Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
Bazel, 6 april 2000
Bazel, 6 april 2000
REGIONAAL AKKOORD MET BETREKKING TOT DE RADIOTELEFOONDIENST VOOR DE BINNENVAART INHOUD Pagina Voorwoord….……………………………………………..………………………..................…………. 4
Hoofdstuk I Terminologie Artikels 1 Definities .............................................................................................................................................5
Hoofdstuk II Algemene bepalingen met betrekking tot de werking van de dienst 2
Administratieve bepalingen betreffende de scheepsstations ...............................................................7
3
Gebruik van de frequenties ..................................................................................................................7
4
Operationele en technische karakteristieken van de radioapparatuur op scheepsstations....................7
5
Gebruiksprocedures .............................................................................................................................7
Hoofdstuk III Toepassing van het akkoord 6
Administratie en goedkeuring van het akkoord ................................................................................ 8
7
Uitvoering van het akkoord .............................................................................................................. 8
8
Toetreding tot het akkoord................................................................................................................. 8
9
Herziening van het akkoord .............................................................................................................. 8
10
Wijziging van de bijlagen ................................................................................................................. 9
11
Opzegging van het akkoord .............................................................................................................. 9
12
Coördinatie van de frequentietoewijzingen... ....................................................………................... 9
13
Kennisgeving van dit akkoord aan de ITU ....................................................................................... 9
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
2
Bazel, 6 april 2000
Hoofdstuk IV Slotbepalingen Artikel 14 Inwerkingtreding ............................................................................................................................................................................ 10
CONTRACTERENDE BESTUREN ............................................................................................................................................................................ 11 Bijlage 1 Administratieve bepalingen betreffende de scheepsstations ............................................................................................................................................................................ 13 Bijlage 2
Tabellen van de kanalen, zendfrequenties, schijnbaar uitgestraald vermogen (ERP), uitgangsvermogen en netwerken voor de binnenwateren ................................................................................................................................................... 15
Bijlage 3 Operationele en technische karakteristieken van de apparatuur ............................................................................................................................................................................ 21 Bijlage 4 Bepalingen betreffende de gebruiksprocedures ............................................................................................................................................................................ 25 Bijlage 5
Bepalingen betreffende het krijgen, de afgifte en de wederzijdse erkenning van de certificaten van radio-operator voor het gebruik van scheepsstations ................................................................................................................................................... 26
Bijlage 6
Databank voor de identificatie van schepen ................................................................................................................................................... 27
Resolutie nr. 1
Radiotelefoongids voor de binnenvaart ............................................................................................................................ 29
Resolutie nr. 2
Wederzijdse erkenning van de type-goedkeuringen of erkenningen in het kader van richtlijn 99/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatieeindapparatuur waarop dit akkoord van toepassing is 30
Aanbeveling nr. 1
Vermindering van de nationale uitzonderingen (specifieke aantekeningen) ............................................................................................................................ 31
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
3
Bazel, 6 april 2000
Aanbeveling nr. 2
Scheepsstationsvergunning (SSL) 32
Aanbeveling nr. 3
Scheepsinformatiedatabank die de ATIS-codes bevat 33
Aanbeveling nr. 4
Betreffende het geharmoniseerd examenprogramma voor de operatorcertificaten voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren 35
VERSIES VAN HET AKKOORD
1. Nieuwe versie : 16/05/2002 2. Nieuwe versie : 16/11/2003 3. Nieuwe versie : 20/09/2005 4. 5.
Nieuwe versie : 25/06/2007 Nieuwe versie : 18/09/2007
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
4
Bazel, 6 april 2000
REGIONAAL AKKOORD MET BETREKKING TOT DE RADIOTELEFOONDIENST VOOR DE BINNENVAART gesloten te Bazel tussen de besturen van de volgende landen : België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Kroatië, Luxemburg, Moldavië, Nederland, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Roemenië, de Russische Federatie, de Slowaakse Republiek, de Tsjechische Republiek, en de Federatieve Republiek Joegoslavië, Zwitserland.
________________
VOORWOORD
Teneinde voor personen en goederen op de binnenwateren gemeenschappelijke veiligheidsprincipes en -regels op te stellen, en overwegende dat de harmonisatie van de radiotelefoondienst zal bijdragen tot een hogere veiligheid van de binnenvaart, in het bijzonder in ongunstige weersomstandigheden, zijn de afgevaardigden van de besturen van de hierboven vermelde landen, waarvan de handtekeningen volgen, overeenkomstig de bepalingen van artikel S6 van het Radioreglement van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) voor een Regionale Conferentie in Bazel bijeengekomen en hebben zij in onderlinge overeenstemming, onder het voorbehoud van de goedkeuring door hun respectieve besturen, de volgende bepalingen met betrekking tot de radiotelefoondienst op de Europese binnenwateren aangenomen.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
5
Bazel, 6 april 2000
HOOFDSTUK I TERMINOLOGIE Artikel 1 Definities In dit akkoord behouden de gebruikte termen die hierna niet gedefinieerd worden de betekenis die eraan wordt toegekend in de Stichtingsakte, de Conventie en het Radioreglement van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Radiotelefoondienst op de binnenwateren Internationale mobiele radiotelefoondienst op VHF en UHF waarvan het bereik zich uitstrekt over de binnenwateren. De radiotelefoondienst op de binnenwateren maakt het mogelijk radioverkeer tot stand te brengen voor welbepaalde doeleinden op gedefinieerde kanalen en volgens een erkende gebruiksprocedure. De radiotelefoondienst op de binnenwateren omvat vijf netwerken: - schip-schip, - scheepvaartinformatie, - schip-havenautoriteiten, - boordradioverkeer, - openbaar radioverkeer (niet-verplichte dienst). Netwerk schip-schip Radioverkeer tussen scheepsstations. Netwerk scheepvaartinformatie Radioverkeer tussen de scheepsstations en de stations van de autoriteiten die belast zijn met de technische exploitatie van de binnenwateren. De stations van de hierboven bedoelde autoriteiten kunnen vaste stations te land of mobiele stations zijn. Netwerk schip-havenautoriteiten Radioverkeer tussen de scheepsstations en de stations van de autoriteiten die belast zijn met de technische exploitatie van de binnenhavens. De stations van de hierboven bedoelde autoriteiten moeten bij voorkeur vaste stations te land zijn.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
