HET
Register Vakblad van het Register Belastingadviseurs november 2011 / tweede jaargang / nummer 11
Kosten (terugkrijgen) hinderlijk obstakel in fiscale procedures
Veelgestelde vragen RB Koepelconvenant horizontaal toezicht WOZ-waarde is belangrijker dan vaak gedacht! Herwaardering van landbouwgrond, een vervolg
REG_11_11_p01-p40.indd 1
10/27/2011 11:55:08 AM
Advertentie
REG_11_11_p01-p40.indd 2
10/27/2011 11:55:12 AM
DE
■ ■ ■
Inhoud
Colofon Het Register Vaktijdschrift van het Register Belastingadviseurs uitgegeven door Reed Business bv.
Register Belastingadviseurs Brenkmanweg 6, 4105 DH Culemborg tel.: (0345) 54 70 00 www.rb.nl
Redactieadres Reed Business bv Postbus 152, 1000 AD Amsterdam Coördinatie bureauredactie Lucienne Bongers tel.: 06-30717422 e-mail:
[email protected]
Redactieraad Mr. D.J. (Dick) de Korte FB (hoofdredacteur) Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CB Mr. W.J.M. (Wil) Vennix FB Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont
Uitgever Onno Dekker Reed Business bv Postbus 152, 1000 AD Amsterdam
Verenigingsnieuws Register Belastingadviseurs Afdeling Communicatie Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg
Nieuwsrubriek Deze rubriek staat onder redactie van het Nederlands Redactie Instituut
8
Proceskosten- en schadevergoeding bij een fiscale procedure Door mr. T. (Toon) Nefkens
18
‘Europa is vaak onverwacht dichtbij’ Interview met scheidend hoogleraar prof. dr. H.A. (Han) Kogels FB
Jurisprudentie en Wetgeving Deze rubriek staat onder redactie van Licent Academy
Advertenties Reed Business bv Postbus 152, 1000 AD Amsterdam
De redactie - Op persoonlijke titel! Prof. mr. G.J.M.E. (Guido) de Bont
■
4
Nieuws-zaken-mensen
■
5
■
14
■
17
■
22
Uit de praktijk - Mr. Pieter de Boer
■
25
Jurisprudentie en wetgeving
■
29
Mr. A. (André) Verduijn FB
■
34
Het Verenigingsnieuws
■
41
Advertentieverkoop Mark Miedema Commercieel Manager tel.: (020) 515 97 94 e-mail:
[email protected] Sandra Nicolai tel.: (020) 515 93 40 e-mail:
[email protected]
Abonnementen en lezersservice Reed Business bv Afdeling Customer Contact Postbus 808, 7000 BA Doetinchem tel.: (0314) 35 83 58 e-mail:
[email protected] www.elsevierfiscaal.nl
Abonnementsprijzen Prijs jaarabonnement: € 165,06 ex btw (6%) Prijs los nummer: € 20,85 ex btw (6%) RB-leden ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap.
Basisvormgeving VerheulCommunicatie.com, Alphen a/d Rijn © Register Belastingadviseurs Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs. Op alle aanbiedingen, offertes en overeenkomsten van Reed Business bv zijn van toepassing de voorwaarden welke zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam. ‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs/ Reed Business bv en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.
Veelgestelde vragen RB Koepelconvenant Mr. drs. O. (Onno) Clous
Art. 4 WBR, een waarschuwing is op zijn plaats! Column - Prof. dr. J.P.M. (Hans) Stubbé
WOZ-waarde is belangrijker dan vaak gedacht! Mr. A.P. (Anneke) Monsma
Van belastingen naar mediation
Herwaardering van landbouwgrond, een vervolg
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 3
3
10/27/2011 11:55:12 AM
DE
Redactie Op persoonlijke titel! Met enige regelmaat komt het voor dat de fiscus in discussies met mij een beroep doet op mijn eigen artikelen. Een inkeer zou dan te laat zijn omdat ik zelf toch ook had geschreven dat van vrijwilligheid geen sprake is als de inspecteur al een vermoeden had en de belastingplichtige dat had moeten weten. Of stukken dienden in een procedure te worden geweigerd omdat schrijver De Bont dit toch ook zelf strijdig acht met de goede procesorde. Met een grote glimlach neem ik kennis van dit soort argumenten. Misschien wel in de eerste plaats omdat ik ervan opkijk dat mijn schrijverij kennelijk toch serieus wordt genomen door de Belastingdienst. Daarnaast vind ik het amusant omdat het voor de wederpartij dus kennelijk niet altijd eenvoudig is om een onderscheid te maken tussen enerzijds de wetenschapper (of althans schrijver) en anderzijds de belangenvertegenwoordiger. Net zo goed als ik me niet kan voorstellen dat een medewerker van de Belastingdienst ook altijd echt zelf vindt dat het door hem als inspecteur ingenomen standpunt het enige juiste is, kan een gemachtigde stellingen betrekken die hij wellicht zelf onjuist vindt, maar daartoe genoopt is in het belang van zijn cliënt. Verloochent die adviseur zichzelf dan? Geenszins. Het is niet zijn taak en verantwoordelijkheid om het recht te bepleiten op de wijze die hem het beste lijkt, maar veeleer om binnen de grenzen van de wet de belangen van de cliënt te behartigen. Uiteraard is de ruimte wat dat betreft beperkter voor de inspecteur, die niet de vrijheid heeft om telkens het standpunt in te nemen dat voor de schatkist de hoogste opbrengst genereert. De inspecteur is gehouden een objectieve benadering van het recht te kiezen, zelfs als dat betekent dat de belastingplichtige (voor een groot gedeelte) gelijk krijgt. Volstrekt ‘de wereld op z’n kop’ is de ingeburgerde praktijk dat alle belastingmedewerkers die een (fiscaal) artikel schrijven dat doen met de vermelding ‘op persoonlijke titel’. Uiteraard schrijft de medewerker op persoonlijke titel. Als een belastingambtenaar zijn kinderen opvoedt, een auto koopt of dronken wordt, doet hij dat als privépersoon en behoeft dat niet telkens gepaard te gaan met de opmerking dat deze handelingen of daden op persoonlijke titel plaatsvonden. Het achterwege laten van die persoonlijke-titel-verwijzing maakt niet dat hij/zij opeens als inspecteur lallend over straat ging. Dit is niet anders in de situatie dat een artikel wordt geschreven. Als er niet wordt vermeld dat het artikel ‘namens de inspecteur’ werd geschreven, is het privé. De inhoud van het artikel kan dan geen vertrouwen wekken waar de belastingplichtige rechtens een beroep op kan doen. Van beleid of een toezegging is geen sprake. Ook voor de gedachte aan een impliciete welbewuste stellingname bestaat geen ruimte nu daarvoor toch een casus nodig is die aan een inspecteur werd voorgelegd. Als er desalniettemin enige koudwatervrees blijft bestaan over de juridische gevolgen, dient de oplossing mijns inziens niet gevonden te worden in de vermaledijde toevoeging op persoonlijke titel. Voornoemde vrees dient dan bij de kern te worden aangepakt. De renaissance heeft tot gevolg gehad dat kunstzinnige en wetenschappelijke uitingen van de naam van de geestelijk vader werden voorzien. Rembrandt pleegde echter niet te vermelden voor welke commerciële instelling hij werkzaam was. Als er al angst voor opgewekt vertrouwen zou kunnen bestaan, kan eenvoudigweg worden gepubliceerd zonder vermelding van de werkgever. Die vermelding lijkt met name ingegeven door de gedachte dat daarmee gratis reclame wordt gemaakt voor de ‘firma’, hetgeen soms geenszins het geval is (eerder het tegendeel). De Belastingdienst behoeft ook geen reclame te maken, nu deze een redelijk constante clientèle heeft. ■
Prof. mr. G.J.M.E. (Guido) de Bont (namens zichzelf) Lid van de redactieraad van Het Register
4
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 4
10/27/2011 11:55:19 AM
HET
Nieuws - zaken - mensen
■ ■ ■
Faciliteren bedrijfsoverdracht mist doel
www.shutterstock.com
De fiscale faciliteiten die getroffen zijn voor bedrijfsoverdrachten verstoren de concurrentie tussen ondernemers. Dat concludeert de fiscaal juriste Mascha Hoogeveen van Tilburg University. Zij promoveerde begin oktober op onderzoek naar de kwaliteit van de fiscale wetgeving rond bedrijfsopvolging. Een bedrijfsoverdracht van de ene natuurlijke persoon naar de andere kan leiden tot heffing van inkomstenbelasting, schenk- of erfbelasting en overdrachtsbelasting. Om te voorkomen dat ondernemingen daardoor hun deuren moeten sluiten, heeft de wetgever fiscale regelingen getroffen waarmee de belastingclaim verschuift van de overdrager naar de overnemer. De belastingbetaling wordt uitgesteld of zelfs kwijtgescholden. Vooral de faciliteiten voor de schenk- en erfbelasting zijn ruim: minimaal 83 procent van het verkregen ondernemingsvermogen wordt vrijgesteld van belastingheffing.
Gelijkheidsbeginsel Volgens Hoogeveen schiet deze wetgeving echter zowel juridisch als economisch tekort. Juridisch gezien is de wetgeving zeer complex en zijn de vijftien verschillende bedrijfsopvolgingsfaciliteiten onvoldoende op elkaar afgestemd. De vrijstelling voor de schenken erfbelasting is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat nergens uit blijkt dat de heffing van schenk- en erfbelasting leidt tot sluiting van rendabele ondernemingen. Bovendien blijkt uit Hoogeveens onderzoek dat in 70 procent van de nalatenschappen het successierecht gewoon betaald kan worden.
Liquiditeitsproblemen Ook economische gezien is het beleid kwalitatief onder de maat, stelt Hoogeveen. Ten eerste is nooit aangetoond dat zich een probleem voordoet dat tot overheidsingrijpen noopt. Ten tweede zijn de getroffen belastingmaatregelen onvoldoende geschikt om liquiditeitsproblemen weg te nemen bij een bedrijfsopvolging: betalingsregelingen waren voldoende geweest. Bovendien wordt de koper met de grootste financieringslast geconfronteerd, terwijl die het minst van de fiscale faciliteiten kan profiteren. De huidige wetgeving leidt tot concurrentieverstoring tussen ondernemers. Hoogeveen concludeert dat de fiscale faciliteiten vervangen moeten worden door een financieringsfaciliteit die niet gerelateerd is aan belastingheffing, maar aan de koopsom van de onderneming. De verschuldigde belasting wordt dan als koopsom aangemerkt, zodat iedere bedrijfsopvolger van dezelfde financieringsfaciliteit gebruik kan maken ongeacht de oorzaak van de financieringslast.
Kosten vwo toch aftrekbaar
www.shutterstock.com
Onlangs botste een middelbare scholiere met de Belastingdienst over de kosten voor een particuliere vwo-opleiding. Deze 16-jarige scholiere had de studiekosten van 15.000 euro opgevoerd als scholingskosten in haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2007. Kosten die men maakt om nieuwe kennis op te doen of bestaande kennis te verdiepen, zijn aftrekbaar als scholingsuitgaven. Maar een opleiding vanuit persoonlijke redenen is niet aftrekbaar. De belastinginspecteur vond een vwo-opleiding vallen onder ‘persoonlijke redenen’, en paste een correctie toe. Het meisje stapte naar de rechter, maar ving bot. Haar inkomen was nihil, ze kreeg geen aanslag en had daarom geen zaak. Maar in het principiële vraagstuk of de vwo-kosten aftrekbaar waren, koos de rechter haar kant. De kosten zijn geenszins gemaakt uit puur persoonlijke interesse. Kosten van een private middelbare school zijn daarom wel degelijk aftrekbaar.
PwC hekelt rentebeleid De keuzes in het Belastingplan 2012 met btrekking tot de renteaftrekbeperking en de objectvrijstelling schaden Nederlands reputatie als open en interessant vestigingsland. Dat stelt PwC in reactie op het Belastingplan 2012. De terugkeer van de overnameholding op de fiscale agenda is één van de vele wisselingen in regelgeving gericht op renteaftrekbeperking. Zo werd de wetgeving in de afgelopen vijftien jaar een tiental keren aangescherpt, vereenvoudigd en vervolgens opnieuw aangescherpt, aldus Sytso Boonstra, voorzitter van de belastingpraktijk van PwC. ‘Gecombineerd met de sterk oplopende lasten, straalt dat negatief af op ons vestigingsklimaat. Het lijkt alsof de wetgever dacht dat er oneigenlijk gebruik werd gemaakt van de oude regeling, terwijl daar helemaal geen sprake van was.’
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 5
5
10/27/2011 11:55:23 AM
■ ■ ■
Niet verhaalde afkoopsom leaseauto is loon Wat doet een werkgever met de afkoopsom die aan de leasemaatschappij van de bedrijfsauto betaald moet worden als een werknemer onverwachts uit dienst treedt? Soms moet de werknemer dan een afkoopsom betalen aan de werkgever. Dat komt vaak voor, want auto’s van de zaak worden gepland op basis van bestaande arbeidscontracten. Een werknemer die vroegtijdig opstapt, laat zijn werkgever achter met het leasecontract. Opzeggen daarvan moet worden afgekocht. Soms besluit een werkgever om de door een werknemer verschuldigde afkoopsom voor de voortijdige beëindiging van het leasecontract kwijt te schelden of niet te verhalen.
Btw voor commissarissen Nederland moet van de Europese Commissie zijn btw-voorschriften voor leden van de raden van commissarissen aanpassen. De Nederlandse regels voldoen niet aan de EU-wetgeving. Dat stelde de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, begin oktober. Volgens de commissie is het werk als commissaris, zelfs als het maar voor één raad is, een economische activiteit die aan btw is onderworpen. Nu geldt in Nederland dat personen die niet meer dan vier commissariaten vervullen, geen btw-aangifte hoeven te doen.
Addertje Een mooi gebaar misschien, maar er zit een fiscaal addertje onder het gras. De Rechtbank Haarlem oordeelde afgelopen zomer dat het kwijtschelden en niet verhalen de afkoopsom leidt tot een belastbaar loonvoordeel. Volgens de rechtbank was niet aannemelijk gemaakt dat voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemers was aangepast. Als dit wel het geval was geweest, was volgens de rechtbank van kwijtschelding geen sprake en hoefde geen bedrag als loon in aanmerking te worden genomen.
Nieuw belastingverdrag Ierland
www.shutterstock.com
De afspraak met de werknemers om de afkoopsom kwijt te schelden moest volgens de rechtbank worden gezien als een afspraak in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij de werkgever een vordering krijgt op de werknemer en deze tegelijkertijd kwijtscheldt. Het was niet aannemelijk gemaakt dat de kwijtschelding en het afzien van verhaal was gedaan in de hoedanigheid van crediteur en niet in de hoedanigheid van werkgever. Het bedrag van de kwijtgescholden of niet verhaalde afkoopsom was daarom loon uit (vroegere) dienstbetrekking voor de betreffende werknemers.
6
www.shutterstock.com
Vordering
Nederland gaat heronderhandelen met Ierland over een nieuw belastingverdrag. Het gebeurt vaker dat ons land dergelijke verdragen wil herzien. In december gaan Nederland en Ierland om tafel over het belastingverdrag om te voorkomen dat burgers dubbel belasting moeten betalen.
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 6
10/27/2011 11:55:23 AM
■ ■ ■
BTW voor Dummies onthult complexe praktijk Zelfs gereputeerde organisaties kunnen voor tienduizenden euro’s fouten maken bij de aangifte btw. Vaak heeft ook de Belastingdienst niets in de gaten. Oorzaken zijn onkunde van klanten en complexiteit van de btw-wetgeving. Accountant Marcel Eikelenstam schreef er een boek over: BTW voor Dummies. ‘Een boek over btw is mijn eigen idee’, Zegt Marcel Eikelenstam van Quercus Accountancy en docent accountantscontrole aan de universiteit Nijenrode, auteur van het deze maand verschenen BTW voor Dummies. ‘Ik ben hierover gaan schrijven nadat ik als een aantal btw-opdrachten had gedaan. Btw lijkt niet zo moeilijk, maar in werkelijkheid is het een heel complex onderwerp.’
Voorbeelden Eikelenstam geeft voorbeelden over missers bij de aangifte btw die hij tegenkwam in zijn praktijk. Zo droeg een handelaar in verzamelmunten jarenlang onnodig 19% btw af, terwijl het 6% had mogen zijn. Een ziekenhuis verzuimde om jaarlijks 50.000 euro aan pro-rata btw terug te vragen over haar algemene kosten en een school wist niet dat zij een ton btw kon terugvragen op de investeringen in de schoolkantine. ‘Zulke missers ontstaan omdat de onderliggende regelgeving complex is’, vervolgt Eikelenstam. ‘Veel wetgeving is Europees
en er is ook het een en ander aan regelgeving ontstaan vanuit jurisprudentie. Vaak ben je al blij als alle omzet in de aangiften zit. Maar bij btw kan die heel gemakkelijk in het verkeerd vakje raken.’
Gedupeerd Dat organisaties schade kunnen lijden door het gebrek aan kennis over btw staat wel vast voor Eikelenstam, ook al weet hij de omvang niet. ‘Scholen, ziekenhuizen, ze laten soms tienduizenden euro’s liggen door onkunde of tijdsdruk. Maar ik ken ook voorbeelden waarbij de Belastingdienst werd gedupeerd. Een organisatie vroeg twee ton terug voor een parkeergarage. Die aanvraag is toegekend, ook al was daar geen grond voor. Maar de Belastingdienst lijdt onder bezuinigingen en voor een goede controle van de aangifte is vaak geen tijd.’ Eikelenstam voorziet nog grote schade door dit hiaat aan kennis en controle. Zeker nu horizontaal toezicht bij belastingaangiften in opkomst is. ‘Als je het positief verwoordt kun je ook zeggen dat hier nog een flinke uitdaging in zit. Aandacht voor en bewustwording van btw moeten toenemen. De ouderwetse rondrekening volstaat niet meer om btw netjes te regelen.’
Indiase belastingdienst zet drumband in Inwoners van de Indiase stad Bangalore die geen eigendomsbelasting betalen, krijgen visite van een drumband. De belastingdienst huurt de band in om herrie te maken bij het huis van wanbetalers. Gehoopt wordt dat deze zich zo generen, dat ze de verschuldigde belastingen alsnog overmaken. Geen of te weinig belasting betalen is eerder regel dan uitzondering in India. Bureaucratie, een administratieve puinhoop en corruptie werkt deze betalingsmoraal in de hand. De
belastingambtenaren hopen in Bangalore het getij te keren door de eerzaamheid van wanbetalers te grabbel te gooien. Eer is een groot goed in India. Er heeft al een drumband op de stoep gestaan van een bedrijf dat meer dan drie jaar geen belasting heeft betaald. ‘We maken zoveel herrie, dat er publiek op af komt’, zo vertelt een belastinginspecteur in de Times of India. ‘Het is een soort shocktherapie.’
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 7
7
10/27/2011 11:55:24 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■
Fiscale procedure
Kosten(terugkrijgen)hinderlijk obstakel
Proceskosten- en schadevergoeding bij een
fiscale procedure In een procedure bij de belastingrechter kan iedere belastingplichtige zelf zijn belangen behartigen. De enige financiële drempel is dan het griffierecht. Belastingwetgeving is echter ingewikkeld en verandert met enige regelmaat. Een belastingplichtige moet daarom over voldoende fiscale kennis beschikken om een fiscale procedure met een redelijke kans op succes te kunnen voeren. In de meeste gevallen wordt daarom een belastingdeskundige ingeschakeld. Goede professionele fiscale rechtsbijstand is doorgaans niet goedkoop. Als een belastingplichtige dan uiteindelijk in het gelijk wordt gesteld, komt de vraag op welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. In dit artikel geef ik een overzicht van de mogelijkheden die belastingplichtigen dan hebben.
Z Toon Nefkens Mr. A.T.P. Nefkens CB is advocaat bij De Graaf Nefkens Advocaten in Nijmegen en lid van de Commissie Wetsvoorstellen van het RB.
oals gezegd kunnen aan het indienen van een bezwaarschrift soms hoge kosten aan fiscale rechtsbijstand zijn verbonden. In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB) is in artikel 7:15, leden 2 tot en met 4 een regeling opgenomen voor vergoeding van de kosten die in de bezwaarfase zijn gemaakt. Het betreft hier een forfaitaire vergoeding van de kosten die de belastingplichtige redelijkerwijs heeft moeten maken. Het moet dan ook redelijk zijn geweest om de kosten van fiscale rechtsbijstand te maken. Aangezien belastingwetgeving complex is en de meeste belastingplichtigen niet over veel kennis van het belastingrecht beschikken, volgt ons inziens dat hiervan al snel sprake zal zijn. Dit is door de Hoge Raad op 26 maart 2010 (nr. 09/1089, BNB 2010/180) bevestigd. Om voor een vergoeding van de kosten in de bezwaarprocedure in aanmerking te komen bepaalt artikel 7:15, lid 2 AWB dat het noodzakelijk is dat het oorspronkelijke besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Hiervan is in elk geval
8
sprake als het primaire besluit berust op een onjuiste opvatting van het recht. Artikel 7:15, lid 3 AWB bepaalt dat de belastingplichtige het verzoek om een vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure moet doen voordat de inspecteur op het bezwaar beslist. Een dergelijk verzoek kan dan ook niet voor het eerst in beroepsfase worden gedaan. Als het verzoek tijdig is gedaan, moet de inspecteur bij zijn beslissing op het bezwaarschrift ook op het verzoek om kostenvergoeding beslissen. Als de inspecteur dat verzoek afwijst, kan de belastingplichtige deze beslissing vervolgens laten toetsen door de belastingrechter die bij uitsluiting daartoe is bevoegd. Proceskostenvergoeding beroepsfase Op grond van artikel 8:75, lid 1 AWB heeft uitsluitend de rechter de bevoegdheid een proceskostenveroordeling uit te spreken. Doordat de belastingrechter bij uitsluiting is bevoegd staat de weg naar de civiele rechter niet meer open voor zover het kosten betreft die een belas-
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 8
10/27/2011 11:55:25 AM
www.shutterstock.com
■ ■ ■ ■ ■ ■
De financiële consequenties voor het (laten) voeren van een fiscale procedure kan in de praktijk dan ook een belangrijke belemmering vormen voor de toegang tot de belastingrechter.
tingplichtige heeft gemaakt voor de behandeling van een procedure. Verder betreft het hier een discretionaire bevoegdheid. De belastingrechter mag een proceskostenveroordeling uitspreken, maar is hiertoe niet verplicht. Uit zowel de wetsgeschiedenis (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992–1993, 22.164, nr. 13) als de jurisprudentie (onder andere HR 24 januari 2001, nr. 35.779, BNB 2001/109) valt op te maken dat als een belastingplichtige geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, de gemaakte proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ook als partijen een compromis sluiten, heeft de belastingplichtige in beginsel recht op een proceskostenvergoeding (zie HR 22 september 2006, nr. 41.421, BNB 2007/57). Van de hoofdregel dat een belastingplichtige een proceskostenvergoeding behoort te krijgen als hij geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, mag de belastingrechter afwijken als de noodzaak tot het instellen van het beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belastingplichtige (zie onder meer HR 5 januari 2007, nr. 42.548, BNB 2007/123). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de belastingplichtige noch in de aanslagregelende fase, noch in de bezwaarfase inlichtingen verstrekt maar dat bij de belastingrechter alsnog doet. Als het instellen van beroep mede voortvloeide uit de handelwijze van de belastingplichtige, mag de belastingrechter niet van de hoofdregel afwijken (zie HR 12 mei 2006, nr. 42.449, BNB 2006/270).
Er is sprake van een discretionaire bevoegdheid, dus kan de belastingrechter de inspecteur ook veroordelen tot een proceskostenvergoeding als het door de belastingplichtige ingestelde beroep ongegrond is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld of als een belastingplichtige een pleitbaar standpunt inneemt, maar de belastingrechter uiteindelijk voor een andere uitleg kiest. Als de belastingplichtige zich voor het indienen van het beroepschrift laat bijstaan door een beroepsmatig rechtsbijstand verlenende gemachtigde, mag het toekennen van een proceskostenvergoeding niet afhankelijk worden gesteld van een verzoek hiertoe. De belastingrechter moet hiertoe ambtshalve besluiten, dus een verzoek is dan ook
Discretionaire bevoegdheid maakt afwijken van hoofdregel mogelijk niet strikt noodzakelijk. Dit ligt echter anders bij de overige kosten die worden genoemd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Een belastingplichtige die voor deze kosten een vergoeding wil ontvangen moet hierop wel uiterlijk bij het sluiten van het onderzoek ter zitting een beroep doen.
