Regionale aanpak Ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling Brabant Noord
Werkplan 2014 - April 2015
Vastgesteld, 27-03-2014 Annette van Delft februari 2014
INHOUDSOPGAVE
1.
Aanleiding voor het project ............................................................................... 4
1.1
Landelijk kader ......................................................................................... 4
1.2
Regionaal kader ........................................................................................ 5
2.
Cijfers ............................................................................................................ 7
2.1
Landelijk .................................................................................................. 7
2.2
Regionaal ................................................................................................. 7
3.
Definities ........................................................................................................ 8
4.
Doelstelling..................................................................................................... 9
5.
Aansturing .....................................................................................................10
6.
Partners ........................................................................................................11
7.
Resultaat werkplan 2012-2013.........................................................................12
8.
Speerpunten voor het werkplan 2014-april 2015 ................................................14
9.
Planning ........................................................................................................18
10. Budget en besteding .......................................................................................19 11. Borging .........................................................................................................20 Bijlage 1..............................................................................................................22 Bijlage 2..............................................................................................................24
2
3
1.
Aanleiding voor het project
In 2012 is in de regio Brabant Noord gestart met een project voor de regionale aanpak van ouderenmishandeling (RAO). De aanleiding voor dit project ligt bij de landelijke overheid. Sinds 2002 zet de landelijke overheid in op de aanpak van huiselijk geweld in al zijn vormen, inclusief ouderenmishandeling. Sinds 2010 geeft de landelijke overheid expliciet aandacht aan ouderenmishandeling en maakt daarvoor middelen vrij. Die middelen zijn aan gemeenten toegekend. Daarnaast zijn de 20 gemeenten in de regio Brabant Noord actief in de aanpak van huiselijk geweld en ouderenmishandeling vormt daar een onderdeel van. Dat heeft geleid tot het eerste werkplan van het project RAO, werkplan 2012-2013 en tot het vervolg werkplan 2014-april 2015 dat nu voor ligt. In de laatste maanden van dit werkplan zal de nadruk vooral liggen op borging van de aanpak van ouderenmishandeling. De resultaten van de speerpunten worden gemonitord en uitgerold in de regio met als doel een permanente inbedding van het onderwerp ouderenmishandeling binnen organisaties en gemeenten. De regio Brabant Noord bestaat uit de volgende 20 gemeenten: Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, Heusden, Landerd, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, ’s-Hertogenbosch, Sint Anthonis, Sint Michielsgestel, Sint Oedenrode, Uden, Veghel en Vught. 1.1
Landelijk kader
Ouderenmishandeling is een van de vormen van huiselijk geweld en daarmee een ernstig probleem. Sinds 2002 zet de rijksoverheid sterk in op de aanpak van huiselijk geweld. Dit begon met de publicatie van ’ Privé geweld, publieke zaak’, gevolgd door de publicatie van ‘ De volgende fase’ in 2008. Deze inzet heeft o.m. geleid tot het opzetten van de steunpunten huiselijk geweld en de invoering van de Wet tijdelijk huisverbod in 2009 en de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op 1 juli 2013. Daarnaast is ingezet op projecten voor specifieke groepen zoals de regionale aanpak kindermishandeling en de aanpak van ouderenmishandeling. In 2011 is de aandacht voor ouderenmishandeling uitgewerkt in het actieplan ‘ Ouderen in veilige handen’. In dit plan heeft het ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) tien actiepunten benoemd waaraan zij in de periode 2011 tot en met juni 2015 aandacht aan wil besteden om ouderenmishandeling beter aan te pakken. In bijlage 1 staan de actiepunten uitgebreid beschreven. De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling In de wet wordt ouderenmishandeling expliciet genoemd als een van de vormen van huiselijk geweld. De wet verplicht organisaties en zelfstandigen een stappenplan te implementeren zodat zij weten hoe te handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Ook zijn er ontwikkelingen die van belang zijn voor de ouderenzorg en de rol van gemeenten daarbij. Het gaat daarbij om de vernieuwing van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) waarin de transitie van een aantal functies van de Awbz, van de nieuwe Wet op de jeugdzorg en de Participatiewet verwerkt zijn. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de nieuwe wet er precies uit gaat zien. Wel is duidelijk dat ‘voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld’ (inclusief ouderenmishandeling) expliciet wordt genoemd als onderdeel van een van de drie doelen die de negen prestatievelden zullen vervangen. Regiovisie Vanaf 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor het ketenbreed aanpakken van geweld in huiselijke kring. Dat betreft preventie, opvang, herstel en nazorg. Gemeenten moeten regionaal afspraken maken over de besteding van de middelen die het rijk
4
