REGELINGEN IN HET BUITENLAND MET BETREKKING TOT DE MARKT VOOR PERSOONLIJKE DIENSTVERLENING
Opdrachtgever
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Peter van Nes José Gravesteijn Linda van den Boom
Datum
december 2004
Contactpersoon
Drs. P. J. van Nes
Adres
SEOR, Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR ROTTERDAM
Telefoon
+31-10-408 22 20
Fax
+31-10-408 96 50
E-mail
[email protected]
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding
1
2
België: Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s)
3
2.1
Doelen, doelgroep en vormgeving
3
2.2
Bereik en effecten
7
2.3
Voor- en nadelen van de regeling
9
2.4
Invoering in Nederland
3
4
5
6
10
België: Dienstencheques
11
3.1
Doelen, doelgroep en vormgeving
11
3.2
Budgetten
16
3.3
Bereik en effecten
16
3.4
Voor- en nadelen regeling
17
3.5
Invoering in Nederland
18
Duitsland: Mini-jobs
19
4.1
Doelen, doelgroepen en vormgeving
19
4.2
Budgetten
23
4.3
Bereik en effecten
23
4.4
Voor- en nadelen regeling
26
4.5
Invoering in Nederland
27
Frankrijk: Chèque Emploi Service (CES)
28
5.1
Doelen, doelgroepen en vormgeving
28
5.2
Bereik en effecten
30
5.3
Voor- en nadelen regeling
31
5.4
Invoering in Nederland
32
Frankrijk: Titre Emploi Service (TES)
33
6.1
Doelen, doelgroepen en vormgeving
33
6.2
Effecten en bereik
33
6.3
Voor- en nadelen regeling
35
6.4
Invoering in Nederland
35
7
Denemarken: Hjemmeserviceordningen/ Home Service programma
36
7.1
Doelen, doelgroepen en vormgeving
36
7.2
Bereik en effecten
37
7.3
Voor- en nadelen regeling
40
7.4
Invoering in Nederland
41
INLEIDING
1
Het aanbieden en afnemen van persoonlijke diensten vindt voornamelijk plaats in het zwarte circuit. Dit geldt met name voor huishoudelijke hulp. Voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit een aanleiding geweest om SEOR een onderzoek te laten doen naar de Markt voor Persoonlijke Dienstverlening. Hierin staat met name de vraag centraal hoe je ‘zwart’ kan ‘witten’. Dit document gaat gedetailleerd in op buitenlandse regelingen met betrekking tot (het ontwikkelen van) de markt voor persoonlijke dienstverlening. Veelal hebben deze regelingen ook het witten van de zwarte markt tot doel1. De centrale vragen in dit document zijn: Welke regelingen zijn er in het buitenland met betrekking tot de markt voor persoonlijke dienstverlening en hoe zijn deze precies vormgegeven? Deze vragen worden beantwoord met behulp van de volgende deelvragen: −
− − −
− −
Een exacte beschrijving van de regeling (de doelgroep, welke doelen wil men bereiken, hoe hoog is de subsidie/aftrek precies, hoe werkt de regeling in de praktijk?). Hoe is de uitvoering georganiseerd (komt er veel administratie bij kijken, zijn er specifieke instanties opgericht?). De budgetten die er mee zijn gemoeid. Zijn de regelingen geëvalueerd en wat zijn de uitkomsten? Wat is de effectiviteit en de efficiency (hoeveel mensen maken er gebruik van, hoeveel mensen hebben hierdoor een baan gekregen die anders geen baan in het formele circuit zouden kunnen vinden, worden gestelde doelen gehaald, is er extra werkgelegenheid ontstaan in de sector?). Op basis van de voorafgaande punten: de voor- en nadelen van de regelingen. Kunnen deze regelingen mogelijk in Nederland worden ingevoerd? Hierbij is het van belang om verschillen tussen buitenlandse en Nederlandse instituties aan te geven die eventueel een belemmering zouden kunnen worden of in Nederland vragen om een andere vormgeving.
In niet alle gevallen was informatie beschikbaar om op alle deelvragen een antwoord te geven. Tijdens het onderzoek hebben wij bijvoorbeeld gemerkt dat er nauwelijks informatie is over de budgetten die met de regelingen gepaard gaan. Ook zijn de regelingen op het gebied van persoonlijke dienstverlening nauwelijks geëvalueerd en is er vaak geen informatie over de werkgelegenheidseffecten van deze regelingen (er is in ieder geval niet gekeken naar netto-effectiviteit op dit vlak). Toch zijn er wel indicaties beschikbaar van het gebruik en bruto-effecten van deze regelingen, die indicaties van de netto-effecten van de regelingen kunnen geven.
1
In de informatie en literatuur over deze regelingen worden de termen informeel (informal), formeel (formal) en zwart (undeclared) gebruikt. De interpretatie van deze begrippen is niet eenduidig. In de definities die wij in het onderzoeksrapport ‘De Markt voor Persoonlijke Dienstverlening’ hanteren, kan informele arbeid bijvoorbeeld zowel wit als zwart zijn, maar in andere studies wordt onder wit alleen formele arbeid verstaan.
S299001rap
1
De landen en de regelingen die in dit rapport achtereenvolgens centraal staan zijn: − − − − − −
België: Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen België: Dienstencheques Duitsland: Mini-Jobs Frankrijk: Chèque Emploi Service (CES) Frankrijk: Titre Emploi Service (TES) Denemarken: Hjemmeserviceordningen/Home Service programma
S299001rap
2
2
BELGIË: PLAATSELIJKE WERKGELEGENHEIDSAGENTSCHAPPEN (PWA’S)
2.1
DOELEN, DOELGROEP EN VORMGEVING
Doelstellingen In de onderstaande box zijn de doelstellingen van de PWA-regeling opgesomd. Merk op dat ‘uitbreiding van de werkgelegenheid’ in de zin van het stimuleren van de vraag naar persoonlijke dienstverlening niet tot de doelstellingen behoort. Box 1 Doelstellingen PWA-regeling −
Tracht antwoord te bieden op een aantal behoeften in de maatschappij waaraan de reguliere arbeidsmarkt niet of onvoldoende tegemoet komt. Enerzijds activiteiten ten behoeve van de privé-huishouding (huishoud-, tuin- en keukenactiviteiten). Anderzijds dit soort activiteiten met betrekking tot collectieve behoeften (sociale, culturele en onderwijsactiviteiten).
−
Terugkeer tot de arbeidsmarkt van langdurig werklozen.
−
Tegengaan van zwart werk.
Belangrijk element in de onderliggende filosofie is dat sociaal verzekerden iets moeten presteren om hun 2 (langdurige) uitkering te verdienen . Bron:
Tom De Sutter, Het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap: Regelgeving en praktijkervaring, 2000.
Vormgeving Gebruik van de PWA-cheques Binnen de PWA-regeling hebben Private personen, overheidsinstanties, scholen en bedrijven in de agrarische sector de mogelijkheid vouchers te kopen om de volgende diensten (uitgevoerd op Belgisch grondgebied) te betalen3: Private huishoudens: − Hulp bij alle soorten huishoudelijke arbeid. − Hulp bij het verzorgen van kinderen en zieke mensen. − Hulp bij administratieve klusjes. − Kleine klussen in de tuin.
2
J. van Steenberge, De PWA’s: Wie is de klus in X. (ed.), Liber Amicorum Alfons Vandeurzen, Gent, Mys & Breesch, 1995, 300-301.
3
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, Undeclared Work in an Enlarged Union: An Analysis of Undeclared Work: An In-depth Study of Specific Items, European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
S299001rap
3
Lokale overheden − Alle soorten diensten die tegemoet komen aan de behoeften van de lokale gemeenschap en die niet tot stand komen via de reguliere arbeidsmarkt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan stadswachten. Voor scholen en non-profit organisaties −
Allerlei soorten assistentie-werkzaamheden zolang ze niet concurreren met reguliere arbeid.
Agrarische sector −
Verscheidene activiteiten waaronder seizoensarbeid.
Met één voucher kan een uur werk betaald worden. Om van de PWA-regeling gebruik te maken en cheques in te kunnen kopen moet een kandidaat-gebruiker vooraf een aanvraag indienen bij het PWA waarin hij de te verrichten activiteiten omschrijft in een daartoe uitgereikt gebruikersformulier4. Hij legt dit formulier voor ter validering en betaalt indien nodig het gevraagde inschrijfgeld (verschilt per PWA en mag maximaal € 3,72 bedragen). Het PWA bepaalt of deze activiteiten toelaatbaar zijn (zie hieronder voor de activiteiten waarop de regeling betrekking heeft) en valideert het gebruikersfomulier voor een duurtijd van ten hoogste één jaar. De gebruiker mag de activiteit slechts laten verrichten als hij in het bezit is van een gevalideerd gebruikersformulier. Pas wanneer hij/zij in het bezit is van dit formulier kunnen de cheques worden aangekocht bij: −
−
Het PWA. De cheques die daar worden aangekocht zijn naamloos en kunnen niet worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van de land- en tuinbouwsector; indien de gebruiker een rechtspersoon is kunnen deze cheques worden gebruikt voor occasionele activiteiten. Bij de uitgever van de PWA-cheques5. De bestelling moet minstens tien cheques bedragen en er moet van tevoren worden betaald. De cheques worden opgesteld op naam van de gebruiker. Om de cheques fiscaal af te trekken, zijn de cheques op naam vereist.
Het PWA is verantwoordelijk voor de toewijzing van de activiteiten aan de werklozen die bij het PWA zijn ingeschreven. Het PWA is de werkgever van de PWA-werknemers en bezorgt hen uiterlijk tegen hun eerste prestatie een PWA-arbeidsovereenkomst. Het toewijzen van de activiteiten gebeurt op getrapte wijze. Ten eerste wordt een wederzijds akkoord tussen de PWA-werknemer en de gebruiker gerespecteerd. De PWAwerknemer mag in een andere gemeente woonachtig zijn dan de gebruiker. Toch zijn exclusiviteitscontracten met één gebruiker waarbij een PWA-werknemer in ruil een garantie van een minimum maandelijks arbeidsvolume wordt aangeboden, verboden. Dit betekent dat een PWA-werknemer per definitie voor meerdere gebruikers kan werken. Wanneer een wederzijds akkoord ontbreekt, geeft het PWA voorrang aan een PWAwerknemer die de vereiste kwalificaties heeft en die behoort tot diegenen die zich als
4
Tom de Sutter (2000), Het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap: regelgeving en praktijk, HIVA, Leuven.
5
Het is onduidelijk of dit een uitgeverij is of een andere instantie.
S299001rap
4
vrijwilliger hebben opgegeven. Dit betekent een keuze uit de ambtshalve ingeschreven werklozen die zich als vrijwilliger hebben opgegeven en de categorieën van vrijwillig ingeschrevenen (zie voor een onderscheid tussen ambtshalve ingeschreven werklozen en vrijwillig ingeschrevenen, het kopje doelgroep van deze paragraaf). Als tenslotte geen vrijwilligers (met de nodige kwalificaties) beschikbaar zijn, biedt het PWA de activiteit aan de andere, ambtshalve ingeschreven werklozen aan. Wanneer dit een passende activiteit is, is de werkloze verplicht deze activiteit aan te nemen. Als een geschikte kandidaat wordt gevonden die de klus/activiteit verricht, ontvangt hij/zij de voucher als betaling. Deze kan voor geld worden ingewisseld bij het PWA. Kosten/opbrengsten op micro-niveau en positie PWA-werknemers De kostprijs van de PWA-cheques voor de gebruiker varieert van € 4,96 tot € 7,45 en hangt af van PWA tot PWA (het PWA is ook de prijsbepalende instantie) en eventueel van het soort gepresteerde activiteit. Gebruikers krijgen voor hun uitgaven tot ongeveer € 32.661 (in het jaar 2000) betaald in het kader van het PWA een belastingvermindering. Deze ligt tussen de 30 procent en 40 procent van de belastbare inkomsten. Als de aanslag op beider naam is gesteld, worden de PWA-uitgaven evenredig omgeslagen op ieders inkomensdeel. Voorwaarde om in aanmerking te komen, is het overleggen van het fiscaal attest van de uitgever van de PWA-cheques6. De langdurig werkloze of bijstandsgerechtigde ontvangt een belastingvrij bedrag van ongeveer € 3,72 per gewerkt uur in aanvulling op zijn/haar uitkering. Wanneer de PWAwerknemer verplaatsingsonkosten heeft, kan het PWA van de gebruiker een gedeeltelijke of gehele tegemoetkoming in de kosten eisen. De PWA-werknemer mag maximaal 45 uur per maand werken7. Het totale bedrag dat bij kan worden verdiend is dus ongeveer € 167,40 (45 x € 3,72). De activiteiten in het kader van de PWA moeten namelijk het karakter behouden van een bijkomende activiteit. De hoofdactiviteit blijft het zoeken naar werk. Een afwijking bestaat voor de PWAwerknemer die seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten verricht in de land- en tuinbouwsector. In dit geval mogen gedurende twee kalendermaanden per jaar 90 activiteitsuren verricht worden. Afwijkingen kunnen eveneens worden toegestaan omwille van het algemeen belang en in noodsituaties. De taak van de stadswachter bedraagt bijvoorbeeld per maand gemiddeld 53 activiteitsuren (maximum bij te verdienen bedrag is € 197,16). Zoals hierboven aangegeven ontvangt de PWA-werknemer een PWAarbeidsovereenkomst8. Vergeleken met de situatie voor 7 april 1999 is dat een grote verandering, aangezien voor die tijd geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. De PWA-overeenkomst is een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt om onder het gezag van het PWA en tegen loon, de toegelaten PWA-activiteiten bij een gebruiker te verrichten. Zij wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Niettemin blijft de huidige PWAwerknemer de facto werkloze.
6
www.meta.fgov.be/pc/pce/pcep/nlcep03.htm
7
Tom de Sutter (2000), Het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap: regelgeving en praktijk, HIVA, Leuven; www.meta.fgov.be/pc/pce/pcep/nlcep03.htm.
8
Tom de Sutter (2000), o.c., ,HIVA, Leuven.