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 9
9
10/27/2011 11:55:29 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■
Besluit proceskosten bestuursrecht De kosten waarvoor in een procedure door de belastingrechter een forfaitaire vergoeding kan worden toegekend staan limitatief opgesomd het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hieruit volgt onder meer dat kopieerkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de tijd die een belastingplichtige zelf aan zijn zaak besteedt. Daarentegen komen de reisen verblijfkosten die een belastingplichtige maakt om zijn gemachtigde op de zitting ter vergezellen wel voor vergoeding in aanmerking. Een belangrijke post die voor vergoeding in aanmerking komt vormen de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht bevat hiertoe een zogenoemd puntensysteem aan de hand waarvan de belastingrechter de vergoeding bepaalt. Dit systeem bestaat uit drie onderdelen, namelijk punten die aan een proceshandeling worden toegekend, de waarde per punt en de wegingsfactoren. Hierbij moet goed voor
Vergoeding bepaald aan de hand van puntensysteem ogen worden gehouden dat het in beginsel forfaitaire bedragen betreft die vaak lager zullen zijn dan de werkelijk gemaakte proceskosten. Slechts als er sprake is van bijzondere omstandigheden, zal een afwijking plaatsvinden van het systeem van de forfaitaire proceskostenvergoeding. Zo kan op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel een integrale – en dus hogere – vergoeding van de proceskosten worden toegekend bij verregaande onzorgvuldigheid van de inspecteur (zie HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, BNB 2011/103). Bij procedures die een grote mate van inhoudelijke samenhang vertonen is er sprake van een bijzondere omstandigheid die tot matiging van de forfaitaire proceskostenvergoeding kan leiden (zie HR 8 april 2011, nr. 10/00652, BNB 2011/180). Proceskosten- en schadevergoeding bij intrekking beroep Als de inspecteur (gedeeltelijk) aan het beroep van de belastingplichtige tegemoetkomt, zal deze laatste normaliter overgaan tot het intrekken van zijn beroep. Als de belastingplichtige tegelijk met de intrekking om een proceskostenvergoeding verzoekt, zal de belastingrechter hier bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 AWB moeten oordelen. Wordt dit verzoek niet tegelijk met de intrekking van het beroep gedaan, dan verklaart de belastingrechter op grond van artikel 8:75a, lid 1 AWB het verzoek om een proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk. Op grond van artikel 8:75a, lid 2 AWB jo artikel 8:73 AWB geldt hetzelfde ten aanzien een verzoek om schadevergoeding.
10
Fiscale procedure
Schadevergoeding Artikel 8:73 AWB biedt de belastingrechter de mogelijkheid om aan een belastingplichtige een schadevergoeding toe te kennen. Hiertoe is een verzoek van de belastingplichtige vereist. Het verzoek moet uiterlijk voor het sluiten van het onderzoek ter zitting bij de rechtbank of gerechtshof gebeuren. Uit artikel 29 AWR volgt dat het schadevergoedingsverzoek niet pas voor het eerst in cassatie kan worden gedaan. Als de belastingplichtige bij zowel de rechtbank als het gerechtshof in het ongelijk is gesteld maar de Hoge Raad hem uiteindelijk in het gelijk stelt zodat het beroep (gedeeltelijk) gegrond is, moet de rechtbank (of het gerechtshof) opnieuw beslissen op het eerder gedane verzoek om schadevergoeding. Net als bij de proceskostenvergoeding in de beroepsfase gaat het bij een verzoek om schadevergoeding om een discretionaire bevoegdheid van de belastingrechter. Hij kan ervoor kiezen het verzoek om schadevergoeding buiten beschouwing te laten en de belastingplichtige verwijzen naar de civiele rechter. Omgekeerd geldt dat een belastingplichtige de vrijheid heeft om een verzoek tot schadevergoeding aan de civiele rechter voor te leggen in plaats van de belastingrechter. In de praktijk blijkt overigens dat zowel de belastingplichtige als de belastingrechter van deze mogelijkheid nauwelijks gebruikmaakt. Verder geldt als voorwaarde voor het toekennen van een schadevergoeding dat de belastingrechter het beroep van de belastingplichtige gegrond verklaart. De enige uitzondering hierop vormt artikel 8:73a AWB. Dit betreft de situatie waarin het beroep wordt ingetrokken, omdat de inspecteur alsnog geheel of gedeeltelijk aan bezwaar- of beroepschrift is tegemoetgekomen. Als de belastingrechter het beroep ongegrond verklaart, kan de belastingplichtige het geschil omtrent een mogelijke schadevergoeding alleen nog voorleggen aan de civiele rechter. Ook dit gebeurt in de praktijk vrijwel niet. In artikel 8:73 AWB staan geen criteria genoemd voor de toekenning van schadevergoeding. Uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat hiervoor aansluiting moet worden gezocht bij het civiele recht. Dit betekent dat de criteria voor schadevergoeding wegens onrechtmatige daad (als bedoeld in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek) moeten worden toegepast, te weten onrechtmatig handelen, schuld, schade, oorzakelijk verband tussen onrechtmatig handelen en schade en de relativiteitseis. In de civielrechtelijke jurisprudentie is uitgemaakt dat met de (gedeeltelijke) vernietiging van een belastingaanslag en/of beschikking vaststaat dat het bestuursorgaan onrechtmatig heeft gehandeld. Vervolgens moeten de andere criteria worden getoetst om de onrechtmatige daad aan de Belastingdienst te kunnen toerekenen. De toekenning van een schadevergoeding zal echter niet plaatsvinden als de vernietiging van de belastingaanslag en/of beschikking het gevolg is van het feit dat de belastingplichtige onvolledige of onjuiste informatie aan de inspecteur heeft verstrekt die voor het
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 10
10/27/2011 11:55:30 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■
Materiële schade Zoals opgemerkt moet de schade waarvoor de belastingrechter een vergoeding kan toekennen een gevolg zijn van een onjuist besluit van de inspecteur. Onder deze schadevergoeding kunnen niet vallen de kosten die zijn gemaakt voor het voeren van de procedure in de bezwaar- en beroepsfase. De vergoeding van deze kosten is immers al (forfaitair) geregeld in artikel 7:15 AWB respectievelijk artikel 8:75 AWB en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Een post die wel voor schadevergoeding in aanmerking komt betreft renteschade. Dit echter alleen in de situatie dat toekenning van heffings- en invorderingsrente niet mogelijk is. Een ander kostenpost waarvoor een verzoek om schadevergoeding kan worden gedaan betreft bijvoorbeeld de kosten die een belastingplichtige moet maken voor de zekerheidstelling voor het verkrijgen van uitstel van betaling voor een belastingaanslag (zie HR 20 februari 2009, nr. 07/12314, BNB 2009/262). Immateriële schade Op 10 juni 2011 heeft de (Belastingkamer van de) Hoge Raad in een drietal arresten (zie HR 10 juni 2011, 09/02639, BNB 2011/232, nr. 09/05112 en nr. 09/05113, BNB 2011/234) beslist dat als een belastingprocedure erg lang duurt, er onder omstandigheden recht op schadevergoeding bestaat voor de ‘overschrijding van de redelijke termijn’ als bedoeld in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Voor het antwoord op de vraag of de redelijke termijn is overschreden sluit de Hoge Raad aan bij de uitgangspunten die gelden bij overschrijding van de redelijke termijn in boetezaken (zie HR 22 april 2005, nr. 37.984, BNB 2005/337). Als begin van de termijn geldt het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt. Dat moment van aanvang is niet hetzelfde als bij boetezaken. Hier begint de redelijke termijn namelijk te lopen vanaf het moment dat door de inspecteur jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. De kans bestaat daarom dat de redelijke termijn in een boetezaak wel is overschreden, maar dat dit niet het geval is bij de belastingzaak! De schadevergoeding bedraagt € 500 per halfjaar overschrijding waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Met dit oordeel sluit de (Belastingkamer van de) Hoge Raad aan bij de rechtspraak van overige bestuursrechters in ons land, namelijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Centrale Raad van Beroep en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Hoge Raad vermeldt niet of een rechter ambtshalve een vergoeding moet toekennen wegens overschrijding van de redelijke termijn, dus verdient het ons inziens aanbeveling voortaan in bezwaar- en beroep-
www.shutterstock.com
vaststellen van de belastingaanslag en/of beschikking van belang waren.
schriften op te nemen dat bij een overschrijding van de redelijke termijn de belastingplichtige aanspraak maakt op schadevergoeding. Inmiddels is de eerste jurisprudentie op dit terrein verschenen. Op 3 oktober 2011 publiceerde Rechtbank Arnhem een uitspraak waarin een vergoeding werd toegekend voor de immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn met vier jaar en vier maanden – naar boven afgerond 4,5 jaar – van € 4500 (Rechtbank Arnhem, 15 september 2011, AWB 10/1757, LJN: BT6431). Op 30 september 2011 heeft Ge-
Renteschade komt voor schadevergoeding in aanmerking rechtshof ’s-Gravenhage een uitspraak voor publicatie vrijgegeven waarin de inspecteur werd veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 3000 wegens het overschrijden van de redelijke termijn met in totaal drie jaar (Hof ’s-Gravenhage, 16 augustus 2011, BK-09/00136, LJN: BT6259). Zelfstandig schadebesluit in het belastingrecht Naast het verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 8:73 AWB kent het algemene bestuursrecht het zogenoemde zelfstandige schadebesluit. Dit is een besluit dat door een belanghebbende ter zake van de door hem verlangde vergoeding van schade bij het betreffende bestuursorgaan wordt uitgelokt. De bestuursrechter erkent het zelfstandig schadebesluit als een besluit in de zin van de AWB op voorwaarde dat het besluit dat de schade veroorzaakt vatbaar is voor beroep en dat de schade is veroorzaakt door een besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1 AWB.
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 11
11
10/27/2011 11:55:30 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■
Het belastingrecht kent een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Op grond van artikel 26, lid 1 AWR kunnen alleen rechtsmiddelen worden aangewend tegen belastingaanslagen en de in de belastingwet genoemde voor bezwaar vatbare beschikkingen. Dit betekent een inperking van het begrip ‘besluit’ in artikel 1:3, lid 1 AWB. In het belastingrecht komt de figuur van het zelfstandige schadebesluit dan ook niet voor (zie Rechtbank Arnhem, 16 augustus 2006, nr. 06/00553, NTFR 2007-215). Hierdoor staan een belastingplichtige slechts de volgende twee wegen open om mogelijke schade vergoed te krijgen ■ Een verzoek om een onzuiver schadebesluit op grond van artikel 8:73 AWB dat meeloopt met de procedure tegen de belastingaanslag. ■ Een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW. Let op, ten aanzien van de laatste weg is er een variant mogelijk. In plaats van direct naar de civiele rechter te stappen met een verzoek tot schadevergoeding uit hoofde van een onrechtmatige daad door de inspecteur en/of de ontvanger, kan de belastingplichtige zich op grond van het Besluit kostenvergoeding en schadevergoeding (besluit staatssecretaris van Financiën van 27 mei 2011, nr. BLKB 2011/555m, gepubliceerd in de Staatscourant
Verzoeken om schadevergoeding tot 10.000 euro rechtstreeks naar Belastingdienst 2011, nr. 9818) rechtstreeks tot de Belastingdienst wenden. In het besluit is namelijk bepaald dat de Belastingdienst verzoeken om kosten- en schadevergoeding tot een bedrag van € 10.000 zelfstandig mag afhandelen. Dat geldt ook als een verzoek wordt gedaan voor een hoger bedrag aan vergoeding, maar de Belastingdienst van oordeel is dat het verzoek tot maximaal een bedrag van € 10.000 moet worden toegewezen. Het besluit is echter niet van toepassing op verzoeken tot proceskostenvergoeding ter zake van besluiten genomen op of na 12 maart 2002 (daarvoor is de wettelijke, forfaitaire vergoedingsregeling van toepassing), verzoeken om betaling
Ook schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn van coulancerente en verzoeken om een zuiver schadebesluit als bedoeld in artikel 8:73 AWB. Een verzoek om heroverweging van de beslissing van de Belastingdienst kan worden voorgelegd bij het ministerie van Financiën. Belastingplichtigen die zich niet kunnen vinden in de beslissing van de Belastingdienst of ontevreden zijn met de
12
Fiscale procedure
uitkomst van de heroverweging, kunnen met ingang van 1 juli 2011 verzoeken van schadevergoeding tot € 25.000 aan de kantonrechter voorleggen zonder dat daarvoor een advocaat moet worden ingeschakeld. Nieuwe voorgestelde regels over schadevergoeding Op 2 februari 2011 is het wetsvoorstel Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32.621, nr. 1–4, V-N 2011/16.7). Het eerste onderwerp dat dit wetsvoorstel regelt betreft de nadeelcompensatie ofwel schadevergoeding bij rechtmatige overheidsdaad. Een algemeen wettelijke regeling hierover ontbreekt op dit moment in de AWB. Het tweede onderwerp betreft de schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad. Hetgeen op dit moment is geregeld in artikel 8:73 en artikel 8:75 AWB. Ten aanzien van het tweede onderwerp tracht het wetsvoorstel een duidelijke competentieverdeling aan te brengen tussen de bestuursrechter en de civiele rechter. Verder wordt de procedure bij de bestuursrechter voor schadevergoeding aangepast door daarvoor een zelfstandige verzoekschriftprocedure in te voeren. In het wetsvoorstel is echter een bijzondere overgangsvoorziening voor de Belastingdienst opgenomen. In de memorie van toelichting wordt hierover het navolgende opgemerkt. ‘De gevolgen van dit wetsvoorstel zijn voor de werklast van bestuursorganen vooraf niet exact in te schatten. Deze onzekerheid nijpt bij de Belastingdienst aanzienlijk meer dan bij andere bestuursorganen. Dit komt doordat de Belastingdienst zeer veel meer besluiten neemt dan andere bestuursorganen: naar schatting zo’n 50 miljoen per jaar. Dit betekent dat zelfs een percentueel gezien geringe toename van het aantal schadeclaims zou kunnen leiden tot een in absolute termen forse verzwaring van de werklast van de Belastingdienst. Men bedenke daarbij dat schadeclaims zich, anders dan veel van de besluiten die de Belastingdienst neemt, naar hun aard niet lenen voor geautomatiseerde verwerking.’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32.621, nr. 3, blz. 58.) Dit betekent in de praktijk dat voor schadevergoedingsverzoeken gericht aan de Belastingdienst de bestaande procedures blijven gelden, met uitzondering dan van procedures die betrekking hebben op de vennootschapsbelasting. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal gedurende drie jaar het effect van deze wet op aard en aantal schadeclaims worden gemonitord. Op basis van die gegevens kan dan volgens de minister van Justitie een verantwoorde beslissing worden genomen over verdere invoering op het terrein van de Belastingdienst. De Ombudsman Over de juridische aansprakelijkheid van de overheid geeft de Ombudsman geen beslissing. Daarvoor is de rechter en die kan een overheidsinstantie veroordelen tot betaling van schadevergoeding en stelt ook de hoogte daarvan vast. De Ombudsman toetst daarentegen wel of de behandeling van een verzoek om schadevergoeding
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 12
10/27/2011 11:55:30 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■
behoorlijk is geweest. In het onderzoeksrapport Behoorlijk omgaan met schadeclaims (rapport 2009/135 van 24 juni 2009) stelt de Ombudsman onder meer dat begrip tonen voor wat er is gebeurd of zoeken naar een oplossing voor veel mensen net zo belangrijk is als een financiële genoegdoening. Naar aanleiding van dit rapport heeft de Ombudsman vijftien regels opgesteld voor behoorlijk omgaan met schadeclaims. Deze spelregels zijn besproken met de ministeries en na overleg vastgesteld en vastgelegd in de zogenoemde Schadevergoedingswijzer (te raadplegen op www.nationaleombudsman.nl). Onder verwijzing hierna oordeelde de Ombudsman op 29 augustus 2011 dat van de minister en de Belastingdienst bij de behandeling van het schadevergoedingsverzoek van X meer zelfreflectie had mogen worden verwacht. In hun beoordeling van het verzoek om schadevergoeding hadden zowel de minister als de Belastingdienst volgens de ombudsman niet laten zien dat ze op zoek waren naar het conflict achter de claim en naar mogelijkheden om dit op een passende manier op te lossen of dit weer goed te maken. Hetgeen volgens de Ombudsman wel had gemoeten. Op grond hiervan heeft de Ombudsman met instemming kennisgenomen van het feit dat de minister uit coulance X een tegemoetkoming heeft geboden als erkenning voor de frustratie die de gang van zaken heeft veroorzaakt (rapport 2011/262 van 29 augustus 2011). Onder verwijzing naar de schadevergoedingswijzer heeft de Ombudsman de minister van Financiën op 12 september 2011 de aanbeveling gedaan om in voorkomende gevallen een kostenvergoeding te geven voor de gemaakte kosten voor het indienen van klachten bij de Belastingdienst (rapport 2011/268 van 12 september 2011). De Europese dimensie In de uitspraak Francovich (Europese Hof van Justitie van 19 november 1991, C-6/90 en C-9/90) introduceert het Europese Hof van Justitie staatsaansprakelijkheid bij schending van gemeenschapsrecht. Bij het niet tijdig implementeren van een richtlijn in nationaal recht is dit uitgewerkt in de volgende voorwaarden: ■ de geschonden rechtsregel strekt ertoe aan particulieren rechten toe te kennen; ■ de schending is voldoende gekwalificeerd; ■ er is rechtstreeks causaal verband tussen de schending en de geleden schade. Het arrest-Köbler (Europese Hof van Justitie van 30 september 2003, C-224/01) behandelt staatsaansprakelijkheid bij een schending van gemeenschapsrecht door een uitspraak van een nationale rechter in laatste instantie en herhaalt de hiervóór weergegeven voorwaarden. Hieruit volgt dat als een overheid schade berokkent door een onjuiste toepassing van het gemeenschapsrecht er recht bestaat op vergoeding van de schade.
stuursrecht. Het is opvallend dat de forfaitaire vergoeding voor een fiscaal bezwaarschrift de helft bedraagt van wat wordt vergoed bij een ‘normaal’ bezwaarschrift, namelijk € 218 versus € 437. In de wetsgeschiedenis zijn geen overtuigende argumenten te vinden voor dit onderscheid. Het is dan ook maar de vraag of het gelijkheidsbeginsel niet wordt geschonden nu er voor dit onderscheid in onze ogen geen objectieve rechtvaardiging bestaat. Verder onderstrepen wij hetgeen de redactie van de Vakstudienieuws opmerkt in haar (slot)aantekeningen bij het wetsvoorstel Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (zie V-N 2011/16.7 en V-N 2011/43.5). Ook wij vinden het zeer teleurstellend
Staatsaansprakelijkheid geldt bij schending van het gemeenschapsrecht dat de voorgestelde verbetering van de schadevergoedingsregeling voorlopig alleen geldt voor de vennootschapsbelasting. De redenen hiervoor overtuigen ons niet. Wij achten de kans gering dat zich tijdens de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel nog grote wendingen zullen plaatsvinden, dus spreken wij de wens uit dat het wetsvoorstel binnen drie jaar na de inwerkingtreding ook gaat gelden voor het volledige werkterrein van de Belastingdienst. Hiermee komt het belastingrecht tevens meer in overeenstemming met het overige bestuursrecht. Van de kosten die een belastingplichtige moet maken om tot een juiste vaststelling van de belastingaanslag en/of beschikking te komen wordt slechts een gering deel vergoed. De financiële consequenties voor het (laten) voeren van een fiscale procedure kan in de praktijk dan ook
Ombudsman stelt omgangsregels voor schadeclaims op een belangrijke belemmering vormen voor de toegang tot de belastingrechter. Het is daarom te hopen dat het conceptwetsvoorstel voor een kostendekkend griffierecht in zijn huidige vorm geen doorgang vindt, omdat anders de financiële drempel voor belastingplichtige om een beroep te doen op de belastingrechter nog verder wordt verhoogd. Dit gaat ten koste van de rechtsbescherming tegen de machtige overheid op het terrein van de belastingwetgeving. ■
Tot slot Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding verwijst artikel 7:15, lid 4 AWB naar het Besluit proceskosten be-
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 13
13
10/27/2011 11:55:30 AM
■ ■ ■
Horizontaal toezicht
Veelgestelde vragen
RB Koepelconvenant horizontaal toezicht Sinds 17 juni 2011 hebben kantoren van leden van het Register Belastingadviseurs (hierna: RB) de mogelijkheid om deel te nemen aan het RB Koepelconvenant horizontaal toezicht. Deelnemende kantoren kunnen vervolgens convenantaangiften indienen voor klanten uit het midden- en kleinbedrijf (hierna: mkb) die toetreden tot het convenant. De interesse voor deelname aan het RB Koepelconvenant is groot, maar nog niet zoveel kantoren hebben zich aangemeld via het invullen van de self assessment. Wel ontvangt het RB veel vragen over het RB Koepelconvenant. Hierna volgen enkele veelgestelde vragen.
Onno Clous Mr. drs O. Clous is hoofd van Bureau Vaktechniek van het Register Belastingadviseurs.
1. Mijn klanten vragen er niet naar, dus waarom zou mijn kantoor dan deelnemen aan het RB Koepelconvenant? Naar de mening van het RB zijn belastingadviseurs gebaat bij een ‘compliance’ houding van hun klanten. De Belastingdienst richt zich met horizontaal toezicht op compliancebevordering en het verbeteren van de relatie tussen belastingplichtigen en belastingadviseurs enerzijds en de Belastingdienst anderzijds. Dit sluit volgens het RB aan bij zijn doelstellingen werkzaam te zijn tot nut van de belastingadviseur, behartiging van de belangen van de belastingadviseur en bevordering van een deskundige beroepsuitoefening. 2. Wat zijn de belangrijkste voordelen van deelname aan het RB Koepelconvenant? De meest in het oog springende voordelen van deelname aan het RB Koepelconvenant zijn dat het deelnemende kantoor een vaste relatiebeheerder bij de Belastingdienst krijgt en dat de Belastingdienst zo spoedig mogelijk na het indienen van de convenantaangiften de aanslagen inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting vaststelt.1 Ook een voordeel is dat lopende zaken conform het RB Koepelconvenant kunnen worden afgewikkeld.2 Een voordeel is naar mijn mening dat het RB Koepelconvenant de Belastingdienst extra motiveert om richting
14
deelnemende kantoren en ondernemers een proactieve houding aan te nemen. Deelname aan het RB Koepelconvenant geeft zo de mogelijkheid tot een vorm van samenwerking – in de zin van professionele relatie – waardoor de belastingadviseur zijn klant nog beter kan bijstaan. De cynicus zou zeggen dat de Belastingdienst daartoe ook op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur al verplicht is. Ik ben het daarmee eens, maar is dat een reden om niet deel te nemen aan horizontaal toezicht? 3. Krijgen klanten van deelnemende kantoren hogere rekeningen dan klanten van nietdeelnemende kantoren? Nee, waarschijnlijk niet. Ongeacht of een kantoor deelneemt aan horizontaal toezicht of niet, zijn er ook andere redenen voor kantoren voor kwalitatief hoogwaardige dienstverlening. Duidelijke kantoorprocedures, vaste werkwijzen, heldere verantwoordelijkheden en volledige dossiervorming maken efficiënte dienstverlening en een hoogwaardige klantenportefeuille mogelijk. Mogelijk verschuiven de werkzaamheden van deelnemende kantoren enigszins van het beantwoorden van vragen achteraf naar het actief vooroverleggen van mogelijke fiscale discussiepunten vooraf. In hoeverre hiervan sprake zal zijn hangt af van de mate waarin het
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 14
10/27/2011 11:55:30 AM
■ ■ ■
kantoor gewend is met de Belastingdienst te vooroverleggen.
5. Kan een klant zelf meedoen aan horizontaal toezicht? Mkb-klanten kunnen uitsluitend deelnemen aan horizontaal toezicht via hun fiscaal dienstverlener. Klanten die bij de Belastingdienst in de individuele klantbehandeling zitten (middelgrote ondernemingen en zeer grote ondernemingen) kunnen met een individueel convenant meedoen aan horizontaal toezicht. 6. Kan een klant die zelf aangiften indient deelnemen aan het RB Koepelconvenant? Ja, dat kan. Het is voor deelname aan het RB Koepelconvenant niet nodig dat het deelnemende kantoor alle aangiften omzetbelasting, loonheffingen, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting voor de klant verricht. Voorbeeld Het deelnemende kantoor verricht de aangiften loonheffingen, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. De klant doet zelf aangifte omzetbelasting. Jaarlijks stelt het deelnemende kantoor bij het opmaken van de jaarrekening en de aangifte een suppletie op en houdt gedurende het jaar toezicht op de fiscale risico’s in de omzetbelasting en het aangiftegedrag (bijvoorbeeld bij de interim-controle bij een controleklant). De omzetbelastingaangiften kunnen dan als convenantaangiften onder het RB Koepelconvenant worden ingediend. Als het deelnemende kantoor niet kan instaan voor de aangiften omzetbelasting, kunnen deze aangiften niet als convenantaangiften onder het RB Koepelconvenant worden ingediend. Dit wordt in de eerste plaats overgelaten aan het ‘professional judgement’ van het deelnemende kantoor. Het deelnemende kantoor hoeft dus niet alle aangiften omzetbelasting, loonheffingen, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting van een klant als convenantaangiften aan te melden. Voor deelname door de klant aan horizontaal toezicht is het wel noodzakelijk om ten
www.shutterstock.com
4. Moeten kantoren voor deelname aan het RB Koepelconvenant investeringen doen in hun kwaliteitssysteem? De Belastingdienst baseert zijn vertrouwen op de mate waarin het deelnemende kantoor en zijn klant ‘in control’ zijn over de fiscale risico’s van de klant. Het al aanwezige kwaliteitssysteem van het deelnemende kantoor en zijn klant vormen daarvoor de basis. Een kantoor met een zorgvuldige klantenacceptatie, goed functionerende software en kantoorprocessen en goed opgeleide medewerkers zou voor deelname aan horizontaal toezicht geen (extra) investeringen in het kwaliteitssysteem hoeven te plegen. Een vast kader voor het vereiste kwaliteitssysteem is niet te geven. De basis vormt het Reglement Beroepsuitoefening. In het RB Kwaliteitshandboek zijn handvatten gegeven in de vorm van procesbeschrijvingen, werkprogramma’s en modellen.
minste de winstaangifte als convenantaangifte aan te merken. 7. Verhindert een convenant horizontaal toezicht het beroep op formele verweren? Nee, in artikel 2.1 van het RB Koepelconvenant is bepaald dat rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zonder enige beperking van toepassing blijven. Laat de inspecteur een aanslagtermijn verstrijken, dan mag de (belastingadviseur van de) belastingplichtige zich daarop beroepen. Navorderen mag de inspecteur ook binnen horizontaal toezicht slechts op grond van artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen (onder andere een nieuw feit). Een praktijkgeval Een nieuwe klant neemt met zijn belastingadviseur deel aan het RB Koepelconvenant. De belastingadviseur is van mening dat het gebruikelijk loon te laag is vastgesteld en adviseert dit met de Belastingdienst af te stemmen. Het gebruikelijk loon is de afgelopen drie jaar zodanig laag geweest dat de inspecteur niet alleen voor het lopende jaar en de komende jaren een afspraak wenst te maken, maar over de afgelopen drie jaar ook wenst te corrigeren (zonder boete). De belastingadviseur en de inspecteur komen een redelijke regeling overeen. De afspraak wordt gemaakt dat de inspecteur de correctie over de afgelopen drie jaar via de aanslagen inkomstenbelasting corrigeert. Toch stelt de inspecteur de aanslagen vast op basis van de aangehouden aangiften zonder de afgesproken correctie. Na enkele jaren wil de inspecteur navorderen. Die bevoegdheid heeft hij naar mijn overtuiging ook binnen een convenantrelatie in dit geval niet, wegens het ontbreken van een nieuw feit.
