REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND ‘ONDERZOEK DOEN IS GEWOON BIJ DE ROWF’
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 - 2016
Woord vooraf In 2006 zijn we gestart in het kader van de dieptepilot met de opbouw van onze opleidingsschool. Door een zeer goede samenwerking tussen opleidingsinstituten en de scholen in de regio oostelijk West-Friesland is de ROWF een grote opleidingsschool geworden die jaarlijks meer dan 300 studenten opleidt tot goed gekwalificeerde docenten. Dat wordt gerealiseerd door een gedegen begeleidingsstructuur waaraan 150 werkbegeleiders, 20 schoolopleiders, 6 instituutsopleiders en meerdere opleidingsdocenten hun bijdragen leveren. Al bij de start van de opleidingsschool was het voor ons duidelijk dat de ontwikkeling naar academische opleidingsschool een logische vervolgstap zou worden. We hebben er echter voor gekozen om eerst een sterke basis te realiseren en alle ontwikkelingen goed te verankeren, alvorens de stap te maken naar het opnemen van onderzoek binnen de opleidingsschool. Die stap is door de partners genomen in januari 2010. Op dit moment worden door de verschillende partners binnen de 13 scholen (locaties) verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd. Daarmee neemt de ervaring van het uitvoeren van onderzoek en het benutten van de meerwaarde van onderzoek binnen het voortgezet onderwijs sterk toe. Het is al met al nu een logische stap onze opleidingsschool in een volgende ontwikkelingsfase te brengen door de omzetting in een academische opleidingsschool. Door deze uitbreiding kunnen we een grote groep studenten laten participeren in praktijkgericht onderzoek en daarmee een verrijking van hun opleiding tot docent bieden. Met de inhoud van deze aanvraag tonen wij o.i. aan dat onze opleidingsschool klaar is om te starten met de academische opleidingsschool ROWF. Dr. Frank Rob Voorzitter stuurgroep ROWF
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
2
Inhoudsopgave
1.
Op weg naar een academische opleidingsschool
4
2.
Visie, doelstellingen en ambitie
6
3.
Kwaliteitsborging academische opleidingsschool
14
4.
Opleidings- en onderzoeksmodel
23
5.
Organisatie en overlegstructuur
36
6.
Begeleiding en professionalisering
39
7.
Het onderzoeksprogramma
44
8.
Kennisdeling en communicatie
50
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
3
1.
Op weg naar een academische opleidingsschool
De ROWF is een opleidingsschool die opleiders en studenten ondersteunt in het ontwikkelen van een kritische, reflectieve, onderzoekende houding. De ambitie van de ROWF om verder door te groeien naar een academische opleidingsschool, waar onderzoek een belangrijke plaats inneemt, sluit hier naadloos op aan. Om deze ambitie te kunnen realiseren, zal er sprake moeten zijn van docenten die beschikken over onderzoeksvaardigheden en onderzoek kunnen begeleiden, en ook van een leeromgeving waarbinnen onderzoeks- en ontwikkelingsgerichtheid een belangrijke plaats innemen èn studenten praktijkgericht onderzoek verrichten.
De opleidingsschool zal bouwen aan een academisch / onderzoekend klimaat en onderzoek laten organiseren door de scholen. Uit: Opzet strategisch plan 2010-2013, versie februari 2010
Ontwikkelingen tot nu toe Bij de start van de ROWF in 2006 is er bewust voor gekozen om eerst een solide basis te leggen voor het ‘opleiden in de school’. Die strategie is bijzonder succesvol geweest, wat onder meer blijkt uit het predicaat ‘excellent erkende opleidingsschool’, dat de ROWF in 2009 van het Ministerie van OC & W heeft ontvangen. Deze keuze betekent echter niet, dat er tot op heden weinig aandacht is besteed aan onderzoek en de verdere ontwikkeling hiervan. Integendeel: sinds de start van de ROWF wordt uit eigen middelen geïnvesteerd in een onderwijsklimaat waarbinnen onderzoek een steeds belangrijker plaats is gaan innemen. Daarnaast is in het strategisch plan van de ROWF, dat alle partners van de ROWF op 12 januari 2010 gezamenlijk hebben vastgesteld, bepaald dat in het beleid voor de komende drie jaar (het doen van) onderzoek een van de belangrijkste onderdelen vormt. Onderzoek waarvan de resultaten altijd dienstbaar moeten zijn aan het primaire proces: het onderwijs. Als direct uitvloeisel van de gezamenlijke koersbepaling is een werkgroep gevormd die de onderzoeksactiviteiten binnen de ROWF-scholen inventariseert en initieert. Daarnaast heeft deze werkgroep tot taak de krachten van de ROWF-scholen en opleidingsinstituten op dit gebied te bundelen. Dat (het doen van) onderzoek een belangrijke plaats inneemt binnen de ROWF, moge ook blijken uit diverse concrete voorbeelden, zoals de succesvolle onderzoeksproducten van studenten in het kader van hun profielproduct (ILO), ontwerpproduct (ILO), praktijkonderzoek (HvA/InHolland, ALO) en de meesterproef (VU). Een ander voorbeeld is het onderzoek dat plaatsvindt in het kader van een academische master en het onderzoek dat op de praktijkscholen wordt gedaan, zoals in het kader van de masteropleiding S.E.N. In het bijgaande dossier worden deze voorbeelden in een groter verband geplaatst. Naast deze voorbeelden stelt het OPDC zijn expertise op het gebied van orthopedagogiek beschikbaar aan de ROWF, waarbij het de ambitie is om die expertise verder te ontwikkelen volgens wetenschappelijke principes. Ook andere bij de ROWF aangesloten scholen nemen deel aan academische onderzoeken. Zo participeert SG Newton (v/h vmbo Titaan) in het enpowermentonderzoek ‘Yes I can’ en nemen d’Ampte, SG Newton, SG De Triade en het Martinuscollege deel aan het vmbo-onderzoek van Henk Brouwer (HvA) over ‘Hoe kijken docenten naar vmbo-leerlingen?’
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
4
Op het gebied van professionalisering van de schoolopleiders is de opleiding van het Onderwijscentrum VU van belang voor ervaren lerarenopleiders van scholen en opleidingsinstituten. Aan deze opleiding nemen zeven ROWF schoolopleiders deel. Verder reikende ambitie De ROWF heeft sinds de start in 2006 uit eigen middelen het nodige geïnvesteerd in het doen van onderzoek en is vastbesloten om dit de voorliggende jaren te blijven doen. Tegelijkertijd leeft bij de ROWF de ambitie om meer te bewerkstelligen op dit gebied. Een ambitie die door een subsidie van het ministerie gerealiseerd zou kunnen worden.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
5
2.
Visie, doelstellingen en ambitie
2.1
Visie academische opleidingsschool ROWF
“Onderzoek doen is gewoon bij de ROWF” Binnen de academische opleidingsschool ROWF vindt onderzoek plaats, gericht op innovatie en dat wordt … 1 .. getoetst door de ROWF binnen vastgestelde kaders , .. uitgevoerd door docenten en studenten binnen een lerende onderwijsorganisatie, .. geleid door gekwalificeerde onderzoeksdocenten, .. begeleid door onderzoekers van de opleidingsinstituten (begeleidingsstructuur) en .. gestimuleerd en richting gegeven door het management .. geëvalueerd op basis van de vastgestelde kaders. Voor het doen van onderzoek hanteert de ROWF onderstaand model dat is opgesteld naar analogie van het model van opleiden. Beide modellen worden in hoofdstuk 4 toegelicht.
1
De kaders omtrent het doen van onderzoek betreffen: 1. het onderzoeksplan voldoet aan de criteria ten aanzien van het doen van onderzoek en aan omschreven kwaliteitsnormen 2. het onderzoek draagt bij aan het ontwikkelen van een onderzoekende houding 3. docenten brengen een onderzoekende houding over aan de leerlingen 4. onderzoek is geïntegreerd in de begeleiding en opleiding van studenten en (startende) docenten 5. er is sprake van samenwerking tussen en met collega’s en studenten 6. de resultaten van het onderzoek worden getoetst aan de meerwaarde voor het primaire proces 7. het uitvoeren, gebruiken en begeleiden van onderzoek is integraal verankerd in het personeelsbeleid
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
6
2.2
Doelstellingen Academische Opleidingsschool ROWF
“Onderzoek doen is gewoon bij de ROWF” Hoofddoelstelling Een onderwijsontwikkeling teweeg brengen door het uitvoeren van onderzoeksactiviteiten, die door alle actoren binnen een school (leiding, docenten, studenten) in dienst worden gesteld van een duurzaam lerende school met het oog op systematische innovatie (de school als leergemeenschap). Een onderzoekende houding bij onderwijs- en schoolontwikkeling wordt gemeengoed binnen de scholen. Nevendoelen 1. Een professionele, onderzoekende houding nastreven waarbij docenten kritisch kijken naar (de resultaten van) hun onderwijs en, gebruikmakend van onderzoek, hun onderwijs blijvend ontwikkelen en vernieuwen. Docenten de mogelijkheid bieden om zich binnen de professionele ontwikkeling te specialiseren als onderwijsontwikkelaar en onderzoeker. De docent draagt bij aan een duurzaam lerende school. Deze docenten vormen een onderzoeksgemeenschap binnen de ROWF en begeleiden als gekwalificeerde onderzoeksbegeleiders docenten en studenten bij hun onderzoeken in de opleidingsscholen. Het beroep van leraar wordt daarmee aantrekkelijk voor zittende docenten, studenten en andere beroepsbeoefenaren met belangstelling voor onderwijsinnovatie. 2. Studenten in de praktijk en in de opleiding vertrouwd maken met het doen van zorgvuldig onderzoek zoals dat past in een organisatie die onderzoeks- en ontwikkelingsgerichtheid is, waardoor zij kunnen bijdragen aan een schoolorganisatie als een leergemeenschap. Studenten wordt een infrastructuur geboden waarin zij hun onderzoeksopdrachten als authentieke opdrachten van de scholen kunnen opzetten en uitvoeren onder adequate begeleiding van een onderzoeksdocent.
Onderzoek integreren in de opleiding van studenten en in de taakbelasting van docenten ontwikkeling tot een academische opleidingsschool wordt in gang gezet. Ontwikkelen van onderzoeksopdrachten per locatie en voor de ROWF als geheel. Uit: jaarplan ROWF 2010-2011, versie september 2010 Uit: jaarplan ROWF 2010-2011, versie september 2010
3. Het doen van onderzoek wordt een leeractiviteit in de klas; docenten bekwamen zich in onderzoekstechnieken in hun vak en in de didactiek van onderzoekend leren. Leerlingen krijgen zo de kans om onderzoeksvaardigheden te verwerven en een kritische werkhouding te ontwikkelen, waarmee het onderwijs voor hen interessanter wordt, het ze meer uitdaagt, het ze dieper laat leren (Higher Order Thinking) en de voorbereiding op vervolgonderwijs verbetert. 4. Het effect van ontwikkel- en onderzoekswerk ook ten goede laten komen aan de ontwikkeling van het onderwijs buiten de ROWF. Wat levert de academische opleidingsschool de ROWF op? 1. De academische opleidingsschool biedt een verantwoorde combinatie van professionele ontwikkeling en onderwijsontwikkeling in een lerende schoolorganisatie. Deze combinatie draagt bij aan het tot stand brengen van een integraal innovatie- en personeelsbeleid, waarin diverse beleidscomponenten verbonden zijn.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
7
2. De interactie tussen docentonderzoekers, universitaire onderzoekers en lectoren is verrijkend voor zowel school als opleiding. Onderzoek draagt bij aan de (wetenschappelijke) ontwikkeling van de onderwijspraktijk en de opleiding. 3. Het docentschap krijgt meer verdieping via verwerving van eigen kennis en vaardigheden en via kenniscirculatie tussen docenten, studenten, lerarenopleiders en onderzoekers. 4. Het vak van docent wordt aantrekkelijk gemaakt voor aankomende beroepsbeoefenaars. 5. Studenten komen bij de ROWF op een school waar het doen van onderzoek gewoon is, waar onderzoek een deel van het (dagelijkse) werk is en waar ze door participatie en begeleiding opgeleid worden voor het onderwijs van de toekomst. 6. Leerlingen nemen een andere werkhouding aan, zijn gemotiveerder en hebben meer kans op succes in het vervolgonderwijs. 7. De academische opleidingsschool draagt op meerdere terreinen bij aan de ontwikkeling van de ROWF als opleidingsschool. 8. De academische opleidingsschool levert een uitstraling op naar het onderwijs in de regio.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
8
2.3
Ambities academische Regionale Opleidingsschool West-Friesland
“Onderzoek doen is gewoon bij de ROWF”
Studenten komen bij de ROWF op een school waar het doen van onderzoek gewoon is, waar onderzoek een deel van het (dagelijkse) werk is”. Uitspraak van de werkgroep onderzoek, juni 2011
Algemene doelstelling van de academische Regionale Opleidingsschool West-Friesland De Regionale Opleidingsschool West-Friesland heeft voor het opleidingsgedeelte onderstaande doelstellingen geformuleerd: De ROWF realiseert in oostelijk West-Friesland een regionale opleidingsschool waarbij een partnerschap van vijf scholen voor VO in deze regio samen met vijf lerarenopleidingen opleidingstrajecten voor onderwijsfuncties aanbiedt. De opleidingsschool voorziet in de behoefte aan goed opgeleid personeel en levert een wezenlijke bijdrage aan de verdere ontwikkeling van beginnende beroepsbeoefenaren. De intensieve samenwerking met de lerarenopleidingen draagt bij aan de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing en de versterking van het personeelsbeleid op de deelnemende scholen. Voor de academische opleidingsschool wordt de volgende doelstelling nagestreefd: Een onderwijsontwikkeling teweeg brengen door het uitvoeren van onderzoeksactiviteiten, die door alle actoren binnen een school (leiding, docenten, studenten) in dienst worden gesteld van een duurzaam lerende school met het oog op systematische innovatie (de school als leergemeenschap). Een onderzoekende houding bij onderwijs- en schoolontwikkeling wordt gemeengoed binnen de scholen. Deze doelstellingen worden gerealiseerd door het in partnerschap tussen scholen en opleidingsinstituten werven van studerenden en hen volgens een afgesproken structuur opleiden op de werkplek en het instituut. Zo opleiden, waarvan onderzoek doen een structureel onderdeel vormt, vergroot de beschikbaarheid van goed gekwalificeerd personeel en bevordert de ontwikkeling van startend en zittend personeel. De studerenden verrichten onderzoek op de werkplek onder begeleiding van gekwalificeerde onderzoeksdocenten en onderzoekers van de lerarenopleidingen. Dit draagt bij aan schoolontwikkeling, onderwijsvernieuwing en aan het versterken van het personeelsbeleid. De doelstelling heeft geleid tot het opstellen van een visie Om deze doelstelling in te bedden is de visie van de Regionale Opleidingsschool West-Friesland uitgewerkt: “Uitgangspunt voor de Regionale Opleidingsschool is leren; individueel leren en leren van en met elkaar. Het betreft actief en zelfstandig leren van de student, de aankomende docent, de net gestarte
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
9
docent, de ervaren docent, het onderwijsondersteunend personeel, de teams, de schoolleiding, de organisatie en vanzelfsprekend en niet te vergeten de leerling. In het actief en zelfstandig leren is het geleerde geen einddoel. Het geleerde is een instrument, waarmee een ieder de rest van het leven kan doorleren, werken en leven.”