S299001rap
5
De wet betreffende deze overeenkomst bevat net zoals de (reguliere) Arbeidsovereenkomstenwet, bepalingen over de wederzijdse rechten en verplichtingen van werkgever en werknemer, de schorsing en het einde van de overeenkomst. Ook zijn regels betreffende de relatie met de gebruiker toegevoegd. Voor de aanvang van de prestaties bezorgt het PWA aan de werkloze een PWA-arbeidscontract en een prestatieformulier waaruit blijkt dat de werkloze aan de vereisten voldoet om activiteiten te verrichten. Een werkloze die niet in het bezig is van het prestatieformulier kan geen activiteiten uitoefenen. Omdat de werknemer uit hoofde van zijn status als werkloze al aanspraak maakt op gezondheidzorg, op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, kinderbijslag en op pensioen, hoeven voor dit soort rechten geen extra kosten meer gemaakt te worden die de overheid moet subsidiëren. Ook is de werknemer verzekerd voor arbeidsongevallen. De RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening)9 is namelijk verplicht om een arbeidsongevallenverzekering voor de PWA-werknemer af te sluiten. De kosten hiervoor worden waarschijnlijk gedekt door het verschil tussen de koop- en de verkoopprijs van de vouchers. Dit verschil10 moet het PWA in ieder geval gebruiken voor het dekken van administratie-kosten, verplaatsingskosten van de PWA-werknemer en voor het financieren van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven11. Doelgroep Binnen de categorieën werklozen die het is toegestaan te werken onder de PWA-regeling, wordt onderscheid gemaakt tussen de ambtshalve en vrijwillig ingeschrevenen. Dit onderscheid is het resultaat van een stelselmatige uitbreiding. Door het succes van de PWA-regeling zag men zich namelijk geconfronteerd met het fenomeen van wachtlijsten, waardoor het aanbod is uitgebreid. In het algemeen merkt De Sutter (2000) op dat er veel problemen zijn met de afstemming van vraag en aanbod12. −
Ambtshalve ingeschreven werklozen zijn werklozen die sinds tenminste twee jaar een werkloosheidsuitkering of een wachtuitkering genieten of die tenminste 6 maanden een werkloosheidsuitkering geniet indien hij/zij de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt. Uitgezonderd zijn de werklozen die vrijgesteld zijn van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt.
9
Aansturingsorgaan van de PWA’s.
10
Dit verschil is gelijk aan het aankoopbedrag van de cheque minus € 3.72 arbeidskosten minus administratiekosten van de uitbetalingsinstelling –minus 20 procent van de uitkomst van dit sommetje (deze 20 procent is bestemd voor de uitgever van de dienstencheque).
11
Tom de Sutter (2000), o.c., ,HIVA, Leuven.
12
Tom de Sutter (2000), o.c., ,HIVA, Leuven.
S299001rap
6
−
Vrijwillig ingeschreven werklozen zijn: 1. De werklozen die vallen onder de boven vermelde uitzondering op de ambtshalve inschrijving. 2. De uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die in een periode van 36 maanden voor hun inschrijving bij het agentschap minstens gedurende 24 maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos waren. 3. De werklozen die in de periode van 1 januari 1992 tot 20 september 1994 tewerkgesteld zijn geweest in het kader van een PWA. 4. De bestaansminimumgerechtigden en de personen, ingeschreven in het bevolkingsregister die recht hebben op sociale bijstand, doch die als gevolg van hun nationaliteit geen recht hebben op het bestaansminimum, die volledig werkloos zijn en die zich als werkzoekende hebben ingeschreven.
Uitvoering In het midden van de jaren ’90 zijn de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen opgericht in alle gemeentes in België. Het PWA is een agentschap dat het aanbod van langdurig werklozen en de vraag naar arbeid in de sfeer van diensten in en om het huis bij elkaar brengt. Het heeft de status van een vereniging zonder winstoogmerk. Het bestuur wordt gevormd door lokale politici en sociale partners.
2.2
BEREIK EN EFFECTEN
In de periode tussen juni 1995 en juni 1999 is het aantal werklozen dat actief is in het PWA-stelsel meer dan verdrievoudigd van 10.808 in juni 1995 tot 38.500 in juni 1999. Over dezelfde periode is het aantal gepresteerde uren meer dan verviervoudigd van 264.835 tot 1.174.879. Van de 38.500 werklozen die actief zijn binnen de PWA-regeling, was het merendeel (80 procent) vrouw, hoofdzakelijk tussen de 35 en 45 jaar en samenwonend. Er wordt ook wel gezegd dat de PWA-regeling ervoor gezorgd heeft dat vrouwen hun informele baantjes hebben ingeruild voor formele arbeid. De weinige mannen die binnen deze regeling werkzaamheden verrichtten, waren tussen de 45 en 55 jaar oud. Actieve PWAwerknemers werken gemiddeld 30 uur per maand. 50 procent van alle werklozen binnen de PWA-regeling was langdurig werkloos (meer dan vijf jaar)13. In juni 1999 stonden 120.904 gebruikers geregistreerd bij een PWA. In de periode 19941999 zijn 37 miljoen vouchers verkocht, waarvan bijna tweederde (63 procent) aan private huishoudens14. Een ‘achterkant-van-een-sigarendoos’-berekening laat zien dat dit aantal ten opzichte van de totale markt voor persoonlijke dienstverlening klein van betekenis is. Deze 37 miljoen vouchers vertegenwoordigen een waarde van ongeveer 37 miljoen x € 7,45 = € 275 miljoen. Dit komt neer op zo’n € 45 miljoen per jaar. De totale markt voor huishoudelijke hulp wordt in Nederland met zo’n 16 miljoen inwoners geschat op € 1,4 miljard euro in 2000. Indien je veronderstelt dat in België net zoveel
13
38 Procent van de PWA-actieven is tussen de vijf en tien jaar werkloos. 22 Procent is tien jaar of langer werkloos.
14
RVA (2001), De Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse van 1995-1999, Brussel.
S299001rap
7
gebruik wordt gemaakt van huishoudelijke hulp als in Nederland, kom je voor België met zo’n tien miljoen inwoners dan ongeveer uit op een totale markt van 10/16 x € 1,4 miljard = 875 miljoen. Dat betekent dat de PWA-vouchers ongeveer vijf procent van de markt voor persoonlijke dienstenverlening in België uitmaken. Opgemerkt moet worden dat dit percentage eigenlijk nog iets kleiner is, omdat het bij de vouchers niet alleen om huishoudelijke hulp gaat, maar ook om andere diensten15. Dumont (1997)16 heeft in zijn evaluatie gevonden dat 44 procent van de klussen die zijn uitgevoerd in het kader van de PWA-regeling, in het verleden in het informele circuit plaatsvonden. 84 procent van de gebruikers van PWA-diensten gaven aan dat ze blij waren dat ze geen gebruik hoefden te maken van diensten op de zwarte markt. In de zin van omzetten van zwart naar wit heeft de regeling dus in ieder geval een bruto-effect gehad van 44 procent gehad. Een klein deel van de verschuiving van zwart naar wit, wordt veroorzaakt door een autonoom effect. Het andere deel is een netto-effect. Van deze effecten zijn geen schattingen bekend. Kanttekening die Dumont hierbij maakt is dat dit resultaat wellicht positief beïnvloed is door de wenselijkheid van het antwoord. Punten van kritiek op de regeling zijn als volgt17: −
−
PWA-werknemers kunnen gemakkelijk bijverdienen door een deel van het werk in ruil voor vouchers te doen, en het andere deel voor contant geld in het informele circuit. De PWA’s spelen dan ongewild ook een rol in het bij elkaar brengen van vraag naar en aanbod van informele arbeid, hoewel De Sutter (2000) ook aangeeft dat er in het algemeen veel problemen zijn met het afstemmen van vraag en aanbod18. Uit een enquête bij Unizo (een PWA) blijkt dat 45 procent van de UnizoPWA-vertegenwoordigers melding maakt van misbruik. Voor 27 procent stelt men dat de werklozen in het zwart bijklussen naast het maximum aantal te presteren uren19. Hoewel de PWA-regeling ervoor bedoeld was om langdurig werklozen op de arbeidsmarkt te laten terugkeren, is in de praktijk gebleken dat velen van hen jaren aan de regeling bleven deelnemen en dus niet uit de uitkeringssituatie kwamen. Om deze reden heeft de Belgische overheid eind 2003 besloten meer nadruk te gaan leggen op een andere regeling, namelijk de dienstencheques (zie hoofdstuk 3).De dienstencheque is in zoverre anders van opzet dat werknemers in het stelsel van de dienstencheque een volwaardig werknemersstatuut krijgen, hetgeen betekent dat ze de uitkeringssituatie verlaten.
15
De cijfers voor Nederland hebben alleen betrekking op huishoudelijke hulp.
16
R. Dumont, Het PWA: analyse van de regelgeving en eerste praktijkervaringen, T.S.R,. 1997, 546.
17
Zie ook: Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
18
Tom de Sutter (2000), o.c., HIVA, Leuven.
19
A. Vanderstappen, NCMW-evaluatie: werking PWA, 8.
S299001rap
8
2.3
VOOR- EN NADELEN VAN DE REGELING
Tabel 2.1
Beleidsoptie: PWA’s België
Aspect
PWA's in België
Aard van de optie
Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen treden als intermediair op tussen de vraag naar huishoudelijke diensten en het aanbod van langdurig werklozen. Huishoudelijke diensten moeten worden betaald met vouchers.
Voordelen aan aanbodkant
Men mag bijverdienen naast uitkering PWA-arbeidsovereenkomst waardoor grotendeels hetzelfde arbeidsrecht op van toepassing is als voor reguliere werknemers. Ook vallen PWAwerknemers onder een arbeidsongevallenverzekering. Voor het overige geldt wat voor alle werklozen geregeld is: recht op gezondheidszorg, recht op uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, recht op kinderbijslag, recht op pensioen.
Nadelen aanbod
Alleen voor geregistreerde werklozen. Maximaal 45 uur per maand werken. Voor ambtshalve ingeschreven werklozen kan arbeid in het kader van de PWA-regeling verplicht worden gesteld, indien dit passende arbeid is.
Voordelen aan vraagkant
Je hoeft geen gebruik (meer) te maken van diensten op zwarte markt. Geen arbeidsrelatie (flexibiliteit). Je hebt als gebruiker van de PWA-cheques enige vrije keuze in de werknemer die bij jou werkzaamheden komt verrichten. Belastingaftrek van de uitgaven betaald in het kader van het PWA van tussen de 30 en 40 procent van de belastbare inkomsten (in 2000 lag het maximaal aftrekbare bedrag op ongeveer € 32661.
Nadelen aan vraagkant
Het soort klussen dat mag worden verricht moet vooraf worden beschreven in het gebruikersformulier, staat flexibiliteit in de weg.
Maatschappelijke voordelen
PWA-werknemers doen iets ‘terug’ voor hun uitkering. PWA-werknemers doen werkervaring op.
Maatschappelijke nadelen
Op macro-niveau zijn er kosten die samenhangen met de fiscale aftrek voor gebruikers van PWA-cheques, terwijl de maatschappij ook belastingopbrengsten misloopt doordat de inkomsten van de PWAwerknemers uit hoofde van hun PWA-activiteiten onbelast zijn. PWA's spelen ongewild een rol in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op informele markt (een deel gebeurt formeel, een deel informeel), hoewel zich ook problemen bij de afstemming tussen vraag en aanbod voordoen. Regeling speelt waarschijnlijk voornamelijk een rol bij het omzetten van informeel naar formeel, niet bij creatie nieuwe werkgelegenheid in de zin van het stimuleren van de vraag naar persoonlijke dienstverlening. Aanbieders blijven 'hangen' in de regeling en stromen niet door naar de reguliere arbeidsmarkt. Het bovenstaande nadeel hangt samen met het idee van de PWA-regeling. Het doel is het bieden van een tijdelijke opstap naar regulier werk, niet om de PWA-werknemers op reguliere basis aan het werk te houden in de markt voor persoonlijke dienstverlening => deze regeling is niet van betekenis voor het creëren van een markt voor persoonlijke dienstverlening. Doordat bijverdiensten zijn toegestaan vergroot de PWA-regeling de armoedeval bij overstap naar een full-time laag betaalde, reguliere baan.
S299001rap
9
2.4
INVOERING IN NEDERLAND
Uit het bovenstaande concluderen wij dat voor het invoeren van deze regeling in Nederland een uitvoerende instantie nodig is die vraag- en aanbod bij elkaar brengt. Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan organisaties voor thuiszorg, als we ons beperken tot huishoudelijke hulp en diensten die daaraan gerelateerd zijn gaat. Dit soort organisaties heeft immers ruime ervaring met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van dit soort diensten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de alpha-hulp. Wel moeten deze organisaties in direct contact staan met het CWI, zodat ze zicht krijgen op het beschikbare aanbod.
S299001rap
10
3
BELGIË: DIENSTENCHEQUES
3.1
DOELEN, DOELGROEP EN VORMGEVING
Doelstellingen Box 2 Doelstellingen dienstencheques 20
Het doel van de dienstencheques is drieledig : −
Het omzetten van latente vraag naar diensten in concreet werk.
−
Het creëren van werk voor mensen met een achterstandspositie op de arbeidsmarkt, zodat zij een kans krijgen.
−
Het omzetten van informele arbeid in formele arbeid.
Bron:
Persbericht Ministerie Werk en Pensioenen, 26 november 2003.
Net als bij de PWA-regeling dienen vouchers als betaalmiddel bij dit instrument. In 2004 zijn alle PWA-activiteiten voor private huishoudens die ook met dienstencheques betaald kunnen worden, overgegaan van de PWA-regeling naar het dienstencheque-systeem21. Dit heeft minister Vandenbroucke ingesteld omwille van het succes van de dienstencheques22. Het is de bedoeling dat PWA-ers zoveel mogelijk doorstromen naar het nieuwe stelsel. De overige activiteiten blijven onder de PWA-regeling vallen. De Belgische overheid hoopt met de dienstencheque eind 2007 25.000 banen van 24 uur per week gecreëerd te hebben23.
20
Zie persbericht van het Ministerie van Werk en pensioenen, d.d. 26 November 2003.
21
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
22
Persbericht Frank Vandenbroucke, donderdag 16 oktober 2003.
23
Zie FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Tewerkstelling via dienstencheques: Tussentijdse informatie, 1 juni 2004.