6
Bazel, 6 april 2000
Netwerk boordradioverkeer Radioverkeer aan boord van een schip of radioverkeer tussen een groep van schepen die gesleept of geduwd worden, alsook radioverkeer voor het geven van instructies betreffende het hanteren van de trossen en het vastmeren. Netwerk openbaar radioverkeer Radioverkeer tussen de scheepsstations en de nationale en internationale openbare telecommunicatienetwerken. Scheepsstation Mobiel station van de radiotelefoondienst op de binnenwateren, geïnstalleerd aan boord van een schip dat niet permanent vastgemeerd ligt. Contracterende besturen De contracterende besturen zijn : -
de besturen van de landen die het akkoord hebben ondertekend en goedgekeurd. (artikel 6) de besturen van de landen die tot het akkoord zijn toegetreden en die het hebben goedgekeurd. (artikel 8)
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
7
Bazel, 6 april 2000
HOOFDSTUK II ALGEMENE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE WERKING VAN DE DIENST Artikel 2 Administratieve bepalingen met betrekking tot de scheepsstations De administratieve bepalingen met betrekking tot de scheepsstations vormen bijlage 1. Artikel 3 Gebruik van de frequenties De te gebruiken VHF-frequenties worden gekozen uit de frequenties die vermeld staan in aanhangsel S18 van het Radioreglement en worden overeenkomstig dat aanhangsel genummerd. De te gebruiken UHF-frequenties worden gekozen uit de frequenties die vermeld staan in artikel S5.287 van het Radioreglement. De kanalen, zendfrequenties, het schijnbaar uitgestraald vermogen (ERP) of het uitgangsvermogen van de apparatuur en de netwerken staan vermeld in bijlage 2. Artikel 4 Operationele en technische karakteristieken van de radioapparatuur op scheepsstations De operationele en technische karakteristieken van de radioapparatuur op scheepsstations zijn gedefinieerd in bijlage 3. De toestellen moeten van een type zijn dat voldoet aan de bijlagen 2 en 3. Artikel 5 Gebruiksprocedures De bepalingen met betrekking tot de gebruiksprocedures vormen bijlage 4.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
8
Bazel, 6 april 2000
HOOFDSTUK III TOEPASSING VAN HET AKKOORD Artikel 6 Administratie en goedkeuring van het akkoord Het Belgische bestuur wordt belast met het verzorgen van de algemene correspondentie met betrekking tot het akkoord. De contracterende besturen delen zo vlug mogelijk hun goedkeuring van het akkoord mee aan het Belgische bestuur. Het Belgische bestuur brengt de overige contracterende besturen daarvan op de hoogte. Artikel 7 Uitvoering van het akkoord De contracterende besturen verklaren dat zij de bepalingen van het akkoord, van de bijlagen, van de resoluties en in de mate van het mogelijke van de aanbevelingen ervan aannemen en zullen toepassen. Met uitzondering van de netwerken schip-schip en boordradioverkeer wordt de levering van de overige vastgestelde netwerken overgelaten aan het oordeel van de contracterende besturen. Artikel 8 Toetreding tot het akkoord Elk bestuur dat het akkoord niet heeft ondertekend, kan te allen tijde een formeel verzoek om toetreding en goedkeuring indienen bij het Belgische bestuur, dat onmiddellijk de overige besturen hiervan op de hoogte brengt. De toetreding tot het akkoord geschiedt zonder voorbehoud en is van toepassing op het akkoord zoals het opgesteld is op het ogenblik van de toetreding. De toetreding tot het akkoord alsook de goedkeuring van het akkoord gaan in de dag waarop het Belgische bestuur het formele verzoek om toetreding en goedkeuring ontvangt. Artikel 9 Herziening van het akkoord Het akkoord kan maar worden herzien door een conferentie van de contracterende besturen. Die conferentie wordt samengeroepen naar aanleiding van een aan het Belgische bestuur gericht voorstel vanwege ten minste twee contracterende besturen. Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
9
Bazel, 6 april 2000
Artikel 10 Wijziging van de bijlagen De contracterende besturen mogen aan het Belgische bestuur voorstellen doen om de bijlagen bij het akkoord te wijzigen. Elk voorstel moet voorzien in het tijdschema voor de inwerkingtreding van de voorgestelde wijziging. Het Belgische bestuur brengt binnen 60 dagen de overige contracterende besturen op de hoogte. Alle besturen antwoorden schriftelijk en binnen 6 maanden op het voorstel tot wijziging. Het uitblijven van een antwoord vanwege een contracterend bestuur binnen die termijn van 6 maanden wordt beschouwd als een instemming. Het Belgische bestuur brengt binnen 30 dagen de overige contracterende besturen op de hoogte van de goedgekeurde wijziging. Artikel 11 Opzegging van het akkoord Ieder contracterend bestuur heeft te allen tijde het recht het akkoord op te zeggen door middel van een officiële kennisgeving aan het Belgische bestuur, dat de andere contracterende besturen daarvan op de hoogte brengt. Die opzegging wordt van kracht zes maanden na de dag waarop het Belgische bestuur de kennisgeving ontvangen heeft. Artikel 12 Coördinatie van de frequentietoewijzingen In de mate van het mogelijke worden frequenties toegewezen en gecoördineerd overeenkomstig het "Arrangement sur la coordination des fréquences entre 29,7 MHz et 960 MHz pour les Services fixes et les Services mobiles terrestres, Vienne, 1993", in de laatste geldige versie ervan, of voor de landen die deze coördinatieovereenkomst niet hebben ondertekend en in de mate van het mogelijke, overeenkomstig Aanbeveling T/R 25-08 van de Europese Conferentie van de administraties van post en telecommunicatie (CEPT), of overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten. Artikel 13 Kennisgeving van dit akkoord aan de ITU Overeenkomstig artikel S6 van het Radioreglement brengt het Belgische bestuur de Secretaris-generaal van de ITU op de hoogte van de afsluiting en de voorwaarden van het akkoord en verstrekt het hem inlichtingen over : -
elk bestuur dat tot dit akkoord toetreedt; elk bestuur dat dit akkoord opzegt;
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
10
Bazel, 6 april 2000
-
de datum waarop het akkoord verstrijkt.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
11
Bazel, 6 april 2000
HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN Artikel 14 Inwerkingtreding Dit akkoord treedt in werking op 1 augustus 2000. Het vervangt vanaf die datum het Regionaal akkoord met betrekking tot de radiotelefoniedienst voor de binnenvaart, dat op 25 januari 1996 gesloten is te Brussel. TER STAVING WAARVAN de ondergetekende afgevaardigden van de besturen van de bovengenoemde landen namens hun respectieve besturen het akkoord hebben ondertekend in één exemplaar in het Frans, het Engels en het Duits, waarbij de Franse tekst rechtsgeldig is in geval van betwisting. Die exemplaren zullen worden bijgehouden in het archief van het Belgische bestuur, en een gewaarmerkt conform afschrift in elke taal zal worden bezorgd aan elk contracterend bestuur.
GEDAAN te Bazel, 6 april 2000
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
12
Bazel, 6 april 2000
CONTRACTERENDE BESTUREN Naam
Handtekening
Voor het bestuur van Duitsland
OK
Voor het bestuur van Oostenrijk
OK
Voor het bestuur van België
OK
Voor het bestuur van Bulgarije
Ondertekend op 16/5/2002 Doc PT/Rainwat(02)11 Boekarest 10/06/2002
OK
Voor het bestuur van Kroatië
OK
Voor het bestuur van Frankrijk
OK
Voor het bestuur van Hongarije
OK
Voor het bestuur van Luxemburg
OK
Voor het bestuur van Moldavië
OK
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
13
Bazel, 6 april 2000
Naam
Handtekening
Voor het bestuur van Nederland
OK
Voor het bestuur van Polen
OK
Voor het bestuur van Roemenië
OK
Voor het bestuur van de Russische Federatie
Voor het bestuur van de Slowaakse Republiek
OK
Voor het bestuur van Zwitserland
OK
Voor het bestuur van de Tsjechische Republiek
OK
Voor het bestuur van Oekraïne
Voor het bestuur van de Federatieve Republiek Joegoslavië
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
OK
14
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE 1 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN BETREFFENDE DE SCHEEPSSTATIONS 1.
