lof. Het regeerakkoord is hier niet heilig. Wetenschappelijke argumenten worden hier meer op prijs gesteld dan in de Tweede Kamer. Hier zitten de fracties ook door elkaar heen.’
Boete Vindt u de verdrievoudiging van de boetes voor ontduiking in box 3 goede belastingwetgeving? ‘De staatssecretaris heeft weinig middelen om zwart geld aan te pakken. Als je te maken hebt met de grootste crisis sinds de jaren dertig en je daarom flink moet bezuinigen, en als de aanpak van zwart geld succesvol is, moet je van goeden huize komen om daarin niet mee te gaan. Straks vergadert de Vaste Commissie Financiën over het betalen van fiscaal tipgeld. Daar moeten we heel terughoudend mee zijn. Ook als iemand een CD ROM met gestolen ge-
■ ■ ■ ■
gevens van zwartspaarders aanbiedt. Volgens de Hoge Raad mag je de diefstal van zulke gegevens niet initiëren of faciliteren. Als je nu een tipgeldbeleid hebt dat een diefstal feitelijk faciliteert dan kom je in een spanningsveld. Wij moeten controleren of het beleid van de staatssecretaris voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. En wij moeten waken over de waardigheid van de overheid en het overheidsoptreden. Zwart geld is fout maar men moet bij de bestrijding niet de beginselen van de rechtsstaat opzij zetten. Anders begeef je je net zo als in de IRT-affaire op hetzelfde niveau als de crimineel. Als je de geloofwaardigheid van de overheid op het spel zet is dat op de lange termijn niet goed.’ Ontslagen werknemers blijken vaak belangrijke tipgevers voor de fiscus… ‘In het algemeen ben ik erg huiverig als het om klikken gaat. Waarom komt de werknemer pas na zijn ontslag met die informatie en niet eerder? Een echte klokkenluider doet het om niet. Wat je zeker moet vermijden zijn premiejagers.’
Alle 10 beter Essers doet tien voorstellen om het fiscalewetgevingsproces te verbeteren: 1. maak doel en noodzaak van het wetsvoorstel duidelijk 2. monitor en evalueer de aangenomen wetgeving op gezette tijden 3. consulteer (praktijk)deskundigen 4. houd tijdig technische briefings met deskundigen, ambtenaren en Kamerleden 5. versterk de ondersteuning voor de Raad van State 6. spreid de fiscale wetsvoorstellen meer over het jaar 7. beperk het Belastingpakket tot maatregelen die op 1 januari ingaan 8. geef het parlement meer toegang tot data waarover het ministerie van Financiën beschikt 9. verminder onsamenhangende verzamelwetgeving 10. zorg voor doorlopende, geconsolideerde wetteksten
Politiek geweten Onder belastingadviseurs is er veel kritiek op de kwaliteit van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de belastingadviseur als medepleger van belastingontduiking kan worden beboet. Waarom heeft u hiervoor gestemd? ‘De Algemene wet bestuursrecht heb ik niet zelf behandeld. De belastingadviseurs hebben de parlementaire behandeling kunnen volgen. De staatssecretaris heeft toegezegd uiterst terughoudend om te gaan met deze bevoegdheid. Niettemin blijven de belastingadviseurs ondanks die toezegging met dezelfde kritiek komen. Ik denk dat het goed is de werking van de wet op dit punt kritisch te volgen en de regering aan haar woord te houden.’ U pleit voor consultatie van deskundigen en belanghebbenden. Wordt het RB even serieus genomen als de NOB? ‘Bij consultatie gaat het vooral om de argumenten van de organisatie. De wetgevingscommissies van de NOB en het RB doen fantastisch werk en komen bij elk voorstel met argumenten voor en tegen. Organisaties die alleen met argumenten in hun eigenbelang komen hebben minder gezag dan adviezen waarin ook de andere kant wordt belicht. Als het RB met goede adviezen komt, worden deze zeker gelezen. Maar het is niet voldoende om adviezen aan de Kamer te sturen. De commissie Financiën stuurt die vaak door aan het departement met de vraag om een reactie, waarna ambtenaren komen met antwoorden. Je moet dus ook praten met de Kamerleden, de Kamerleden bij de hand nemen en hen uitleggen wat er aan de hand is. Er worden voortaan wel technische briefings gehouden met deskundigen en ambtenaren. Dat is heel goed, maar ik stel voor dat Kamerleden daar ook bij zitten, ook als het over technische details gaat. Want daarin zit vaak de crux van een wetsvoorstel.’
Zijn uw voorstellen om de wetgevingsprocedure te verbeteren eigenlijk niet erg voor de hand liggend? ‘Als dat zo is: waarom zijn ze dan nog niet ingevoerd? Daar zitten vaak politieke motieven achter. Maar als je
Ik ben erg huiverig als het om klikken gaat wilt, kun je zeggen: dit zijn de beginselen voor een goede wetgevingsprocedure. Die pas je toe of je wijkt ervan af. Maar dan moet je wel uitleggen waarom.’ Een politicus wil scoren en Financiën wil gaten dichten. Ze hebben er geen van beiden belang bij uw voorstellen in te voeren. ‘Niets menselijks is de politicus vreemd. Als men iets wil bereiken, heeft men liever niet dat er iets in de weg wordt gelegd. Maar uw stelling gaat mij veel te ver. Alsof men geen geweten zou hebben.’ Wat is de beste coalitie voor goede belastingwetgeving? ‘De samenstelling van de coalitie maakt niet uit. Het gaat om de verhouding tussen parlement en departement. En dat heeft een goede countervailing power nodig. Financiën is dan scherper.’ ■
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
17
■ ■ ■ ■
Werkkostenregeling
De werkkostenregeling: loont deze? Over minder dan zes maanden is de werkkostenregeling van toepassing. Dat is voor werkgevers iets om naar uit te kijken, aldus de berichtgeving van het ministerie van Financiën. Maar moeten werkgevers nu zo blij zijn met de nieuwe regeling?
D Bart Schuver Drs. B.F. Schuver FB is lid van de Commissie Wetsvoorstellen van het Register Belastingadviseurs en werkzaam als belastingadviseur bij het Bureau Vaktechniek Fiscaal van Alfa Accountants en Adviseurs in Wageningen.
e werkkostenregeling vervangt per 1 januari 2011 het systeem van vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen in de loonsfeer. De regeling bestaat in de kern uit een forfaitaire vrijstelling op loonsomniveau en zou per saldo een administratieve lastenverlichting van circa € 124 miljoen opleveren. Het valt nog te bezien of die lastenverlichting wordt bereikt, omdat de invoering van de werkkostenregeling voor veel werkgevers betekent dat hun stelsel van secundaire arbeidsvoorwaarden ingrijpend moet worden herzien. Daarbij zijn niet alleen de nieuwe fiscale regels van belang, maar moet ook rekening worden gehouden met het arbeidsrecht, het beloningsbeleid van de werkgever en met de verwerking van de regeling in de financiële en de salarisadministratie. Werkgevers hebben weliswaar tot 2014 de tijd deze zaken te regelen, maar om fiscaal nadeel te voorkomen zullen zij zich tijdig – in elk geval nog dit kalenderjaar – in de gevolgen van de regeling moeten verdiepen. In dit artikel bespreek ik de kern van de werkkostenregeling en voorzie ik deze regeling van enkele kritische kanttekeningen.
De werkkostenregeling in het kort De huidige regels voor ‘vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen’ vervallen. In plaats daarvan komt een regeling waarbij vergoedingen en verstrekkingen in beginsel worden belast, tenzij de werkgever de desbetreffende vergoeding of verstrekking aanwijst als ‘werkkosten’. Op posten die door de werkgever zijn aangewezen is het regime van de werkkostenregeling van toepassing. Dat regime bestaat uit drie onderdelen: ■ er gelden zes ‘gerichte’ vrijstellingen voor bepaalde zakelijke kosten; ■ vergoedingen en verstrekkingen die niet zijn vrijgesteld vallen in het zogenoemde algemene forfait. Dit is een vrijstelling ter grootte van 1,4% van de fiscale loonsom van de werkgever. Binnen deze vrijstelling gelden nagenoeg geen beperkende voorwaarden;
18
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
■ over de vergoedingen en verstrekkingen die de forfaitaire ruimte overschrijden vindt een eindheffing ten laste van de werkgever plaats tegen een tarief van 80%. Voor de werkgever heeft dit systeem als voordeel dat de vergoedingen en verstrekkingen die binnen het forfait vallen slechts nog op werkgeversniveau hoeven te worden geadministreerd en niet meer op werknemersniveau. Werknemers zullen hun baas aansporen zoveel mogelijk posten aan te wijzen. Zonder die aanwijzing behoort een voordeel immers tot het reguliere loon en heeft de werknemer zelfs geen toegang tot de gerichte vrijstellingen. Is een voordeel echter aangewezen, dan is het voor de werknemer effectief belastingvrij vanwege de toepassing van een vrijstelling, het forfait dan wel de eindheffingsregeling. De aanwijzing door de werkgever is dus cruciaal. In die aanwijzing is de werkgever overigens volledig vrij, mits hij de normen van het arbeidsrecht in acht neemt. De regeling is onderdeel van de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 en is als zodanig al in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2009, 611). De regeling kent een uitgestelde inwerkingtreding (1 januari 2011) om werkgevers voldoende gelegenheid te geven de regeling te implementeren. Daarnaast geldt een overgangsregeling op grond waarvan werkgevers tot en met 2013 jaarlijks kunnen kiezen tussen toepassing van de huidige regels en de regels van de werkkostenregeling. Met ingang van 2014 geldt voor iedereen de werkkostenregeling.
Uitbreiding loonbegrip? Onder de huidige wetsystematiek zijn vergoedingen en verstrekkingen expliciet uitgezonderd van het loonbegrip. De werkkostenregeling zal echter op een geheel andere wijze een fiscale tegemoetkoming voor ‘werkkosten’ geven, namelijk in de eindheffing. In dat kader zijn twee maatregelen getroffen: ■ de bestaande vrijstellingen voor vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen vervallen (artikel 11, lid 1, letters a en b en hoofdstuk IIA Wet op de loonbelasting 1964, hierna: Wet LB 1964); en
■ ■ ■ ■
abonnement op vakliteratuur geen ‘voordelen’ zijn en dus geen loon vormen.
Intermediaire kosten Evenals het voordeelscriterium vormen de intermediaire kosten een cruciale uitzondering op het loonbegrip en ook ten aanzien van deze uitzondering heeft de wetgever geen volledige duidelijkheid gegeven. Bij intermediaire kosten gaat het om kosten van de werkgever die de werknemer voorschiet en die hij vervolgens terugkrijgt van zijn werkgever. Daarbij functioneert de werknemer feitelijk als kassier, omdat hij de uitgaven in opdracht en voor rekening van zijn werkgever doet. Zodoende vindt de terugbetaling buiten de loonsfeer plaats.
Werkgevers moeten nog in 2011 aan de slag
■ in de loondefinitie van artikel 10, lid 1 Wet LB 1964 worden vergoedingen en verstrekkingen expliciet vermeld. Deze twee wijzigingen worden doorgaans aangeduid als een uitbreiding van het loonbegrip met de vergoedingen en verstrekkingen. Het is echter de vraag of een uitbreiding heeft plaatsgevonden. Er kan namelijk worden gesteld dat ook in het huidige systeem de vergoedingen en verstrekkingen tot het loon behoren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit artikel 11, lid 1 Wet LB 1964 waar de vrijstellingen zijn geformuleerd als een uitzondering op het loonbegrip. Die uitzondering is overbodig als de vergoedingen en verstrekkingen al op grond van het loonbegrip buiten de heffing zouden blijven. Verder is in de parlementaire behandeling opgemerkt dat men uitsluitend de vrijstellingen heeft willen afschaffen en dat de wijziging van de loondefinitie ter verduidelijking dient. Anderzijds zijn er signalen dat de wetgever het loonbegrip tóch inhoudelijk heeft gewijzigd. Die wijziging zou bestaan uit de afschaffing van het zogenoemde voordeelscriterium. Dat criterium houdt in dat er geen sprake is van loon als de werknemer geen voordeel geniet. Doordat in de parlementaire behandeling is aangegeven dat ook vergoedingen ‘waarin ieder beloningselement ontbreekt’ straks tot het loon behoren, is het denkbaar dat de wetgever het voordeelscriterium heeft willen afschaffen. Het is opvallend dat hierover geen duidelijkheid is ontstaan in de parlementaire behandeling, vooral omdat de mogelijke consequenties groot zijn. Bij handhaving van het voordeelscriterium zou bijvoorbeeld kunnen worden gesteld dat de vergoeding van de contributie van een beroepsvereniging en de verstrekking van een thuis-
Bij de totstandkoming van de werkkostenregeling is het belang van intermediaire kosten bevestigd, maar zijn er geen duidelijke criteria gegeven om die kosten te onderscheiden van werknemerskosten. In essentie gaat het bij dat onderscheid om de aard van de kosten; kosten voor het goed functioneren van het bedrijf (intermediair) of kosten voor het goed functioneren van de werknemer (werknemerskosten). Uit de parlementaire behandeling blijkt niet welk criterium daarbij doorslaggevend is. Vooral als het door de werknemer aangeschafte product vervolgens ook door hem wordt gebruikt, is de grens tussen werkgevers- en werknemersfunctie vaag. Dat wordt geïllustreerd door het in de wetsgeschiedenis gegeven voorbeeld van de werknemer die viltstiften voor het beschrijven van een whiteboard bij een vergadering voorschiet. Volgens de minister zijn dat intermediaire kosten, maar op welk punt verschilt die casus van de situatie waarin een werknemer op eigen initiatief stiften voor zakelijk gebruik koopt en de kosten vervolgens declareert? In dat opzicht is het makkelijker de vergoeding voor contributie van een beroepsvereniging te kwalificeren. Mits de werkgever er uit oogpunt van bijvoorbeeld kwaliteitsbewaking belang bij heeft dat de werknemer lid is van die organisatie en het lidmaatschap om die reden verplicht stelt, is er naar mijn overtuiging sprake van zuivere werkgeverskosten. Zeg nou zelf, zou u zonder opdracht van uw werkgever lid zijn geworden van onze vereniging?
Vrijstellingen De werkkostenregeling zet flink het mes in de vrijstellingen. Er blijven straks nog maar zes ‘gerichte’ vrijstellingen over, namelijk voor reiskosten, tijdelijke verblijfkosten, cursussen (inclusief outplacement), studie, extraterritoriale kosten en verhuizing. Zoals gezegd kan op de gerichte vrijstellingen slechts een beroep worden gedaan als de vergoeding of verstrekking is aangewezen. Bij bovenmatige vergoedingen heeft aanwijzing tot gevolg dat het bovenmatige deel in het forfait of de
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
19
■ ■ ■ ■
Werkkostenregeling
eindheffing valt. Om dat te voorkomen zullen dergelijke vergoedingen worden gesplitst in een aangewezen deel en een niet-aangewezen bovenmatig deel. Op het eerste gezicht is het aantal van zes gerichte vrijstellingen nogal karig, maar bij nader inzien is het aanbod groter. Ten eerste blijft namelijk een groot deel van de ‘echte’ vrijstellingen van artikel 11 Wet LB 1964 bestaan – waaronder de vrijstellingen voor fondsuitkeringen, overlijdensuitkeringen en bepaalde jubileumuitkeringen – en voor die vrijstellingen is geen aanwijzing door de werkgever vereist. Verder is er naast de gerichte vrijstellingen straks sprake van een ongerichte vrijstelling, te weten het forfait van 1,4% (zie hierna). Ten slotte moeten de op artikel 13, lid 3 Wet LB 1964 gebaseerde waarderingsregels worden genoemd. Op grond van die regels zullen bepaalde loonvoordelen namelijk op nihil worden gesteld, zodat effectief sprake is van een vrijstelling. Uit de in juni gepubliceerde conceptuitvoeringsregeling blijkt dat die nihilwaardering gaat gelden voor voorzieningen op de werkplek, arbovoorzieningen, consumpties op de werkplek, werkkleding, hulpmiddelen (apparatuur, gereedschap, computers) en mobiele telefoons. Een opmerkelijk punt van de nihilwaarderingen is dat zij uitsluitend gelden voor verstrekkingen en niet voor vergoedingen. Dat ligt natuurlijk voor de hand, omdat loon in geld immers niet hoeft te worden gewaardeerd. Dat onderscheid leidt echter tot een voor werknemers onverklaarbaar fiscaal verschil tussen bijvoorbeeld de telefoon die zakelijk ter beschikking is gesteld en de telefoon die zakelijk wordt vergoed. Het loslaten van de huidige symmetrie tussen vergoeden en verstrekken is een onvergeeflijke weeffout van de werkkostenregeling die alsnog in de Fiscale verzamelwet 2010 moet worden gecorrigeerd.
Waarde in het economisch verkeer Op het gebied van de waarderingsregels is méér te melden dan de hiervóór genoemde nihilwaarderingen. De wetgever heeft de invoering van de werkkostenregeling namelijk aangegrepen om de hoofdregel voor de waardering van loon in natura aan te passen. Die hoofdregel blijft weliswaar de waarde in het economisch verkeer, maar voor de invulling daarvan zal voortaan in eerste instantie moeten worden aangesloten bij de aan de werkgever in rekening gebrachte waarde. Die factuurwaarde (inclusief btw) geldt uitsluitend als de factuur is opgesteld door een derde. Logischerwijs zal de factuurwaarde niet gelden als de werkgever de naturabeloning niet of niet in die vorm bij een derde heeft aangeschaft. In dat geval
Wat factureerde Herman Brood voor een zeefdruk? moet de waarde in het economisch verkeer op andere wijze worden bepaald. Met de introductie van de factuurwaarde neemt de wetgever nadrukkelijk afscheid van de waardering op de besparingswaarde, zoals dat nu nog mogelijk is als het vervullen
20
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
van de dienstbetrekking het gebruik of verbruik van de verstrekking meebrengt. Ik acht dat begrijpelijk, omdat de praktijk maar moeizaam overweg kan met het begrip ‘besparingswaarde’. Tegelijkertijd betwijfel ik of de nieuwe invulling van het waardebegrip de vereenvoudiging brengt zoals die in de toelichting op het wetsvoorstel is beloofd. Een voor de hand liggende vraag is namelijk of de factuurwaarde ook leidend is als die waarde fors hoger of juist lager is dan de waarde in het economisch verkeer. Denk bijvoorbeeld aan de waarde van een drie jaar oude personenauto of aan de waarde van een door de werkgever in de jaren tachtig van de vorige eeuw gekochte zeefdruk van Herman Brood. Voor producten uit eigen bedrijf zal ook de factuurwaarde leidend worden; de door de werkgever aan derden berekende factuurwaarde welteverstaan. Daarmee vervalt de huidige vrijstelling van maximaal 20% van de waarde in het economisch verkeer met een maximum van € 500 per werknemer per jaar. Dat is pijnlijk voor bijvoorbeeld modewinkels, waar het personeel wordt geacht zich uit eigen assortiment te kleden en daarbij met korting mag kopen. De kleding komt in aanmerking voor een nihilwaardering als zij ter beschikking is gesteld en op de werkplek achterblijft. Voor een modewinkel is dat uiteraard niet werkbaar. Ten slotte kan nog worden vermeld dat de nieuwe waarderingsregels aanvankelijk niet onder de overgangsregeling van drie jaar vielen. In de Fiscale verzamelwet 2010 is echter voorgesteld de overgangsregeling ook voor de wijzigingen van artikel 13 Wet LB 1964 te laten gelden. Voor wat de nihilwaarderingen betreft is dat terecht, omdat die regels direct verband houden met de werkkostenregeling. De nieuwe factuurwaarderegel staat daarentegen volledig los van de werkkostenregeling, zodat ik het niet logisch acht om die eveneens onder de overgangsregeling te brengen. De als vereenvoudiging bedoelde factuurwaarde kan door werkgevers dus nog maximaal drie jaar worden uitgesteld.