S299001rap
11
Vormgeving24 Er zijn vier partijen in het Belgische dienstencheque-systeem: − − −
De klant, die bij hem of haar thuis een huishoudelijke taak gedaan wil hebben. De werknemers = de betreffende hulp. De onderneming die optreedt als werkgever van de werknemer en via wie de klant een beroep doet op de werknemer. Dit zijn in principe alle operatoren op de markt: uitzendbureaus, schoonmaaksector, ziekenfondsen en arbeidsbureaus. Accor TRB, de beheerder van het dienstencheque-systeem. Accor TRB is onderdeel van Accor Services België die weer deel uit maakt van de groep Accor. In principe positioneert Accor Services België, een private onderneming, zich als hoofdrolspeler in de sector van dienstverlening aan bedrijven. Een pijler waar dit bedrijf zich op richt is het voorzien in essentiële behoeften van werknemers om het bedrijf of de openbare instelling waarin ze werkzaam zijn, bij te staan in haar sociale verantwoordelijkheid. Vanuit dit perspectief worden onder andere verschillende sociale programma’s, waaronder het dienstencheque-programma door Accor Services België beheerd25. Accor TRB verzorgt de uitgifte en verkoop van de dienstencheques.
−
Dienstencheques kunnen alleen gebruikt worden voor hulp van huishoudelijke aard. De werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de particulier waar hij prestaties verricht. Hij mag ook geen lid zijn van het gezin van die particulier, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de particulier. Uit tabel 2 is af te leiden welke activiteiten er onder hulp van huishoudelijke aard worden verstaan. Tabel 3.1
Activiteiten die onder de dienstencheques vallen
Activiteiten bij de gebruiker thuis:
Activiteiten buiten het huis van de gebruiker:
Schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen
Boodschappendienst
Wassen en strijken
Minder-mobielen-centrale
Kleine occasionele naaiwerken
Strijken
Bereiden van maaltijden Bron:
www.dienstencheques.be
De klant koopt vooraf dienstencheques (minimaal 10 stuks) bij Accor TRB en betaalt hiervoor €67 (dus €6,70 per stuk)26. De dienstencheques zijn vrijgesteld van BTW. De cheques moeten in principe binnen acht maanden na uitgifte worden gebruikt. Ze kunnen binnen die periode weer om worden geruild voor het aankoopbedrag. De klant die via de
24
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004; FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Wegwijs in… Werken in het Stelsel van de Dienstencheques, België, mei 2004; www.dienstencheques.be; interne notitie SZW.
25
www.accorservices.be
26
Dit bedrag was eerst € 6,20, maar is opgehoogd naar € 6,70, zie: www.dienstencheques.be
S299001rap
12
dienstencheque diensten wil laten verrichten, moet zich wenden tot een erkende onderneming. Deze onderneming zendt dan vervolgens een werknemer naar de klant. De klant betaalt de werknemer met een cheque. Voor één gewerkt uur betaalt de klant met één dienstencheque, dus de prijs per uur is €6,70. De kostprijs van een dienstencheque is € 21,00 per gewerkt uur27. Hierin zijn het loon, werkgeverslasten en andere kosten verwerkt. € 14,80 daarvan wordt door de federale overheid op de rekening van Accor TRB gestort28. Dit bedrag plus het aankoopbedrag van de dienstencheque (€ 6,70) wordt door Accor TRB aan de erkende onderneming betaald, na inlevering van de cheque. De onderneming behaalt een kleine winst per cheque die op kan lopen als het bedrijf in aanmerking komt voor ‘doelgroepverminderingen’. De dienstencheques zijn vrijgesteld van BTW. Iedereen die als klant gebruik maakt van de dienstencheques krijgt 30 procent terug van de belasting, onafhankelijk van het inkomen. De netto-kosten voor de klant zijn uiteindelijk € 4,69 per uur. De kosten voor de overheid zijn per cheque/per uur ongeveer € 21,00 - € 4,69 = € .16,31. Het maximum bedrag aan belastingaftrek is € 2200 (voor dienstencheques samen). Accor TRB zorgt voor belastingverklaringen voor de klanten29. Na betaling met de cheque levert de werknemer de cheque in bij zijn erkende onderneming en ontvangt daarvoor in ruil het arbeidsloon van de onderneming. In principe wordt dat bepaald door CAO-partijen, maar omdat die nog niet zijn gevormd, is het loon bepaald bij Koninklijk Besluit. Voorlopig is het bruto-uurloon vastgesteld op € 8,32 (bij een jaar anciënniteit € 8,66, bij twee jaar anciënniteit € 8,77) en wordt dat gekoppeld aan het prijsindexcijfer. Dit loon ligt iets boven het wettelijk minimumloon. Dit bedraagt € 1210 per maand of € 7,35 per uur. Wat de werknemer na aftrek van sociale premies en belasting netto overhoudt, hangt af van zijn/haar overige inkomsten. Deze bedragen gelden wanneer de werknemer in dienst is bij een gewoon uitzendbedrijf. De bedragen kunnen licht afwijken als de werkgever een gemeente of een sociale dienst is. De regionale overheden kunnen het gebruik van de dienstencheque uitbreiden voor andere soorten activiteiten. In 2004 heeft de Vlaamse regering beslist om de dienstencheques in te voeren in de kinderopvang. Ook dan subsidieert de Vlaamse regering € 16,68 per uur. Hier is veel weerstand tegen: de opvang van kinderen is een ander soort dienst, waar betrouwbaarheid, kwaliteit, verantwoordelijkheid en continuïteit (nog) veel zwaarder wegen dan bij schoonmaakdiensten.
27
Uitgaande van de situatie bij de voormalige prijs van een dienstencheque, namelijk € 6,20.
28
Uitgaande van de situatie bij de voormalige prijs van een dienstencheque, namelijk € 6,20.
29
www.dienstencheques.be
S299001rap
13
Doelgroep Doelgroep30 De doelgroep van de regeling (iedereen die als werknemer diensten kan verrichten in het kader van de dienstencheque) is iedereen die staat ingeschreven bij het Belgische arbeidsbureau. De werknemers die in aanmerking komen voor een tewerkstelling in het kader van de dienstencheques zijn bijvoorbeeld: − − − − − − − −
De volledig uitkeringsgerechtigde werklozen. De begunstigden van een leefloon. De niet-werkenden die geen uitkering genieten. De deeltijds werkenden. De personen die meer uren willen werken of een bijkomende activiteit willen uitoefenen. De personen die vergelijkbare activiteiten uitoefenen via het stelsel van de PWA’s. De personen wiens uitkering werd geschrapt of geschorst. De personen die zwart werk verrichten (via de dienstencheques kan een zwartwerker blijven voortwerken op legale wijze.
Naargelang de situatie waarin de werknemer zich bevond voordat hij/zij begon aan het werken in het kader van de arbeidsovereenkomst dienstencheques, wordt onderscheid gemaakt tussen twee categorieën werknemers: Categorie A
Categorie B
Werknemers van deze categorie zijn de werknemers die een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp ontvingen alvorens tewerkgesteld te worden met een arbeidsovereenkomst dienstencheques, en die tijdens hun tewerkstelling verder aanspraak blijven maken op een werkloosheidsuitkering, op leefloon of op financiële sociale hulp. Dit zijn alle andere werknemers die tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst dienstencheques. Om te werken binnen de dienstencheque-regeling is inschrijving bij het arbeidsbureau een vereiste voor deze categorie.
Arbeidscontract De werknemers ontvangen een ‘arbeidsovereenkomst dienstencheque’ bij het uitzendbedrijf die in hoofdzaak overeenkomt met een gewone arbeidsovereenkomst. Dit was het voornaamste voordeel voor werknemers ten opzichte van de PWA-regeling tot voor april 1999. Voor de arbeidsovereenkomst dienstencheque geldt dat een werknemer bij een zelfde werkgever verschillende van dit soort overeenkomsten af kan sluiten (zelfs opeenvolgend) zonder dat dit het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde tijd tot gevolg heeft. Deze mogelijkheid geldt echter slechts voor een bepaalde periode die varieert van zes maanden voor werknemers uit categorie A, tot drie maanden voor werknemers uit categorie B. Na die periode moet een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur worden aangeboden. De periode wordt gerekend vanaf de dag van de eerste voorafgaandelijke aangifte van de tewerkstelling in het kader van de
30
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, o.c., België, mei 2004.
S299001rap
14
arbeidsovereenkomst dienstencheques bij deze werkgever. Het aanbieden van een vast contract aan werknemers kan voor ondernemingen een belemmering zijn om hun diensten op het gebied van persoonlijke dienstverlening via de dienstencheques aan te bieden. Na een proefperiode van drie dagen geldt een opzegtermijn van zeven dagen. De werknemer is verzekerd voor de sociale wetgeving, gewerkte periodes tellen mee voor pensioenopbouw en men heeft recht op jaarlijks verlof. Voor werknemers uit categorie A: −
−
−
Geldt tijdens de eerste zes maanden een soepele regeling die de werkgever toelaat om het aantal te presteren uren af te stemmen op het aantal klanten dat zich aandient. De enige beperking op de arbeidstijd is dat elke begonnen prestatie minstens drie uur moet duren. Er is dus geen minimum duur van het contract. Geldt dat ze na zes maanden een contract voor onbepaalde duur aangeboden moeten krijgen van het uitzendbedrijf met een minimum-arbeidsduur van de helft van een voltijds werkende werknemer. Geldt dat zij tijdens de tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques niet enkel het loon dat gestort wordt door de werkgever ontvangen, maar ook nog iedere maand een aanvullende werkloosheidsuitkering, leefloon of financiële sociale hulp.
Voor werknemers uit categorie B: − −
Geldt tijdens de eerste drie maanden geen minimum aantal te presteren uren en wordt geen minimum duur van het contract opgelegd. Geldt dat na drie maanden een contract van onbepaalde duur aangeboden moet worden. Er wordt geen minimum aantal te presteren uren opgelegd.
Verplichting om extra uren te aanvaarden Naargelang de categorie waartoe de werknemer behoort, zal deze wel of niet extra uren moeten aanvaarden. Voor de werknemer uit categorie B geldt dit niet, voor die uit categorie A wel. Deze heeft namelijk in de maanden waarin hij werkt naast zijn loon ook nog een aanvullende werkloosheidsuitkering (als volledige werkloze, tijdelijke werkloze of deeltijdse werknemer met inkomensgarantie-uitkering), een leefloon of financiële sociale hulp. In die situatie is de werknemer verplicht om bijkomende uren aan te nemen. Hij moet de werkgever de eerste dag van zijn tewerkstelling schriftelijk inlichten, dat hij behoort tot categorie A. Hij moet zich in het schrijven kandidaat stellen voor: − − −
Voor bijkomende uren bij diezelfde werkgever. Voor eventueel een andere deeltijdbaan bij die werkgever met meer uren werk dan op dat moment het geval is. Voor een voltijdbaan indien die werkgever dat zou aanbieden.
De werkgever is dan verplicht om elke vrijgekomen baan in zijn onderneming waarvoor de werknemer in aanmerking komt (o.a. gelet op het soort werk en zijn mogelijkheden van verplaatsing) eerst aan hem aan te bieden. Het kan dus zowel gaan om een nieuwe deeltijdbaan met meer uren, om een extra opdracht bovenop de deeltijdbaan die hij nu reeds heeft, als om een voltijdbaan. Wanneer hij om organisatorische redenen niet in aanmerking komt voor die bijkomende uren, dan moet de werkgever hem die niet aanbieden.
S299001rap
15
Als de werknemer ten onrecht meer uren weigert, dan moet de werkgever daarvan melding maken bij de RVA of het OCMW (Openbaar Centrum Maatschappelijk Welzijn). De werknemer kan dan de aanvullende werkloosheidsuitkeringen of zijn leefloon verliezen. Bovendien kan hij een sanctie oplopen wegens het weigeren van een passende baan. Uitvoering Een onderneming die erkend wil worden moet aan een aantal voorwaarden voldoen op het gebied van lonen, verlof, geen discriminatie, geen gevaren voor de werknemer etcetera. Het kan zowel om commerciële als om niet-commerciële ondernemingen gaan. De erkenning wordt afgegeven door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening31. De PWA-kantoren verdwijnen niet. Zij blijven de PWA-werknemers begeleiden en de PWA-gebruikers hun diensten aanbieden, waarvoor met PWA-cheques betaald wordt. Bovendien kunnen ze sinds begin 2004 in het hele land erkenning aanvragen als dienstenonderneming in het kader van het dienstencheque-systeem. De huidige PWAwerknemers die in de nieuwe regeling stappen, krijgen hierdoor een volwaardige arbeidsovereenkomst32.
3.2
BUDGETTEN33
Aan het totaal aantal in omloop zijnde dienstencheques is een jaarlijks maximum verbonden, namelijk voorzover de jaarlijkse overheidssubsidie strekt. De vraag is echter, hoe je op deze manier de dienstencheque-werknemers aan het werk houdt, al geldt voor werknemers uit categorie B dat geen minimum aantal te presteren uren is opgelegd. In 2004 is een bedrag van € 91 miljoen voorzien voor de dienstencheques, in 2005 een bedrag van € 227 miljoen. De terugverdieneffecten uit hoofde van de betaling van sociale zekerheidsbijdragen en de besparing op werkloosheidsuitkeringen worden voor 2005 geraamd op € 68 miljoen. Netto komen de geraamde kosten dan op € 159 miljoen uit. Als de doelstelling van 25.000 banen in 2007 wordt gehaald, kost dit de Belgische overheid in totaal (afgezien van terugverdieneffecten): 25.000 arbeidsplaatsen x 24 uur x 52 weken x € 16,68 = € 520 miljoen.
3.3
BEREIK EN EFFECTEN
De dienstencheques worden in 2005 geëvalueerd. Wel is er tussentijdse informatie beschikbaar34. Hieruit blijkt dat vanaf de start (1 januari 2004) tot 1 juni 2004 2.671.196
31
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, o.c., België, mei 2004.
32
Persbericht Frank Vandenbroucke, donderdag 16 oktober 2003.
33
Interne notitie SZW.
34
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, o.c.,1 juni 2004.