beschikbaar stelt aan de centrumgemeenten. Een regioaanpak zorgt ervoor dat essentiële onderdelen stevig worden verankerd in alle gemeenten. De opdracht om elke vier jaar een breed gedragen regiovisie te maken is aan de gemeenten gegeven in de Kamerbrief van de staatssecretaris van VWS van 14 december 2011. Toekomst De verwachting is dat het probleem ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling in de toekomst zal toenemen door het toenemende aantal ouderen en de langere levensverwachting van ouderen (dubbele vergrijzing). Ouderen blijven langer thuis wonen, hierdoor kunnen zij langer zelfstandig blijven en de regie over hun eigen leven houden. Echter door de bezuinigingen in de zorg- en welzijnssector wordt een steeds groter beroep gedaan op mantelzorgers. Dit vergroot de kans op overbelasting en daardoor een groter risico op ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling. Aan gemeenten de taak om aandacht te hebben voor de ontwikkelingen en de zorg voor ouderen goed te regelen. Middelen In mei 2011 heeft het ministerie van VWS €5 miljoen toegevoegd aan de decentralisatie uitkering vrouwenopvang voor de aanpak van ouderenmishandeling. Voor de regio Brabant Noord betekende dat €186.000,-. Hiermee is de start van het project Regionale aanpak ouderenmishandeling (RAO) gefinancierd (besloten in het bestuurlijk overleg huiselijk geweld en kindermishandeling van 24 november 2011). De toenmalige staatssecretaris van VWS gaf in haar beleidsbrief ‘Aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties’ van 14 december 2011 aan hoe zij het actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ wilde financieren. Tabel 2: Financiële impuls Bron Ministerie VWS Ouderen in veilige handen Ouderen in veilige handen Ouderen in veilige handen
Middelen (landelijk) € 5 miljoen € 7 miljoen
Brabant Noord € 186.000 € 250.000
Periode
€ 7 miljoen
€ 250.000
2013
€ 7 miljoen
€ 250.000
2014
2011 2012
1.2 Regionaal kader Het bestuurlijk overleg huiselijk geweld en kindermishandeling van 21 november 2013 heeft opdracht gegeven tot het opstellen van een vervolg werkplan regionale aanpak ouderenmishandeling 2014-april 2015. In dit werkplan worden de speerpunten verwerkt zoals die zijn besproken in het bestuurlijk overleg. Dit werkplan zal aan het bestuurlijk overleg in maart 2014 worden voorgelegd. Regiovisie Brabant Noord De regiovisie Brabant Noord wordt voor de periode 2015-2018 vastgesteld. Na twee jaar vindt tussentijdse evaluatie plaats. De ontwikkeling van de regiovisie wordt zoveel mogelijk afgestemd met de ontwikkeling van het AMHK (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling) en de implementatie van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Bovendien wordt borging van de regiovisie in de Transitie Jeugdzorg en de Transitie AWBZ gerealiseerd. In de regiovisie kunnen doelgroepen worden onderscheiden waarvoor specifieke afspraken/voorzieningen kunnen gelden, ouderenmishandeling kan daaronder vallen.
5
6
2.
Cijfers
2.1 Landelijk Volgens de cijfers die het ministerie van VWS hanteert heeft 1 op de 20 ouderen te maken met een of meer vormen van ouderenmishandeling, naar schatting gaat het om 200.000 ouderen die jaarlijks slachtoffer worden van ouderenmishandeling. Naar schatting worden 30.000 ouderen jaarlijks slachtoffer van financiële uitbuiting. Het aantal meldingen van ouderenmishandeling blijft echter sterk achter. Politiecijfers uit 2008 spreken over 1085 incidenten van huiselijk geweld bij mensen van 66 jaar en ouder. Het landelijk platform bestrijding ouderenmishandeling (lpbo) inventariseert jaarlijks de meldingen die bij de steunpunten huiselijk geweld in het land geregistreerd worden. In 2011 waren er 994 meldingen geregistreerd, in 2012 ging het om 1027 meldingen. In 70% van de meldingen was sprake van een vrouwelijk slachtoffer, in 30% was het slachtoffer een man. Psychische mishandeling kwam het meeste voor: 35%, lichamelijke mishandeling: 28%, financiële uitbuiting: 20%, schending van rechten: 8%, verwaarlozing: 5%, seksueel geweld: 2%. Bij de meldingen komt duidelijk naar voren dat er vaak sprake is van meer vormen die een rol spelen. 2.2 Regionaal In 2009 heeft de GGD Hart voor Brabant(HvB) een ‘ Gezondheidsmonitor Ouderen (65 plus) en Volwassenen in Midden-Brabant en Brabant-Noord (het hele werkgebied) onder zelfstandig wonende ouderen uitgevoerd. De vraagstelling luidde in dat onderzoek ‘ Bent u ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld’. 3% van de ondervraagden gaf aan ooit het slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. In de enquête is gevraagd naar psychisch of emotioneel geweld, lichamelijk geweld, ongewenste seksuele toenadering en naar seksueel misbruikt. Ook is gevraagd naar de familiale relatie van het slachtoffer met de pleger. Er is niet gevraagd naar ontspoorde mantelzorg of financiële uitbuiting. In 2012 is de enquête opnieuw uitgevoerd met dezelfde vraagstelling. Opnieuw gaf 3% van de ondervraagden aan ooit slachtoffer van huiselijk geweld te zijn geweest. In het werkgebied van de GGD HvB (Midden-Brabant en Brabant-Noord) ging het in september 2012(uitzetten van de enquête) om 168.429 zelfstandig wonende 65- plussers. Dat betekent dat het voor beide regio’s samen gaat om ruim 5400 65-plussers die ooit slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld. Politie Bij de politie kwamen in 2012 24 aangiftes binnen waarbij het slachtoffer 65 plus was. In 2013 ging het om 28 aangiftes waarbij het slachtoffer 65 plus was. Steunpunt huiselijk geweld Op 1 juli 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking getreden. Vanaf deze datum is een toename te zien in de adviesvragen en meldingen bij het SHG. In totaal waren er in 2013 68 dossiers (adviesvragen/meldingen) waarin sprake was van ouderenmishandeling, Particulieren waren in 29 casussen de adviesvrager/melder. Niet in alle gevallen is het geslacht van het slachtoffer, de vorm van ouderenmishandeling en de relatie tussen slachtoffer en pleger terug te vinden in de registratie. In 36 casussen was sprake van geestelijke mishandeling, in 4 casussen lichamelijke mishandeling. Financiële uitbuiting kwam 12 keer voor, schending van rechten 5 keer, verwaarlozing 3 keer en seksueel misbruik werd 1 keer geregistreerd. Niet in alle casussen is de relatie pleger slachtoffer geregistreerd. Waar dat wel is gedaan kwamen de volgende gegevens naar voren: In 16 casussen was een meerderjarig kind de pleger, In 12 casussen was de (ex-)partner de pleger, in 8 situaties was een huisvriend(in) de pleger en in 2 situaties was een overig familielid de pleger.