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 15
15
10/27/2011 11:55:34 AM
■ ■ ■
Horizontaal toezicht
8. Wat moet in het kader van vooroverleg met de Belastingdienst worden besproken? Het vooroverleg op grond van het convenant verschilt naar mijn mening niet van het vooroverleg waarvan de kaders zijn gegeven in het huidige Besluit Fiscaal Bestuursrecht.3 Het vooroverleg is geen handjeklap, dus geen mogelijkheid voor de Belastingdienst om belasting te heffen op grond van fair share en voor de belastingadviseur ook geen alternatief voor een Bureau Vaktechniek of fiscale vraagbaak. Vooroverleg houdt in dat het deelnemende kantoor relevante in te nemen of ingenomen fiscale standpunten zo spoedig mogelijk voorlegt aan de Belastingdienst. Het gaat
Actief vooroverleg in plaats van vragen achteraf daarbij om zaken waarin verschil van inzicht met de Belastingdienst kan ontstaan, door bijvoorbeeld een verschil van inzicht in duiding van de feiten of door wetsinterpretatie. Het deelnemende kantoor verstrekt daarbij actief inzicht in alle feiten en omstandigheden, de ingenomen standpunten en zijn visie op de (daarbij behorende) rechtsgevolgen. Een praktijkgeval Een belastingadviseur twijfelt over de toepasselijkheid van de btw-onderwijsvrijstelling voor een klant die taalcursussen geeft aan particulieren. In een brief aan de inspecteur stelt de belastingadviseur zonder nadere onderbouwing dat volgens hem deze onderwijsvrijstelling van toepassing is. Naar mijn overtuiging is dit niet de manier waarop een RB-lid aan de Belastingdienst een mogelijk fiscaal discussiepunt voorlegt (met of zonder convenant). Het RB-lid had meer inzicht moeten geven in de feiten en moeten beargumenteren waarom volgens hem de btw-onderwijsvrijstelling van toepassing is. Deelname aan het RB Koepelconvenant houdt in dat vooroverleg wordt gevoerd in de situaties zoals die in het convenant zijn genoemd, terwijl vooroverleg op grond van de huidige wet- en regelgeving niet verplicht is. Het is dus niet mogelijk om scherpe fiscale standpunten te verstoppen in een convenantaangifte. Dat wil echter niet zeggen dat het kantoor door deelname aan het RB Koepelconvenant maar alles aan de Belastingdienst moet voorleggen. Zie hiervoor artikel 3.5 van het RB Koepelconvenant.
10. Welke eisen stellen het RB en de Belastingdienst aan een kantoor voor deelname aan het RB Koepelconvenant? Het RB en de Belastingdienst geven geen concrete richtlijnen voor het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Kantoren zijn daar vrij in. In bijlage IV van de Leidraad Horizontaal Toezicht in het MKB geeft de Belastingdienst een overzicht van veelvoorkomende onderdelen van het stelsel van kwaliteitsbeheersing, zoals: ■ cliëntacceptatie (aannamebeleid) en opdrachtaanvaarding; ■ risicobeleid; ■ werkprogramma’s per soort opdracht; ■ dossiervorming; ■ collegiaal overleg en review; ■ deskundige advisering; ■ de aanwezigheid van een Bureau Vaktechniek. Het stelsel van kwaliteitsbeheersing van het deelnemende kantoor van een RB-lid wordt in de eerste plaats bepaald door het kantoor zelf. Het lidmaatschap van het RB bevordert de kwaliteit door: 5 ■ opleidingseisen; ■ permanente educatie; ■ het Reglement Beroepsuitoefening; ■ tuchtrecht; ■ RB Kwaliteitshandboek; ■ kantoortoezicht door het RB; ■ Bureau Vaktechniek van het RB. 11. Ik werk samen met een accountant. Kan mijn kantoor deelnemen aan het RB Koepelconvenant? Aan het RB Koepelconvenant kunnen kantoren deelnemen met RB-leden in de leiding die verantwoordelijk zijn voor het kwaliteitssysteem van het kantoor. Kantoren die lid zijn van SRA kunnen via SRA deelnemen aan horizontaal toezicht. Andere accountants- en administratiekantoren met een RB-lid in de leiding kunnen zich bij het RB aanmelden voor deelname aan het RB Koepelconvenant als het RB-lid of de RB-leden gezamenlijk de beslissende zeggenschap hebben in het kantoor. Als het kantoor zijn kwaliteitssysteem baseert op het raamwerk van een andere organisatie dan het RB, ligt het voor de hand dat het kantoor via de andere organisatie deelneemt aan horizontaal toezicht. Het RB stemt door deelname aan het Platform Fiscaal Dienstverleners dit soort zaken af met andere organisaties. ■ Noten
9. Staat het de belastingadviseur vrij om zijn contactpersoon voor horizontaal toezicht bij de Belastingdienst te raadplegen voor een klant die niet deelneemt aan horizontaal toezicht? Nee, de relatiebeheerder voert samen met het deelnemende kantoor en de deelnemende klanten het convenant uit. Het deelnemende kantoor moet voor klanten die niet deelnemen aan het convenant gebruikmaken van de Helpdesk Intermediairs, de becon-e-mailadressen en (eventueel) het accountteam van de betreffende belastingregio.4
16
1. Artikel 2.6 RB Koepelconvenant. 2. Zie de ‘Leidraad Horizontaal Toezicht in het MKB’, bijlage II, uitwerking van het servicelevel. 3. Besluit van 5 juli 2011, nr. BLKB2011/1087M, Stcrt. 2011, nr. 12570. 4. Zie voor de uitwerking van het servicelevel de ‘Leidraad Horizontaal Toezicht in het MKB’, bijlage II. 5. Zie ook ‘Horizontaal toezicht via het Register Belastingadviseurs’, drs. Diana de Vries, drs. John Beljaars en drs. Onno Clous, Het Register 2011/nr. 9, blz. 34.
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 16
10/27/2011 11:55:38 AM
COL UMN
Artikel 4 WBR: waarschuwing is op zijn plaats! Hans Stubbé Prof. dr. J.P.M. Stubbé is hoogleraar notariële belastingen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en oprichter / partner bij FBN Juristen te Amsterdam.
Ter zake van de verkrijging van aandelen kan overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. Het betreft de razend ingewikkelde regeling van artikel 4 Wet op belastingen van rechtsverkeer. De verkrijger van in Nederland gelegen onroerende zaken is overdrachtsbelasting verschuldigd (artikel 2 Wet op belastingen van rechtsverkeer, hierna WBR). De wetgever heeft willen voorkomen dat deze belasting zou worden vermeden door de onroerende zaken in een lichaam in te brengen en vervolgens uitsluitend aandelen in dit lichaam over te dragen. Dan worden immers aandelen verkregen en niet een onroerende zaak! Artikel 4 WBR bepaalt daarom dat onder voorwaarden aandelen als onroerende zaak worden aangemerkt. Als dergelijke aandelen worden verkregen, is onder voorwaarden overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde van de door deze aandelen vertegenwoordigde onroerende zaken (artikel 10 WBR). Ter bestrijding van constructies om deze heffing te ontgaan is in de afgelopen jaren (en ook dit jaar nog) de regeling aangescherpt. Gevolg is wel dat de regeling nauwelijks nog te begrijpen valt en de praktijk voor een groot probleem heeft geplaatst. Je moet wel een specialist zijn om artikel 4 WBR goed te kunnen duiden. De regeling is zo ingewikkeld dat de vraag opkomt of de belastingheffing op deze wijze maatschappelijk nog wel verantwoord is. De ruimte op deze plaats ontbreekt om de regeling in extenso uit te leggen. Ik volsta met een paar w simpele waarschuwingen om duidelijk te maken dat de ingewikkeldheid van deze fiscale bepaling m worden onderschat. niet mag ■ Om de aandelen te kwalificeren als fictief onroerende zaak dienen aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan. Zo bepaalt artikel 4 lid 1 letter a WBR dat op het tijdstip van de verkrijging of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar de bezittingen van het lichaam moeten bestaan of hebben bestaan uit onroerende zaken (en dan volgen nog kwantiteits- en kwaliteitseisen). Ik wijs erop dat een beoordeling op het moment van de verkrijging alléén dus niet volstaat om te kunnen concluderen dat geen sprake is van een fictief onroerende zaak. ■ Belastingheffing op basis van artikel 4 WBR is alleen mogelijk als de verkrijger voor een derde gedeelte belang in het lichaam heeft (lid 3). Hierbij moet worden geteld met de aandelen die de belastingplichtige al bezit, en met die welke hij verkrijgt bij de onderhavige of een samenhangende overeenkomst. Alsof dat al niet lastig genoeg is, worden in lid 5 onder b. vele verkrijgingen fictief onder bedoelde samenhangende overeenkomst gebracht. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aandelen die binnen twee jaren door dezelfde verkrijger - uitgebreid met een grote groep besmette personen en lichamen - worden verkregen. Door een latere verkrijging kan de eerdere verkrijging van aandelen dus alsnog worden belast. De wettelijke regeling is niet altijd verzwarend. Een voorbeeld is artikel13 lid 2 (!) WBR: een vermindering van de heffing over de verkrijging van de aandelen als eerder binnen de termijn van artikel 13 door de artikel 4-vennootschap zelf een onroerende zaak is verkregen met overdrachtsbelasting. ■
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 17
17
10/27/2011 11:55:39 AM
■ ■ ■ ■
‘Europa
Prof. dr. H.A. (Han) Kogels FB 1946 1965 1972 1972 – 1980 1976 – 1983 1980 1983 – 1985 1985 – 1988 1988 – 2008 1989 – 2006 1991 – 2009 1992 – 2009 1992 – 2011 2004 – 2006
Foto: Roel Dijkstra
2008 – heden
Geboren te Den Haag Staatsexamen HBS/B na Avondlyceum Noctua Den Haag Doctoraal Fiscale Economie Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) Wetenschappelijk medewerker belastingrecht EUR Secretaris Fiscale Zaken Verbond van Nederlandse Ondernemingen Promotie op ‘De Wet investeringsrekening’ Belastingadviseur Wisselink (voorloper VMW Taxand) Bedrijfsfiscalist Philips International (Corporate Fiscal Affairs) Lid en (vanaf 1992) voorzitter Onderwijscommissie FB/FBA Bedrijfsfiscalist Shell International (Head Indirect Tax and Tax Policy) Columnist Tribuut Lid en (vanaf 2002) voorzitter Wetenschappelijke Commissie FB FB-leerstoel Europees Belastingrecht aan de EUR Non executive Chairman International Bureau of Fiscal Documentation Secretaris-generaal International Fiscal Association IFA
18 18
He Het ett R Re Reg Register eg e gist iisstter te err | nov no n november ov o vemb em em mb ber er 201 2 20 2011 011 | nu 01 n nummer um mm mme mer 1111
REG_11_11_p01-p40.indd 18
10/27/2011 11:55:41 AM
HET
■ ■ ■ ■
Interview Scheidend hoogleraar prof. dr. Han Kogels:
is vaak onverwacht dichtbij’ Na negentien jaar lang de FB-leerstoel Europees Belastingrecht te hebben bekleed, zwaaide Han Kogels in oktober af met het afscheidscollege ‘Verdeelde eenheid’ en een seminar over de Europese btw. Kogels is vóór de invoering van een fiscale unie in Europa en vindt kostprijsverhogende belastingen het meest efficiënt. Ook voor Griekenland. Door Lex van Almelo
De FB-leerstoel is na negentien jaar opgeheven. Waarom? ‘De Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs heeft de leerstoel destijds aangeboden aan de Erasmus Universiteit omdat zij het Europees belastingrecht onderbelicht vond. Aanvankelijk was de leerstoel voor vier jaar ingesteld, maar deze is vier keer verlengd. Bij de laatste keer zei de FB: in 2011 wordt u 65, zullen we het dan voor drie jaar verlengen? Dat vond ik wel chic.’ Uw afscheidscollege ‘Verdeelde eenheid’ ging over de impact van de huidige crisis op de harmonisatie van de Europese belastingen en de noodzaak van een belastingunie. Hoe kunnen we een eenheid maken van de verdeeldheid? ‘Niet door de eurozone te laten knallen en de klok tachtig jaar terug te zetten. Dat is economisch gezien een volstrekt onaantrekkelijk scenario, want Nederland is voor driekwart van zijn inkomsten afhankelijk van het buitenland. Er is dus maar één alternatief: dat je lidstaten met een te groot tekort bij de les houdt met waarschuwingen en sancties. Het bescheiden instrumentarium met maatregelen moet worden uitgebreid. Dat betekent dat je iets van je nationale autonomie moet afstaan aan de EU en daar krijg je ook iets voor terug. Het paradoxale is dat veel Nederlanders Europa een ver-van-mijn-bedshow vinden, terwijl wij over de hele wereld zitten met scheepvaart, baggeraars, transport, softwareontwikkelaars, noem maar op. Heel veel ondernemers, ook in het midden en kleinbedrijf, zijn internationaal bezig. De Ne-
derlandse mindset is niet geïsoleerd, dus dan moeten we ons nu niet ineens opsluiten in ons zelf...’ …maar in de richting gaan van een fiscale unie? ‘Ja, waarbij fiscaal ook slaat op openbare financiën. Brussel moet meer grip krijgen op het begrotingsbeleid van de lidstaten in de eurozone. Bij de uitbreiding van de Europese Unie wisten we dat daaronder zwakke broeders zaten. Ook Italië, één van de oprichters in 1957, is nu ineens in problemen. Die lidstaten horen bij de familie en
‘We moeten ons niet opsluiten in onszelf’ je kunt ze er niet zomaar uitzetten. Bij Saab vindt men steun om de werkgelegenheid te redden heel normaal. Bij een land is dat net zo. Maar je moet wel zeggen: ik help je onder voorwaarden. In feite is het een vorm van schuldsanering. Je moet zo'n land niet uitknijpen maar wel meer grip krijgen op zijn begrotingsbeleid.’ Moet er bijvoorbeeld een Europese minister van Financiën komen? ‘Een Europese “economische regering” lijkt nog een brug te ver. Een Europese begrotingscommissaris zou een optie zijn, mits daar tegenover een betere controle staat
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 19
19
10/27/2011 11:56:09 AM
■ ■ ■ ■
Interview
door het Europese parlement: No taxation without representation.’
moet je dus voortdurend in de gaten houden. Europa is vaak onverwacht dichtbij.’
Vennootschapsbelasting
U was jarenlang secretaris Fiscale zaken bij het VNO, in totaal twintig jaar bedrijfsfiscalist bij Philips en Shell. Daar tussendoor was u twee jaar belastingadviseur bij Wisselink. Wat vond u het leukst? ‘Als secretaris bij VNO en bedrijfsfiscalist was ik met verschillende aspecten van ondernemerschap bezig en betrokken bij de onderneming. Ik vond het adviseurschap buiten het organische geheel van het ondernemen staan. Je kwam ergens en ging daarna weer weg. Het adviseurschap lag mij te ver van het bedrijf. Als bedrijfsfiscalist ben je niet alleen bezig met de cijfertjes. Je bent betrokken bij een project of bij een buitenlandse tak van het bedrijf en dus bij het bedrijfsproces. Maar het adviseurschap was een boeiende ervaring. Ik heb in al die functies het belastingrecht vanuit verschillende perspectieven leren kennen en had ook nog wel bij de Belastingdienst willen werken.’
Was de btw de eerste Europese belasting? ‘Het is niet echt een Europese belasting, maar een Europees omzetbelastingsysteem. De Europese btw-richtlijn moet, net als andere richtlijnen, in nationale wetgeving worden omgezet. Alleen invoerrechten zijn echt Europese belastingen; daarvan gaat 75% direct in de grote pot van Brussel. Ook de accijnsheffing is Europees geharmoniseerd. Verder heb je een aantal Europese richtlijnen op
‘Pas in 1892 durfde de Nederlandse staat te vragen naar het inkomen’ deelterreinen van de vennootschapsbelasting. Er is nu een richtlijnvoorstel voor een geharmoniseerde grondslag voor de vennootschapsbelasting van grensoverschrijdende ondernemingen (de CCCTB). Dat is een optioneel systeem en de lidstaten zijn het nog lang niet eens over dat voorstel.’ Begin september was de International Fiscal Association, waarvan u secretaris-generaal bent, bijeen. Hoe denken andere IFA-leden hierover? ‘De IFA is een vereniging die in 1938 in Den Haag is opgericht en nu meer dan 12 duizend leden heeft in 108 landen. Het is een platform dat overheden, bedrijven, adviseurs en wetenschappers mogelijkheden biedt om kennis en zienswijzen uit te wisselen. Wij nemen geen politieke standpunten in.’
Van mbk tot multinational Is ‘Europa’ belangrijk voor belastingadviseurs in het mkb? ‘Nou en of! Veel ondernemers zijn over de grens bezig. Toen ik in de jaren 60 voor ons familiebedrijf Kogels Schoenmagazijnen werkte, ging ik met trein naar Italië om schoenen in te kopen. Wat doe je bijvoorbeeld met de btw als je goederen betrekt uit het buitenland of daar een verkoopfiliaal opent? Wat doe je met de btw wanneer je als softwareontwikkelaar bezig bent bij je klant
‘Het adviseurschap lag mij te ver van het bedrijf’ in het buitenland en daar een paar maanden jouw hardware laat staan? Als ondernemer moet je goed bedenken hoe je dat fiscaal verwerkt. En als belastingadviseur moet je goed doorvragen om te begrijpen waar de klant precies mee bezig is. Dat is lastig zat. Wanneer het Europese Hof van Justitie een uitspraak doet over de uitleg van een richtlijn in een andere lidstaat, kan dat zo maar directe gevolgen hebben voor een mkb-er in Nederland. Dat
20
U bent ook voorzitter geweest van de Wetenschappelijke Commissie van de FB. Wat heeft u voor elkaar gekregen? ‘De commissie hield zich voornamelijk bezig met het zoeken naar onderwerpen en sprekers voor de jaarlijkse Belastingadviseursdag. Wij hebben ingevoerd dat het podium in het midden van de zaal werd gezet met daarop alleen de sprekers, zoals in een boksring. De inleiders gingen met elkaar in debat en de zaal kon meepraten en stemmen over stellingen.’
Dedain Indirecte belastingen zijn uw specialisme. Kijken directe-belastingspecalisten daar ten onrechte met dédain naar? ‘IB-specialisten denken soms dat btw niet meer inhoudt dan 19% in rekening brengen en de voordruk aftrekken. Maar de praktijk is veel gecompliceerder. En het leeuwendeel van de belastingen wordt indirect geheven via ondernemers, als werkgever of als leverancier. Terwijl de opbrengst van de inkomstenbelasting nagenoeg nul of negatief is.’ Dus u zou de Griekse minister van Financiën adviseren om vooral indirecte belastingen te heffen? ‘Ja, zeker als het gaat om efficiënte belastingheffing.’ Eén btw-tarief is ook efficiënt, maar in Nederland lukt dat niet… ‘Eén tarief is altijd eenvoudiger dan twee. Het tarief van 6% is ingevoerd om eerste levensbehoeften, cultuur en bepaalde arbeidsintensieve diensten lager te belasten. Maar het is niet duidelijk of dit lagere btw-tarief altijd wordt doorgegeven in de prijs. Zo niet, dan is in feite sprake van een subsidie voor de leverancier. Overigens ligt de invoering van één tarief politiek gevoelig, omdat het tot prijsstijging kan leiden.’ Ondernemers pompen veel btw-geld rond. Is dat wel zinnig? ‘Als ondernemers eerst btw ontvangen die ze daarna moeten afdragen, loop je het risico van fraude. In Europa
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 20
10/27/2011 11:56:10 AM
Foto: Roel Dijkstra
■ ■ ■ ■
wordt de btw-fraude geschat op een bedrag tussen 100 en 200 miljard euro. Je zou het frauderisico kunnen verminderen door de afnemer/ondernemer de aan hem in rekening gebrachte btw rechtstreeks aan de fiscus te laten afdragen of door de btw te laten verleggen naar de afnemer/ondernemer. Maar dat roept weer andere problemen op. Wanneer btw zo simpel was als sommigen denken, was er ook minder fraude.’ Accijns heffen is efficiënt. Bent u voor ‘groene accijns’? ‘Dat groen is een aantrekkelijk etiket: de vervuiler betaalt de milieuschade. Maar veelal betaalt de vervuiler meer dan de milieukosten. In feite leggen we de vervuiler dan een boete op in de hoop dat het gebruik daalt en sussen we ons geweten met de gedachte dat dit goed is voor het milieu.’ Is rekeningrijden dan beter? (Lachend) ‘Hoe kom je erbij om acht miljoen weggebruikers twaalf keer per jaar een aanslag rekeningrijden te sturen en te denken dat zo’n systeem goed loopt? Het plan is niet voor niets in de ijskast gezet.’
wetgeving die langs democratische weg tot stand komt. Tot het eind van de negentiende eeuw zag je hoofdzakelijk accijnzen. Accijnzen zijn altijd een robuuste cash cow geweest. Vóór die tijd durfde de staat niet te vragen naar iemands vermogen. Pas in 1892 werd in Nederland een
‘Ik had nog wel bij de Belastingdienst willen werken’ vorm van inkomstenbelasting geheven die lijkt op box 3 van de inkomstenbelasting. De aangifteformulieren moest je in zware gietijzeren postbussen stoppen die alleen geopend konden worden door belastingambtenaren. Nu doen we dat digitaal met onze DigiD. Dat belasting van alle tijden is, kun je zien in het Belasting- en Douanemuseum in Rotterdam.’
Burger-overheid
Waarvan u bestuurslid bent geweest... ‘Ja. Het is een prachtig museum. De toegang is gratis. Het wordt nu verbouwd maar gaat in juli 2012 weer open.’
‘In 1969 koos ik voor de studie Fiscale economie omdat mijn interesse was gewekt voor de financiële verhoudingen tussen burgers en bedrijven enerzijds en de overheid anderzijds. Vroeger werden belastingen gewoon opgelegd. Nu en dan liep het uit de hand en ontstond er belastingoproer. Nu worden belastingen geheven op basis van
Blijft u actief op fiscaal gebied? ‘Jazeker. Ik geef dit collegejaar nog een aantal gastcolleges in Rotterdam en Hamburg. De functie van secretaris-generaal van de IFA mag ik in beginsel voortzetten tot mijn zeventigste. Belastingen blijven me boeien.’ ■
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 21
21
10/27/2011 11:56:10 AM
■ ■ ■
WOZ
WOZ-waarde belangrijker dan vaak gedacht! De WOZ-beschikking is niet alleen van belang voor de gemeentelijke belastingaanslag, maar krijgt steeds meer toepassingen. De WOZwaarde1 wordt van oudsher gebruikt als basis voor de belastingheffing door het rijk (inkomstenbelasting, eigenwoningforfait eigen woning in box 1 en waardering tweede woning in box 3), waterschappen (watersysteemheffing) en gemeenten zelf (onroerendezaakbelastingen). Tevens wordt in de Wet belastingen op milieugrondslag aangehaakt bij de WOZ-objectafbakening. Sinds de inwerkingtreding van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) in 1995 zijn er geleidelijk aan meer toepassingen bijgekomen.