Binnen de academische opleidingsschool ROWF vindt onderzoek plaats dat gericht is op innovatie en dat wordt … .. getoetst door de ROWF binnen vastgestelde kaders2, .. uitgevoerd door docenten en studenten binnen een lerende onderwijsorganisatie, .. geleid door gekwalificeerde onderzoeksdocenten, .. begeleid door onderzoekers van de opleidingsinstituten (begeleidingsstructuur) en .. gestimuleerd en richting gegeven door het management .. geëvalueerd op basis van de vastgestelde kaders. Deze visie leidt ertoe dat we het leren en onderzoeken van de lerende centraal stellen. In het kader van de academische Regionale Opleidingsschool zetten we het leren van en onderzoeken door studerenden voorop en beschouwen we het leren en onderzoeken van andere categorieën als afgeleide daarvan. Doelgroepen We kunnen binnen de academische ROWF verschillende categorieën onderscheiden die een rol hebben bij het opleiden en onderzoeken: 1. ‘Studerenden’ die een opleiding volgen. Binnen de ROWF zijn afspraken gemaakt welke groepen tot de studerenden behoren. 2. Docenten die een omschreven taak vervullen binnen het kader van de academische opleidingsschool, zoals schoolopleider, werkbegeleider, vakbegeleider, onderzoeksdocent, coach van startende docenten, alsmede de (vak)begeleider, de instituutsopleider, de onderzoeker en het lectoraat/de leerstoelgroep van het opleidingsinstituut. Deze categorie noemen we: ‘Begeleiders’. 3. De schoolorganisatie als lerende organisatie kent anderen (de schoolleiding, de teams, het onderwijsondersteunend personeel, externe projectleiders) die direct of indirect te maken hebben met de studerenden. Deze categorie noemen we: ‘Betrokkenen’. De website www.rowf.nl verschaft alle categorieën de nodige informatie over de academische opleidingsschool.
2
De kaders omtrent het doen van onderzoek betreffen:
1.
het onderzoeksplan voldoet aan de criteria ten aanzien van het doen van onderzoek en aan omschreven kwaliteitsnormen
2.
het onderzoek draagt bij aan het ontwikkelen van een onderzoekende houding
3.
docenten brengen een onderzoekende houding over aan de leerlingen
4.
onderzoek is geïntegreerd in de begeleiding en opleiding van studenten en (startende) docenten
5.
er is sprake van samenwerking tussen en met collega’s en studenten
6.
de resultaten van het onderzoek worden getoetst aan de meerwaarde voor het primaire proces
7.
het uitvoeren, gebruiken en begeleiden van onderzoek is integraal verankerd in het personeelsbeleid
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
10
De ambities t/m augustus 2016 a. Ambities ten aanzien van de studerenden die een opleiding volgen Het is de ambitie van de ROWF dat de studerende op basis van zijn vooropleiding, zijn beginsituatie en/of een intakegesprek en/of een geschiktheidsonderzoek en/of een assessment en/of een portfolio en/of een overzicht van EVC’s in een Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP) passende leer- en loopbaanactiviteiten opneemt die bijdragen aan zijn competentie-ontwikkeling en die gedeeltelijk op het opleidingsinstituut en gedeeltelijk in de praktijk worden uitgevoerd. De basis wordt gevormd door het verzamelen, structureren en presenteren van bewijsmateriaal door de studerende. De bewijzen bieden inzicht in de mate waarin de studerende (onderdelen van) competenties die in de beroepsuitoefening centraal staan al volledig of in zekere mate beheerst. De studerende schrijft een POP en wordt daarin begeleid. Het POP is het ‘ontwikkelingscontract’ tussen de drie belanghebbenden: studerende, school en opleiding. Die worden zo partners in het bereiken van ontwikkelingsdoelen. De drie partners stellen in overleg vast hoe de vertaling plaatsvindt van de leerwensen naar concrete ontwikkelingsdoelen en hoe die te bereiken zijn via de leer- en leerwerktaken en onderzoekstaken, wat de meest geschikte leeromgeving is en de te stellen prioriteiten. Er is vastgelegd welke steun de partners bieden in de vorm van tijd, geld, leermogelijkheden en begeleiding. Bij het uitvoeren van leer(werk)- en onderzoeksactiviteiten heeft de studerende contact met de begeleiders. Er wordt gestreefd naar de optimale prioriteitstelling in het bereiken van de ontwikkelingsdoelen, de te verrichten activiteiten, de leeromgeving en de begeleiding. De studerende ontvangt na afloop van een ontwikkelingstraject een ontwikkelingsgerichte beoordeling en stelt in overleg met de begeleiders de eigen ontwikkelingscompetenties vast in een POP, aangevuld met een advies van de begeleiders voor een passende leerwerkomgeving. De studerende kan na beëindiging van het ontwikkelingstraject met dit bewijsmateriaal een start maken met een passende leerwerkomgeving binnen of buiten de regio en op basis van het bewijsmateriaal een nieuw ontwikkeltraject opstarten. Daarmee is de basis gelegd voor een leven lang leren. b. Ambities ten aanzien van de begeleiders van het leerproces en de opleiders De schoolopleider De schoolopleider is de motor achter de ontwikkeling op locatieniveau. Hij stimuleert de ontwikkeling en verdieping van het opleiden in de school op de locatie. Hij is gesprekspartner van de instituutsopleider en locatiedirectie. De schoolopleider is de expert, men kan niet om hem heen bij vraagstukken rondom opleiden in de school. De schoolopleider is op de locatie opleider op groepsniveau, zowel richting studerenden als richting werkbegeleiders en leidt gezamenlijke bijeenkomsten op het gebied van ontwikkeling van het opleiden in de school. Op het niveau van opleidingsschool en instituut biedt het in gezamenlijkheid ontwikkelen en uitvoeren van opleidingsonderdelen op locatie meerwaarde voor de locatie en voor de ontwikkeling van het cur-
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
11
riculum. De schoolopleider speelt hier samen met de instituutsopleider ontwikkelend en uitvoerend een rol.3 De werkbegeleider Op individueel niveau is de werkbegeleider in staat om de ‘concerns’ van de studerende te structureren en te ontrafelen. Om dat te kunnen is de werkbegeleider in staat om de ‘concerns’ van de studerende helder te krijgen, prioriteiten aan te brengen en het verband te leggen met de ondersteunende theorie. Daarvoor heeft hij kennis van de op de opleiding gebruikte concepten en kan hij de studerende aanzetten deze op concreet niveau in te zetten, aanhakend bij het POP van de studerende. Hij is in staat om daarbij over het vak heen te kijken en kan verbanden leggen tussen de competenties. Vervolgens ondersteunt hij de studerende bij het opstellen van een plan van aanpak dat aansluit bij het beheersingsniveau van de studerende. De werkbegeleider is in staat om inhoudelijk en concreet te reageren op de vragen van de studerende.
Kijkend naar de ontwikkeling die academische opleidingsscholen hebben doorgemaakt is een olievlekwerking, breed inzetten van het principe, krachtiger dan het onderzoek te beperken tot een (klein) aantal docenten. Uit: Aanbeveling werkgroep onderzoek aan de stuurgroep ROWF, juni 2011
Bij de uitvoering van het plan en de beantwoording van vragen koppelt de werkbegeleider nadrukkelijk en gericht de theoretische kennis van de studerende en de theoretische concepten van de opleiding op dat gebied. Na het uitvoeren van een activiteit wordt die geëvalueerd c.q. getoetst. Dit leidt tot nieuwe activiteiten en vragen van de studerende en aanpassing van het activiteitenplan, eventueel van het POP. De werkbegeleider destilleert vragen, taken en is alert op onderzoeksopdrachten uit de ontwikkelingen in de vakgroep/het team en de opleiding. De werkbegeleider creëert een onderzoekende houding bij de studerende als vast onderdeel van het begeleidingsproces. Door het stellen van concrete, productgerichte vragen, het uitvoeren van taken en het verrichten van onderzoek wordt de studerende in contact gebracht met onderwerpen die op de school en de opleiding relevant zijn. Zodoende spelen studerenden een rol bij de onderwijsontwikkeling in de vakgroep of het team. De studerende is zo wezenlijk onderdeel van het team/de vakgroep/de opleiding en de ontwikkeling daarvan. De instituutsopleider De schoolopleider en de instituutsopleider vormen de tandem voor het opleiden in de school op locatie. De instituutsopleider is de contactpersoon voor de werkbegeleiders, schoolopleider en onderzoeksdocenten en onderhoudt contacten met studerenden in de rol van consulent. De instituutsopleider is samen met de schoolopleider op de locatie opleider op groepsniveau, zowel richting studerenden als richting werkbegeleiders en leidt gezamenlijke bijeenkomsten op het gebied van ontwikkeling van het opleiden in de school. Hij bewaakt de instituutsdoelen en de kwaliteit van het leerproces op afstand. Hij koppelt informatie terug naar het instituut. 3
De werkbegeleiders worden op de hoogte gesteld van deze onderdelen om de studerenden direct met het geleerde en de theorie in contact te kunnen brengen.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
12
De onderzoeksdocent Iedere school heeft een gekwalificeerde onderzoeksdocent die het onderzoek op de eigen school coördineert en dit afstemt met de regiegroep Onderzoek van de ROWF. De onderzoeksdocent identificeert (op basis van overleg binnen de school) de thema’s in de ontwikkelagenda van de school. Hij houdt de onderzoeks(aan)vragen tegen het licht van de thema’s en genereert uit de opbrengst algemene inzichten waar verder op kan worden voortgebouwd. Hij verbindt de schoolgebonden onderzoeksagenda met dat deel van het onderzoeksprogramma van de academische opleidingsschool dat voor de eigen school relevant is.
Docent onderzoekers en de onderzoeker van de opleidingen spelen een belangrijke rol bij het verspreiden van onderzoek in de school, door het begeleiden en (deels) opleiden van begeleiders van studenten, het stimuleren en begeleiden van praktijkgericht onderzoek door docenten. Uitspraak van een lid van de werkgroep onderzoek, juni 2011
c. Ambities ten aanzien van de betrokkenen bij het opleiden in de school Alle medewerkers van de school zijn geïnformeerd over de academische Opleidingsschool, weten waar informatie beschikbaar is en voelen zich betrokken bij de doelstellingen, waardoor zij een klimaat creëren van samen leren en opleiden in de school. Daar waar de expertise van welke medewerker dan ook (o.a. vakbegeleider, coach van startende docenten, docent, teamleider, locatieleider) verrijkend is voor het opleiden van studerenden, het doen van onderzoek of het trainen van begeleiders wordt die expertise ingezet bij het opleiden/onderzoeken/trainen.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
13
3.
Kwaliteitsborging academische Opleidingsschool
3.1
De academische opleidingsschool ontwikkelt een goed functionerend systeemvoor kwaliteitsborging.