S299001rap
16
dienstencheques zijn verkocht en 1.341.231 zijn verbruikt. De kosten voor de verbruikte cheques komen neer op 1.341.231 x € 16,68 = € 22,4 miljoen euro. Eind mei 2004 waren er 56.237 gebruikers ingeschreven bij het uitgiftebedrijf. In januari 2004 waren er 588 ondernemingen erkend voor de ontwikkeling van activiteiten met dienstencheques. In januari 2004 werden 118.372 uren gepresteerd via dienstencheques. Sindsdien ligt het groeiritme per maand gemiddeld boven de 30 procent. In mei 2004 zijn er 356.327 uren gepresteerd dankzij dienstencheques. Als dit groeitempo wordt aangehouden wordt de gestelde doelstelling voor eind 2004 (12.500 arbeidsplaatsen) gerealiseerd. Met voorzichtigheid kan worden gesteld (ervan uitgaande dat mensen gemiddeld 80 uren per maand werken via de dienstencheques), dat in de maand mei ongeveer 4.500 personen via dienstencheques tewerk waren gesteld. Uit een enquête35 onder werknemers in erkende ondernemingen uit de provincie Limburg (voor Vlaanderen) en de provincie Namen (voor Wallonië), blijkt dat ongeveer de helft van de werknemers uit een situatie van vergoede werkloosheid of sociale bijstand komt (categorie A). Voor deze inactieven gaat het om een nieuwe baan. Werknemers uit categorie B beslaan de andere helft van de tewerkstelling. Het is onduidelijk in welke situatie deze werknemers zich bevonden voorafgaande aan de tewerkstelling. In het rapport gaat men ervan uit dat het hier voor een deel gaat om het omzetten van zwart werk naar regulier werk.
3.4
VOOR- EN NADELEN REGELING
Tabel 3.2
Beleidsoptie: dienstencheque a la België (gesubsidieerde arbeid)
Aspect
Dienstencheque a la België (subsidie op arbeid)
Aard van de optie
Invoering dienstencheque voor inkoop hulp van huishoudelijke aard in combinatie met subsidie op arbeid voor de werkgever en belastingaftrek voor de vragers
Voordelen aan aanbodkant
Iets meer dan minimumloonniveau; je bent verzekerd; bouwt pensioen op, en hebt recht op verlof. Je ontvangt arbeidsovereenkomst dienstencheques. Je ontvangt als werknemer uit categorie A nog een (aanvullende) uitkering.
Nadelen aanbod
Alleen voor mensen die staan ingeschreven bij het arbeidsbureau. Verplichting voor werknemers uit categorie A om bijkomende uren te aanvaarden.
Voordelen aan vraagkant
30 procent van de kosten terug van de belasting tot maximaal € 2200 in 2004 voor dienstencheques.
Nadelen aan vraagkant
Er is sprake van een arbeidscontract/volledig werknemersstatuut. Vertrouwenskwesties (met name bij kinderopvang, maar ook bij huishoudelijke hulp): er kan alleen een beroep worden gedaan op ingeschreven aanbod, terwijl er geen arbeid mag worden verricht door bloed- of aanverwanten tot in de tweede graad van de gebruiker van de dienstencheque.
35
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, o.c., 1 juni 2004.
S299001rap
17
Aspect
Dienstencheque a la België (subsidie op arbeid)
Maatschappelijke voordelen
Draagt bij aan omzetten zwart naar wit (in tussentijdse informatie over de dienstencheques wordt dit verondersteld). Vergroot draagvlak voor de sociale zekerheid (minder derving inkomsten door zwart werk).
Maatschappelijke nadelen
Mogelijk minder effectief aanbod in andere segmenten arbeidsmarkt. Kosten per uur bedragen ongeveer € 16,31 per uur voor de overheid. Geraamde kosten in 2005 op macro-niveau bedragen € 227 miljoen - € 68 miljoen (terugverdieneffecten) = € 159 miljoen netto. Geraamde kosten voor het realiseren van 25.000 banen in totaal in 2007 bedragen € 520 miljoen bruto (afgezien van terugverdieneffecten. Beperkte uitgifte dienstencheques (afhankelijk van begrootte bedrag hiervoor). Administratieve rompslomp. Doordat werknemers uit categorie A nog een (aanvullende) uitkering ontvangen vergroot het dienstencheque-systeem de armoedeval voor deze groep werknemers bij overstap naar een full-time laag betaalde, reguliere baan. De verplichting om al na drie of zes maanden een vaste arbeidsovereenkomst dienstencheques aan de werknemer aan te bieden, kan voor ondernemingen een belemmering zijn om hun diensten op het gebied van persoonlijke dienstverlening via de dienstencheques aan te bieden.
3.5
INVOERING IN NEDERLAND
Om de dienstencheques naar Belgisch model in Nederland in te voeren, zou je een instelling in het leven moeten roepen die de uitgifte van de cheques kan verzorgen en die de betalingen aan erkende ondernemingen regelt. Hiervoor zou je kunnen denken aan de belastingdienst die dan direct kan beschikken over de gebruikersinformatie die relevant is om de aangiften te controleren (i.v.m. de 30 procent aftrek). Voor het erkennen van de bedrijven zou je bijvoorbeeld kunnen denken aan de Arbeidsinspectie, maar wellicht kan aanmelding bij de Kamer van Koophandel of de branche-organisatie (bijvoorbeeld OSB) voldoende zijn. In Nederland kunnen in principe dezelfde bedrijven als in België voor erkenning in aanmerking komen, te weten uitzendbureaus, schoonmaaksector, ziekenfondsen en arbeidsbureaus. Wij denken ook hier echter met name aan de thuiszorginstellingen vanwege hun expertise met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van huishoudelijke hulp (en daaraan verwante diensten) (zie hoofdstuk 2). Ook hier weer moeten de erkende ondernemingen in contact staan met het CWI om zicht te krijgen/houden op het arbeidsaanbod. Je zou naast het CWI ook kunnen denken aan gemeenten en het UWV, om zicht te krijgen/houden op uitkeringsgerechtigden en nietuitkeringsgerechtigden.
S299001rap
18
4
DUITSLAND: MINI-JOBS
4.1
DOELEN, DOELGROEPEN EN VORMGEVING
Doelstellingen en achtergrond In onderstaande box staat het voornaamste doel van de mini-jobs in Duitsland. Box 3 Doelstellingen: Mini-jobs De achterliggende gedachte voor de introductie van mini-jobs is: −
Het bestrijden van zwarte werkgelegenheid door middel van het verlagen van de arbeidskosten voor werkzaamheden die met name in het zwarte circuit plaatsvinden.
−
Sinds de Hartz-hervormingen in 2003: Stimuleren van werkgelegenheid in lage-lonensectoren.
Bron: Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
In 1970 is de Geringfügige Beschäftigung oftewel minor employment geïntroduceerd op de Duitse arbeidsmarkt. Met name in de jaren '90 werd deze vorm van werkgelegenheid ontzettend populair. Hierbij was zowel een werkgever als een werknemer vrijgesteld van het betalen van sociale verzekeringspremies voor dienstverbanden van minder dan 15 uur per week en een inkomensniveau tot en met € 325 per maand36. Werkgevers moesten een lump-sum belasting van 20 procent over het bruto-loon betalen, werknemers helemaal niets. Deze vorm van werkgelegenheid kon tot de inkomensdrempel gecombineerd worden met reguliere werkgelegenheid en vrijgesteld blijven van premie- en belastingbetalingen. Bij meerdere mini jobs tegelijkertijd werden de inkomsten hiervan bij elkaar opgeteld en was de werknemer boven de inkomensdrempel de reguliere sociale zekerheidsbijdragen en eventuele inkomstenbelasting verschuldigd. Dit leidde tot een hele hoge marginale belastingvoet net boven deze drempel37. In de '90-er jaren is deze vorm van Geringfügige Beschäftigung enorm gestegen. In het begin van 1999 waren er 6,5 miljoen van dit soort banen. In de catering bedroeg het percentage van dit soort banen 70 procent van alle banen in deze sector, in de schoonmaak was dat 60 procent. Dit vormde een bedreiging voor de financiële basis van het sociale zekerheidssysteem, in het bijzonder voor pensioenen en ziektekostenverzekeringen. Vakbonden waren bang dat reguliere banen zouden verdwijnen ten koste van mini-jobs. In 1999 heeft men daarom besloten tot hervormingen om de expansie van de mini-jobs tegen te gaan. Toch is voor zowel werknemers als voor werkgevers destijds vrijwel niets
36
Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, Work Incentives and Labor Supply Effects of the ‘Mini-Jobs Reform’ in Germany, DIW Berlin, Discussion Papers 438, Berlijn, September 2004.
37
De bruto-inkomsten moeten hoger dan € 400 zijn om alleen al te compenseren voor de sociale zekerheidsafdrachten.
S299001rap
19
veranderd. Het enige is dat werkgevers sinds deze hervorming 22 procent sociale zekerheidspremies moeten betalen (10 procent voor ziektekostenverzekering en 12 procent voor pensioenverzekering)38. In 2002 heeft de Commissie Hartz de aanzet gegeven tot hervormingen in de mini-jobs om werkgelegenheid in lage-lonensectoren te stimuleren. In april 2003 zijn naar aanleiding daarvan drie soorten mini-jobs ingevoerd39. De Duitse regering verwacht hiermee na verloop van tijd toenemende premie- en belastingopbrengsten (na tijdelijk verminderde premie- en belastingopbrengsten door groei van de werkgelegenheid en door het formaliseren van voorheen informele arbeid)40. In het onderstaande gaan wij met name uitvoerig in op de mini-jobs in private huishoudens. 400 Euro jobs41 De inkomenslimiet van de voormalige mini-jobs is opgehoogd van € 325 naar € 400. Wanneer een werknemer maximaal € 400 verdient, hoeft deze geen sociale lasten af te dragen. Bruto- en nettoloon zijn in dit geval aan elkaar gelijk. Een werkgever moet echter wel sociale premies en belastingen betalen. De sociale premies komen neer op 23 procent (12 procent pensioenverzekering; 11 procent ziektekostenverzekering) en de belastingen op twee procent42. Bij een mini-job geldt doorbetaling bij ziekte en bij feestdagen. De regeling geldt voor één bijbaan naast het hoofdberoep. Voor de volgende bijbanen zijn volledige premies en belastingen verschuldigd. Als een werknemer meerdere kleine banen heeft, moeten de inkomsten uit deze banen bij elkaar worden opgeteld. Over het bedrag boven de drempel zijn wel sociale premies verschuldigd. Deze nemen toe volgens een glijdende schaal (zie onderstaande paragraaf over Midi-jobs). Een belangrijke verandering die de hervormingen met zich mee heeft gebracht is het laten vervallen van de restricties rondom de maximum werktijd. Die bedroeg 15 uur per week, maar nu zijn er helemaal geen werktijdenrestricties meer. Midi-jobs/Niedriglohn-Jobs Om de overgang van een mini-job naar regulier werk gemakkelijker te maken, is een overgangsrange geïntroduceerd voor inkomens tussen de € 400.01 en € 800 euro. In deze range lopen de door de werknemer te betalen sociale zekerheidspremies langzaam op van vier procent tot het volledige werknemersdeel van 21 procent. De werknemer kan schriftelijk verzoeken geen pensioenbijdrage in te houden. Ook de werkgeverslasten bedragen 21 procent. Volgens de SZW-notitie over de Duitse mini-jobs, hoeft een
38
Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, o.c., Discussion Papers 438, Berlijn, September 2004.
39
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
40
Zie intern document SZW over mini-jobs in Duitsland.
41
Zie: Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004 intern document SZW over mini-jobs in Duitsland.
42
Voor individuen die in dienst zijn van private huishoudens worden de werkgeversbijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel nog meer gesubsidieerd. Deze komen neer op 12 procent van het loon van de werknemer (zie: Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, o.c., Discussion Papers 438, Berlijn, September 2004).
S299001rap
20
werknemer geen inkomstenbelasting (Solidaritätszuschlag of eventueel Kirchensteuer) te betalen. Het maximaal te verdienen bedrag van € 9600 ligt namelijk nog onder de belastingvrije drempel. Uit een Juridische nieuwsbrief valt echter op te maken dat deze met ingang van 1 januari 2004 € 7664 bedraagt43. Waarschijnlijk komt dat doordat in het eerst genoemde bedrag de sociale premies zijn opgenomen, terwijl dat in het tweede bedrag niet het geval is. De glijdende schaal is ingesteld om de armoedeval te verkleinen. Voorheen moest men bij de overgang naar regulier werk, van nul direct de volledige sociale zekerheidafdrachten betalen. Mini-jobs in private huishoudens Vormgeving Bij de Hartz-hervormingen zijn in april 2003 specifieke mini-jobs voor werkzaamheden in private huishoudens gecreëerd om informele arbeid in deze sector te bestrijden. De Commissie Hartz heeft namelijk berekend dat er tussen de 1,2 en 2,0 miljoen informele (illegale) arbeidsrelaties in deze sector bestaan. De diensten waar het hier over gaat zijn activiteiten die normaal gesproken door leden van het huishouden (kunnen) worden uitgevoerd, zoals het schoonmaken van de woning, bereiding van maaltijden, tuinonderhoud, kinderverzorging- en oppas, verzorging van zieken, bejaarden en hulpbehoevende personen. Voor de uitvoering van deze vorm van mini-jobs (dus niet de Niedriglohn-Jobs) is een Centrale (Minijob-Zentrale met twee vestigingen in Essen en in Cottbus) opgericht door de overheid. Deze Centrale is in het leven geroepen om de melding van de arbeidsverhouding en de betaling van de werkgeversbijdragen voor de afnemers van huishoudelijke hulp te vereenvoudigen. Middels een huishoudenscheque (Haushaltsscheck) moet de werkgever de Centrale informeren over het loon van de huishoudelijke hulp en een machtiging tekenen dat de afdrachten kunnen worden geïnd. De doorbetaling bij ziekte kan door de (private) werkgever voor 70 procent bij de Centrale worden teruggevorderd. Dit kan alleen als de arbeidsverhouding is aangemeld bij de Centrale en als de werkgever de Centrale schriftelijk op de hoogte brengt van het ziektegeval. Ook moet de werkgever kunnen bewijzen dat hij de hulp doorbetaalt. Sinds dit systeem in Duitsland is ingevoerd mag geen enkel huishouden meer een schoonmaakhulp ‘zwart’ (dat is niet aangegeven bij de Centrale) in dienst hebben, op straffe van een geldboete tot € 5.000 volgens het Sozialrecht en een geldboete van € 25.000 volgens het belastingrecht. Voor een huishoudelijke hulp die maximaal € 400 per maand verdient, gelden dezelfde bepalingen als bij een ‘reguliere’ mini-job (zie hierboven). Bovendien zijn de werkgeverslasten lager en bedragen in totaal twaalf procent (vijf procent pensioenverzekering; vijf procent ziektekostenverzekering; twee procent lump-sum belasting). Wanneer een huishoudelijke hulp tussen de € 400 en € 800 euro per maand verdient, dan valt hij/zij onder de Niedriglohn-Jobs (zie hierboven, voor deze jobs kan geen gebruik worden gemaakt van de Minijob-Zentrale). Voor beide soorten jobs geldt een belastingkorting voor de werkgever (de vrager van huishoudelijke hulp), tien procent van de te betalen belasting voor de gebruiker van de mini-job (met een maximum van € 510) en twaalf procent van dit bedrag voor de gebruiker van de Niedriglohn-Jobs (maximum van € 2400). Dit wordt ook wel Dienstmädchenprivileg genoemd. De vrager
43
Zie: Juridische Nieuwsbrief Duitsland, Anwaltskanzlei Strick, januari 2004.