ALGEMEEN
1.1
Scheepsstationsvergunning Voor de installatie en het gebruik van het scheepsstation moet men in het bezit zijn van een scheepsstationsvergunning (hierna aangeduid met het letterwoord SSL) die is afgegeven door de bevoegde overheid van het land waar het schip ingeschreven is. De SSL moet zich te allen tijde aan boord bevinden en worden voorgelegd aan elke vertegenwoordiger van de bevoegde overheid.
1.2
Certificaten van operator Een scheepsstation moet worden gebruikt door of onder leiding van een persoon die houder is van een certificaat van radio-operator voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren. De eisen betreffende het krijgen en de afgifte van de certificaten van radio-operator voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren staan vermeld in bijlage 5. De certificaten van operator die overeenkomstig de bepalingen van het oude artikel 55 of van artikel S47 van het Radioreglement zijn afgegeven, machtigen eveneens de houder ertoe een scheepsstation te gebruiken.
1.3
Inspectie Voor het in dienst wordt gesteld, kan het scheepsstation worden geïnspecteerd door de bevoegde overheid die de SSL afgeeft. Na de indienststelling kan de bevoegde overheid eventueel periodieke inspecties verrichten. Bij inspectie geeft de bevoegde overheid een afzonderlijk inspectiecertificaat af, tenzij de SSL dat vervangt. Het eventuele inspectiecertificaat moet te allen tijde aan boord beschikbaar zijn en op verzoek ter controle worden voorgelegd. De bevoegde besturen van de landen die door een schip worden aangedaan, mogen eisen dat de SSL voor controle wordt voorgelegd. De persoon die voor het station verantwoordelijk is, moet die controle vergemakkelijken. Wanneer de SSL niet kan worden voorgelegd, of wanneer andere duidelijke onregelmatigheden worden vastgesteld, mogen de bevoegde besturen de radio-installaties inspecteren, om zich ervan te vergewissen dat die voldoen aan de bepalingen van dit akkoord. Bovendien hebben de inspecteurs het recht te eisen dat het certificaat wordt voorgelegd van de operator die het station bedient, maar zij mogen geen bewijs van de beroepskennis vragen. In geval van onregelmatigheden mag het bevoegde bestuur een tarief aanrekenen om de inspectiekosten te dekken. De gezagvoerder van het schip moet daarvan op de hoogte worden gebracht.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
15
Bazel, 6 april 2000
Wanneer een bevoegd bestuur zich verplicht heeft gezien om de hierboven vermelde maatregel te nemen, moet het bestuur van het land waar het betreffende scheepsstation ingeschreven is, hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht. Bovendien mogen er indien nodig, andere corrigerende maatregelen worden getroffen na overleg tussen de betrokken besturen. 2.
ROEPNAMEN VAN DE SCHEEPSSTATIONS
2.1
Elk scheepsstation dat deelneemt aan de radiotelefoondienst op de binnenwateren moet over een roepnaam beschikken. Die roepnaam moet samengesteld zijn overeenkomstig artikel S19 van het Radioreglement.
2.2
De scheepsstations die deelnemen aan de mobiele maritieme dienst moeten op de binnenwateren gebruikmaken van de roepnaam die er al aan is toegekend.
2.3
De officiële naam van het schip moet worden gebruikt in de netwerken schip-schip, scheepvaartinformatie en radioverkeer schip-havenautoriteiten.
2.4
Er wordt een roepnaam toegekend aan draagbare toestellen die worden gebruikt voor boordradioverkeer. Het is niet verplicht die roepnaam te gebruiken.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
16
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE 2 TABELLEN VAN DE KANALEN, ZENDFREQUENTIES, SCHIJNBAAR UITGESTRAALD VERMOGEN (ERP), UITGANGSVERMOGEN EN NETWERKEN VOOR DE BINNENWATEREN 1.
Tabel 1
Kanaal
Specifieke aantekeningen
Zendfrequenties (MHz) Scheepsstation
station te land
Schipschip
Schip-havenautoriteiten
Scheepvaartinformatie
60
a)
156.025
160.625
X
01
a)
156.050
160.650
X
61
a)
156.075
160.675
X
02
a)
156.100
160.700
X
62
a)
156.125
160.725
X
03
a)
156.150
160.750
X
63
a)
156.175
160.775
X
04
a)
156.200
160.800
X
64
a)
156.225
160.825
X
05
a)
156.250
160.850
X
65
a)
156.275
160.875
X
06
a) b)
156.300
156.300
66
a)
156.325
160.925
X
07
a)
156.350
160.950
X
67
a) c)
156.375
156.375
X
08
a) q)
156.400
156.400
68
a)
156.425
156.425
X
09
a) b) d)
156.450
156.450
X
69
a)
156.475
156.475
X
10
e)
156.500
156.500
70
a) s) t)
156.525
156.525
11
156.550
156.550
X
71
156.575
156.575
X
12
156.600
156.600
X
X
X
X Selectieve digitale oproep voor noodsituaties, veiligheid en oproep
72
a) r) k) u)
156.625
156.625
X
13
f)
156.650
156.650
X
73
f) g)
156.675
156.675
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
X
17
Bazel, 6 april 2000
Kanaal
Specifieke aantekeningen
Zendfrequenties (MHz)
Schipschip
Schip-havenautoriteiten
Scheepvaartinformatie
scheepsstation
station te land
q)
156.700
156.700
X
74
a)
156.725
156.725
X
15
h)
156.750
156.750
75 16
o) i)
156.775 156.800
156.775 156.800
76 17
j) d) o)
156.825
156.825
h)
156.850
156.850
77
a) k)
156.875
156.875
18
156.900
161.500
X
78
156.925
161.525
X
19
156.950
161.550
X
156.975
161.575
X
20
157.000
161.600
X
80
157.025
161.625
X
14
79
a)
X X X
21
a)
157.050
161.650
X
81
a)
157.075
161.675
X
157.100
161.700
X
22 82
l) m)
157.125
161.725
X
23
m)
157.150
161.750
X
83
a) m)
157.175
161.775
X
24
m)
157.200
161.800
X
84
m)
157.225
161.825
X
25
m)
157.250
161.850
X
85
a) m)
157.275
161.875
X
26
m)
157.300
161.900
X
86
a) m)
157.325
161.925
X
27
m)
157.350
161.950
X
87
a) d)
157.375
157.375
X
28
m)
157.400
162.000
X
88
a) p)
157.425
157.425
X
AIS 1
a) n)
161.975
161.975
AIS 2
a) n)
162.025
162.025
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
18
Bazel, 6 april 2000
1.1
Algemene opmerkingen over tabel 1
1.1.1. De kanalen voor de netwerken radioverkeer schip-schip en radioverkeer scheepvaartinformatie mogen eveneens door verkeerscentrales worden gebruikt voor de scheepsverkeerssystemen. 1.1.2. In sommige landen worden een aantal kanalen voor een ander netwerk of een andere radiodienst gebruikt. Die landen zijn Oostenrijk (met uitzondering van de kanalen 08, 16, 72, 73 en 77), Bulgarije (met uitzondering van kanaal 72), Kroatië(met uitzondering van kanaal 72), Hongarije, Moldavië, Roemenië (met uitzondering van kanaal 72), de Russische Federatie, de Slowaakse Republiek (met uitzondering van kanaal 72), de Tsjechische Republiek (met uitzondering van de kanalen 08, 09, 72, 74 en 86), Oekraïne en de Federatieve Republiek Joegoslavië (met uitzondering van kanaal 72). De betrokken besturen zouden alles in het werk moeten stellen om die kanalen zo snel mogelijk beschikbaar te stellen voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren en voor het juiste netwerk. 1.2
Toelichting bij de specifieke aantekeningen in tabel 1
a)
In de landen die vermeld zijn in 1.1.2 is het streng verboden dat kanaal te gebruiken.