A Anneke Monsma Mr. A.P. Monsma is wetenschappelijk onderzoeker bij het Erasmus Studiecentrum voor Belastingen van Lokale overheden (ESBL) in Rotterdam.
llereerst noem ik de uitbreiding van de fiscale toepassingen van de WOZ-waarde2. Door de Wet werken aan winst speelt de WOZwaarde sinds 2007 een rol bij het bepalen van de maximale afschrijving op gebouwen in de winstsfeer. De wetswijziging heeft betrekking op het bepalen van de winst voor de inkomstenbelasting (winst uit onderneming in box 1) en voor de vennootschapsbelasting. Afschrijven op vastgoed mag voortaan nog maar tot op de bodemwaarde ervan. De bodemwaarde wordt bepaald aan de hand van de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende gebouw. Voor gebouwen in eigen gebruik geldt als bodemwaarde 50% van de WOZ-waarde en voor gebouwen ter belegging geldt als bodemwaarde 100% van de WOZ-waarde. Afschrijven op gebouwen kan dus slechts tot op (de helft van) de WOZ-waarde en niet verder. Als tweede noem ik de toepassing van de WOZ-waarde binnen de nieuwe schenk- en erfbelasting (voorheen: successierecht) die per 1 januari 2010 is ingegaan. In het geval een onroerende zaak wordt verkregen, wordt de waarde van die onroerende zaak vastgesteld op de WOZ-waarde die geldt voor het jaar van de verkrijging. De erfbelasting wordt dan dus berekend op basis van de WOZ-waarde. Overigens zijn er enkele uitzonderingsbepalingen opgenomen waarin de waarde lager wordt vastgesteld dan de WOZ-waarde. Dit is het geval bij woningen in verhuurde
22
staat, woningen op erfpachtgrond en woningen in bezwaarde staat (bijvoorbeeld vruchtgebruik). Met omstandigheden die niet expliciet zijn genoemd zijn in de Wet schenk- en erfbelasting wordt bij de waardebepaling voor de schenk- en erfbelasting geen rekening gehouden. Soms leidt dit tot een hogere erfbelasting dan gewenst.3 Als derde noem ik de mogelijkheid die gemeenten hebben om de WOZ-waarde te gebruiken voor andere belastingen dan de onroerendezaakbelastingen. Hierbij valt te denken aan de rioolrechten, de nieuwe rioolheffing, de forensenbelasting en de baatbelasting.4 Dit is formeel gezien overigens geen uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van de Wet WOZ, want die mogelijkheid bestond al vanaf het begin van de Wet WOZ. Wel is de verwachting dat de WOZ-waarde vaker gaat worden gebruikt voor bijvoorbeeld de rioolheffing, omdat dit inmiddels expliciet is goedgekeurd in de rechtspraak.5 De Experimentenwet Bedrijven Investeringszone (hierna: BIZ) heeft wel voor een ‘echte’ uitbreiding van de toepassing van de WOZ-waarde binnen de gemeentelijke fiscaliteit gezorgd. De BIZ-bijdrage wordt op verzoek van de ondernemers in een bepaald gebied geheven om gebiedsgerichte verbeteringen via een ondernemersfonds te bekostigen. Zowel bij de draagvlakmeting vooraf als bij de heffing zelf speelt de WOZ-waarde een rol. Zie over dit onderwerp het artikel van Arjen Schep eerder dit jaar in Het Register.6
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 22
10/27/2011 11:56:13 AM
■ ■ ■
Basisregistratie WOZ Met ingang van 1 januari 2009 bestaat er een Basisregistratie WOZ. In deze basisregistratie – die deel uitmaakt van een groter stelsel van basisregistraties in Nederland – wordt de WOZ-waarde met bijbehorende gegevens (zoals adresgegevens) van elke onroerende zaak in Nederland opgenomen.
Om het afnemen van gegevens uit de Basisregistratie WOZ in praktische zin makkelijker te maken komt er een landelijke voorziening waarin alle gegevens worden verzameld, bijgehouden en geëxploiteerd.7 Nu ligt die verantwoordelijkheid nog bij de afzonderlijke gemeenten. Voordeel van een landelijke voorziening is dat afnemers voortaan bij één loket terechtkunnen. Er volgt een aanbesteding om te bepalen welke marktpartij deze landelijke voorziening mag gaan beheren en exploiteren. Hierbij wordt vooralsnog gedacht aan het Kadaster en aan DataLand.
Bestrijding vastgoedfraude Een eerste voorbeeld van de uitbreiding van de afnemers na de inwerkingtreding van de Basisregistratie WOZ is die ten behoeve van de bestrijding van vastgoedfraude. Om fraude via zogenoemde ABC-transacties te signaleren en te voorkomen hebben notarissen toegang gekregen tot de Basisregistratie WOZ. De notaris kan zo zien of de verkoopprijs sterk afwijkt van de WOZ-waarde van de onroerende zaak waarvan hij de akte passeert. Dit kan namelijk een aanwijzing zijn dat er sprake is van vastgoedfraude. Behalve notarissen hebben ook verzekeraars en hypotheekverstrekkers toegang gekregen tot de WOZ-waarde voor de bestrijding van vastgoedfraude. Zij zijn echter geen bestuursorgaan, dus is dit via een ander wetsartikel geregeld.8
Verandering puntenstelsel huurwoningen De minister van Binnenlandse Zaken heeft op 15 juni 2011 via een Kamerbrief uiteengezet op welke wijze hij het puntenstelsel voor huurwoningen in bepaalde gebieden wil aanpassen.9 In tien regio’s met schaarste aan huurwoningen wordt het aantal punten afhankelijk van de WOZ-waarde verhoogd, zodat voor die woningen een hogere maximumhuurprijs gaat gelden. Het aantal extra punten dat wordt bijgeteld is afhankelijk van de WOZ-waarde van de betreffende woning én van
www.shutterstock.com
In de Wet WOZ en het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ is geregeld wie er toegang krijgt tot de gegevens in de Basisregistratie WOZ. In eerste instantie zijn dit de bekende wettelijke (fiscale) afnemers, te weten rijk, waterschappen en gemeenten. Door de juridische vormgeving van de Basisregistratie WOZ is het echter makkelijker dan voorheen om nieuwe afnemers toe te voegen. De verwachting is dan ook dat in de toekomst steeds meer personen of organisaties voor een bepaald doel gegevens mogen opvragen uit de Basisregistratie WOZ. de gemiddelde waarde per vierkante meter binnen de regio. Is de WOZ-waarde gelijk of lager dan de gemiddelde waarde, dan worden vijftien punten bijgeteld en is de WOZ-waarde hoger dan de gemiddelde waarde, dan worden 25 punten bijgeteld. Overigens zal deze maatregel vooralsnog alleen bij nieuwe huurcontracten effect hebben, omdat bestaande huurcontracten aan regels zijn gebonden. De WOZ-waarde wordt dus deels geïntroduceerd in het puntenstelsel voor huurwoningen in de gebonden sector. Een volledige overgang van het puntenstelsel naar een systeem waarin de maximale huur afhankelijk is van de WOZ-waarde is niet aan de orde. Wellicht dat hier in de toekomst nog over gesproken gaat worden.
Gebruik in de private sector Ook in de private dienstverlening wordt de woningwaarde gebruikt. De WOZ-waarde is echter geen openbaar gegeven. In de gevallen waarin de dienstverlener niet kan beschikken over de WOZ-waarde maakt hij ook wel gebruik van andere waardegegevens, zoals de wel openbare verkoopprijs. Ook wordt de waarde wel berekend middels rekenmodellen. Woningeigenaren zelf kunnen met hun WOZ-waarde gebruikmaken van aangeboden producten of diensten. Hierbij valt te denken aan het verkrijgen van een tweede hypotheek waarvoor geen volledig taxatierapport meer is vereist als de WOZ-beschikking wordt overhandigd. Verder kan worden gedacht aan het gebruiken van de WOZwaarde bij een berekening van de waarde voor verzekeringen, zoals de opstalverzekering. Ook bij verkoop van de eigen woning neemt de makelaar bij het bepalen van de vraagprijs de WOZ-waarde in beschouwing. Tot slot noem ik als voorbeeld de sms- en internetdiensten om de woningwaarde van een bepaalde woning te berekenen. Deze diensten maken gebruik van diverse ge-
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 23
23
10/27/2011 11:56:17 AM
■ ■ ■
WOZ
gevens, zoals de verkoopprijs en gemiddelde prijsstijgingen in een bepaalde regio. De WOZ-waarde van individuele onroerende zaken kan hiervoor nog niet worden gebruikt, omdat deze niet openbaar is. Als de WOZ-waarde in de toekomst ooit nog openbaar wordt, zullen er ongetwijfeld meer producten worden ontwikkeld die van dat gegeven gebruikmaken.
Juiste WOZ-beschikking steeds belangrijker Gezien de hiervóór genoemde diverse toepassingen van de WOZ-waarde heeft de eigenaar van een onroerende zaak een groot (financieel) belang bij een juiste WOZ-waarde. Behalve de WOZ-waarde is echter ook een juiste WOZobjectafbakening belangrijk. Niet zelden wordt de invloed hiervan op de hoogte van de energiebelasting onderschat, vooral bij grotere complexen zoals ziekenhuizen.10
daar niet veel van afweek. In het wetsartikel (26a Wet WOZ) werden de precieze bandbreedtes genoemd waarbinnen de vastgestelde WOZ-waarde niet werd aangepast. Op 22 oktober 2010 heeft de Hoge Raad korte metten gemaakt met de Fierensmarge.13 De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een zodanige beperking van de rechtsbescherming in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Hierbij heeft de Hoge Raad meegewogen dat steeds meer belastingen afhankelijk zijn geworden van de WOZ-waarde, zodat het financiële belang van een WOZ-procedure groot kan zijn.14 De Hoge Raad draagt in zijn uitspraak bestuursorganen en rechters op de Fierensmarge met onmiddellijke ingang buiten toepassing te laten. Dit betekent dat de WOZwaarde sinds dat moment weer in volle omvang wordt getoetst.15 Het heeft dus ook weer zin om voor kleine waardeverschillen bezwaar- en beroep in te stellen.
Controle op de WOZ-waarde De vraag is dus hoe ervoor kan worden gezorgd dat de WOZ-beschikking juist is. Eerstverantwoordelijke hiervoor is de gemeente. De WOZ-waarde zal door gekwalificeerde taxateurs moeten worden bepaald en de gemeente zal van een goed waarderingssysteem gebruik moeten maken. Intern worden de vastgestelde WOZ-waarden op zichzelf en aan elkaar getoetst en wordt bekeken of er geen rare fouten zijn gemaakt. Ook de achterliggende gegevens (zoals verkoopcijfers en dergelijke) worden continu verzameld en geregistreerd om het systeem up-todate te houden.
Tot slot In deze bijdrage is het belang benadrukt van een juiste vaststelling van de WOZ-waarde vanwege de vele belasting- en andere toepassingen daarvan. Een verandering in de WOZ-objectafbakening of WOZ-waarde kan al gauw vele tientallen of zelfs honderden euro’s per jaar aan belastingen, huur, hypotheek en verzekeringen schelen. Het is daarom de moeite waard om uw eigen WOZ-beschikking en die van uw cliënten goed te controleren! ■ Noten 1. Zie Het Register 2011, nr. 5, p. 37 voor een eerder artikel over de
Ten tweede is er de Waarderingskamer als wettelijke toezichthouder. Deze controleert de uitvoering van de Wet WOZ (waaronder de Basisregistratie WOZ) en bewaakt de kwaliteit daarvan. Gemeenten zijn verplicht elk jaar aan de Waarderingskamer te rapporteren over de voortgang en uitvoering van de WOZ-werkzaamheden. De Waarderingskamer heeft ook de bevoegdheid specifieke onderzoeken in te stellen.11
WOZ-waarde (R. Mols, ‘Waaderingsmix: shaken not stirred!’). 2. Zie voor meer informatie over dit onderwerp bijvoorbeeld Platform WOZ, ‘De WOZ ‘Goudgerand’, breder gebruik WOZinformatie’, juli 2008 (www.platformwoz.nl) en A.P. Monsma, ‘Breder gebruik en vermarkting van WOZ-gegevens’, december 2009, ESBL-brochure 2009, nr. 11. 3. Zie bijvoorbeeld het krantenbericht ‘Ouderen de dupe van hoge woz-waarde’, Telegraaf 13 juli 2011, over het gebruik van de WOZ-waarde van serviceflats voor de schenk- en erfbelasting.
Ten derde kan tegen de WOZ-beschikking bezwaar en beroep worden ingesteld door de belanghebbende (doorgaans degene op wiens naam de beschikking is gesteld). De belanghebbende kan op deze wijze opkomen tegen de objectafbakening en de vastgestelde waarde.
4. Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 15 mei 2009, nr. 07/13148, LJN: BD5477 (rioolrechten Nijmegen), conclusie PG: A-G Niessen, 23 maart 2006 bij Hoge Raad 22 december 2006, nr. 41.580, LJN: AX2044 (forensenbelasting Apeldoorn) en Hof Arnhem 29 januari 2001, nrs. 00/00997, 99/03625 en 00/00626, LJN: AD9603, 9605 en 9608 (baatbelasting Epe).
Fierensmarge Er worden relatief veel bezwaar- en beroepschriften ingediend tegen de WOZ-beschikking.12 Tegenover de rechtsbescherming van burgers die daarmee wordt gediend, staat de werkdruk die dit oplevert voor gemeenten en de rechterlijke macht. In een poging deze werkdruk te verlichten en te voorkomen dat voor kleine taxatieverschillen bezwaar en beroep wordt ingediend, werd in 2005 de Fierensmarge ingevoerd. Kort gezegd kwam deze regeling erop neer dat de vastgestelde WOZ-waarde bij wetsfictie geacht werd juist te zijn als de werkelijke waarde
24
5. Hof Leeuwarden 9 juli 2010, nr. BK 119/09, LJN: BN0787 (rioolheffing Leeuwarden). 6. A.W. Schep, ‘Gemeentelijke ondernemersfondsen: besteding van belastingen door ondernemers’, Het Register 2011, nr. 4, p. 8. 7. Memo’s van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 16 en 23 mei 2011, te downloaden via www.wozinformatie.nl. 8. Notarissen hebben toegang op grond van artikel 37h Wet WOZ jo artikel 10 Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ en verzekeraars en hypotheekverstrekkers op grond van artikel 40a Wet WOZ jo artikel 11 van het hiervóór genoemde Uitvoeringsbesluit.
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 24
10/27/2011 11:56:17 AM
UIT
■ ■ ■
De praktijk Pieter de Boer start mediationpraktijk
‘Fiscaal advies is een prachtig vak!’
Foto: Charles Muetstege
Mr. Pieter de Boer FB was belastingngadviseur, belastinginspecteur, weer eer e belastingadviseur en lid van de tants. hoofddirectie van Alfa Accountants. en en Nu is hij vervroegd uitgetreden gestart als mediator met zijn bedrijf gt hij, ISM Mediation. ‘Maar’, zo zegt ‘belastingadvieswerk was echt mijn ding. Een prachtig vak. Je hebt als urrelatie belastingadviseur een duurrelatie met de cliënt; dat is een positie waar veel professionals de fiscaal adviseur om benijden.’ Door Charles Muetstege
P
ieter de Boer ging na de HBS aan de slag bij accountantskantoor Noordelijke Accountantsunie, nu Accon AVM. Hij was van meet af aan veel meer geïnteresseerd in het fiscale vak dan in accountancy. Hij ging dan ook fiscaal recht studeren in Groningen. De toenmalige directeur van zijn kantoor bood hem de mogelijkheid overdag colleges te volgen, omdat er toen nog geen avondcolleges waren. ‘Ja, prima man. Ik heb veel aan hem te danken’, zegt De Boer. Kort na zijn afstuderen, verliet hij na ruim acht jaar het kantoor om inspecteur te worden bij de Belastingdienst. ‘Met name om mij verder fiscaal te ontwikkelen, want waar kun je dat nu beter doen dan bij de Belastingdienst? Maar op een gegeven moment wilde ik toch terug, want
adviseren is echt mijn ding. Het gevoel dat je rechtstreeks iets voor een klant kunt betekenen. Je kennis en ervaring echt helemaal in kunt zetten voor die klant. Dat kun je als inspecteur ook wel, bijvoorbeeld door een belastingplichtige te wijzen op een fout of hem soepel te behandelen als er buiten zijn schuld iets mis gaat, maar het blijft voor de inspecteur als overheidspartij toch heel beperkt. Als adviseur ken je de klant goed en kun je hem navenant van dienst zijn.’ In 1988 kwam De Boer bij Accountantskantoor CBTB, later Alfa Accountants en Adviseurs. ‘Hier ging ik in de volle breedte belastingadvies doen en moest daarom fors bijspijkeren op de heffingen btw, vpb, overdrachtsbelasting... als inspecteur was ik namelijk bijna uitsluitend bezig in de IB-hoek.’
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 25
25
10/27/2011 11:56:17 AM
■ ■ ■
Uit de praktijk
Management- en employee-buy out Het duurde niet lang voor Pieter de Boer - inmiddels hoofd fiscale zaken bij Alfa - werd gevraagd voor de hoofddirectie (in 1991). ‘Ik zag verbreding van het werk met juridische en fiscale zaken als belangrijk blijvend aandachtsgebied en het leek me nu goed om ja te zeggen.’ De Boer initieerde onder meer het ‘landelijk vaktechnisch overleg’ van alle fiscaal adviseurs van Alfa en heeft dit overleg tien jaar voorgezeten, hij had zitting in de
‘Echte vereenvoudiging van het belastingstelsel is heel, heel ver weg’ vaksectie recht van VLB en was betrokken bij veel fiscale projecten. Het zijn maar enkele van zijn nevenactiviteiten. ‘Die je er graag bij doet als je van je vak houdt’, zegt hij. ‘Echter met een intensieve managementfunctie erbij wordt het moeilijk om een balans te vinden. Ik moest een keuze maken en heb, toen het boxensysteem kwam in 2001, ervoor gekozen het vak alleen nog op hoofdlijnen bij te houden.’ Wat is bijvoorbeeld een interessante opdracht geweest uit uw adviestijd? ‘Dat waren er veel. Teveel om er specifiek één uit te halen, maar een mooi project was onder meer de ontwikkeling van de BV-advisering als specialisatie van Alfa. Dus vpb-kennis, wanneer een BV, geruisloos in en uit de BV, holdingstructuren enzovoort. Dat heb ik met enkele collega’s opgepakt en neergezet. Ook procederen - binnen Alfa worden alle procedures centraal gecoördineerd vond ik een buitengewoon boeiend en interessant aspect van mijn werk. Als mijn mooiste project beschouw ik het opzetten en realiseren van een brede participatieregeling voor alle medewerkers van Alfa. Toen we de onderne-
‘Nevenactiviteiten doe je er graag bij als je van je vak houdt’ ming konden overnemen in 1999, hebben we gekozen voor een management- en employee-buy out. Van de eerste onderhandelingen tot de uitgifte van de certificaten van aandelen ben ik ruim 2 jaar bezig geweest om dat goed vorm te geven. Iedereen kan participeren middels certificaten. We hebben de overname via een BV gedaan, geen eenvoudig traject. Daar spelen zaken als de structuur, de waardering, de financiering en de verhandelbaarheid van de certificaten. Het volledige aandelenkapitaal is gecertificeerd en we hebben alle medewerkers in de gelegenheid gesteld aandelen te kopen. Een mooie regeling!’
26
En nu de hamvraag: waarom uit het vak gestapt? ‘Binnen Alfa gold vanuit het verleden een vervroegde uittredingsregeling. Voor de hoofddirectie was die bepaald op 59 jaar. Het lijkt jong, zeker in deze tijd, maar wij zijn van mening dat het goed is voor een onderneming om instroom van jonger talent, ook in de hoofddirectie, mogelijk te maken. Jonge mensen hebben nieuwe inzichten. Daarvoor moeten nieuwe kansen worden gecreëerd. Neem bijvoorbeeld de ontwikkelingen op het gebied van automatisering en social media. Dat is iets waar jongere mensen mee opgroeien en heel anders mee omgaan.’ De Boer vertelt dat men bij Alfa niet over één nacht ijs is gegaan waar het aankomt op nieuw bloed in de hoofddirectie halen. Er is een uitgebreid beleidsmatig onderzoek gedaan. Waar staan we, waar willen we naartoe en wat voor hoofddirectie past daarin? ‘Ja en hèbben we ook inderdaad kandidaten voor een hoofddirectieplek? Nou, die hadden we. Drie mannen en die wilden ook graag met z’n drieën van start. Wat wil je nog meer? We hebben vanzelfsprekend enige geleidelijkheid ingebouwd, waarbij wij steeds meer naar de zijlijn verhuisden, maar het is toch snel gegaan. Als op een goede manier in je opvolging is voorzien, dan maak je graag ruimte. Bovendien: de job was zwaar, ik had bijna 40 jaar hard gewerkt en in de avonduren hard gestudeerd (De Boer deed naast fiscaal recht ook notarieel recht en strafrecht, red.). Tegelijkertijd lonkte mijn nieuwe uitdaging, een mediationpraktijk.’
Mediator versus adviseur Mediation, ook in de niet-fiscale sector? ‘Ook op andere vlakken, ja, maar wel altijd in de zakelijke sfeer. Hoewel ik een paar forse klussen in de zakelijke mediation achter de rug heb, zit ik nog in de opstartfase. Wat ik daarbij erg leuk vind is dat ik nu alles zelf moet uitzoeken en regelen, computertechnisch, contacten leggen tot het laten maken van een website, visitekaartjes en briefpapier. Wat er allemaal bij komt kijken! Het loopt allemaal goed, maar eerlijk gezegd mis ik soms mijn toegewijde secretaresse Sylvia!’ Kunt u iets meer vertellen over zo’n “forse klus”? ‘Een forse klus was er in het kader van samenwerking tussen directies binnen een groot bedrijf, wat uiteindelijk tot een bedrijfssplitsing heeft geleid. Daar komen behalve fiscale aspecten ook emotionele, juridische, financiële en sociale aspecten bij kijken. Kortom: het complete bedrijfsopvolgingsverhaal. Wat daar de toegevoegde waarde van een mediator is? Er zitten partijen met hun adviseurs aan tafel en als mediator houd je partijen in gesprek en je laat het proces voortgang houden. Je doet dit met onpartijdigheid, met geheimhouding en met het vertrouwen van de partijen. Zij praten overal over, brainstormen ook. Dat faciliteer je allemaal. Nee, je praat in beginsel niet met partijen afzonderlijk, het is uitsluitend plenair, maar er kunnen redenen zijn dat je de partijen bij uitzondering afzonderlijk spreekt. Dat heet caucus. Je kunt daarnaast kiezen voor een niet plenair intakegesprek, ook een soort caucus.’
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 26
10/27/2011 11:56:19 AM
■ ■ ■
Bedrijfssplitsing werd door uw inbreng aanvaard als beste oplossing? ‘Je mag geen oplossing adviseren, noch naar een oplossing sturen of die ondersteunen, ook al verwachten partijen dit soms wel. In dit geval bleek doordat partijen binnen de mediation intensief het gesprek met elkaar aangingen zij zelf op een gegeven moment concludeerden dat verder samengaan een heilloze weg was. Dan is de oplossing niet ingegeven door de mediator, maar hebben partijen dit zelf doorleefd. Daar kun je dan weer mee verder. Dit staat in contrast met een adviseur die voor dergelijke gesprekken minder tijd heeft. De adviseur wordt geacht een oplossing te bedenken en te zeggen: je moet dit of dat doen. Als mediator moet je afstand nemen van het partijdig adviseur zijn. Ook een manager moet knopen doorhakken. Dat hoef jij als mediator niet te doen. Je moet het bij de partijen laten.’ Door de fiscale aspecten bij de mediation klussen hebt u in elk geval nog een band met “het vak”! ‘Ja, dat is fijn. Partijen hebben ook vaak hun fiscaal adviseur bij zich en dat geeft herkenning. Daarnaast heb ik nog heel goede band met Alfa. Ik heb daarmee meteen een netwerk van goede adviseurs die ik inschakel als partijen en hun adviseurs mij daarom vragen.’ Alfa heeft 30 vestigingen en 850 medewerkers. Hoe is de organisatie zo gegroeid? ‘In 1988 had CBTB, de voorloper van Alfa, 250 mensen in dienst op - ik meen – zo’n vijftien kantoren. Er is destijds een groeistrategie ingezet, vooral in de mkb-sector en samen met de BV-advisering. Maar ook agro was en is een flink deel van de business. Er is zowel autonoom als via overnames een sterke groei opgetreden, er zijn branchekantoren opgezet, een bedrijfskundige afdeling enzovoort. Vanaf het begin is echter duidelijk gesteld: niet groeien om het groeien en heel selectief, soms ook terughoudend zijn als het op overnames aankomt. Een over te nemen kantoor moest echt in de setting en de cultuur passen.’