S299001rap
21
moet altijd zijn hulp een formulier laten ondertekenen dat de hulp niet meer dan € 400 per maand verdient. Mocht dat wel het geval zijn dan is de vrager hiervoor verantwoordelijk en kan hij een (veel) hogere belastingaanslag krijgen (onduidelijk is hoe een vrager dit kan checken). In het Duitse systeem worden de inkomsten van een mini-jobber die bijstand ontvangt, gekort op de uitkering44. De gemiddelde bijstandsuitkering voor een alleenstaande zonder kinderen bedraagt € 290 per maand (exclusief huursubsidie). Tot 25 procent van de uitkering mag worden bijverdiend zonder korting op de uitkering. Voorbij deze drempel wordt 85 procent van de verdiensten ingehouden van de uitkering tot de helft van de uitkering is uitgeput. Daarboven wordt 100 procent van de verdiensten ingehouden van de uitkering. Van deze regels gaat voor bijstandsgerechtigden geen prikkel uit om te gaan werken in een full-time laag betaalde, reguliere baan. Zij krijgen daardoor namelijk te maken met de armoedeval. Ook WW-gerechtigden mogen een mini-job uitvoeren, maar om aanspraak te kunnen blijven maken op hun uitkering of reïntegratiehulp mogen zij wekelijks maximaal 15 uren werken45. Anders verliezen zij hun aanspraak op WW of reïntegratiehulp. De verdiensten uit de mini-job leiden wel tot korting op de uitkering, hoewel er een vrijstelling wordt gehanteerd van € 165. Ook voor WW-ers gaat het aannemen van een mini-job geen prikkel tot het aannemen van een full-time laag betaalde, reguliere baan uit, om op deze manier de uitkeringssituatie te verlaten. De belastingvrije voet over het inkomen bedraagt in Duitsland met ingang van 1 januari 2004 € 766446. De inkomsten van een mini-jobber die maximaal € 400 per maand verdient blijft hier ruim onder (€ 4.800). Iemand gaat pas inkomstenbelasting betalen als hij/zij circa € 630 per maand verdient. Echter de marginale belastingvoet is hoog voor een tweede verdiener die een mini-job aanneemt, aangezien het inkomen boven de € 400 bij het inkomen van de eerste verdiener wordt opgeteld voor belastingheffing47. Op dit totaalinkomen is het volle inkomstenbelastingtarief van toepassing. De hoogte van de marginale belastingvoet hangt af van het inkomen van de eerste verdiener. Diverse bronnen48 suggereren dat met name huisvrouwen, scholieren, studenten en gepensioneerden baat zouden hebben bij de mini-jobs in plaats van of naast werklozen
44
Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, o.c., DIW Berlin, Discussion Papers 438, Berlijn, September 2004.
45
Het is onduidelijk of dit nu nog steeds geldt, na de Hartz-hervormingen.
46
Zie: Juridische Nieuwsbrief Duitsland, Anwaltskanzlei Strick, januari 2004.
47
Zie bijvoorbeeld: Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, o.c., DIW Berlin, Discussion Papers 438, Berlijn, september 2004.
48
Zie bijvoorbeeld: Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, o.c., DIW Berlin, Discussion Papers 438, Berlijn, September 2004; 48 De RWI in Essen verwijst in Aspekte der Entwicklung der Minijobs, Abschlussbericht, 05.11.2004, 2004 naar A. Knabe, Die Hartzschen Mini-Jobs – Eine Chance für Arbeitslose? Wirtschaftsdienst 4/2003, s. 245-250, 2003; L. Funk, Kehrtwende am Arbeitsmarkt durch Mini-Jobs und Reformen im Niedrigeinkommensbereich? Sozialer Fortschritt 4/2003, 2003, s. 91-94; C. Weinkopf, Minijobs und Gleitzone – Rettungsanker für zusätzliche Beschäftigung? IAT-Report 2003-05, IAT-Gelsenkirchen, 2003.
S299001rap
22
met een laag inkomenspotentieel. Er is immers geen maximum aantal uren verbonden aan de mini-job. De genoemde groepen verdienen zullen juist maar een beperkt aantal uren willen werken. Ook mensen die al een baan hebben zullen het aantal uren dat zij werken in willen perken om gebruik te maken van de financiële voordelen die de mini-jobs met zich meebrengen (fiscale voordelen en voordelen met betrekking tot de betaling van sociale zekerheidspremies). Rekenvoorbeeld Als we uitgaan van € 10 per uur voor zwarte huishoudelijk hulp. In het Duitse systeem zou dat dan inclusief belastingen € 10 + (€10 x 0.12) = € 11,20 per uur worden. Stel deze komt drie uur per week. Dan gaat de vrager 12 x € 11,20 = € 134,40 per maand betalen. Een hulp met een dergelijk uurloon mag dan niet meer dan drie adressen van drie uur per week hebben, want met vier adressen komt hij/zij al boven de grens van € 400 uit. De hulp mag dan maximaal 40 uur per maand werken (tegen het tarief waar wij hier van uit gaan), dat is maximaal 10 uur per week. Stel dat iemand één keer per week een huishoudelijke hulp heeft voor drie uur per week. Dan betaalt hij daarvoor 52 * 3 * € 10 * 1,12 = € 1.747,20 per jaar. Hiervan is dus 10 procent (€ 175) fiscaal aftrekbaar. Door de twaalf procent sociale premies betaalt een vrager per jaar € 187,20 extra. De fiscale aftrek compenseert dus bijna de extra sociale lasten (vergeleken met een zwarte hulp).
4.2
BUDGETTEN
In een IAB-Kruzbericht in mei 200349 wordt gesteld dat door de Hartz-hervormingen een prikkel tot uitbreiding van mini- naar midi-jobs verwacht wordt, maar geen toename van het totaal aantal werkzame personen. Naar schatting zullen er 0,75 miljoen mini-jobs en 1,12 miljoen midi-jobs bijkomen. Dat komt neer op een verwachte derving van inkomsten uit sociale premies van € 612 miljoen.
4.3
BEREIK EN EFFECTEN
Mini-jobs in aantallen Onderstaande informatie is hoofdzakelijk gebaseerd op Renooy e.a50. Het aantal oude ‘mini-jobs’ (totale minor employment) bedroeg in september 2002 4.1 miljoen. Een maand na de Hartz-hervormingen (ingegaan op 1 april 2003) was dat gestegen tot 5.5 miljoen, hetgeen neerkomt op een stijging van 1.362.000 personen. Inmiddels is het aantal mini-jobs gestegen tot ruim 7 miljoen begin 200451. Van de 1.362.000 hierboven genoemde werknemers gebruiken 1,21 miljoen werknemers een mini-job als aanvulling op hun reguliere baan. Volgens het arbeidsbureau deden de meeste mini-jobbers dit werk al vóór 1 april 2003. Zo’n 630.000 mensen hebben hun
49
Bundesanstalt für Arbeit, IAB-Kurzbericht, mei 2003.
50
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
51
Deutsch Institut für Wirschaftsforschung.
S299001rap
23
voormalige belastbare baan (die ze als extra baan naast hun reguliere baan hadden), omgezet in een vorm van Geringfügige Beschäftigung. De overblijvende 580.000 werknemers hebben hun baan in de informele sector naar verwachting waarschijnlijk omgezet naar een geregistreerde mini job. Van de genoemde 1.21 miljoen werknemers met een mini-job, maakten eind april 2003 463.000 personen gebruik van deze regeling in combinatie met een werkloosheidsuitkering. Ook hier kan volgens Renooy e.a. verondersteld worden dat een een aanzienlijk deel van deze groep mensen hun informele baan hebben omgezet in een vorm van Geringfügige Beschäftigung. De specifieke mini-jobs voor het uitvoeren van diensten voor private huishoudens zijn gestegen ten opzichte van het aantal mini-jobs in de huishoudsector voor de hervormingen van 2003, zij het in een lager tempo dan verwacht. Vóór april 2003 waren er 27.000 mini-jobs in deze sector, terwijl dat er in oktober 2003 iets meer dan 36.000 waren. Renooy e.a. merken op dat het omzetten van informele naar formele arbeidsrelaties zeer moeizaam verloopt, gelet op de schattingen van het aantal informele arbeidsrelaties voor dit soort diensten. Een reden hiervoor kan zijn dat huishoudens huiverig zijn voor controles die het over de vloer hebben van een mini-jobber met zich meebrengt en dat ze bijvoorbeeld vaker plaats zullen vinden dan bij werkgeverswerknemersrelaties in de private sector. Een andere reden kan natuurlijk zijn dat men nog onbekend is met de nieuwe regelgeving. Deze laatste reden lijkt ons niet plausibel, omdat mini-jobs al sinds de jaren ’70 in Duitsland bestaan. Steiner en Wrohlich52 hebben ex-ante simulaties uitgevoerd van de werkgelegenheidseffecten die uitgaan van de in april 2003 geïntroduceerde Hartzhervormingen in de mini-jobs53. Deze simulaties wijzen uit dat deze effecten klein zijn. Naar verwachting stijgt de arbeidsmarktparticipatie met 50.000 personen oftewel 36.000 FTE’s, het maximale werkgelegenheidseffect van de hervormingen. Dit kleine, positieve participatie-effect weegt niet op tegen het negatieve ureneffect dat ontstaat doordat mensen die al een baan hebben het aantal uren dat ze werken verminderen. Het negatieve ureneffect bedraagt 37.500 FTE’s. Het netto effect op de werkgelegenheid is dus negatief. Dat houdt in dat het netto fiscale effect van de Hartz-hervormingen ook negatief is. Deze zorgen er namelijk voor dat de overheid € 1 biljoen aan inkomstenbelasting en sociale zekerheidsafdrachten van werkgevers misloopt. Dit zal enigszins gecompenseerd worden door de belasting- en sociale zekerheidsafdrachten van de mini-job werkgevers, maar het is onwaarschijnlijk dat deze compensatie opweegt tegen het genoemde negatieve effect. Omdat het onduidelijk is op welke tijdsperiode deze simulaties betrekking hebben, weten we niet hoe deze in verhouding staan tot de genoemde feitelijke aantallen mini-jobs die hierboven zijn genoemd. Kenmerken mini-jobs en hun gebruikers54 Ondanks de mogelijkheid meerdere mini-jobs tegelijkertijd te hebben, heeft de overgrote meerderheid (92 procent) van de mini-jobbers slechts één mini-job. Een groot deel van de
52
Viktor Steiner and Katharina Wrohlich, o.c., DIW Berlin, Discussion Papers 438, Berlijn, September 2004.
53
Geldt voor alle mini-jobs.
54
RWI Essen, o.c., 2004.
S299001rap
24
mini-jobbers die in maart 2004 een mini-job had, heeft deze pas in 2003 gekregen. Ongeveer de helft van de mini-jobbers ontvangt een uurloon van € 8 of meer. De meerderheid van de mini-jobbers werkt ongeveer maximaal 30 uur per maand. 33 procent werkt tussen de 16 en 30 uur per maand. Ongeveer 16 procent van diegenen die in maart 2004 een mini-job hadden, heeft nog een andere dienstbetrekking naast de minijob. Hiervan heeft de helft een aanstelling voor de helft van de tijd. Als gekeken wordt naar de achtergrondkenmerken van de mini-jobbers, blijkt dat het aandeel van de mini-jobbers in het totaal aantal werkenden is gestegen van 13 procent in 1984 tot 17 procent in 2002. Voor mannen is dit aandeel in 2002 10.9 procent, voor vrouwen 20.9 procent. De overgang van mini-job naar reguliere arbeid (Hochlohnbeschäftigung) laat een negatieve trend zien. In 1984-1985 bedraagt de overgangskans 35 procent, in 2001-2002 is deze gedaald tot 24 procent. De overgangskans van Niedriglohnbeschäftigung naar Hochlohnbeschäftigung is echter groter dan die van Hochlohnbeschäftigung naar Hochlohnbeschäftigung, hetgeen een positieve dynamiek laat zien. Uit een regressie-analyse blijkt dat werkende vrouwen een hogere kans hebben dan werkende mannen om in een mini-job werkzaam te zijn. Hetzelfde geldt voor Duitse vrouwen in verhouding tot niet-Duitse vrouwen. De arbeidsmarktstatus van de partner speelt een aanzienlijke rol. Vrouwen met een inactieve partner hebben een kleinere kans door middel van een mini-job te werken dan vrouwen met een werkende partner. Dit wijst erop dat mogelijk vooral niet-uitkeringsgerechtigden/huisvrouwen zich zouden aanbieden voor een mini-job. Ook valt niet te zeggen of het ook juist studenten, scholieren en gepensioneerden zijn die een mini-job hebben. Daarnaast is de kans voor vrouwen vergeleken met die van mannen grotere om in een mini-job terecht te komen dan om werkloos te worden. De hervormingen in het mini-jobstelsel hebben niet tot grote veranderingen geleid in het uurloon van de mini-jobber of in de in de gewerkte tijd per maand.