7
3.
Definities
Landelijk gehanteerde definities. Geweld in huiselijke kring (inclusief kindermishandeling): “geweld dat door iemand uit de privé kring van het slachtoffer wordt gepleegd”. Met de ‘ huiselijke kring’ worden (ex-) partners, ouders of verzorgers, vriend(in), gezinsen familieleden en (huis)vrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het geweld maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Geweld in afhankelijkheidsrelaties. Het geweld kan zowel gepleegd worden in huiselijk kring als in een relatie tussen professional en cliënt. In de regio is het voor de regiovisie een bespreekpunt of de aanpak zich beperkt tot geweld in huiselijke kring of uitgebreid wordt tot geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ouderenmishandeling: “het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid”. Mantelzorg: mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Ontspoorde zorg:‘ mantelzorg die door overbelasting de grens van goede zorg overschrijdt’.
8
4.
Doelstelling
Met dit project worden twee doelen nagestreefd. Aan de ene kant een procesmatig doel en aan de andere kant een inhoudelijk doel. 1. Procesmatig doel: Permanente aandacht voor het onderwerp van ouderenmishandeling realiseren. • De middelen van het ministerie van VWS worden ingezet voor dit kortdurende, specifieke project. • Na afloop van dit project is een permanente inbedding van de aanpak ouderenmishandeling binnen de bredere aanpak van huiselijk geweld gerealiseerd. • Na afloop van dit project is een permanente inbedding van de aanpak van ouderenmishandeling gerealiseerd bij gemeenten vanuit de Wet Publieke Gezondheid (WPG) en Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) 2. Inhoudelijk doel: Voorkomen van ouderenmishandeling en zo snel mogelijk stoppen. Drie manieren worden gehanteerd om dit doel te bereiken: • Kennis over ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling verspreiden onder de doelgroep (ouderen en hun directe sociale omgeving) en professionals die met ouderen werken verbeteren. • De keten (preventie, vroegsignalering/melding, interventie en nazorg)rondom ouderen versterken, zodat wanneer ontspoorde mantelzorg of ouderenmishandeling zich toch voordoet, men weet hoe te handelen en welke partners te betrekken. • Bevorderen van deskundigheid bij professionals bij het werken met de Wet meldcode.
9
5.
Aansturing
Ouderenmishandeling is een van de verschijningsvormen van huiselijk geweld. De aansturing van het project vindt dan ook plaats binnen de regionale aansturing van huiselijk geweld. Deze aansturing ziet er als volgt uit. Bestuurlijk overleg huiselijk geweld en kindermishandeling (BO HG & KM). Aan het BO HG & KM nemen de bestuurders met huiselijk geweld in hun portefeuille van de 20 gemeenten van Brabant Noord deel. Aan de Regiegroep huiselijk geweld & kindermishandeling (HG & KM) nemen de vertegenwoordigers deel van alle partijen die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld. Het gaat om het Steunpunt huiselijk geweld (SHG), Algemeen maatschappelijk werk (AMW), Jeugdgezondheidszorg (JGZ), Ouderenzorg (OZ), Gehandicaptenzorg (GZ), politie, Maatschappelijke opvang (MO), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Verslavingszorg (VZ), Bureau jeugdzorg (BJZ), Jeugdzorg (JZ) en gemeenten. In de Regiegroep HG & KM wordt informatie gedeeld en adviezen gegeven over de ontwikkeling van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio. Op advies van de Regiegroep HG & KM zijn twee werkgroepen geformeerd die meedenken over de uitwerking van de speerpunten van de regionale aanpak ouderenmishandeling in concrete acties. De werkgroepen scholing en voorlichting en registratie blijven ook in 2014 actief. Projectleider De projectleider RAO doet in de regiegroep HG & KM verslag van de voortgang van het project en ontvangt input van relevante partijen. In het BO HG & KM doet de projectleider verslag van de behaalde resultaten en doet aanbevelingen voor het vervolg van het project. In Figuur 1: Aansturing regionale aanpak huiselijk geweld (waaronder RAO) wordt de structuur schematisch weergegeven. Figuur 1: Aansturing regionale aanpak huiselijk geweld (waaronder RAO)
10
6.
Partners
Een project als dit kan niet worden vormgegeven zonder steun en deelname van een groot aantal partners. Deelnemers uit de hieronder genoemde sectoren laten vanuit hun expertise hun licht schijnen op de aanpak van ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling. Een speciale rol is hierbij weggelegd voor het SHG. Zij zijn voor inwoners en professionals in de regio het eerste aanspreekpunt voor vragen en advies over situaties van huiselijk geweld. Ook voert het SHG procesregie en coördineert zij de hulpverlening aan complexe casussen van huiselijk geweld, inclusief ouderenmishandeling. Van gemeenten wordt verwacht dat zij de organisaties binnen hun grenzen aansporen om (naar hun mogelijkheden) deel te nemen aan het project RAO en dat zij beleid maken op de aanpak van ouderenmishandeling. In de nieuwe Wmo wordt gesproken over het stellen van kwaliteitseisen door gemeenten aan organisaties. Een van de kwaliteitseisen is de toepassing van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Partners in het project: • Belangenorganisaties van en voor ouderen • Ziekenhuizen • Huisartsen • Welzijnsorganisaties • Steunpunt Huiselijk Geweld • Thuiszorg • Verpleeg- en verzorgingshuizen • Algemeen Maatschappelijk Werk • Politie • Maatschappelijke Opvang • Geestelijke gezondheidszorg • Verslavingszorg • Gemeenten Deze partners nemen deel aan twee werkgroepen: scholing en voorlichting en registratie en brengen in de werkgroepen informatie in over hoe zij de aanpak van ouderenmishandeling nu organiseren en hoe er gebruik gemaakt kan worden van elkaars informatie en expertise. Ook brengen partners in op welke onderdelen in de aanpak van ouderenmishandeling hiaten zitten die binnen het project RAO aangepakt kunnen worden. De speerpunten die verderop in dit document genoemd worden zijn in de verschillende werkgroepen met de partners besproken. Op deze manier kunnen de speerpunten effectief worden ingevuld. Partners zijn ook betrokken bij de uitvoering van de speerpunten.