Het forfait De kern van de werkkostenregeling is dat over een algemeen forfait ter grootte van (vooralsnog) 1,4% van de totale loonsom geen loonbelasting is verschuldigd, noch door de werkgever noch door de werknemer. Het gaat daarbij om werkkosten die door de werkgever zijn aangewezen en waarvoor geen gerichte vrijstelling en geen nihilwaardering geldt. Daarbij kan worden gedacht aan een fiets, personeelsfeest, kerstpakket of vakbondscontributie. Net zo goed kunnen hier echter rolschaatsen en een driezitsbank worden genoemd, omdat onder de werkkostenregeling geen zakelijkheidstoets meer geldt voor vergoedingen en verstrekkingen. Effectief komt alles dus in aanmerking voor onbelaste vergoeding of verstrekking en zou men het forfait wel de Vinkenslag van de loonheffingen kunnen noemen. De expliciete uitsluiting van enkele kostenposten (auto, woning, boeten, criminele activiteiten) is in zoverre dan ook een wassen neus. Overigens lijkt de werkgever fiscaal toch niet helemaal vrij te zijn in zijn vergoedingenbeleid, omdat een gebruikelijkheidstoets is ingesteld om uitwassen te voorkomen.
■ ■ ■ ■
Kort gezegd geldt de werkkostenregeling slechts voor zover de vergoeding of verstrekking niet méér dan 30% hoger is dan wat gebruikelijk is. Wat daarbij als gebruikelijk moet worden aangemerkt is echter niet duidelijk geworden uit de voorbeelden van de wetgever. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt echter wel dat de toets wordt toegepast op individuele basis, dus per werknemer of per vergoeding. Dat is merkwaardig, omdat de werkgever niet verplicht is de werkkosten op werknemersniveau te administreren. Hoe de toets wordt toegepast is dus een raadsel. De grondslag van het forfait bestaat uit het fiscale loon en wordt per inhoudingsplichtige berekend. De omvang van het forfait wordt in beginsel per loonheffingstijdvak bepaald. In concernverband heeft elke bv dus haar eigen werkkostenbudget en de dga die bij zijn holding in dienst is deelt dus niet mee in het budget van de werkmaatschappij waarbij het personeel in dienst is. De beloning van bijvoorbeeld uitzendkrachten telt mee in de grondslag van het uitzendbureau en niet in de grondslag van de inlener. Als de inhoudingsplichtige meer dan 10% loon uit vroegere dienstbetrekking verstrekt, wordt het forfait uitsluitend berekend over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (artikel 31a, lid 6, letter a Wet LB 1964). Dat is iets om rekening mee te houden als de bv ook nog pensioen- of lijfrente-uitkeringen doet. De omvang van het forfait wordt in beginsel per loonheffingstijdvak bepaald. De loonsom is echter niet in alle tijdvakken exact even groot (door bijvoorbeeld vakantiegeld), zodat het forfait per tijdvak zal verschillen. Om die schommeling te voorkomen mag de werkgever voor het berekenen van het forfait gebruikmaken van het loonbedrag dat de werknemers over het voorafgaande kalenderjaar hebben genoten, herleid naar het desbetreffende tijdvak (artikel 31a, lid 4 Wet LB 1964). Die methode geeft weliswaar een vaste forfaitaire ruimte per tijdvak, maar neemt niet weg dat het tijdvakforfait ontoereikend kan zijn bij bepaalde a-periodieke vergoedingen of verstrekkingen. De werkgever kan daardoor in een bepaald tijdvak eindheffing zijn verschuldigd terwijl hij op jaarbasis mogelijk binnen de forfaitaire ruimte blijft. Voor dat aspect is een derde rekenvariant bedacht die toestaat de forfaitaire jaarruimte te berekenen naar het jaarloon van het voorafgaande kalenderjaar en die ruimte vervolgens eerst volledig te laten vollopen. Pas als die ruimte volledig is gevuld moet op het meerdere de eindheffing worden toegepast. Het risico bij deze derde variant is dat de decembermaand duur wordt voor de werkgever, omdat veel of wellicht alle in die maand betaalde werkkosten in de eindheffing worden betrokken. Toch verwacht ik dat veel werkgevers het op die methode laten aankomen. Overigens moet zowel bij variant twee als bij variant drie na afloop van het kalenderjaar een afrekening plaatsvinden naar de werkelijke loonsom.
Eindheffing Als sluitstuk wordt de eindheffingsregeling toegepast op de werkkosten die boven de forfaitaire ruimte worden
betaald. Daarbij wordt een tarief van 80% gehanteerd. De werkgever kan eenvoudig een tariefvoordeel behalen door voor werknemers met een hoog loon de werkkostenregeling toe te passen en voor werknemers met een laag loon het bruteringstarief. Dat maakt het kerstpakket wel administratief bewerkelijk. De eindheffing kan alleen worden voorkomen door de vergoeding of verstrekking niet aan te wijzen. Een
Het Vinkenslag van de loonheffingen nadeel daarbij is dat de aanwijzing moet plaatsvinden voorafgaand aan het genietingsmoment, terwijl de exacte omvang van het forfait pas na afloop van het kalenderjaar vaststaat. Het achteraf alsnog aanwijzen is dus niet mogelijk. Evenmin is het mogelijk een aanwijzing ongedaan te maken, bijvoorbeeld om de belasting op de werknemer te kunnen verhalen. Het is achteraf echter wel mogelijk fouten te corrigeren. Dat zal nog tot discussie leiden over de vraag of er sprake is van een fout of niet.
Administratief Een niet onbelangrijk aandachtspunt betreft de administratieve verwerking van de werkkostenregeling. Om te kunnen beoordelen of hij eindheffing is verschuldigd zal de werkgever namelijk inzicht moeten hebben in de betaalde werkkosten. Het gaat daarbij om posten die zijn aangewezen en waarvoor geen vrijstelling of nihilwaardering geldt. Die betalingen zullen in de administratie zichtbaar moeten worden gemaakt en dan bovendien met het bijbehorende btw-bedrag. Omdat niet alle werkkosten via de salarisadministratie lopen (bijvoorbeeld verstrekte maaltijden) zullen de werkkosten al in de financiële administratie moeten worden ‘afgevangen’. Dat vereist ofwel een aanpassing van het rekeningenschema of een extracomptabele registratie. Bovendien moet de boekhouder kunnen beoordelen of een betaling als intermediair, vrijgesteld of als forfaitkosten kwalificeert. Dan nog is de vraag of het proces volstaat voor de werkkostenregeling. Veel relatief kleine werkgevers verwerken hun administratie immers tegelijkertijd met de btw-aangifte. Als die aangifte per kwartaal gebeurt, bestaat er tussentijds geen inzicht in de gemaakte werkkosten.
Afsluiting De werkkostenregeling haalt veel bestaande structuren overhoop terwijl het twijfelachtig is of de beoogde administratieve vereenvoudiging wordt bereikt. De riante overgangsregeling is een kleine pleister op die wond. Lovenswaardig vind ik het initiatief tot een consultatie over de uitvoeringsregels. Werkgevers zullen doordrongen moeten zijn van alle consequenties van de regeling zodat ze per 1 januari 2011 een afgewogen keuze kunnen maken. Daarbij moet de adviseur ervoor zorgen dat de werkkostenregeling alsnog lonend wordt. ■
Lees ook op pagina 42: Beroepsorganisaties vragen minister om duidelijkheid werkkostenregeling.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
21
DE
RB-dag Eerste RB-dag over toekomst belastingadviseur
Loyaal aan de Belastingdienst of
loyaal aan de klant? De meerderheid van de CB- en NFB-leden verwacht komend jaar meer omzet en/of winst, zo bleek 11 juni op de eerste RB-dag over Belastingadviseur, een vak met toekomst. Belastingadviseurs twijfelen echter over een toekomst als ‘partner van de Belastingdienst’. Kun je dan de belangen van de klant nog wel loyaal blijven dienen of word je een soort administrateur? Door Lex van Almelo
M
ag je de hypotheekrente van het zwembad bij de eigen woning aftrekken van de belasting? De Belastingdienst vindt vanuit de fair-sharegedachte dat hij recht heeft op de belastingopbrengst. ‘Het is echter een pleitbaar standpunt dat deze rente aftrekbaar is, dus moet je het snoeihard aftrekken’, zegt advocaat en hoogleraar belastingrecht Guido de Bont. Dagvoorzitter Leo Stevens – emeritus-hoogleraar belastingrecht en Kroonlid van de Sociaal-Economische Raad – valt hem later in demagogische bewoordingen bij. ‘Als er een route is, mag je de hele weg gebruiken. De hypotheekrente van het zwembad aftrekken is ethisch verwerpelijk, maar dat de belastinginspecteur je dit euvel duidt is onbehoorlijk. Dan moet je de wet maar wijzigen. Weg met de fair-sharebenadering.’ De bijna 850 belastingadviseurs in congrescentrum Papendal belonen de woorden van de dagvoorzitter met luid applaus. Er moet ruimte blijven voor loyaliteit met de klant om creatief te zijn en pleitbare standpunten in te nemen. Zoveel maken de stemmingen tijdens het middagprogramma wel duidelijk.
Grotere adviesbehoefte Kort na het begin vraagt Stevens of de belastingadviseurs hun kinderen in de huidige tijd nog adviseren om
22
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
belastingadviseur te worden. Ja, zegt de meerderheid (54,7%). Tot verbazing van Stevens zegt één op de drie echter nee (35,5%), terwijl het toch ‘wis en waarachtig’ een vak met toekomst is. Hoe ziet die toekomst er dan uit? Financieel gezien niet slecht, zeggen de leden zelf. Volgens RB-voorzitter Sylvester Schenk is de omzet in de branche in ‘het lastige jaar 2009’ nog altijd gestegen met 4%. In 2007 en 2008 lag de groei op 8%. Op de vraag of de adviseurs de komende jaren een (verdere) stijging van omzet en winst (of
Hypotheekrente zwembad moet je snoeihard aftrekken inkomen) verwachten antwoordt bijna de helft (48,7%) bevestigend, terwijl een kwart (25,5%) verwacht dat de omzet wél maar de winst níet stijgt. Schenk vergelijkt deze toekomstverwachtingen met die van verzekeraar Delta Lloyd en de Rabobank. Volgens de verzekeraar is de branche ‘redelijk conjunctuurongevoelig’ en volgens de Cijfers & Trends van de Rabobank wordt de komende jaren veel eenvoudig werk ‘weggeautomatiseerd’ en rukt ‘internetboekhouding’ op. Daardoor komt
■ ■ ■ ■ ■ ■
Belastingadviseurs ervaren RB-dag De eerste RB-dag is een feit. Hoe hebben leden deze dag ervaren, wat vonden zij van de sprekers, de presentaties en de sfeer? Zijn zij geïnspireerd geraakt en van gedachten veranderd? RB’s communicatieteam sprak zowel CB- als NFB-leden over de dag, het thema en de voorgenomen fusie. Zij zeiden daarover het volgende.
Foto: Rias Immink
Loyaal aan klant
meer nadruk te liggen op de advieswerkzaamheden. Schenk: ‘De adviesbehoefte neemt toe en de toegevoegde waarde van de belastingadviseur ook. De werkzaamheden worden rendabeler en de adviseur houdt er meer aan over.’
Kapers op de kust De goede economische vooruitzichten hebben ook een schaduwzijde. Vrijwel alle adviseurs (96,1%) menen dat het vak minder vrijblijvend zal worden en de adviseur altijd ‘in (total) control’ van het kantoor moet zijn. Het blijft lastig om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden, zegt Schenk, en omdat de fiscale regelgeving voortdurend verandert moeten adviseurs het nodige doen om bij te blijven. Ook al levert dat niets op. Schenk: ‘Het is echter onontkoombaar. Onkunde is geen excuus voor fouten.’ De vraag is of de belastingadviseur daardoor nog wel de mkb-huisarts kan blijven of dat een vorm van specialisatie onafwendbaar is. De meeste adviseurs (58,3%) denken dat zij zich duidelijker moeten positioneren en dus (verder) moeten specialiseren binnen hun vakgebied. Eén op de drie adviseurs is het niet met die meerderheid eens. De (multidisciplinaire) accountantskantoren vormen in de ogen van de meeste leden (48,4%) geen bedreiging. De overheid wel, zo zegt ruim een kwart (27,7%). Sylvester Schenk: ‘Er zijn kapers op de kust. De markt wordt competitiever. Er komen nieuwe kantoren die zich
A.M. Blomsma CB – Tijdens de RB-dag werd gesproken over de toekomst van het vak. Lonie Blomsma, zelfstandig gevestigd belastingadviseur, was zoals altijd enthousiast over de bijdrage van Leo Stevens. Zij zal net als hij haar vak graag aanraden aan haar kinderen. ‘Met de stellingen van de heer Brunia heb ik een groot probleem. Hij bestrijdt dat je met zijn model van horizontaal toezicht knel kan komen te zitten tussen twee loyaliteiten, namelijk de klant en de Belastingdienst. Brunia adviseert de overheid een driehoeksrelatie tussen klant, adviseur en Belastingdienst. Volgens hem zouden wij blij moeten zijn met het vertrouwen dat de Belastingdienst ons hiermee zou geven. Naar mijn mening moet een adviseur onverkort zijn loyaliteit bij de klant leggen. Je kunt geen twee heren tegelijk dienen! Het triootje doorstaat naar mijn mening de toets van een behoorlijk advies niet.’ Blomsma is enthousiast over de eerste RB-dag als geheel. ‘Een congres is altijd leuk! Ik zie vandaag niet veel verschil met dat van het CB, ook geen andere sfeer. De leuke opstelling in de zaal [boxringopstelling – red.] en het werken met de stemkastjes maken de presentaties heel interactief.’ Ook over de voorgenomen fusie is zij positief. ‘Ik ben het helemaal eens met de voorgenomen fusie, al vanaf het begin. Het zal de beroepsgroep veel goed doen als deze minder versnipperd zal zijn.’
Meer naar buiten treden M.A.J. Lute FB – Leo Stevens sprak tijdens de RB-dag over de eventuele wettelijke erkenning van het beroep belastingadviseur en vroeg de mensen in de zaal of zij dit wenselijk vonden. Marco Lute (41) stemde dat hij wettelijke erkenning niet gewenst vindt. ‘Daarbij wil ik wel graag een nuancering aanbrengen. Mocht de wetgeving namelijk zo veranderen dat wij als belastingadviseur een soort controleurs worden van belastingplichtigen, dan is het wat mij betreft wel wenselijk. Maatschappelijk gezien vind ik het echter niet wenselijk dat ons beroep wettelijk wordt erkend.’ Guido de Bont poneerde de stelling dat de belastingadviseur burgerlijk ongehoorzaam moet zijn. Daarmee is Lute het – ook na de presentatie – niet eens. ‘Ik ga er namelijk vanuit dat fiscale grensverkenning geen burgerlijke ongehoorzaamheid is.’ Over de fusie was Lute in het begin sceptisch, maar inmiddels is hij voorstander geworden. ‘De positionering van het RB heeft mij daarvan overtuigd. Bij NFB werd hard gewerkt achter de schermen. RB treedt meer naar buiten en naar de leden toe, is meer transparant. De fusie vergroot je eigenbelang en het belang van de beroepsvereniging als belangenbehartiger en opleider.’
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
23
■ ■ ■ ■ ■ ■
RB-dag
Neuzen dezelfde kant op R.P.J. Leliveld FB – Met René Leliveld (53) spreken wij vooral over het samengaan van CB en NFB. ‘CB heeft de laatste jaren de opleiding tot belastingadviseur zo opgekrikt dat we wat mij betreft zelfs zover kunnen gaan dat de CB- en NFB-titels gelijkwaardig zijn.’ De fusie is volgens hem logisch. ‘Het zijn twee vergelijkbare organisaties met de neuzen in dezelfde richting. Door het samengaan krijg je zoveel leden dat je als beroepsvereniging serieus wordt genomen.’ Daarnaast heeft het een positief effect op het opleidingenaanbod. ‘Met VLB Opleidingen is er een nieuw aanbod waarbij je het vertrouwen hebt dat het vanuit RB kwalitatief goed is en dat het goed aansluit op de praktijk.’
Moedige presentatie Mr. P.H.J. Furer FB – Stafspecialist Fiscale Zaken Peter Furer (44) reageert enthousiast op de vraag hoe hij de eerste RB-dag heeft ervaren. ‘Leuk en interessant. Ook met de CB-leden erbij.’ Tegenover de voorgenomen fusie tussen NFB en CB staat hij zeer positief. ‘Wat ik nu al merk van de samenwerking is dat vaktechniek beter is georganiseerd. Als vaktechneut vind ik dat prettig. Bovendien wordt er veel meer gecommuniceerd naar de leden. Dus ik stem voor!’ Over het thema van het congres is hij eveneens te spreken. ‘Belastingadviseur, een vak met toekomst is een thema dat naar mijn idee op dit moment belangrijker is voor de praktijk dan ingaan op vakinhoud. Zeker gezien de ontwikkelingen rondom horizontaal toezicht en de Vierde tranche Awb. De moedigste presentatie vond ik die van Meindert Brunia over de belastingadviseur als partner van de Belastingdienst. Hij heeft zijn verhaal gehouden voor een grote groep fiscalisten, waarvan een aanzienlijk deel mijns inziens niet echt staat te springen om horizontaal toezicht in te voeren. Als het daar om gaat verwacht ik dat de aanwezige belastingadviseurs na vandaag nog steeds dezelfde gedachten hebben over de relatie met de Belastingdienst.’
Grenzen opzoeken A.N. Bos-van der Meer CB – Positief reageert Anita Bos (34) op de eerste RB-dag. ‘Wel wat massaal, maar dat heb je als de groep groter wordt. Ondanks dat vind ik de organisatie en de catering heel goed. Het is een geslaagde dag!’ Het thema van het middagprogramma valt ook bij haar in de smaak. ‘Als zzp’er wil ik dat mijn beroep actualiteit houdt en, heel eerlijk, alleen voor een ALV maak ik de reis niet.’ Op de stelling of een belastingadviseur burgerlijk ongehoorzaam moet zijn bekende Bos de eerste keer ‘netjes’ te hebben gestemd. ‘Je moet je toch aan de regels houden!’ De Bonts betoog heeft haar in positieve zin geprikkeld grenzen op te zoeken. ‘Hij heeft mij overtuigd dat je niet altijd alles maar moet slikken omdat de Belastingdienst dat wil.’ Over de fusie is zij duidelijk. ‘In dit geval kun je als twee landelijke organisaties echt de krachten en kennis bundelen. Normaal gesproken, vooral op lokaal niveau, ben ik vaak tegen fusies. Een organisatie komt dan naar mijn idee meestal verder van de mensen af te staan. Dat is in dit geval niet zo. Het lijkt er ook op dat ik nu al meer vakinhoudelijke informatie krijg dan voorheen. Goed leesbare vakliteratuur. Erg sterk.’
24
als prijsvechter zullen gaan positioneren. Dit vraagt om een actieve marktbenadering en aandacht voor strategische keuzes.’ Verder zijn investeringen in informatietechnologie en mensen noodzakelijk. De klant wil transparantie, dus duidelijk onderbouwde nota’s, heeft een duidelijke voorkeur voor vaste prijzen en vraagt om no cure no pay. ‘Het Reglement Beroepsuitoefening van de NFB staat no cure no pay uitdrukkelijk toe en het reglement van het CB zwijgt hierover’, zo zegt Schenk.
