Regionaal Energie Convenant 2014-2016
Mede mogelijk gemaakt met steun van: Regio Rivierenland Provincie Gelderland RCT-Rivierenland
Pagina
1
Ondertekenaars, hier tezamen genoemd: partijen 1.
2.
Hebben het volgende overwogen Klimaatverandering als gevolg van de uitstoot van broeikasgasemissies vormt een ernstige bedreiging voor de mensheid. De klimaatcrisis kan uiteindelijk alleen door een mondiale inspanning worden opgelost. Dit betekent dat ook bij de bedrijven/organisaties in Rivierenland een verantwoordelijkheid ligt hun steentje bij te dragen aan de reductie van broeikasgasemissies. Het stimuleren van het gebruik van duurzame energiebronnen en energiebesparing is van grote betekenis voor het behalen van de milieudoelstellingen op lokaal niveau en voor het creëren van kansen om een economische voorsprong in de regio te bewerkstelligen; De ondergetekende organisaties willen zich actief inzetten voor duurzame ontwikkeling en vinden het daarbij van belang om gezamenlijk op te trekken; Partijen willen een concrete bijdrage leveren aan de reductie van de broeikasgasemissies om duurzame economische groei en maatschappelijk ondernemerschap te stimuleren; Partijen onderschrijven het belang van een samenwerking als in dit Convenant omschreven; Partijen onderschrijven het belang dat resultaten zichtbaar zijn binnen en buiten de eigen organisatie teneinde bij te dragen aan de bevordering van het bewustzijn van het eigen personeel en de klanten van genoemde partijen; Partijen onderschrijven het belang van een goede monitoring en vergelijking van de resultaten in opeenvolgende jaren. Partijen delen de opgedane kennis en ervaringen met externe partijen, waaronder de opdrachtgevers. Doel en karakter van de samenwerking
Een aantal prominente bedrijven en organisaties nemen het voortouw bij het reduceren van broeikasgasemissies: Partijen spreken de intentie uit om binnen het samenwerkingsverband van dit Convenant te onderzoeken: Welke projecten gezamenlijk kunnen worden uitgevoerd; Welke projecten kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot een meetbare reductie van de broeikasgasemissies; Op welke wijze uitwisseling van kennis en ervaringen (successen en mislukkingen)onderling mogelijk is; Op welke wijze het delen van kennis en ervaringen met andere partijen (b.v. MKBbedrijven) mogelijk is; 2 Pagina
Op welke wijze de doelen en resultaten van de activiteiten in dit samenwerkingsverband kunnen worden gepromoot, zodat een sneeuwbaleffect ontstaat naar andere organisaties en naar burgers; Op welke wijze niet gerealiseerde doelstellingen m.b.t. het beperken van de broeikasgasemissies kunnen worden gecompenseerd (bijv. ten behoeve van het regionaal cultuurlandschap en/of investeringen in duurzame energie).
Vanaf 2013 wordt jaarlijks, aan het begin van het jaar, door partijen in gezamenlijk overleg een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen opgesteld. In het uitvoeringsprogramma staan de gezamenlijke doelen en projecten, die partijen in het kader van het Convenant, zelfstandig of in samenwerking met een of meer andere partijen en/of derden, wensen uit te voeren. Per project worden afspraken gemaakt over de werkwijze en financiering met betrekking tot het project. 3.
Jaarlijkse doelstellingen en monitoring
De deelnemende partijen spreken concreet af om: Een eigen doelstelling voor de te bereiken CO2-reductie (andere broeikasgasemissies worden omgerekend naar CO2-equivalenten) te formuleren voor de periode waarin zij deelnemen; Gezamenlijk een energiebesparing of een niet energiegebonden reductie op de uitstoot van broeikasgassen te realiseren van minstens 2% gemiddeld per jaar voor de duur van het convenant; In aanvulling op de doelstelling is het ook mogelijk om de besparing van CO2 te realiseren door het in eigen beheer duurzaam opwekken van energie.1 Gezamenlijk naar buiten te treden met de gestelde doelen en de behaalde resultaten van alle deelnemers aan het Regionale Energie Convenant. Daarnaast kunnen de deelnemers zelfstandig naar buiten treden met hun individuele doelen en resultaten. Om de resultaten uit het convenant goed te kunnen monitoren worden door de partijen de volgende activiteiten uitgevoerd:
Alle deelnemers zullen in een zogenaamde “nulmeting” de huidige stand van zaken weergegeven met betrekking tot de broeikasgasemissies; De deelnemers kunnen hiervoor gebruik maken van de milieubarometer van stichting Stimular, waarvoor deelnemers van het convenant ook gebruik kunnen maken; Alle partijen brengen jaarlijks verslag uit van hun vorderingen aan het samenwerkingsverband;
1
Het inkopen van groene energie valt hier niet onder en telt dan ook niet mee bij de monitoring van de doelstelling, want de duurzame energie wordt niet in eigen beheer opgewekt.
Pagina
3
De uitgebrachte jaarlijkse rapportages dienen tevens als basis voor de evaluatie van het convenant. 4.
Projectorganisatie/afspraken
Ten behoeve van de uitvoering van het Regionale Energie Convenant wordt een projectgroep opgericht. Deze projectgroep wordt gevormd door de projectleider, de energieadviseur en een afvaardiging van 3 deelnemers en desgewenst nog anderen. De projectgroep heeft als taken: -
5.
6.