Prachtig en ook bestendig Als we vragen naar De Boers mening over de toekomst, het vak, de jongere fiscalisten, het belastingstelsel, horizontaal toezicht, dan glimt hij bijna. ‘Dit vak is en blijft prachtig! En het is een bestendig vak. Jonge mensen die voor dit vak kiezen, hebben altijd goed werk. Aan de fiscale verplichtingen ontkomt niemand en de materie is dermate ingewikkeld dat je altijd een adviseur nodig hebt. Dit zal beslist zo blijven. Veel mensen zullen weleens hebben gedacht: was ik maar fiscaal adviseur geworden!’ Misschien is er wel een lobby in Den Haag van fiscaal adviseurs om het ingewikkeld te houden? ‘Ha!’, lacht De Boer, ‘dat is helemaal niet nodig, want elke vereenvoudigingsoperatie heeft tot nu toe geleid tot meer ingewikkeldheid. Neem nu weer de werkkostenregeling, verschrikkelijk! Ik vermoed dat men in het vak en in de wetenschap heus wel weet hoe je het stelsel optimaal
kunt krijgen, maar de samenleving vraagt om uitzonderingen. Of bepaalde groepen willen speciaal zijn en ja, dan zijn er genoeg mensen in Den Haag die daar ook nog weer een schepje bovenop weten te doen. Echte vereenvoudiging van het belastingstelsel is heel, heel ver weg.’ Over horizontaal toezicht (HT) zegt De Boer: ‘Het is in de
‘Veel mensen zullen weleens hebben gedacht: was ik maar fiscaal adviseur geworden’ basis een goed idee. Het vertrouwen in elkaar vind ik heel belangrijk. Het gaat een beetje in de richting van mediation, namelijk dat je individuele problematiek zoveel mogelijk met elkaar overlegt in plaats van uitvecht. Maar HT past mijns inziens niet bij de maatschappelijke rol van de inspecteur aan de ene kant en de adviseur aan de andere kant. Je hebt als adviseur een vertrouwensband met je cliënt en daarin past niet dat op jouw initiatief fiscale standpunten worden aangegeven die de inspecteur mogelijk problematisch vindt.’ Hoe ziet u tenslotte de ontwikkeling van uw mediationpraktijk? ‘Je hebt nu binnen het Nederlands Mediation Instituut (NMI) twee soorten mediators, geregistreerd of gecertificeerd. Deze laatste groep kent zwaardere eisen en kan bijvoorbeeld ook voor de rechtbank werken. Het NMI gaat per 1 januari 2012 naar een nieuwe titel, de Registermediator, waardoor de eerste, lichtere variant vervalt. Terwijl mij dit veel beter past. Alleen een registratie met een vrij lage PE-verplichting. Mijn insteek was: vrijheid blijheid, één zaak tegelijk, me daar helemaal voor inzetten en puur de beide partijen dienen en ondersteunen om tot een oplossing te komen. Daartoe ben ik voldoende gekwalificeerd enerzijds door mijn lange praktijkervaring en anderzijds omdat ik voor de inschrijving in het NMI-register een mediation-opleiding heb gedaan bij Van der Hoeven Nelissen. Voor mijzelf betreur ik het besluit
‘Als mediator moet je afstand nemen van het partijdig adviseur zijn’ van het NMI en ik begrijp het ook niet goed, omdat naar mijn idee de kwaliteitswaarborgen voor beide soorten mediators in de praktijk volstrekt helder zijn. Ik beraad mij erop hoe hiermee om te gaan. Maar hoe het ook zal aflopen, ik zal mijn mediationpraktijk met enthousiasme voortzetten.’ ■
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 27
27
10/27/2011 11:56:19 AM
Advertentie
REG_11_11_p01-p40.indd 28
10/27/2011 11:56:20 AM
IN
Jurisprudentie en wetgeving Inkomstenbelasting Maatregelen voor ondernemers in Belastingplan 2012 ■ Kwijtscheldingswinstvrijstelling geldt niet voor rendabele onderneming ■
Formeel belastingrecht 29
Renteaftrekbeperking bij overnameholdings ■ Fiscale eenheid zonder tussenmaatschappij was mogelijk
29
Vergrijpboete kan volgen na verzuimboete Rechter moet ook bij omstreden intrekking uitspraak doen
31 31
Omzetbelasting 30 30
Loonbelasting Voorwaarden lage bijtelling auto van de zaak worden verscherpt ■ Werknemer mag onbelaste computer ook buiten werkplek gebruiken
■ ■
Vennootschapsbelasting ■
■ ■ ■ ■ ■
■
Verhuur multifunctionele ruimte vormde één btw-belaste dienst ■ Nieuwe btw-regels voor factuur in 2013 ■ Voorbereidende werkzaamheden voor belaste verhuur gaf al recht op aftrek ■
32 32 32
30
Schenk- en erfbelasting 31
■
Gevolgen Geefwet voor anbi’s
33
Inkomstenbelasting
2011/87 Maatregelen voor ondernemers in Belastingplan 2012 Het wetsvoorstel Belastingplan 2012 bevat onder andere
2011/88 Kwijtscheldingswinstvrijstelling geldt niet voor rendabele onderneming
wijzigingen in bestaande ondernemersfaciliteiten, zoals de
Als een schuldeiser van een ondernemer afziet van zijn
zelfstandigenaftrek en de dotatie aan de fiscale oudedagsre-
vordering, hoeft de ondernemer onder voorwaarden geen
serve (FOR).
belasting te betalen over dit kwijtscheldingsvoordeel. Een belangrijke voorwaarde is dat de schuldeiser zijn vordering
De huidige zelfstandigenaftrek voor ondernemers is afhankelijk van de winst en ligt tussen de € 9484 en € 4602. Het kabinet stelt voor de zelfstandigenaftrek per 1 januari 2012 te zetten op een vast bedrag van € 7280. Verder zullen sommige ondernemers in 2012 minder kunnen doteren aan de FOR. Deze dotatie bedraagt nu 12% van de winst met een maximum van € 11.882, maar dat maximum daalt vanaf 1 januari 2012 naar € 9382.
Vitaliteitssparen Het kabinet wil in 2013 de levensloop- en spaarloonregeling vervangen door de vitaliteitsspaarregeling. Niet alleen ondernemers, maar ook werknemers en resultaatgenieters zullen deze regeling kunnen gebruiken. Met een vitaliteitsspaarregeling kunnen deelnemers fiscaal voordelig sparen. De stortingen zijn namelijk aftrekbaar in box 1 terwijl men pas belasting betaalt op het moment van opname van het tegoed. Daarnaast is het opgebouwde tegoed vrijgesteld in box 3. Deelnemers kunnen maximaal € 20.000 (bruto) sparen, met een maximale inleg van € 5000 per jaar. Deelnemers kunnen jaarlijks maximaal € 20.000 opnemen en daarna opnieuw sparen tot het maximum weer is bereikt. Vanaf het jaar waarin een deelnemer op 1 januari 62 jaar oud is mag hij per jaar maximaal € 10.000 opnemen. Het vitaliteitssparen zal in de plaats treden van de spaarloonregeling en de levensloopregeling. ■ Bron: ministerie van Financiën, 15 september 2011, Belastingplan 2012
echt niet kan innen vanwege de noodlijdende situatie van de ondernemer. Deze voorwaarde is benadrukt in een zaak voor Rechtbank Haarlem. Het betrof een cv die een saunabedrijf exploiteerde. De cv begon met één beherende vennoot en twee commanditaire vennoten. Later kwam daar nog de echtgenote van de beherende vennoot bij. Zij werd zelf ook een beherende vennoot van de cv. In 2004 vond een uitgebreide herstructurering plaats waarbij de cv in een bvstructuur belandde. Deze herstructurering ging buiten een van de commanditaire vennoten om. In 2004 wilde deze commanditaire vennoot het samenwerkingsverband verlaten.
Gedeeltelijke kwijtschelding De commanditaire vennoot had inmiddels een totale vordering van ruim € 2,7 miljoen op de cv. De cv bood de uittredende vennoot aan een bedrag van € 1,9 miljoen ineens af te lossen onder voorbehoud van financiering. De cv wist de financiering echter in eerste instantie niet rond te krijgen. In 2005 verstrekte een bank een lening aan de bv-structuur die het belang in de cv hield. Deze bv betaalde de uittredende vennoot een bedrag van € 1,9 miljoen waarop deze afstand deed van zijn totale vordering. Dit leverde de bv een kwijtscheldingsvoordeel op van ruim € 800.000. De bv stelde dat het kwijtscheldingsvoordeel onbelast was, omdat het onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling viel. De Belastingdienst was het daarmee niet eens. De inspecteur stelde dat de uittredende vennoot
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 29
29
10/27/2011 11:56:20 AM
■ ■ ■ ■ ■
een deel van zijn vordering had kwijtgescholden ondanks het feit dat hij zijn vordering wel kon innen.
2011/90 Fiscale eenheid zonder tussenmaatschappij was mogelijk
Inbare vordering
Een grootmoeder- en een kleindochtermaatschappij kun-
De rechtbank was het met de inspecteur eens. Uit de balansen 2002 en 2003 bleek dat het samenwerkingsverband de schuldeisers zoals de uittredende vennoot kon betalen. Het commerciële resultaat in deze jaren was bovendien positief. Het saunabedrijf was dus geen noodlijdende onderneming. De rechtbank kon zich voorstellen dat de bv ondanks een positief eigen vermogen toch over onvoldoende liquide middelen beschikte om haar schuld ineens af te lossen. Een dergelijke aflossing zou de voortzetting van de onderneming in gevaar kunnen brengen. Dat was echter onvoldoende bewijs om te stellen dat de uittredende vennoot zijn vordering niet kon opeisen. Een dergelijke stelling zou er bovendien toe leiden dat bedrijven die niet noodlijdend zijn toch de kwijtscheldingswinstvrijstelling mogen toepassen. De rechtbank vond het aannemelijk dat de vennoot de zaak snel wilde afhandelen om zijn zakelijke relatie met de aandeelhouders in de bv te beëindigen. De vordering was in beginsel inbaar, zodat de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing was.
nen samen een fiscale eenheid aangaan als zij allebei in
■ Bron: Rechtbank Haarlem, LJN: BT6373
Papillon-arrest
Vennootschapsbelasting
2011/89 Renteaftrekbeperking bij overnameholdings Het Belastingplan 2012 bevat een maatregel die de renteaftrek van overnameholdings beperkt als zij met groeps- of bankleningen een onderneming overnemen en vervolgens een fiscale eenheid vormen met deze onderneming. Het kabinet vindt een dergelijke constructie ongewenst. In dat geval trekt namelijk de fiscale eenheid in Nederland de rente af, terwijl de renteopbrengst vaak wordt belast in een land met een laag belastingtarief. Het wetsvoorstel maakt hier een einde aan door renteaftrek alleen toe te staan voor zover de overnameholding eigen winst heeft. Deze regel geldt echter alleen voor zover de fiscale eenheid na de overname niet bovenmatig met vreemd vermogen is gefinancierd. Met bovenmatig wordt hier bedoeld dat de schulden gemiddeld meer bedragen dan tweemaal het eigen vermogen. Verder treedt de aftrekbeperking pas in werking voor zover het bedrag aan rente meer bedraagt dan € 1 miljoen.
Stalling van rente De fiscale eenheid kan de rente die zij niet mag aftrekken overbrengen naar het volgende jaar. Aftrek van deze gestalde overnamerente is in dat jaar mogelijk voor zover de overnameholding voldoende ‘eigen’ winst heeft. De nieuwe renteaftrekbeperking geldt voor het eerst in boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2012. De regeling geldt echter niet voor overnameholdings die vóór 1 januari 2012 deel gaan uitmaken van een fiscale eenheid met de overgenomen vennootschap. ■ Bron: ministerie van Financiën, 15 september 2011, Belastingplan 2012
30
Jurisprudentie en wetgeving
Nederland zijn gevestigd. Volgens Rechtbank Haarlem is dit zelfs mogelijk als de moedermaatschappij in het buitenland is gevestigd en zelf geen vaste inrichting in Nederland heeft. De huidige wetgeving stelt dat een buitenlandse moeder- of dochtermaatschappij alleen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kunnen vormen als ten minste een van beide een vaste inrichting in Nederland heeft. Dit vormde een probleem voor een Nederlandse grootmoedermaatschappij. Deze had 99% van de aandelen in een Duitse aandelenvennootschap (een GmbH). De GmbH hield alle aandelen in een Nederlandse bv. De grootmoedermaatschappij wilde een fiscale eenheid aangaan met de Nederlandse kleindochter. De inspecteur weigerde dit, omdat de GmbH geen Nederlandse vaste inrichting had.
Rechtbank Haarlem heeft geoordeeld dat de eis dat de tussenhoudstermaatschappij ook tot de fiscale eenheid moet behoren in strijd is met het Europese recht van vrijheid van vestiging. De rechter leidde dit af uit het Papillon-arrest van 27 november 2008. De rechtbank stelde dat in deze zaak er een risico bestond dat dubbele verliesverrekening zou plaatsvinden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen als de grootmoeder bij liquidatie van de GmbH verliezen aftrok die afkomstig waren uit de Nederlandse kleindochter. De verliezen van de kleindochter kunnen immers al worden verrekend met de winsten van de grootmoeder binnen de fiscale eenheid. De rechtbank meende dat de fiscus dit probleem ook op een andere manier kon oplossen. De inspecteur moest van de rechtbank de fiscale eenheid toestaan, al mocht hij wel nadere voorwaarden stellen. ■ Bron: Rechtbank Haarlem, 14 september 2011 (gepubliceerd op 22 september 2011), LJN: BT2305
Loonbelasting
2011/91 Voorwaarden lage bijtelling auto van de zaak worden verscherpt In het wetsvoorstel Wet uitwerking autobrief laat het kabinet weten van plan te zijn de voorwaarden voor de lage bijtelling bij privégebruik van de auto van de zaak in de toekomst te verscherpen. Een werkgever mag onder voorwaarden de bijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak stellen op 14% in plaats van de normale 25% van de cataloguswaarde van de auto. Dit is het geval als de CO2-uitstoot van de (benzine)auto niet meer bedraagt dan 95 gram per kilometer (110 gram per kilometer bij dieselauto’s). Als de CO2-uitstoot ligt tussen de 95 en 110 gram per kilometer (110 gram en 140 gram per kilometer bij dieselauto’s) bedraagt de bijtelling 20% van de cataloguswaarde. De verschillende percenta-
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 30
10/27/2011 11:56:20 AM
■ ■ ■ ■ ■
ges in de bijtelling blijven bestaan, maar de CO2-grenzen worden in de periode van 2012 tot en met 2015 geleidelijk aan verscherpt. Daarnaast groeien de benzine- en dieselgrenzen naar elkaar toe. Uiteindelijk zal het niet uitmaken of het om een benzineauto gaat of om een dieselauto. Uiteindelijk zou de 14%-bijtelling in 2015 uiteindelijk alleen gelden voor auto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 82 gram per kilometer. De 20%-bijtelling geldt dan alleen voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 82 maar niet meer dan 110 gram per km. Auto’s die niet meer dan 50 gram CO2 per kilometer uitstoten, hebben tot en met 2015 geen bijtelling als de werkgever deze koopt in de periode van 1 januari 2012 tot en met 2015. Voor auto’s die al vóór 1 juli 2012 worden geleaset blijft de lage bijtelling gelden voor een periode van zestig maanden. ■ Bron: ministerie van Financiën, 15 september 2011, Wet uitwerking autobrief
2011/92 Werknemer mag onbelaste computer ook buiten werkplek gebruiken In de werkkostenregeling geldt een nihilwaardering als de werkgever aan de werknemer een computer ter beschikking stelt die voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt op de werkplek. Deze nihilwaardering is onder voorwaarden ook toegestaan als de werknemer de computer af en toe buiten de werkplek gebruikt. De Belastingdienst heeft op de eigen website een toelichting gegeven over de voorwaarden voor het toepassen van de nihilwaardering van een computer en bijbehorende apparatuur die de werknemer ook buiten zijn werkplek gebruikt. Ten eerste moet de werknemer de computer en de bijbehorende apparatuur voor 90% of meer zakelijk gebruiken. Daarnaast moet de werknemer de computer en bijbehorende apparatuur geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruiken. Als de werknemer niet aan deze twee voorwaarden voldoet, moet de werkgever de factuurwaarde van de computer (inclusief btw) tot het loon van de werknemer rekenen. Dit kan de werkgever ook onderbrengen in de vrije ruimte. ■ Bron: www.belastingdienst.nl, 24 september 2011
Formeel belastingrecht
2011/93 Vergrijpboete kan volgen na verzuimboete Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012 bevat regels die de fiscale boeten een stuk strenger maken. Zo zal het mogelijk worden dat een vergrijpboete op een verzuimboete volgt, al vindt dan wel verrekening plaats. Onder de huidige wetgeving mag de inspecteur iemand geen vergrijpboete opleggen als hij deze persoon voor hetzelfde feit al een verzuimboete heeft opgelegd. Door het wetsvoorstel kan de
inspecteur een vergrijpboete opleggen voor hetzelfde feit als waarvoor hij eerder een verzuimboete heeft opgelegd. Dit is echter alleen mogelijk als nieuwe bezwaren bekend zijn geworden. Nieuwe bezwaren zijn verklaringen van de belasting- of inhoudingsplichtige of van derden en stukken en gegevensdragers die later bekend zijn geworden of niet zijn onderzocht. Als de inspecteur vanwege nieuwe bezwaren een vergrijpboete oplegt, moet hij de eerder opgelegde verzuimboete wel verrekenen met de vergrijpboete.
Inlichtingenplicht Bovendien introduceert het wetsvoorstel een nieuwe boete. In bepaalde gevallen zijn namelijk belasting- en inhoudingsplichtigen verplicht uit zichzelf de Belastingdienst in te lichten over onjuistheden of gebreken in de gegevens die van belang zijn voor de belastingheffing. Wie met opzet of door grove schuld niet aan deze inlichtingenplicht voldoet riskeert een boete van maximaal 100% van het belastingbedrag dat door het nalaten van deze plicht niet aan belasting is geheven of zou zijn geheven. Het kabinet wil deze inlichtingenplicht invoeren bij de Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto, de Verklaring geen privégebruik auto, de suppleties voor de omzetbelasting en bij het invullen van de aangifte erfbelasting door (buitenlandse) notarissen. ■ Bron: ministerie van Financiën, 15 september 2011, Overige fiscale maatregelen 2012
2011/94 Rechter moet ook bij omstreden intrekking uitspraak doen Als een procespartij stelt dat een beroep niet is ingetrokken, mag een rechter niet volstaan met een proces-verbaal van de zitting. Dit blijkt uit een recent oordeel van de Hoge Raad. Dit oordeel zag op een zaak waarin belanghebbende in bezwaar en beroep was gegaan tegen zijn WOZ-beschikking. Tijdens de zitting concludeerde de rechtbank dat belanghebbende zijn beroep introk. De rechter vermeldde dit ook in het proces-verbaal. Belanghebbende meende dat het beroep niet rechtsgeldig was ingetrokken en ging in hoger beroep. Het hof wees zijn beroep echter af, omdat tegen een proces-verbaal van de rechtbank geen hoger beroep mogelijk is.
Bezwaar tegen intrekking Toen belanghebbende naar de Hoge Raad stapte oordeelde deze dat het hof het hoger beroep in deze zaak terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Toch had het hof niet volledig juist gehandeld. Als een belanghebbende met de rechtbank van mening verschilt over de intrekking van het beroep, moet de rechtbank dit in een uitspraak vermelden. Tegen deze uitspraak kan de belanghebbende dan wel hoger beroep instellen en eventueel beroep in cassatie bij de Hoge Raad. Het hof had het dossier moeten terugsturen naar de rechtbank. Nu dit niet was gebeurd moest de wederpartij – in dit geval de gemeente – het griffierecht van de belanghebbende vergoeden. ■ Bron: Hoge Raad, 23 september 2011, LJN: BT2297
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 31
31
10/27/2011 11:56:20 AM
■ ■ ■ ■ ■
Omzetbelasting
2011/95 Verhuur multifunctionele ruimte vormde één btw-belaste dienst De verhuur en exploitatie van een multifunctionele ruimte is volgens Hof Den Bosch aan te merken als één btw-belaste dienst. Hierdoor is de btw die is betaald bij de bouw aftrek-
Jurisprudentie en wetgeving
die de goederenlevering of de dienst verricht, de aard van de geleverde goederen of diensten en het te betalen btw-bedrag of de gegevens waarmee men de btw kan berekenen. Als de ondernemer een document opstuurt waarin hij wijzigingen aanbrengt in een eerder verstuurde factuur, telt dat document onder voorwaarden ook als een factuur. De voorwaarden zijn dat het document duidelijk verwijst naar de oorspronkelijke factuur en dat de ondernemer alle wijzigingen specifiek vermeldt. De ondernemer mag een dergelijk document ook als een vereenvoudigde factuur opstellen.
baar.
Verlegging In de zaak voor het hof had een gemeente een multifunctioneel centrum laten bouwen. Het centrum bestond uit vier onderdelen, namelijk horeca, een sportzaal, multifunctionele ruimten en een studio. De gemeente verhuurde het centrum aan twee bv’s waarbij de partijen kozen voor belaste verhuur. De ene bv huurde het horecadeel en de andere bv de rest. De laatstgenoemde bv stelde de multifunctionele ruimten tegen een bepaald tarief ter beschikking aan derden. De bv zorgde daarbij onder andere ook voor het schoonhouden van de accommodatie, bewaking en toezicht, een EHBO-voorziening en het ter beschikking stellen van benodigd materiaal, zoals meubilair en een beamer. Volgens de inspecteur vormde de verhuur van de multifunctionele ruimten een vrijgestelde prestatie, zodat belaste verhuur voor dat deel niet mogelijk was. De gemeente kon daardoor de btw over dat deel niet aftrekken.
Verder stelt de staatssecretaris onder andere voor dat de presterende ondernemer de factuur moet opstellen volgens de regels van zijn eigen lidstaat als een btw-schuld is verlegd naar de buitenlandse afnemer. Dit is een uitzondering op de hoofdregel dat de presterende ondernemer een factuur opstelt volgens de eisen van de lidstaat waar de levering of dienst is belast. De staatssecretaris wil dat deze wijzigingen ingaan op 1 januari 2013. ■ Bron: ministerie van Financiën, 9 september 2011, implementatie richtlijn factureringsregels
2011/97 Voorbereidende werkzaamheden voor belaste verhuur gaf al recht op aftrek Als een huurder van een pand dat pand voor ten minste 90%
Samenhangende activiteiten De gemeente ging in beroep. Het hof concludeerde dat de bv naast de verhuur van de multifunctionele ruimten ook andere diensten verrichtte, zoals schoonmaak, toezicht, controle en bewaking. Deze diensten hingen zo nauw met elkaar samen dat de exploitant aan de gebruikers van de ruimten een andere dienst verleende dan btw-vrije verhuur. De dienst die de exploitant verrichtte was een btw-belaste dienst. Hierdoor kon de btw-belaste huur tussen de gemeente en de exploitant in stand blijven en had de gemeente ook recht op aftrek van de btw op de bouw van de multifunctionele ruimten. ■ Bron: Hof Den Bosch, 28 juli 2011, (gepubliceerd 15 augustus 2011), LJN: BT1535
2011/96 Nieuwe btw-regels voor factuur in 2013
men met zijn verhuurder kiezen voor belaste verhuur. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een huurder die voorbereidende werkzaamheden voor belaste prestaties verricht al aan deze voorwaarde voldoet. De uitspraak zag op een zaak waarin een verhuurder van een pand met zijn huurder had geopteerd voor belaste verhuur. De verhuurder kon daardoor de btw op de onderhoudskosten voor het pand aftrekken. De verhuurder wilde delen van het pand onderverhuren aan andere ondernemingen. Deze onderverhuur zou een belaste prestatie zijn. De huurder richtte in het gehuurde pand een informatiebalie in waarin een medewerker potentiële onderhuurders kon ontvangen. Toen de huurder echter een maand later nog geen onderhuurders had gevonden beëindigde hij de huurovereenkomst.
De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel
Voorbereiding ook belast gebruik
bij de Tweede Kamer ingediend om regels rond de factu-
Volgens de Belastingdienst had de huurder het pand niet gebruikt voor belaste prestaties, zodat niet was voldaan aan de voorwaarden voor de belaste verhuur. Hierdoor had de verhuurder geen recht op aftrek van de betaalde btw op de onderhoudskosten. De Hoge Raad was het hiermee niet eens. Door het inrichten van de informatiebalie had de huurder het pand in gebruik genomen. Bovendien had hij een handeling verricht die erop was gericht belaste prestaties te kunnen verrichten. Voor de aftrek van de verhuurder maakte het niet uit of de huurder uiteindelijk wel of geen belaste prestaties had verricht.
rering op het gebied van de btw aan te passen. De nieuwe regels zijn gebaseerd op de factureringsregels van de Europese richtlijn. Tot de nieuwe regels behoort de mogelijkheid tot het uitreiken van een vereenvoudigde factuur. Een ondernemer kan straks volstaan met een vereenvoudigde factuur als het bedrag van de factuur niet hoger is dan € 100 inclusief btw. Dit mag ook bij een creditnota. Een ondernemer hoeft veel minder te melden op een vereenvoudigde factuur dan op de volledige factuur. Hij kan namelijk volstaan met de factuurdatum, de identiteit van degene
32
gebruikt voor prestaties die zijn belast met btw, kan hij sa-
■ Bron: Hoge Raad, 23 september 2011, LJN: BP4793
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 32
10/27/2011 11:56:20 AM
■ ■ ■ ■ ■
Schenk- en erfbelasting
mogen instellingen namelijk in beginsel geen commerciële activiteiten verrichten als zij de anbi-status willen krijgen of behouden. Onder de Geefwet brengen commerciële activiteiten de anbi-status niet in gevaar zolang de instelling de opbrengsten uit deze activiteiten besteedt aan het algemeen nuttige doel. De instelling moet nog steeds voor ten minste 90% het algemeen nut beogen.
2011/98 Gevolgen Geefwet voor anbi’s Organisaties met de status van algemeen nut beogende instelling (anbi) hoeven geen schenk- of erfbelasting te betalen over giften en erfenissen die zij ontvangen. In het
■ Bron: ministerie van Financiën, 15 september 2011, Geefwet
wetsvoorstel Geefwet stelt het kabinet voor de voorwaarden voor de anbi-status iets te versoepelen.
■ Staatsblad EK
■ Aangenomen EK
■ Eindverslag EK
■ Memorie van Antwoord EK
■ Voorlopig verslag EK
■ Wetsvoorstel EK
■ Aangenomen TK
■ Eindverslag TK
■ Nota n.a.v. verslag TK
■ Verslag TK
■ Wetsvoorstel + MvT TK
De stand van zaken
Wetgeving
Om te beginnen vernieuwt de Geefwet het begrip ‘anbi’ door duidelijk te maken dat aandelenvennootschappen, coöperaties en vergelijkbare rechtsfiguren met deelnemers geen anbi’s kunnen zijn. Tegenover deze verscherping staat de volgende versoepeling. Nu
Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (32 426) Btw-tarief levende dieren (30 922) Wijziging AOW i.v.m. mogelijkheid om ouderdomspensioen op een later tijdstip te laten ingaan (31 774) Wijziging van de Wet OB i.v.m. aanpak constructies met (on)roerende zaken (30 061) Wet belastingen op milieugrondslag i.v.m. het beperken van de emissies kolencentrales (31 362) Vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (31 058) Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar (32 767) Fiscale Verzamelwet 2011 (32 810) Wet Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen (32 818)
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 33
33
10/27/2011 11:56:20 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Landbouwvrijstelling
Herwaardering van landbouwgrond, een vervolg In Het Register nummer 6 van juni 2011 is al ingegaan op de wijze waarop agrarisch ondernemers op een mogelijke afschaffing van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting anticiperen en in het bijzonder op de (on)mogelijkheid van de overgang van een stelsel van waardering op kostprijs naar een stelsel van waardering op waarde in het economisch verkeer. In deze bijdrage wil ik van mijn kant ingaan op een dergelijke stelselwijziging en ook de onlangs door de Belastingdienst en de Vereniging van accountants- en belastingadviesbureaus VLB gemaakte werkafspraak behandelen. Tenslotte wordt ingegaan op enkele mogelijkheden om tot een incidentele herwaardering van landbouwgronden te komen.