Ruimte voor professionaliteit Door het horizontaal toezicht stelt de Belastingdienst zich anders op tegenover de belastingadviseur, wiens rol verandert. Ruim vier van de tien belastingadviseurs (42,8%) vinden horizontaal toezicht eerder bedreigend dan verruimend voor de creativiteit van het vakgebied. Een kleiner percentage (36,9%) vindt dat niet, terwijl twee van de tien zeggen het niet te weten. Leo Stevens schrikt ervan. ‘De negatieve benadering overheerst. Dat is voor mij shockerend. Ik ben een hartstikke groot voorstander van horizontaal toezicht. Je gaat op zoek naar een vertrouwensrelatie. Eigenlijk is er niets nieuws onder de zon. Inhoudelijk verandert er niets, maar als de belastinginspecteur op deze manier ruimte terugkrijgt voor Freies Ermessen komt er ook ruimte voor professionaliteit en de nodige vrijheidsmarges voor het vrije beroep.’
Negatieve benadering horizontaal toezicht shockerend Volgens Stevens heeft de belastingadviseur eigenlijk geen keuze; hij moet het horizontaal toezicht omarmen. De meeste belastingadviseurs (51,8%) zijn dat met hem eens. Zij denken dat zij feitelijk gedwongen zijn te kiezen voor horizontaal toezicht. Een ruime minderheid (42,8%) denkt dat het wel losloopt met die dwang. Stevens onderkent dat er ook bedreigingen van horizontaal toezicht uitgaan. ‘Dat hele gedoe met convenanten en XBRL kan zorgen voor een geweldige bureaucratiseringsgolf.’
Partner en testpiloot Organisatieadviseur Meindert Brunia ontvouwt de toezichtstrategie van de Belastingdienst en belicht de rol die de belastingadviseur daarbij speelt. Dat de belastingadviseur een partner wordt van de Belastingdienst is slechts één van de tien belastingadviseurs (11,8%) met hem eens. Bijna drie van de tien (28,6%) denken dat de belastingadviseur al de partner van de fiscus is. De meerderheid (55,6%) zegt daarentegen dat dit onwenselijk is. Volgens Brunia heeft de Belastingdienst de fiscaal adviseur ontdekt als speler. Zo zei de minister van Financiën begin april in de Tweede Kamer dat de fiscaal intermediair een rol krijgt als tester van fiscale wetgeving en maatregelen voordat deze worden ingevoerd. Brunia ziet de
■ ■ ■ ■ ■ ■
Voorstanders titelgebruik verrassend
rol van de adviseur veranderen. ‘Er gaat een knap ingewikkelde driehoeksverhouding ontstaan tussen de Belastingdienst, de belastingadviseur en diens klant. Daarbij spreekt de Belastingdienst u aan op uw zelfstandige relatie met de fiscus. De fiscaal intermediair wordt een partijdige speler met eigenbelang.’ Komt de belastingadviseur knel te zitten tussen twee loyaliteiten? Ja, meent vrijwel iedere RB-adviseur (93,9%). De meeste adviseurs (58,8%) denken echter dat zij daar wel professioneel mee kunnen omgaan. Bijna de helft van de negenhonderd adviseurs (48,2%) denkt niet dat het voor de fiscus in het mkb nu meer om de fiscaal intermediair draait dan om de ondernemer. Tenslotte blijven de fiscaal intermediair en het fiscale
A.G.Th.M. Schoenmakers FB – Volgens Twan Schoenmakers (47) heeft het beroep van belastingadviseur zeker toekomst. ‘Aan horizontaal toezicht zullen wij niet ontkomen, want de fiscus kan eigenlijk niet anders. Of je als kantoor mee moet gaan in deze ontwikkeling is zeer de vraag. Grenzen moet je kunnen verkennen, zo’n keurslijf past daar niet bij. De vraag is of je in de verdrukking komt als je niet meedoet.’ Schoenmakers heeft zijn mening niet bijgesteld na de stellingen van de sprekers. Moedig noemt hij vooral de presentatie van Meindert Brunia. ‘Brunia spreekt vanuit een ander maatschappelijk perspectief dan dat wij doen als belastingadviseurs. Ik had hiervoor op zich al begrip door mijn zitting in het Beconoverleg. De Belastingdienst zoekt nu eenmaal naar andere wegen om de belastingmoraal hoog te houden en commitment te krijgen.’ Schoenmakers is een voorstander van de fusie. ‘Fysiek kun je namelijk een grote mond hebben, maar je moet wel gewicht achter je hebben staan. Bij de ALV van de NFB stond ik wel te kijken dat het voorstel een gezamenlijk onderzoek te doen naar facultatief titelgebruik door ongeveer twee derde van de aanwezige leden werd gesteund.’ Zijn verwachting is dat op termijn de kwestie van het titelgebruik zich vanzelf oplost door de opleidingen. ‘Titels zijn voor veel mensen een vorm van nostalgie. Ik stel altijd de vraag “Verkoop je het vak op basis van je titel of op basis van je kennis en kunde?” Een titel is de erkenning en ondersteuning.’ Tot slot steunt hij Sylvester Schenk als het gaat om wettelijke erkenning van het beroep belastingadviseur. ‘Als wij het zuur over ons heen krijgen, dan ook het zoet.’
Een knap ingewikkelde driehoeksverhouding resultaat afhankelijk van de informatie die de ondernemer aanlevert. Vier van de tien belastingadviseurs (42,8%) vrezen echter dat de ondernemer voor de fiscus wel op de tweede plaats komt.
Administrateur Brunia: ‘Om de 1,3 miljoen ondernemingen in het mkb goed te controleren zou je zevenduizend fulltimecontroleurs moeten hebben en dat kan niet. Het fundamentele probleem is of je nog wel kunt werken met controle achteraf. Het controleproces is veel te complex geworden.’ Daarom heeft de Belastingdienst zich bezonnen op de contouren van een toezichtstrategie. Zo kan de Belastingdienst de belastingplichtigen een brief sturen waarin hij uiteenzet wat er aan de hand is én verzoekt of de belastingplichtige zelf de aangifte wil verbeteren. Brunia voorspelt verder dat de Belastingdienst volledig papierloos gaat werken en dat de uitstelregeling haar langste tijd heeft gehad.
Vak met toekomst G.J. Laan FB AA – Voormalig directeur-eigenaar Gerrit Laan (68) vindt het vak van belastingadviseur steeds meer een vak met toekomst. De belastingadviseur kan met zijn op de klant toegespitst advies een goede aanvulling zijn op een accountant. ‘Met de stelling van Sylvester Schenk “De mkb-belastingadviseur zal niet ontkomen aan een positionering, met als gevolg een (verdere) specialisatie binnen zijn of haar vakgebied” was ik het van harte eens. Een goede en duidelijke positionering is noodzakelijk om je te onderscheiden bij de klant en om te voorkomen dat de belastingadviseur een administrateur wordt. Een goed advies is het geld daardoor ook waard.’ In navolging hierop verwacht hij de komende jaren een verdere stijging van de omzet en winst.
Foto: Rias Immink
Meer ingang bij politiek Mr. H.A. Ancuta-Koning FB – Op de vraag of de belastingadviseur door horizontaal toezicht knel komt te zitten tussen twee loyaliteiten antwoordt Henriëtte Ancuta (50) bevestigend. ‘Hier speelt frictie. Om eerlijk te zeggen lig ik hier wakker van! Horizontaal toezicht zoals het nu is heeft te veel nadelen voor kleine ondernemers. Het maakt het vak moeizamer en complexer. Het betaalt zich bovendien niet uit voor de adviseur. Ook heeft het geen toegevoegde waarde voor de klant.’ >>
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register | Het Register
25
■ ■ ■ ■ ■ ■
RB-dag
De komende bezuinigingen dwingen de Belastingdienst nog doelmatiger te werken. Brunia: ‘Twintig procent bezuinigen betekent vijfduizend belastingambtenaren minder. Wat betekent dat voor u?’ Meer werk, denken zes van de tien belastingadviseurs (58%). Hetzij omdat zij meer fouten moeten herstellen (24,2%), hetzij omdat de Belastingdienst meer werkzaamheden aan de adviseur overdraagt (33,8%). Of dit perspectief de belastingadviseurs nu positiever stemt over het partnership met de Belastingdienst of niet, feit is dat na Brunia’s verhaal nog maar 46,5% van de belastingadviseurs (in plaats van 55,9%) zegt het onwenselijk te vinden dat zij partner worden van de Belastingdienst. Leo Stevens reageert niet enthousiast op Brunia’s schets. ‘Jij degradeert ons tot een stelletje administrateurs die informatiestromen verwerken. Dat is niet de essentie van de toegevoegde waarde die de belastingadviseur levert. Waar blijft zijn adviesfunctie? Ontwikkelt hij zich in de richting van de accountant en treedt hij meer op als administrateur? Of gaat hij in de richting van de advocaat die zegt pal voor het belang van zijn klant te staan?’ Een van de risico’s van horizontaal toezicht is volgens voorstander Stevens de juridisering die uitgaat van de convenanten. ‘Kan de adviseur straks nog bezig zijn met verkennend gedrag? Wat is een pleitbaar standpunt? Welke ruimte heb ik nog als belastingadviseur om de klant tussen de klippen van de regelgeving door te loodsen?’
Zoals veel anderen vraagt hij zich af wat er gebeurt met kantoren die geen convenant sluiten. Zullen zij ‘door de mangel worden gehaald’? De Bont vreest van wel en vertelt over de tendens dat Projectgroepen van de Belastingdienst aankondigen rechtstreeks brieven te gaan zenden aan klanten van belastingadvieskantoren. De adviseur zou dan welbewust worden gepasseerd. In een concreet geval stuurde de fiscus een brief waarin onder meer stond dat de klant had gekozen voor een constructie met een bepaalde grondvorm die de Belastingdienst als ‘fiscaal grensverkennend’ beschouwt. ‘Daarom gaan wij die krachtig bestrijden’, schreef de projectleidster. De Bont: ‘Als dit de trend wordt, vind ik dat een hele verontrustende ontwikkeling. De Belastingdienst wil creatieve structuren die de belastingafdracht minimaliseren keihard aanpakken en dreigt daarbij met boeten en strafrechtelijke vervolging. Dat is een weloverwogen strategie. Het begin van deze tendens is ingezet met convenanten en horizontaal toezicht. Vroeger had de inspecteur nog wel eens respect voor de creativiteit van een belastingadviseur, maar durft u bijvoorbeeld nog te klagen over te late teruggave als u een convenant heeft getekend?’
Creatief jurist
Ook de boete voor de medeplegende belastingadviseur past in de kortemettenmentaliteit van de Belastingdienst. Al zal die boete volgens De Bont niet zo gauw worden opgelegd als veel adviseurs vrezen, want het ministerie van Financiën moet ermee instemmen en heeft beloofd dat alleen te doen bij zwaardere fraudegevallen. De Bont: ‘Daarbij komt dat moet worden bewezen dat het medeplegen is gericht op het plegen van een delict. Dat komt niet vaak voor. Bewijs het maar eens.’ Aan de andere kant gebruikt de Belastingdienst zijn schaarse capaciteit wel steeds meer om voorbeelden te stellen. De Bont: ‘Een belastingadviseur aanpakken heeft veel meer impact.’ De belastingadviseur kan ook worden beboet als hij zijn meldingsplicht in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (Wwft) verzaakt. De Bont: ‘Wanneer moeten wij dan melden? De vage wetsbepalingen maken het volstrekt ondoenlijk de meldingsplicht na te leven. U bent geen doorgeefluik van de fiscus. U bent er om de belangen van de klant te behartigen en daarvoor moet de belastingadviseur soms burgerlijk ongehoorzaam zijn of niet soms?’ Bij aanvang van De Bonts verhaal is een krappe meerderheid van de adviseurs (51%) het met die stelling eens, maar na afloop is dat percentage gestegen tot 61,9. De Bont concludeert dat zijn betoog ‘niet voor niets’ is geweest. Het applaus klatert.
Foto: Rias Immink
Advocaat en hoogleraar belastingrecht Guido de Bont vindt een toekomst als ‘onbezoldigd opsporingsambtenaar’ voor de adviseur ‘deprimerend’. De Bont: ‘Uit commercieel oogpunt is er echter weinig op tegen om de rechtszekerheid van een convenant horizontaal toezicht als kantoor aan cliënten te kunnen aanbieden.’
26
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Opkomen voor belangen van leden behoort tot kerntaken RB
■ ■ ■ ■ ■ ■
>> Ancuta vindt het vak in de afgelopen jaren erg veranderd. Het beroep van belastingadviseur is in haar ogen erg mannengericht. Bovendien is er nu veel meer concurrentie dan vroeger. Een wettelijke erkenning van het beroep biedt in haar ogen dan ook uitkomst. ‘Op deze manier wordt de verhouding met de klant helder.’ Ook over de voorgenomen fusie is zij positief gestemd. ‘Het RB moet dé organisatie voor het mkb zijn. Punt van verbetering voor het RB is meer ingang krijgen bij de politiek, zodat de kleinere mkb-ondernemers ook meer aan bod komen in de Kamer.’
Foto: Rias Immink
Burgerlijk ongehoorzaam
Wettelijke erkenning Deze stoere flirt met burgerlijke ongehoorzaamheid druist in tegen de hang naar wettelijke erkenning van het beroep door de overheid. De meerderheid van de belastingadviseurs (54,7%) vindt wettelijke erkenning van het beroep gewenst, terwijl 37,1% dat niet gewenst vindt. Leo Stevens verklaart dit stemgedrag uit onzekerheid over de toekomstige rol van de belastingadviseur. In zijn ogen is wettelijke erkenning niet nodig om toegevoegde waarde te leveren aan de klant en om in Den Haag als pleitbezorger op te treden voor het mkb. Het mkb heeft als ‘buitenboordmotor’ van de Nederlandse economie namelijk grote behoefte aan vereenvoudigde belastingregels. Volgens Sylvester Schenk is de besluitvorming in het RB-bestuur over het streven naar wettelijke erkenning ‘nog niet afgerond’. Het bestuur wil in elk geval een combinatie van het slechtste van twee werelden voorkomen, namelijk een quasi-erkenning met alleen maar plichten en zonder rechten, bijvoorbeeld door een voorkeursbehandeling voor kantoren en/of adviseurs met een getekend convenant. In die situatie zal er nog eens uitdrukkelijk naar erkenning moeten worden gekeken. Schenk staat enigszins ambivalent tegenover een grotere rol voor het RB bij het wetgevend proces. ‘In Den Haag kom je op voor de belangen van je leden en hun klanten en dat behoort tot de kerntaken van het RB. Als in het proces van wetgeving echter structureel consultatierondes worden ingelast, is onze deelname daaraan een vorm van dienstverlening die zich meer richt op de samenleving in het algemeen dan op onze achterban. Of je je daarvoor wilt lenen is voor mij nog geen uitgemaakte zaak, alleen al gelet op de effectiviteit daarvan en de daarmee gepaard gaande kosten en tijdsbeslag.’ ■
H.P.F. Bekkers CB – Harrie Bekkers vindt het vak nog steeds erg interessant en ziet de uitoefening ervan breder dan de wet. Bekkers heeft voornamelijk langdurige klantrelaties. ‘Daar komt veel bij kijken. Je groeit mee met de klant, vanaf het starten van een bedrijf tot aan de advisering en begeleiding bij een bedrijfsoverdracht.’ Een van de stellingen van Leo Stevens was of de wettelijke erkenning van het beroep belastingadviseur gewenst is. Bekkers is het hiermee niet helemaal eens en ziet het niet zwart-wit. ‘Een wettelijke erkenning zou volgens mij onder voorwaarden mogen plaatsvinden, maar alleen als belastingadviseurs niet te veel aan regels worden gebonden, zoals accountants. Een klantgericht advies moet voorop staan en niet alleen zijn afgestemd op gestelde regels.’ Bekkers is het er dan ook, binnen grenzen, mee eens dat de belastingadviseur soms burgerlijk ongehoorzaam moet zijn. ‘Belangrijk is de eigen verantwoordelijkheid in het advies dat je geeft.’ Bekkers is voorstander van een fusie, maar vindt wel dat er een groot verschil is tussen de leden onderling. ‘Een manier om deze verschillen te overbruggen is het organiseren van gezamenlijke vaktechnische bijeenkomsten.’ Een kritisch puntje wellicht is dat hij nog niet zoveel merkt van de samenwerking. De samenwerking is vooral zichtbaar door de RB-uitingen.
Weinig in populaire media Mr. A.A.P. van Houts FB – Diverse stellingen zijn op 11 juni de revue gepasseerd. In antwoord op de eerste stelling van Leo Stevens laat zelfstandig Federatie belastingadviseur Arthur van Houts (43) weten: 'Ja, ik zou mijn kinderen ook aanraden belastingadviseur te worden. Allereerst is er voldoende afwisseling binnen het vak. Mijn vader zei tegen mij altijd over zijn werk “ik ben de helft van de tijd maatschappelijk en de helft van de tijd met het vak bezig”. Dat is belangrijk en zo zie ik het ook.’ Van Houts ziet voor de belastingadviespraktijk een goede toekomst tegemoet. Hij verwacht zeker voor het mkb-advieskantoor de komende jaren een stijging in zowel de omzet als de winst. In de toekomst heeft wettelijke erkenning van het beroep belastingadviseur echter wel zijn voorkeur. ‘Op deze manier komt er een onderscheid tussen gekwalificeerde en niet-gekwalificeerde adviseurs. Dat is beter voor onze relaties. Wij mogen anders puin ruimen.’ Over de voorgenomen fusie van NFB en CB is hij positief. Hij benadrukt het goede en brede opleidingsaanbod van het RB. Verder merkt hij op dat de verenigingen steeds meer gezamenlijk optreden. ‘Het is belangrijk dat we ons als RB voldoende profileren. De naam RB kom ik nog te weinig tegen in de populaire media.’
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register | Het Register
27
IN
Jurisprudentie en wetgeving
■ ■ ■ ■ ■
Inkomstenbelasting ■
Aftrek lijfrentepremie ondanks ruisende ‘dooroverdracht’ Berekening ondernemersaftrek buitenlandse ondernemers ■ Nieuw besluit over lijfrenten ■
29 29 29
■
Vennootschapsbelasting ■
Voorziening voor terugbetaling entreegeld Bij ‘thincap’ effectieve zeggenschap relevant ■ Afwaardering lening met milde voorwaarden toegestaan ■
■
30 30 30
■
30%-regeling ook over later genoten optie-inkomen Arbeidongeschiktheid vermindert gebruikelijk loon dga niet
31 31
Inkomstenbelasting
Fiscus mag niet te vroeg heffingsrente berekenen Geen reactie fiscus wekte vertrouwen
31 32
Omzetbelasting ■ ■
Loonbelasting ■
Formeel belastingrecht
Nieuwe berekening btw-correctie privégebruik pand Kwartaalaangifte btw verlengd
32 32
Arbeidsrecht ■
Korting bonus wegens zwangerschapsverlof toegestaan
33
(zie Het Register nr. 5/2010 p.28). In een nieuw besluit legt de demissionair minister van Financiën uit hoe de
2010/48 Aftrek lijfrentepremie ondanks ruisende ‘dooroverdracht’ Onlangs heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een stakingslijfrente nog steeds aftrekbaar is als een IB-onderneming ruisend in een holding wordt ingebracht en vervolgens door de holding in een werkmaatschappij wordt ingebracht. Twee notarissen dreven hun praktijk in de vorm van een maatschap. Op 1 januari 2004 droegen zij hun onderneming ruisend over aan een houdstermaatschappij. De notarissen bedongen daarbij een lijfrente tot het bedrag van de stakingswinst en de afname van de oudedagsreserve. Dezelfde dag vond een dooroverdracht plaats doordat de houdstermaatschappij de onderneming overbracht naar twee werkmaatschappijen. Dit gebeurde tegen uitreiking van aandelen en een creditering. De Belastingdienst zag in deze dooroverdracht een reden de stakingslijftrenteaftrek te weigeren. De inspecteur legde de notarissen daarom een navorderingsaanslag inkomstenbelasting op. Belanghebbenden brachten de zaak uiteindelijk voor de Hoge Raad. Deze oordeelde dat als een holdingmaatschappij de onderneming onmiddellijk dooroverdraagt aan een 100%-werkmaatschappij van die holding, het recht op lijfrentepremieaftrek van belanghebbende in stand blijft. Het feit dat de dooroverdracht van de onderneming niet alleen tegen nieuw uitgereikte aandelen maar ook voor een deel tegen creditering plaatsvindt, doet daaraan volgens de Hoge Raad niets af. De lijfrentepremieaftrek bleef dus in stand en de navorderingsaanslag werd vernietigd. ■
Hoge Raad, 7 mei 2010, LJN: BM3283
2010/49 Berekening ondernemersaftrek buitenlandse ondernemers Op 18 maart 2010 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat de uren die een buitenlandse ondernemer met een Nederlandse vaste inrichting besteedt aan de buitenlandse onderneming ook meetellen voor het urencriterium
ondernemersaftrek dan moet worden berekend.