Het ondersteunen van het regionale energieconvenant; Het entameren van gezamenlijke projecten; De deelnemers ondersteunen bij het verkrijgen van mogelijke subsidies voor de individuele en/of gezamenlijke projecten; Het verzorgen van informatie; Communicatie en public relations rond het Convenant en de daaruit voortvloeiende projecten; De monitoring van de resultaten van het Regionale Energie Convenant en de daaronder vallende projecten.
Looptijd en toetreding Convenant Dit Regionale Energie Convenant is gesloten voor bepaalde duur. Het Convenant treedt in werking met ingang van 1 mei 2014. Het jaar 2013 wordt het referentiejaar. Het convenant eindigt op 31 december 2016. Dit convenant staat open voor nieuwe partijen, die hebben laten zien dat ze serieus bezig zijn met klimaatbeleid; zij kunnen onder dezelfde voorwaarden deelnemen als de reeds deelnemende partijen. Partijen kunnen op eigen verzoek tussentijds de deelname aan het convenant beëindigen. Evaluatie Partijen evalueren de uitvoering van dit Regionale Energie Convenant in het laatste kwartaal van 2016. De evaluatie wordt voorbereid en verslag daarvan wordt opgemaakt door de projectgroep. Aldus opgemaakt en ondertekend te Tiel op 23 april 2014.
Pagina
4
Deelnemende partijen aan het Regionale Energie Convenant:
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Pagina
5
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Pagina
6
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Bedrijf
Naam en functie
handtekening
Datum
Pagina
7
Bijlage Regionale Energie Convenant
Toelichting op enkele specifieke punten in de convenanttekst. 1. punt 3 2e streepje: ….. reductie op de uitstoot van broeikasgassen te realiseren van minstens gemiddeld 2% per jaar voor de duur van het convenant. Betreft dit de totale emissie van de betreffende organisatie of een bedrijf (totaal plafond) of gaat het om de emissie per eenheid product of dienst. De convenanttekst laat dit open: beide zijn dus mogelijk. Het verdient wel aanbeveling dat de deelnemer aan het convenant bij het presenteren van zijn CO2-footprint aangeeft of hij streeft naar reductie ten opzichte van het plafond of ten opzichte van de footprint per eenheid product/dienst. 2. punt 3: reductie van broeikasgasemissies……. Welke activiteiten worden in de CO2-footprint en in de reductiedoelstelling meegenomen. In beginsel gaat het om alle activiteiten. Echter een deelnemer aan het convenant kan besluiten om activiteiten die een (zeer) geringe bijdrage geven ten opzichte van de totale bijdrage van het bedrijf/de organisatie, niet worden meegenomen. Het betreft in vrijwel alle gevallen de fabricage van de productiegoederen, de oprichting van het gebouw, de productie van vervoersmiddelen, e.d. Bij productiebedrijven betreft het ook veelal de catering, gebruik meubilair en mogelijk andere zaken. Aan te bevelen is dit laatste soort verwaarlozingen bewust en met redenen omkleed te kiezen. 3. punt 3: reductie energiegebruik of broeikasgassen? Het convenant gaat over de reductie van broeikasgassen. Voor de meeste bedrijven en organisaties staat dit gelijk aan de reductie van het energiegebruik van energie geproduceerd uit fossiele bronnen. Fossiele bronnen zijn: benzine, kolen, aardgas, diesel, olie, propaan, LPG, bruinkool, etc. Omdat de elektriciteit in Nederland voor verreweg het grootste deel met behulp van fossiele bronnen wordt geproduceerd, wordt elektriciteit ook tot de fossiele energie gerekend. Echter men heeft de mogelijkheid om zgn "groene elektriciteit" te kopen. Via een certificaten systeem wordt dit gecontroleerd. Deze "groene elektriciteit" betreft elektriciteit geproduceerd met zonnecellen, zonneboilers, windmolens, biomassaverbranding, biomassavergisting of andere schone bronnen. Deze schone bronnen veroorzaken geen of zeer beperkte broeikasgasemissies. Binnen dit convenant telt de reductie van CO2 uit het inkopen van groene energie niet mee in het bereiken van de doelstelling. Dit mede omdat ook gekozen is voor een lagere doelstelling.
Pagina
8
Sommige bedrijven/organisatie hebben mogelijk een broeikasgasemissie die niet direct afkomt van een fossiele energiedrager. Hierbij kan men denken aan een methaanemissie (CH4) en een emissie van lachgas (N2O). CH4 is 23 maal zo sterk als CO2 en lachgas 296 maal zo sterk. Vooral emissies van koolstoffluoriden (CF's) geven een sterke bijdrage aan het broeikasgaseffect. Ze zijn duizend tot 10.000-den maal zo sterk als CO2. Alle broeikasgasemissies worden opgeteld met behulp van deze vermenigvuldigingsfactoren tot een totale CO2-equivalent-emissie. 4. punt 5: looptijd convenant Voorgesteld wordt een looptijd van het convenant van 3 jaar. Andere perioden zijn natuurlijk ook mogelijk. Tussen de Minister en VNO-NCW, MKB en LTO is afgesproken een reductie van 2% per jaar over een periode tot 2020. Deze doelstelling wordt aangehouden. De Nederlandse Frisdrankindustrie heeft onlangs een convenant met de Minister getekend voor een reductie van 20% in 2020 tov. 2010. Rotterdam heeft samen met bedrijven in Rotterdam een reductie afgesproken van 50% in 2025 tov 1990. In Nijmegen hebben bedrijven een convenant getekend voor een reductie van 3% per jaar over een periode van 3 jaar.
Pagina
9