Inleiding Het hoofddoel van de ROWF is studenten in een betekenisvolle leeromgeving te plaatsen waarin de praktijk van het werken op de school uitgangspunt is voor het leerproces. Als zodanig sluit het opleidingsconcept aan bij het competentiegericht opleiden zoals dat op alle deelnemende opleidingsinstituten gebruikelijk is. Binnen elk van de opleidingsscholen is er een heldere opleidingsstructuur. Die bestaat uit: de instituutsopleider, de schoolopleider, de werkbegeleiders en de vakbegeleiders. Om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen worden er instrumenten ingezet om de kwaliteit te meten en indien nodig bij te stellen. Als voorbeeld wordt hier het model beschreven voor het deelgebied ‘onderzoek’. Hoewel er inhoudelijke verschillen zullen zijn met andere deelgebieden, blijft de aanpak, het model hetzelfde. Binnen de academische opleidingsschool ROWF vindt onderzoek plaats dat gericht is op innovatie en dat wordt … .. getoetst door de ROWF binnen vastgestelde kaders, .. uitgevoerd door docenten en studenten binnen een lerende onderwijsorganisatie, .. geleid door gekwalificeerde onderzoeksdocenten, .. begeleid door onderzoekers van de opleidingsinstituten (begeleidingsstructuur) en .. gestimuleerd en richting gegeven door het management .. geëvalueerd op basis van de vastgestelde kaders. Het opzetten, uitvoeren, begeleiden en gebruiken van het onderzoek dient te voldoen aan vastgestelde kaders en kwaliteitscriteria. De kaders omtrent het doen van onderzoek betreffen: 1. Het onderzoeksprogramma voldoet aan de criteria ten aanzien van het doen van onderzoek en aan omschreven kwaliteitsnormen. 2. Het onderzoek draagt bij aan het ontwikkelen van een onderzoekende houding van studenten en docenten. 3. Docenten brengen een onderzoekende houding over aan de leerlingen. 4. Onderzoek is geïntegreerd in de begeleiding en opleiding van studenten en (startende) docenten. 5. Er is sprake van samenwerking tussen en met collega’s en studenten. 6. De resultaten van het onderzoek worden getoetst aan de meerwaarde voor het primaire proces. 7. Het uitvoeren, gebruiken en begeleiden van onderzoek is integraal verankerd in het personeelsbeleid. De PDCA-cyclus Het belangrijkste uitgangspunt van de kwaliteitszorg binnen de ROWF is ‘waarmaken wat je beloofd hebt’. Dit kan bereikt worden door op een systematische wijze te handelen volgens de Plan, Do, Check, Act cyclus. De ROWF maakt duidelijk wat ze wil tegenover zichzelf en derden en voert dit vervolgens ook uit (Plan, Do). De ROWF controleert of ze waarmaakt wat is beloofd via evaluaties (Check). Hiervoor moet het beleid geoperationaliseerd worden en moeten per opbrengst gedrags- en niveau-indicatoren met bijbehorende normen benoemd worden. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluaties worden verbeteractiviteiten geformuleerd (Act).
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
14
Kwaliteitsjaarplan (DO) In het kader van het kwaliteitsbeleid wordt een PDCA-schema van alle kwaliteitscriteria bijgehouden. Om het kwaliteitsbeleid richting te geven wordt elk jaar een kwaliteitsjaarplan geschreven. Dit jaarplan bevat geen nieuwe informatie ten opzichte van het PDCA-schema. In het kwaliteitsjaarplan wordt bepaald waar het kwaliteitsbeleid het komende jaar op gericht is. In het jaarplan wordt opgenomen: 1. Een overzicht van de conclusies van de evaluaties van het afgelopen jaar. 2. Een overzicht van de verbeteracties die dat jaar uitgevoerd gaan worden. Deze verbeteracties zijn een selectie uit het totaal van verbeteracties uit het PDCA-schema, zodat deze haalbaar zijn gezien de beschikbare formatie en tijdsperiode van 1 jaar. 3. Een overzicht van de resultaten van punt 2 uit het voorgaande kwaliteitsjaarplan. 4. De kwaliteitskalender voor het komende jaar. Uitgangspunt is dat de ROWF er voortdurend naar streeft de kwaliteit van de opleiding van studenten en de professionalisering van docenten te verbeteren. Omdat er in een jaar onmogelijk aandacht besteed kan worden aan de verbetering van alle prestatiecriteria, wordt in het kwaliteitsjaarplan aangegeven wat de speerpunten van dat jaar zijn. Bij de formulering van de speerpunten is het volgende van belang: De keuze van de speerpunten wordt beargumenteerd. De speerpunten worden afgeleid uit de verbeteracties die geformuleerd zijn naar aanleiding van de evaluaties van het afgelopen jaar.
Evaluatiesystematiek binnen de ROWF Het proces Zoals al eerder is besproken is een belangrijk uitgangspunt van het kwaliteitsbeleid van de ROWF: doen wat je belooft. Dit wordt uitgevoerd in de vorm van een PDCA-schema. Een belangrijk onderdeel van de PDCA-cyclus is het Check-gedeelte. Hierin wordt door middel van evaluaties gekeken of bereikt is wat in het meerjarenbeleids- en het activiteitenplan is uitgewerkt. De evaluatiecyclus ziet er schematisch als volgt uit: (zie fig. 1 volgende pagina) Het periodiek evalueren van de opbrengsten is opgenomen in de kwaliteitskalender van de school met daarin een overzicht welke evaluatiemomenten/-instrumenten er zijn en wanneer ze worden afgenomen. Voor elke evaluatie wordt het schema hieronder doorlopen.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
15
Bepalen welke evaluaties uitgevoerd gaan worden
Kwaliteitskalender
Planning evaluaties
Uitvoering evaluaties
Evaluatie rapport
Verwerken resultaten
Communiceren naar betrokkenen
Streefnorm gehaald? Ja
Nee
Toevoegen aan Borging van resultaten
Formuleren verbeteracties
PDCA schema
Opnemen in opleidingsgids en/of meerjarenbeleidsplan
Fig 1. Evaluatiecyclus ROWF
Formuleren verbetervoorstellen (ACT) Het kan natuurlijk ook dat medewerkers of andere actoren verbetervoorstellen hebben die niet rechtstreeks voortkomen uit een evaluatie. De medewerker kan dan een verbetervoorstel indienen bij het ROWF. Een verbetervoorstel dient beknopt te zijn (ca. één A4) en de volgende onderwerpen te bevatten: de probleemstelling, (zoveel mogelijk) gebaseerd op concrete en beschikbare evaluatiegegevens (gerealiseerde kwaliteit); de doelstelling/ resultaten die de gewenste verbetering concretiseert in termen van gewenste streefcijfers bij volgende evaluaties en de termijn waarop die behaald zullen zijn; een plan van aanpak waarin de belangrijkste activiteiten en de planning daarvan (tijd en menskracht) zijn vastgelegd.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
16
Evaluatie-instrumenten Er zijn zes groepen actoren die betrokken zijn bij de beoordeling van de kwaliteit van de ROWF: Leerlingen Studenten Docenten Opleidingsteam ( werkbegeleiders, instituutsopleiders en schoolopleiders, onderzoekscoördinatoren, lid managementteam) Afgestudeerden Voor alle genoemde actoren worden binnen de ambitietermijn van 5 jaar evaluatie-instrumenten ontwikkeld. Ten behoeve van de ontwikkeling van het opleiden in de school hanteert de ROWF een stuurmodel. In kolom een zijn de vijf aandachtsgebieden benoemd. Dit stuurmodel geeft in de tweede en derde kolom de gewenste ontwikkeling aan van de vijf aandachtsgebieden met betrekking tot het opleiden. Kolom vier en vijf geven de ontwikkeling weer op het doen van onderzoek. Binnen een ambitietermijn van vijf jaar hebben we alle aandachtsgebieden uit de vierde kolom volledig uitgewerkt en waar relevant en realiseerbaar een aantal elementen uit de vijfde kolom.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
17
3.2
Stuurmodel kwaliteitsborging ontwikkeling academische opleidingsschool ROWF
STUURMODEL ONTWIKKELING OPLIS
PROGRAMMA
Afstemmen programma
Competenties ontwikkelen in de praktijk
Onderzoeksvaardigheden en onderzoek begeleiden
Onderzoek gebruiken voor onderwijsontwikkeling
LEEROMGEVING
Begeleiden en samenwerken
Kenniscirculatie
Onderzoek en ontwikkeling
Innovatie Professionele leergemeenschap
STUDENT
Leeractiviteiten op school en instituut: samenhang en afstemming
Herverdeling van leeractiviteiten van studenten over partners in opleidingsschool
Bijdragen aan onderzoek
(Afstudeer-) opdrachten in relatie met schoolontwikkeling en onderzoek
PERSONEEL
Opleidingsteam: Schoolopleider Begeleider Docentbegeleider Instituutsopleider
Master in Educatie
Assessor Onderzoeker
Verbinden IPB met OPLIS
Lerende organisatie Partnerschappen buiten de opleidingsschool
Onderwijsontwikkeling, onderzoek en opleiden verankeren in functiegebouw
ORGANISATIE
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
Onderwijsspecialisten
18
Leraren hebben de onderwijsinhoudelijke leiding
3.3 Uitwerking van kolom vier (en deels vijf) betreffende onderzoek uit het stuurmodel
PROGRAMMA
(Ambitieniveau voor een termijn van 5 jaar) Aandachtsgebied Onderzoeksvaardigheden en onderzoek begeleiden
Onderzoek gebruiken voor onderwijsontwikkeling
activiteit
opbrengst
Instrument ROWF
verantwoordelijk
Formuleren van kaders voor onderzoeksonderwerpen, -opzet, -proces en -opbrengst. Toetsen van onderzoeksonderwerpen, -opzet, proces en –opbrengst aan de kaders.
Een kader document voor onderzoeksonderwerpen, -opzet, proces en –opbrengst
Document met visie, ambitie en doelstelling
Stuurgroep ROWF
Op iedere vo-locatie worden onderzoeksvragen en onderzoeksopdrachten geformuleerd die passen binnen het totale onderzoeksprogramma van de ROWF.
Er is een gezamenlijk onderzoeksprogramma geformuleerd voor de (academische) opleidingsschool dat wordt onderschreven door alle partners in het partnerschap. Een overzicht van te gebruiken onderzoeksvaardigheden.
Schoolopleidingsplan inclusief een paragraaf over het doen van onderzoek
Inhoudelijke regiegroep Onderzoek op ROWF niveau
Materiaal opleidingsinstituten
Opleidingsinstituten
Een overzicht van te gebruiken onderzoekstechnieken.
Materiaal opleidingsinstituten
Opleidingsinstituten
Studenten en (studerend) personeel zijn actief betrokken bij het doen van onderzoek, voor een deel van hun tijd. Een onderzoeksverslag voor de interne verantwoording op locatieniveau
Inventarisatie van onderzoeksactiviteiten
Schoolopleider
Kwaliteitszorgsysteem van de locatie
regiegroep Onderzoek op ROWF niveau
Een onderzoeksverslag dat gebruikt wordt bij innovatie, de eigen schoolontwikkelingen en die van andere scholen
Werkblad onderzoek
Beschrijving van een Good practice
Voorblad bij beschrijving van een good practice
Vanaf het 1e jaar van de opleiding doet de student onderzoek en ontwikkelt onderzoeks- vaardigheden. Het gebruiken van onderzoeksvaardigheden en onderzoeksinstrumenten wordt begeleid door het opleidingsinstituut en door de school gefaciliteerd en ondersteund door de schoolopleider. Het afstudeerproduct van de student met daarin een onderzoek, wordt zowel in het eerstegraads als in het tweedegraads gebied begeleid door het opleidingsinstituut en de schoolopleider. De academische opleidingsschool richt zich met haar onderzoek op innovatie, de eigen schoolontwikkelingen en die van andere scholen. Het onderzoek van studenten en personeel heeft direct te maken met vragen en problemen van de school. De resultaten van onderzoek dragen bij aan de onderwijsontwikkeling van de school. De resultaten van onderzoek worden gepresenteerd in de school en zo veel mogelijk gebruikt om de onderwijsontwikkeling verder te brengen. De resultaten van onderzoek worden bij de ROWF in de digitale etalage gezet als “good practices”.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
19
LEEROMGEVING STUDENT
Aandachtsgebied Onderzoek en ontwikkeling
activiteit
opbrengst
Instrument ROWF
verantwoordelijk
De opleidingsschool biedt de student en medewerkers een toenemend aantal mogelijkheden tot het doen van onderzoek.
Studenten en docenten doen structureel onderzoek.
Onderzoeksprogramma
ROWF
Binnen de opleidingsschool is onderzoek de basis voor onderwijsontwikkeling.
Medewerkers gebruiken in teamverband opbrengsten van onderzoek voor beargumenteerde verbeteringen van hun handelen. Er is één netwerk binnen of buiten het partnerschap. Medewerkers en studenten ervaren hun werkomgeving als een stimulerende leeromgeving. Alle medewerkers participeren in vormen van ontwikkelingstrajecten en daarmee in professionele leergemeenschappen. De ontwikkelingsbehoeften van de leergemeenschap bepaalt de gewenste en noodzakelijke professionalisering op individueel en teamniveau. Er is een open cultuur waarin communicatie, feedback en gedeelde kritische reflectie vanzelfsprekend is.
Opleidingsplan Team/sectorplan op locatie
Teamleider
Rapportage vaknetwerk aardrijkskunde Enquête werkplekleren van de HvA
instituutsopleider
Visiedocument
ROWF
Teamplannen op locatie Teamvergadering op locatie gesprekscyclus
Teamleider Teamleider
opbrengst
Instrument ROWF
verantwoordelijk
Passend bij hun ontwikkeling dragen studenten actief en structureel bij aan het onderzoek in de opleidingsschool. Begeleiding wordt gegeven door de vakdidacticus, schoolopleider en instituutsopleider.
Studenten en studerend personeel zijn, passend bij hun ontwikkeling, structureel betrokken bij het doen van onderzoek, voor een deel van hun tijd.