Voor de meeste onderdelen van de ondernemersaftrek gelden naast het urencriterium aanvullende voorwaarden. In het nieuwe besluit wijst de minister erop dat de zelfstandigenaftrek, meewerkaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid afhankelijk zijn van de winst uit onderneming. Daarbij geldt dat binnenlandse en buitenlandse ondernemers de winst van buitenlandse ondernemingen ook in aanmerking moeten nemen voor de berekening van de hoogte van de winstafhankelijke onderdelen van de ondernemersaftrek. De ondernemersaftrek moet eerst in mindering worden gebracht op de Nederlandse winst. Is de Nederlandse winst minder dan de ondernemersaftrek, dan wordt het verschil afgetrokken van de buitenlandse winst. Deze bepaling geldt met terugwerkende kracht vanaf 18 maart 2010. De minister overweegt bij de volgende wijziging van het Besluit ter voorkoming dubbele belasting dit besluit zo aan te passen dat de ondernemersaftrek pro rata wordt verdeeld over de Nederlandse en de buitenlandse winst. ■
Ministerie van Financiën, 10 juni 2010, nr. DGB2010/2574M
2010/50 Nieuw besluit over lijfrenten In een geactualiseerd besluit heeft de demissionair minister van Financiën bepaald dat bij afkoop van een lijfrentepolis ook rekening wordt gehouden met niet-afgetrokken premies. De actualisatie van het besluit is nodig, omdat sinds 1 januari 2009 het lijfrenteregime is aangepast. Tot die datum vielen lijfrente(spaar)producten alleen in box 1 voor zover de premie of inleg was afgetrokken als een uitgave voor inkomensvoorzieningen. Voor zover de premie/inleg niet aftrekbaar was viel de polis in box 3. Sinds 1 januari 2009 vallen lijfrenten in beginsel geheel in box 1. Door middel van de saldomethode wordt alsnog rekening gehouden met het feit dat sommige premies/inlegbedragen niet aftrekbaar waren; de uitkeringen zijn pas belast voor zover zij in totaal de niet-aftrekbare premies overschrijden. Al eerder was bepaald dat
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
29
■ ■ ■ ■ ■
premies die in verband met tot en met 13 september 1999 afgesloten lijfrenteovereenkomsten zijn betaald maar niet zijn afgetrokken, tot dergelijke niet-aftrekbare premies worden gerekend.
Jurisprudentie en wetgeving
met een mogelijke opzegging van de erfpacht van het desbetreffende golfterrein. Het hof vond deze risico’s niet aannemelijk en stelde daarom het bedrag van de voorziening op ongeveer € 680.000. ■
Hof Arnhem, 11 mei 2010, LJN: BM6774
Saldomethode Onder de saldomethode behoren premies die na 13 september 1999 tot en met 2008 zijn betaald maar niet zijn afgetrokken, tot de niet-afgetrokken premies voor zover zij hebben geleid tot box 3-vermogen. Hetzelfde geldt voor premies die op basis van een na 13 september 1999 afgesloten lijfrenteovereenkomst zijn betaald. Bij afkoop van een lijfrentepolis houdt de fiscus echter geen rekening met de niet-aftrekbaarheid van de premies. De minister keurt daarom goed dat de eerdergenoemde niet-afgetrokken premies en inleggelden onbelast kunnen worden uitgekeerd. Belanghebbenden moeten dan wel aannemelijk maken dat de premies niet zijn afgetrokken. Al onder het oude besluit was het zo dat na 2008 betaalde maar niet-afgetrokken premies en inlegbedragen bij uitkering van de polis tot een bedrag van € 2269 tot niet-aftrekbare premies voor de saldomethode kwalificeerden. Door een wijziging van het besluit geldt dit ook bij afkoop van de polis. Bovendien is de beperking van € 2269 voor in 2009 betaalde premies komen te vervallen. ■
Ministerie van Financiën, 10 mei 2010, nr. DGB2010/287M
Vennootschapsbelasting
2010/51 Voorziening voor terugbetaling entreegeld
2010/52 Bij ‘thincap’ effectieve zeggenschap relevant Als meerdere bv’s op basis van onderlinge zeggenschap een groep vormen, kan de rente op onderling verstrekte leningen door de ‘thin-capitalizationregeling’ (hierna: thincapregeling) worden beperkt. Bij de groepstoets is niet de formele maar de effectieve zeggenschap relevant. Twee horecaondernemers wilden een samenwerkingsverband opzetten en hadden daarom via hun persoonlijke holdings een bv opgericht waarin de holdings de aandelen in de werkmaatschappijen onderbrachten. De ene holding had een belang van 60% in de bv en de andere holding bezat de resterende 40%. De bv was voor een zeer groot deel gefinancierd door de holdings. Volgens de inspecteur was er sprake van overmatige groepsfinanciering met vreemd vermogen. Hij stelde dat daardoor de thincapregeling van toepassing was, zodat de bv het verschil tussen de aan de holdings betaalde en van de werkmaatschappijen ontvangen rente niet mocht aftrekken. De bv was het daarmee niet eens en ging in beroep.
Holdings buiten de groep Onlangs heeft Hof Arnhem geoordeeld dat een voorziening mag worden gevormd voor terug te betalen entreegelden, mits belanghebbende geen invloed kan uitoefenen op de vervulling van de voorwaarden voor de terugbetaling. Belanghebbende bv exploiteerde een golfbaan waarop diverse categorieën spelers – waaronder (aspirant-)jeugdleden, bedrijfsleden, jaarleden en gewone leden – speelden. De gewone leden waren de enige leden die entreegeld moesten betalen. De bv was verplicht ten minste 70% van het entreegeld terug te betalen als er aan het einde van de overeenkomst ten aanzien van een individuele speler een wachtlijst van tien of meer potentiële spelers was. In de praktijk kwam dit bijna altijd voor. Belanghebbende vormde dan ook op 31 december 2003 een voorziening van ruim € 1,3 miljoen. De Belastingdienst accepteerde deze voorziening niet. Het geschil kwam uiteindelijk voor Hof Arnhem.
Objectieve voorwaarde buiten invloedsfeer bv Het hof stede dat als op de balansdatum juridische betalingsverplichtingen bestaan waarvan het bedrag in redelijkheid kan worden vastgesteld, de bv deze verplichtingen op haar balans moet vermelden. Dit geldt ook als dergelijke verplichtingen een voorwaardelijk karakter hebben, mits deze voorwaarde objectief is. De voorwaarde moet dus buiten de invloedsfeer van beide partijen liggen. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van een wachtlijst een dergelijke objectieve voorwaarde vormde. De bv had de voorziening echter op een te hoog bedrag gezet. De bv wilde namelijk ook rekening houden met de mogelijkheid dat zij een overeenkomst zou opzeggen en
30
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Het hof benadrukte dat er voor toepassing van de thincapregeling sprake is van een groep als bv’s een economische eenheid vormen doordat zij organisatorisch met elkaar zijn verbonden. Er zou in dit geval sprake zijn van een economische eenheid als de holding met het 60%-belang de gemeenschappelijke strategie van de groepsmaatschappijen kon voeren. Deze strategie moest bij een geschil kunnen worden doorgezet met instandhouding van de groep. Volgens het hof was er in deze zaak echter sprake van een joint venture. Er was namelijk ondertussen een geschil ontstaan tussen de twee holdings waarbij de joint venture was beëindigd. De holding met het 60%-belang bleek haar formele zeggenschap dus niet te kunnen effectueren. Het hof oordeelde dat het hierdoor duidelijk was dat de holding geen deel uitmaakte van de groep, zodat de fiscus de thincapregeling niet mocht toepassen. Het hof stelde de bv in het gelijk. ■
Hof Den Haag, 26 mei 2010, LJN: BM6503
2010/53 Afwaardering lening met milde voorwaarden toegestaan Hof Arnhem heeft recent geoordeeld dat de Belastingdienst de afwaardering van een lening onder milde voorwaarden moet accepteren, mits de lening zakelijk is. Belanghebbende management-bv stelde haar dga ter beschikking aan een holding waarin de dga een belang hield van 32,5%. In de jaren 1997–2002 ontving belanghebbende daarvoor van de holding
■ ■ ■ ■ ■
managementvergoedingen. In februari 1997 verstrekte belanghebbende aan de holding een lening van ƒ 250.000 (€ 113.445) voor een periode van aanvankelijk twaalf maanden tegen een rente van 10%. De holding betaalde echter niets aan aflossing of rente. De management-bv schreef daarom de rente bij de hoofdsom bij. Toen de holding verder in betalingsproblemen raakte was de bank alleen bereid de holding te financieren als belanghebbende ook zou bijspringen. Bovendien moest belanghebbende haar geldleningen achterstellen. Zij ging daarmee akkoord. Aan het einde van 2002 waardeerde de management-bv haar vordering op de holding af tot nihil. De inspecteur vond dat de lening onder zulke onzakelijke voorwaarden was aangegaan dat zij viel aan te merken als een verkapte deelname in de holding. Hij legde belanghebbende dan ook een aanslag vennootschapsbelasting op die afweek van de aangifte. Het geschil kwam uiteindelijk voor Hof Amsterdam. Het hof stelde dat belanghebbende de vordering mocht afwaarderen, omdat deze eind 2002 in feite niets meer waard was en de leningsvoorwaarden bij het aangaan van de lening niet onzakelijk waren. Het was immers toen niet bij voorbaat duidelijk dat de holding de schuld nooit zou aflossen. Het gebrek aan bedongen zekerheid werd gecompenseerd met een hoge rente en een (aanvankelijke) korte looptijd. Dat de leningsvoorwaarden voor belanghebbende later verslechterden was te verantwoorden vanuit haar positie als leverancier. Zou zij immers niet akkoord zijn gegaan met het voorstel van de bank, dan liep de continuïteit van de holding gevaar en zou belanghebbende een afnemer kunnen verliezen. Het hof constateerde dat het aandeelhoudersbelang van de dga in de holding geen doorslaggevende rol speelde, omdat het om een minderheidsbelang ging en de dga verder geen connecties had met de holding. Al met al had de managementbv vanuit haar oogpunt als leverancier en belegger (en dus zakelijk) gehandeld. Het hof verminderde de aanslag conform de uitspraak. ■
Hof Arnhem, 27 april 2010, LJN: BM6051
Loonbelasting
2010/54 30%-regeling ook over later genoten optie-inkomen Onlangs heeft Rechtbank Breda geoordeeld dat de 30%-
verblijven door de ingekomen werknemer. Dit geldt ook voor de 30%regeling, aangezien de wetgever bij de overgang van de 35%-regeling naar de 30%-regeling geen wijziging had beoogd over de geldigheidsduur van deze regelingen. Verder gaf de rechter aan dat de 30%-regeling geldt voor alle loon uit dienstbetrekking voor het verblijf in Nederland en niet alleen voor dat inkomen dat is genoten tijdens het verblijf in Nederland. Er geldt volgens de rechtbank dus geen beperking voor de inkomsten waarop de 30%-regeling van toepassing is, maar alleen een beperking in de tijd dat de 30%-regeling toepasbaar is voor een werknemer. De rechtbank verminderde dan ook het bedrag van de aanslag. Overigens is deze uitspraak hoger beroep aangetekend. ■
Rechtbank Breda, 10 maart 2010, LJN: BL8858
2010/55 Arbeidongeschiktheid vermindert gebruikelijk loon dga niet Onlangs oordeelde Hof Amsterdam dat (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid niet per definitie tot een lager gebruikelijk loon voor een dga leidt. Belanghebbende dga was vanwege een langdurige burn-out in 1991 voor 65% arbeidsongeschikt verklaard. Toch verrichte hij activiteiten op het gebied van bedrijfsadvies voor zijn bv. Hij ontving in de jaren 1998–2001 van zijn bv een salaris dat steeds onder de ƒ 20.000 (€ 9076) lag. De Belastingdienst corrigeerde het fiscale loon over deze periode naar het gebruikelijke loon van ƒ 84.000 (€ 38.117). Belanghebbende was het daarmee niet eens en tekende beroep aan tegen deze correcties. Uiteindelijk kwam de zaak voor Hof Amsterdam. Deze zag in de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van belanghebbende geen reden het gebruikelijk loon te verminderen. Gezien het door de bv gehanteerde uurtarief aan derden voor het door de dga verrichtte advieswerk had belanghebbende zelfs als arbeidsongeschikte een verdiencapaciteit van ongeveer ƒ 89.000 (€ 40.386). Belanghebbende stelde nog dat zijn WAO-uitkering van het gebruikelijk loon zou moeten worden afgetrokken. Het hof oordeelde echter dat de uitkering juist werd verstrekt ter compensatie van de door de arbeidsongeschiktheid verminderde verdiencapaciteit, zodat de WAO-uitkering het gebruikelijk loon niet verminderde. Het hof oordeelde dan ook dat de fiscus het gebruikelijk loon terecht had gesteld op ƒ 84.000. ■
Hof Amsterdam, 25 maart 201o, LJN: BM1893
regeling ook van toepassing is op inkomsten uit opties die een werknemer na zijn vertrek uit Nederland behaalt.
Formeel belastingrecht Belanghebbende was een Amerikaan die van 2002 tot en met 2005 in Nederland woonde en als statutair bestuurder werkte. Eind 2005 keerde hij terug naar de Verenigde Staten. Belanghebbende had vanaf 2002 recht op toepassing van de 30%-regeling. Tijdens zijn dienstbetrekking kreeg hij aandelenopties toegekend die pas na 2005 onvoorwaardelijk werden. In 2006 zijn de opties uitgeoefend waaruit belanghebbende een voordeel ontving van ruim € 2 miljoen. Bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting was de inspecteur ervan uitgegaan dat het voordeel uit de opties niet onder de 30%-regeling viel, omdat belanghebbende inmiddels niet meer in Nederland verbleef. Belanghebbende tekende beroep aan tegen de aanslag. De rechtbank stelde dat de maximumtoepassingsduur van de oude 35%-regeling onafhankelijk was van het al dan niet meer in Nederland
2010/56 Fiscus mag niet te vroeg heffingsrente berekenen Hof Arnhem heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat het berekenen van heffingsrente over een belastbaar inkomen in de periode waarin dit inkomen nog niet is genoten in strijd is met Europees recht. Belanghebbende had op 30 november 2006 zijn aanmerkelijk belangaandelen verkocht en daarbij een winst van € 70 miljoen
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
31
■ ■ ■ ■ ■
behaald. De inkomstenbelasting over deze winst bedroeg € 17,5 miljoen. Op 9 februari 2007 ontving hij een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2006 inclusief ongeveer € 450.000 aan heffingsrente. Bijna € 300.000 van de heffingsrente had betrekking op de periode van 1 juli 2006 tot 1 december 2006. Vóór 1 januari 2010 berekende de fiscus namelijk de heffingsrente in een aanslag inkomstenbelasting over de periode die halverwege het belastingtijdvak begon en eindigde op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet. Belanghebbende vond dat de Belastingdienst geen heffingsrente mocht berekenen over een periode waarin hij de belastbare winst uit aanmerkelijk belang nog niet had genoten. Uiteindelijk bracht belanghebbende de zaak voor het hof.
Strijdigheid met EVRM Het hof oordeelde dat de door de fiscus gehanteerde berekeningswijze weliswaar niet in strijd was met de nationale wetgeving, maar de berekening was wel degelijk in strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Het EVRM stelt namelijk in zijn Eerste Protocol dat de fiscus zich moet houden aan het beginsel van ‘fair balance’. Dit betekent dat de inspecteur best een vergoeding in rekening mag brengen ter compensatie van het liquiditeitsnadeel dat hij lijdt doordat er enige tijd zit tussen het genieten van belastbaar inkomen en het opleggen van de aanslag. De compensatie moet wel redelijk uitpakken voor de belastingplichtige. In dit geval had de inspecteur echter over vijf maanden waarin belanghebbende geen winst uit aanmerkelijk belang had genoten heffingsrente berekend. Dit vormde een buitensporig nadeel voor belanghebbende, zodat er van ‘fair balance’ geen sprake was. Het hof verminderde daarom het bedrag aan heffingsrente tot een bedrag van ongeveer € 150.000, het bedrag aan heffingsrente over de periode 1 december 2006 tot 9 februari 2007. ■
Hof Arnhem, 1 juni 2010, LJN: BM7225
2010/57 Geen reactie fiscus wekte vertrouwen Onlangs heeft Hof Amsterdam benadrukt dat als de inspecteur niet reageert op een uitdrukkelijk verzoek tot het innemen van een standpunt, dit vertrouwen wekt bij belanghebbende. Belanghebbende had in 2000 een stichting opgericht. Het statutaire doel van de stichting was het signaleren van structurele knelpunten, het oplossen van problemen die personen of instanties ondervinden en het bevorderen van constructieve ontwikkeling op de terreinen van onderwijs, rechtsbescherming en zorg. Belanghebbende vervulde de bestuursfunctie voor de stichting waarbij hij afzag van enige vergoeding. Belanghebbende merkte dit aan als een aftrekbare gift. Belanghebbende voegde bij zijn aangifte inkomstenbelasting 2000 een specificatie van de giften toe alsmede een verzoek de opgerichte stichting te erkennen als een algemeen nut beogende instelling (anbi). De inspecteur gaf geen antwoord op dit verzoek. Belanghebbende trok zijn ‘giften’ aan de stichting ook in de jaren 2001–2003 af. De Belastingdienst volgde steeds de aangifte. Toen belanghebbende de giftenaftrek in zijn aangiftes over 2004 en 2005 claimde weigerde de fiscus echter de afrek. De inspecteur gaf als reden op dat de stichting niet als een anbi kwalificeerde. Belanghebbende ging hierop in beroep.