S299001rap
25
4.4
VOOR- EN NADELEN REGELING
Tabel 4.1
Beleidsoptie: mini-jobs met beperkte sociale lasten
Aspect
Mini-jobs met beperkte sociale lasten
Aard van de optie
Alternatieve regeling sociale premies om werk als huishoudelijke hulp te witten in combinatie met hoge straffen bij zwart werk.
Voordelen aan aanbodkant
Hoeft geen sociale lasten te betalen. Loondoorbetaling bij ziekte, pensioenopbouw, aanspraak op betaalde vakantiedagen. Ook onder voorwaarden opengesteld voor WW-ers. Werkzaamheden kunnen naast reguliere baan vervuld worden
Nadelen aanbod
Voor uitkeringsgerechtigden in de bijstand niet aantrekkelijk (inkomen wordt gekort op uitkering).
Voordelen aan vraagkant
Onder de € 400 per maand betaalt men slechts een bescheiden bedrag aan sociale premies, dat wordt gecompenseerd door een belastingaftrek van 10 procent van de kosten van een huishoudelijke hulp. Keuzevrijheid. Geen administratieve rompslomp (aanmelden arbeidsrelatie, automatische inning premies (middels machtiging)) als gevolg van instelling Centrale.
Nadelen aan vraagkant
Slechts 70 procent van loondoorbetaling bij ziekte wordt door de Centrale vergoed. Sprake van een arbeidsverhouding (in NL bij < 3 dagen niet zo) => minder flexibel. Vrager heeft geen invloed op het totaal inkomen dat een mini-jobber verdient. Als dat meer is dan € 400, zijn de werkgeverslasten hoger en dat vindt de vrager waarschijnlijk ongewenst. Men zou angst kunnen hebben voor controles die samenhangen met het gebruik maken van de diensten van een mini-jobber.
Maatschappelijke voordelen Vergroting van het draagvlak voor de sociale zekerheid ten opzichte van oude mini-jobs (loondoorbetaling bij ziekte; pensioenen) voor zover informeel door deze regeling wordt omgezet in formeel. Omzetten van informele naar formele arbeidsrelaties bij dienstverlening aan particuliere huishoudens, hoewel dit een behoedzaam verloop kent.
Maatschappelijke nadelen
Stijging in aantal mini-jobs komt voornamelijk voort uit werknemers die naast hun 'normale' baan al een bijbaan hadden (voor het genereren van extra inkomsten) en die hebben omgezet in een mini-job => worden geen extra banen gecreëerd. Tegenover vergroting draagvlak sociale zekerheid staat ook derving sociale premies door omzetten formele bijbanen in mini-jobs (hiervoor gelden lagere tarieven). In het oude mini-jobsysteem deed zich het verschijnsel voor, dat het merendeel van de werkgelegenheid in bepaalde branches (catering, schoonmaak) uit minijobs was gaan bestaan. Dit gevaar bestaat ook in het huidige mini-jobsysteem. Voor uitkeringsgerechtigden en tweede verdieners zal er van de mini-jobs geen incentive vanuit gaan om zich aan te bieden op formele/witte markt. Omdat uitkeringsgerechtigden gedeeltelijk mogen bijverdienen naast de uitkering, vergroot dit hun armoedeval bij overstap naar een full-time betaalde, reguliere baan. Voor tweede verdieners is de marginale belastingvoet hoog als ze een mini-job aannemen. Kans bestaat dat met name niet-uitkeringsgerechtigden/huisvrouwen, studenten, scholieren en gespensioneerden een mini-job zullen nemen in plaats van mensen met een laag inkomensperspectief.
S299001rap
26
4.5
INVOERING IN NEDERLAND
Het systeem van mini-jobs lijkt zeer geschikt om nuggers met een partner als kostwinner op de witte markt van persoonlijke dienstverlening te krijgen. Wel zit het belastingsysteem in Nederland anders in elkaar dan in Duitsland. In Nederland is er geen sprake van een belastingvrije voet, maar van een algemene heffingskorting (voor iedereen, ongeacht of de persoon werkt) en een arbeidskorting (voor degenen die werken). Je zou, om het systeem in Nederland aantrekkelijker te maken voor potentiële huishoudelijke hulpen, de arbeidskorting voor deze groep kunnen verhogen, zodat daar een incentive van uit gaat om de witte arbeidsmarkt op te gaan. In Nederland gold tot voor enkele jaren terug een zogenoemde invorderingsvrijstelling, onder andere voor alpha-hulpen. Dit is afgeschaft en vervangen door een tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting (tot en met 2005) voor mensen met een partner en een inkomen tot € 5.833. Alpha-hulpen kunnen maximaal 48 (52 – 4 weken vakantie) * 12 uur * € 10,13 verdienen: is gelijk aan € 5.835. Dus mensen die een gelijksoortig loon verdienen als alpha-hulpen kunnen ook van deze regeling gebruik maken. Dit neemt niet weg dat de marginale netto inkomsten kleiner zijn dan de marginale bruto-inkomsten. Men ontving, als men een partner had die voldoende belasting betaald, immers sowieso de algemene heffingskorting. Het systeem van mini-jobs is minder geschikt om uitkeringsgerechtigden op de witte markt te krijgen: hun verdiensten worden gekort op hun uitkering. Uitvoeringstechnisch gezien zou in Nederland het UWV of de belastingdienst de rol van de Centrale op zich kunnen nemen.
S299001rap
27
5
FRANKRIJK: CHÈQUE EMPLOI SERVICE (CES)
5.1
DOELEN, DOELGROEPEN EN VORMGEVING
Doelstellingen Box 4 Doelstellingen CES De CES is in 1994 ingevoerd met als belangrijkste doelen: −
Het proces van het huren en het betalen van een huishoudelijke hulp makkelijker te maken.
−
Ervoor te zorgen dat sociale zekerheidsafdrachten worden gedaan.
Bron:
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
Met de CES kan iedereen op een legale manier een huishoudelijke hulp inschakelen zonder ingewikkelde administratieve procedures en zonder dat een arbeidscontract hoeft te worden afgesloten. Het salaris van de huishoudelijke hulp kan namelijk met de CES (een dienstencheque) worden betaald. Daarnaast kunnen de afnemers van de cheques 50 procent van het bedrag dat ze eraan gespendeerd hebben, aftrekken van de inkomstenbelasting. De cheques zijn te koop bij lokale banken. Sinds 1 januari 2004 kunnen ook non-profit organisaties onder zekere omstandigheden en onder bepaalde condities uit hoofde van de CES personeel inhuren en betalen om het salarisproces te vergemakkelijken55. Vormgeving56 De dienstencheque mag gebruikt worden voor schoonmaak- en ander huishoudelijk werk, wassen en strijken, oppassen bij en lichte hulpverlening aan ouderen, idem bij zieken, zolang dit geen verpleging is, hulp bij huiswerk van de kinderen, incidentele oppaswerkzaamheden bij kinderen (geen reguliere kinderoppas) en tuinonderhoud. De dienstencheque mag niet worden gebruikt voor werkzaamheden die samenhangen met de beroepsuitoefening van de werkgever, voor het opknappen van de eigen woning en betalingen van een au-pair.
55
www.brittany.angloinfo.com/information/2/casuals.asp
56
Marja Pijl, De Franse dienstencheque:een goed antwoord of de verkeerde vraag, in: Tijdschrift voor de sociale sector, mei 1995, nummer 5, pp. 18 – 24.
S299001rap
28
Een werkgever kan een chequeboek met twintig cheques kopen bij zijn bank. Een dienstencheque bestaat uit twee gedeelten: −
−
Het eerste deel is bestemd voor het uitbetalen van salaris. De werkgever vult de naam van de werknemer in en het verdiende bedrag en ondertekent de cheque. De werknemer levert de cheque in bij zijn bank waarna het bedrag op zijn rekening wordt bijgeschreven. Het tweede deel van de cheque (‘volet social’) wordt gebruikt voor de berekening van de sociale lasten (werknemersverzekeringen en pensioen). De werkgever vult naam, adres en sociale zekerheidnummer in van zijn werknemer, het aantal gewerkte uren, het netto uurloon, het totaal uitbetaalde bedrag en de wijze waarop de sociale lasten berekend moeten worden.
De werkgever is verplicht tenminste het minimumloon te betalen (is momenteel € 7,19 per uur) plus tien procent vakantiegeld. De hoogte van het salaris en de berekeningswijze van de sociale lasten (over het werkelijk verdiende salaris of voor sociale zekerheid op minimumniveau) worden in de onderhandelingen tussen werkgever en werknemer vastgesteld. De dienstencheque regelt betaalde vakantie, het recht op sociale zekerheid en pensioenopbouw. Het arbeidsrecht is van toepassing. Het ontslaan van een dienstencheque-werknemer is niet eenvoudig vanwege het (impliciete) arbeidscontract dat is aangegaan. Een arbeidscontract geldt voor iedereen die meer dan vijf uur per week werkt57. De werkgever moet dan een aannemelijke en duidelijk omschreven reden hebben voor ontslag. Na een dienstverband van twee jaar moet de werkgever een schadeloosstelling betalen die hoger is naarmate het dienstverband langer heeft geduurd. De werkgever betaalt 0,15 procent meer lasten waaruit deskundigheidsbevordering van werknemers wordt gefinancierd. De werkgever betaalt minstens één keer per maand salaris uit en stuurt binnen veertien dagen het volet social naar de URSSAF, het kantoor van de sociale zekerheid. De URSSAF berekent de werkgeverslasten en brengt ze in rekening bij de werkgever. Bij de aanvraag van zijn chequeboek heeft de werkgever de URRSAF gemachtigd de sociale lasten van zijn bankrekening af te schrijven. De URSSAF stuurt de werkgever maandelijks een kennisgeving van afschrijving en aan het eind van het jaar een overzicht van het totaal bedrag aan salarissen en sociale lasten. Dit formulier gebruikt de werkgever bij zijn belastingaangifte. Hij mag 50 procent van de som van salarissen en sociale lasten aftrekken van de belasting. De aftrek wordt niet berekend over de belastbare som maar over feitelijk te betalen belasting. Het maximaal aftrekbare bedrag is 50 procent. De werknemer ontvangt van de URSSAF een opgave van de voor hem betaalde premies. De dienstencheque vervult dus drie functies: − − −
Arbeidscontract Salarisstrook Aangifte voor de sociale zekerheid
Een werkgever mag één en dezelfde werknemer maximaal acht uur per week met de dienstencheque betalen of maximaal één maand per jaar. Maar een werkgever mag wel meer dan één persoon voor ieder maximaal acht uur per week aanstellen. Ook voor de
57
www.brittany.angloinfo.com/information/2/casuals.asp
S299001rap
29
werknemer geldt dat hij of zij een tweede of derde werkgever moet zoeken als hij/zij meer wil werken dan acht uur per week. Doelgroepen Iedereen die dat wil mag extra geld verdienen met de dienstencheque en iedere particulier is gerechtigd om personeel voor de toegestane werkzaamheden met de cheque te betalen. Na de invoering van de dienstencheque blijken de werknemers vooral vrouwen te zijn van rond de veertig die weinig opleiding hebben gehad en er toch iets naast willen doen. Werklozen kunnen van de dienstencheque gebruik maken: zij mogen via de cheque anderhalf jaar lang tot 70 procent van hun oude salaris bijverdienen. Tijdens hun werk met de dienstencheque bouwen zij nieuwe rechten op.
5.2
BEREIK EN EFFECTEN
Aan het eind van 1995 zijn ongeveer 250.000 permanente gebruikers van de CES geregistreerd. Onder deze gebruikers waren 160.000 nieuwe afnemers van huishoudelijke diensten (domestic and family services)58. Sinds de introductie van de CES is het totaal aantal huishoudens dat gebruik maakt van huishoudelijke diensten gegroeid tot bijna 800.000 in 200259. In die zin zou je kunnen zeggen dat de CES er in geslaagd is om arbeid die voorheen op de zwarte markt plaatsvond, te legaliseren. Aan de andere kant heeft de CES per mei 1996 slechts ongeveer 40.000 full-time banen60 gecreëerd. Als dit wordt afgezet tegen het verlies van ongeveer € 91.5 miljoen aan gederfde belastinginkomsten uit hoofde van de inkomstenbelasting (belastingaftrek gebruiker van de CES) en een opbrengst van € 65.5 miljoen aan sociale zekerheidsontvangsten in dat jaar, hetgeen neerkomt op € 1200 per gecreëerde baan, is dat een mager resultaat. Andere negatieve aspecten van de CES zijn dat de gebruikers met name deel uitmaken van de rijkere lagen van de bevolking die toch wel in staat zijn persoonlijke dienstverleners te betalen. Dit geldt eigenlijk niet alleen voor de CES, maar in het algemeen. Ook bij inkoop van persoonlijke diensten op de informele markt zijn het namelijk vooral draagkrachtigen die als vrager optreden. Bovendien zorgt de CES niet voor controle op kwaliteitsaspecten van huishoudelijke diensten, noch draagt het bij tot de creatie van een formele markt, omdat de CES alleen maar transacties tussen private individuen bewerkstelligt. Uit de onderstaande tabel blijkt dat het aantal gebruikers van en het aantal aanbieders in het kader van de CES tussen 1998 en 2002 is gestegen, zowel in personen als in FTE’s.
58
D. Finger, Service cheques in Europe – a model for Germany?, Wissenschaftszentrum Berlin für Sozialforschung, 1997.
59
S. Adjerad, Dynamisme du secteur des emploi familiaux en 2002, DARES, Premières Informations, Decembre, nr. 51.1, 2003.
60
Als het aantal jobs wordt gedeeld door de normale werkweek van 39 uur.