b)
Dat kanaal mag op de Rijn niet worden gebruikt tussen km 150 en km 350.
c)
In Nederland wordt dat kanaal gebruikt voor het verkeer ter plekke bij veiligheidsoperaties op de Noordzee, het IJsselmeer, de Waddenzee, de Oosterschelde en de Westerschelde.
d)
Dat kanaal mag ook worden gebruikt voor het loodsen, het aanmeren, het slepen en andere nautische doeleinden.
e)
Dat kanaal is het eerste schip-schipkanaal, behalve indien de bevoegde overheid een ander kanaal heeft toegewezen. In de landen vermeld in 1.1.2 kan het uitgangsvermogen tot 1 januari 2005 worden afgesteld tussen 6 en 25 Watt.
f)
In de landen vermeld in 1.1.2 wordt dit kanaal gebruikt voor het netwerk radioverkeer schip-havenautoriteiten.
g)
In Nederland wordt dit kanaal door de nationale kustwacht gebruikt voor het uitwisselen van berichten in geval van olievervuiling op de Noordzee en voor veiligheidsberichten op de Noordzee, het IJsselmeer, de Waddenzee, de Oosterschelde en de Westerschelde.
h) Dit kanaal mag enkel voor het netwerk boordradioverkeer worden gebruikt.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
19
Bazel, 6 april 2000
i) Dit kanaal mag uitsluitend worden gebruikt voor het verkeer tussen schepen op zee en de kuststations die deelnemen aan nood- en veiligheidsverkeer in de zeegebieden. In de landen vermeld in 1.1.2. mag dat kanaal enkel worden gebruikt voor noodsituaties, veiligheid en oproepen. j) Het uitgangsvermogen moet automatisch verminderd worden tot een waarde tussen 0,5 en 1 watt. k) Dit kanaal mag worden gebruikt voor privé-communicatie. l) In Nederland en België mag dat kanaal worden gebruikt om berichten te versturen in verband met de bevoorrading en de proviandering. Het uitgangsvermogen moet manueel verminderd worden tot een waarde tussen 0,5 en 1 watt. m) Dit kanaal mag ook worden gebruikt voor openbaar radioverkeer. n) Dit kanaal zal worden gebruikt voor een automatisch systeem voor identificatie en toezicht (AIS) dat overal ter wereld kan worden gebruikt op zee en op de binnenwateren. o) Dit kanaal is op vrijwillige basis beschikbaar. Al de bestaande apparatuur moet op dat kanaal kunnen werken binnen een termijn van tien jaar na de inwerkingtreding van dit akkoord. p) Met een machtiging van de bevoegde overheid mag dit kanaal enkel worden gebruikt voor speciale evenementen van tijdelijke aard. q) In de Tsjechische Republiek wordt dit kanaal gebruikt voor het netwerk van de dienst voor mededeling van scheepvaartinformatie. r) In de Tsjechische Republiek wordt dit kanaal gebruikt voor het netwerk van de dienst voor mededeling schip-havenautoriteiten. s) Het gebruik van DSC is niet toegestaan op de binnenwateren behalve op de grote binnenwateren van Nederland (Waddenzee, IJsselmeer, Ooster- en Westerschelde) die allemaal onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Kustwacht vallen. Het gebruik van DSC op deze waterwegen is toegestaan op vrijwillige basis. t) In het grensgebied tussen het zeegebied en het gebied van de binnenwateren mag DSC worden gebruikt. De gebieden worden gedefinieerd door nationale reglementen en worden gepubliceerd in het regionale gedeelte van de gids. u) In Nederland wordt dit kanaal gebruikt voor bergings- en sleepoperaties en kan het ook worden gebruikt voor sociale gesprekken.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
20
Bazel, 6 april 2000
2.
Tabel 2 Zendfrequenties (MHz)
Specifieke aantekeningen
457.525
a) c)
457.5375
b) c) d)
457.550
a) c)
457.5625
b) c) d)
457.575
a) c)
467.525
a) c)
467.5375
b) c)
467.550
a) c)
467.5625
b) c)
467.575
a) c)
2.1
Toelichting bij de specifieke aantekeningen in tabel 2
a)
Die frequenties mogen worden gebruikt voor het netwerk boordradioverkeer. Het gebruik van die frequenties kan worden onderworpen aan de nationale reglementen.
b)
Desnoods mag apparatuur die bestemd is voor de kanaalafstand van 12,5 kHz eveneens gebruikmaken van die bijkomende frequenties die kunnen worden ingevoerd voor boordradioverkeer. Het gebruik van die frequenties kan worden onderworpen aan de nationale reglementering van het betrokken bestuur.
c)
In de volgende landen mogen die frequenties niet worden gebruikt : Duitsland, Oostenrijk, België, Bulgarije, Kroatië, Frankrijk, Luxemburg, Moldavië, Roemenië, de Russische Federatie, de Slowaakse Republiek, Zwitserland, de Tsjechische Republiek, Oekraïne en de Federatieve Republiek Joegoslavië.