32
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Jurisprudentie en wetgeving
Gewekt vertrouwen Belanghebbende stelde voor het hof dat hij zijn giften ook in 2004 en 2005 mocht aftrekken, omdat de inspecteur bij hem het vertrouwen had gewekt dat deze aftrekbaar waren. Het hof oordeelde dat aangezien belanghebbende in zijn aangifte de inspecteur nadrukkelijk had verzocht een standpunt in te nemen over de status van de stichting als anbi en daarmee ook over de aftrekbaarheid van de giften, de non-reactie van de inspecteur vertrouwen had gewekt Overigens gold dit gewekte vertrouwen niet voor de hoogte van de aftrekbare giften. De fiscus mocht de hoogte van de giften wel toetsen. Het hof concludeerde dat belanghebbende de hoogte van de gift niet aannemelijk had gemaakt. Het hof oordeelde dat de giften in 2004 en 2005 wel aftrekbaar waren op grond van het vertrouwensbeginsel, maar paste wel het bedrag aan aftrekbare giften aan. ■
Hof Amsterdam, 29 april 2010, LJN: BM5664
Omzetbelasting
2010/58 Nieuwe berekening btw-correctie privégebruik pand De demissionair minister van Financiën heeft een wetsvoorstel ingediend waarin hij een nieuwe berekening van de btw-correctie wegens privégebruik van panden bepleit. Volgens de voorgestelde methode blijft bij aanschaf van een pand de aftrek van voorbelasting in eerste instantie beperkt tot het zakelijk gebruik. Via een correctiemechanisme wordt vervolgens rekening gehouden met schommelingen tussen het zakelijk gebruik en privégebruik. Dit correctiemechanisme zal aansluiten op de al bestaande herzieningsregeling. De huidige herzieningsregeling ziet op veranderingen in het gebruik voor btw-belaste en btw-vrijgestelde prestaties. Als gedurende de eerste tien jaar waarin de onroerende zaak wordt gebruikt de verhouding in het gebruik verandert, wordt een tiende van het bedrag aan vooraftrek gecorrigeerd. De voorgestelde regeling betekent eigenlijk een terugkeer naar de ‘oude’ regeling van de Belastingdienst vóór het arrest Charles en Charles-Tijmens. ■
Ministerie van Financiën, 7 juni 2010, nr. DV/2010/209 U
2010/59 Kwartaalaangifte btw verlengd Wegens succes is de verruimde mogelijkheid per kwartaal aangifte btw te doen verlengd. Belanghebbenden kunnen ook in 2011 kiezen of ze hun btw-aangifte per kwartaal of per maand doen. De verruimde mogelijkheid tot kwartaalaangifte ontstond in 2009. Het was in eerste instantie de bedoeling dat de tijdelijke crisismaatregel eind 2010 zou vervallen, maar vanwege het succes wordt de regeling met een jaar verlengd. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat steeds meer ondernemers hun btw-afdracht per kwartaal regelen. De afgelopen anderhalf jaar maakten ruim honderdduizend ondernemers de overstap naar de kwartaalaangifte. ■
Nieuwsbericht ministerie van Financiën, 28 mei 2010
■ ■ ■ ■ ■
■ Aangenomen TK
■ Eindverslag TK
■ Nota n.a.v. verslag TK
■ Verslag TK
■ Wetsvoorstel +MvT TK
De stand van Zaken
Wetgeving
Belanghebbende had sinds 1 januari 2004 recht op het bonusplan van haar werkgever als aanvulling op haar vaste inkomen. Onder deze bonusregeling werd bij langdurige ‘inactiviteit’ (bijvoorbeeld door ziekte) de bonus naar rato uitgekeerd. De regeling merkte een
■
Hof Arnhem, 27 april 2010, LJN: BM2034
■ Staatsblad EK
zwangerschapsverlof.
■ Aangenomen EK
bonus over de periode dat zij afwezig is wegens
■ Eindverslag EK
een zwangere werkneemster mag korten op haar
■ Memorie van Antwoord EK
Uit een recente hofuitspraak blijkt dat een werkgever
■ Voorlopig verslag EK
2010/60 Korting bonus wegens zwangerschapsverlof toegestaan
inactiviteit met een verwachte duur van een maand of langer aan als een langdurige inactiviteit. Belanghebbende was in 2004, 2006 en 2007 voor langere periodes afwezig geweest wegens zwangerschappen. De werkgever had in die jaren de bonus verrekend, zodat belanghebbende ruim € 3000 minder aan bonus ontving. Zij verzocht haar werkgever dat bedrag alsnog uit te keren. Toen deze weigerde stapte belanghebbende naar de rechter. Deze oordeelde dat het naar rato betalen van de bonus geen verboden discriminatie is. Het Europese Hof van Justitie heeft namelijk al eerder beslist dat tijdens afwezigheid door zwangerschapsgerelateerde ziekte op een beloning mag worden gekort, als zij maar hetzelfde wordt behandeld als een mannelijke werknemer die afwezig is wegens ziekte. Dat was in deze zaak het geval. In de bonusregeling in deze zaak speelde de oorzaak van de ziekte geen rol, omdat het criterium ‘inactiviteit’ was.
■ Wetsvoorstel EK
Arbeidsrecht
Wet kilometerprijs * (32 216) Indexeren eigenwoningforfait * (32 303) Rechtsbescherming bij controlehandelingen (30 645) Btw-tarief levende dieren * (30 922) Wet uniformering loonbegrip * (32 131) Wijziging AOW, IB en LB i.v.m. de verhoging van de AOW-leeftijd * (32 247) Wijziging AOW i.v.m. mogelijkheid om ouderdomspensioen op een later tijdstip te laten ingaan * (31 774) Wet introductie premiepensioeninstellingen (31 891) Wijziging van de Wet OB i.v.m. aanpak constructies met (on)roerende zaken * (30 061) Vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (31 058) Invoeringswet titel 7.13 BW (31 065)
* Wetsvoorstellen op de lijst van controversiële onderwerpen Tweede Kamer.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
33
■ ■ ■ ■ ■
Niet tijdig beslissen op ingediend bezwaarschrift heeft consequenties
B
elanghebbende kan tegen een voor bezwaar vatbare beschikking binnen zes weken na dagtekening daarvan in bezwaar komen. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend als het vóór het einde van de termijn is ontvangen dan wel vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb). Een belanghebbende is strikt aan deze termijnen gebonden en bij overschrijding van de termijn wordt zijn bezwaar niet ontvankelijk verklaard. Behalve wanneer hij aannemelijk maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het overheidsorgaan dat het bezwaarschrift ontvangt zendt een ontvangstbevestiging waarin de standaardformulering is opgenomen binnen welke termijn uitspraak wordt gedaan. In de notitie ‘Termijnen voor bestuur en rechter’1 is uitgebreid stilgestaan bij de problematiek dat regelmatig niet binnen de genoemde termijn uitspraak wordt gedaan en dat de burger die hiermee wordt geconfronteerd eigenlijk niet over een adequaat rechtsmiddel beschikt. Artikel 6:2 Awb stelt het niet tijdig nemen van een besluit gelijk aan een besluit zodat hiertegen in bezwaar en beroep kan worden gekomen. Dit betekent echter dat
een normale procedure wordt doorlopen met als geschilpunt het niet tijdig nemen van een beslissing. Het inhoudelijke geschil wordt niet behandeld. Na het doorlopen van deze procedure, waarmee enige maanden was gemoeid, had belanghebbende dan een uitspraak ten aanzien van de vraag of er daadwerkelijk sprake was van het niet tijdig nemen van een beslissing. Om de rechtsbescherming te vergroten is het wetsvoorstel ‘Beroep bij niet tijdig beslissen’2 ingediend. Dat wetsvoorstel is later toegevoegd aan het wetsvoorstel ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen’. Met ingang van 1 oktober 20093 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. In het navolgende wordt op de consequenties van deze wet ingegaan. Daarbij wordt allereerst ingegaan op de vraag wanneer de Belastingdienst niet tijdig is met het nemen van een beslissing op bezwaar. Hierna wordt ingegaan op de vereisten waaraan moet worden voldaan om te voorkomen dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Hierbij wordt ingegaan op het door de Belastingdienst ontwikkelde formulier ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen’. Ten slotte worden de procedure en de uitspraakmogelijkheden besproken. De slotbeschouwing geeft antwoord op de vraag of de bedoeling van de wetgever met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen
Foto: Hugo Thomassen
De invoering van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen geeft belanghebbenden niet alleen de mogelijkheid met versnelling een uitspraak op bezwaar te verkrijgen, maar onder omstandigheden ook een dwangsom. Relevant zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Daarnaast wordt de vraag beantwoord of belanghebbende tegelijkertijd het inhoudelijke geschil aan de rechter kunnen voorleggen.
Rosery NiessenCobben Mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben is belastingadviseur/ specialist formeel belastingrecht bij Wehrens, Mennen & de Vries Belastingadviseurs N.V. in Roermond.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
35
■ ■ ■ ■ ■
Niet tijdig beslissen
daadwerkelijk wordt bereikt, te weten het vergroten van de rechtsbescherming van belanghebbenden.
Wanneer is sprake van niet tijdig beslissen? Voordat een belanghebbende een beroepschrift kan indienen wegens niet tijdig beslissen moet worden vastgesteld dat de Belastingdienst in gebreke is. Ingevolge artikel 7:10, lid 1 Awb beslist de Belastingdienst binnen zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze termijn wijkt af van de vroeger in de ontvangstbevestiging opgenomen standaardzin dat binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak op bezwaar zou worden gedaan. De zeswekentermijn wordt opgeschort met de termijn die aan belanghebbende wordt verleend als door de Belastingdienst wordt geconstateerd dat het bezwaarschrift
Extra proceshandelingen verlengen beslistermijn niet aan alle wettelijke voorwaarden voldoet (artikel 6:6 Awb). In afwijking van de regeling die geldt voor het verlenen van uitstel voor het doen van belastingaangifte geldt hier dat de uitspraaktermijn wordt verlengd met de termijn tot de dag waarop het verzuim is hersteld of tot de dag waarvoor de gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 7:10, lid 2 Awb). Met name de eerste verlenging levert telkens wisselende perioden op. Belanghebbende heeft zijn bezwaarschrift ingediend. Door de Belastingdienst wordt een verzuim geconstateerd waarvoor aan belanghebbende een termijn van vier weken wordt gegund waarbinnen hij dit verzuim moet herstellen. Na twee weken heeft belanghebbende bijvoorbeeld het verzuim hersteld. De verlenging van de uitspraaktermijn bedraagt dan twee weken. Als belanghebbende echter niet reageert, wordt de uitspraaktermijn met vier weken verlengd. Verder heeft de Belastingdienst de mogelijkheid om de uitspraak op bezwaar voor ten hoogste zes weken te verdagen (artikel 7:10, lid 3 Awb). De Hoge Raad4 heeft hieromtrent geoordeeld dat de Belastingdienst van de verdaging schriftelijk mededeling moet doen vóórdat de primaire beslistermijn is verstreken. In de wettekst is van de mogelijkheid tot verdaging van de uitspraak geen motiveringsverplichting opgenomen. Dit kan ertoe leiden dat zonder redelijke grond de uitspraak op bezwaar wordt verdaagd. Met andere woorden, als een soort automatisme is de beslistermijn al op twaalf weken gesteld. Mij lijkt dat moet worden voorkomen dat een verdaging een automatisme is of wordt. Er moet een afweging plaatsvinden tussen de verdaging en de belangen van belanghebbende nu elke verlening voor de laatste kosten (verschuldigde invorderingsrente) meebrengen.5
36
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Verder uitstel is mogelijk voor zover: ■ alle belanghebbenden daarmee instemmen; ■ de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad; of ■ dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.6 Uitermate relevant is dat de wet voorschrijft dat de Belastingdienst schriftelijk mededeling doet aan belanghebbende als toepassing is gegeven aan artikel 7:10, lid 2, 3 of 4 Awb! Met andere woorden, zodra de Belastingdienst niet binnen de eerste zes weken uitspraak op bezwaar kan doen, moet belanghebbende daarvan bericht ontvangen. De praktijk laat echter een ander beeld zien. Als het bezwaarschrift van belanghebbende niet aan de wettelijke voorwaarden voldoet, wordt betrokkene wel gewezen op deze verzuimen en wordt hem verzocht deze binnen een bepaalde termijn te herstellen. Er wordt echter geen melding gemaakt dat daardoor de termijn waarbinnen de Belastingdienst uitspraak op bezwaar doet eveneens met deze termijn wordt verlengd. Van de toepassing van artikel 7:10, lid 3 Awb – de verdaging van de uitspraak op bezwaar met zes weken – wordt een belanghebbende niet snel op de hoogte gebracht. Wel verzoekt de Belastingdienst onder omstandigheden – gemotiveerd – of belanghebbende kan/wil instemmen met uitstel voor het doen van uitspraak op het bezwaar. Hierbij wordt dan een bepaalde termijn of een datum genoemd. Nadat belanghebbende heeft ingestemd staat dus duidelijk vast op welk moment de Belastingdienst uitspraak op bezwaar moet nemen. Als de Belastingdienst niet in staat is binnen die genoemde termijn of vóór die bepaalde datum uitspraak op bezwaar te doen, lijkt mij dat met toepassing van artikel 7:10, lid 5 Awb de Belastingdienst opnieuw bij belanghebbende om toestemming voor verder uitstel zal moeten verzoeken. Is de Belastingdienst hierin nalatig, dan is er sprake van het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar. Dossierinzage/horen Wordt de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar nu verlengd doordat een belanghebbende om dossierinzage heeft verzocht? Formeel gezien niet, maar in de praktijk heeft een dossierinzage wel deze consequentie. Het horen van belanghebbende heeft bijna eveneens automatisch een verlenging van de uitspraaktermijn tot gevolg. Het lijkt er dan ook op dat zodra een belanghebbende extra proceshandelingen wenst (bijvoorbeeld dossierinzage of horen) dit automatisch een verlenging van de behandelduur van zijn bezwaarprocedure tot gevolg heeft. Op basis van artikel 7:10 Awb zou de Belastingdienst dan ofwel de uitspraak moeten verdagen ofwel om toestemming hiervoor moeten vragen. Als dit achterwege blijft, lijkt mij dat er sprake is van het niet tijdig beslissen.
■ ■ ■ ■ ■
Doordat bij het indienen van een bezwaarschrift tevens om uitstel van betaling van het verschuldigde belastingbedrag is verzocht, heeft een verlenging van de behandelduur tevens gevolgen voor de verschuldigde invorderingsrente. Met andere woorden, als belanghebbende onverhoopt in het ongelijk wordt gesteld is de invorderingsrente behoorlijk opgelopen. Soms dus zelfs als gevolg van omstandigheden waar belanghebbende niets aan kan doen. Dit leidt ertoe dat een belanghebbende, mits hij het kan betalen, beter de verschuldigde belasting kan betalen hoewel hij daartegen bezwaar heeft gemaakt. Na een gewonnen procedure ontvangt belanghebbende het betaalde bedrag retour met vergoeding van de invorderingsrente.
Vereisten instellen beroep niet tijdig beslissen Behalve de voorwaarde dat er sprake moet zijn van een niet tijdige beslissing worden aan het indienen van het beroepschrift enige andere voorwaarden gesteld, zoals de in gebreke stelling, de beroepstermijn en het beroepschrift. Schriftelijke mededeling van in gebreke stelling Belanghebbende moet constateren dat de Belastingdienst in gebreke is met het tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar. Hiervan moet betrokkene de Belastingdienst schriftelijk mededeling doen. Formulier ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen’ De Belastingdienst heeft een formulier7 ontwikkeld waarmee een belanghebbende de Belastingdienst in gebreke kan stellen. Op dat formulier vult belanghebbende zijn gegevens in, de datum van het bezwaar, de datum van het verstrijken van de beslistermijn, het onderwerp van het bezwaar en het kenmerk van de ontvangstbevestiging.8 Verder verzoekt een belanghebbende met het inzenden van dat formulier aan de Belastingdienst om binnen twee weken een beslissing te nemen en eist hij een dwangsom als hij niet binnen die twee weken een beslissing ontvangt. Volgens een, eveneens op de website van de Belastingdienst te vinden informatieblad, hoeft een belanghebbende – na inzending van het formulier ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen’ – verder geen stappen meer te ondernemen. De Belastingdienst maakt zelf een berekening van de dwangsom. Uiteraard alleen wanneer deze is verschuldigd! Hier ontstaat mogelijk een discussiepunt, namelijk als belanghebbende van mening is dat de Belastingdienst niet tijdig is met het nemen van een beslissing en de Belastingdienst het standpunt inneemt dat daarvan nog geen sprake is. De door de Belastingdienst te nemen beslissing is geen voor bezwaar vatbare beslissing, zodat de weigering om een dwangsom toe te kennen niet apart appellabel is. Er mag worden aangenomen dat hiertegen gronden kunnen worden aangevoerd in het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een beslissing.
De door de Belastingdienst te betalen dwangsom is niet ongelimiteerd verschuldigd, maar slechts 42 dagen na het verstrijken van de tweewekentermijn. Het verschuldigde bedrag is bovendien beperkt en gemaximeerd tot een bedrag van € 1260. Voor de eerste veertien dagen is dit € 20 per dag, de volgende veertien dagen € 30 per dag en de laatste veertien dagen € 40 per dag. De achtergrond van de tweewekentermijn is dat de wetgever heeft gemeend aan de Belastingdienst de mogelijkheid te gunnen alsnog uitspraak op bezwaar te doen. Alleen de belanghebbende van wie redelijkerwijs niet kan worden verlangd nog twee weken te wachten, kan direct in beroep komen (artikel 6:12, lid 3 Awb). De consequentie hiervan lijkt mij te zijn dat een belanghebbende de Belastingdienst niet met behulp van het formulier
Ontvangstbevestiging vereiste voor formulier Dwangsom in gebreke stelt, maar rechtstreeks zijn beroepschrift naar de rechtbank zendt. Uiteraard zal jurisprudentie ontstaan over de invulling van het begrip ‘redelijkerwijs niet kon worden verlangd’. In de parlementaire geschiedenis is daarover opgemerkt dat er sprake moet zijn van spoedeisendheid.9 Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat de overschrijding van de uitspraaktermijn dusdanig is dan wel zonder gronden heeft plaatsgevonden dat niet van een belanghebbende kan worden verlangd dat betrokkene aan de Belastingdienst alsnog een termijn van twee weken geeft. Termijn indienen beroepschrift Twee weken na de dag waarop de Belastingdienst formeel in gebreke is gesteld en er in het onverhoopte geval
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
37
■ ■ ■ ■ ■
Niet tijdig beslissen
nog geen uitspraak op bezwaar is gedaan, kan in beroep worden gekomen. Een dergelijk beroep is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12 Awb). Het mag echter niet onredelijk laat worden ingediend. Enige vrees voor een onredelijk laat ingediend beroepschrift bestaat mijns inziens niet nu belanghebbende in beroep komt omdat hij geen uitspraak op bezwaar ontvangt en betrokkene nu net een uitspraak op bezwaar wenst. Met andere woorden, belanghebbende wenst voortgang in zijn procedure en zal daarmee dus niet talmen.