Werkblad onderzoekstaak Onderzoeksagenda Informatie van opleidingsinstituten
Student Schoolopleider en instituutsopleider Opdrachtgever locatie
De (afstudeer)opdracht is direct gekoppeld aan onderzoek en onderwijsontwikkeling. De school levert de onderzoeksopdracht gerelateerd aan de schoolontwikkeling. De school gebruikt de onderzoeksresultaten.
Onderzoek in opdracht van de school is een structureel onderdeel van de afstudeeropdracht. De onderzoeksopdrachten van de school zijn gerelateerd aan gewenste schoolontwikkeling.
Criteria t.a.v. afstudeeropdracht
Student Schoolopleider en instituutsopleider teamleider opdrachtgever locatie
Innovatie
Onderzoek bevat een innovatief element.
Professionele leergemeenschap
De ROWF formuleert een collectieve ambitie m.b.t. het doen van onderzoek. Onderzoek staat op de agenda van de teams/secties in de participerende vo-scholen. Docenten reflecteren gezamenlijk over de eigen praktijk van het onderzoek. Op iedere vo-locatie wordt een open en naar buiten gerichte onderwijspraktijk ontwikkeld.
Aandachtsgebied Bijdragen aan onderzoek
(Afstudeer-) opdrachten in relatie met schoolontwikkeling en onderzoek. Aandachts-
activiteit
activiteit
opbrengst
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
Instrument ROWF
20
Opleidingsinstituut o.a. HvA
Teamleider
verantwoordelijk
PERSONEEL
gebied Onderzoeker
De schoolopleider en/of de (senior) vakbegeleider is betrokken bij het begeleiden van het onderzoek dat uitgevoerd wordt door de student en een nauwe relatie heeft met de vragen van de school. De onderzoeker begeleidt de student op het opleidingsinstituut. De onderzoeker brengt de opbrengst van het onderzoek in in relevante kenniskringen/leerstoelgroepen en wetenschappelijke fora.
Docent
Docenten gebruiken opbrengsten van onderzoek.
Master in Educatie
Schoolopleiders of senior-vakbegeleiders ontwikkelen zich tot masterniveau.
Onderwijsspecialisten
Senior vakdocenten en senior vakbegeleiders maken deel uit van vaknetwerken op hogeschool en universiteit. Medewerkers van de school kunnen deel uit maken van relevante kenniskringen of van een relevante onderzoeksgroep van een participerende universiteit. Iedere locatie participeert minimaal in één kenniskring of relevante onderzoeksgroep.
Schoolopleiders en begeleiders zijn opgeleid voor het werken in een (academische) opleidingsschool en het begeleiden van praktijkgericht onderzoek door studenten en collega’s in opleiding. De kenniskring/leerstoelgroep en het wetenschappelijk forum maken gebruik van de opbrengsten van onderzoek. Resultaten van onderzoek dragen bij aan de ontwikkeling van het primaire proces Schoolopleiders of senior vakbegeleiders zijn op masterniveau opgeleid voor het werken in een ac. opleidingsschool en het doen van onderzoek. Op school zijn voldoende adequaat geschoolde begeleiders aanwezig om studenten en studerend personeel te ondersteunen bij het doen en rapporteren van onderzoek. Onderzoekers en onderwijsspecialisten zijn verbonden aan de academische opleidingsschool. Begeleiders van onderzoek op school publiceren (samen met instituutstopleiders en studenten) op het eigen vakgebied of op het terrein van opleiden in vaktijdschriften, websites en personeelsbladen van deelnemende scholen. Er is sprake van innovatief handelen gericht op alle aspecten van onderwijs en opleiden.
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
21
Scholingsbeleid per locatie
Locatiemanagement
Beoordelingsinstrument van de opleidingen
Onderzoekers van de opleidingen
Model voor onderzoek ROWF
locatiemanagement
Scholingsbeleid per locatie
locatiemanagement
Gesprekscyclus
Teamleider
Intranet
Locatiemanagement
Rapportage via vaknetwerk aardrijkskunde
instituutsopleider
ORGANISATIE
Aandachtsgebied Onderwijsontwikkeling, onderzoek en opleiden verankeren in het functiebouwwerk
Activiteit
opbrengst
Instrument ROWF
verantwoordelijk
In alle vestigingen van de opleidingsschool is minimaal één senior vakdocent/vakbegeleider per team bezig met de begeleiding van onderzoek, onderwijsontwikkeling en onderzoek zichtbaar en voelbaar verbonden met het primaire proces. Binnen de ROWF wordt beschreven wat de kwalitatieve en kwantitatieve bijdrage aan de onderzoeken is van de scholen en van de opleidingsinstituten.
Er is aantoonbaar voldoende en duurzaam capaciteit vrijgemaakt voor innovatie/het doen van onderzoek, het opleiden en het begeleiden. Medewerkers in de academische opleidingsschool zijn voor een deel van hun tijd actief betrokken bij het doen van onderzoek. Ze zijn daarvoor opgeleid en worden adequaat gefaciliteerd en ondersteund. Er is een gezamenlijk onderzoeksplan voor de academische opleidingsschool dat wordt onderschreven door alle partners in het partnerschap. Er is een plan van inzet en middelen voor de vo-scholen en de opleidingsinstituten.
Digitale enquête opleidingsbureau ROWF Interviewronde opleidingsbureau ROWF Interne audit Visitatie door critical friends
Opleidingsbureau ROWF Opleidingsbureau ROWF Locatiemanagement op iedere locatie
Eigenaarschap
Teams van onderzoekende docenten vormen in de school de laag waar de ontwikkeling, vormgeving en uitvoering van het primaire proces is belegd.
Docententeams zijn in de kwaliteitscyclus herkenbaar. Onderzoekers zijn actief betrokken bij de PDCA cyclus.
gesprekscyclus
Locatiemanagement
van het onderwijs
AANVRAAGDOSSIER SUBSIDIE VERANKERING ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2012 – 2016 - ROWF
22
Locatiemanagement iedere locatie
op
4.
Opleidings- en onderzoeksmodel
Inleiding De ROWF is een grote opleidingsschool met 5 schoolbesturen, 13 locaties en 5 opleidingsinstituten. Meer dan 300 studenten worden jaarlijks begeleid bij het op locatie uitvoeren van delen van hun opleiding. Bij die begeleiding zijn 150 werkbegeleiders, 20 schoolopleiders, 6 instituutsopleiders en meerdere opleidingsdocenten specifiek betrokken. Delen van de opleidingsprogramma’s van de opleidingsinstituten worden op locatie uitgevoerd. Dit levert een complexe organisatie op (zie hoofdstuk 5). De ROWF is goed in staat die complexiteit te hanteren en daarbinnen kwalitatieve keuzes te maken. Op grond van de opgedane ervaring is het opleiden en begeleiden van studenten opgenomen in de structuur van elke partner en kunnen wij waarborgen dat studenten zich kunnen ontwikkelen tot goede docenten en begeleid worden door goede begeleiders op scholen die hen daartoe in staat stellen. Een effectief hulpmiddel daarbij is het gebruik van het ROWF opleidingsmodel (fig. 2 en bijlage 1) dat zijn waarde heeft bewezen. Met de ambitie (vanaf januari 2010) toe te groeien naar de academische opleidingsschool komt daar nog een component bij. In de geest van dit opleidingsmodel is er ook voor de academische opleidingsschool een model ontwikkeld dat de samenhang tussen opleiden en het doen van onderzoek inzichtelijk maak. Ook probeert het model aan te geven waaraan onderzoek dient te voldoen om een voor de ROWF een succesvol onderzoek te zijn en wat onderzoek zou moeten betekenen voor alle betrokkenen. Het belang voor het primaire proces speelt daarbij een cruciale rol. Het onderzoeksmodel is niet af en zal lopende de ontwikkeling van de academische opleidingsschool verder invulling krijgen aan de hand van de ervaringen van alle betrokkenen bij het opleiden en het doen van onderzoek in de ROWF.
4.1
Opleidingsmodel
Lesgeven is complex, zo ook de begeleiding van studenten die leren lesgeven. Om deze complexiteit in te kunnen kaderen hanteert de ROWF een opleidingsmodel. Dit model komt voort uit het Ignatius project, een internationaal Comenius project gericht op de begeleiding van nieuw aangestelde docenten. Het model is ontwikkeld door twee schoolopleiders van de ROWF en een onderwijskundige van de interfacultaire lerarenopleiding van de UvA. De student staat centraal en is startpunt van het model. Het model maakt inzichtelijk wie en wat komt kijken om de ontwikkeling van een student tot een bekwame en bevoegde docent mogelijk te maken. In de ontwikkeling van de student zijn de drie componenten aanwezig. Zij zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden, zij beïnvloeden elkaar en zijn alle drie even belangrijk. De drie componenten t.a.v. de ontwikkeling van de student zijn: De ontwikkeling van de student tot professional, en alle kennis en vaardigheden die daarbij horen, te weten pedagogische kennis en vaardigheden, vakkennis en didactische kennis en vaardigheden, kennis en vaardigheden in het organiseren en plannen van activiteiten en lessen etc. Het vermogen je aan te passen aan de omgeving. Hierbij spelen meerdere factoren een rol. Het kunnen reflecteren op het eigen handelen is een onmisbaar aspect bij leren en dus onmisbaar in de ontwikkeling van studenten. Het gaat om leren reflecteren, tijdens en na het lesgeven (on en in action) (Schön, 1983). Zicht krijgen op hoe je leert en hoe je reflectief handelen en feedback vertaalt naar vervolg acties. Het betreft ook het leren reflecteren op het perspectief van de leerling.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
23
Alle persoonlijke factoren die een rol spelen in de ontwikkeling van de student. Denk dan aan, gewoontes, overtuigingen, houding, achtergrond, karakter etc.
In het model zijn actoren op drie niveaus aanwezig die invloed uitoefenen op de ontwikkeling van de student en de drie genoemde componenten: Niveau 1 betreft de student zelf, niveau 2 zijn individuele begeleider, niveau 3 de school waar hij stage loopt en de bij de begeleiding betrokken personen daarin (schoolopleider, instituutsopleider, management etc.). Alle drie niveaus werken samen om de ontwikkeling van de student zo effectief mogelijk te laten verlopen. Net zoals de drie componenten in de ontwikkeling van de student niet los van elkaar gezien kunnen worden, is dat ook het geval bij de niveaus: Een effectieve ontwikkeling van de student vindt plaats doordat er op alle drie niveaus evenredig aandacht aan de componenten wordt besteed. In het model worden de drie componenten verbonden door drie processen, waardoor steeds minimaal twee componenten met elkaar verbonden worden en de actoren zichzelf en anderen de juiste vragen kunnen stellen om een resultaat te behalen dat past binnen de criteria die gesteld zijn aan het doen van onderzoek binnen de ROWF. Die processen zijn: ontwerpen, onderzoeken en ontwikkelen. Ontwerpen heeft betrekking op het ontwerpen van lessen, onderdelen van lessen, en lessenreeksen. De groeiende hoeveelheid professionele kennis en vaardigheden en de invloed van reflectie en feedback hebben invloed op de uitvoering daarvan. Onderzoeken gaat over inzicht verlenen in hoe de student reageert, welk effect dat heeft en wat dat doet met de leerlingen en de les die hij heeft gegeven. Ontwikkelen heeft te maken met hoe de student zich wil ontwikkelen, welk effect zijn visie op lesgeven heeft op het ontwikkelen van kennis en vaardigheden, en in hoeverre de visie van de school effect heeft op het lesgeven . Beknopte uitwerking van de processen voor de drie actoren De student zelf heeft zicht op de drie componenten, en de concerns die hem in zijn ontwikkeling bezighouden. Hij stelt zichzelf vragen als: Hoe ga ik met dit (vak) onderwerp aan de slag? Hoe geef ik samen werkend leren vorm? Hoe ga ik met de inhoudelijke feedback verder in de volgende les? (ontwerpen). En: Wat vond ik van deze les? Wat dacht ik toen…..? Hoe reageerde ik? Wat was het effect? (onderzoeken) En: wat vind ik van deze school / leerlingen? Wat voor docent ben ik / wil ik worden? Welk effect heeft dat op mijn lesinhoud? (ontwikkelen) . De begeleider van de student heeft zicht op alle drie componenten en is in staat door middel van de juiste vragen er achter te komen welke concerns een rol spelen in de ontwikkeling van de student, daarin onderscheid aan te brengen en in de bespreking keuzes te maken. De begeleider is in staat de student uit te dagen op eigen handelen te reflecteren en effectieve feedback te geven. Hij geeft samen met de student inhoud aan de ontwikkeling van de student, geeft het ( professionele ) voorbeeld en bespreekt de keuzes van de student en zijn eigen aanpak met de student. Hij is in staat om een relatie met de student op te bouwen waarin de student zich veilig voelt en het gevoel heeft zich individueel te kunnen ontwikkelen maar daagt de student ook voldoende uit. Hij stelt de student bijvoorbeeld de vragen: Wat ga je de volgende les doen? Welke doelen heb je je gesteld? Hoe ga je hier de volgende les mee aan de slag? Welke werkvormen hanteer je? (ontwerpen). En: Wat hebben de leerlingen geleerd? Waaruit blijkt dat? Was het voldoende in jouw ogen? Hoe ga je daar mee verder? Wat vond
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
24
je van de les? (onderzoeken). En: Als je mij ziet lesgeven wat vind je daar dan van? Past dat bij je? Hoe voel je je in deze school (en onze relatie)? Ik ben niet zo thuis in activerende werkvormen, leg mij volgende week eens uit wat daar nu zo belangrijk aan is! Wat vind je belangrijk in lesgeven? Waaraan herken ik dat? (ontwikkelen). De school - de bij de begeleiding betrokkenen - zorgen ervoor dat de student zich op alle drie componenten succesvol kan ontwikkelen en de begeleider in staat is de student daarin succesvol te begeleiden. Bijvoorbeeld door studenten te koppelen aan een opgeleide begeleider (uit het eigen vak), een heldere visie uitdragen op het gebied van lesgeven en de rol daarin van de studenten, begeleiders in staat stellen de student te begeleiden (betreffende facilitering en professionele ontwikkeling). De school weet wat het opleiden van studenten inhoudt en hoe ze de aanwezigheid van studenten inzet in de reguliere schoolontwikkeling en onderzoek daarnaar.