d)
Alleen in Nederland mag dit kanaal ook worden gebruikt voor communicatie van privé-aard tussen schepen die zich dicht bijeen bevinden.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
21
Bazel, 6 april 2000
3. Vermogen van de apparatuur 3.1 Uitgangsvermogen voor vaste VHF-apparatuur die gebruikmaakt van de in tabel 1 vermelde kanalen Overeenkomstig bijlage 3 moet het uitgangsvermogen bij vaste VHF-apparatuur worden afgesteld op een waarde tussen 6 en 25 W. Niettemin : a) moet het uitgangsvermogen op de kanalen voor de netwerken radioverkeer schip-schip, schip-havenautoriteiten en boordradioverkeer automatisch worden verminderd tot een waarde tussen 0,5 en 1 W. b) kunnen de besturen wat de scheepvaartinformatie betreft, de schepen die op hun grondgebied varen, verplichten het uitgangsvermogen te verminderen tot een waarde tussen 0,5 en 1 W. c) mag het uitgangsvermogen voor de AIS-systemen niet meer bedragen dan 25 W. 3.2 Uitgangsvermogen van draagbare VHF-apparatuur die gebruikmaakt van de in tabel 1 vermelde kanalen Het uitgangsvermogen van draagbare VHF-apparatuur moet worden afgesteld op een waarde tussen 0,5 en 6 watt. 3.3 Schijnbaar uitgestraald vermogen (ERP) van draagbare UHF-apparatuur die gebruikmaakt van de in tabel 2 vermelde frequenties Het ERP van draagbare UHF-apparatuur moet worden afgesteld op een waarde tussen 0,2 en 2 watt.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
22
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE 3 OPERATIONELE EN TECHNISCHE KARAKTERISTIEKEN VAN DE APPARATUUR (zie ook aantekening 6) 1. Algemeen a) Het scheepsstation dat gebruikt wordt in de radiotelefoondienst op de binnenwateren kan ofwel bestaan uit afzonderlijke apparaten voor elk van de hieronder vermelde netwerken ofwel uit apparaten voor een combinatie van verschillende netwerken : - schip-schip, - scheepvaartinformatie, - schip-havenautoriteiten, - boordradioverkeer, - openbaar radioverkeer (niet-verplichte dienst). b) Een schip dat uitgerust is met vaste VHF-apparatuur waarvoor een vergunning werd verkregen overeenkomstig dit akkoord, mag ook draagbare VHF/UHF-apparatuur gebruiken voor het netwerk boordradioverkeer. UHF-apparatuur wordt gebruikt zoals in bijlage 2 is aangegeven. c) Op kleine bootjes, zoals gedefinieerd in de “Code Européen des Voies de Navigation Intérieure (CEVNI), is het netwerk boordradioverkeer verboden. d) Als een scheepsstation aan meerdere netwerken deelneemt en er een permanente wacht is voorgeschreven, moet men er zich van vergewissen dat een gelijktijdige ontvangst mogelijk is op alle daadwerkelijk gebruikte kanalen. e) Een wacht op twee kanalen (dual watch) is niet toegestaan en moet worden uitgeschakeld1. f) Het gebruik van DSC is niet toegestaan op de binnenwateren (zie ook specifieke aantekening t) in tabel 1 van bijlage 2). g) Radiotelefoontoestellen die op de binnenwateren worden gebruikt voor de kanalen vermeld in bijlage 2 bij het akkoord moeten voldoen aan de volgende normen of voor de landen die de Europese Richtlijn 1995/5/EG toepassen, aan die richtlijn2): - ETS 300 698 betreffende vaste VHF-apparatuur (kanalen vermeld in tabel 1 van bijlage 2) - EN 301 178 betreffende draagbare VHF-apparatuur (kanalen vermeld in tabel 1 van bijlage 2), - ETS 300 720 betreffende draagbare UHF-apparatuur (frequenties vermeld in tabel 2 van bijlage 2),
11) Behalve in de volgende landen : Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Moldavië, Roemenië, de Russische Federatie, de Slowaakse Republiek, Oekraïne, de Federatieve Republiek Joegoslavië. 2) Apparatuur die aan die normen voldoet, wordt verondersteld te voldoen aan Richtlijn 1999/5/EG. Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
23
Bazel, 6 april 2000
Naast die vereisten moet de apparatuur voldoen aan de toepasselijke gedeelten van de norm EN 60945 met als titel «Matériels et systèmes de navigation et de radiocommunication maritimes. Spécifications générales – Méthodes d'essai et résultats exigibles ». h) Om incidenten in verband met de veiligheid van de scheepvaart vlotter te kunnen onderzoeken, is het wenselijk dat men middelen ter beschikking stelt voor de registratie van het radioverkeer. i)
Ter aanvulling van de voorgaande bepalingen, is het de besturen die dat wensen toegestaan om vergunningen af te leveren voor het gebruik van draagbare VHFmarifonieapparatuur voor veiligheidsredenen in het kader van de dienstencategorieën schip-naar-schip, scheepvaartinformatie en schip-naar-havenautoriteiten, aan boord van pleziervaartuigen op binnenwaterwegen. Door dit soort gebruik toe te staan, worden de besturen aanbevolen om in hun beschouwingen de nodige aandacht te schenken aan de volgende aspecten: -
het dekkingsgebied van de autonome, draagbare VHF-marifoon; de antenne-eigenschappen van de apparatuur; het (beperkte) batterijvermogen; alsook de wijze waarop misbruik van de autonome, draagbare VHF-radiotelefoon kan worden voorkomen, bv. door het E.U.V. te beperken tot 2.0 W
2. Bijkomende specificaties voor vaste VHF-apparatuur 2.1 Schakelaar De zender moet worden bediend door een spreekknop met veer zonder vergrendeling. Die knop kan met de hand of met de voet in werking worden gesteld. 2.2 Antennes De antennes moeten in het horizontale vlak een alzijdig gericht stralingsdiagram hebben. Antennes met een versterking van >1,5 en < -3dB ten opzichte van een halvegolflengtedipool zijn niet toegestaan. De antennes moeten vrij staan, d.w.z. dat ze moeten worden geïnstalleerd op ten minste 4 m van grote metalen massa’s die erboven uitsteken. Het is wenselijk dat het hoogste punt van de antennes zich op niet meer dan 12 m boven het vlak van de uitwateringsmerken bevindt. Het is wenselijk de gepaste maatregelen te nemen om te zorgen voor een voldoende ontkoppeling van de antennes tussen de verschillende VHF-toestellen. Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
24
Bazel, 6 april 2000
3. Bijkomende specificaties voor draagbare VHF-apparatuur 3.1 Algemeen Het gebruik van draagbare VHF-apparatuur is beperkt tot de kanalen 15 en/of 17. Enkel in Nederland en Zwitserland mag draagbare VHF-apparatuur ook worden gebruikt als autonome apparatuur op pleziervaartuigen voor alle dienstencategorieën op de daartoe aangewezen kanalen in die landen. 3.2 Batterijen De batterijen mogen integraal deel uitmaken van de apparatuur. Er mogen primaire en/of secundaire batterijen worden gebruikt. Als het toestel uitgerust is met secundaire batterijen, moet de fabrikant een gepaste batterijoplader aanraden. 3.3 Batterijopladers Opladers die speciaal ontworpen zijn om de batterijen van de apparatuur op te laden, moeten voldoen aan de relevante gedeelten van norm EN 60945 betreffende de EMCspecificaties of, voor de landen die de Europese richtlijn 89/336/EEG toepassen, aan die richtlijn.