kan de rechtbank een dergelijk beroep op de gewone wijze behandelen.’12
Inhoud beroepschrift Het beroepschrift dat wordt ingediend omdat de Belastingdienst niet tijdig een beslissing op bezwaar neemt, moet aan de in de wet gestelde voorwaarden voldoen. Het moet met name de gronden van het beroep bevatten. Welke gronden worden nu aangevoerd? Bij het aanvoeren van de gronden kan onderscheid worden gemaakt tussen gronden die alleen zien op het feit dat de Belastingdienst niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan en gronden die tevens betrekking hebben op het inhoudelijke geschil. Ingevolge artikel 6:2, onderdeel b Awb wordt met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Moet deze bepaling nu aldus worden uitgelegd dat belanghebbende beschikt over een besluit waartegen tevens inhoudelijke gronden kunnen worden aangevoerd zodra vaststaat dat de Belastingdienst niet tijdig op het bezwaar heeft beslist? Aangenomen kan worden dat een belanghebbende zodra hij beroep instelt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar hij dat beroep niet alleen als procedureel middel ziet. De consequentie is dan ook dat in het
Voor wat betreft de tweede voorwaarde kan van een enge en een ruime interpretatie worden uitgegaan. De enge interpretatie ziet alleen erop dat belanghebbende gronden aanvoert waaruit naar voren komt dat de Belastingdienst niet tijdig is met het nemen van een uitspraak op bezwaar. Als deze gronden aanwezig zijn, kan de rechtbank oordelen dat het beroep gegrond is en dat de Belastingdienst alsnog binnen veertien dagen uitspraak op bezwaar moet doen. In de onverhoopte omstandigheid dat belanghebbende door de Belastingdienst in het ongelijk wordt gesteld, zal deze vervolgens alsnog in beroep moeten komen tegen de uitspraak op bezwaar. Opnieuw moet belanghebbende een beroepschrift indienen, griffierecht betalen en pas na enige tijd zal door de rechter een inhoudelijke behandeling plaatsvinden waarna een beslissing van het geschil volgt. De ruime interpretatie betekent dat door belanghebbende zowel tegen het niet tijdig nemen van uitspraak op bezwaar als tegen het eigenlijke geschil gronden zijn aangevoerd. Belanghebbende verzoekt de rechtbank dan ook niet alleen een oordeel te geven over de vraag of de Belastingdienst niet tijdig is met het nemen van een uitspraak op bezwaar. Meestal zal dit wel duidelijk zijn. Waar het belanghebbende met name om te doen is dat er een duidelijk oordeel komt over het inhoudelijke geschil. Het feit dat de Belastingdienst met zulke vertraging een bezwaarprocedure behandelt wekt bij belanghebbenden niet het vertrouwen dat het geschil op een juiste wijze wordt behandeld. Zeker zodra het dossier wordt overgedragen naar een andere eenheid ontstaat vertraging of raken documenten zoek, waardoor het vertrouwen in de behandeling niet wordt vergroot. Vanwege de gebruikte formulering in artikel 23, lid 5 Procesregeling bestuursrecht lijkt mij dat een rechtbank de mogelijkheid heeft een geschil volledig te behandeling op het moment dat belanghebbende een volledig beroepschrift heeft ingediend. Een beroepschrift waarin niet alleen de gronden tegen het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar, maar ook de gronden voor het inhoudelijke geschil zijn aangevoerd. Op het moment dat een rechtbank hiertoe overgaat wordt tegemoetgekomen aan de wens van belanghebbende. Zeker als een belanghebbende in zijn beroepschrift uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij de rechtbank verzoekt het geschil inhoudelijk te beoordelen, met voorbijgaan van de Belastingdienst. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel 30 43513 wordt hieromtrent opgemerkt dat een beroep we-
Rechterlijke dwangsom wat betreft tijd en omvang onbeperkt beroepschrift zowel gronden ter onderbouwing van de niet-tijdigheid als het inhoudelijke geschil worden aangevoerd. De vraag is uiteraard of de rechtbanken bij de behandeling tevens het inhoudelijk geschil beoordelen. De rechtbanken, sectoren bestuursrecht, hebben in 2001 een procesregeling opgesteld. Daarin is een apart onderdeel gewijd aan het niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan.10 Uit de tekst blijkt dat rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat een bestuursorgaan, nadat beroep wegens het niet tijdig doen van uitspraak, alsnog uitspraak doet binnen de eerder genoemde termijnen. In dat geval zal de rechtbank het geschil inhoudelijk behandelen volgens de gewone procedureregels.11 De Procesregeling bestuursrecht lijkt voor fiscale zaken een uitzondering te maken. ‘In afwijking van de regeling voor de behandeling van geschillen tegen het niet tijdig nemen van een besluit
38
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Welke betekenis kan hieraan worden verbonden? Zodra belanghebbende zijn beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar bij de rechtbank heeft ingediend, zal de rechtbank moeten beoordelen of: ■ het beroepschrift tijdig is ingediend; ■ het beroepschrift overigens aan alle wettelijke eisen voldoet; ■ het verschuldigde griffierecht is voldaan.
■ ■ ■ ■ ■
gens niet tijdig beslissen primair moet worden beschouwd als een procedureel middel en dat het bestuursorgaan alsnog een inhoudelijke beslissing moet nemen. Tevens wordt echter opgemerkt dat bij wijze van uitzondering het ook mogelijk blijft dat de rechtbank zelf in de zaak voorziet (artikel 8:72, lid 4 Awb). Dit laatste is – volgens de wetgever – uit een oogpunt van proceseconomie namelijk een praktische en zinvolle mogelijkheid. Procedure De wettelijke regeling van het beroep bij het niet tijdig handelen is neergelegd in Afdeling 8.2.4a Awb.14 De rechtbank doet binnen acht weken uitspraak. Met toepassing van artikel 8:54 Awb blijft een mondelinge behandeling in beginsel achterwege. Als een mondelinge behandeling wenselijk wordt geacht, wordt gebruikgemaakt van de wettelijke regeling met betrekking tot de versnelde behandeling. De termijn waarbinnen dan door de rechtbank uitspraak wordt gedaan wordt dan gesteld op dertien weken. Als de rechtbank van oordeel is dat het beroep gegrond is, wordt aan de Belastingdienst een termijn van veertien dagen gegeven waarbinnen alsnog uitspraak op bezwaar moet worden gedaan. In de uitspraak kan een nadere dwangsom worden opgenomen voor elke dag dat de Belastingdienst in gebreke blijft de uitspraak van de rechtbank na te leven. Tevens kan de rechtbank een andere termijn voor het doen van de uitspraak bepalen of een andere voorziening treffen. Van deze laatste twee mogelijkheden kan de rechtbank gebruikmaken in bijzondere gevallen of als de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt.
versnelling van twaalf dan wel zeventien weken15 wordt bereikt. Hierna moet betrokkene voor het inhoudelijke geschil opnieuw een beroepschrift indienen, griffierecht betalen en wordt de normale procedure doorlopen! De rechtsbescherming wordt beter gediend als de rechtbanken voor elke casus een afweging maken of deze geschikt is voor toepassing van de in artikel 8:72 Awb gegeven mogelijkheid dat de rechtbankuitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Met name nu de wetgever dit als een praktische en zinvolle mogelijkheid
Beoordeling gronden met toepassing proceseconomie wenselijk heeft aangemerkt. De casussen die daarvoor in aanmerking komen lijken mij degenen te zijn waarin de feiten duidelijk zijn en belanghebbenden zelf verzoeken – met voorbijgaan van de Belastingdienst – dat de rechtbank het inhoudelijke geschil beoordeelt. Belanghebbenden beschikken dan niet alleen meer over een uitspraak waarin sec wordt geoordeeld over de niet-tijdigheid van de uitspraak op bezwaar, maar tevens over één waarin het inhoudelijke geschil is beoordeeld. ■
Noten 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000/2001, nr. 27 461, nr. 1. 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004/2005, nr. 30 435.
Slotbeschouwing De doelstelling van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is de rechtsbescherming van belastingplichtigen te vergroten. De vraag is nu of deze doelstelling is gehaald. Het niet binnen de in artikel 7:10 Awb genoemde termijn kunnen doen van uitspraak zou ofwel met behulp van een verdaging ofwel met instemming van belanghebbende kunnen worden voorkomen. Onder omstandigheden is de Belastingdienst echter nalatig in het kenbaar maken dat de uitspraak wordt verdaagd of dat om toestemming voor (extra) uitstel voor het doen van uitspraak is verzocht. Nadat de Belastingdienst in gebreke is gesteld en betrokkene twee weken heeft gewacht kan beroep worden ingesteld. Als het beroep wegens niet tijdig beslissen nu alleen als procedureel middel zou worden aangemerkt, is de rechtsbescherming van de belanghebbende slechts beperkt verbeterd. In de huidige situatie verplicht de rechtbank de Belastingdienst tot het nemen van een beslissing binnen een termijn van twee weken als de Belastingdienst – na ingebrekestelling – nog geen beslissing op bezwaar heeft genomen. De uitspraak van de rechtbank wordt echter binnen acht tot dertien weken na indiening van het beroepschrift genomen. Met andere woorden, een termijn-
3. Wet van 28 augustus 2009, Stb. 2009, 383. 4. HR 17 maart 1999, nr. 33.486, BNB 1999/181. 5. Eveneens: T.J.M. Kraan, Verkorting fiscale beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (deel 1), TFB 2008/6. 6. Artikel 7:10, lid 4 Awb. 7. Het formulier is te downloaden op www.belastingdienst.nl. 8. Essentieel is dus dat door de Belastingdienst een ontvangstbevestiging met kenmerk wordt verzonden! 9. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004/2005, 30 435, nr. 3, Onderdeel D, (artikel 6:12 Awb). 10. Hoofdstuk 7 ‘Het niet tijd nemen van een besluit’, Procesregeling bestuursrecht. 11. Artikel 23, lid 4 Procesregeling bestuursrecht. 12. Artikel 23, lid 5 Procesregeling bestuursrecht. 13. Beroep bij niet tijdig beslissen, Tweede Kamer 2004/2005, 30 435, nr. 3, pt. 7. 14. Artikelen 8:55b tot en met 8:55f Awb. 15. In gebreke stelling: twee weken, rechtbank doet uitspraak binnen acht weken na ontvangst beroepschrift zonder mondelinge behandeling (artikel 8:55b, lid 1 Awb), beroep gegrond, Belastingdienst twee weken voor doen van uitspraak op bezwaar. In gebreke stelling: twee weken, rechtbank doet uitspraak binnen dertien weken na ontvangst beroepschrift met mondelinge behandeling (artikel 8:55b, lid 3 Awb), beroep gegrond, Belastingdienst twee weken voor doen van uitspraak op bezwaar.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
39
HET
Verenigingsnieuws Van het bestuur
En nu verder! Op vrijdag 11 juni 2010 vond de eerste RB-dag plaats. Ruim vijfhonderd leden woonden ’s ochtends de Algemene Ledenvergaderingen van CB en NFB bij. Natuurlijk waren er hier en daar kritische opmerkingen, maar op hoofdlijnen wordt het bestuursbeleid van harte ondersteund. Dat geldt in het bijzonder voor het voornemen van de besturen om te komen tot een fusie van NFB en CB tot RB per 1 januari 2011. Hoewel het hier gaat om een ingrijpende stap – beide verenigingen hebben een historie van gemiddeld 55 jaar – leeft breed de overtuiging dat dit de beste keuze is. De discussie ging dan ook niet over de principes, maar over de uitwerking. De ledenvergadering van de NFB kende verder een feestelijk slot met de benoeming van prof. dr. Han Kogels FB tot erelid van de vereniging. ’s Middags woonden ruim 850 personen de eerste RB-dag bij. Elders in dit nummer wordt daarvan uitgebreid verslag gedaan, ik laat het bij de vaststelling dat het congres zowel qua opkomst als inhoudelijk een groot succes mag worden genoemd. Gelet op het voorgaande kijkt het RB-bestuur – formeel is nog steeds sprake van drie besturen: van RB, CB en NFB, maar in de praktijk functioneren we al een tijdje als één bestuur – tevreden terug op 11 juni. We voelen ons gesterkt door uw steun, maar dat betekent niet dat we nu rustig achteroverleunen, integendeel. Gesterkt door uw reacties gaan we de fusie verder uitwerken, zodat de beide ledenvergaderingen daar op 15 november 2010 definitief toe kunnen besluiten en de fusie uiterlijk 31 december 2010 kan worden ingeschreven. Behalve de statuten moeten ook zaken als Permanente Educatie, beroepsregels en tuchtrecht worden geharmoniseerd. Deels is dat een formele kwestie, maar ma deels is het ook een mooie aanleiding om zaken te actualiseren en te moderniseren. Dit alles met me als doelstelling om de leden na de fusie nog meer voordeel van hun lidmaatschap te laten ervaren. erva Daarnaast gaan w we zeker ook verder met het congresthema ‘Belastingadviseur: een beroep met toekomst!’. Divers Diverse leden lieten vooraf weten twijfels te hebben gehad over dit onderwerp. Onze congressen gaan immers im altijd over fiscaal-inhoudelijke kwesties. Na afloop waren die twijfels verdwenen. Men von vond het – over het algemeen – een schot in de roos om nu eens de ontwikkelingen in ons eigen vak ce centraal te stellen. Ontwikkelingen die we zonder overdrijving als stormachtig mogen typeren. D De overheid scherpt enerzijds de regels flink aan en nodigt anderzijds uit tot samenwerking op ba basis van vertrouwen. Dit leidt tot vragen als: Is horizontaal toezicht een commerciële kans voo voor mijn kantoor of een bedreiging voor mijn onafhankelijkheid en creativiteit? Hoe ver kan ik gaa gaan in de behartiging van de belangen van mijn klant? Kan of wil ik de grenzen nog opzoeken? Oo Ook ontwikkelingen in de markt roepen vragen op zoals: moet ik me specialiseren of toch alles blijve blijven doen? Samenwerken met accountants of juist een puur fiscaal kantoor oprichten? Hoe werf en b behoud ik goede medewerkers? Het RB kan deze en talloos veel andere vragen niet voor u beantwoorden. Wat we wel kunnen en ook doen, is informatie aanreiken over dez deze ontwikkelingen en discussies over zaken als horizontaal toezicht en een wette telijke regeling van ons beroep. Ons vakblad Het Register vormt een belangrijk p podium voor die discussies. In gevallen waarin het wenselijk is om tot een gezamenlijk RB-standpunt te komen, zullen we ook dat doen en die standpunten in Den Haag en elders uitdragen en bepleiten. Uw inbreng en betrokkenheid zijn daarbij onmisbaar. Wij hebben er zin in, u ook? ■
Mr. Wil Vennix FB CB Bestuurslid Register Belastingadviseurs
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
41
HET
Verenigingsnieuws Belangenbehartiging en vakinformatie
Voorlopig (nog) geen eHerkenning Het overheidsbrede Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid moet het elektronisch berichtenverkeer met de burger en bedrijven bevorderen. Onderdeel van dat programma is eHerkenning voor bedrijven. eHerkenning maakt het mogelijk dat een overheidsdienst de burger en zijn gemachtigde (bedrijf) digitaal herkent. Ook kan de overheidsdienst via eHerkenning de machtiging digitaal controleren. Concreet betekent dit voor belastingadviseurs dat de klant op termijn via DigiD (particulier) of eHerkenning (bedrijf) een machtiging afgeeft. Vervolgens dient de belastingadviseur de aangiften elektronisch in, waarbij eHerkenning de plaats inneemt van de huidige codes van DigiNotar en het postbusnummer van de Belastingdienst. Er zijn verschillende commerciële aanbieders, die zijn verenigd in het netwerk voor eHerkenning. Ook de Belastingdienst stapt op termijn over op eHerkenning, naar verwachting is dat niet voor 2012. Tijdens het Beconoverleg van 21 mei 2010 hebben de Beconorganisaties de Belastingdienst opgeroepen om hen te betrekken in de ontwikkelingen, aansluiting te houden bij de huidige functionaliteit van de professionele software en de administratieve kosten van het berichtenverkeer – de aangiften dus – te beperken. Wij houden u op de hoogte. Vragen?
[email protected].
XBRL nog geen prioriteit Begin 2010 hebben verschillende beroepsorganisaties van belastingadviseurs en accountants via een enquête in beeld gebracht in hoeverre deze beroepsgroepen op de hoogte zijn van de ontwikkelingen rond XBRL. Voor dit onderzoek zijn kantoren benaderd waar leden werkzaam zijn van CB en NFB (verenigd in het RB), NIVRA, NOvAA en NOB. Uit de enquête blijkt dat XBRL bij de meeste organisaties geen prioriteit heeft, dat er nog maar weinig organisaties mee bezig zijn en dat er behoefte is aan meer informatie, waarbij een duidelijke rol is weggelegd voor de beroeporganisaties.
Reacties In totaal hebben 708 kantoren gereageerd. Uit de reacties komt naar voren dat 47% hiervan aandacht besteedt aan XBRL. Slechts 8,1% van deze kantoren geeft aan dat XBRL prioriteit heeft boven andere ontwikkelingen en bij 16%, 113 van de 708 kantoren, is al een beslissing genomen over het gebruik van XBRL. Van deze groep melden 88 respondenten (is 77,9%) dat hun organisatie heeft besloten XBRL te (gaan) gebruiken en 22,1% (25 respondenten) zeggen XBRL niet te (gaan) gebruiken. Van de 595 respondenten (84%) die aangeven dat hun organisatie nog geen beslissing heeft genomen, verwachten 331 (is 55,6%) dat hun organisatie over meer dan een jaar een beslissing neemt.
Kredietrapportages Het belang van XBRL neemt naar verwachting de komende tijd toe. Vanaf eind april 2010 kunnen intermediairs, waaronder belastingadviseurs, kredietrapportages aanleveren bij de Rabobank, ABN AMRO en ING. Deze kredietrapportages dienen te zijn opgesteld op basis van de bankentaxonomie en te worden uitgewisseld met de Bancaire Infrastructurele Voorzieningen (BIV). Vanaf 8 juni 2010 zijn de voorwaarden voor aansluiting van belastingadviseurs op de BIV bekend. Vooralsnog gelden voor de digitale stroom onverkort dezelfde kwaliteitsnormen en standaarden die worden gehanteerd in de papieren aanleverstroom. De aansluitnotitie is beschikbaar op de website RapportagePortaal.nl. In het nieuwe dossier XBRL op het ledendeel van www.rb.nl > Vakinformatie > Dossiers > XBRL vindt u achtergronden en ontwikkelingen over dit onderwerp.
Beroepsorganisaties vragen minister om duidelijkheid werkkostenregeling Het Register Belastingadviseurs (RB) heeft het initiatief genomen om samen met de beroepsorganisaties NOB, NIVRA, NOvAA, KNB, IIA, VRC, NOREA en ISACA in een gezamenlijke brief aan de (demissionair) minister van Financiën te verzoeken om maatregelen, zodat de vergoeding van contributies ook in de nieuwe werkkostenregeling onbelast blijft zonder dat de ruimte voor andere onbelaste vergoedingen voor de werkgever wordt beperkt. Op 1 januari 2011 wordt de werkkostenregeling ingevoerd. Werkgevers kunnen door deze regeling tot maximaal 1,4% van het totale fiscale loon aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers betalen. Over het bedrag daarboven moeten werkgevers een eindheffing van 80% betalen. Nagenoeg alle werkgevers betalen voor hun werknemers de contributie van hun, al dan niet verplichte, beroepsvereniging. Denk bijvoorbeeld aan medici, advocaten, accountants, belastingadviseurs en architecten. Het lidmaatschap van de beroepsvereniging is voor deze beroepsgroepen onverbrekelijk verbonden met de werkzaamheden en is onmisbaar voor een goede
42
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
uitoefening van de dienstbetrekking. Het zou dan ook logisch en terecht zijn als de contributie onder de nieuwe werkkostenregeling, die op 1 januari 2011 wordt ingevoerd, onbelast zou kunnen worden vergoed. Dat is echter niet het geval of is althans zeer onduidelijk. Dat betekent dat een werkgever die de contributie betaalt of vergoedt, het risico loopt daarover nog eens 80% loonbelasting te moeten afdragen. Indien werknemers de contributie voor hun rekening moeten nemen leidt dit tot indirect inkomensverlies.
Ontwikkelingen volgen Na de oproep in de media hebben de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) gereageerd en aangegeven een bijdragen te willen leveren aan de vervolgstappen. Op de homepage van www.rb.nl > Dossier Werkkostenregeling houdt het RB een dossier bij met het laatste nieuws over deze gezamenlijk actie.
