Regionale afspraken cliëntondersteuning
Samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond MEE Rotterdam Rijnmond MEE Plus Groep MEE Zuid-Holland Noord
2015 – 2016
Regionale afspraken cliëntondersteuning
1
Voorwoord Per brief van 25 februari 2014 heeft de staatssecretaris Van Rijn de burgemeesters en wethouders en de besturen van de MEE-organisaties opgeroepen om afspraken te maken over de continuïteit van de cliëntondersteuning. Naar verwachting zal op 1 januari 2015 de nieuwe Wmo wet van kracht worden. In deze wet is geregeld dat mensen met een beperking hulp kunnen krijgen van hun gemeente. De nieuwe Wmo wet is met name gericht op de zorg voor volwassenen, maar op onderdelen eveneens van toepassing op jeugd. Het onderdeel 1 ‘cliëntondersteuning’ is als een verplichting geformuleerd en is van toepassing op zowel jeugd als volwassenen. VWS, VNG en MEE Nederland hebben hierover bestuurlijke afspraken gemaakt. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen: • Gemeenten maken ultimo 1 mei 2014 afspraken over de continuïteit van de cliëntondersteuning; • Gemeenten geven duidelijkheid (bij voorkeur meerjarig) over het budget; • Frictiekosten worden vermeden; • Bij voorkeur regionale afspraken, minimaal afspraken over de bovenregionale taken MEE. VWS heeft aangegeven de voortgang van het proces te zullen monitoren via het transitievolgsysteem van het Transitiebureau Wmo op 1 april, 1 mei en 1 oktober 2014. De samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond en de drie betrokken MEE organisaties (MEE Rotterdam Rijnmond, MEE Plus Groep en MEE Zuid-Holland Noord) onderschrijven het belang van cliëntondersteuning en de borging van de expertise van de MEE organisaties voor mensen met een beperking. Er zijn regionale afspraken gemaakt waar het gaat om de continuïteit van de cliëntondersteuning en de bovenregionale taken voor 2015, met uitzicht op verlenging van 1 jaar. Er is daarbij afstemming gezocht met de afspraken die reeds op jeugd zijn vastgelegd in het Regionaal Transitiearrangement. De afspraken hebben betrekking op de jaren 2015 en 2016 met de mogelijkheid om deze afspraken eenmalig met één jaar te verlengen. Door de totstandkoming van deze afspraken is de basis gelegd onder een constructieve samenwerking binnen de regio tussen de betrokken partijen. Een indicatie van budgetten per gemeente voor cliëntondersteuning en integrale vroeghulp zijn gepubliceerd door het transitiebureau Wmo (maart 2014). Het definitieve budget zal bekend worden in de mei circulaire. Met de betrokken partijen is de afspraak gemaakt dat het budget dat overkomt naar de gemeenten leidend is en dat de uitvoering daarbinnen vorm zal krijgen.
Regio Rijnmond, 1 mei 2014
1
In de ‘oude’ WMO is cliëntondersteuning als een prestatieveld opgenomen en in de ‘nieuwe’ WMO als
een verplichting. Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
2
Ondertekening
wethouder gemeente Albrandswaard
wethouder gemeente Lansingerland
wethouder gemeente Barendrecht
wethouder gemeente Maassluis
wethouder gemeente Bernisse
wethouder gemeente Ridderkerk
wethouder gemeente Brielle
wethouder gemeente Rotterdam
wethouder gemeente Capelle aan den IJssel
wethouder gemeente Schiedam
wethouder gemeente Goeree-Overflakkee
wethouder gemeente Spijkenisse
wethouder gemeente Hellevoetsluis
wethouder gemeente Vlaardingen
wethouder gemeente Krimpen aan den IJssel
wethouder gemeente Westvoorne
M.C. Lewis, MEE Rotterdam-Rijnmond
H. Blom, MEE Plus Groep
H. de Vos, MEE Zuid-Holland Noord
Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
3
1.1. Uitgangspunten cliëntondersteuning Cliëntondersteuning is van toepassing in ondersteuning van kwetsbare burgers bij het vergroten van hun zelfredzaamheid en het bevorderen van hun maatschappelijke participatie. In de Wmo is deze gemeentelijke taak vastgelegd en van toepassing op volwassenen en jeugd. De samenwerkende gemeenten Rijnmond onderschijven het belang van cliëntondersteuning en hanteren daarbij de volgende uitgangspunten: • is voor alle ingezetenen in de gemeente kosteloos beschikbaar; • het belang van de ingezetenen staat voorop; • heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het versterken van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers; • de dienstverlening aan cliënten is, passend op de lokale situatie, zo integraal mogelijk ingericht. Dienstverlening vanuit maatschappelijk ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, wonen, werk en inkomen worden integraal en in samenhang aangeboden; • is zo dicht mogelijk bij de cliënt georganiseerd (gebieds-, wijk- of buurtgericht). 