4. Aanvullende eisen voor draagbare UHF-apparatuur 4.1 Schijnbaar uitgestraald vermogen (ERP) van de zender Het ERP moet worden afgesteld op een waarde tussen 0,2 en 2 watt. 5. Automatisch systeem voor zenderidentificatie (ATIS) ATIS is verplicht voor alle vaste en draagbare apparatuur en moet voldoen aan de technische specificaties die vermeld zijn in bijlage B bij de norm ETS 300 698. De besturen kunnen radioapparatuur toestaan voor de stations waar de ontvangst van ATIS-signalen op de luidspreker of op de hoorn kan worden uitgeschakeld door adequate technische middelen. 6. Noot Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
25
Bazel, 6 april 2000
In sommige landen wordt apparatuur gebruikt die niet volledig beantwoordt aan de operationele en technische eisen van deze bijlage. Die landen zijn : Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Moldavië, Roemenië, de Russische Federatie, de Slowaakse Republiek, de Tsjechische Republiek, Oekraïne en de Federatieve Republiek Joegoslavië. Die apparatuur kan in die landen worden gebruikt tot 1 januari 2005. De betrokken landen zouden alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat die apparatuur aan deze bijlage voldoet.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
26
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE 4 BEPALINGEN BETREFFENDE DE GEBRUIKSPROCEDURES. 1. Algemene bepalingen De algemene radiotelefoonprocedure in de maritieme mobiele dienst die vermeld is in het Radioreglement (S57) is van toepassing op het radioverkeer en op de testuitzendingen in de radiotelefoondienst op de binnenwateren. De bepalingen die van toepassing zijn op het Radioreglement bevinden zich in de Radiotelefoongids voor de binnenvaart die vermeld is in Resolutie nr. 1. 2. Bijzondere bepalingen 2.1
Talen
In het radioverkeer tussen scheepsstations en vaste stations te land wordt de taal gebruikt van het land waarin het vaste station te land zich bevindt. In het radioverkeer tussen scheepsstations wordt de taal gebruikt van het land waarin het betrokken schip vaart. Bij moeilijkheden om elkaar te verstaan, moet de taal worden gebruikt die gespecificeerd is in de reglementen van de waterpolitie. In landen waar die reglementen niet bestaan, kan het Duits, het Frans of een andere passende taal worden gebruikt. 2.2
Wacht
Elk vast station te land moet een permanente wachtdienst garanderen tijdens de diensturen. De eventueel door de bevoegde overheid opgelegde regels moeten in acht worden genomen. 2.3
Scheepsstations
De scheepsstations moeten ten minste in staat zijn gebruik te maken van de netwerken voor radioverkeer schip-schip, voor scheepvaartinformatie en voor radioverkeer schiphavenautoriteiten die ze nodig hebben, rekening houdende met de regels die hen kunnen worden opgelegd door de bevoegde overheden. 2.4
Inhoud van berichten
In de netwerken schip-schip, scheepvaartinformatie en schip-havenautoriteiten, is het enkel toegestaan om berichten te verzenden die handelen over de bescherming van mensenlevens, de navigatie en de veiligheid van de schepen. 2.5
Ontvangst van berichten
De scheepsstations zijn verplicht de ontvangst te bevestigen van de berichten die aan hen geadresseerd zijn. Wanneer het noodzakelijk is om roepnamen, dienstafkortingen, woorden, cijfers of tekens te spellen, maakt men gebruik van de tabellen in bijlage S14 bij het Radioreglement. Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
27
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE 5 BEPALINGEN BETREFFENDE HET KRIJGEN, DE AFGIFTE EN DE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN DE CERTIFICATEN VAN RADIOOPERATOR VOOR HET GEBRUIK VAN SCHEEPSSTATIONS Het gebruik van een scheepsstation van de radiotelefoondienst op de binnenwateren mag enkel worden verricht of geleid door een operator die in het bezit is van een certificaat van radio-operator dat geldig is voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren of van een certificaat van radio-operator dat het gebruik van een scheepsstation toestaat. Voor de afgifte van een certificaat van radio-operator voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren gelden de volgende voorwaarden : 1. Via een examen dat georganiseerd is overeenkomstig Aanbeveling nr. 4 moet de kandidaat het bewijs leveren dat hij de onderstaande materie kent : - bepalingen die van toepassing zijn op de radiotelefoondienst op de binnenwateren (met name de bepalingen van de Radiotelefoongids voor de binnenvaart); - bediening en gebruik van de VHF-stations van de radiotelefoondienst op de binnenwateren; - radiotelefoonprocedures in verband met de veiligheid van de binnenvaart; - verzending en ontvangst van berichten in de radiotelefoondienst op de binnenwateren. 2. Het certificaat moet worden afgegeven volgens de bepalingen 47.10-47.17 van artikel 47 van het Radioreglement; om de controle van de certificaten te vergemakkelijken, moeten die behalve de tekst in de nationale taal, een vertaling bevatten, bij voorkeur in het Engels. Het certificaat moet een verklaring bevatten waarin de houder zich ertoe verbindt de gesprekken geheim te houden. 3. Om de wederzijdse erkenning te vergemakkelijken, zou een certificaat dat overeenkomstig Aanbeveling nr. 4 is afgegeven, een verwijzing naar die aanbeveling moeten bevatten.
Certificaten voor radio-operator die zijn afgegeven overeenkomstig die bepalingen of krachtens het oude artikel 55 (RR editie 1990, herzien 1994) of artikel 47 van het Radioreglement, moeten zonder voorbehoud worden erkend door alle contracterende besturen.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
28
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE 6 DATABANK VOOR DE IDENTIFICATIE VAN DE SCHEPEN 1. Algemeen Momenteel wordt een databank aangelegd voor de identificatie van de schepen. Die bevat alle roepnamen, scheepsnamen, ATIS-codes en MMSI-codes van de landen die “het Regionaal akkoord met betrekking tot de radiotelefoniedienst voor de binnenvaart” hebben ondertekend. Door de roepnaam, de scheepsnaam, de ATIS-code of de MMSI-code te gebruiken kan de aanvullende informatie over het betreffende binnenschip worden teruggevonden. In sommige gevallen kan het gebeuren dat wanneer men de naam van het schip gebruikt, verscheidene resultaten worden verkregen omdat de naam van het schip geen unieke identificator is. .