D André Verduijn Mr. A. Verduijn FB is hoofd Vaktechniek Fiscaal van Countus accountants + adviseurs in Zwolle.
34
e landbouwvrijstelling is goed beschouwd geen faciliteit, maar een objectieve winstvrijstelling (totaalwinst) waarmee een evenwichtige belastingheffing werd beoogd over vermogenswinsten. Na diverse wijzigingen van de vrijstelling is deze nu nog een vrijstelling van ‘voordelen uit landbouwbedrijf ter zake van waardeveranderingen van gronden – daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen – voor zover de waardeverandering van de grond is toe te rekenen aan de ontwikkeling van de waarde in het economisch verkeer bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf en niet is ontstaan in de uitoefening van het bedrijf’. In artikel 3.12, lid 2 Wet IB is een (ruime) definitie gegeven van wat in dit verband onder ‘landbouwbedrijf’ wordt verstaan. De vrijstelling geldt alleen voor veranderingen van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming (hierna: WEVAB) van de grond en dan ook nog voor zover deze niet zijn ontstaan in de uitoefening van het bedrijf. Met dit laatste wordt bedoeld dat de waardeverandering niet is ontstaan door fysieke bewerkingen aan en verbeteringen van de grond.1 Voor zover de verkoopopbrengst of de waarde in het economisch verkeer (hierna: WEV) bij onttrekking hoger is dan de WEVAB (bijvoorbeeld vanwege een verwachte wijziging naar een niet-agrarische bestemming) valt dit verschil niet onder de landbouwvrijstelling.
Een ander belangrijk aspect schuilt in het begrip ‘voordelen’. Voor zover kosten zijn toe te rekenen aan de vrijgestelde waardeveranderingen gaan zij op in de landbouwvrijstelling en komen zij niet in aftrek. De bekendste voorbeelden daarvan zijn aan- en verkoopkosten. Eerdere inperkingen van de landbouwvrijstellingen gingen doorgaans gepaard met een overgangsregeling. Toen op 27 juni 2000 de landbouwvrijstelling zonder overgangsregeling werd ingeperkt voor de ondergrond van (bedrijfs)woningen zag de Hoge Raad geen ruimte om door compartimentering zelf in een zekere overgangsregeling te voorzien.2 In de brief van het kabinet-Balkenende IV van 26 september 2008 wordt aangegeven dat afschaffing van de landbouwvrijstelling niet denkbaar is zonder een overgangsregeling voor latent aanwezige, nu bij realisatie nog vrijgestelde waardeveranderingen.3 Veel ondernemers in de land- en tuinbouw en hun adviseurs laten het er echter niet op aankomen. Ook de vermelding in de Miljoenennota 2012 dat de landbouwvrijstelling in 2015 (opnieuw) zal worden geëvalueerd zal hen niet gerust stellen.4 Zij streven dan ook naar vroegtijdige realisatie van de stille reserve in de landbouwgrond en toepassing van de nu nog bestaande landbouwvrijstelling door jaarlijkse of incidentele herwaardering van de grond. Jaarlijkse herwaardering zou worden bereikt als wordt overgegaan naar een waarderingsstelsel waarbij de grond jaarlijks op de actu-
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 34
10/27/2011 11:56:21 AM
www.shutterstock.com
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
ele waarde te boek wordt gesteld. De Belastingdienst neemt het standpunt in dat een dergelijk stelsel niet is toegestaan.5 Stelselwijziging Goed koopmansgebruik en objectieve winstvrijstelling Het stelsel waarmee vermogensbestanddelen van een onderneming worden gewaardeerd betreft de jaarwinstbepaling van artikel 3.25 Wet IB, zodat in beginsel goed koopmansgebruik (met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst) bepalend is. Wijziging van de bestendige gedragslijn kan alleen als goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt, zo bepaalt hetzelfde artikel 3.25. De wet zelf bevat verder geen specifiekere bepalingen op dit punt, zodat de jurisprudentie van de Hoge Raad hier leidend is. De landbouwvrijstelling maakt een directe inbreuk op de totaalwinst van artikel 3.8 Wet IB. Cornelisse roept dan ook de vraag op of goed koopmansgebruik überhaupt een rol speelt bij de waardering van landbouwgronden waarop de landbouwvrijstelling van toepassing is. Als voordelen ter zake van landbouwgronden al niet tot de (totaal) winst behoren, wordt wellicht aan de jaarwinstbepaling en het daarbij leidende goed koopmansgebruik niet toegekomen.6 Betrekken we voorzichtigheidshalve het goed koopmansgebruik wel bij ons vraagstuk, dan kan uit de jurisprudentie van de Hoge Raad worden afgeleid dat een stelsel van waardering op de waarde in het economisch
verkeer – eventueel boven kostprijs – in het algemeen toelaatbaar is.7 De Hoge Raad is in het arrest van 14 juni 1979 (BNB 1979/181) tot hetzelfde oordeel gekomen ten aanzien van een onder de deelnemingsvrijstelling vallend aandelenpakket. aandelen, “reeds in verband met de vrijstelling welke in artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vervat voor voordelen uit hoofde van een deelneming”. Cornelisse houdt het erop dat de Hoge Raad het goed koopmansgebruik – ondanks de objectvrijstelling – op zichzelf wel van belang acht bij de
Waardering op WEV meestal geen invloed op jaarwinst (gewenste) stelselwijziging in verband met de doorwerking van de nieuwe waarderingswijze naar de jaarwinst (te weten het kunnen blijven doteren aan een egalisatiereserve), maar dat het goed koopmansgebruik vanwege het bestaan van de objectieve winstvrijstelling hier wel soepeler wordt toegepast. Als landbouwgronden waarop de landbouwvrijstelling van toepassing is voortaan jaarlijks op de WEV worden gewaardeerd, zal dit meestal geen invloed hebben op de jaarwinst of het moet zijn dat vanwege het hogere ondernemingsvermogen weer aan de fiscale oudedagsreserve (hierna: FOR) kan worden gedoteerd.
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 35
35
10/27/2011 11:56:23 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
De poort naar een stelsel van jaarlijkse waardering van landbouwgrond op de WEV staat dan ook in beginsel open. Overgang naar een andere waarderingsstelsel Onder meer uit het genoemde arrest uit 19798 volgt dat wijziging van het waarderingsstelsel niet mag zijn ingegeven door willekeur en niet mag zijn gericht op het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel. Zwemmer leidt uit BNB 1979/181 af dat er van willekeur geen sprake is als voor verschillende bedrijfsmiddelen verschillende stelsels van waardering worden gekozen, mits daarbij ook het fiscaal regime in acht wordt genomen. Ook hierin lijkt dus geen belemmering te liggen om afzonderlijk voor landbouwgronden waarop de landbouwvrijstelling van toepassing, te kiezen voor een ander waarderings-
WEW-waardering op gespannen voet met eenvoudbeginsel stelsel, mits dat nieuwe stelsel ook in overeenstemming is met goed koopmansgebruik. Verder gaat de voorwaarde van ‘geen willekeur’ niet. Dat de aanleiding voor de stelselwijziging de vrees is voor toekomstige afschaffing van de landbouwvrijstelling lijkt mij verder niet relevant. Uit hetzelfde arrest valt verder op te maken dat van een incidenteel fiscaal voordeel in elk geval geen sprake is als de stelselwijziging niet alleen in het jaar van de wijziging maar ook voor volgende jaren gevolgen heeft. Ten aanzien van landbouwgronden kan nog de retorische vraag worden gesteld welk voordeel van stelselwijziging hier überhaupt aan de orde zou kunnen zijn. De voordelen die de ondernemer door de stelselwijziging eerder realiseert zullen vaak geheel onder de objectieve (totaal)winstvrijstelling van artikel 3.12 Wet IB vallen. Ook anderszins zal een direct fiscaal voordeel zich doorgaans niet voordoen of het moet zijn het kunnen blijven doteren aan de FOR, omdat er na de stelselwijziging en de ‘step up’ weer voldoende ondernemingsvermogen is. Ten aanzien van dit laatste dringt zich dan echter de parallel op met BNB 1979/181, waarin de belanghebbende verzekeraar door de opwaardering van de deelneming kon blijven doteren aan de egalisatiereserve. Bovendien is het kunnen doteren aan de FOR ook een voordeel in meerdere jaren en niet alleen bij de stelselwijziging. Hooguit is er sprake van het voorkomen van een fiscaal nadeel als in retrospectief later zou kunnen worden gezegd dat met de stelselwijziging is ontkomen aan de nadelige gevolgen van afschaffing van de landbouwvrijstelling zonder overgangsregeling, maar dat komt mij voor als veel te mager om te kunnen concluderen tot een incidenteel fiscaal voordeel. Na afschaffing van de landbouwvrijstelling Uit de omstandigheid dat de Hoge Raad juist in de toepassing van een specifieke objectieve winstvrijstelling een
36
Landbouwvrijstelling
extra argument ziet om een stelsel van waardering op WEV toe te staan en om te kunnen concluderen dat wijziging van alleen het waarderingsstelsel voor dat bedrijfsmiddel niet is aan te merken als willekeur, kan door de ondernemers het vertrouwen worden ontleend dat als na een stelselwijziging de landbouwvrijstelling zou worden afgeschaft zij niet zijn gehouden dat stelsel nog langer te hanteren. Praktische aspecten en het eenvoudbeginsel So far so good, zo lijkt het. Hiermee is echter het verhaal voor de landbouwgronden en de landbouwvrijstelling nog niet af. Welke praktische gevolgen heeft een stelsel van waardering op WEV – mede in het licht van het eenvoudbeginsel – en verstoort dit stelsel niet de totaalwinstbepaling? De landbouwvrijstelling stelt niet alle ‘voordelen uit landbouwbedrijf’ ter zake van landbouwgronden vrij, maar alleen waardeveranderingen die zijn ontstaan in een periode dat de grond feitelijk werd aangewend voor de uitoefening van een landbouwbedrijf9 en die zijn toe te rekenen aan de ontwikkeling van de WEVAB, uitgezonderd waardeveranderingen met een interne oorzaak). Anders dan bij de deelnemingsvrijstelling is dus alleen een specifiek soort voordeel ter zake van de grond vrijgesteld. Ik meen dat in beginsel bij een jaarlijkse waardering op WEV prima kan worden beoordeeld in hoeverre de landbouwvrijstelling op de waardeverandering van toepassing is. Het kan zelfs een voordeel zijn dat men er ‘bovenop zit’ voor wat betreft het feitelijk gebruik van de grond, waardeveranderingen die zich voordoen en kosten die moeten worden toegerekend, waardoor de winstbepaling nauwkeuriger kan plaatsvinden. Een niet-fiscaal voordeel is ook dat de fiscale balans een beter inzicht geeft in de werkelijke waarde van het bedrijfsmiddel met het meeste kapitaalsbeslag en daarmee in het vermogen van de onderneming. Vanuit financieringsperspectief is dit aantrekkelijk vooral omdat voor agrarische ondernemingen in de meeste gevallen geen separate commerciële balans wordt opgesteld. Daartegenover kan men de vraag stellen of een stelsel van jaarlijkse waardering op WEV niet te zeer op gespannen voet staat met het eenvoudbeginsel binnen goed koopmansgebruik. Recent lijkt dit beginsel in het arrest Seniorenverlof door de Hoge Raad van het stof te zijn ontdaan.10 Jaarlijkse waardering van een areaal landbouwgrond is in algemeen praktische zin niet eenvoudig. Dat meer specifiek niet in elk jaar evenveel vergelijkingstransacties plaatsvinden aan de hand waarvan de waarde kan worden bepaald, lijkt mij in deze op zichzelf nog niet doorslaggevend maar kleurt het gebrek aan eenvoud wel in. Jaarlijkse waardering van een deelneming is echter evenmin eenvoudig, maar dat achtte de Hoge Raad toch geen belemmering in BNB 1979/181. Bovendien, zeker zolang duidelijk is dat er in elk geval geen sprake is van een verschil tussen WEV en WEVAB, is de noodzaak van een
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 36
10/27/2011 11:56:23 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
heel exacte waardebepaling wat minder en geeft elk volgend jaar weer een ‘herkansing’. Vooral bij verkoop of onttrekking of als zich andere bijzondere omstandigheden voordoen bij de toepassing van de landbouwvrijstelling, kan dan een nauwkeuriger waardebepaling plaatsvinden. Heeft stelselwijziging invloed op de totaalwinst? Meer specifiek moet de vraag worden gesteld of een stelsel van jaarlijkse waardering op WEV de totaalwinstbepaling verstoort. Ofwel, komt de totaalwinst bij jaarlijkse waardering op WEV en toepassing van de landbouwvrijstelling anders uit dan bij het gangbare stelsel van waardering op kostprijs? Ik meen dat dit bij de huidige jurisprudentie op twee punten het geval is. Ten eerste volgt uit BNB 1965/160 dat bij de toerekening van het gerealiseerde voordeel aan een vrijgestelde waardeverandering, wederom anders dan bij de deelnemingsvrijstelling, geen volledige compartimentering plaatsvindt. Van het gerealiseerde voordeel is vrijgesteld een bedrag ter grootte van de vrijgestelde waardeverandering die zich in de betreffende periode heeft voorgedaan. Het saldo van het gerealiseerde voordeel en de vrijgestelde waardeverandering kan niet tot een negatief bedrag leiden.11 In de zaak van dit arrest leidde dit ertoe dat een waardedaling in de periode dat grond niet voor het eigen landbouwbedrijf werd aangewend maar werd verpacht, niet in aftrek kwam omdat deze waardedaling wegviel tegen de eerdere, vrijgestelde waardestijging die was ontstaan in de periode dat de grond wél voor het eigen landbouwbedrijf werd aangewend. Bij een stelsel van jaarlijkse waardering op WEV wordt per definitie wel een volledige compartimentering bereikt waardoor spanning ontstaat met de lijn van BNB 1965/150. Het arrest uit 1965 heeft echter veel kritiek gekregen in de literatuur.12 Sommige schrijvers interpreteren latere arresten van de Hoge Raad aldus dat de lijn van BNB 1965/160 feitelijk al verlaten is.13 Extra hoop wordt geput uit BNB 1997/101 alwaar de Hoge Raad tot een volledige compartimentering is gekomen voor wat betreft de deelnemingsvrijstelling.14 Schraven en Jansen menen dat de Hoge Raad, opnieuw tot een oordeel geroepen, anders zal oordelen dan in BNB 1965/160.15 Een beroepsprocedure over stelselwijziging bij landbouwgrond lijkt daarvoor de gelegenheid bij uitstek. Het tweede punt schuilt in het karakter van de landbouwvrijstelling als nettovrijstelling (kosten moeten worden toegerekend). Ter zake van aankoopkosten en verkoopkosten laat de jurisprudentie het beeld zien van toerekening naar evenredigheid van het vrijgestelde en het niet-vrijgestelde voordeel.16 Het mag duidelijk zijn dat deze toerekening ‘naar rato’ anders uitpakt als van jaar tot jaar de verandering van de WEV tot de winst wordt gerekend en de landbouwvrijstelling wordt toegepast. In zoverre pakt ook dan de totaalwinst anders uit dan bij een stelsel van waardering op kostprijs.
Ook hier vallen echter kanttekeningen bij te plaatsen. Naar mijn mening is de toerekening van aankoopkosten naar rato van het vrijgestelde en niet-vrijgestelde deel van het gerealiseerde voordeel (als door de Hoge Raad geoordeeld in BNB 2006/12717) onvoldoende doordacht. Aankoopkosten behoren tot de aanschafkosten van een bedrijfsmiddel en zijn wezenlijk iets anders dan verkoopkosten. Waar bij verkoop een toerekening van verkoopkosten aan het door die verkoop gerealiseerde vrijgestelde casu quo niet-vrijgestelde voordeel nog kan worden begrepen, is het aanzienlijk minder logisch om aankoopkosten toe te rekenen aan waardeveranderingen die zich pas na het maken van die kosten blijken te hebben voorgedaan. Het is voor de toepassing van de landbouwvrijstelling noodzakelijk dat bekend is wat de WEVAB is ten tijde van de aankoop. Dat is echter iets anders dan het onderscheid tussen prijs en aankoopkosten (samen de aanschafkosten). Dat onderscheid lijkt mij voor de toepassing van de landbouwvrijstelling niet relevant. Aldus blijft over de toerekening van verkoopkosten ‘naar rato’, die ook anders uitvalt bij een stelsel van jaarlijkse waardering op WEV dan bij een stelsel op basis van kostprijs. Een nuancering schuilt in het feit dat de Hoge Raad in BNB 1973/126 deze wijze van toerekening afdoet als
Werkafspraak met fiscus voorkomt administratieve rompslomp een feitelijke kwestie ter zake waarvan de Hoge Raad het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk achtte. Men kan zich dan ook afvragen of in zoverre het verschil in totaalwinstbepaling bij beide stelsels een serieuze belemmering is voor een stelsel van jaarlijkse waardering op WEV. Werkafspraak Duidelijk is dat veel agrarisch ondernemers en hun adviseurs inzetten op de overgang naar een stelsel van jaarlijkse waardering op WEV of WEVAB en dat de Belastingdienst het standpunt inneemt dat een dergelijk stelsel rechtens niet mogelijk is. Er zal dus een beroepsprocedure komen waarin uiteindelijk de Hoge Raad wordt gevraagd hierover ten principale te oordelen. Om te voorkomen dat de inzet op een stelselwijziging die mogelijk over een paar jaar weer moet worden teruggedraaid tot veel onnodige administratieve rompslomp leidt, heeft de VLB met de Belastingdienst onlangs een praktische werkafspraak gemaakt. Iedere intermediair kan nu voor zijn cliënten deze werkafspraak met de Belastingdienst maken. Aanmelding daarvoor of informatie opvragen kan via
[email protected]. Kern van deze werkafspraak is dat ondernemers die willen inzetten op stelselwijziging door hun intermediairs op lijsten kunnen worden aangemeld bij de Belastingdienst. Daarmee doen zij een voorlopige keuze voor stelselwijziging. Vervolgens hoeft de stelselwijziging nog niet in de fiscale jaarstukken en aangiften te worden
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 37
37
10/27/2011 11:56:23 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
doorgevoerd. Dat gebeurt pas nadat de Hoge Raad overgang naar een stelsel van waardering op WEV of WEVAB heeft aanvaard én de ondernemer definitief kiest voor stelselwijziging. Hij heeft dan de gelegenheid er alsnog van af te zien. Ook als de landbouwvrijstelling eerder mocht worden afgeschaft dan de Hoge Raad uitspraak doet, dient de stelselwijziging daadwerkelijk te worden doorgevoerd in jaarstukken en aangiften, maar ook dan is er nog zes maanden de tijd om aan te geven dat men alsnog van stelselwijziging wenst af te zien, bijvoorbeeld omdat de ondernemer uit de voeten kan met een wettelijke overgangsregeling. Binnen de werkafspraak wordt ook open gehouden of uiteindelijk tot een stelsel van waardering op WEV of een stelsel van waardering op WEVAB zal worden overgegaan, afhankelijk van wat de Hoge Raad zal oordelen en van de definitieve keuze van de ondernemer. Ook kan de ondernemer naar keuze zowel percelen aanmelden ter zake waarvan de stille reserve geheel is vrijgesteld als percelen ten aanzien waarvan dat slechts gedeeltelijk het geval is. Incidentele herwaardering De ondernemer die op een andere meer zekere wijze de vrijgestelde stille reserves in zijn landbouwgrond wenst te realiseren, zal streven naar incidentele herwaardering. Uitzonderingen daargelaten18 moet worden aangenomen dat een spontane, willekeurige herwaardering van één (soort) bedrijfsmiddel niet in overeenstemming is met goed koopmansgebruik of in elk geval niet strookt met een bestendige gedragslijn.19 Realisatie van de vrijgestelde stille reserves zal dan ook op andere wijze moeten worden ‘geforceerd’. Iedere belastingadviseur kan daarvoor wel de nodige ‘technieken’
Fiscus interpreteert bijschrijvingseis soepel bedenken, ook vanuit de praktijk van het voorkomen van verliesverdamping. De meeste landbouwbedrijven zijn familiebedrijven en hebben de rechtsvorm van een maatschap of vennootschap onder firma. De mogelijkheden tot realisatie van stille reserves worden dan ook meestal gezocht in de sfeer van de firmaproblematiek, omdat daarbinnen volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad onder omstandigheden mogelijkheden liggen om ook te herwaarderen voor zover er niet wordt overgedragen. In een aantal al wat oudere arresten heeft de Hoge Raad aangegeven dat bij verschuiving van het belang in een onderneming of in één of meer bedrijfsmiddelen herwaardering van het niet-overgedragen gedeelte mogelijk is als partijen afspreken op de vennootschapsbalans te (her)waarderen op de actuele waarde om ‘met een scho-
38
Landbouwvrijstelling
ne lei’ gezamenlijk verder te gaan. In Hoge Raad 20 januari 1954 (BNB 1955/154) is dat terug te vinden ter zake van inbreng in een maatschap. Voor het overgedragen gedeelte wordt normaal overdrachtswinst gerealiseerd, maar daarnaast mag ook ter zake van de behouden gerechtigdheid winstneming plaatsvinden door herwaardering. In het arrest van 16 december 1959 (BNB 1960/34) gaat de Hoge Raad nog wat verder door te oordelen dat als de vennoten overeenkomen dat de inbrenger op de commerciële balans wordt gecrediteerd voor de WEV, dit met zich brengt dat ook fiscaal winst moet worden genomen ter zake van niet alleen het overgedragen belang, maar ook ter zake van het behouden belang (dus een volledige herwaardering). Hoewel dit arrest veel kritiek heeft gekregen staat het nog steeds, ook volgens de staatssecretaris.20 Hetzelfde geldt ook als niet door inbreng het belang verschuift, maar door een wijziging van de winstverdeling voor zover die ook geldt voor de gerechtigdheid tot de stille reserves. Ook dan is denkbaar dat partijen deze wijziging afbakenen door de bedrijfsmiddelen te boek te stellen voor de actuele waarde. Zowel bij inbreng als bij wijziging van de winstverdeling kunnen partijen ook overeenkomen dat de vennoot die een deel van zijn belang verliest, zich de hem toekomende stille reserves voorbehoudt of dat de verschoven meerwaarde buiten de boeken om wordt verrekend. Aldus wordt realisatie van stille reserves en voortijdige belastingheffing over de stille reserves voorkomen. Is echter de landbouwvrijstelling van toepassing, dan kunnen de vennoten in zoverre gerust afspreken dat zij de verschuiving van het belang afbakenen door herwaardering wat dan ook doorwerkt naar de fiscale winstbepaling (BNB 1960/34). Aldus kan ook met een beperkte wijziging van de winstverdeling een volledige realisatie van de stille reserves in de landbouwgrond worden bereikt. Ook een verschuiving van het belang door het uittreden van een vennoot kunnen de overblijvende vennoten afbakenen door de bedrijfsmiddelen te boek te stellen voor de actuele waarde waardoor de stille reserves worden gerealiseerd, zo volgt uit Hoge Raad 23 maart 1955 (BNB 1955/168). Het lijkt erop dat dit alleen geldt als er meerdere vennoten overblijven en dat dan ook alle andere bedrijfsmiddelen moeten worden geherwaardeerd. Dit laatste is in elk geval het standpunt van de Belastingdienst. Op enkele specifieke punten is in de praktijk discussie ontstaan. ■ De Belastingdienst is van mening dat volledige realisatie van de stille reserve (overdrachts- en herwaarderingswinst) in de zin van BNB 1960/34 alleen mogelijk is als er sprake is van een bijzondere omstandigheid. In dit geval de staking van een gedeelte van de onderneming van de inbrenger. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als tegelijk met de inbreng ook de winstverdeling wordt aangepast.21 ■ Naar mijn mening is de herwaardering in BNB 1960/34 geen keuze die stoelt op de bijzondere omstandigheid van (gedeeltelijke) staking, maar een ge-
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 38
10/27/2011 11:56:23 AM
volg dat de Hoge Raad dwingend verbindt aan creditering van de inbrenger in de boeken van de vennootschap voor de werkelijke waarde. ■ Niet zelden valt niet de gehele stille reserve in de landbouwgrond onder de landbouwvrijstelling. Te denken valt aan zogenoemde ‘pachtersvoordelen’, andere prijsvoordelen en afgeboekte herwaarderingsreserves. Overdracht of inbreng met herwaardering zal in zoverre dan toch tot belastingheffing leiden wat – situaties met onverrekende verliezen daargelaten – doorgaans niet wenselijk zal zijn. De vraag is gerezen of bij inbreng van die gronden in een personenvennootschap of verschuiving van het belang door wijziging van de winstverdeling een zodanig voorbehoud van stille reserves mogelijk is dat feitelijk door de inbrenger alleen het vrijgestelde gedeelte van de stille reserves wordt gerealiseerd en precies het niet-vrijgestelde gedeelte wordt voorbehouden. De Belastingdienst is van mening dat dit niet kan en dat bij een voorbehoud van een gedeelte van de stille reserves wellicht een evenredige toerekening aan het vrijgestelde en het niet-vrijgestelde deel van de stille reserve moet plaatsvinden. ■ De landbouwvrijstelling geldt ook voor de ondergrond van bedrijfsgebouwen. Dit doet de vraag rijzen of bij inbreng van een gebouw of wijziging van het belang in een gebouw door wijziging van de winstverdeling de stille reserves in de opstal kunnen worden voorbehouden terwijl tegelijkertijd de inbrenger wel voor de werkelijke waarde van de ondergrond wordt gecrediteerd (waardoor de volledige stille reserve als overdrachts- en herwaarderingswinst wordt gerealiseerd). Ook dit wijst de Belastingdienst af met de stelling dat ondergrond en opstal één bedrijfsmiddel vormen waardoor een voorbehoud van stille reserves alleen op het geheel betrekking kan hebben. Bij voorbehoud van een deel van de stille reserves zou ook hier evenredige toerekening moeten plaatsvinden. Ik permitteer mij de opmerking dat, mits een en ander goed bepaalbaar is, de contractsvrijheid van de vennoten mijns inziens toch leidend is en aldus voor ondergrond en opstal verschillende afspraken zouden moet kunnen worden gemaakt. Het zou goed zijn als deze aspecten voortvarend bij de Hoge Raad onder de aandacht worden gebracht, zodat er duidelijkheid komt. Tot die tijd moeten de ondernemers en hun adviseurs met de standpunten van de Belastingdienst rekening te houden. Overdrachtsbelasting Ook moet de overdrachtsbelasting niet uit het oog worden verloren. Elke verschuiving van het (economisch) belang in landbouwgrond zal in beginsel tot een voor de overdrachtsbelasting relevante verkrijging leiden. Er moet dan ook op worden toegezien dat ten minste een van de vrijstellingen van artikel 15 Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wbr) van toepassing is. Ten aanzien van cultuurgrond wordt er veel kou uit de lucht gehaald door de vrijstelling van artikel 15, lid 1, aan-
www.shutterstock.com
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
hef en onderdeel q Wbr (de algemene vrijstelling voor cultuurgrond die in een landbouwbedrijf wordt aangewend). Nadeel van die vrijstelling blijft de volgtermijn van tien jaar waarbinnen de vrijstelling kan worden teruggedraaid als de grond niet langer in een landbouwbedrijf wordt geëxploiteerd. In situaties van bedrijfsopvolging in de familiesfeer kan de vrijstelling van artikel 15, lid 1, aanhef en onderdeel b Wbr soelaas bieden, ook ten aanzien van (de ondergrond van) gebouwen. Inbreng in een personenvennootschap en verschuiving van het belang door wijziging winstverdeling kan een ‘fase’ zijn in de bedrijfsopvolging en als zodanig in aanmerking komen voor toepassing van de vrijstelling.22 Ten slotte is er nog de inbrengvrijstelling van artikel 15, lid 1, aanhef en onderdeel e Wbr. Deze is alleen van toepassing als de inbreng van landbouwgrond onderdeel uitmaakt van de inbreng van een onderneming. Daarvan is ook sprake als de bestaande personenvennootschap wordt ontbonden en de vennoten vervolgens hun deelgerechtigdheid in de onderneming – samen met eventueel tot dan toe buitenvennootschappelijk gehouden vermogensbestanddelen – inbrengen in een nieuwe vennootschap. Meer specifiek is bij de inbrengvrijstelling van belang de voorwaarde dat de inbrenger ter zake van de inbreng wordt bijgeschreven op de kapitaalrekening van de vennootschap voor een bedrag van ten minste 90% van de waarde van het vermogen van de ingebrachte onderneming. In artikel 4, lid 1Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971 is bepaald dat hieraan ook is voldaan als de inbrenger op zijn kapitaalrekening wordt bijgeschreven voor (ten minste 90% van) de boekwaarde van het vermogen van de onderneming als de stille reserves worden voorbehouden. Het ziet ernaar uit dat de Belastingdienst deze ‘bijschrijvingseis’ soepel wil interpreteren in die zin dat per bedrijfsmiddel mag worden gekozen voor bijschrijving op de kapitaalrekening voor ten minste 90% van de werkelijke waarde of van de boekwaarde met voorbehoud van stille reserves. Een officiële publicatie hiervan is er tot op heden nog niet.