11
7.
Resultaat werkplan 2012-2013
Hieronder wordt weergegeven wat het resultaat is van de speerpunten en onderzoekspunten die zijn opgenomen in het werkplan 2012-2013. Per speerpunt worden de resultaten benoemd. Deze stand van zaken is tevens de basis voor de speerpunten die zijn opgenomen in het werkplan 2014-april 2015. In de tabel hieronder worden de resultaten kort weergegeven. In bijlage 2 worden de resultaten verder toegelicht. Speerpunten werkplan 2012-2013 1. Ouderen en hun omgeving informeren 2. Professionals en vrijwilligers scholen
3. registratie
4. Rol van de politie
Onderzoekspunten 1. Gebruik van een risicotaxatieinstrument (RITI) 2. Meldingen van ouderenmishandeling
3. Huisverbod en ouderenmishandeling
4. Financiële uitbuiting
Resultaat Op ruim schaal invulling aan gegeven. Samenwerking met KBO Ruim 1200 cursisten (signaleerders)geschoold door trainerspool met trainers uit diverse organisaties Drie organisaties hebben de basisgegevens genoteerd van casussen in hun eigen organisatie die niet gemeld worden bij het SHG. Afgehandeld. In een document zijn gemaakte afspraken tussen politie en SHG vastgelegd. Zes organisaties zijn begonnen aan een proef met het gebruik van het RITI Meldingen van ouderenmishandeling worden opgepakt door het steunpunt. Afgehandeld. Er is een document over dit onderwerp gemaakt met daarin ook de procedure voor spoedindicatie opgenomen. De regio, in het bijzonder de centrumgemeente, is een van de zeven landelijke pilots voor de aanpak van financiële uitbuiting.
Vervolg werkplan 2014-april 2015 Ook een belangrijk speerpunt in 2014 Vervolgscholing voor professionals die stap 2 van de Meldcode uitvoeren. En scholing voor hulpverleners De registratie loopt door, ook bij andere organisaties. En levert inzicht in het aantal casussen in de organisaties. N.v.t.
De ervaringen van de organisaties met het RITI worden geanalyseerd en verder geïmplementeerd. Analyse van de meldingen vindt plaats in combinatie met de analyse van de registratie gegevens. N.v.t.
De pilot wordt eind 2014 afgerond. Resultaten worden met de regiogemeenten en organisaties gedeeld.
12
13
8.
Speerpunten voor het werkplan 2014-april 2015
Een groot aantal van de speerpunten in het werkplan komt voort uit speerpunten die al in het werkplan 2012-2013 speerpunt waren. De meeste van deze speerpunten zijn langlopend. Daardoor is het mogelijk de thema’s stevig te verankeren. In het BO HG&KM van 21 november is ingestemd met de speerpunten als basis voor het werkplan 2014-april 2015. Speerpunt 1 Ouderen en hun sociale omgeving informeren over ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling. Dit was een speerpunt in het werkplan 2012-2013 en is ook in 2014 belangrijk. Het is een doorlopend speerpunt, zowel vanuit het steunpunt huiselijk geweld als vanuit RAO. Door het scholingsaanbod dat in 2013 is gestart komen er meer vragen naar voorlichting over ouderenmishandeling en de rol van het steunpunt huiselijk geweld. De Wet meldcode maakt organisaties ook bewust van hun taak en ook dit levert meer vragen naar voorlichting op. Daarnaast is het effect van de overheidscampagne over ouderenmishandeling merkbaar: meer vragen naar voorlichting, met name voor vrijwilligers. Speerpunt 2 Scholing professionals. Als vervolg op de scholing in 2013 (voor medewerkers in de thuiszorg en vrijwilligers in de ouderenzorg, stap 1 van de meldcode) wordt in 2014 deskundigheidsbevordering aangeboden aan aandachtsfunctionarissen ouderenmishandeling, coördinatoren en leidinggevenden. Het gaat om de groep die in het stappenplan van de Wet meldcode stap 2 uitvoert. De mensen bij wie de signaleerders uit stap 1 terecht komen als zij signalen zien die die kunnen duiden op ouderenmishandeling. De doelgroep zal minder omvangrijk zijn dan de doelgroep voor wie de eerste scholing bedoeld is. De training wordt op dezelfde manier ingevuld als die in 2013: ook gegeven door trainers uit diverse organisaties uit de regio en door trainers van het steunpunt huiselijk geweld en wordt aangeboden in de periode maart-oktober. Daarnaast wordt in de tweede helft van 2014/eerste helft 2015 deskundigheidsbevordering aangeboden aan hulpverleners, stap 4 van de meldcode. Speerpunt 3 Registratie In de loop van 2014 worden de resultaten zichtbaar van de registratie die halverwege 2013 is gestart zichtbaar. Het gaat om registraties in de fase van stap 2 van de meldcode. Deze registratie geeft inzicht in het aantal casussen ouderenmishandeling binnen de organisaties. De meest casussen pakken de organisaties zelf op, organiseren zelf hulp en melden niet bij het SHG. De geregistreerde casussen worden geanalyseerd, welke vormen van ouderenmishandeling komen het meest voor, welke relaties zien we in de casussen, hoe worden de casussen opgepakt, welke casussen worden uiteindelijk toch gemeld bij het SHG? Hiermee wordt ook invulling gegeven aan onderzoekspunt 2 in het werkplan 2012-2013. Als de registratie succesvol is (d.w.z. toegepast door organisaties en het levert ook cijfers op) wordt deze in de rest van het jaar uitgerold naar andere organisaties. Speerpunt 4 Risicotaxatieinstrument (RITI) In de tweede helft van 2014 vindt de evaluatie plaats van de resultaten van organisaties die het RITI in de proefperiode gebruikten. Zes organisaties zijn op verschillende tijdstippen gestart met de proef met het RITI. De evaluatie gebeurt samen met de universiteit van Brussel. Hierbij wordt ook het ministerie van VWS betrokken, zodat mogelijk het RITI landelijk wordt verspreid. Met het RITI kan stap 1 van de meldcode scherp in beeld worden gebracht. De informatie en analyse wordt tijdens en na de proefperiode uitgewisseld met de betrokken organisaties. Bij een positieve evaluatie wordt het RITI uitgerold over andere organisaties in de regio. Met het ministerie van VWS wordt bekeken of een aanpassing van het instrument voor bv. ziekenhuizen mogelijk is en wordt bekeken of uitrol van het instrument over het land mogelijk is. In de