S299001rap
30
Tabel 5.1
Kwantitatieve informatie CES
Jaar
Aantal werkgevers
Werkgevers ouder dan 70
Aantal werknemers
Gewerkte uren
FTE’s
1998
469.000
170.000
370.261
100.963.905
50.482
1999
556.000
193.000
344.389
124.739.193
62.730
2000
564.757
217.282
369.433
138.993.00
69.497
2001
666.228
251.036
381.993
153.756.612
76.879
2002
765.411
252.585
425.845
175.542.612
87.771
Bron:
S. Adjerad, Dynamisme du secteur des emploi familiaux en 2002, DARES, Premières Informations, Decembre, nr. 51.1, 2003.
5.3
VOOR- EN NADELEN REGELING
Tabel 5.2
Beleidsoptie: dienstencheque à la Frankrijk
Aspect
Dienstencheque a la Frankrijk
Aard van de optie
Invoering dienstencheque voor betaling salaris en sociale lasten huishoudelijke hulp in combinatie met belastingaftrek voor de vragers
Voordelen aan aanbodkant
Minimaal minimumloonniveau Sociale verzekeringen Pensioenopbouw Arbeidscontract indien je als werknemer meer dan vijf uur per week werkt. Werklozen mogen nog maximaal anderhalf jaar 70 procent van laatst verdiende loon bijverdienen, naast uitkering.
Nadelen aanbod Voordelen aan vraagkant
50 procent van de kosten aftrekbaar voor de belasting Geen administratieve lasten die het werkgeverschap normaal gesproken met zich meebrengt. Vrije keuze consument
Nadelen aan vraagkant
Er is sprake van een arbeidscontract bij het inhuren van de diensten voor meer dan vijf uur per week. Moeilijk om mensen te ontslaan en dat kost geld (inflexibel). Geen kwaliteitscontrole van aangeboden diensten.
Maatschappelijke voordelen
Vergroot draagvlak voor de sociale zekerheid Draagt bij aan formaliseren informele arbeid .
Maatschappelijke nadelen
Mogelijk minder effectief aanbod in andere segmenten arbeidsmarkt doordat deze regeling mogelijk effectief aanbod wegtrekt uit andere segmenten (geen empirisch bewijs voor gevonden). Er wordt weinig extra werk gegenereerd. Het collectief moet er financieel gezien op toeleggen. (kost meer dan het opbrengt in termen van overheidsfinanciën) => € 1200 per gecreëerde baan per jaar. Gebruikers komen met name uit rijkere lagen van de bevolking. Draagt het niet bij tot de creatie van een formele markt, omdat de CES alleen maar transacties tussen private individuen bewerkstelligt. Geen incentives voor aanbod om zich op formele/witte markt aan te bieden.
S299001rap
31
5.4
INVOERING IN NEDERLAND
Hier past eigenlijk dezelfde conclusie als bij de mini-jobs in Duitsland: het lijkt een goede regeling om zwart werk van nuggers te witten, maar is geen oplossing om bijstandsgerechtigden of andere uitkeringstrekkers die nu zwart bijverdienen naar de witte markt te lokken. Voor dat doel moeten meer incentives worden ingebouwd (algemene heffingskorting afschaffen en omzetten naar arbeidskorting, arbeidskorting verhogen, vrijstellingsbepalingen invoeren) of huidige prikkels om niet te gaan werken weghalen. Voor het invoeren van de CES in Nederland zouden geen aparte instituties te hoeven worden ingevoerd. De verkoop van de dienstencheques zou ook in Nederland gemakkelijk via banken of via het postkantoor kunnen verlopen In Nederland zou het UWV de rol van het kantoor voor de sociale zekerheid op zich kunnen nemen bij het berekenen en in rekening brengen van de werkgeverslasten. Volgens ons zou het doorgeven van de benodigde informatie voor de belastingdienst efficiënter en minder bureaucratisch kunnen. Nu moet het kantoor voor de sociale zekerheid deze informatie eerst doorgeven aan de gebruiker van de dienstencheque, die deze moet gebruiken in zijn aangifte en deze vervolgens door moet geven aan de belastingdienst. Het zou op zijn minst handig zijn, deze informatie aan zowel de gebruiker, als de belastingdienst door te geven. De belastingdienst beschikt dan direct over een controlemiddel.
S299001rap
32
6
FRANKRIJK: TITRE EMPLOI SERVICE (TES)
6.1
DOELEN, DOELGROEPEN EN VORMGEVING
De TES maakt het mogelijk dat raden van de arbeid, regionale en lokale autoriteiten en welvaartsorganisaties financiële ondersteuning aan hun werknemers kunnen geven als zij iemand in willen huren voor het verrichten van huishoudelijke arbeid in hun huis61. Dit gebeurt door middel van een cheque die de werknemers ontvangen als deel van hun salaris. Dit betekent dat deze cheque niet te koop is. De cheque kan worden ingewisseld voor huishoudelijke diensten en is € 12,08 waard62. In feite gaat het hier om ‘employment benefits’. Net als de CES heeft de TES tot doel om het inhuren van huishoudelijke diensten op een legale manier te vergemakkelijken/versimpelen met name voor huishoudens die normaal geen toegang hebben tot dit soort diensten. Hiertoe is het de bedoeling dat de TES structuur aanbrengt in zowel de aanbodkant van de markt voor huishoudelijke diensten, als in de vraagzijde van de markt voor deze diensten. Bij de start van deze regeling verwachtte men met de TES 20.000 FTE’s aan werk te genereren (in 2002). Het belangrijkste verschil met de CES is dat het private huishouden dat gebruik maakt van de huishoudelijke diensten die worden aangeboden via de TES, niet als werkgever van de dienstverlener optreedt. Het huishouden is in dit geval een klant van het bedrijf dat de diensten aanbiedt.
6.2
EFFECTEN EN BEREIK
De TES heeft weinig extra vraag gegenereerd in de groep waarvoor de regeling bedoeld was, de groep die normaal gesproken geen toegang heeft tot huishoudelijke diensten. Voornaamste redenen hiervoor zijn culturele barrières en het feit dat schoonmaakactiviteiten (de activiteiten die het meest worden aangeboden) geen prioriteit hebben voor deze groep. De aanbieders hadden hierdoor moeite om tegemoet te komen aan de wensen van de eindgebruikers van huishoudelijke diensten, omdat ze daarvoor niet de vereiste competenties in huis hadden. Het gaat dan bijvoorbeeld om urgente hulp bij klusjes en onderhoudswerkzaamheden in huis in verband met het verhuren van kamers. Alle organisaties die gebruik wilden maken van de TES ondervonden problemen met het vinden van aanbieders van de diensten. Het aanbod schoot dus in kwantitatieve zin tekort. Ook hadden de vragende organisaties moeite met het identificeren en afbakenen van de gevraagde diensten, oftewel de diensten die ze aan hun werknemers wilden aanbieden.
61
Zie: Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
62
Gebaseerd op eigen berekening. 1.3 miljoen TES-cheques vertegenwoordigen een waarde van € 15.7 miljoen euro. Dit betekent dat één cheque € 15.7/1.3 = € 12.08 waard is.
33
Bovendien was het moeilijk bedrijven te vinden die bereid waren de TES als betalingswijze te accepteren63. Ook in kwantitatief opzicht voldoet de TES niet aan de verwachtingen. Guimiot en Adjerad (2003)64 constateren dat de TES minder gebruikt is dan men van te voren verwacht had, terwijl de TES ook niet het verwachte volume aan regulier werk heeft opgeleverd. In 2002 zijn in totaal 1,3 miljoen TES-cheques gebruikt. Deze vertegenwoordigen een waarde van € 15,7 miljoen euro en 1000 FTE’s. Dat is slechts vijf procent van het aantal beoogde FTE’s bij de invoering van de TES. Al met al is met de TES niet gelukt structuur aan te brengen in zowel de aanbod- als de vraagzijde op de markt voor huishoudelijke diensten. Daarnaast garandeert de verplichte afname van huishoudelijke diensten bij organisaties geenszins een betere kwaliteit van de diensten dan bij afname via een één-op-één relatie tussen individuen die makkelijker te bewerkstelligen is. Een directe relatie tussen aanbieder en vrager is flexibeler met betrekking tot de inhoud van het werk dat de vrager gedaan wil hebben. Ook creëert zo’n relatie de mogelijkheid tot het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Dat is zeer belangrijk bij diensten in de privé-sfeer65.
63
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
64
A. Guimiot en S. Adjerard, Le Titre Emploi service: en mal de success, Premieres, Dares, Septembre 2003 – No. 39.1.
65
Renooy, P.H., The Informal Economy. Meaning, Measurement and Social Significance, Netherlands Geographical Studies, Amsterdam, 1990.
34
6.3
VOOR- EN NADELEN REGELING
Tabel 6.1
Beleidsoptie: TES in Frankrijk
Aspect
TES in Frankrijk
Aard van de optie
Employment benefits uitgekeerd in waardecheques waarmee een privaat huishouden, huishoudelijke diensten in kan kopen bij een bedrijf dat de werkgever daarvoor uit heeft gekozen.
Voordelen aan aanbodkant
Je mag aannemen dat aanbod dat werkzaam is in een bedrijf dat de diensten aanbiedt, arbeidscontract heeft en de daarbij behorende voordelen (bijv. aanspraak sociale verzekeringen, doorbetaling bij ziekte)
Nadelen aanbod Voordelen aan vraagkant
Werkgever betaalt voor de huishoudelijke hulp
Nadelen aan vraagkant
Geen garantie kwaliteit. Geen vrije keuze consument (vertrouwenskwesties). Aard van de vraag sluit niet aan op de aard van het aanbod (zowel kwalitatief als kwantitatief). Kost moeite om bedrijven zover te krijgen dat ze TES als betalingsmiddel accepteren.
Maatschappelijke voordelen
Stimulering bedrijvigheid (komen wellicht nieuwe bedrijfjes bij die persoonlijke diensten aanbieden (maar moeite met vinden van aanbieders). Doelgroep die normaal gespreken geen toegang heeft tot huishoudelijke diensten, kan daar nu toch gebruik van maken (in theorie).
Maatschappelijke nadelen
Regeling heeft slechts vijf procent van de beoogde FTE's in werk opgeleverd => geen oplossing voor werkloosheidsprobleem/activeringsprobleem. Doelgroep die normaal gesproken geen toegang heeft tot huishoudelijke diensten, wordt hierdoor niet gestimuleerd meer vraag naar huishoudelijke diensten uit te oefenen. Het is de TES niet gelukt structuur aan te brengen in markt huishoudelijke diensten.
6.4
INVOERING IN NEDERLAND
Hoewel deze regeling in Nederland ingevoerd zou kunnen worden, rijst de vraag in hoeverre je daar als overheid iets mee zou kunnen doen. De overheid als werkgever zou uiteraard dit soort employment benefits kunnen verstrekken, maar hoe krijg je het bedrijfsleven of andere overheden zover? Op dit moment is het voor werkgevers in Nederland sowieso heel lastig om met name huishoudelijke hulp via bedrijven in te kopen66. Eenvoudigweg omdat in Nederland momenteel alleen RSP-bedrijven dit soort diensten aan particulieren aanbieden.
66
Uit een interview met een thuiszorgorganisatie die employment benefits verstrekt aan haar werknemers in de vorm van het bijelkaar brengen van vraag en aanbod van diensten, blijkt bijvoorbeeld dat huishoudelijke hulp altijd in het informele circuit wordt ingekocht.
35
7
DENEMARKEN: HJEMMESERVICEORDNINGEN/ HOME SERVICE PROGRAMMA
7.1
DOELEN, DOELGROEPEN EN VORMGEVING
Doelstellingen Het Home Service programma (hjemmeserviceordningen) is in 1994 gestart als een experiment om huishoudelijke hulp (schoonmaken, kleine klusjes om het huis inclusief tuinieren) te subsidiëren. In 1997 heeft dit programma een permanente status gekregen. Met dit programma wil de Deense overheid een aantal doelstellingen bereiken (zie onderstaande box)67. Box 5 Doelstellingen Home Service programma −
Het stimuleren van de ontwikkeling van bedrijven die huishoudelijke hulp (aan particuliere huishoudens) aanbieden.
−
Het verhogen van de dagelijkse welvaart van huishoudens.
−
Het bieden van baankansen voor laag opgeleide baanzoekers (en het omlaag brengen van de werkloosheid).
−
Het omzetten van (undeclared) informele arbeid die huishoudelijke hulp aanbiedt, in formele arbeid.
Bron:
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004; Platzer.
Op basis van een onderzoek van PLS Consult in 1995, verwachtte men dat 50 procent van de gevraagde diensten binnen het Home Service programma zou zorgen voor een permanente vermindering van de werkloosheid68. Ook veronderstelde men dat 20 procent van de uitgevoerde schoonmaakdiensten van het informele naar het formele circuit over zou gaan. Een andere veronderstelling was dat een huishouden 20 procent van de tijd die normaal gesproken aan huishoudelijk werk wordt besteed, door het gebruik van de regeling kan worden aangewend voor productieve arbeid in de formele sector. Sørensen69 maakt hierbij de kanttekening dat dit erg optimistisch is en dat deze veronderstellingen erg beperkt zijn.
67
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004; Platzer (http://www.hum.vxu.se/publ/humanetten/nummer10/art0207.html).
68
Platzer (http://www.hum.vxu.se/publ/humanetten/nummer10/art0207.html).
69
Sørensen, 1996.
36
Vormgeving In het kader van het programma kunnen huishoudens70 een subsidie van 40 procent van de arbeidskosten krijgen, als zij huishoudelijke hulp inkopen bij een bedrijf dat deelneemt aan het programma. Het moet met nadruk een bedrijf zijn, geen individu dat de diensten aanbiedt. Andere kosten dan arbeidskosten, zoals materiaalkosten zijn uitgesloten van de subsidie (Renooy e.a., 2004). Door de jaren heen hebben zich wijzigingen voorgedaan in de diensten die onder de subsidie vallen en in het percentage van de arbeidskosten dat een huishouden terugkrijgt. De subsidie is verwerkt in de prijs die huishoudens voor de dienst betalen. Bedrijven kunnen de subsidie terugvorderen bij de “Danish Commerce and Companies Agency” (DCCA) via Internet. Binnen zeven dagen krijgen zij het bedrag teruggestort op hun rekening. Uitvoering Om als bedrijf deel te nemen aan het programma moet het bedrijf autorisatie aanvragen bij DCCA waarna registratie volgt. DCCA is een agentschap onder het Deense ministerie van Economische Zaken en Bedrijfsaangelegenheden. De activiteiten van dit agentschap hebben betrekking op drie terreinen71: − −
Wetgeving op het gebied van bedrijven en ondernemingen. Registratie en publicatie van bepaalde informatie en documenten met betrekking tot bedrijven en ondernemingen (inclusief jaarrekeningen). Verbetering van de omstandigheden voor bedrijfsgemeenschap.