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p01-p40.indd 39
39
10/27/2011 11:56:24 AM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Landbouwvrijstelling
Slot Adviseurs doen er goed aan het verhaal van de landbouwvrijstelling, de vrees voor afschaffing en nut en noodzaak van herwaardering in alle nuances aan hun cliënten uit te leggen en niet slechts aan een ‘herwaarderingshype’ mee te doen. Dat gezegd hebbende zal het niet zelden ook de nuchtere boer aanspreken als hij de in zijn landbouwgrond aanwezige stille reserves voortijdig kan realiseren en in zoverre de toepassing van de landbouwvrijstelling zeker kan stellen. De adviseur moet vervolgens niet alleen vele fiscale, maar ook de civiel-juridische en financiële aspecten van de mogelijkheden tot herwaardering in het oog houden en zijn cliënt aldus volledig te informeren. ■
nis Bundel, ‘Goed koopmansgebruik en waardering op werkelijke waarde’, Kluwer 2006, waarin de schrijver concludeert dat goed koopmansgebruik zich niet verzet tegen een waardering boven kostprijs en zie de conclusie van A-G van Soest in BNB 1979/181. 8. Ook HR 14 januari 1970, BNB 1970/68. 9. HR 23 november 1955, nr. 12.488, BNB 1956/39. 10. HR 28 januari 2011, BNB 2011/85, ook besproken door Russo in Weekblad 2011/616. 11. HR 17 maart 1965, BNB 1965/160. 12. Ik verwijs naar de literatuur die wordt genoemd in de Vakstudie Inkomstenbelasting 1964, artikel 8, aantekening 43. 13. Genoemd worden HR 26 juni 1968, nr. 15.944, BNB 1968/181 en HR 9 februari 1977, nr. 18.187, BNB 1977/65. 14. HR 22 januari 1997, nr. 31.748, BNB 1997/101. 15. Mr. F.H. Schraven, MBB september 2000, blz. 295 en J.J.M.
Noten
Jansen, Weekblad 1999, blz. 664.
1. HR 16 december 1987, BNB 1988/103.
16. Zie HR 30 maart 1960, nr. 14.223, BNB 1960/147, HR 16 juni 1971,
2. HR 19 november 2004, BNB 2005/77.
nr. 16.533, BNB 1971/169 en HR 25 november 2005, BNB
3. TK 2008–2009, 31727, nr. 1.
2006/127, met conclusie van A-G Overgaauw en noot van
4. Miljoenenota 2012, bz. 186
Meussen.
5. P.J.J.M. Denissen en P.L.F. Seegers, ‘Herwaardering landbouw-
17. Zie noot 16.
grond door stelselwijziging’, Het Register, nummer 6 2011,
18. Zie noot 14.
blz. 16 e.v.
19. Zie ook prof. dr. A.O. Lubbers, ‘Goed Koopmansgebruik’, SDU
6. Prof. dr. R.P.C. Cornelisse in de vriendenbundel van Jaap Zwem-
Fiscale Geschriften, par. 5.2.2.
mer, ‘Deelnemingsvrijstelling en goed koopmansgebruik’, SDU
20. Besluit van 31 augustus 2001, nr. CPP2001/2374M.
2006.
21. Zie bijvoorbeeld HR 5 januari 2007, BNB 2007/139.
7. HR 12 januari 1927, nr. B.3978, 29 november 1933, nr. B.5515 en 9 mei 1935, nr. B5866. Zie ook prof. dr. J.W. Zwemmer in de Scho-
22. Brief staatssecretaris van Financiën van 26 september 2005, nr. WV2005/171U, V-N 2005/51.25.
Advertentie
40
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p01-p40.indd 40
10/27/2011 11:56:33 AM
Extra Text Page 24 9. Kamerstukken II 2010–2011, 27926, nr. 163. Dit is een aangepast plan van de minister, na overleg in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Zie ook Kamerstuknummers 157, 159 en 162 en Kamerstukken I 2010–2011, 27926, B. 10. Zie bijvoorbeeld A.P. Monsma, ‘Objectafbakening ziekenhuis voor de Wet WOZ en de energiebelasting’, Rotterdam, ESBL 2010, te downloaden via www.esbl.nl. 11. Zie voor meer informatie www.waarderingskamer.nl. 12. Zie bijvoorbeeld W.G. van den Ban, ‘De rechterlijke toetsing van WOZ-waarden’, diss. Rotterdam, Deventer: Kluwer 2009 en J.A. Monsma, ‘Lokale belastingen en acceptatie’, ESBL-brochure 2009, nr. 12. 13. Hoge Raad 22 oktober 2010, nr. 08/02324, LJN: BL1943. 14. Zie hierover ook C. Bruijsten, ‘Art. 1 Eerste Protocol EVRM: het recht op ongestoord genot van eigendom’, Weekblad Fiscaal Recht 2011, p. 68 en A.P. Monsma, ‘Ontwikkelingen op het gebied van de lokale belastingen’, Weekblad Fiscaal Recht 2011, p. 214. 15. Zie hierover ook W.G. van den Ban, ‘Alternatieven voor de bezwaardrempels in de Wet WOZ’, Weekblad Fiscaal Recht 2011, p. 103.
P
REG_11_11_p01-p40.indd 41
10/27/2011 11:56:33 AM
HET
Verenigingsnieuws Belangenbehartiging en Vakinformatie
Informatiebijeenkomsten Horizontaal Toezicht Er bestaan onder RB-leden nog veel vragen over horizontaal toezicht in het algemeen en het RB Koepelconvenant in het bijzonder. Sinds 17 juni 2011 heeft het RB een koepelconvenant met de Belastingdienst. RB-leden hebben veel belangstelling voor horizontaal toezicht, maar aanmeldingen voor deelname aan het RB Koepelconvenant blijven aarzelend binnenkomen. In twee drukbezochte informatiebijeenkomsten op 25 oktober en 2 november konden RB-leden hun vragen stellen aan de fiscalisten van Bureau Vaktechniek. De veelgestelde vragen die tijdens de bijeenkomsten aan de orde kwamen zijn in deze uitgave op pagina 14 t/m 16 van Het Register opgenomen. Op het ledendeel van www.rb.nl vindt u informatie over het RB Koepelconvenant, de criteria voor deelname aan dit convenant, de aanmeldprocedure en de review (Vakinformatie > Dossiers > Horizontaal toezicht).
Toezichtarrangement Wwft Na de verlenging van het toezichtarrangement tussen het RB en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) op 17 juni 2011 zijn vanaf augustus de Wwft-audits weer van start gegaan. Diverse leden zijn inmiddels bezocht voor een collegiale toets. In het toezichtarrangement hebben RB en BFT afgesproken, dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de opleiding van de auditoren. Onlangs hebben bestuursleden, auditoren en het Bureau Vaktechniek bij het BFT een bijscholingscursus gevolgd. Tijdens de praktijkcasus kwamen diverse aspecten van het verplichte cliëntenonderzoek (o.a. de risicoanalyse) en het melden van ongebruikelijke transacties aan de orde. De door het BFT in 2011 uitgevaardigde Specifieke Leidraad naleving voor accountants, belastingadviseurs, administratiekantoren en alle overige instellingen werd hierbij als richtsnoer genomen. Het toezichtarrangement en de specifieke leidraad zijn opgenomen op het ledendeel van www.rb.nl in het Dossier Wwft (Vakinformatie > Dossiers > Wwft).
Confédération Fiscal Européenne
Voor uw agenda ■
Nieuwjaarsbijeenkomst Maandag 16 januari 2012 De Flint, Amersfoort
Op de RB-agenda ■
Forumbijeenkomst Zaterdag 10 december 2011, Vianen
■
Op 29 en 30 september 2011 vond op Malta de algemene ledenvergadering van de Europese koepelorganisatie Confédération Fiscal Européenne (CFE) plaats. Zoals gebruikelijk vonden ook de bijeenkomsten van de Professional Affairs Committee en de Fiscal Committee plaats. In de Professional Affairs Committee hebben de organisaties gesproken over de reglementering van het beroep. Op dinsdag 29 november 2011 besteedt de CFE aan dit onderwerp meer diepgaand aandacht in het congres ‘New regulatory trends for tax advisers - necessary or not?’ in Brussel. Meer informatie over dit congres is te vinden op de website van de CFE, www.cfe-eutax.org. In de Fiscal Committee is onder andere de Conceptrichtlijn inzake de Common Consolidated Tax Base (CCCTB) besproken. De richtlijn bevat het voorstel om de grondslag voor de belastingheffing van ondernemingen (vennootschapsbelasting) te harmoniseren en een grensoverschrijdende fiscale eenheid mogelijk te maken. De organisaties hebben afgesproken dat CFE een opinie publiceert over de conceptrichtlijn. Met name de mogelijkheid van een grensoverschrijdende fiscale eenheid maakt het onderwerp politiek zeer gevoelig. Op korte termijn wordt dan ook niet verwacht dat de richtlijn zal worden aangenomen en geïncorporeerd in de wetgeving van de lidstaten.
Commissie Wetsvoorstellen 5 december 2011
Op www.cfe-eutax.org is veel informatie beschikbaar over bijeenkomsten, publicaties, opinies en Europees fiscaal nieuws. Belastingadviseurs met een Europese interesse kunnen lid worden van de CFE. Ook kunt u meer informatie vinden op het openbare deel van www.rb.nl (Over RB > Confédération Fiscal Européenne).
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p41-p52.indd 41
41
10/27/2011 2:37:34 PM
HET
Verenigingsnieuws Belangenbehartiging en Vakinformatie
Belastingplan 2012 In samenwerking met Fiscaal up to Date heeft het RB de voorgestelde fiscale maatregelen voor u samengevat op het ledendeel van de RB-site www.rb.nl in de RB Prinsjesdagspecial (Vakinformatie > Dossiers > Prinsjesdag 2011). De teksten uit deze special mag u, met bronvermelding, doorsturen of op uw eigen website plaatsen.
Commentaar RB op Belastingplan Het Register Belastingadviseurs heeft op 5 oktober 2011 het commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen op het Belastingplan 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer en de staatssecretaris van Financiën. In het commentaar neemt het RB met instemming kennis van enkele voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen en de hoge drempel voor de renteaftrekbeperking voor overnameholdings. Rechtsbescherming onder druk Mede naar aanleiding van reacties van RB-leden signaleert het RB dat rechtsbescherming, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid onder druk staan van de bezuinigings- en vereenvoudigingdoelstellingen. De gesignaleerde knelpunten in de voorgestelde belastingrenteregeling en de bezwaren tegen de invoering van een vergrijpboete voor een aangifteverzuim waarvoor eerder een verzuimboete is vastgesteld, heeft het RB ook in het commentaar overgenomen. Belastingrenteregeling Het RB wijst erop dat de voorgestelde belastingrenteregeling in praktijk tot gevolg zal hebben dat burgers en bedrijven over be-
42
lastingteruggaven slechts bij hoge uitzondering belastingrente vergoed zullen krijgen. Terwijl zij over belastingaanslagen vanaf 1 juli volgend op het belastingjaar vrijwel altijd belastingrente verschuldigd zijn. Spanningsveld Het RB wijst ook op het spanningsveld tussen de individuele rechten van de burger en het belang van een ongestoord uitvoeringsproces. Dit spanningsveld komt onder andere tot uitdrukking in de volgende voornemens van het kabinet: ■ kostendekkend maken griffierechten; ■ beëindigen mogelijkheid van formeel bezwaar tegen voorlopige aanslagen IB en Vpb; ■ invoeren van een boete bij AMvB voor overtreding van informatieverplichtingen; ■ uitstellen van de dwangsomregeling voor de toepassing van toeslagen; ■ een proceskostenvergoeding die in de regel verre van kostendekkend is. Voorstellen tot vereenvoudiging Het RB doet tot slot een aantal voorstellen tot vereenvoudiging van de belastingwetgeving en administratieve lastenverlichting: ■ Samenvoegen van de bronnen winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden, onder afschaffing van het urencriterium; ■ Onderzoeken van de mogelijkheden tot harmonisering van het kasstelsel in de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en de verslaggevingsregels.
Verlenging toeslagaanvraagtermijn
RB maakt bezwaar tegen late afwikkeling verliesaangiften 2010
Naar aanleiding van regelmatige meldingen van RB-leden vroeg het RB in de zomer bij de Tweede Kamer aandacht voor het mislopen van toeslagen bij het alsnog te goeder trouw nakomen van de aangifteverplichting inkomstenbelasting na de toeslagaanvraagtermijn. De Tweede Kamer stelt in het Belastingplan 2012 voor de aanvraagtermijn voor toeslagen te verruimen tot 1 september van het kalenderjaar na afloop van het toeslagjaar. Het RB stelde dit onderwerp ook aan de orde het Beconoverleg van 16 september 2011. De Belastingdienst heeft toegezegd de mogelijkheden te bekijken een beleidsbesluit te maken waarin is bepaald dat een nieuw verzoek om Beconuitstel kan worden beschouwd als een verzoek om uitreiking van een aangifte. Daarmee wordt beoogd op praktische wijze de toeslagaanvraagtermijn te verlengen.
De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de termijn waarbinnen de Belastingdienst aangegeven verliezen (VpB) voorlopig verrekent. Het antwoord van de staatssecretaris komt erop neer dat er in 2011 geen vertraging is in de voorlopige verliesverrekening, omdat de aangiften al een maand eerder dan voorgaande jaren zijn doorgezet voor behandeling. Uit het antwoord blijkt dat de ingediende aangiften op 8 augustus 2011 in behandeling zijn genomen. Aanslagen worden met dagtekening 31 augustus 2011 vastgesteld. Tijdens het Beconoverleg heeft het RB de Belastingdienst erop gewezen dat het moment van doorzetten van de aangiften juist de vertraging oproept. In de praktijk kan een VpB-verlies 2010 daarom pas in september/oktober te gelde worden gemaakt, waardoor bedrijven renteschade lijden. Aan de bank moeten ze rente betalen, maar over de belastingteruggaaf krijgen ze geen heffingsrente vergoed. De Belastingdienst heeft in het verslag van het Beconoverleg toegezegd inhoudelijk te reageren op dit punt.
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p41-p52.indd 42
10/27/2011 2:37:49 PM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Beconoverleg 16 september 2011 Voortgangsoverleg invoering SBR In het Beconoverleg heeft de Belastingdienst een toelichting gegeven op de stand van zaken in het SBR/XBRL-project. RB heeft aangedrongen op een bespreking met de Belastingdienst, softwareleveranciers en Beconorganisaties over het implementatietraject richting 2013. Vanaf 1 januari 2013 is SBR het exclusieve kanaal voor aangifte inkomstenbelasting (IB), vennootschapsbelasting (VpB), wijzigingsverzoeken voorlopige aanslagen IB/VpB, de uitstelregeling IB/VpB en Elektronische Aanslagen IB/VpB (die laatste onder voorwaarde dat e-Herkenning/e-Mededelen gereed is).
Achterstand Beconuitstelregeling De Belastingdienst denkt na over een mogelijkheid om fiscaal dienstverleners die al meerdere jaren aanwijsposten krijgen en desondanks meer dan 30% achterstand blijven houden een sanctie op te leggen. De fiscaal dienstverleners zijn dan ook al bezocht door de accountteams van de Belastingdienst. De Beconorganisaties hebben erop gewezen dat de goede klanten bij uitsluiting van de fiscaal dienstverlener van de Beconuitstelregeling onder de slechte klanten lijden. Het verdient daarom de voorkeur om klanten te blokkeren. In de werkgroep Digitale Communicatie bespreken de Beconorganisaties dit onderwerp nader met de Belastingdienst. Attentie: De achterstand in de Beconuitstelregeling bedroeg begin september 2011 landelijk meer dan 5%. Kantoren met meer dan 5% achterstand ontvangen een eerste waarschuwing. Wordt deze achterstand niet voor de volgende peildatum weggewerkt, dan volgt een tweede waarschuwing en moet het kantoor de aangiften aanwijzen die vóór een uiterste datum moeten worden ingeleverd. Voor aangewezen aangiften die niet tijdig zijn ingeleverd verstuurt de Belastingdienst herinneringen en aanmaningen naar de klant. Ten slotte kan de fiscaal dienstverlener worden uitgesloten van de uitstelregeling. Lees alles over de uitstelregeling voor belastingconsulenten in de brochure op de website van de Belastingdienst www.belastingdienst.nl.
Verder in het Beconoverleg Belastingdienst onderzoekt knelpunten Sinds de Kamer van Koophandel besloten vennootschappen bij inschrijving aanmeldt bij de Belastingdienst, zijn er meer knelpunten bij de uitgifte van met name btw- en LH-nummers. Belastingadviseurs melden dat er ten onrechte wel of juist geen nummers door de Belastingdienst worden toegekend. De Belastingdienst onderzoekt het knelpunt. Verbetering bereikbaarheid De Belastingdienst onderzoekt de mogelijkheden tot verbetering van zijn communicatie met de diverse doelgroepen. Het RB dringt al geruime tijd aan op verbetering van de communicatie
via e-mailverkeer. De Belastingdienst heeft in het Beconoverleg van 16 september 2011 toegezegd de mogelijkheden voor verbetering van e-mail met fiscaal dienstverleners in het onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de communicatie te betrekken. Ook laat de Belastingdienst weten van plan te zijn te realiseren dat de Helpdesk Intermediairs rechtstreeks kan doorverbinden. Lukt dat niet, dan maakt de Helpdesk Intermediairs een concrete afspraakbevestiging (datum, tijdstip en behandelaar). Informatie over berekening heffingsrente De Belastingdienst geeft aan geen tool op www.belastingdienst.nl beschikbaar te stellen ter berekening/controle van de heffingsrente. Wel zal de Belastingdienst de berekeningsmethodiek toelichten. Geen ondernemersaftrek in jaar van inbreng met terugwerkende kracht Het RB heeft de Belastingdienst gevraagd om een toelichting op de gevolgen die de Belastingdienst verbindt aan de uitspraak van Rechtbank Breda, 29 juni 2011, nr. 10/5317. Daarin overweegt de rechtbank dat een belastingplichtige die de resultaten van zijn onderneming (met goedkeuring) met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2007 voor rekening en risico van de vennootschap laat komen, met ingang van dat jaar geen ondernemer meer is en verstoken blijft van de mkb-winstvrijstelling. Deze uitspraak roept vragen op over de toepassing van de ondernemersaftrek in het jaar van inbreng van een onderneming met terugwerkende kracht vanaf aanvang van dat jaar. Het RB heeft de Belastingdienst gevraagd of de Belastingdienst de ondernemersaftrek toekent indien de stakingswinst wordt toegerekend in het jaar van feitelijke inbreng met terugwerkende kracht. De Belastingdienst deelt de visie van de Rechtbank: de belastingplichtige is in dat jaar geen ondernemer en blijft dus verstoken van de ondernemersaftrek. De verslagen en vergaderstukken van het Beconoverleg van 16 september 2011 kunt u vinden op het ledendeel van www.rb. nl (Vakinformatie > Becon > Beconoverleg).
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p41-p52.indd 43
43
10/27/2011 2:38:07 PM
HET
Verenigingsnieuws Belangenbehartiging en Vakinformatie/Ledenservice
Handboek Wwft digitaal Het Handboek Wwft met daarin informatie over de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt gedigitaliseerd. Binnenkort beschikt u via www.rb.nl altijd over een actueel naslagwerk dat u kunt raadplegen waar en wanneer u maar wilt. De modellen kunt u direct downloaden en gebruiken. Zodra het handboek online is, informeren wij u hierover in de RB-Nieuwsflits.
Blijft BFT de Wwfttoezichthouder? De Belastingdienst/Holland-Midden vervangt in 2012 het Bureau Financieel Toezicht als Wwft-toezichthouder. De richtsnoerpartners RB, NOB en NBA hebben hun bezwaren daartegen geuit. Het RB deed dat in september in zijn reactie op de internetconsultatie concept-Wijzigingswet Wwft (zie RBnieuwsflits nr. 2011/52). Het RB acht het nauwelijks mogelijk dat een onderdeel van de Belastingdienst de schijn van onafhankelijk Wwft-toezicht kan ophouden. Op 16 september 2011 herhaalde het RB zijn bezwaren in het Beconoverleg.
Antwoord op al uw btw-vragen op BTW-PLAZA Vanaf nu kunt u als RB-lid (tijdelijk) gratis gebruik maken van BTW-PLAZA: online kennis, nieuws en advies op het gebied van btw. BTW-PLAZA is een initiatief van Van Driel & Fruijtier btw-specialisten en biedt u praktische adviezen en hulpmiddelen om uw btw-vraagstukken op te lossen. U vindt er onder andere: ■ een compleet btw-handboek; ■ herbruikbare memo’s naar aanleiding van ontwikkelingen en actualiteiten; ■ btw-kennis per beroepsgroep, branche en bedrijfstak. Ook houdt BTW-PLAZA u uiteraard op de hoogte van het laatste (inter)nationale btw-nieuws. Voor een persoonlijk advies betaalt u als RB-lid een gereduceerd tarief. Deze gratis toegang geldt tot en met 31 december 2011. U kunt zich als volgt aanmelden: ■ ■ ■ ■
44
Ga naar www.btwplaza.nl/aanmeldformulier. Vul het aanmeldformulier in en geef aan dat u RB-lid bent. Vul vervolgens uw RB-lidnummer in. Nadat u uw aanmelding heeft verstuurd, ontvangt u een bevestiging en heeft u toegang tot alle kennis en nieuws van BTWPLAZA.