Fig. 2 Opleidingsmodel ROWF
De ervaringen met dit model en de nadere uitwerking aan de hand van die ervaringen zijn bij begeleiders en opleiders positief. Het geeft hen inzicht in de complexiteit van het leren lesgeven en dwingt hen te kijken naar alle drie componenten in de ontwikkeling van de student. Het dwingt de school en de opleiding te bepalen hoe ze de componenten en de verschillende processen voor de actoren mogelijk maken. En de student voelt dat hij er toe doet en er op alle componenten van zijn ontwikkeling door de actoren via de processen aandacht aan wordt besteed. Het model sluit aan bij de uitgangspunten van opleiden zoals die door de opleidingsinstituten die partner zijn van de ROWF worden gehanteerd. Dit model voor het opleiden is tevens uitgangspunt voor de ontwikkeling van het ROWF onderzoeksmodel.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
25
4.2.
Onderzoeksmodel
De academische opleidingsschool vormt de brug die de klassieke kloof tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk overbrugt. Wetenschappelijk onderzoek is volgens ‘ de praktijk’ veelal te theoretisch en heeft te weinig contact met die praktijk. Aan de andere kant vinden wetenschappers het onderzoek dat door docenten in de praktijk wordt uitgevoerd te veel gericht is op de uitkomsten en te weinig wetenschappelijke principes voor onderzoek in zich heeft. Toch geven verschillende wetenschappers en daaraan gekoppelde publicaties steeds vaker de meerwaarde aan van praktijkgericht onderzoek voor de wetenschap. Ten slotte kan de wetenschap niet zonder de praktijk en de praktijk niet zonder de wetenschap. ( Anderson et al, 1999). De academische opleidingsschool en zijn ontwikkeling is een positief resultaat van wat Anderson ( 1999) de ‘epistemologische’ uitdaging noemt; de praktijk ontmoet de wetenschap. Een probleem bij praktijkgericht onderzoek ( of onderzoek in de praktijk) is (het ontbreken van) validiteit. Anderson et al. (1999) geven aan dat er 5 soorten validiteit zijn voor praktijkgericht onderzoek. Product, proces, democratische, katalytische en dialogische validiteit aan de hand waarvan de kwaliteit van praktijkgericht onderzoek kan worden getoetst. M.a.w. Leidt het onderzoek tot een uitvoerbaar product? En leidt het onderzoek tot een proces van verdere ontwikkeling van individu en organisatie? Zijn alle participanten democratisch betrokken bij de uitvoering van dit onderzoek? Is dit onderzoek een katalysator tot verdere ontwikkeling / onderzoek? En is er vanuit verschillende hoeken dialoog mogelijk over het onderzoek? Om aan alle vijf validaties toe te kunnen komen is een nauwe samenwerking tussen praktijk en wetenschap onmisbaar. Het ROWF onderzoeksmodel geeft aan binnen welke kaders onderzoeksactiviteiten worden ondernomen en door welke actoren. Het geeft de mogelijkheid coherentie aan te brengen tussen de verschillende activiteiten en actoren. Elk onderzoek kan in kaart gebracht worden aan de hand van dit model. Tegelijkertijd geeft het de complexiteit aan en brengt daarin een ordening aan. In het model zijn de drie componenten aanwezig die passen binnen de visie op het doen van onderzoek. Het gaat daarbij om: het koppelen van onderzoek aan innovatie, het stimuleren en ontwikkelen van een onderzoekende houding bij docenten, studenten, management en leerlingen en het koppelen van onderzoek aan het primaire proces. Net zoals in het opleidingsmodel zijn alle drie componenten onlosmakelijk verbonden en beïnvloeden ze elkaar. Je kunt onderzoek zo op twee dimensies bekijken, of voldoet het aan de drie componenten? Komt het onderzoek voort uit de onderzoeksagenda? Stimuleert het een (brede) ontwikkeling van een onderzoekende houding? En hebben de uitkomsten effect op het primaire proces? In het model zijn vier actoren op verschillende niveaus actief. Niveau 1 is het niveau van de leerling, niveau 2 dat van de docent, niveau 3 is de school en niveau 4 is de ROWF. Per onderzoek kan inzichtelijk worden gemaakt waar en hoe (proces) welk niveau (actor) vanuit de drie componenten in beeld komt.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
26
Fig. 3 Onderzoeksmodel ROWF.
Zoals in de inleiding vermeld, het model is niet af. Verder onderzoek en uitwerking van het model aan de hand van ervaringen van betrokkenen zal lopende de ontwikkeling van de academische opleidingsschool plaats vinden. Het model draagt effectief bij aan de uitvoering van de onderzoekslijnen zoals die door de partneropleidingen zijn opgesteld. Deze vijf onderzoekslijnen worden in de volgende paragraaf kort weergegeven.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
27
4.3
Onderzoekslijnen van de opleidingen
4.3.1 De onderzoekslijn de ILO, eerstegraads lerarenopleiding van de UvA Visie op opleiden ILO Vier visie-elementen vormen de pijlers onder het curriculum van de ILO. Een van die pijlers (zie onderstaande afbeelding) is de “academische”. Een onderzoekende houding is een van de basiskenmerken van de eerstegraads leraar, stelt de ILO. Deze doelstelling komt overeen met de doelstelling die de ROWF heeft geformuleerd in het kader van de academische opleidingsschool. Hoe willen wij gekend zijn? Wat willen wij ‘afleveren’? Een ILO-bul is een onbetwiste kwaliteitsgarantie
Werken en leren op ILO is inspirerend Lerende professional: verantwoordelijk voor eigen ontwikkeling
Betrokken, nieuwsgierig, cultuurdrager
Onderzoekende houding in alles
Stevige kennisbasis in vak en beroep
ambacht
academisch
Creatieve, kundige ontwerpers
Goede docenten zijn er in vele soorten en maten
[opleiders:] Bont gezelschap met gedeelde idealen
eigenheid
Beheerst het ambacht, ‘ademt praktijk’ Oog voor wat in de samenleving gebeurt
partnerschap
Ruimte voor eigen profiel
Teamspelers
Opleiden is gedeelde verantwoordelijkheid met Schoolopleiders/spd’s
Studeerbaarheid staat buiten kijf
Academisch: De eerstegraads opleiding is een academische beroepsopleiding. Een wetenschappelijke – kritische, onderzoekende, empirische – houding rekenen we tot de basiskenmerken van een goede eerstegraads leraar. In het curriculum loopt onderzoek als rode draad door vrijwel alle onderwijs en alle producten waarmee studenten hun bekwaamheid zichtbaar maken. Niet in de vorm van één groot eindwerkstuk dus, maar als basishouding die telkens opnieuw en in steeds complexere contexten wordt aangesproken. De pijler “academisch” en daarin “de onderzoekende houding” komt in het curriculum terug in de twee studieonderdelen Ontwerpen en Profielproduct. Om onderzoek gemeengoed van de school te laten zijn, is de school bij deze studieonderdelen bijna altijd betrokken als opdrachtgever en/of als begeleider. Onderzoek op de ILO is praktijkgericht, wat wil zeggen dat problemen en vragen in de praktijk als startpunt dienen van onderzoek. Deze praktijkonderzoeken leveren innovatieve producten en adviezen op voor scholen. Dat sluit naadloos aan bij de hoofddoelstelling van de ROWF als academische opleidingsschool. Ontwerpen In het programma van de ILO ligt de nadruk op het (op een onderzoeksmatige manier) ontwerpen en evalueren van onderwijs. Vanuit een vraag of probleem uit de praktijk van de student of vanuit een ontwerpvraag die in de sectie of op school speelt, ontwerpt de student een lessenserie.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
28
Profielproduct Het profielproduct behandelt op een onderzoeksmatige wijze een vraag die of een probleem dat op een school leeft. Een vraagstuk op het gebied van schoolontwikkeling of binnen een schoolvak wordt in veel gevallen door de opleidingsschool aangereikt. Het profielproduct betreft een open opdracht waarin de student zich verder kan verdiepen in een van de volgende profielen, oftewel rollen: leerlingbegeleider, ontwerper of organisator. Een vierde mogelijkheid is een opdracht op het gebied van cultuureducatie.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
29
4.3.2
De onderzoekslijn ALO, onderdeel van domein Sport, Bewegen en Voeding van de HvA
De ALO heeft een onderzoekslijn uitgezet die alle vier de studiejaren van de opleiding betreft. Er is een opbouw over de jaren gekozen die past bij de ontwikkeling van de student over die jaren.
Jaar 1 1 1 2
Blok 1 en 2 2 en 3 4 3 en 4
3 4
1 en 2 1,2,3,4
Vaknaam OZ 1 – Artikelen lezen OZ 1 – Meten en statistiek Literatuuronderzoek OM 1 (BL 3) en statistiek (BL 4) OM 2 – Onderzoek uitvoeren Afstudeeronderzoek
Toets Tentamen OZ 1 Verslag inleiding Onderzoeksvoorstel SPSS opdrachten Onderzoeksverslag AO voorstel, verslag en referaat
In studiejaar 1 krijgen de studenten te maken met allerlei facetten van onderzoek, t.w.: artikelen lezen, meten, data verwerken en een inleiding schrijven aan de hand van een literatuuronderzoek. De helft van studiejaar 1 wordt in het voortgezet onderwijs uitgevoerd. In studiejaar 2 wordt geen stage gelopen in het VO, maar in het PO. In dat studiejaar 2 wordt ingegaan op statistiek en dient de student een voorstel voor een onderzoek te schrijven. Dat onderzoek wordt in het VO uitgevoerd in studiejaar 3.
Competentie: beleid ontwikkelen op basis van wetenschappelijk onderzoek. 1. 2.
Op basis van “evidence based practice” zijn deskundigheid op het gebied van onderwijs, bewegen en sport voor zijn vak legitimeren. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends op het gebied van onderwijs, bewegen en sport onderzoeken en vertalen in eigentijds handelen. Citaat uit stagehandleiding jaar 3 en 4 ALO
In studiejaar 4 doet de student zelfstandig onderzoek. Hierbij staat de praktijkrelevantie voorop. De student sluit het onderzoek af met een referaat. De omvang is 12 ects.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
30
4.3.3
De onderzoekslijn van de tweedegraads lerarenopleidingen School of Education, onderdeel van domein Onderwijs, Leren en Levensbeschouwing van de Hogeschool Inholland
Algemeen Het hbo-niveau vereist dat alle afgestudeerden onderzoeksvaardigheden bezitten. Dat geldt uiteraard ook voor de afgestudeerde tweedegraads leraar. De leraar als onderzoeker moet daarom in de opleiding expliciet aan de orde komen en als bewijs van zijn onderzoeksvaardigheden dient de student zijn opleiding af te sluiten met een zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdracht. Onderzoek in relatie tot de competenties van de leraar en het hbo-niveau Een onderzoeksattitude en het beschikken over onderzoeksvaardigheden behoren tot de kenmerken van elke hbo-professional. Zowel bij de hbo-kernkwalificaties als bij de Dublin-descriptoren wordt het belang van het doen van onderzoek benadrukt. Bij de hbo-kernkwalificaties wordt onderzoek impliciet genoemd bij 'brede professionalisering'. In de Dublin-descriptoren speelt onderzoek een rol en het wordt expliciet genoemd bij 'Applying knowledge and understanding'. De omschrijving daar luidt: 'Bachelor's degree students can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation, and have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study'. Praktijkrelevantie Bij praktijkonderzoek is praktijkrelevantie een eerste prioriteit; het levert kennis die waardevol is voor de praktijk. In het geval van praktijkonderzoek is het aantal stappen in het vertalen van onderzoeksbevindingen naar de praktijk dan ook vele malen kleiner – zo niet gelijk aan 0 – in vergelijking met wetenschappelijk onderzoek. De leraar, en daarmee de student als toekomstige leraar, krijgt door het doen van onderzoek zicht op factoren die het handelen van zichzelf, van collega's en van leerlingen beïnvloeden, en op de effecten van dat handelen, zowel op het niveau van de individuele leerling en groep als de schoolorganisatie. Daarmee is hij niet alleen in staat om genoemde betrokkenen tot een hoger niveau te brengen maar ook het onderwijswerkveld als geheel.