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Leden
Voor uw agenda
NFB-lidmaatschap Aanmeldingen ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Mw. J.W.J. te Dorsthorst Zevenaar Mw. mr. I.J. Veldhuizen-Maengkom Amstelveen Dhr. W.H. Hol BB Elst Dhr. J.C. van der Plas AA CB Haarlem Dhr. mr. M.C. Tervoort Eindhoven Dhr. mr. A.T.A.A. Teunissen AA CB Oosterhout Dhr. Ir. M.J.M. Kluijtmans Denekamp Dhr. mr. H.J. van der wals Swifterbant Dhr. mr. B. ten Kleij Vries Mw. D.J.J. van den Munckhof Venray
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
NB. De ballotagetermijn duurt één maand
Inschrijvingen ■
Dhr. R.J.L. Wennink MB FB Deurningen
■
Mr. S.A.J. van Wijk FB Nieuw-Lekkerland Dhr. G.J.J. Slaman FB ’s-Gravenzande Dhr. T. van Ewijk FB Hilversum Mw. A. Leijser-Terwee FB Huissen Dhr. mr. M.J.M. van der Dries FB Hilvarenbeek Dhr. drs. M.G.J. Geertjens FB Horst Dhr. M.H. Hilstra FB Amstelveen Dhr. mr. H.C. van de Ven FB Berlicum Dhr. mr. P.H.C.W. Daamen FB Den Haag Dhr. H. Gritter FB Peize Dhr. drs. H.H.P.M.J. van Bourgondiën FB Soest Dhr. Drs. P.P.A. Zeegers MB FB Herten
Startdata RB-opleidingen ■
CB-belastingadviseur maandag 4 oktober gezamenlijk startcollege, vervolgens naar keuze op ma, di of do
■
CB-belastingconsulent maandag 4 oktober – Zwolle dinsdag 5 oktober – Utrecht, Amsterdam, Eindhoven, Rotterdam
■
Master Belastingadviseur vrijdag 17 september
■
Beroepsvaardigheden vrijdag 24 september
Jong RB Netwerkbijeenkomst bij Belastingdienst Haaglanden* donderdag 30 september
Bijeenkomst Belastingplan 2011 en ALV CB en ALV NFB 15 november *Zie advertentie in deze uitgave
Op de RB-agenda
Advieskosten met privékarakter
Beconoverleg Tijdens het Beconoverleg heeft de Belastingdienst de Beconorganisaties erop gewezen dat geregeld privékosten voor aangiften als zakelijke kosten worden aangemerkt. Nu is het onderscheid tussen advieskosten met een zakelijk dan wel een privékarakter niet altijd even duidelijk te maken. Toch doen wij een beroep op de professionaliteit van onze leden om advieskosten met een privékarakter als zodanig te behandelen.
RB-webtips Gemakkelijk navigeren De navigatie op www.rb.nl is zo aangepast, dat het gemakkelijker is om tussen het open- en ledendeel te navigeren. Bent u ingelogd op het ledendeel dan kunt u eenvoudig naar het open gedeelte surfen door te klikken op ‘Home’ of het RB-logo. U blijft dan ingelogd. Door op de button ‘Mijn RB’ te klikken keert u terug naar het ledendeel. Opnieuw inloggen hoeft niet meer. Ook binnen het ledendeel is navigeren gemakkelijker geworden. Zo ziet u aan het pad boven de tekst op de pagina direct waar u zich bevindt op de website. Ook kunt u klikken op de link in het pad om direct terug te keren naar de vorige pagina. Via de button ‘Ledendeel’ links bovenaan in de rode menubalk kunt u terugkeren naar de startpagina van het ledendeel.
vrijdag 3 september
Uitloggen Regelmatig krijgen wij vragen van leden over het uitloggen van het besloten ledendeel van de RB-website. Wilt u na uw bezoek het ledendeel verlaten én afsluiten, gebruikt u dan de button ‘Uitloggen’ rechtsboven in de rode menubalk.
RB-shop In de RB-shop vindt u kantoorbenodigdheden, RB-dossiers, Fiscaal Actueel en promotionele artikelen van RB, CB en NFB. Neem eens een kijkje in de online RB-shop en log in op het ledendeel > RB-shop.
Foto’s diploma-uitreiking en RB-dag Onder het ledendeel ‘Mijn RB’ vindt u onder ‘Studenten’ een fotoimpressie van de diploma-uitreikingen van 16 en 23 april 2010. Bij ‘Bijeenkomsten’ kunt u een fotoselectie van de RB-dag bekijken.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
43
HET
Verenigingsnieuws Bijeenkomsten
RB-dag gericht op toekomst Op 11 juni bezochten zo’n 850 NFB- en CB-leden de eerste RB-dag in Hotel en Congrescentrum Papendal in Arnhem. Voorafgaand aan het congresprogramma woonden ruim tweehonderd NFB-leden en driehonderd CB-leden de afzonderlijke Algemene Ledenvergaderingen van hun eigen organisatie bij. De voorzitters Sylvester Schenk (NFB) en Ron van Brugge (CB) brachten onder meer verslag uit over de samenwerking in het Register Belastingadviseurs en de voorgenomen fusie. nDe penningmeesters behandelden de begrotingen, waarna de leden deze goedkeurden. Ook werd afscheid genomen van de bestuursleden die begin dit jaar aftraden.
besp bespraken achtereenvolgens Leo Stevens, Meindert Brunia, Guido de Bont en Sylvester Schenk het actuele thema ‘Belastingadviseur, een vak met toekomst!’. Onder dagvoorzitterschap van dviseur, Leo Stevens gingen de sprekers in op verschilBelastinga toekomst een vak met len ontwikkelingen die van belang zijn voor lende ni 2010 vrijdag 11 ju he vak van belastingadviseur, waaronder de het s fiscale wetgeving en de rol van de beroepsveren eniging daarin, de positie van de belastingadvi viseur ten opzichte van zijn klant en de Belast tingdienst en de invloed van digitale Uitnodiging v vooruitgang op de beroepsuitoefening. Een RB-dag v de belangrijkste conclusies van de dag van w dat de toekomst van de belastingadviwas se ligt in de adviesfunctie. ad iesf seur Hoe de sprekers hiertoe kwamen en hoe een aantal leden het programma heeft ervaren, leest u in het Na de ledenvergaderingen luidde voetbalkunstenaar Eric Borgman uitgebreide verslag van de RB-dag op pagina 22 van dit nummer. met een spectaculaire show de eerste RB-dag in. Hij droeg daarna de bal symbolisch over aan RB-voorzitter Sylvester Schenk voor de De presentaties van de RB-dag vindt u op het ledendeel van ‘aftrap’ van het middagprogramma. Vanuit verschillend perspectief www.rb.nl > Bijeenkomsten > Presentaties en foto’s.
44
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
Arnhem Papendal te grescentrum Hotel en con
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Opleidingen
Inschrijven kan nog! Na de zomer gaan de diverse RB-opleidingen weer van start. Bent u geïnteresseerd in één van de opleidingen? U kunt zich nog inschrijven! De startdata staan vermeld in bijgaand overzicht. De colleges van de opleiding CB-belastingconsulent zijn op dinsdagavond, alleen in Zwolle op maandagavond. De colleges voor de opleiding CB-belastingadviseur zijn naar keuze op maandag, dinsdag of don-
derdag. De startdatum voor deze opleiding is een eerste gezamenlijk college voor alle groepen op maandagavond. Meer informatie en de inschrijfformulieren vindt u in de brochure Fiscale Opleidingen 2010/2011 die eind juni is verspreid. Voor vragen neemt u contact op met RB Opleidingen, telefoon (0345) 54 70 30 of e-mail
[email protected].
Opleiding
Duur
Locatie
Niveau
Startdatum
CB-belastingconsulent
1,5 jaar
Amsterdam Eindhoven Rotterdam Utrecht Zwolle
hbo
di 5 oktober di 5 oktober di 5 oktober di 5 oktober ma 4 oktober
CB-belastingadviseur
2,5 jaar
Utrecht
hbo
ma 4 oktober
HBO Fiscaal Recht
4,5 jaar
Diverse locaties
hbo
zie www.mvp.nl
Master Belastingadviseur
1 jaar
Utrecht
hbo
vr 17 september
Master Fiscaal Recht
2 jaar
Groningen
wo
di 7 september *
Beroepsvaardigheidsprogramma
0,5 jaar
Utrecht
Minimaal CB-belastingconsulent
vr 24 september
* deze datum is nog onder voorbehoud
Bijeenkomsten
Jong RB: sterker uit crisis met nieuwe generatie Ruim vijftig jonge leden verzamelden zich op 2 juni uni bij Pitch & Putt te Papendal. Het programma van deze dag: een presentatie van Jeroen Smit, golfen op de Pitch & Puttbaan en een barbecue. Karin Veul opent namens de jongerencommissie Jong RB de bijeenkomst en stelt de spreker st aan ons voor: Jeroen Smit is onderzoeksjournalist n en schrijver van de boeken: ‘Het drama Ahold’ en ‘De Prooi (blinde trots breekt ABN AMRO)’. eDe presentatie van Smit is zeer beeldend en sprekend, met als rode draad: hoe kon het gebeuren dat euons land in een crisis raakte en hoe kon het gebeuren dat grote banken onderuit gingen? Naar zijn mearktning spelen hierbij twee dingen een grote rol: marktwerking en het gebrek aan diversiteit, onenigheid en hoogmoedswaanzin in de besturen van bedrijven en banken. Door het ontstaan van marktwerking zijn bankiers, die voorheen een nutsfunctie hadden, zeer grote risico’s gaan nemen om aandeelhouders van grote bedrijven tevreden te stellen. Daarnaast
bestaat h het bestuur van het gemiddelde Nederlandse b bedrijf uit Nederlandse mannen. Een grodiv tere diversiteit in deze besturen (vrouwen, andere culture leidt volgens Smit tot een betere culturen), besluit besluitvorming, minder onenigheid en hoogmoed moedswaanzin (men houdt elkaar met de benen op de grond). Mor Moraal van het verhaal: we moeten in de toekom andere dingen belangrijker gaan vinkomst den dan geld en macht: alleen dan komen we ste sterker uit deze crisis. Smit stipte hierbij aan da dat de generatie van jonge belastingadvise seurs in de zaal daarom de toekomst k kunnen bepalen: zij zijn de volgende generatie, zij kunnen dingen veranderen! Mede dankzij de boeiende presentatie van Smit en het gezellig en sportief samenzijn op de Pitch & Putt golfbaan kijken wij terug op een, wederom, zeer geslaagde bijeenkomst van Jong RB. Voor meer informatie over de volgende bijeenkomsten zie de advertentie in deze uitgave.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
45
HET
Verenigingsnieuws Boeken
Compendium Estate Planning
PE COM IUM D N E P COM
g nnin e Pla Estat
man , Kolk aard tar B
De eerste druk van dit boek bespreekt de verschillende facetten van estate planning. De auteurs beschrijven de praktijk van n het leven: samenwonen – huwen – schenken en en erven. In ruim vijfhonderd pagina’s komen deze onderwerpen uitgebreid aan de orde, alsmede bedrijfsopvolging, vererven van on-ecdernemingsvermogen en internationale aspechteten. Zowel de civielrechtelijke als fiscaalrechteet lijke kant wordt belicht, veelal toegelicht met voorbeelden.
tar Re .R. Au mr. A . Baard lkman .B o C r. .D. K m mr. W prof. dactie
CO M
PEN
D IU
ing lann ate P M Est
Het Compendium Estate Planning is desalniettemin een mooi naslagwerk voor de estate planner, student en adviseur.
9 8 9 8 7 7
Eindoordeel: ■ ■ ■ ■ ■ diverse auteurs onder redactie van mr. A.R. Autar, mr. C.B. Baard en prof.mr. W.D. Kolkman Uitgever: Kluwer ISBN: 978 90 13067 53 8 Prijs: € 59,95 Auteurs:
Door Marja Nienhuis-Willems FB FFP en mr. Berrie van der Velden FB AA
46
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
land ls e . Blok mr. P .G. Gubb en P RLP .C ss mr. N .M.C. Jan eberg MF rg e .L u mr. R van de M ranenb . a-K P.C.M . Mellem eldt .J ev mr. T r. F. Sonn tjens e d rck prof. .J.J.G. Spe tollenwe -Lhoëst S mr. W r. A.H.N. kerslooth ij m prof. .M. de W ijk .A mr. S .L. Zuiderw C mr. J.
urs Aute
Het is een uitstekend naslagwerk voor een estate planner, student of adviseur die zich wil ver verdiepen in deze materie. Het hoofdstuk over de raakvlakken van de financiële planning met estate planning is naar onze mening echter wat teleurstellend. De uitleg van bijvoorbeeld artikel 13 en 13a SW is in het eerste hoofdstuk van het Compendium duidelijker omschreven. Daarnaast zijn er taalfouten ingeslopen.
Praktisch nut Wetenschappelijk niveau Actualiteit Leesbaarheid Presentatie Prijs-kwaliteit-verhouding Bedoeld voor generalist
Over de neutraliteit van de omzetbelasting d
eers
ruk te d
Prof. mr. M .E. van Hil ten
over d neutrale it va n d e e it omzetbe l a s t in g
en het hel lend vlak van de uit zonderin gen
O Ongeveer vijftig jaar geleden is onderzocht hoe de o omzetbelastingwetgeving van de Europese lidstatten kon worden geharmoniseerd. Men beoogde te k komen tot een verbruiksbelasting die zo neutraal m mogelijk zou zijn ten opzichte van de concurrenttieverhoudingen. Dit heeft geleid tot de huidige b btw: een algemene indirecte verbruiksbelasting. K Kenmerkend voor deze belasting is dat deze moet lleiden tot mededingingsneutraliteit binnen elke llidstaat en ten opzichte van het buitenland. O Op 19 maart 2010 heeft de auteur in een oratie sstilgestaan bij het begrip neutraliteit. Zij heeft zzich daarbij beperkt tot de mededingingsneutralliteit. Naast deze neutraliteit kennen we overig gens een inwendige neutraliteit en een neutralitteit in de zin van een verbod op dubbele heffing. N Neutraliteit is dus op meerdere manieren uit te lleggen. Het blijkt dat het Hof van Justitie in haar a arresten niet altijd even duidelijk aangeeft welk ke manier zij bedoelt. Hierdoor lijkt het alsof het H Hof van Justitie uitgaat van één fiscale neutralitteit. Dit leidt tot verwarring. De auteur bespreekt u uitgebreid hoe het Hof van Justitie omgaat met h het bestaan van uitzonderingen, met name bij d de vrijstellingsbepalingen. Zij is terecht kritisch rrichting het Hof van Justitie als het gaat om het g gebruik van het begrip neutraliteit. Haar eindo oordeel is echter onverwacht mild.
D Deze oratie is interessant voor de specialist die zich wil verdiepen in de achtergronden van de btw. Voor andere fiscalisten heeft het boek wat In de boekenrubriek geven ervaren ons betreft geen toegevoegde waarde. vakmensen op persoonlijke titel Praktisch nut 6 hun mening over recent Wetenschappelijk niveau 9 verschenen (fiscale) boeken: ■ Twee beoordelaars recenseren Actualiteit 8 een boek. Leesbaarheid 8 ■ Zij kennen cijfers toe voor Presentatie 7 bijvoorbeeld leesbaarheid, Prijs-kwaliteit-verhouding 7 actualiteit en niveau. Bedoeld voor specialist
De recensenten geven een eindoordeel: Aanrader Goed Redelijk Matig Afrader
■ ■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Eindoordeel: ■ ■ ■ Auteurs: Uitgever: ISBN: Prijs:
prof. mr. M.E. van Hilten Kluwer 978 90 13 07311 9 € 29,95
Door mr. Lucas (L.L.C.) Blom FB AA en mr. Johan (J.T.A.) Stip FB
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Permanente Educatie
Praktijkregiobijeenkomsten najaar 2010
PE-programma najaar 2010
Permanente Ed ucatie
najaar 2010
Deze gratis PE-bijeenkomsten zijn vooralsnog alleen toegankelijk voor CB-leden en worden in combinatie met de regiobijeenkomsten georganiseerd. De inschrijving sluit een week voorafgaand aan een bijeenkomst. Een bijeenkomst is van 16.00 tot ongeveer 21.00 uur (inclusief broodjesbuffet). In het eerste gedeelte spreken R. de Groot CB en R. Vink over de werkkostenregeling. Na de pauze gaan sprekers van Bureau Vaktechniek in op actuele jurisprudentie en Beconactualiteiten. Aanmelden kan via het ledendeel van www.rb.nl > Bijeenkomsten.
De zomervakantie staat voor de deur. Voor het nieuwe cursusseizoen kunt u echter nu al een keuze maken uit het Permanente Educatieprogramma voor aankomend najaar. Voor CB- en NFB-leden geldt een speciale prijs. Hieronder het programma tot en met els de formulieren uit de november 2010. Aanmelden kan middels brochure Permanente Educatie najaar 2010, deze zijn te downloaden van de RB-website.
Regio
Praktijkgericht
e fiscale cursu
ssen
Datum
Locatie
Akersloot
Midden
maandag 27 september
Nijkerk
ma 6 september
Oost
woensdag 29 september
Deventer
di
Zuid-Oost
dinsdag 5 oktober
Eindhoven
Zuid-West
donderdag 7 oktober
Breda
ma 20 september Casuscollege auto Mr. H.A. Elbert
Noord
woensdag 13 oktober
Emmeloord (i.p.v. Assen)
ma 27 september Het nieuwe successierecht Mr. J.F.H. van den Belt
West-Noord
woensdag 20 oktober
Akersloot
di
28 september Basiscursus pensioenen Drs. D.M. Wildemans MPLA
Extra
dinsdag 26 oktober
Vianen
di
5 oktober
West-Zuid
donderdag 28 oktober
Nootdorp
FIT-cursussen Het Fiscaal Instituut Tilburg (FIT) verzorgt in het kader van de Permanente Educatie exclusief voor NFB- en CB-leden jaarlijks een programma van zes cursussen. In het najaar 2010 worden drie spitsuurcursussen gegeven.