14
loop van 2014 zal samen met de KBO het instrument geïntroduceerd worden bij hun vrijwillige ouderenadviseurs. Resultaten van het RITI worden vergeleken met die van de registratie. Als de registratie van de grond komt en het RITI goed gebruikt wordt dan kunnen speerpunt 3 en 4 samen goed inzicht geven in de mate waarin ouderenmishandeling in de regio Brabant Noord voorkomt en welke vormen het meest voorkomen. Speerpunt 5 Financiële uitbuiting. De pilots die in het kader van het actieplan ‘Ouderen in veilige handen’ door het ministerie van VWS worden gestart lopen tot eind 2014. In deze periode worden door diverse partners (zorg- en welzijnsorganisaties, bank, notaris )in de regio samenwerkingsvormen uitgeprobeerd, evenals vernieuwende vormen van preventie en aanpak. In de pilot is verbinding met het gemeentelijk beleid een belangrijk aandachtspunt. Tussen de zeven pilots onderling vindt uitwisseling plaats van de verschillende manieren van aanpak. De pilot in onze regio beschikt daardoor over meer interessante samenwerkingsvormen dan alleen van de eigen pilot. Belangrijk punt van aandacht is om tijdens de looptijd van de pilot regiogemeenten en de regionale organisaties te betrekken bij de ervaringen die worden opgedaan. Door de regio (gemeenten en organisaties) goed te betrekken wordt invulling gegeven aan de borging van de aanpak. Speerpunt 6 Mantelzorg In overleg met coördinatoren van de steunpunten mantelzorg worden activiteiten voor mantelzorgers ontwikkeld. Het thema ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling moet volgens de coördinatoren zeker aangeboden worden aan de mantelzorgers. Het moet wel op een luchtige manier gebeuren, wil het thema aanslaan. Te denken valt aan interactief theater en bij voorkeur op een paar plaatsen in de regio. Verder is er volgens de coördinatoren behoefte aan aandacht voor het ontsporen van de mantelzorg en voor de situaties waarin mantelzorgers mishandeld worden. Het komt bijvoorbeeld voor dat door claimgedrag van de oudere de mantelzorger volledig geïsoleerd raakt van de buitenwereld. Volgens de coördinatoren is dit een belangrijk thema dat onderbelicht is en wel aandacht verdient. Werkgroepen De werkgroepen scholing en voorlichting en registratie die in 2012 zijn gestart met deelnemers uit diverse organisaties in de regio blijven in 2014 in stand. In de werkgroep scholing en voorlichting is het scholingsaanbod voor 2014 besproken. Deze werkgroepen zijn heel belangrijk om voeling te houden met de praktijk en om het onderwerp ouderenmishandeling onder de aandacht te houden. Deelnemers ervaren de uitwisseling onderling tussen de medewerkers van de verschillende organisaties als zeer waardevol. Het stimuleert om de aandacht levend te houden. Daarnaast spelen de deelnemers aan de werkgroepen een belangrijke rol bij de borging van de aanpak van ouderenmishandeling. Zij kunnen in de regio trekker worden van bepaalde thema’s. Gemeenten Alle gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ouderengezondheidszorg. In artikel 5a van de Wet publieke gezondheid wordt het in lid 1 als volgt omschreven: Het college van burgemeester en wethouders zorg voor de uitvoering van de ouderengezondheidszorg. In de nieuwe Wmo die per 1 januari 2015 moet ingaan wordt ‘het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld’ (inclusief ouderenmishandeling) expliciet opgenomen. In de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen van de GGD Hart voor Brabant (zie p.5) komt naar voren dat 1:8 mantelzorgers zich (tamelijk) zwaar belast voelt. Ook geven mantelzorgers aan dat zij niet weten waar ze naar toe kunnen voor mantelzorgondersteuning. Daarnaast is 25% van de (zelfstandig wonende) ouderen kwetsbaar. Kwetsbare ouderen vormen een risicogroep voor ontspoorde zorg en ouderenmishandeling. Doordat ouderen steeds langer thuis blijven wonen zal het beroep dat op mantelzorgers wordt gedaan steeds groter worden. Deze twee elementen
15
vergroten de kans op ontspoorde zorg en ouderenmishandeling. Mantelzorg is een onderdeel van de Wmo. Dit geeft gemeenten de mogelijkheid om beleid te maken met aandacht voor (kwetsbare) ouderen en mantelzorgers. De regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling die iedere regio moet hebben per 1 januari 2015 moet een visie op huiselijk geweld en kindermishandeling zijn van alle gemeenten in de regio, ouderenmishandeling maakt daar onderdeel van uit. Van belang is om de bekendheid van ouderenmishandeling en van RAO onder de regiogemeenten te vergroten. Het is een taak voor alle gemeenten om de aanpak van ouderenmishandeling te borgen door het onderwerp in hun beleid op te nemen. En om hun lokale/regionale organisaties te stimuleren invulling te (blijven) geven aan de aanpak van ouderenmishandeling. In overleg met de ambtenaren van de regiogemeenten wordt besproken wat de beste manier per regio/gemeente is om de bekendheid van RAO te vergroten.