Randvoorwaarden afstudeeronderzoek Aan het onderzoek ligt een vraag uit de praktijk, een ‘verlegenheidssituatie’, ten grondslag. Het onderwerp van onderzoek komt in samenwerking met begeleiders in de praktijkschool tot stand. Het gaat hierbij over reële beroepsvraagstukken die spelen binnen de eigen onderwijspraktijk. (Harink 2006) Citaat uit handleiding afstudeeronderzoek Hogeschool Inholland
Zes thema’s van de onderzoekslijn Inholland kent binnen de onderzoekslijn zes thema’s. 1. Beelden van onderwijs – de student oriënteert zich op het onderwijs(systeem) in Nederland. 2. Psychologie van de adolescentie – de student onderzoekt een thema binnen de psychologie van de adolescent. 3. Pedagogisch handelen – de student onderzoekt het eigen pedagogisch handelen in de onderwijspraktijk. 4. Betekenisvol leren – de student onderzoekt eigentijdse vormen van leren en instructie, inspirerende leeromgevingen en organisatievormen.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
31
5. Diversiteit – de student verricht, samen met medestudenten een (beperkt) kwantitatief onderzoek naar praktijkervaringen van docenten met het lesgeven in een kleurrijke school. 6. Leerlingenzorg – de student doet een casestudie naar de zorgvraag van de leerling en de ondersteuning die daarbij past. Daarnaast vindt het afstudeeronderzoek plaats - de student toont aan als onderzoeker een bijdrage te leveren aan schoolontwikkeling en de eigen ontwikkeling. Als maatstaf (grondslag aan de toetscriteria) worden de SBL-competenties gehanteerd waardoor het vereiste hboniveau, vastgelegd in de Dublin descriptoren, wordt aangetoond.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
32
4.3.4
De onderzoekslijn van de tweedegraads lerarenopleidingen, onderdeel van het domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam
Praktijkonderzoek, een definitie Praktijkonderzoek is onderzoek waarbij op gesystematiseerde en geobjectiveerde wijze gegevens over de eigen praktijk worden verzameld met het doel conclusies te trekken om de eigen praktijk te verbeteren. Het doel van praktijkonderzoek Het doel van praktijkonderzoek binnen het hbo is om studenten op te leiden tot professionals, die kritisch kunnen kijken naar de eigen en andermans praktijk en die dat ook gedurende hun beroepsloopbaan blijven doen. Een kritische blik ten aanzien van de eigen beroepsuitoefening wordt steeds meer gezien als een kenmerk van de goede leraar4. Deze professionals zijn in staat niet alleen de eigen praktijk te onderzoeken, maar ook om dat onderzoek in zekere mate te verbinden aan resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Ze zijn daardoor ook in staat kritisch te kijken naar wetenschappelijke evidentie van onderwijsvernieuwingen en na te gaan ‘wat werkt’ in het onderwijs. Onderzoek in bachelor en masteropleidingen Het onderzoek in de vo/bve-afdeling vindt plaats op bachelorniveau. Het LiO-praktijkonderzoek is een proeve van bekwaamheid van de professionele bachelor, waarin deze laat zien dat hij/zij in staat is een onderzoek naar de eigen lespraktijk op te zetten, uit te voeren, de resultaten ervan te duiden en te presenteren. Het onderscheidt zich van de afsluitende afstudeeropdracht van de professionele of de wetenschappelijke master door de beperkte inzet en omvang van voor het theoretisch kader benodigde literatuur, door de uitsluitende gerichtheid op de eigen praktijk en door eenvoudige dataverzamelings- en dataverwerkingstechnieken. Het bachelor LiO-praktijkonderzoek is dus bescheiden van opzet en omvang.
Praktijkonderzoek Van alle studenten, ook de hbo-bachelorstudenten, wordt verwacht dat ze research-minded zijn en dat ze het begrip de onderzoekende professional inhoud kunnen geven. De onderzoekende docent onderzoekt problemen in en effecten van het eigen onderwijs, zoekt naar verbeteringen, test die verbeteringen en doet dat op verantwoorde wijze. Citaat uit De onderzoekslijn van de HvA Onderwijs en Opvoeding
De onderzoekslijn in het curriculum Het LiO-praktijkonderzoek in jaar 4 vormt de meesterproef waarin de studentonderzoeker laat zien dat hij/zij de onderzoeksvaardigheden beheerst. Die onderzoeksvaardigheden moeten natuurlijk wel worden opgebouwd. De onderzoekslijn laat zien op welke wijze deze vaardigheden worden opgebouwd. Ieder jaar oefenen studenten met de gehele onderzoekscyclus. Dat wil zeggen dat studenten elk jaar een klein onderzoek doen, waarbij elk jaar de focus op een nieuw element van de empirische cyclus ligt. 4
Monique Volman (2009): Van ‘de school onderzocht’ naar ‘de onderzoekende school’? In Onderzoek de school in!? VO-Raad,
KPCgroep, ADEF.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
33
De HvA heeft in elk jaar onderzoek opgenomen in onderdelen van het curriculum. Jaar 1. ABV module: ‘Opgroeien en de school’ De focus ligt op het opstellen van een onderzoeksvraag en het maken van een onderzoeksopzet. Jaar 2. Metawerk De focus ligt op het plaatsen van onderzoek in een theoretisch kader en het lezen van (populair) wetenschappelijke literatuur. Jaar 3. ABV module: ‘Leerlingbegeleiding’ De focus ligt op verslaglegging en op APA-regels. Jaar 4. Het LIO-praktijkonderzoek. Dit onderzoek is gekoppeld aan de LIO-stage en vindt plaats op de school. De school draagt bij aan het opstellen van de onderzoeksvraag en -opzet.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
34
4.3.5
De onderzoekslijn van de eerstegraads lerarenopleidingen van het Onderwijscentrum van de VU
Praktijkonderzoek van de eerstegraads lerarenopleiding Praktijkonderzoek in het kader van de eerstegraads lerarenopleiding is een systematisch, wetenschappelijk gefundeerd onderzoek dat een directe relatie heeft met de student in zijn ontwikkelende onderwijspraktijk.
Praktijkonderzoek Wat en hoe leerlingen bij jou en jouw vak leren en hoe je dat proces kunt beïnvloeden, dat is de kern van het praktijkonderzoek. Praktijkonderzoek in de school is onderzoek dat wordt uitgevoerd door leraren, waarbij op een systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkregen worden op vragen die ontstaan in de eigen onderwijspraktijk en gericht zijn op verbetering van deze praktijk (Van der Donk & Van Lanen, 2009). Citaat uit Praktijkonderzoek van het Onderwijscentrum VU
Opties voor onderzoek 1. Aansluiten bij de meesterproef. De student ontwerpt een korte lessenserie en voert die uit. Het onderzoek kan zich richten op de leerresultaten van bepaalde aspecten van de meesterproef op het terrein van kennis en inzicht, vaardigheden en/of attitudes. 2. Aansluiten bij onderzoek van het Onderwijscentrum VU. Het Onderwijscentrum verzorgt niet alleen de lerarenopleiding, maar er wordt ook onderzoek gedaan. De student kan het praktijkonderzoek in dat kader uitvoeren. 3. Onderzoek naar effecten van onderwijsvernieuwing Onderwijs wordt continu vernieuwd. Daarbij is het belangrijk om te weten of de vernieuwingen ook het beoogde effect sorteren in de praktijk. De student doet daar onderzoek naar. 4. Een onderzoeksvraag van de school De vraag voor een praktijkonderzoek kan door een school of vaksectie worden opgesteld. Daarbij is systematisch onderzoek waar de student aan deel kan nemen zinvol. 5. Een combinatie van bovenstaande opties is ook mogelijk.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
35
5.
Organisatie en overlegstructuur
In de afgelopen jaren zijn regelmatig meer dan 300 studenten per schooljaar begeleid bij het uitvoeren van het praktijkdeel van hun leerwerktraject. Om dat te kunnen realiseren heeft de ROWF een gedegen begeleidings- en overlegstructuur opgezet. Die structuur maakt het mogelijk dat de vier beroepsvoorbereidende modules in samenwerking met de opleidingen op de scholen worden gegeven en studenten werkelijk de praktijk kunnen verbinden aan de theorie. De meeste scholen hebben twee schoolopleiders die zijn opgeleid. Zij dragen op hun locatie zorg voor inhoud en organisatie van het opleiden in de school. Hierbij kunnen zij een beroep doen op de vele werkbegeleiders, waarvan er sinds 2006 al meer dan tweehonderd zijn getraind. Het management van de scholen heeft een portefeuillehouder benoemd die met de school- en instituutsopleiders regelmatig overleg voert over opleiden in de school (het opleidingsteam op schoollocatie). De ROWF heeft in de dieptepilot van opleiden in de school het besluit genomen om de activiteiten op de scholen te laten ondersteunen door een opleidingsbureau. Bij dit opleidingsbureau zijn een manager, een coördinator en een secretaris aangesteld en is iemand verantwoordelijk voor communicatie. In totaal investeert de ROWF hierin elk jaar 2,10 fte. Het opleidingsbureau organiseert elk jaar zes bijeenkomsten met de school- en instituutsopleiders, de regiegroep Opleiden. Drie van deze bijeenkomsten gaan in op thema’s over het opleiden in de school. Het is een logische keuze om deze bestaande en beproefde structuur te benutten en uit te breiden ten behoeve van de academische kop. Begin 2011 is er een werkgroep gevormd met de opdracht om onderzoek te integreren in de structuur van de ROWF. Deze groep zal opgaan in de regiegroep Onderzoek. De samenhang tussen de beide regiegroepen wordt gewaarborgd doordat beide worden aangestuurd door de coördinator van het opleidingsbureau.
Organisatie en overleg t.a.v. het doen van onderzoek/de academische opleidingsschool Leergemeenschap onderzoek op locatie De leergemeenschap onderzoek bestaat minimaal uit de portefeuillehouder onderzoek en de onderzoeksdocent(en) en kan worden aangevuld met begeleiders vanuit de school en opleiding. Studenten nemen deel aan deze leergemeenschap, afhankelijk van hun onderzoeksopdracht. De aard van het onderzoek kan er toe leiden dat er bovenschoolse leergemeenschappen worden gevormd, waarin zowel docenten en studenten van verschillende schoollocaties participeren. De groep bereidt elk jaar een onderzoekagenda voor a.d.h.v. thema’s uit het management, teams/afdelingen of vaksecties. Onderzoek wordt onderdeel van teamplannen en staat op de agenda van teamvergaderingen. De onderzoeksdocent draagt er zorg voor dat onderzoekagenda in overeenstemming is met de visie, ambitie en doelstellingen van de ROWF als geheel. Minimaal twee keer per jaar wordt er een bijeenkomst belegd over de voortgang, resultaten en het uitdragen van kennis van onderzoek binnen de school. Regiegroep Onderzoek Deze groep staat onder leiding van de coördinator van het opleidingsbureau, die organisatorisch valt onder de manager van de ROWF. Scholen worden hierin vertegenwoordigd door onderzoeksdocenten en opleidingen door onderzoekers. De regiegroep geeft uitvoering aan de visie en ambitie van onderzoek en bewaakt de doelstellingen en de onderzoeksagenda. Elk jaar worden de onderzoeksvoorstellen van de leergemeenschappen onderzoek van de scholen hierop beoordeeld. De regiegroep Onderzoek is het overlegorgaan tussen scholen en opleidingen.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
36
Minimaal twee keer per jaar wordt er een bijeenkomst belegd over de voortgang, resultaten en het delen van kennis van onderzoek binnen de ROWF. Onderzoeksdocenten nemen deel aan relevante bijeenkomsten bij de opleidingen. Opleidingsbureau ROWF Het opleidingsbureau stuurt de ROWF aan als geheel. De coördinator matcht de wensen van studenten met het aanbod van leerwerktrajecten en/of onderzoeksmogelijkheden van schoollocaties op basis van kwantiteit en kwaliteit. Het opleidingsbureau zorgt voor de algemene administratie, registratie van studenten, verantwoording van de resultaten en de communicatie intern en extern. Het doet voorstellen voor ontwikkeling en professionalisering. Het opleidingsbureau staat onder leiding van de manager ROWF.
Om de student te kunnen plaatsen in een passend leertraject moet het opleidingsbureau weten: 3. 4. 5. 6.
Welke leervraag de student van de tweedegraads opleiding heeft, gekoppeld aan de onderzoeksopdracht, het persoonlijk ontwikkelingsplan en de profielkeuze in leerjaar 3 en 4. Welke leervraag de eerstegraads student heeft, gekoppeld aan de onderzoeksopdracht en het persoonlijk ontwikkelingsplan. Wat de interesse is met het opdoen van ervaring van de verschillende onderwijsconcepten. Wat het competentieprofiel van de student is, inzichtelijk te maken aan de hand van bijvoorbeeld het portfolio. Uit: Aanvraagdossier opleidingsschool ROWF, april 2009
Stuurgroep De stuurgroep van de ROWF vergadert zes keer per jaar en is o.a. verantwoordelijk voor het opstellen en actualiseren van de visie, ambitie en doelstellingen over het opleiden in de school en onderzoek en voert controle op de uitvoering hiervan door de ROWF als geheel. De stuurgroep bepaalt de inzet van beschikbare middelen. De tien partners (scholen en opleidingen) zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep. De manager ROWF neemt deel aan de stuurgroepvergaderingen. Een schema van de overlegstructuur staat op de volgende bladzijde weergegeven. Overleg met andere academische opleidingsscholen Er is overleg met andere academische opleidingsscholen in reeds bestaande samenwerkingsverbanden. De manager van de ROWF is voorzitter van het overleg van managers van negen erkende opleidingsscholen (MEO) in de regio Noord-West Nederland. Daarnaast heeft de ROWF een convenant afgesloten met de Academische Opleidingsschool Amsterdam, de Academische Opleidingsschool Noord-Holland West en de Almeerse Academische Opleidingsschool met als doel om samen te werken, krachten te bundelen, knelpunten op te lossen en kennis te delen. Dit is de Samenwerkingsgroep Opleidingsscholen Noord-Holland en Flevoland (SONF).