−
Het is onduidelijk of en aan welke specifieke kenmerken een bedrijf moet voldoen, wil het autorisatie krijgen. Huishoudens die willen weten welke bedrijven deelnemen aan het programma, kunnen terecht op het gemeentehuis. Het maximum bedrag dat huishoudens aan gesubsidieerde diensten af mogen nemen, is € 700072. Gemeenten hebben volgens Platzer een controlefunctie ten opzichte van de bedrijven, als het gaat om het afsluiten van CAO's en de arbeidsomstandigheden. In de praktijk effectueert slechts tien procent van de gemeenten deze functie.
7.2
BEREIK EN EFFECTEN
Persoonlijke en huishoudelijke diensten vallen onder één van de snelst groeiende sectoren in de Deense economie. In 1998 groeide deze sector met 24 procent en bedroeg de omzet
70
Het is opmerkelijk dat op de websites www.workindenmark.dk en op www.kbhbase.kk.dk wordt aangegeven dat dit programma alleen geldt voor huishoudens waarin er tenminste één persoon ouder dan 65 jaar is. Uit Renooy e.a. (2004) en Platzer blijkt dat absoluut niet. Het is onduidelijk of deze randvoorwaarde pas sinds kort is ingevoerd of dat die al langer gesteld wordt.
71
www.eogs.dk
72
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
37
om en nabij de € 130 miljoen euro. In 1998 maakte één op de acht Deense huishoudens gebruik van het Home Service programma. Dat komt uit op een gemiddelde van vijf keer per jaar. Bijna 90 procent van de gebruikers was zeer tevreden met het bedrijf en de aangeboden diensten73. In 1998 ontvingen meer dan 3500 bedrijven subsidie binnen het Home Service programma. 1500 van deze bedrijven waren gespecialiseerd in huishoudelijke hulp, de rest (ongeveer 2200 bedrijven) voeren daarnaast nog andere activiteiten uit. Ondanks het feit dat huishoudelijke hulp veelal door veel kleine en maar weinig grote bedrijven wordt aangeboden, heeft concentratie plaatsgevonden. In 1998 vertegenwoordigde tien procent van alle bedrijven,50 procent van de omzet74. Platzer constateert op basis van verschillende onderzoeken dat schoonmaken tweederde van de activiteiten beslaat voor bedrijven die gespecialiseerd zijn in schoonmaakdiensten (huishoudelijke hulp). In nietgespecialiseerde bedrijven beslaat schoonmaken eenderde van de totale bedrijfsactiviteiten. In 1997 zijn meer dan 2000 banen gecreëerd. In 2000 bedroeg het aantal banen 3700 (fte)75. Naar schatting werken tussen de 4000 en 10.000 personen in een bedrijf dat gebruik maakt van het Home Service programma7677. Hoewel Platzer aangeeft dat het moeilijk is om de effecten van het Home Service programma op werkloosheid te meten, zijn er volgens haar aanwijzingen dat het netto-effect niet heel hoog is. Veel mensen die binnen de Home Service regeling aan het werk zijn, behoren niet tot marginale groepen op de arbeidsmarkt, maar tot de groep mensen die makkelijk een baan zouden hebben kunnen vinden voor de verschuiving van arbeid van publiek naar privaat aanbod van diensten. Veel mensen die werkzaam zijn in de huishoudelijke diensten, werkten voorheen in de publieke sector en in de private sector die beide hard getroffen zijn door saneringen78. Dit wordt bevestigd door het feit dat werknemers en werkgevers die onder het Home Service programma vallen, een kort werkloosheidsverleden hebben79. Dit betekent dat met name mensen met goede kansen op de arbeidsmarkt werk vinden binnen de regeling, en dat het Home Service programma geen adequate oplossing is voor het oplossen van werkloosheidsproblemen.
73
Zie: Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
74
Platzer (http://www.hum.vxu.se/publ/humanetten/nummer10/art0207.html)
75
Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
76
Zie: The Danish Commerce and Companies Agency, 1998; J. Lind, 2001; C. Ingerslev, 2001.
77
Het is opmerkelijk dat in het betoog van Platzer dat naar genoemde bronnen verwijst, onderscheid maakt tussen werknemers en zelfstandige werknemer/ondernemers. Het Home Service programma richt zich namelijk niet op eenmanszaken/individuele personen die zich aanbieden voor het verrichten van persoonlijke diensten.
78
Zie Høeg, 2001.
79
Hjemmeservice - en analse af de beskæftige 1998, 1999, p. 7.
38
Uit een evaluatie van het Deense ministerie van Bedrijfsaangelegenheden”80 uit 2001 blijkt dat het programma slechts een bescheiden invloed gehad heeft op het omzetten van ‘undeclared’ arbeid in formele arbeid. Van alle gebruikers gaf 10 procent aan dat zij in het verleden zwarte arbeid inhuurden voor huishoudelijke werkzaamheden81. Platzer stelt op basis van Sørensen82 dat er geen doorslaggevende economische argumenten zijn die voor of tegen het programma pleiten. Hoewel de netto opbrengsten in termen van daling van werkloosheid, omzetten van informele naar formele arbeid en creëren van extra toegevoegde waarde, niet voldoen aan de verwachtingen, zijn de netto kosten volgens haar niet dramatisch hoog. DCCA83 schat dat 50 procent van de afnemers van de diensten die onder de regeling vallen, tussen de 31 en 55 jaar oud is. 35 procent van de klanten is 60 jaar of ouder. Binnen de verschillende diensten is de variatie groot. Bijna 60 procent van de gebruikers tussen de 31 en 55 jaar oud neemt schoonmaakdiensten af, terwijl 60-plussers zwaar vertegenwoordigd zijn in de klantengroep die diensten in de tuin afneemt. Er blijkt een relatie te zijn tussen hoge inkomens en de ontvangen subsidies. Met name 'two-career families' gebruiken de regeling om goedkoop persoonlijke diensten in te kopen, ondanks het feit dat ze dat ook zonder subsidie zouden kunnen betalen. Velen willen hier echter niet de volle prijs voor betalen. Hoewel het Deense ministerie van 'Trade and Industry' volgens Platzer heel enthousiast is over de regeling, wordt dit beeld genuanceerd door de vrouwenvakbond. Een onderzoek in opdracht van hen84 laat zien dat deelnemende bedrijven moeite hebben met een aantal zaken met betrekking tot het personeelsbeleid. Het gaat om het verschaffen van goede inkomens, permanente full-time werkgelegenheid en bovenal goede werkomstandigheden (gaat met name om bedrijven zonder CAO's). Met name slechte arbeidsomstandigheden en het feit dat geen full-time werkgelegenheid wordt aangeboden (waardoor je niet van het werk kunt leven), zijn belangrijke oorzaken voor moeilijkheden bij het werven van personeel in de persoonlijke dienstverlening85. Het laatste aspect verklaart waarom in deze sector relatief veel jongeren werken ten opzichte van andere (handels)sectoren. Volgens het Deense Labour Agency86 is het vaak moeilijk om werklozen zover te krijgen dat ze zich aanbieden voor schoonmaakwerkzaamheden in het algemeen en in het bijzonder voor persoonlijke dienstverlening aan huishoudens.
80
Nu het ministerie van Economische Zaken en Bedrijfsaangelegenheden.
81
Zie: Piet Renooy, Staffan Ivarsson, Olga van der Wusten-Gritsai en Emco Meijer, o.c., European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs, May 2004.
82
Sørensen, 1996.
83
The Danish Commerce and Companies Agency, 1999.
84
Hjemmesservice. En analyse af de beskæftige 1998, 1999, p. 5.
85
Høeg, 2001.
86
Jensen, 2001.
39
7.3
VOOR- EN NADELEN REGELING
Een voordeel van dit programma is, dat het geen administratieve lasten voor de consument met zich meebrengt. Ook zouden bedrijven een bepaald kwaliteitsniveau kunnen garanderen, maar zoals Renooy87 aangeeft, hoeft dat helemaal niet het geval te zijn. De nadelen zijn als volgt. Ten eerste levert het programma voor bedrijven zelf wel een administratieve belasting op. Ze moeten zich immers inschrijven bij een instantie, een bedrijfsadministratie voeren en ze moeten de subsidie terugvorderen, ook al krijgen zij het geld relatief snel terug (binnen zeven dagen). Ten tweede wordt de keuzevrijheid van de consument beperkt, omdat huishoudelijke diensten alleen bij aangesloten bedrijven kunnen worden ingekocht. Vergeleken bij de RSP in Nederland, is deze Deense regeling wel iets flexibeler voor de consument. Binnen de RSP-regeling wordt je als consument immers indirect verplicht om een voormalig langdurig werkloze als huishoudelijke hulp in te schakelen, terwijl dat binnen de Deense regeling niet het geval is. Toch is het een nadeel dat je als consument niet zo maar een bekende als huishoudelijke hulp in kunt schakelen als je van de gesubsidieerde schoonmaakhulp gebruik wilt maken88. Eenmanszaken vallen immers niet onder de regeling. Het enige dat je zou kunnen doen is je eigen schoonmaakster ertoe aan kunnen zetten, zich bij een bedrijf aan te melden als werknemer. Vervolgens zou je dan van het bedrijf kunnen eisen dat je alleen klant wordt als de betreffende werknemer bij jou komt schoonmaken. Het is de vraag of dat in de praktijk werkt. Een derde negatief aspect van de regeling is dat dit programma slechts in beperkte mate bijdraagt aan het omzetten van informele in formele arbeid. Bovendien komen de voordelen van de regeling vooral terecht bij huishoudens die toch wel de financiële middelen hebben om van persoonlijke dienstverlening gebruik kunnen maken. Tot slot zorgt de regeling er niet voor dat specifiek (langdurig) werklozen aan een baan komen. Werknemers zijn met name werknemers die ook zonder het programma wel aan een baan gekomen zouden zijn. Het programma is geen adequaat middel voor het oplossen/reduceren van werkloosheid.
87
Renooy, P.H., o.c., Amsterdam, 1990.
88
Dat zou niet verwonderlijk zijn, gelet op het feit dat vertrouwen een grote rol speelt bij het afnemen van persoonlijke diensten.
40
Tabel 7.1
Beleidsoptie: Home Service programma (hjemmeserviceordningen) Denemarken
Aspect
Home Service programma (hjemmeserviceordningen) Denemarken
Aard van de optie
Gedeeltelijke subsidiëring loonkosten huishoudelijke hulp via geregistreerde schoonmaakbedrijven
Voordelen aan aanbodkant
Sociale verzekeringen en pensioenopbouw voor werknemers (geldt niet voor ZZP-ers, maar die vallen buiten deze regeling)
Nadelen aanbod
Administratieve lasten BTW-afdracht Geen full-time contracten Slechte arbeidsomstandigheden
Voordelen aan vraagkant
Geen administratieve lasten die het werkgeverschap normaal gesproken met zich meebrengt 40 procent van de arbeidskosten subsidiabel Geen sprake van arbeidscontract Eventuele garantie kwaliteit
Nadelen aan vraagkant
Geen vrije keuze consument Vertrouwenaspecten (je hebt niet automatisch vertrouwen in een bedrijf)
Maatschappelijke voordelen
Bescheiden invloed op transformatie informele arbeid in formele arbeid
Maatschappelijke nadelen
Omzet moet worden afgezet tegen de totale subsidiebedragen, geen duidelijkheid over hoe de balans uitslaat. Met name huishoudens met hoge inkomens profiteren van de subsidie. Het is niet zo dat door het programma werklozen aan een baan komen => geen oplossing voor bestrijden werkloosheid. Veelal werken binnen deze regeling mensen die anders ook wel een baan zouden hebben gevonden => onttrekt dus ook arbeid aan andere sectoren.
7.4
INVOERING IN NEDERLAND
Om deze regeling in Nederland in te voeren, zou je een instantie in het leven moeten roepen waarbij de schoonmaakbedrijven zich kunnen registreren, die kan toetsen of het bedrijf aan bepaalde kenmerken voldoet en die de administratieve capaciteit heeft de terugbetalingen van de subsidie aan de schoonmaakbedrijven te regelen. Hierbij valt te denken aan de Kamer van Koophandel, of aan OSB, de branche-organisatie voor schoonmaakbedrijven. OSB voert op dit moment ook de RSP-regeling uit. Echter, als bedrijven aan bepaalde kenmerken moeten voldoen die ook getoetst moeten worden, lijkt het met het oog op de onafhankelijkheid meer op zijn plaats als een belangeloos orgaan de toetsing voor zijn rekening neemt. Wellicht kan registratie bij een branche-organisatie of de Kamer van Koophandel voldoende zijn. Het kenbaar maken van de aangesloten bedrijven kan gemakkelijk plaatsvinden op een internetsite, de Gouden Gids, het telefoonboek en op het gemeentehuis. De controle op het afsluiten en naleven van CAO's en de controle op de arbeidsomstandigheden vindt in Nederland in principe plaats door de Arbeidsinspectie. Wellicht zou deze instantie ook de toetsing van bepaalde kenmerken kunnen uitvoeren.
41
Op dit moment zijn er in Nederland geen schoonmaakbedrijven die huishoudelijke hulp bij particulieren verzorgen, afgezien van de RSP-bedrijven. Als je de eventuele Nederlandse regeling iets soepeler maakt dan in Denemarken en eenmansbedrijven ook onder de regeling laat vallen, zijn er mogelijkheden voor de ZZP-constructie. Het blijft echter de vraag of deze regeling individuele aanbieders aanzet tot het oprichten van een eenmansschoonmaakbedrijf, vanwege de administratieve rompslomp die dat met zich meebrengt. Al hoef je onder deze constructie geen werknemerspremies af te dragen, BTW-betalingen zijn wel vereist. Een bepalende factor waardoor de aanbieder overstag kunnen gaan, is het prijsverschil tussen informeel en formeel aanbod waarmee consumenten geconfronteerd worden. Als dat klein is, bestaat er een kans dat de macht van de vrager aanbieders als het ware dwingt zich via een bedrijf aan te bieden.
42