2. Werking Een databank en een zoekmachine bevinden zich op de website van COMMITTEE RAINWAT dat speciaal daartoe is gemaakt. Het Belgische bestuur is belast met het updaten van de databank en met het toezicht op de goede werking ervan. Alle contracterende besturen bezorgen hun meest recente databank via elektronische weg aan de verantwoordelijke webmaster van het Belgische bestuur, en dit vóór de eerste dinsdag van elke maand, als minimumeis. Tijdens de eerste week van elke maand of vaker indien nodig, werkt het Belgische bestuur de databank bij. De laatste datum van creatie van een update van de databank van elk land wordt op de selectiepagina vermeld. Elk land zou aan de webmaster van het Belgische bestuur samen met de databank zelf ook de datum van creatie van een update van zijn databank moeten toesturen. De datum waarop de databank is bijgewerkt moet in de naam van het bijgevoegde bestand worden vermeld. De databank zou de volgende lay-out moeten hebben: Kolom 1: roepnaam bestaande uit ten hoogste 10 karakters Kolom 2: scheepsnaam bestaande uit ten hoogste 50 karakters Kolom 3: ATIS-code bestaande uit ten hoogste 10 karakters Kolom 4: MMSI-code bestaande uit ten hoogste 9 karakters Roepnaam
Naam schip
ATIS-code
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
MMSI-code
29
Bazel, 6 april 2000
Alle contracterende besturen bezorgen hun meest recente databank in CSV-formaat (Comma Separated Value) en in de juiste volgorde: roepnaam, naam schip, ATIS-code en MMSI-code. De tabel start onmiddellijk met het eerste schip – geen titel. Wanneer gegevens ontbreken, zoals het MMSI-nummer, vullen we niets in en blijft de cel leeg. Ziehier hoe de databank in Excel eruit moet zien: OS2000 OS2001 OS2002 OS2003
TWEEDUIZEND INKA IRIS ONDIN 3
9205192000 9205192001 9205192002 9205192003
205200000 205200100 205200300
De goede werking van die databank voor scheepsidentificatie hangt af van het regelmatig updaten en opsturen van de bestanden aan de webmaster van het Belgische bestuur van de website van COMMITTEE RAINWAT. De webmaster van het Belgische bestuur van de website van COMMITTEE RAINWAT moet onmiddellijk van de kleinste verandering op de hoogte worden gebracht. De databank met inlichtingen over de schepen is alleen toegankelijk via een gebruikersnaam en een wachtwoord. De gebruikersnaam en het wachtwoord zullen door de webmaster van het Belgische bestuur worden meegedeeld aan de administratieve contactpunten van de contracterende besturen. De gebruikersnaam en het wachtwoord worden niet meer dan één keer per jaar gewijzigd of frequenter in geval van problemen met de veiligheid. Ten minste twee weken voor de wijziging van de gebruikersnaam en het wachtwoord zal de webmaster van het Belgische bestuur de nieuwe gebruikersnaam en het nieuwe wachtwoord bij voorkeur per e-mail meedelen aan de administratieve contactpunten van de contracterende besturen. Elk bestuur is dan belast met de verspreiding van de gebruikersnaam en het wachtwoord.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
30
Bazel, 6 april 2000
RESOLUTIE NR. 1 RADIOTELEFOONGIDS VOOR DE BINNENVAART
De Regionale Conferentie met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren, (Bazel, 6 april 2000), overwegende dat het van het allergrootste belang is dat de gebruikers van de radiotelefoondienst op de binnenwateren over een bijgewerkte gids beschikken; beslist -
dat de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCNR) en de Donaucommissie een Radiotelefoongids voor de binnenvaart volgens een uniform model voorbereiden en publiceren;
-
dat de bevoegde besturen zo snel mogelijk de bijdragen en bijvoegsels die noodzakelijk zijn voor de Radiotelefoongids voor de binnenvaart voorleggen aan de CCNR en de Donaucommissie;
-
dat de besturen de nodige maatregelen nemen zodat die gids aan boord van de schepen aanwezig is;
-
dat de contracterende besturen in een gepaste vorm bijkomende informatie bij de Radiotelefoongids voor de binnenvaart publiceren.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
31
Bazel, 6 april 2000
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
32
Bazel, 6 april 2000
RESOLUTIE NR. 2 WEDERZIJDSE ERKENNING VAN DE TYPE-GOEDKEURINGEN OF ERKENNINGEN IN HET KADER VAN RICHTLIJN 99/5/EG BETREFFENDE RADIOAPPARATUUR EN TELECOMMUNICATIE-EINDAPPARATUUR WAAROP DIT AKKOORD VAN TOEPASSING IS
De Regionale Conferentie met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren, (Bazel, 6 april 2000), overwegende - dat de binnenwateren gebruikt worden door schepen van de contracterende besturen, schepen die normaal uitgerust zijn met radio-installaties die aan de technische en operationele specificaties beantwoorden; - dat het praktisch zou zijn dat de geschikte type-goedkeuringen of erkenningen die in het kader van Richtlijn 99/5/EG in een land verleend zijn, eveneens erkend zouden worden door andere contracterende besturen; -
dat het verstandig lijkt de radio-installaties aan boord te houden in geval van een wijziging van het land van inschrijving;
beslist - dat de goedgekeurde types van apparatuur wederzijds erkend moeten worden wanneer de technische en operationele karakteristieken van de betreffende radio-installatie voldoen aan de bepalingen van dit akkoord of aan de internationaal erkende en toepasselijke normen.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
33
Bazel, 6 april 2000
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
34
Bazel, 6 april 2000
AANBEVELING NR. 1 VERMINDERING VAN DE NATIONALE UITZONDERINGEN (SPECIFIEKE AANTEKENINGEN)
De Regionale Conferentie met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren, (Bazel, 6 april 2000), overwegende a) dat het Akkoord bestemd is om het gebruik van de radiotelefoondienst op de
binnenwateren te harmoniseren; b) dat een vaste einddatum voor de verschillende nationale uitzonderingen (specifieke
aantekeningen) onuitvoerbaar is; c) dat het doel erin bestaat de nationale uitzonderingen te gelegener tijd te verminderen
om een geharmoniseerd gebruik tot stand te brengen van de radiotelefoondienst op alle betrokken binnenwateren, erop wijzende a)
dat het Regionaal akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren betrekking heeft op gebieden van de binnenvaart waar die dienst zich op verschillende wijze heeft ontwikkeld;
b)
dat dit leidt tot een Regionaal akkoord dat het resultaat is van vele compromissen en dat talrijke nationale uitzonderingen (specifieke aantekeningen) bevat,
beveelt aan 1. dat de contracterende besturen alles in het werk stellen om hun nationale reglementering overeenkomstig de basisvoorwaarden van het Regionaal akkoord te wijzigen en om zoveel mogelijk hun nationale uitzonderingen (specifieke aantekeningen) te verminderen; 2. dat de contracterende besturen dergelijke opheffingen van de nationale uitzonderingen aan het Belgische bestuur melden, dat dan overeenkomstig artikel 10 van dat akkoord zal handelen.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
35
Bazel, 6 april 2000
AANBEVELING NR. 2 SCHEEPSSTATIONSVERGUNNING (SSL)
De Regionale Conferentie met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren, (Bazel, 6 april 2000), overwegende a) dat de scheepsstationsvergunningen te allen tijde beschikbaar moeten zijn aan boord