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
37
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
38
6.
Begeleiding en professionalisering
6.1
Begeleidingstaken
Begeleiding van de studenten en docenten bij het doen van onderzoek door de onderzoeksdocent Bij het begeleiden van praktijkonderzoek door docenten en studenten is het van belang om dicht aan te sluiten bij reflectiesystematieken die docenten in hun dagelijkse onderwijsproces hanteren. Door de reflectiecyclus vanuit onderzoek aan te vullen, wordt benadrukt dat het reflectie- en leerproces versterkt kan worden door, vanuit nieuwsgierigheid of verlegenheid in een bepaalde situatie, jezelf een duidelijke vraag te stellen, te kijken wat daar al over bekend is (in de literatuur of bij collega’s binnen de eigen of een andere school), de eigen situatie nog eens nader te analyseren, op basis daarvan een ontwerp te maken, te bedenken aan de hand van welke indicatoren je zou kunnen zien of de nieuwe aanpak succesvol is, bij de uitvoering vooral op die indicatoren te evalueren, en de resultaten te delen om daarmee anderen buiten de eigen school te inspireren.
Gezien de aantallen studenten die bij de ROWF hun leerwerktraject lopen en onderzoeksmatige activiteiten doen, is het ondoenlijk al hun begeleiders onderzoek te laten doen. Dit is op te lossen door onderzoeksteams te formeren die expertise binnen hun school vertalen naar docenten die studenten begeleiden (hun eigen werkbegeleider). Voordeel hiervan is dat er een grotere groep docenten in aanraking komt met onderzoek (doen en begeleiden). Uit: aanbevelingen werkgroep onderzoek aan de stuurgroep ROWF, juni 2011
De onderzoeksdocent die competent is in het begeleiden van onderzoek heeft de volgende taken: Hij stimuleert de studenten/docenten vragen te stellen bij hun praktijk en hun eigen handelen (verlegenheidsituaties; stimuleren onderzoekende houding). Hij ondersteunt waar nodig de studenten/docenten bij het ontsluiten van de theorie, passend bij het onderzoek. Hij begeleidt de studenten/docenten planmatig bij de opzet, uitvoering en rapportage van hun onderzoek. Hij kent de kwaliteitseisen t.a.v. onderzoek in het hbo en wo en gebruikt deze als maatlat bij de formatieve en/of summatieve (tussen)beoordeling(en) van de onderzoeksproducten van studenten. De onderzoeksproducten van de docenten worden beoordeeld door de opdrachtgever. Hij functioneert als procesbegeleider ten aanzien van het onderzoek voor studenten (individueel; in groepen). Begeleiding door de onderzoeker van de opleidingsinstituten Op docentniveau vertonen veel lerarenopleidingen nog weinig kenmerken van een ‘academische opleidingsschool’. Onderzoek krijgt wel steeds meer aandacht, maar dan vooral in de context van lectoraten, kenniskringen en leerstoelgroepen en niet als een vanzelfsprekend deel van het werk van opleiders. Dit vraagt betrokkenheid van lerarenopleiders zelf bij onderzoek naar hun eigen lespraktijk. In
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
39
die zin kan de functie als rolmodel voor studenten nog verbeterd worden. De tandem van instituutsopleider en schoolopleider, die nu een essentiële rol speelt in de begeleidingsstructuur, zal binnen de academische opleidingsschool het onderzoek op de school begeleiden. Bij de begeleiding worden zij ondersteund door gekwalificeerde onderzoekers van de lerarenopleidingen (academische masters, lectoren, leden van leerstoelgroepen en kenniskringen) en door de onderzoeksdocenten op de scholen en participeren zij in de regiegroep Onderzoek. Deze onderzoekers zullen in de beginfase van de academische opleidingsschool een sterkere begeleidingsrol spelen. Beoordelen van de onderzoekstaken en –resultaten Bij de beoordeling worden de volgende kwaliteitseisen gehanteerd die betrekking hebben op de meest essentiële delen van het onderzoeksproces: het gebruik van literatuur en andere bronnen om daarmee het eigen denkkader te verbreden en verdiepen; het analyseren van de eigen situatie om de vraagstelling aan te scherpen en te exploreren alvorens over te gaan toe het onderzoek. het (mede op basis van literatuur) vaststellen van de indicatoren waarmee de voortgang en resultaten kunnen worden getoetst. het systematisch verzamelen van data; en het expliciteren en delen van de uitkomsten en verworven inzichten. Praktijkonderzoek wordt vooral gezien als een katalysator voor leren en innoveren in de school. Het zal een herbezinning op kwaliteitscriteria noodzakelijk maken, waarbij ook aandacht komt voor kwaliteits- en beoordelingscriteria met betrekking tot betrokkenheid, impact en dialoog. Deze criteria gaan we nader ontwikkelen. Een – beperkte - aanzet daartoe geeft het ‘werkblad onderzoek’ waarvan een format is opgenomen op de website www.rowf.nl.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
40
6.2
Professionalisering
Professionele ontwikkeling wordt gedefinieerd als ‘de processen en activiteiten die expliciet zijn ontworpen om de kennis, de houding en het lesgedrag van leraren te versterken of te verbeteren om vervolgens het leren van leerlingen te verbeteren’. (Van Veen, Zwart, Meirink & Verloop, 2010)
De onderstaande groepen zijn constant lerenden in de academische opleidingsschool. 1. onderzoeksdocenten 2. reguliere docenten 3. schoolleiding 4. leerlingen 5. studenten 6. opleiders/onderzoekers/begeleiders vanuit het opleidingsinstituut De doelgroepen waarop gericht professionalisering wordt ingezet in het kader van de doelstellingen van de academische opleidingsschool, betreffen onderzoeksdocenten en reguliere docenten. Alle hierboven genoemde groepen hebben een aandeel in die professionalisering; als begeleider, opleider, (mede)-onderzoeker, respondent of opdrachtgever, waardoor ook zij altijd leren. Professionaliseren op het gebied van het zelf verrichten van onderzoek.
Onderzoek, uitgevoerd door docenten, speelt in toenemende mate een rol van betekenis in de onderwijspraktijk. Daarbij kunnen voor de praktijk(school, docenten of vak) interessante thematieken worden onderzocht. Het is echter niet makkelijk een interessant thema om te zetten ineen onderzoekbare probleemstelling. Ook de onderzoeksopzet en de methoden van dataverzameling vergen veel aandacht. Op welke manier kan de geformuleerde probleemstelling het beste worden onderzocht? ( Admiraal & Janssen, 2010)
“We kunnen niet volhouden dat onderwijzen alleen een kunst is en geen kunde” (Bosker, 2009)
Op termijn is er op elke ROWF locatie één of meer opgeleide onderzoeksdocenten werkzaam. De professionalisering tot onderzoeksdocent is gericht op het doen van onderzoek en het begeleiden van reguliere docenten en studenten in het doen van onderzoek.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
41
Docenten die tot onderzoeksdocent worden opgeleid, maken een keuze uit de volgende opleidingen: a. De opleiding tot academische master. Deze 2 jarige opleiding is toegankelijk voor docenten die al een (vak) master hebben en eerstegraads bevoegd zijn. Deelnemers ontwikkelen onderzoeksvaardigheden, werken samen met onderzoekers op hun vakgebied en verrichten onderzoek in de onderwijspraktijk binnen en buiten de eigen school. Bovendien publiceren zij voor hun vakgenoten en een breder (academisch) publiek. b. De opleiding tot professioneel master. Deze 2 jarige opleiding is toegankelijk voor tweedegraads docenten. Binnen deze opleiding werken de deelnemers samen met collega’s uit andere scholen in professionele leergroepen. Zij worden gevoed door inzichten uit de onderwijswetenschap, doorkijkjes naar de praktijk in andere landen, modellen vanuit organisatie- en innovatiekunde en technieken voor praktijkonderzoek. Inzichten en producten vanuit de opleiding zijn direct bruikbaar voor de eigen schoolpraktijk. De opleidingen worden verzorgd door de opleidingsinstituten. De opleidingen worden gestart in schooljaar 2012-2013, minimaal 6 docenten doen de academische variant en/of de professionele variant. Bij voldoende belangstelling ( 12-15 docenten) wordt bekeken of een in-service variant voor de ROWF georganiseerd kan worden. Onderzoeksopdrachten binnen deze opleidingen worden verbonden aan de drie pijlers van de ROWF in de academische opleidingsschool, te weten: onderzoek in het kader van de innovatieagenda, het ontwikkelen van een onderzoekende houding en de directe koppeling aan het primaire proces. Leergemeenschappen
Docenten die wel in staat zijn en gemotiveerd zijn om hun kennis en ervaringen te delen met collega’s, versterken een cultuur van leren en professionaliseren in een school (Hodkinson& Hodskinson, 2003). Leren met en door anderen is echter niet alleen heilzaam voor de schoolcultuur, maar ook voor de ontwikkeling van individuele docenten. Hierdoor leren zij te denken en te handelen vanuit verschillende perspectieven, en toetsen hun kennis en handelswijze aan die van vergelijkbare anderen.
De academische opleidingsschool ROWF gebruikt de kennis en kunde van de onderzoeksdocenten om een brede professionele ontwikkeling in de school tot stand te brengen bij reguliere docenten. Vooral werkbegeleiders en schoolopleiders, maar ook degenen die tot nu toe geen student begeleid hebben, komen voor deze professionaliseringskans in aanmerking. Deze professionele ontwikkeling is gericht op: het zelf leren doen van onderzoek; kennisontwikkeling en deelname aan die kennisontwikkeling*); kritische oordeelsvorming*); het bekwamen in onderzoekstechnieken in hun vak en in de didactiek van onderzoekend leren om de lerende houding bij de leerling te realiseren; het leren begeleiden van studenten in het doen van onderzoeksopdrachten vanuit het instituut; vertrouwd raken met de cultuur van onderzoek doen en samenwerken*). *) uit Academisch werk en uitvoering: de onderzoekende docent (Tanja Janssen)
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
42
Er zijn twee soorten leergemeenschappen: a.
Locatiespecifieke leergemeenschappen. Deze leergemeenschappen bestaan uit de schoolopleiders van de school, begeleiders / docenten, onderzoeksdocenten en opleiders/onderzoekers van het opleidingsinstituut. Studenten nemen deel aan deze leergemeenschap, afhankelijk van hun onderzoeksopdracht en onderzoeksbegeleiding.
b.
Een bovenschoolse leergemeenschap. In deze gemeenschap participeren onderzoeksdocenten, studenten en onderzoekers van het opleidingsinstituut van verschillende locaties. De aard van het onderzoek bepaalt of zo’n bovenschoolse leergemeenschap onderzoek wordt gevormd. Er wordt gedeeld en geleerd van elkaars onderzoeken en onderzoeksmethoden vanuit verschillende schoolcontexten. Ook hierin zullen studenten participeren.
Onderzoek is integraal verankerd in het personeelsbeleid. Het doen, leren en begeleiden van onderzoek wordt ingebed in het personeelsbeleid van scholen. Onderzoek doen en begeleiden wordt een terugkerend onderwerp in functionerings-, pop-, en beoordelingsgesprekken van docenten. Onderzoek doen staat naast de inhoudelijke component en de onderzoekende houding die je ermee ontwikkelt, hoog op de agenda als vorm om te leren voor professionals, teams en de gehele organisatie. Onderzoek doen is geen doel op zich, maar een middel om te leren van en met elkaar.
Effectieve professionalisering is mogelijk als de gehele organisatiecultuuren structuur van de school is inricht op het leren van leraren en leerlingen, als de professionalisering ondersteund wordt door het leiderschap en als het gefaciliteerd wordt. (Van Veen, Zwart, Meirink & Verloop, 2010)
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
43
7.
Het onderzoeksprogramma
Uit de beschrijving van de visie en de doelstellingen van de academische opleidingsschool volgt dat het feitelijke doel van het onderzoek door docenten is: het initiëren en faciliteren van leer- en veranderprocessen. Daartoe streven we ernaar dat iedere school een ‘academische opleidingscultuur’ ontwikkelt: een krachtige leeromgeving voor aankomende en zittende docenten en een omgeving waarin innovatie geïnitieerd, ondersteund en verantwoord wordt door onderzoek naar de effectiviteit en opbrengsten van het onderwijs, uitgevoerd door docenten en studenten (waar mogelijk in samenwerking met andere onderzoekers). Om bovenstaande uitgangspunten te kunnen realiseren binnen de praktijk van de academische opleidingsschool hebben we behoefte aan een gezamenlijk onderzoeksprogramma. In een dergelijk samenhangend onderzoeksprogramma is het van belang om de verschillende onderzoeksactiviteiten en actoren te verbinden. Door betrokkenheid bij praktijkonderzoek krijgen docenten de mogelijkheid om de effectiviteit van de onderwijsuitvoering te analyseren. Door participatie in het onderzoek wordt getracht verbetering te realiseren. Op deze wijze geven docenten invulling aan de professionele ruimte om het onderwijs te ontwikkelen naar de effectiviteit en opbrengsten van hun onderwijs. Dit impliceert dat er een verbinding wordt gelegd met de professionele ontwikkeling van docenten en studenten, met de onderwijspraktijk in het primaire proces en met de ontwikkel- en innovatietrajecten op scholen.