2. Betrokken partijen In de Stadsregio zijn drie verschillende MEE organisaties actief. MEE Rotterdam-Rijnmond in: Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk, Rotterdam en Schiedam. MEE Plus is actief in Bernisse, Brielle, GoereeOverflakkee, Hellevoetsluis, Westvoorne en Spijkenisse. MEE Zuid-Holland Noord is actief in Vlaardingen en Maassluis. 3. Regionale aanpak De in paragraaf 2 genoemde samenwerkende gemeenten en de drie MEE organisaties hebben afspraken gemaakt over de volgende thema’s: • Continuïteit van de cliëntondersteuning • Een onderverdeling welke diensten tot het lokale domein behoren en welke diensten regionaal van belang zijn; • De duur van de afspraken; • Beperking frictiekosten; • Beperking bureaucratie en transactiekosten; • Voorbehouden en risico’s. 3.1 Continuïteit van de cliëntondersteuning De deelnemende gemeenten nemen verantwoordelijk voor het organiseren van hun toegang tot zorg, het ontsluiten van hun lokale zorgaanbod en de cliëntondersteuning daarbinnen. De gemeenten sluiten een contract of verlenen een subsidie aan de MEE organisatie in hun gemeente voor het leveren van dienstverlening in 2015 met uitzicht op verlening van 1 jaar tot en met 2016. Hierdoor blijft, gedurende de looptijd van de afspraken, de benodigde deskundigheid beschikbaar en kan de continuering van de cliëntondersteuning gegarandeerd worden. Gemeenten maken inhoudelijk nadere afspraken met de MEE organisaties waar het gaat om de aard van de te leveren dienstverlening, het volume en kwaliteitsaspecten. Lokaal is er hierdoor ruimte om de dienstverlening van MEE op cliëntondersteuning in te passen in de lokale structuur en de gewenste transitieontwikkeling. Regionaal zijn de samenwerkende gemeenten reeds begonnen met het inrichten van het nieuwe stelsel. Individuele gemeenten
Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
4
leggen daarin lokale accenten zodat maatwerk geleverd kan worden. In alle gemeenten is gegarandeerd dat burgers toegang houden tot vormen van cliëntondersteuning en dat de expertise van MEE beschikbaar is voor kwetsbare groepen in de samenleving. Lopende begeleidingen worden meegenomen. 3.2. Onderverdeling in dienstenpakket MEE organisaties Het huidige dienstenpakket van MEE is onder te verdelen in drie onderdelen: 1. Cliëntondersteuning voor alle ingezeten, lokaal te leveren: a. Ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Dit kan informatie en advies, maar ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kort-cyclische ondersteuning bij keuzes en problemen op diverse levensterreinen omvatten; b. Integraal verbonden met andere zorgtaken op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, wonen, werk en inkomen; c. Versterkt de positie van de burgers, met name waar het gaat om kwetsbare groepen; d. Werkt vanuit een professionele autonomie met daarin het belang van de burger centraal. 2. Lokaal maatwerk. Het gaat hier om producten die de MEE organisaties lokaal aanbieden of kunnen aanbieden. Bijvoorbeeld programma’s om de sport participatie van kwetsbare groepen te vergroten, cursusaanbod (‘MEE op weg’: kwetsbare groepen zelfstandig leren reizen met openbaar vervoer), schoolmaatschappelijk werk, 2 lokale aanvullingen op de sociale kaart , training van professionals en/of vrijwilligers en eventueel nog andere te ontwikkelen diensten. Deze diensten vallen niet onder het afsprakenkader; 3. Regionaal te leveren diensten zijn: a. Integrale vroeghulp. Dit is signaleren en preventieve zorg voor kinderen in de leeftijd van 0-6 jaar met een (meervoudige) ontwikkelingsachterstand. Het concept vroeghulp bestaat landelijk sinds 1997. MEE voorziet in de coördinatie van de vroeghulpnetwerken en borging van de expertise; b. Crisishulpverlening. Bij een acute hulpvraag of situatie is directe ondersteuning nodig. Het gaat hierbij om goede screening bij de toegang en het daadwerkelijk begeleiden naar opvang, tijdelijk verblijf of andere mogelijkheid. Het gaat hier om bereikbaarheid buiten kantooruren. In de regio van MEE Rotterdam werkt MEE samen met Bureau Jeugdzorg in een gezamenlijke opzet van de crisishulpverlening voor 0 tot 18/21 jarigen; c. Expertise netwerken autisme, lvb en NAH (niet-aangeboren hersenletsel). Specifieke kennis en ondersteuning op het gebied van deze beperkingen. Bij het steunpunt autisme kunnen ouders en kinderen terecht voor advies, voorlichting en trainingen. Het autismenetwerk Zuid-Holland Zuid (ZHZ) is een netwerk waarbij organisaties zijn aangesloten die betrokken zijn bij de zorg en
2
Voor Rotterdam, Barendrecht, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis zijn op verzoek lokale, reguliere
organisaties reeds toegevoegd. Een gemeente kan een eigen sociale kaart portal beschikbaar hebben, in eigen huisstijl en geïntegreerd in de eigen website. Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
5
d.