16
17
9.
Planning
Scholing De scholing aan medewerkers in de thuiszorg en vrijwilligers in de ouderenzorg die in september 2013 is begonnen loopt door tot april 2014. De deskundigheidsbevordering van professionals zoals coördinatoren en aandachtsfunctionarissen start in maart/april en loopt door tot september. In september/oktober start de deskundigheidsbevordering voor hulpverleners en deze loopt door tot begin 2015. Registratie De registratie van casussen in de eigen organisatie waarbij ouderenmishandeling een rol speelt is later gestart dan gepland omdat een aantal organisaties meer tijd nodig had dan vooraf ingeschat werd. De registratie zal daardoor dus pas eind 2014, begin 2015 uitgerold kunnen worden. RITI De proef met het gebruik van het risicotaxatieinstrument (RITI) is bij de deelnemende organisaties wat later van start gegaan dan verwacht. Hierdoor zullen de resultaten pas in de tweede helft van 2014 geanalyseerd zijn. Een eventuele uitrol zal dus ook later gebeuren. Financiële uitbuiting De pilot financiële uitbuiting komt pas goed op gang begin 2014. Dit is met name het geval omdat er activiteiten verwacht worden van diverse organisaties en niet iedere organisatie kan daar meteen mee beginnen. Daardoor zijn de resultaten van de pilot mogelijk pas begin 2015 zichtbaar. 2015 Het eerste kwartaal van 2015 zal gebruikt worden om aan de hand van de speerpunten te monitoren of binnen organisaties en gemeenten het onderwerp ouderenmishandeling geborgd is en een stevige plek heeft gekregen.
18
10.
Budget en besteding
Budget Beschikbaar 2013 t/m maart 2014 €82.616 (BO 22-11-2012) €103.000 (BO 21-11-2013) Projectleider Scholing volgens plan Overige activiteiten Totaal 2013 t/m maart 2014 Overschot Beschikbaar april 2014 tot april 2015 Overschot 2013 t/m maart 2014 Extra beschikbaar (BO 20-06-2013, continuering RAO in opdracht SHG 2014) Totaal beschikbaar april 2014 tot april 2015 Projectleider Scholing volgens plan Overige activiteiten Totaal april 2014 tot april 2015 Totaal resultaat
Middelen € 185.616
Besteding
€89.603 €48.000 €17.529 €155.132 €30.484 €30.484 €110.155
€140.639 € 73.393 €37.849 €28.945 €140.187 €452
19
11.
Borging
Omdat het project een korte looptijd heeft is borging van de resultaten en van de betrokkenheid van de organisaties van groot belang. Daar wordt aandacht aan besteed op de volgende manieren: • Scholing: de trainerspool wordt gevormd door medewerkers van partners in het veld. Zij mogen een scholing binnen hun eigen organisatie verzorgen. Hierdoor hebben diverse partners een geschoolde trainer in de eigen organisatie. En kan ouderenmishandeling een vast punt worden bij de introductie van nieuwe medewerkers. • Door de contacten in de werkgroepen leert men elkaar en elkaars organisatie kennen. • Door het continueren van de twee werkgroepen gedurende het hele jaar kunnen uit de deelnemers trekkers voor diverse thema’s binnen ouderenmishandeling. Zij nemen op zich om collega’s te informeren en bij elkaar te brengen op hun thema. • De registratie van casussen levert een beeld op van het aantal keren dat ouderenmishandeling voorkomt in de eigen organisatie en dat vormt de basis voor beleid. • De registratie en het gebruik van RITI leveren een beeld op van het aantal casussen in de regio. • De pilot financiële uitbuiting zorgt voor samenwerking tussen organisaties in de regio en levert nieuwe vormen van aanpak op die worden gedeeld, zowel in de regio als landelijk. • Er is een grote rol bij de borging voor alle gemeenten door ouderenmishandeling in hun beleid op te nemen, organisaties te stimuleren aandacht aan het onderwerp te besteden en door organisaties te bevragen op toepassing van de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Om dit te realiseren is deskundigheidsbevordering bij gemeenten op het onderwerp ontspoorde zorg en ouderenmishandeling en de Wet meldcode belangrijk. • Het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) dat per 1 januari 2015 van start gaat, wordt wettelijk verankerd in de nieuwe Wmo. Gemeenten dienen er op toe te zien dat er binnen het AMHK specifieke aandacht blijft voor ontspoorde zorg en ouderenmishandeling. • Belangrijk is om de aandacht die door RAO is ontstaat voor ouderenmishandeling vast te houden door verankering van het onderwerp ouderenmishandeling in de regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling 2015-2018.