“Mijn attitude is veranderd, ik ben meer gefundeerd bezig. Ook in de les heb ik beter in de gaten welke variabelen er spelen, ik denk er meer over na en ben ook onderzoeksmatig naar mijn klas aan het kijken, bijvoorbeeld met de variabele onrust.” citaat van een docent onderzoeker
In het onderzoeksprogramma komt die verbinding vervolgens tot uitdrukking in de aansluiting van onderzoeksthema’s van docenten, studenten en de scholen bij de onderzoeksthema’s van de lectoren (en hun kenniskringen), van de leerstoelgroepen en de (expert-)onderzoekers van de vijf opleidingen die als partner fungeren binnen de ROWF. Zo wordt ruimte gecreëerd voor het doen van (langlopend) onderzoek dat voortkomt uit de ontwikkelingsvragen van de school, wetenschappelijk onderzoek en de lectoraten enerzijds en (kortlopend) onderzoek door studenten en docenten anderzijds. Vooral het studentenonderzoek moet passen in het studierooster en heeft daarmee inperkingen in begin- en eindtijd. Onder de paraplu van een thema kan een veelheid van kleinere en grotere onderzoeken worden georganiseerd. Ieder onderzoek draagt bij aan kennis over het thema. Daarnaast wordt kennis gegenereerd over het doen van onderzoek, onderzoeksinstrumenten, etc.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
44
“Onderzoek geeft meerwaarde aan je werk, laat zien dat het ertoe doet wat je doet en dat je de kwaliteit kunt verbeteren.” citaat van een docent onderzoeker
Een cruciale rol op de scholen is weggelegd voor de onderzoeksdocent samen met de portefeuillehouder onderzoek binnen de schoolleiding en de instituutsopleider. Zij zijn het die – uiteraard op basis van overleg binnen de school - de thema’s moeten identificeren in de ontwikkelagenda van hun school. Zij houden de onderzoeks(aan)vragen tegen het licht van de thema’s en genereren meer algemene inzichten uit de opbrengsten van een onderzoek. Op deze wijze wordt op basis van divers onderzoek een schoolgebonden kennisbasis ontwikkeld met betrekking tot het betreffende thema. Praktijkonderzoek krijgt dan een podium en kan aanleiding zijn om een verdiepingsgesprek te voeren binnen de school en levert een wezenlijke bijdrage aan het leren en innoveren binnen de school. Elk onderzoek is gebonden aan de kaders voor het doen van onderzoek die gesteld zijn in de visie van de ROWF. Het onderzoek moet voldoen aan de criteria ten aanzien van praktijkgericht onderzoek: product-, proces-, democratische, katalytische en dialogische validiteit aan de hand waarvan de kwaliteit van praktijkgericht onderzoek kan worden getoetst (Anderson et al. (1999), zie ook hoofdstuk 4. De nadere invulling van deze criteria is een opdracht binnen de academische opleidingsschool. De regiegroep Onderzoek toetst de voorstellen voor onderzoek aan bovenstaande kaders en criteria en bepaalt of het onderzoek past binnen de thema’s van de academische opleidingsschool. Waar mogelijk worden gezamenlijke thema’s benoemd en uitgezet. Praktijkonderzoek door docenten en studenten is geen persoonlijke hobby of een verplichting omdat dat nu eenmaal in een masteropleiding hoort. Er ontstaan leergemeenschappen van studenten, docenten, opleiders en onderzoekers die instellingsgrenzen kunnen overstijgen. Thema’s zijn actueel zolang de onderliggende problemen, die sturend zijn voor de onderzoeksactiviteiten, actueel zijn. Thema’s worden afgesloten en nieuwe worden geformuleerd. De basis hiervoor wordt gevormd door monitoring en evaluatie van het onderzoek en de relatie van het onderzoek met thema en ontwikkelingvragen. Dit maakt het onderzoeksprogramma dynamisch en het is mogelijk deze daadwerkelijk en duurzaam te verbinden aan de kennisbehoeften van de partners in het samenwerkingsverband. Er hebben twee inventarisaties plaatsgevonden. Inventarisatie 1 laat zien wat er op dit moment en de afgelopen 3 jaar aan onderzoek in de ROWF is gedaan. De onderzoeken zijn onderverdeeld aan de hand van het (leren) doen van onderzoek en participeren in onderzoek, onderzoek ten behoeve van schoolontwikkeling en het doen en begeleiden van onderzoek door studenten. De getoonde en afgeronde onderzoeken zijn een selectie en zijn allemaal door scholen ten uitvoer gebracht. (zie bijlage 3) Inventarisatie 2 laat zien welke innovatiethema’s schooloverstijgend en schoolspecifiek op dit moment op de scholen van de ROWF aanwezig zijn en welke onderzoeksthema’s daaraan gekoppeld kunnen worden. (zie het schema op pagina 66 e.v.). De regiegroep Onderzoek stelt het onderzoeksprogramma samen en bekijkt bij die samenstelling of – en welke lopende onderzoeken in het kader van de academische opleidingsschool worden voortgezet; of- en welke onderzoeken worden opgestart vanuit de innovatiethema’s van de scholen; vanuit welke nieuwe thema’s onderzoek kan worden verricht.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
45
Vanuit de innovatiethema’s van de verschillende scholen zijn de volgende onderzoeksthema’s geselecteerd: 1. Thema’s voor onderzoek voortkomend uit de ontwikkelingen in opleiden. 2. Overkoepelende thema’s voor onderzoek vanuit de scholen. • Differentiatie. Omgaan met verschillen. • Talentontwikkeling en begeleiding bij leerlingen • Ontwikkelen van onderzoekscompetenties bij leerlingen en wetenschapsonderwijs • Rol van ICT in het onderwijsproces. • Bieden van uitdagend onderwijs. • Ontwikkelen burgerschapsvorming en burgerschap onderwijs. • Doorlopende leerlijnen. 3. Schoolspecifieke thema’s. Naast overkoepelende onderzoeken zullen locaties de mogelijkheid hebben hun specifieke thema’s te onderzoeken. Elk thema wordt voorgelegd aan de regiegroep Onderzoek. Uit de thema’s wordt door de regiegroep Onderzoek een keuze gemaakt. De keuze is gebaseerd op de breedte van het thema, het belang van het onderzoek voor de scholen, de actualiteit van het thema en de onderzoekbaarheid van het thema gebaseerd op de 5 validiteitsprincipes zoals verwoord in hoofdstuk 4 en het onderzoeksmodel van de ROWF. Specifiek zal worden gekeken naar: de inzet van studenten van de opleidingsschool bij het opzetten en uitvoeren van onderzoek en het vertalen van onderzoeksresultaten naar het primaire proces de inzet van lectoraten, kenniskringen en leerstoelgroepen van de opleidingen (in bijlage 4 wordt via een beperkt aantal voorbeelden aangegeven hoe ROWF onderzoek wordt gekoppeld aan de expertise en onderzoeksagenda van de opleidingsinstituten).
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
46
School
ROWF
Locatie
Atlas NEW
OSG
COP
X
X
X
X
MART TRI
DD
TABOR
RSG
DAM
OR
WF
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
PRO/OPDC PROH
PROS
Thema’s voor onderzoek vanuit het opleiden: 1.
X
2.
Komen tot één structuur voor beoordelen en begeleiden. Afstemmen structuur beoordelen en begeleiding ROWF met de opleidingsinstituten. Ontwikkeling van de academische opleidingsschool.
3.
Kwaliteit van begeleiden en opleiden.
X
4.
X
5.
Inkaderen en ontwikkelen model van opleiden en onderzoek. Ontwikkeling ROWF vaknetwerken.
6.
Onderzoeken effect en resultaten ABV op locatie.
X
Onderzoek naar effectieve professionalisering van docenten ihkv opleiding onderzoeksdocent. Overkoepelende thema’s voor onderzoek vanuit de scholen:
X
7.
1.
2.
3.
Differentiatie: Toets systematiek Determinatie. Onderwijs op maat. Talentontwikkeling bij leerlingen. Talent begeleiden Talentlijnen. Oog voor talent. Topuren. Onderzoekscompetenties (VWO) leerlingen. Academische leerlijn Wetenschaps oriëntatie Onderzoek en vaardigheden VWO.
X
X
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
X
47
X
X
OPDC
Locatie
NEW
OSG
COP
TRI
X
X
X
X
5.
Rol van ICT: Hulpmiddel? Doel? ICT en zelfstandig werken van de leerling. Bieden van uitdagend onderwijs
6.
Ontwikkeling burgerschaps vorming
X
X
7.
Doorlopende leerlijnen
X
X
8.
Reken en taal beleid Referentiekader
4.
DD
DAM
X X
X
PROS
X
X X
X
Schoolspecifieke thema’s 1.
Intersectoraal onderwijs:
X
2.
Versterken VMBO
X
3.
School als sociale leeromgeving
X
4.
Verbeteren HAVO, HAVO didactiek.
X
5.
Werking en ontwikkeling TOP uren. ( keuze leerlingen)
X
6.
Beta onderwijs meer geïntegreerd en sterker geprofileerd.
X
7.
Ontwikkeling en evaluatie Fast lane English
X
8.
Ontwikkeling werken met portfolio
X
9.
Ontwikkeling sportprofiel
X
X
X
10. Implementatie VAS toetsen
X
11. Werkpleksimulatie Handel en administratie.
X
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
X
PROH
X
X
12. Onderzoek naar schoolprestaties in relatie tot bewegen. Ism met ALO en studenten ALO.
WF
X
X X
OR
X
48
X
X
OPDC
Locatie
NEW
13. Leerlingbegeleiding
X
14. Positief denken en toetsresultaten
X
OSG
COP
TRI
DD
DAM
OR
WF
15. Verbeteren resultaten CE. In relatie met RTTI
X
16. Verhogen toetskwaliteit. In relatie met RTTI
X
17. Zelfstandigheid VWO leerlingen
PROH
PROS
X
18. Diplomering van het praktijkonderwijs
X
X
19. Transfer van hulpvragen naar stimulerende contexten
X
20. Communicatie structuren en behoefte in beeld brengen
X
21. Ontwikkelen en uitdragen expertise. Gebaseerd op wetenschappelijke principes.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
OPDC
X
49
8. Kennisdeling en communicatie
De ROWF heeft al tijdens de periode van de Dieptepilot als opleidingsschool haar deuren opengezet voor allen die geïnteresseerd waren in de aanpak waarvoor in West-Friesland was gekozen. Naar aanleiding van de erkenning als opleidingsschool met het predicaat ‘excellent’ hebben verscheidene scholen, opleidingsscholen en opleidingen zich tot de ROWF gewend om informatie over de structuur, organisatie en inhoud te krijgen. De ROWF heeft een eigen website (www.rowf.nl) en stelt op die manier regelingen en dossiers beschikbaar aan anderen. Het is een logische stap om dezelfde mogelijkheden te gebruiken en uit te breiden ten behoeve van de academische kop.
Kennisdeling en communicatie over onderzoek Op de school Bij de kennisdeling en communicatie op school gaat het om informeren van leerlingen (en ouders), studenten, docenten, teamleiders en directieleden. Het management van de school draagt, samen met direct betrokkenen, zorg voor kennisdeling van onderzoek op de schoollocatie. Scholen zetten daarvoor de bestaande mogelijkheden in, die passen bij de impact van het onderzoek. In de jaaragenda van de school worden (thema)bijeenkomsten aangewezen waarin onderzoek wordt aangekondigd en resultaten worden gedeeld. ROWF breed Bij de kennisdeling en communicatie binnen de ROWF gaat het om informeren van betrokkenen op scholen en opleidingen. De samenstelling van de regiegroep Onderzoek waarborgt de uitwisseling van onderzoeksthema’s en resultaten van onderzoek tussen scholen en/of opleidingen. De ROWF organiseert en neemt deel aan bijeenkomsten voor studenten waar de mogelijkheden om te participeren aan onderzoek onder de aandacht worden gebracht. Het is de ambitie om tweejaarlijks een themadag te organiseren om good practices over onderzoek en opleiden in de school te delen met belangstellenden van de ROWF scholen en opleidingen. Deze themadag wordt geïnitieerd door de regiegroep Onderzoek. Op de website van de ROWF wordt informatie gedeeld over onderzoek en worden ‘good examples of-practices’ gepubliceerd. Daarnaast wordt minimaal tweemaal per jaar een digitale nieuwsbrief uitgebracht. Extern Bij de externe kennisdeling en communicatie gaat het om het informeren van niet direct betrokkenen bij de ROWF. De website van de ROWF wordt uitgebreid met een openbaar gedeelte over onderzoek. Onderzoek krijgt aandacht in de schoolbladen, websites en nieuwsbrieven. Het is de ambitie om jaarlijks informatie te delen met de (samenwerkende) academische opleidingsscholen (SONF). Onderzoekinformatie wordt beschikbaar gesteld aan het Regionaal Platform Onderwijsarbeidsmarktbeleid VO Noord-Holland Noord. Er wordt deelgenomen aan landelijke conferenties en andere manifestaties in het kader van Opleiden in de school en de academische opleidingsschool. De ROWF levert regelmatig bijdragen aan dergelijke bijeenkomsten. Resultaten van onderzoek zijn beschikbaar voor andere onderwijs- en maatschappelijke organisaties. De ROWF werkt mee aan publicaties van onderzoek in (vak)bladen, wetenschappelijke literatuur en wetenschappelijke fora.
AANVRAAGDOSSIER TOETSING REGIONALE OPLEIDINGSSCHOOL WEST-FRIESLAND
50