Casuscollege bedrijfspand Mr. A.J. van Lint
14 september Actualiteiten vennootschapsbelasting Mr. drs. S.A.W.J. Strik
Actualiteiten omzetbelasting Mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
ma 11 oktober
Casuscollege eigen woning Mr. M.J. Hoogeveen
di
12 oktober
Actualiteiten inkomstenbelasting Mr. A.J. van Lint
di
19 oktober
Casuscollege bedrijfsopvolging Mr. drs. S.A.W.J. Strik
di
2 november
Casuscollege formeel belastingrecht Prof. dr. G.J.M.E. de Bont/mr. P. de Haas/mr. J.M. Sitsen
ma 8 november
50 tips voor de zzp-er Mr. S.F.J.J. Schenk CB FB
di
23 november
Pro-actief belastingadvies (vernieuwd programma)
di
30 november
& mr. P.L.F. Seegers Drs. H.J. Meijer FB
Het doel van de praktijkgerichte FIT-cursussen is kennis op diverse terreinen van het belastingrecht op te frissen en actuele ontwikkelingen in wetgeving en jurisprudentie te bespreken. De onderwerpen voor het najaar 2010 zijn: ■ Bedrijfsopvolging in de Vpb. Prof. dr. S.A. Stevens en prof. dr. J.A.G. van der Geld ■ Actualiteiten omzetbelasting. Prof. dr. H.W.M. van Kesteren, mr. dr. G.J. van Norden en mr. dr. A.J. van Doesum ■ Fiscale aspecten van de rechtsvormkeuze van een onderneming. Mr. M.L.M. van Kempen
Breda
Deze cursussen zijn exclusief ontwikkeld voor NFB- en CB-leden en vinden plaats in Tilburg, Utrecht en Zwolle. Binnenkort is ook de brochure beschikbaar, kijk op www.uvt.nl/fit/nfb voor meer informatie en aanmelden.
di
14 september
di
21 september
Aangifte omzetbelasting Mr. G.B. van Driel CB FB
Casuscollege bedrijfspand Mr. A.J. van Lint Casuscollege formeel belastingrecht Prof. dr. G.J.M.E. de Bont/mr. P. de Haas/mr. J.M. Sitsen
ma
27 september
Casuscollege eigen woning Mr. M.J. Hoogeveen
di
28 september
Actualiteiten inkomstenbelasting Mr. A.J. van Lint
ma
4 oktober
Het nieuwe successierecht Mr. J.F.H. van den Belt
di
5 oktober
Basiscursus pensioenen Drs. D.M. Wildemans MPLA
ma
25 oktober
Casuscollege bedrijfsopvolging Mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma
1 november
Actualiteiten omzetbelasting Mr. M.C. van den Oetelaar &
ma
22 november
50 tips voor de zzp-er Mr. S.F.J.J. Schenk CB FB
ma
29 november
mr. F.L.J. Vervaet & mr. P.L.F. Seegers Casuscollege auto Mr. H.A. Elbert
De contributie beroepsvereniging werknemers vanaf 2011 duurder voor werkgevers? Als het aan het RB ligt niet. Volg de actie Werkkosten-
regeling op www.rb.nl in het Dossier Werkkostenregeling te vinden op de homepage. Zo weet u welke stappen wij zetten en met wie.
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
47
HET
Verenigingsnieuws Eindhoven di
Nootdorp
14 september Btw in internationale verhoudingen
ma 20 september Het nieuwe successierecht Mr. J.F.H. van den Belt
Mr. A.F. Fruijtier CB FB
di
21 september Casuscollege bedrijfspand Mr. A.J. van Lint
wo 15 september Casuscollege bedrijfspand Mr. A.J. van Lint
di
28 september 50 tips voor de zzp-er Mr. S.F.J.J. Schenk CB FB
di
5 oktober
ma 20 september Casuscollege eigen woning Mr. M.J. Hoogeveen di
21 september Het nieuwe successierecht Mr. J.F.H. van den Belt
ma 27 september Casuscollege auto Mr. H.A. Elbert di
& mr. P.L.F. Seegers ma 11 oktober
28 september Casuscollege formeel belastingrecht Prof. dr. G.J.M.E. de Bont/mr. P. de Haas/mr. J.M. Sitsen
ma 4 oktober
Actualiteiten inkomstenbelasting Mr. A.J. van Lint Casuscollege formeel belastingrecht Prof. dr. G.J.M.E. de Bont/mr. P. de Haas/mr. J.M. Sitsen
di
12 oktober
50 tips voor de zzp-er Mr. S.F.J.J. Schenk CB FB
Actualiteiten omzetbelasting Mr. M.C. van de Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
& mr. P.L.F. Seegers
di
di
12 oktober
Basiscursus pensioenen Drs. D.M. Wildemans MPLA
ma 8 november
26 oktober
Casuscollege eigen woning Mr. M.J. Hoogeveen
di
26 oktober
Casuscollege bedrijfsopvolging Mr. drs. S.A.W.J. Strik
di
Casuscollege bedrijfsopvolging Mr. drs. S.A.W.J. Strik
di
2 november
Actualiteiten omzetbelasting
ma 22 november
16 november
Basiscursus pensioenen Drs. D.M. Wildemans MPLA
Casuscollege auto Mr. H.A. Elbert
Mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet di
9 november
Actualiteiten inkomstenbelasting Mr. A.J. van Lint
Vianen
di
16 november
Aangifte omzetbelasting Mr. G.B. van Driel CB FB
ma 13 september BTW-academie (dag I) Mr. G.B. van Driel CB FB & mr. A.F. Fruijtier CB FB di
Emmeloord
14 september Financiële planning, verdieping (dag I) Baard
di
28 september Het nieuwe successierecht Mr. J.F.H. van den Belt
di
12 oktober
Actualiteiten vennootschapsbelasting
Financiële Planning
di
9 november
Casuscollege bedrijfsopvolging Mr. drs. S.A.W.J. Strik
do
di
16 november
Pro-actief belastingadvies (vernieuwd programma)
ma 20 september BTW-academie (dag II) Mr. G.B. van Driel CB FB
wo 15 september Civiele en fiscale aspecten van faillissement en
Mr. drs. S.A.W.J. Strik
schuldsanering Mr. J.A. Dullaart 16 september Casuscollege bedrijfspand Mr. A.J. van Lint
Drs. H.J. Meijer FB
& mr. A.F. Fruijtier CB FB
ma 22 november
Actualiteiten omzetbelasting Mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
zaken Mr. M.C. van den Oetelaar
di
Aangifte omzetbelasting Mr. G.B. van Driel CB FB
& mr. F.L.J. Vervaet
23 november
di
di
21 september Inleiding btw en overdrachtsbelasting en onroerende
21 september Tweeluik echtscheiding en geld (dag I) Mr. M. de L. Monteiro
Houten ma 11 oktober do
14 oktober
Het nieuwe successierecht Mr. J.F.H. van den Belt
wo 22 september Actualiteiten vennootschapsbelasting
Renteaftrekproblemen en vorderingen toegespitst op
Mr. drs. S.A.W.J. Strik
de mkb-praktijk Mr. drs. S.A.W.J. Strik
do
23 september (Her)structureren in de praktijk Mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 3 november
Aangifte omzetbelasting Mr. G.B. van Driel CB FB
do
23 september Invorderen van belastingen J.H.P.M. Raaijmakers
do
Arbeidsrecht in de dagelijkse praktijk
wo 29 september Btw en onroerende zaken, verdieping
4 november
Mr. J.P.M. van Zijl
Mr. G.B. van Driel CB FB
ma 8 november
Leergang Schenk-, erf- en overdrachtsbelasting
wo 29 september Dga 2010 Mr. drs. S.A.W.J. Strik
(dag I) Mr. M.G. Eerenstein
do
30 september Btw-risico in de praktijk Mr. M.C. van den Oetelaar &
di
Vervolgcursus estate planning (dag I) Prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols
do
30 september Kapitaalverzekeringen Mr. G.M.C.M. Staats
Vervolgcursus estate planning (dag II)
ma 4 oktober
di
9 november 16 november
mr. F.L.J. Vervaet
ma 22 november di
23 november
Leergang Schenk-, erf- en overdrachtsbelasting
ma 4 oktober
(dag II) Mr. D. van Laren
di
5 oktober
Het nieuwe toezicht van de Belastingdienst en concrete gevolgen voor de mkb-praktijk 50 tips voor de zzp-er Mr. S.F.J.J. Schenk CB FB
di
5 oktober
25 november
Financiële planning, verdieping (dag II) Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting (dag I) Mr. dr. H. Vermeulen
wo 6 oktober
& mr. P.L.F. Seegers do
In en uit de bv Mr. C.G. Dijkstra Baard Financiële Planning
Mr. R.R. Kramer RA wo 24 november
BTW-academie (dag III) Mr. G.B. van Driel CB FB & mr. A.F. Fruijtier CB FB
Prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols
Inleiding estate planning (dag I) Mr. J.F.H. van den Belt
Casuscollege bedrijfsopvolging
wo 6 oktober
Mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 6 oktober
Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers Tweeluik echtscheiding en geld (dag II) Mr. M.J. Hoogeveen
Hulshorst
48
do
28 oktober
Start Mediation (dag I) Mr. K.C.N.M. Bakx
vr
29 oktober
Mediation (dag II) Mr. K.C.N.M. Bakx
do
11 november
Mediation (dag III) Mr. K.C.N.M. Bakx
vr
12 november
Mediation (dag IV) Mr. K.C.N.M. Bakx
do
25 november
Mediation (dag V) Mr. K.C.N.M. Bakx
vr
26 november
Mediation (dag VI) Mr. K.C.N.M. Bakx
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
do
7 oktober
do
7 oktober
De bijleenregeling in de praktijk Mr. G.A.C. Aarts Het samenstellen van de jaarrekening in het mkb nieuwe stijl Drs. M. Moling AA RA CB
ma 11 oktober
BTW-academie (dag IV) Mr. G.B. van Driel CB FB & mr. A.F. Fruijtier CB FB
di
12 oktober
Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting (dag II) Mr. dr. H. Vermeulen
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Inleiding estate planning (dag II) Mr. E.R. Helder
wo 13 oktober
Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv
do
Casuscollege formeel belastingrecht
Mr. J. Zwagemaker 14 oktober
Prof. dr. G.J.M.E. de Bont/mr. P. de Haas/mr. J.M. Sitsen do
14 oktober
ma 25 oktober
Rijksbegroting 2011 Prof. dr. L.G.M. Stevens BTW-academie (dag V) Mr. G.B. van Driel CB FB & mr. A.F. Fruijtier CB FB
di
26 oktober
Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting (dag III) Mr. dr. H. Vermeulen
wo 27 oktober
Fiscale waarderingsgrondslagen in de commerciële jaarrekening Mr. J. Zwagemaker
ma 1 november di di
2 november 2 november
VLB Opleidingen najaar 2010
’10
BTW-academie (dag VI) Mr. G.B. van Driel CB FB & mr. A.F. Fruijtier CB FB
Garderen
Financiële planning, verdieping (dag III)
ma
13 september
Gemotiveerd netwerken Drs. J. Caanen
Baard Financiële Planning
ma
13 september
Financieren in de agrarische sector
di
14 september
Schriftelijk zakelijk taalgebruik (dag I)
do
23 september
Daadkrachtig en effectief communiceren (dag I)
di
28 september
Schriftelijk zakelijk taalgebruik (dag II)
wo
29 september
Fiscale begrippen voor de managementassistent
Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting (dag IV) Mr. dr. H. Vermeulen
wo 3 november
Praktische tips bezwaar en beroep Dr. E. Poelmann
do
4 november
Fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting
do
4 november
Testament lezen en testamentplanning
Drs. A.C.L. Kroot en drs. J.M. Huurnink Dr. H. Ottenhof
Mr. drs. S.A.W.J. Strik
Drs. E. Spliethof
Prof. dr. B.M.E.M. Schols ma 8 november
BTW-academie (dag VII) Mr. G.B. van Driel CB FB
ma 8 november
Casuscollege auto Mr. H.A. Elbert
ma 8 november
Jaarafsluiting 2010: wat nu, wat straks?
di
9 november
Actualiteiten omzetbelasting Mr. M.C. van den
di
9 november
Basiscursus pensioenen Drs. D.M. Wildemans MPLA
Dr. H. Ottenhof
& mr. A.F. Fruijtier CB FB
en officemanager Drs. H. Coehoorn MB FB do
30 september
Arbeidsongeschiktheid
di
12 oktober
Natuurschoonwet en landgoederen
di
12 oktober
Schriftelijk zakelijk taalgebruik (dag I)
wo
13 oktober
Bedrijfsopvolging in de BV
do
14 oktober
Daadkrachtig en effectief communiceren (dag II)
Mr. G.A.C. Aarts
do
21 oktober
Inleiding estate planning Mr. H.J.L. Paantjens
Financiële planning, verdieping (dag IV)
wo
27 oktober
Renteaftrekbeperkingen in de Vpb
do
28 oktober
Constructief vergaderen Drs. J. Caanen
Mr. J. Zwagemaker
R.W. van Marrum
Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet wo 10 november wo 10 november
Nieuw bv- en firmarecht Mr. J.F.H. van den Belt
do
11 november
Actualiteiten inkomstenbelasting Mr. A.J. van Lint
do
11 november
Alternatieven voor oudedagsvoorzieningen
16 november
Mr. drs. H.R. Bruggink
Aangifte en advies grensoverschrijdende situaties werknemers Mr. M. Snikkenburg
di
Dr. H. Ottenhof Mr. F.J. Kerkhof FB Drs. E. Spliethof
Baard Financiële Planning do
18 november
Het programma van VLB Opleidingen, onderdeel van het RB, gaat dit najaar weer van start. CB-leden, NFB-leden en anderen kunnen weer deelnemen. Aanmelden kan via het formulier uit de brochure VLB Opleidingen. Deze eronder staat het vindt u ook op www.vlbopleidingen.nl. Hieronder programma t/m oktober 2010.
Curs usse n
wo 13 oktober
Financieren van ondernemingen (dag I)
Mr. F.J. Kerkhof FB & mr. M.H.C. Ruijschop
Drs. L.J.A. Mennes & drs. H.O. Hofenk ma 22 november
BTW-academie (dag VIII) Mr. G.B. van Driel CB FB
Hoevelaken
& mr. A.F. Fruijtier CB FB
ma
6 september
Loonadministratie voor assistentaccountants R.W. van Marrum
di
Zwolle di
7 september
7 september
Casuscollege bedrijfspand Mr. A.J. van Lint
ma 4 oktober
Casuscollege eigen woning Mr. M.J. Hoogeveen
do
9 september
ma 11 oktober
Casuscollege auto Mr. H.A. Elbert
ma
13 september
di
Actualiteiten inkomstenbelasting Mr. A.J. van Lint
19 oktober
ma 1 november
50 tips voor de zzp-er Mr. S.F.J.J. Schenk CB FB
2 november
ma 8 november
Ontslag R.W. van Marrum Loonbelasting en fiscaal vriendelijk belonen (werkkostenregeling) R.W. van Marrum
di
14 september
& mr. P.L.F. Seegers di
Loonadministratie voor assistentaccountants R.W. van Marrum
Loonadministratie en accountant R.W. van Marrum
Basiscursus pensioenen Drs. D.M. Wildemans MPLA
di
14 september
Casuscollege formeel belastingrecht Prof. mr. dr.
di
14 september
G.J.M.E. de Bont/mr. P. de Haas/mr. J.M. Sitsen
Successiewet 2010 Mr. H.J.L. Paantjens Loonadministratie en accountant R.W. van Marrum
ma
20 september
di
21 september
Dga en bv Drs. E.R. de Witte Basiscursus loonbelasting Mr. M.T.W. Aandewiel
di
21 september
Helder en zakelijk rapporteren (dag I) Dr. H. Ottenhof
juli/augustus 2010 | nummer 7/8 | Het Register
49
HET
Verenigingsnieuws do
23 september
Arbeidsrecht algemeen, inclusief cao’s R.W. van Marrum
di
28 september
Arbeidsverhoudingen R.W. van Marrum
wo
29 september
Eigen woning, hypotheekrente en
do
30 september
Toeslagen Mr. J.H.P.M. Raaijmakers
ma
4 oktober
Agrarisch milieurecht Mr. P. Bodden
ma
4 oktober
Mkb Belastingrecht I (dag I) Mr. drs. A.J. Meijer
di
5 oktober
Landelijke studiebijeenkomsten
kapitaalverzekeringen Drs. R.S. Brander
Helder en zakelijk rapporteren (dag II) Dr. H. Ottenhof
di
5 oktober
Mkb Belastingrecht I (dag I)
NFB organiseert regelmatig landelijke studiebijeenkomsten (LSB). Vooralsnog zijn deze alleen toegankelijk voor NFBleden. Gerenommeerde sprekers lichten hier nieuwe ontwikkelingen toe. Het is noodzakelijk dat u zich aanmeldt voor een LSB en ook voor elke spreker afzonderlijk. Kijk voor meer informatie op www.fb.nl > Permanente Educatie.
Mr. drs. A.J. Meijer wo
6 oktober
Agrarisch belastingrecht I (dag I) Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
wo do do ma wo
6 oktober 7 oktober 7 oktober 11 oktober 13 oktober
Let op: de centrale locatie is gewijzigd. De centrale LSB’s vinden komend seizoen plaats in Expo Houten te Houten.
Financieren in het mkb (dag I) Drs. A.C.L. Kroot en drs. J.M. Huurnink
Houten
Agrarisch belastingrecht I (dag II)
do
23 september
mr. M.R.M. Deden en mr. J.P. van ’t Hof,
Klantgericht handelen en denken (dag I)
Courdid
Drs. M.A. Damoiseaux
16.00 – 17.45 uur
Basiscursus externe verslaggeving
Schenk- en erfbelasting
A.G.M. van den Bosch RA
mr. S.A.M. de Wijkerslooth,
Vierde tranche Awb, AWR en de inkeerregeling
Ernst & Young
Mr. drs. A.J. Meijer do do ma ma
14 oktober 14 oktober 18 oktober 18 oktober
Personenvennootschappen
18.30 – 20.15 uur do
25 november
18 oktober
di
19 oktober
ma wo
19 oktober 20 oktober
do
21 oktober
do
21 oktober
ma ma di
25 oktober 25 oktober 26 oktober
Personenvennootschappen
Drs. A.W. de Beer FB
mevr. dr. M.L.M. van Kempen,
Vennootschapsbelasting: de aangifte (dag I)
Universiteit van Tilburg
Mr. R.J. Verbrugge
16.00 – 17.45 uur
Terbeschikkingstellingsregeling
Belastingplan 2011 + belastingen 2020
Mr. J.A.G. van Es
prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis,
Verdiepingstraining adviseren (dag I)
Universiteit Utrecht
Mr. M. Vencken ma
Loonbelasting/kostenvergoedingen
Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
Mkb Belastingrecht I (dag 2)
18.30 – 20.15 uur do
16 december
Vennootschapsbelasting,
Mr. drs. A.J. Meijer
jurisprudentie wetgeving
Vennootschapsbelasting: het advies (dag I)
mr. drs. S.A.W.J. Strik, Ernst & Young
Mr. R.J. Verbrugge
16.00 – 17.45 uur
Mkb Belastingrecht I (dag 2)
Horizontaal toezicht in de praktijk
Mr. drs. A.J. Meijer
mr. R.R. Kramer RA, Neyenrode Center
Agrarisch belastingrecht I (dag I)
for Tax Assurance
Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
18.30 – 20.15 uur
Adviesvaardigheden voor loonspecialisten (dag I) Drs. J. Caanen
Eindhoven
Agrarisch belastingrecht I (dag II)
do
4 november
Loonbelasting/kostenvergoedingen
Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
mr. M.R.M. Deden en mr. J.P. van ’t Hof,
Mkb Belastingrecht II (dag I)
Courdid
Mr. drs. A.J. Meijer
16.00 – 17.45 uur
Schriftelijk adviseren
Schenk- en erfbelasting
Drs. A.E. de Leeuw & drs. I. Schrijver
mr. S.A.M. de Wijkerslooth, Ernst & Young
Vennootschapsbelasting: het advies (dag II)
18.30 – 20.15 uur
Mr. R.J. Verbrugge di
26 oktober
wo
27 oktober
do
28 oktober
Mkb Belastingrecht II (dag 1)
Hoogeveen
Mr. drs. A.J. Meijer
do
Loonbelasting/kostenvergoedingen mr. M.R.M. Deden en mr. J.P. van ’t Hof,
Drs. A.C.L. Kroot en drs. J.M. Huurnink
Courdid
Vennootschapsbelasting: de aangifte (dag II)
16.00 – 17.45 uur
Mr. R.J. Verbrugge
Schenk- en erfbelasting mr. S.A.M. de Wijkerslooth, Ernst & Young
Oosterbeek
50
11 november
Financieren in het mkb (dag II)
wo
22 september
Praktisch leidinggeven (dag I) J.A.M. Spaan
ma
27 september
Praktisch leidinggeven (dag II) J.A.M. Spaan
Het Register | juli/augustus 2010 | nummer 7/8
18.30 – 20.15 uur