20
21
Bijlage 1 De 10 actiepunten van het actieplan ouderen in veilige handen. Actiepunten Preventie Handreiking voor gemeenten Project ‘Voorkomen financiële uitbuiting’ (resultaten worden verspreid via SHG en gemeenten) Gerichte voorlichting over ouderenmishandeling aan ouderen en hun sociale kring. Screening van betaald zorgpersoneel, waaronder een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Wetswijziging in Wet Clientenrechten Zorg (WCZ). VOG opnemen in de voorgenomen beginselenwet zorginstellingen. Toolkit vrijwilligers en ouderenmishandeling. Toolkit vrijwilligers en ouderenmishandeling. Melden van ouderenmishandeling. Meldplicht voor mishandeling gepleegd door professionals. Verplichte meldcode voor ouderenmishandeling in huiselijke kring. Richtlijn ouderenmishandeling. E-learning, training en opleiding Ontwikkelen van een training ‘ouderenmishandeling’ voor professionals. Training ‘preventie ouderenmishandeling’ voor lokale infrastructuur ouderenbeleid. Meldpunten ouderenmishandeling Bij het SHG zal een meldpunt ouderenmishandeling worden ondergebracht. Bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) komt ook een meldpunt ouderenmishandeling voor mishandeling door zorgprofessionals. Onderzoek naar samenwerking tussen SHG en IGZ. Ouderenmishandeling wordt opgenomen in de registratieregeling WMO. Hulp en ondersteuning aan slachtoffers na een melding. Inzet van ouderenmentoren. Crisisopvang voor slachtoffers van ouderenmishandeling. Ondersteuning van slachtoffers bij ontspoorde mantelzorg Spoedindicaties inzetten bij ontspoorde mantelzorg. Bevorderen van de samenwerking tussen SHG en Steunpunt Mantelzorg (SMZ). Plegeraanpak Justitiële aanpak van plegers. Intensivering van toezicht op ouderenmishandeling. Toetsingskader IGZ bij meldingen ouderenmishandeling door professionals.
22
23
Bijlage 2 Toelichting op resultaten werkplan 2012-2013 Speerpunt 1 Ouderen en hun sociale omgeving informeren over ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling. Dit is een doorlopend speerpunt binnen het steunpunt huiselijk geweld (SHG). Ouderenmishandeling wordt in presentaties van de SHG medewerkers over huiselijk geweld altijd besproken als een van de vormen van huiselijk geweld. Daarnaast wordt er op verzoek ook voorlichting specifiek over ouderenmishandeling gegeven. In het najaar van 2013 is er (voor het eerst) twee keer voorlichting gegeven aan een groep van 35 huisartsen uit de regio. Ook is er op dit punt goede samenwerking met de Katholieke Bond van Ouderen (KBO) die weer samenwerkt met de andere ouderenbonden in de regio. Op de regionale bijeenkomsten van de KBO wordt op verzoek voorlichting gegeven over ouderenmishandeling en de rol van het steunpunt huiselijk geweld. Ook wordt er op verzoek voorlichting gegeven aan lokale afdelingen van de bond. Folders en posters zijn op ruime schaal verspreid. In dit speerpunt in het werkplan wordt ook gesproken over onderzoeken of het mogelijk is vertrouwenspersonen voor ouderen aan te stellen. Dit is niet opgepakt omdat het geen taak is van RAO om hiermee aan de slag te gaan. Dit is aan organisaties zelf. Speerpunt 2 Professionals en vrijwilligers die met ouderen werken scholen op ontspoorde mantelzorg en ouderenmishandeling. Dit speerpunt is opgepakt. Er is een trainerspool gevormd met tien trainers van organisaties uit de regio en twee trainers van het steunpunt huiselijk geweld. De doelgroep van deze scholing zijn medewerkers in de thuiszorg en vrijwilligers in de ouderenzorg die werken voor een welzijnsorganisatie. De scholing loopt van september 2013 tot en met maart 2014. Tot eind september zijn er ruim 1200 cursisten aangemeld. De verwachting is dat er nog meer aanmeldingen komen. De meeste scholingen vinden plaats in 2014 omdat organisaties vaak al in het begin van het jaar hun scholingsplan vaststellen en daardoor in 2013 geen ruimte voor scholing hebben. Speerpunt 3 Registratie en steunpunt huiselijk geweld als meldpunt. Registratie In de werkgroep registratie is gesproken over een basisgegevensset die gebruikt kan worden bij de registratie. Deze set is samengesteld op basis van de landelijk (door het lpbo) gevraagde informatie aan de steunpunten. Twaalf vertegenwoordigers van organisaties die deel namen aan de werkgroep registratie willen beginnen met de registratie. In november is de werkgroep weer bij elkaar geweest om te bespreken wat de stand van zaken betreffende de registratie is. Drie organisaties hebben daadwerkelijk in het derde kwartaal de gegevensset ingevuld. Twee organisaties hebben op basis van deze set het aantal casussen geïnventariseerd, maar niet in de gegevensset ingevuld. De andere organisaties gaan binnenkort beginnen met de registratie. Afgesproken is in februari/maart te inventariseren hoeveel casussen geregistreerd zijn. Organisaties weten dat ze in het kader van de Wet meldcode signalen moeten registreren en daar kan de basisgegevensset bij helpen. De registratie is een goed middel voor het maken van beleid op het gebied van aanpak ouderenmishandeling. Het steunpunt huiselijk geweld als meldpunt. Met het in werking treden van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling per 1 juli 2013 is het steunpunt huiselijk geweld meldpunt
24