ondersteuning van mensen met autisme op alle levensterreinen. In het netwerk zijn organisaties vertegenwoordigd uit de gehandicaptenzorg, GGZ, jeugdzorg, MEE, onderwijs, werk, CCE, zorgverzekeraars en belangenbehartigers van mensen met autisme. De expertise op het gebied van LVB (licht-verstandelijke beperking) wordt ter beschikking gesteld voor individueel advies, netwerken, en consultatie en training aan professionals en vrijwilligers die in hun dagelijkse praktijk met deze doelgroep te maken hebben. Het coördinatiepunt NAH richt zich op het ontsluiten en verbinden van de kennis en ervaring van alle deelnemende organisaties op het gebied van NAH. Met name de overgang van de acute fase (intern in revalidatie) naar de chronische fase(zelfstandig in eigen omgeving), vraagt specifieke aandacht. De betrokken organisaties zijn revalidatie(acute fase) en ondersteuningsgericht (chronische fase); Sociale kaart. In de sociale kaart van MEE zijn alle voorzieningen voor mensen met een beperking opgenomen. Dit digitale bestand met adressen en informatie van organisaties rond wonen, welzijn en zorg, draagt eraan bij dat mensen snel ‘de weg weten’ en bij het juiste adres aankloppen. De juiste informatie komt snel in beeld en is zeer toegankelijk. Dankzij het gebruiksgemak kunnen burgers zelf op zoek naar organisaties. Dit bevordert de zelfredzaamheid. De kaart van de gemeenten in de regio Rotterdam bevat meer dan 6.000 organisaties. Landelijk bevat de sociale kaart van MEE ruim 50.000 organisaties. Voordeel voor gemeenten is dat er één plek is waar alle informatie over organisaties en instellingen in de gemeente beschikbaar is. Binnenkort komt de ‘social app’ voor professionals beschikbaar (medewerkers gemeente, sociale teams etc.), die gebruikt maakt van deze data.
De onderdelen a. en b. hebben voornamelijk betrekking op jeugd, waar de onderdelen c. en d. voor zowel op jeugd en volwassenen van toepassing zijn. 3.3. Regionale afspraken over de inkoop van dienstverlening MEE De samenwerkende gemeenten hebben afgesproken dat zij, voor de duur van de afspraken, dienstverlening bij de MEE organisaties inkopen op het gebied van de cliëntondersteuning. Dit product is beschreven onder 3 a.) in paragraaf 3.2. Voor de regionale taken van de MEE organisaties zal naar rato 6.8% worden bijgedragen aan de regionale taken. Deze producten staan beschreven onder 3 b., 3c. en 3 d. De gemeenten zetten daarvoor, de met de decentralisatie mee te komen, middelen ten behoeve van cliëntondersteuning in. Lokaal maatwerk valt buiten het afsprakenkader. Hier maken gemeenten individueel afspraken over met de MEE organisaties.
Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
6
3.4. De duur van de afspraken en evaluatie Er is aansluiting gezocht bij het regionaal transitiearrangement samenwerkende gemeenten Rijnmond en de werkafspraken Langdurige Zorg. Afgesproken is dat de afspraken in ieder geval betrekking hebben op 2015 met de mogelijkheid tot verlenging van één jaar. Vanwege het beperken van eventuele frictiekosten is het van belang dat de MEE organisaties zoveel als mogelijk meerjarige zekerheid hebben, zodat zij hun bedrijfsvoering daarop kunnen aanpassen. De gemeenten hebben met elkaar afgesproken dat zij individueel met MEE in gesprek gaan over eventuele continuering van de dienstverlening in 2016. Gemeenten die ervoor kiezen om alleen voor 2015 afspraken aan te gaan, verplichten zich om vóór 1 april 2015 de MEE organisaties helderheid te geven of zij de levering van dienstverlening in 2016 wensen te continueren. In het Regionaal Transitiearrangement in het jeugddomein is afgesproken tussentijds en aan het eind van de afgesproken periode te evalueren. De afspraken met de MEE organisaties zullen hierin worden meegenomen. De gemeente Lansingerland heeft aangegeven alleen afspraken te kunnen maken over het jaar 2015. 3.5. Beperking frictiekosten Frictiekosten kunnen van toepassing zijn op het moment dat gemeenten besluiten in de toekomst geen dienstverlening meer bij een afnemer in te kopen. Voor de samenwerkende gemeenten is dat alleen van toepassing na overdracht van taken en budget vanuit het Rijk. Eventuele frictiekosten die samenhangen met een korting van het budget 2015 zijn, naar opvatting van de samenwerkende gemeenten, voor rekening van het Rijk. De samenwerkende gemeenten kiezen voor een zogenaamde zachte landing. Dat betekent dat de opdracht wordt gegund aan de bestaande MEE organisaties en dat de beschikbare 3 budgetten uiterlijk een half jaar voor aanvang van de decentralisatie worden bekend gemaakt . De afspraken hebben een looptijd van in ieder geval 1 jaar. De samenwerkende gemeenten zeggen toe dat zij waar mogelijk afspraken maken voor een langere periode (2015 – 2016). Reeds in 2014 is, anticiperend op de transitie, begonnen om op deze wijze met elkaar te werken. Door de looptijd van tenminste 1 jaar kunnen de MEE organisaties continuïteit blijven bieden op cliëntondersteuning en hun regionale taken. Daarnaast geeft dit ruimte om, samen met de gemeenten, de taken van MEE zoveel als mogelijk lokaal te organiseren in de wijken en buurten, zo dicht als mogelijk bij de cliënten. Door deze duidelijkheid zijn de MEE organisaties in staat gesteld hun bedrijfsvoering af te stemmen op de vraag vanuit de gemeenten en te anticiperen op de situatie in de toekomst. Daarbij tekenen de samenwerkende gemeenten nadrukkelijk aan dat de gemeenteraden het recht op alloceren van middelen hebben.
3
Er van uitgaande dat besluitvorming vanuit het rijk mbt budget 2015 tijdig beschikbaar is
Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
7
3.6. Beperking bureaucratie en transactiekosten Er is niet gekozen om de inkoop regionaal vorm te geven. Elke gemeente sluit haar eigen overeenkomst voor inkoop van dienstverlening met de desbetreffende MEE organisatie. Met daarin opgenomen de inkoop/subsidiëring van cliëntondersteuning en een bijdrage van 6,8% aan de regionale taken. De samenwerkende gemeenten en de MEE organisaties willen onnodige bureaucratie en de daarmee samenhangende transactiekosten zoveel als mogelijk beperken. De beschikbare middelen worden optimaal ingezet ten behoeve van de directe ondersteuning van burgers. De samenwerkende gemeenten dragen hiertoe bij door zoveel als mogelijk uniformiteit aan te brengen in de productomschrijvingen, mogelijk in de vorm van een modelcontract/overeenkomst. Dit zal regionaal worden uitgewerkt. Gemeenten maken hierbinnen hun eigen keuze waar het gaat om de vorm: subsidie of contracteren. 3.7. Voorbehouden en risico’s De afspraken zijn geldig onder de volgende voorbehouden: • Goedkeuring door het college van de deelnemende gemeenten; • Het daadwerkelijk inwerkingtreden van de nieuwe WMO op 1 januari 2015, zoals deze nu voorligt; • Definitieve vaststelling van het budget 2015 via de meicirculaire 2014; • Sturing op de beschikbare budgetten: de samenwerkende gemeenten hanteren als uitgangspunt dat de zorg binnen de beschikbare financiële kaders geregeld zal moeten worden; • Eventuele kortingen en vereveningen zullen worden doorberekend; • Voor het expertise netwerk NAH is door MEE een aparte (provinciale) subsidie aangevraagd, buiten het budget cliëntondersteuning. Indien deze niet gehonoreerd wordt, wordt de inzet expertise NAH nader bekeken; • Raadsbevoegdheid: de gemeenteraden zijn eindverantwoordelijk als het gaat om de jaarlijkse budgettoekenning.
Regionale afspraken cliëntondersteuning, PHO 24 april 2014
8