Reactie op internetconsultatie concept-Wijzigingswet Wwft In hun reacties op de internetconsultatie hebben de Richtsnoerpartners gezamenlijk voorstellen gedaan voor eenduidige begrippen ‘instelling’, ‘transactie’, ‘ongebruikelijke transactie’. Deze definities hebben de Richtsnoerpartners met Bureau Financieel Toezicht (BFT) besproken. De Wwft richt zich volgens de richtsnoerpartners primair tot instellingen. Om duidelijk te maken dat de individuele beroepsbeoefenaren bij zo’n instelling niet rechtstreeks kunnen worden aangesproken op de naleving van de Wwft, stelt het RB de volgende definitie van instelling voor: Een natuurlijke persoon, die als belastingadviseur beroepsmatig zelfstandig onafhankelijk professionele diensten verleent ten behoeve van een cliënt; vindt deze beroepsuitoefening plaats met gebruikmaking van de rechtsvorm van een vennootschap of rechtspersoon, dan wordt deze vennootschap of rechtspersoon als instelling aangemerkt. In de definitie van transactie stellen de Richtsnoerpartners voor, om duidelijk te maken dat onder de Wwft slechts transacties vallen waarbij de cliënt zelf rechtstreeks betrokken is. Dit voorkomt bijvoorbeeld de vraag naar de eventuele meldingsplicht bij een due diligenceonderzoek bij een targetvennootschap. De Richtsnoerpartners en BFT stellen de volgende definitie voor: Transactie: handeling of samenstel van handelingen door de cliënt of tussen de cliënt en de instelling, dan wel tussen de cliënt en een derde. De Richtsnoerpartners en het BFT achten een begrenzing in de tijd voor de meldingsplicht wenselijk en doen daarom het volgende voorstel voor een definitie van ‘te melden ongebruikelijke transactie’: Transactie waarvan de instelling binnen een periode van vijf jaren nadien in het kader van haar dienstverlening aan de cliënt kennis neemt en die op grond van het ingevolge artikel 15, eerste lid bepaalde als ongebruikelijk is aan te merken. De volledige reactie van het RB is na te lezen op de RB-site (www.rb.nl/wetscommentaren).
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p41-p52.indd 44
10/27/2011 2:38:34 PM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Samenwerking Consumentenbond met belastingadvieskantoren De Consumentenbond biedt zijn leden jaarlijks in de periode januari tot en met maart de mogelijkheid vragen over hun aangifte inkomstenbelasting te stellen aan een fiscaal expert van de Consumentenbond. Op het moment dat vragen te gedetailleerd worden, verwijst de Consumentenbond door naar belastingadvieskantoren in het land. Daarnaast kunnen leden ook rechtstreeks contact opnemen met een belastingadviseur voor advies.
Verwijzing naar uw kantoor? Wilt u dat de Consumentenbond in 2012 ook naar uw kantoor verwijst? Als RB-lid kunt u een individuele deelnemingsovereenkomst sluiten met de Consumentenbond. Op de pagina ‘Kennismakingskorting belastingadvies’ in het dossier belastingaangifte komen dan uw kantoorgegevens te staan. De enige voorwaarde voor deelname die de Consumentenbond stelt is dat belastingadviseurs zijn aangesloten bij een beroepsvereniging. De Consumentenbond zorgt er in principe alleen voor dat leden en adviseurs met elkaar in contact worden gebracht.
Kortingsregeling Voor de verwijzing naar uw kantoor geeft u leden van de Consumentenbond een korting op uw normale uurtarief. Deze korting is € 75 op het eerste uur advies. Indien het eerste gesprek korter is dan een uur geeft u geen € 75 korting, maar 15% van het uurtarief. Bij eventuele vervolgafspraken krijgen leden van de Consumentenbond op deze vervolgafspraken 15% korting. Dit geldt uitsluitend voor de afspraken die binnen een jaar na het eerste gesprek volgen. Ook na de aangifteperiode geldt het arrangement nog. Leden van de Consumentenbond kunnen dan rechtstreeks met u contact opnemen.
Procedure Als een potentiële klant zich bij u meldt met een fiscale vraag maakt u een opgave van het geschatte aantal uren om de vraag te beantwoorden. Hij/zij kan dan beslissen of hij/zij met u in zee gaat. Om u ervan te verzekeren dat u een offerte opstelt voor een lid van de Consumentenbond is een verificatieprocedure opgesteld. Hiervoor kan zowel telefonisch als via e-mail contact worden opgenomen met de contactpersonen van de Consumentenbond. Zij zullen binnen 24 uur uitsluitsel geven. Deze procedure van verificatie is van belang om te voorkomen dat u een offerte met korting maakt voor iemand die op het moment van de vraag (nog) geen lid is van de Consumentenbond. Indien bij verificatie blijkt dat het om een lid van de Consumentenbond gaat voldoet hij/zij aan de voorwaarden om voor korting in aanmerking te komen. Meer informatie over de overeenkomst en hoe u zich kunt aanmelden vindt u op het ledendeel van de RB-site www.rb.nl (Mijn RB > Ledenvoordeel > Consumentenbond).
Collectieve zorgverzekering Ook in 2012 kunt u via het Register Belastingadviseurs deelnemen aan een collectieve zorgverzekering. Deze mogelijkheid staat open voor RB-leden en hun partners en/of kinderen onder de 18 jaar. Sinds 2010 mogen ook uw medewerkers deelnemen aan deze collectiviteit. U kunt kiezen uit de verzekeringen van VGZ (Trias is sinds 1 oktober opgegaan in VGZ), Menzis en CZ. De premies en de dekkingsoverzichten voor 2012 kunt u zodra deze bekend zijn vinden op het ledendeel van www.rb.nl (Mijn RB > Ledenvoordeel > Verzekeringen). Wij wijzen u erop altijd te kijken naar uw persoonlijke situatie en raden u aan om zelf ook offertes op te vragen. U heeft zelf de verantwoordelijkheid om uw huidige verzekering op te zeggen. U kunt hiervoor de (standaard) opzeggingsbrief downloaden op de RB-site en versturen naar uw huidige verzekeraar. De tijd om over te stappen is beperkt: ■ Tot 1 januari 2012 kunt u uw huidige verzekering opzeggen of een uitbreiding van de dekking doorgeven. ■ U heeft tot 1 februari 2012 de tijd om over te stappen.
Vragen? Heeft u na het bestuderen van de informatie over de ziektekostenverzekering nog vragen, dan kunt u contact opnemen met de zorghelpdesk die voor het RB is ingericht. Telefoon (035) 820 09 99 of via
[email protected].
Werkgever Bent u werkgever en wilt u uw werknemers zo goed mogelijk informeren dan kunt u kiezen uit: ■ een aantal aanmeld- /informatiepakketten; ■ een eenmalige digitale mailing voor uw medewerkers; ■ een spreekuur voor uw werknemers (locatie in overleg). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de zorghelpdesk, telefoon (035) 820 09 99 of via
[email protected].
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p41-p52.indd 45
45
10/27/2011 2:38:51 PM
HET
Verenigingsnieuws Opleidingen
Geslaagden RuG Het RB feliciteert mevrouw mr. E. Stolte AA CB, mevrouw mr. I.W. Gagba - Brouwe CB en mevrouw mr. M. Doornberg CB. Zij zijn geslaagd voor de tweejarige Master Fiscaal Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) en hebben daarmee de titel LL.M. behaald.
‘Ik vond dat ik als accountant en eigenaar van een kantoor toch behoefte had aan meer fiscale kennis’, aldus de heer Naafs. Me-
De opleiding sluit precies aan op de mkb-praktijk waarin ik dagelijks werkzaam ben vrouw Nieuwenburg zocht meer verdieping na de opleiding Fiscaal Adviseur. ‘Ik wil mijn klanten allround kunnen adviseren. De opleiding sluit gewoon precies aan op de mkb-praktijk waarin ik dagelijks werkzaam ben en biedt de verdieping waar ik naar zoek.’ Ook de heer Stevens beleeft altijd veel plezier aan het geven van het startcollege van de opleiding CB-belastingadviseur. ‘Dit type college is voor mij altijd een van de meest uitdagende colleges.
Het eerste college was erg boeiend
Vliegende start opleiding CB-belastingadviseur ‘Belastingadvies is het meest lollige vakgebied uit de wetenschap!’, aldus prof. dr. L.G.M. (Leo) Stevens, tijdens het aftrapcollege van de opleiding CB-belastingadviseur. De welbekende en alom gewaardeerde oud-hoogleraar fiscale economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam nam op 28 september jongsleden 61 studenten op een enthousiaste en inspirerende manier mee door de dynamische wereld van het belastingrecht.
Dat komt omdat je bezig bent met mensen die al de hele dag op kantoor hebben zitten werken en die de ambitie hebben om een professionaliseringsslag door te maken om nog verder te gaan in het vakgebied. Het zijn studenten die de drive hebben en willen investeren in hun toekomst.’ RB Opleidingen wenst alle studenten die met een van de fiscale opleidingen van het Register Belastingadviseurs dit najaar gestart zijn heel veel succes tijdens hun studie.
Mevrouw Van Leeuwen, een van de studenten van deze avond, had het gevoel dat zij in een theater zat. ‘Ik vond het écht een heel leuk college. Het was wel even wennen om zo vanuit mijn werk naar college te gaan, maar de heer Stevens kan het ontzettend leuk vertellen en dat zorgt er ook voor dat je er bij blijft.’ ‘Ik heb drie uur lang echt met plezier geluisterd naar de heer Stevens’, geeft mevrouw Nieuwenburg aan. ‘Het was echt fantastisch! De heer Stevens is natuurlijk een autoriteit op zijn vakgebied en hij vertelt het zo goed, met humor en goede inzichten.’ De heer Van de Bovenkamp deelt deze mening: ‘De heer Stevens kan het heel mooi vertellen, het was een prima college, erg boeiend.’ Mevrouw Nieuwenburg en haar medestudent de heer Naafs geven aan dat zij de opleiding zijn gaan volgen vanuit een eigen onderneming.
46
Leo Stevens: 'Deelnemers willen investeren in hun toekomst
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p41-p52.indd 46
10/27/2011 2:39:07 PM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Uitgelicht Flitscursussen van VLB Opleidingen Cursussen die direct inspelen op een actualiteit, praktijkgericht zijn en die zich op diverse functies binnen de organisatie richten. VLB Opleidingen biedt gedurende het hele jaar flitscursussen aan, de ideale manier om u snel van belangrijke informatie te voorzien over een (agro)fiscaal onderwerp of het verfijnen van uw vaardigheden als belastingadviseur.
Onderwerpen:
De voordelen van de VLB-flitscursussen voor u op een rij: U wordt snel bijgepraat over de actuele onderwerpen in de dagelijkse adviespraktijk. ■ U kunt zich direct aanmelden via de digitale nieuwsbrief, de VLB-Flits. ■ U kunt het hele jaar door PE-punten behalen. ■ Na afloop van de cursus ontvangt u een bewijs van deelname.
■
■
Ongeveer een maand voordat een flitscursus start, ontvangt u de digitale VLB-Flits. U kunt onder andere cursussen verwachten op het gebied van accountancy, lonen, klantadvisering, vennootschapsbelasting en btw.
Enkele succesvolle flitscursussen van dit jaar waren: Onroerende zaken in de agrarische sector De werkkostenregeling 2011 Loonadministratie en accountant
gemiddelde beoordeling 7.7! gemiddelde beoordeling 8.2! gemiddelde beoordeling 8.1!
Wilt u van een plaats verzekerd zijn, hou dan onze nieuwsflits in de gaten en schrijf u tijdig in!
■ ■ ■
■ ■
overbedeling: hoe hoog is de schuld en heeft schenken nog zin?; vruchtgebruik: zorg dat u ook na tien jaar nog exact weet wat eronder valt; periodiek verrekenbeding: we gaan alsnog verrekenen en voortaan jaarlijks; uitsluitingsclausule: hoe deze af te schudden, of juist niet; tweetrapsmaking: u berekent de tweetrap, na aftrek van intering; reprises en récompenses: wat hebben de echtgenoten nog van elkaar tegoed.
Vermogensopstelling na estate planning Een interessante aanvulling van uw dienstverlening voor uw vermogende klant! De estate planner bespaart belasting door creatief te zijn met overbedeling, (periodieke) verrekening, tweetrapsmaking, vruchtgebruik of rente. Hierdoor wordt het vermogen civielrechtelijk vaak gesplitst; meerdere personen hebben recht op hetzelfde vermogen. Mede door defiscalisatie in box III is deze civielrechtelijke splitsing ogenschijnlijk fiscaal niet relevant en wordt het verloop van het vermogen niet bijgehouden. Realisatie van de belastingbesparing gaat niet zonder kennis van de individuele vermogenspositie. Daar ligt een belangrijke taak én kans voor de belastingadviseur. Datum/locatie
Di 6 december Vianen Docent: mr. S.Y. Christians
PE-programma voorjaar 2012
Zorg dat u deze datum in uw agenda reserveert! Meer informatie over deze cursus vindt u op www.rb.nl (Permanente Educatie > Permanente Educatie RB). U kunt zich via het digitale aanmeldingsformulier aanmelden.
Ook het komende voorjaar kunt u bij RB Opleidingen terecht voor Permanente Educatie. Begin december ontvangt u de nieuwe brochure Permanente Educatie met een uitgebreid aanbod aan actuele, gevarieerde en praktijkgerichte PE-cursussen. Voor u dus volop mogelijkheden om ook in 2012 uw vakkennis op peil te houden en de benodigde PE-punten te behalen. U kunt zich inschrijven met de inschrijfformulieren achterin de brochure of digitaal via www.rb.nl (> Permanente Educatie RB)..
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p41-p52.indd 47
47
10/27/2011 2:39:30 PM
HET
Verenigingsnieuws Boeken
De woon- en vestigingsplaats in de btw
Compendium Vennootschapsbelasting
FM 137
Menig belastingadviseur adviseert veelvulule dig over internationale btw-aspecten die 137 verbonden zijn aan de activiteiten van hun klanten. Daarbij gaat het (met name)) De woonen om de heffingsbevoegdheid van prestavestiging splaats in de btw ties in de btw. Bij het vaststellen van deze bevoegdheid dient men onderscheid te maken tussen leveringen en diensten. Door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen is de laatste jaren de belangstelling rond de dienstverlening toegenomen. Sinds 1 januari 2010 zijn er nieuwe regels voor diensten geïntroduceerd die bepalen in welke situaties een land btw mag heffen. Voor de auteur was dit aanleiding voor een proefschrift, waarvan de inhoud is weergegeven in deze monografie. Mr. dr. M.M
FM FISCA
LE MO NO
.W.D . Mer
kx De woon-
Mr . dr. M.M
.W .D. Me
GRAFI
EËN
rkx
en vestigin
gspla t
In deze monografie gaat het in beginsel niet over de regels die vaststellen welk land mag heffen, maar over de diverse woon- en vestigingsplaatsenbegrippen in het licht van die regels. In de btw-wetgeving zijn er vier vestigingsplaatsvormen te onderscheiden: zetel van de bedrijfsuitoefening, vaste inrichting, woonplaats en gebruikelijke verblijfplaats. Daarbij vormen de laatste twee restcriteria. Zij komen pas aan de orde bij gebrek aan een zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting. Zoals je mag verwachten komt ook de onderlinge relatie tussen diverse vestigingen van een onderneming uitgebreid aan de orde. Al met al een boek dat leuk is om een keer door te lezen, maar niet strikt noodzakelijk is voor de fiscale adviespraktijk. Praktisch nut Wetenschappelijk niveau Actualiteit Leesbaarheid Presentatie Prijs-kwaliteit-verhouding Bedoeld voor
6 9 8 8 7 6 specialist
Eindoordeel: ■ ■ ■ ■ Auteur:
mw. mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Uitgever: Kluwer ISBN: Prijs:
978 90 13 09047 5 € 69.95
Door: mr. Lucas Blom FB AA en mr. Johan Stip FB
Daarin zijn de auteurs zeker geslaagd. Naast de ‘topics’ van de vennootsschapsbelasting zoals de deelnemingsvrijstelling, fusies en splitsingen, fiscale eenheid, verliesverrekening en diverse renteaftrekregels, gaan ze ook in op de geruisloze terugkeer naar een IB-onderneming (kan interessant zijn in deze tijd), buitenlands belastingplichtigen, de verwerking van vennootschapsbelasting in een jaarrekening en bijzondere regelingen (bijv. innovatiebox, handel in investeringslichamen). Het boek is vooral beschrijvend van opzet, niet teveel jurisprudentie en diepgravende beschouwingen. De regelingen worden wel toegelicht met voorbeelden die vanwege hun relatief eenvoudige karakter verhelderend werken. De doelgroepen van het boek zijn in eerste aanleg studenten en bedrijfsadviseurs (accountants, juristen en notarissen). Het is niet zozeer bedoeld voor belastingadviseurs, maar toch kan dit voor hen ook toegevoegde waarde hebben om zo snel een eerste inzicht te krijgen in de verschillende regelingen van de vennootschapsbelasting. Door de verwijzingen naar andere literatuur kan desgewenst een dieper inzicht worden verkregen.
In de boekenrubriek geven ervaren vakmensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken: ■ Twee beoordelaars recenseren een boek. ■ Zij kennen cijfers toe voor bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.
De recensenten geven een eindoordeel: Aanrader Goed Redelijk Matig Afrader
48
De Wet op de Vennootschapsbelasting ij1969 wijzigt regelmatig. De laatste ingrijnpende wijzigingen vonden plaats met ing gang van 2007. Voor ons ligt alweer de ttiende druk van dit boek, bijgewerkt tot 1 maart 2011. Het streven is niet een w wetenschappelijk hoogstaand werk, maar vooral volledigheid.
■ ■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Praktisch nut Wetenschappelijk niveau Actualiteit Leesbaarheid Presentatie Prijs-kwaliteit-verhouding Bedoeld voor
7 6 7 8 7 7 generalist
Eindoordeel: ■ ■ ■ ■ dr. R.P. van den Dool, prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis, prof. dr. mr. G.W.J.M. Kampschoer RA, drs. Y de Nies Uitgever: Kluwer ISBN: 978 90 13 08711 6 Prijs: € 49,95 Auteur:
Door: Marja Nienhuis-Willems FB FFP en mr. Berrie van der Velden FB AA
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p41-p52.indd 48
10/27/2011 2:39:46 PM
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Permanente Educatie
PE-programma najaar 2011 Hieronder het PE-programma voor het najaar van 2011. Aanmelden voor de cursussen uit het PE-programma kan middels de formulieren uit de brochure Permanente Educatie najaar 2011. Deze zijn ook te downloaden en direct te verzenden via www.rb.nl. Het complete PE-programma vindt u ook op www.rb.nl.
Kringbijeenkomsten Permanente
Educatie
najaar
2011 Praktijkgerichte
fiscale cursussen
RB kent elf regionale studiekringen. Elke kring organiseert meerdere bijeenkomsten per jaar. Voor komend najaar zijn op dit moment al enkele data bekend. Hieronder vindt u van iedere regio waarvan dit bekend is de eerstvolgende datum. Meer informatie over deze en andere kringen en de laatste updates vindt u op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie RB > Kringbijeenkomsten).
De brug tussen kennis en praktijk
Kring Amsterdam Verder in fiscale kennis
di
13 dec 2011
Levenstestament Krans Helmig Stuijt Notarissen
di
10 jan 2012
BTW Mr. C. van Vilsteren
Breda di
22 november De werkkostenregeling: alles wat u moet weten! R. de Groot CB
Kring Arnhem ma 12 dec 2011
Belastingplan 2012 c.s. Mr. R.H. Rutgers FB en Mr. P.H.J. Furer FB
ma 9 jan 2012
Vianen di
22 november Leergang Omzetbelasting I
di
22 november Inleiding Aangifte en advies grensoverschrijdende
Aansprakelijkheid in belastingzaken. Wees bewust van uw risico’s! J.H.P.M. Raaijmakers
Mr. M.C. van den Oetelaar situaties werknemers Mr. M. Snikkenburg di
29 november Wet Personenvennootschappen
di
6 december
Kring Eindhoven di
13 dec 2011
Pensioenactualiteiten Mr. P.A. ter Beest MPLA
Dr. M.L.M. van Kempen
wo 7 december
Vermogensopstelling na estate planning
Kring Limburg
Mr. S.Y. Christians
do
8 dec 2011
ZZP'er en de fiscus EXTRA
Pensioenactualiteiten Mr. P.A. ter Beest MPLA
Drs. M. Moling AA RA CB Kring Gelderland/Overijssel
Gratis forumbijeenkomst najaar 2011
ma 21 nov 2011
Kapitaalverzekeringen mr. G.M.C.M. Staats
ma 19 dec 2011
Actualiteiten loonbelasting; spreker nog niet bekend
Kring Leiden ma 12 dec 2011 ma 9 jan 2012
Heeft u een praktijkvraag die u aan specialisten uit het vak wilt stellen? Dat kan tijdens de gratis forumbijeenkomst die het Register Belastingadviseurs op zaterdag 10 december 2011 organiseert. U heeft inmiddels een uitnodiging ontvangen via de RB-nieuwsflits. Aanmelden kan nog op het ledendeel van de RB-site www.rb.nl (Permanente Educatie > Permanente Educatie RB > Forum).
Actualiteiten Omzetbelasting, eindejaarstips Mr. Ph. Boerman onderwerp en spreker nog niet bekend
Kring Noord Holland/Alkmaar ma 12 dec 2011
Spitsuur: fiscale aspecten van het nieuwe BV-recht (onderwerp 2e deel nog niet bekend) dr. R.P. van den Dool
ma 16 jan 2012
Spitsuur: actualiteiten in de omzetbelasting H. Zuidersma
Vooraf uw vragen stellen
Tijdens de forumbijeenkomst gaan de sprekers uitgebreid in op uw praktijkvragen en die van andere leden. Deze vragen kunt u alleen vooraf via e-mail aan Bureau Vaktechniek (
[email protected]) stellen. Dat geeft de sprekers de gelegenheid om zich gedegen op het onderwerp voor te bereiden. Tijdens de bijeenkomst kan ieder lid uiteraard meedoen aan de discussie. Datum: Locatie: Tijd: Certificering: Sprekers:
zaterdag 10 december 2011 hotel Van der Valk in Vianen van 13:30 tot 17:00 uur 4 fiscale PE-punten Peter Goossens en Paul Cramer FB
Kring Rotterdam di
6 dec 2011
Actualiteiten vennootschapsbelasting mr. drs. S.A.W.J. Strik
di
10 jan 2012
Actualiteiten omzetbelasting Mr. A.F. Fruijtier FB
Kring Utrecht di
13 dec 2011
Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers en E. de Vries
di
10 jan 2012
WOZ Mr. K. de Graaf
Kring Zeeland/West Brabant di
6 dec 2011
di
10 jan 2012
Grensoverschrijdende arbeid R. de Groot Formeel belastingrecht mr. L.C.A. Wijsman en mr. M.E. Oenema
november 2011 | nummer 11 | Het Register
REG_11_11_p41-p52.indd 49
49
10/27/2011 2:40:16 PM
HET
Verenigingsnieuws Permanente Educatie
VLB Opleidingen
do
24 nov
Agrarisch belastingrecht II (dag II) groep I Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
VLB Opleidingen is onderdeel van RB Opleidingen en richt zich met name op agrofiscale en agrobedrijfskundige cursussen. Naast het reguliere programma zijn incompany cursussen en maatwerk mogelijk. Kijk voor de volledige cursusinformatie op www.vlbopleidingen.nl. U kunt zich op deze website online aanmelden voor de cursus van uw keuze.
di
29 nov
Agrofiscale actualiteiten Drs. P.H.M. Ceelen FB & Mr. E.H.E.F. Sloot FB
wo 30 nov do
1 dec
Professioneel klantcontact M. Martini Erfrecht en het huwelijksvermogensrecht in de agrarische sector Mr. H.J.L. Paantjens
wo 7 dec
Start Agrarisch belastingrecht II groep II Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
do
Vianen wo 23 nov
8 dec
Start Agrarisch belastingrecht II groep I
Agrarisch Belastingrecht II (dag II) groep II Drs. P.H.M. Ceelen FB & Mr. E.H.E.F. Sloot FB
Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB
Landelijke studiebijeenkomsten Gedurende het jaar kunt u zich inschrijven voor de gratis Landelijke Studiebijeenkomsten. In de nieuwe opzet is gekozen voor meer bijeenkomsten op meer locaties. Grote voordeel is dat u nu kunt kiezen voor een
locatie bij u in de buurt. Gerenommeerde sprekers uit het vak brengen daar graag de nieuwste fiscale ontwikkelingen voor het voetlicht. Kijk voor meer informatie op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie RB > Landelijke Studiebijeenkomsten).
Onderwerpen
Locatie
Data
Sprekers
Actualiteiten Inkomstenbelasting
Akersloot
22 november 2011
mr. dr. M.J. Hoogeveen mr. M.R.M. Deden
Loonbelastingen
Ridderkerk
24 november 2011
Apeldoorn
1 december 2011
Veldhoven
6 december 2011
Assen
8 december 2011
Vianen
15 december 2011 Advertentie
50
Het Register | november 2011 | nummer 11
REG_11_11_p41-p52.indd 50
10/27/2011 2:40:35 PM
Advertenties
REG_11_11_p41-p52.indd 51
10/27/2011 2:40:46 PM
Advertenties
REG_11_11_p41-p52.indd 52
10/27/2011 2:41:00 PM