ouderenmishandeling geworden. Om dit vorm te geven is er een landelijk handelingsprotocol opgesteld dat door de medewerkers van het SHG wordt gevolgd. Hiermee zijn de kaders voor de verschillende taken van het meldpunt vastgesteld en hoeft geen onderzoek meer te worden gedaan naar voorschriften waaraan een meldpunt moet voldoen (zie ook onderzoekspunt 2). Speerpunt 4 Rol van de politie bij ouderenmishandeling. In een overleg tussen politie, steunpunt huiselijk geweld en RAO is besproken in welke situaties de politie een rol kan spelen bij de aanpak van ouderenmishandeling om steunpuntmedewerkers en zorg- en welzijnswerkers te ondersteunen. In dit overleg zijn afspraken gemaakt en vastgelegd zodat op het moment dat het nodig is iedereen binnen de politie kennis kan nemen van de vastgelegde afspraken. De afspraken betreffen huiselijk geweld breed, inclusief ouderenmishandeling. Het gaat om afspraken veel breder dan het bevel tot binnentreding waarover in dit speerpunt wordt gesproken. Het vastleggen heeft ook tot doel dat de SHG medewerkers weten welke route ze moeten bewandelen om de inzet van de politie te verkrijgen en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan. Een bevel tot binnentreding zal niet vaak gevraagd worden. In dit speerpunt wordt ook gesproken over het bespreken van zorgwekkende casussen in het veiligheidshuis. De praktijk is nu dat in de dagelijkse triage alle meldingen en aangiftes van de politie worden besproken. Ook kunnen casussen van de ketenpartners worden aangemeld. Vanuit de triage kan besloten worden tot casusoverleg huiselijk geweld en indien nodig worden de veiligheidshuizen daarbij betrokken. Onderzoekspunt 1 Gebruik van screenings- of risicotaxatieinstrumenten. Dit onderzoekspunt is in volle gang. Het risicotaxatieinstrument (RITI) dat door de Vrije Universiteit van Brussel (VUB) samen met het Vlaams ondersteuningscentrum ouderenmis(be)handeling (VLOCO) is ontwikkeld is geïntroduceerd aan een aantal geïnteresseerde organisaties. Van deze organisaties hebben er vijf besloten dat ze het RITI gedurende een proefperiode van vijf maanden gaan gebruiken. Deze vijf organisaties hebben een instructiebijeenkomst door het VLOCO bijgewoond. Rond 1 oktober start de pilot. Niet voor iedere organisatie is 1 oktober haalbaar. In december heeft zich een zesde organisatie gemeld die wil gaan meedoen met de proef. Na afloop van de testperiode wordt geëvalueerd in samenwerking met de VUB. Het ministerie van VWS is geïnteresseerd in het RITI en wil het misschien adopteren in het kader van het actieplan ‘Ouderen in veilige handen’. De Katholieke Bond van Ouderen (KBO) is geïnteresseerd om het instrument in te zetten voor hun vrijwillige ouderenadviseurs. Onderzoekspunt 2 Meldingen van ouderenmishandeling. Het SHG in de rol van meldpunt ouderenmishandeling is besproken bij speerpunt 3. Ander onderdeel van dit onderzoekspunt: nader onderzoek naar de meldingen van ouderenmishandeling om met de informatie die dat oplevert beleid aan te scherpen. Dit punt is nog niet opgestart. Contact met de inspectie voor de gezondheidszorg heeft nog niet plaatsgevonden. Contact met de steunpunten mantelzorg. Met alle bekende steunpunten mantelzorg is contact geweest. In overleg en samenwerking met de steunpunten worden in 2014 activiteiten ontwikkeld voor mantelzorgers en voor de medewerkers van de steunpunten mantelzorg. Contact met het centrum voor indicatiestelling (CIZ) over spoedindicaties is geweest. Dit punt is opgepakt in samenhang met onderzoekspunt 3(huisverbod en ouderenmishandeling). Na toetsing van de insteek van het CIZ in de praktijk bij
25
(thuis)zorgorganisaties is er een document gemaakt met informatie over spoedindicaties. Deze informatie is verwerkt in een document over huisverbod en ouderenmishandeling. Dit document is beschikbaar voor de medewerkers van het SHG. Contact met organisaties waar slachtoffers in geval van een crisis naar toe kunnen is nog niet gebeurd. In het document over huisverbod en ouderenmishandeling staat een stuk over crisisopvang van ouderen. Duidelijk wordt dat er aan crisisopvang van ouderen nogal wat aspecten zitten die maken dat met crisisopvang van ouderen heel zorgvuldig moet worden omgegaan. Onderzoekspunt 3 Huisverbod en ouderenmishandeling. Er is een document gemaakt waarin inzichtelijk wordt gemaakt aan welke voorwaarden (naast de algemene voor het opleggen van een huisverbod) moet worden voldaan om een huisverbod als een geschikt instrument in te zetten bij ouderenmishandeling. Daarbij gaat het om goedkeuring voor een spoedindicatie door het CIZ. Maar ook (het ontbreken van) geschikte crisisopvang. En zicht op de betekenis van crisisopvang voor de oudere. In het document wordt duidelijk gemaakt dat bij het uit huis plaatsen van de mantelzorger vervangende/aanvullende zorg met spoed moet worden ingezet. Alleen de zorgverlenende instantie (meestal thuiszorg) kan bij het CIZ een aanvraag doen voor een spoedindicatie. In de praktijk wordt deze bijna altijd gehonoreerd. Met een thuiszorgorganisatie zijn inmiddels afspraken gemaakt over de procedure als een huisverbod is opgelegd en spoedzorg moet worden ingezet. Onderzoekspunt 4 Wils(on)bekwaamheid, bewindvoering en financiële uitbuiting. Financiële uitbuiting. De gemeente ’s-Hertogenbosch en daarmee de regio Brabant Noord is een van de zeven pilots in het land voor de aanpak van financiële uitbuiting van ouderen. Het ministerie van VWS ondersteunt deze pilots. In deze pilot wordt ingezet op verbetering van de samenwerking tussen zorg- en welzijnsorganisaties en partijen die niet vanzelfsprekend veel met ouderen werken. Denk hierbij aan banken, notarissen, woningcorporaties. Punten van aandacht zijn: preventie, signalering en aanpak van ouderenmishandeling. In deze pilot wordt gezocht naar vernieuwende manieren om financiële uitbuiting van ouderen aan te pakken. De ervaringen in de pilots worden onderling uitgewisseld. De bevindingen van de pilots worden door het ministerie van VWS na afloop van de pilotperiode verspreid over het land. De pilot loopt tot eind 2014. Wils(on)bekwaam en bewindvoering. Het adviesdocument waarover in het werkplan wordt gesproken is nog niet opgesteld.
26