van het schip; b)
dat elke scheepsstationsvergunning zo moet worden bewaard dat die op verzoek kan worden getoond om te worden gecontroleerd ;
c) dat het scheepsstation kan worden gecontroleerd door het bestuur van het land dat door het schip wordt aangedaan; dat zich moeilijkheden kunnen voordoen als gevolg van het gebruik van verschillende talen tijdens een dergelijke controle, erop wijzende a) dat het Regionaal akkoord betrekking heeft op een uitgebreid gebied van Europese binnenwateren; b) dat bijlage 1 bij het Regionaal akkoord bepaalt dat een scheepsstationsvergunning moet worden afgegeven door de bevoegde overheid van het land waar het schip ingeschreven is; c) dat scheepsstationsvergunningen die voldoen aan de voorwaarden van het akkoord in alle contracterende landen geldig zijn, beveelt aan dat de contracterende besturen met het oog op de harmonisatie van de vorm en de inhoud van de scheepsstationsvergunningen, zoveel mogelijk de vorm en inhoud van de SSL’s volgen die vastgelegd zijn in Aanbeveling nr. 7 van het Radioreglement.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
36
Bazel, 6 april 2000
AANBEVELING NR. 3 SCHEEPSINFORMATIEDATABANK DIE DE ATIS-CODES EN DE MMSICODES BEVAT De Regionale Conferentie met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren, (Bazel, 6 april 2000). overwegende
a)
dat voor de controle ter plekke de identificatie door middel van de ATIS- of MMSIcode onvoldoende informatie biedt, zoals de naam van het schip, zodat een dringende en noodzakelijke controle ter plekke niet te gelegener tijd kan plaatsvinden;
b)
dat de contracterende besturen contactpunten moeten opgeven die de vereiste aanvullende informatie kunnen verstrekken over het scheepsstation;
c)
dat de lijst van scheepsstations van de ITU, die ook toegankelijk is via het Internet/ MARS-systeem, alleen stations bevat van de mobiele maritieme dienst,
erop wijzende
a)
dat het Regionaal akkoord dwingende bepalingen bevat betreffende de identificatie van de uitzendingen door middel van ATIS;
b)
dat het doel van de invoering van het identificatiesysteem erin bestaat automatisch elke uitzending van een scheepsstation te identificeren;
c)
dat dit identificatiesysteem in de meeste gevallen de code rechtstreeks omzet in de roepnaam van het schip;
d)
dat het in sommige gevallen niet mogelijk is om een roepnaam rechtstreeks om te zetten in een overeenkomstige ATIS- of MMSI-code,
beveelt aan 1. dat de contracterende besturen de informatie leveren en vergemakkelijken over de binnenvaartschepen waarop het Regionaal akkoord betrekking heeft; 2. dat de contracterende besturen de oprichting aanmoedigen van een gemeenschappelijke on-linedatabank voor de binnenvaartschepen, die de namen van de schepen, de ATIS- en de MMSI-codes bevat.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
37
Bazel, 6 april 2000
(Bijlage 6 bevat verdere details over de scheepsidentificatiedatabank, die op 6 januari 2003 in werking is getreden en op 18 september 2007 werd gewijzigd).
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
38
Bazel, 6 april 2000
AANBEVELING NR. 4 BETREFFENDE HET GEHARMONISEERD EXAMENPROGRAMMA VOOR DE OPERATORCERTIFICATEN VOOR DE RADIOTELEFOONDIENST OP DE BINNENWATEREN
Het projectteam voor het Regionaal akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst op de binnenwateren overwegende a) dat het operatorcertificaat dat bestemd is voor het gebruik op de binnenwateren verbonden is aan het Regionaal akkoord en geregeld wordt door de bepalingen van het Radioreglement van de ITU, alsook door andere nationale en internationale reglementen; b) dat de basiseisen met betrekking tot de inhoud van het operatorcertificaat vastgesteld zijn in bijlage 5 bij het Regionaal akkoord; c) dat het wenselijk is om gemeenschappelijke normen inzake bekwaamheid vast te stellen voor het personeel van stations van de radiotelefoondienst op de binnenwateren, hetgeen de wederzijdse erkenning van de operatorcertificaten zal vergemakkelijken; d) dat de besturen verantwoordelijk zijn voor het nemen van de maatregelen die zij noodzakelijk achten om de operationele en technische kwalificaties na te gaan van een persoon die een certificaat wil krijgen voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren; beveelt aan 1. dat de besturen een operatorcertificaat voor de radiotelefoondienst op de binnenwateren afgeven aan de kandidaten die slagen voor het examen dat gebaseerd is op het in de bijlage beschreven programma; 2. dat deze aanbeveling van kracht wordt op 1 september 2004.
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
39
Bazel, 6 april 2000
BIJLAGE BIJ AANBEVELING NR. 4 GEHARMONISEERD EXAMENPROGRAMMA OM HET OPERATORCERTIFICAAT TE KRIJGEN VOOR DE RADIOTELEFOONDIENST OP DE BINNENWATEREN Het examen zou moeten bestaan uit theoretische en praktische proeven en ten minste het volgende omvatten : A. KENNIS VAN DE BASISKARAKTERISTIEKEN RADIOTELEFOONDIENST OP DE BINNENWATEREN 1. • • • • •
Soorten netwerken radioverkeer schip-schip; scheepvaartinformatie; schip-havenautoriteiten; boordradioverkeer; openbaar radioverkeer.
2. • • •
Soorten verkeer nood-, spoed- en veiligheidsverkeer; routineverkeer; DSC.
3. • • •
Soorten stations scheepsstations; stations te land; draagbare radiotelefonieapparatuur.
VAN
DE
4. Elementaire kennis van frequenties en frequentiebanden • het begrip frequentie en radiokanaal; simplex, semi-duplex en duplex ; • voortplanting van de VHF- en UHF-frequenties. 5. Elementaire kennis van het doel en de samenstelling van de ATIS-code en van de link ervan met de roepnaam 6. • • •
Toewijzing van de kanalen indeling van de kanalen voor de VHF- en UHF-telefonie; dual watch; vermogensbeperkingen.
7. • • • • •
Elementaire kennis van de bestaande reglementen en publicaties verantwoordelijkheid voor het gebruik van radioapparatuur geheimhouding van de gesprekken; verplichte documenten; “Radiotelefoongids voor de binnenvaart”; nationale en internationale reglementen en overeenkomsten
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
die 40
de
Bazel, 6 april 2000
•
radiotelefoondienst regelen; andere nationale publicaties.
B. PRAKTISCHE KENNIS EN BEKWAAMHEID OM DE BASISAPPARATUUR VAN EEN SCHEEPSSTATION TE GEBRUIKEN 1. Radioapparatuur • controles; • keuze van het kanaal; • afstemmen van het vermogen; • andere afstemmingen; • storingen; • onderhoud. 2. Antennes • types; • instelling; • installatie; • connectoren en voeding; • onderhoud. 3. Elektrische voeding • verschillende types van elektrische voeding; • karakteristieken; • batterijlading; • onderhoud. C. UITVOERIGE KENNIS VAN DE COMMUNICATIEPROCEDURES Communicatieprocedures • volgorde van prioriteiten; • nood; • spoed; • veiligheid; • routine; • methodes om een station radiotelefonisch op te roepen; • ontvangstmelding van een bericht; • bijzondere oproepprocedures; • standaardwoordenschat en internationale spellingmethodes zoals die gespecificeerd zijn in de “Radiotelefoongids voor de binnenvaart”. (CCNR / DC)
Regionaal Akkoord met betrekking tot de radiotelefoondienst voor de binnenvaart
41