Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen Regeling College bouw ziekenhuisvoorzieningen tot wijziging van de Regeling bouwmaatstaven WZV (Stcrt. 2001, nr. 21) Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, besluit: Artikel 1 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een centrale keuken wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een centrale keuken” onder nummer 0.01.0.61 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 2 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een werkplaats technische dienst wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een werkplaats technische dienst” onder nummer 0.01.0.65 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 3 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een afdeling kinderverpleging in een algemeen ziekenhuis wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een afdeling kinderverpleging” onder nummer 0.01.1.14 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 4 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een afdeling nucleaire geneeskunde wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een afdeling nucleaire geneeskunde” onder nummer 0.01.1.24 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21).
Cbz/nr bm097a
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
Artikel 5 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een laboratorium klinische chemie wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een laboratorium klinische chemie” onder nummer 0.01.1.43 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 6 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor dagbehandeling verpleeghuispatiënten wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor dagbehandeling verpleeghuispatiënten” onder nummer 0.01.2.80 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 7 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor kinder- en jeugdpsychiatrie wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor kinder – en jeugdpsychiatrie” onder nummer 0.01.3.04 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 8 Ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een regionaal GGZ-centrum wordt een referentiekader vastgesteld, hetgeen een nadere omschrijving inhoudt van basiskwaliteitseisen. Dit referentiekader, zoals nader omschreven in het bij deze regeling gevoegde rapport, wordt als “Referentiekader basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een regionaal GGZ-centrum” onder nummer 0.01.3.05 toegevoegd aan Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stcrt. 2001, nr. 21). Artikel 9 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een centrale keuken, een werkplaats technische dienst, een afdeling kinderverpleging in een algemeen ziekenhuis, een afdeling nucleaire geneeskunde, een laboratorium klinische chemie, dagbehandeling verpleeghuispatiënten, kinder- en jeugdpsychiatrie en een regionaal GGZ-centrum. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd en waarin mededeling wordt gedaan van de terinzagelegging van het bovengenoemde referentiekader. Aldus vastgesteld in de vergadering van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen d.d. 26 november 2001.
Cbz/nr bm097a
2
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
Toelichting Algemeen De maatstaven voor bestaande voorzieningen bepalen het noodzakelijke kwaliteitsniveau van gebouwen in de zorgsector, terwijl de maatstaven voor nieuwbouw het gewenste niveau aangeven. Samen geven zij de bandbreedte aan waarbinnen de kwaliteit van gezondheidszorggebouwen zich moet bevinden. De gebruikelijke bouwmaatstaven, zoals vastgesteld op grond van art. 15a WZV, dienen ter toetsing van bouwplannen voor nieuwbouw of renovatie op doelmatigheid, noodzakelijke bestanddelen en verantwoordde tariefsgevolgen. Déze maatstaven zijn een uitwerking van de in art. 15 genoemde gronden om een vergunning te weigeren. De maatstaven voor bestaande voorzieningen kunnen niet worden aangemerkt als een uitwerking van de in artikel 15 genoemde gronden om een vergunning te weigeren. Na overleg met het Ministerie van VWS is om die reden besloten de maatstaven voor bestaande voorzieningen aan te merken als “Referentiekader basiskwaliteitseisen bestaande gezondheidszorggebouwen”. Daarbij zullen de maatstaven voor bestaande gebouwen niet als zelfstandige maatstaf te laten gelden, maar als referentiekader worden opgenomen als aanhangsel bij Bijlage 0.01 van de Regeling bouwmaatstaven WZV. De criteria voor bestaande bouw geven een kwaliteitsniveau weer waaronder de zorginstelling (bouwkundige) maatregelen zou moeten treffen om de staat van de gebouwen op een verantwoord peil te brengen. In Bijlage 0.01 bij de Regeling bouwmaatstaven WZV (toegevoegd bij Besluit d.d. 30 september 1997) is in globale termen de methodiek opgenomen om de kwaliteit van instellingsgebouwen te classificeren. Toepassing op de individuele instelling geeft de renovatiemogelijkheden weer. De classificatie is van belang, omdat zij de mogelijkheid omkadert tot indiening van vergunningsaanvragen door de globale normen te verbijzonderen naar de individuele instelling. De beoordeling berust evenwel niet op specifieke criteria omtrent een grensniveau voor de kwaliteit (basiskwaliteitsniveau). Door het in gang zetten van het traject maatstaven voor bestaande bouw te ontwikkelen, is het de bedoeling tot een invulling te komen van specifieke criteria. De kwaliteitsclassificaties kunnen daardoor beter worden onderbouwd. Hiermee is tevens de juridische inkadering van de basiskwaliteitseisen voor bestaande bouw aangegeven: ze vormen een aanhangsel van de "Methodiek ter beoordeling van de bouwkundige en functionele gebouwkwaliteit van ziekenhuisvoorzieningen", maar laten de classificatie zelf en de rechtsgevolgen daarvan ongewijzigd. Voor toepassing van de methodiek vormen de maatstaven het referentiekader. De maatstaven voor bestaande bouw kunnen ook een zogenaamde ‘kenbron’ vormen voor invulling van het begrip ‘verantwoorde zorg’, waaronder begrepen een verantwoorde accommodatie, uit de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kzi). De maatstaven geven het niveau aan voor de verantwoorde kwaliteit van de zorginfrastructuur. De Kzi geeft hiervoor zelf geen normen of uitvoerende bepalingen, maar maakt mede gebruik van normen die in het kader van andere wetgeving tot stand komen en invulling geven aan de algemene norm van de Kzi.
Cbz/nr bm097a
3
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
Centrale keuken (0.01.0.61) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een centrale keuken vastgesteld. In het referentiekader worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de bereikbaarheid van de ruimtelijke voorzieningen. Deze eisen hebben met name betrekking op de vrije breedte tussen de werktafels onderling en tussen de werktafels en wanden. In werkruimten geldt verder voor een standaardopstelling een minimumoppervlakte per medewerker. Uit hygiënische overwegingen moet een bouwkundige scheiding aanwezig zijn tussen schone en vuile werkzaamheden, en moet de keuken beschikken over koel- en vriesfaciliteiten. Ook moeten in de keuken extra voorzieningen voor de afvoer van eventueel vrijkomende dampen worden aangebracht. Voor keukenvoorzieningen is regelgeving van derden, met name de HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) in het algemeen van doorslaggevend belang. Naar die regelgeving wordt in het referentiekader verwezen. Werkplaats technische dienst (0.01.0.65) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande werkplaatsen technische dienst vastgesteld. In het referentiekader worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de bereikbaarheid van de ruimtelijke voorzieningen. Deze eisen hebben met name betrekking op de vrije breedte tussen de werkbanken dan wel machines onderling en tussen de werkbanken dan wel machines en wanden. In werkruimten geldt verder voor een standaardopstelling een minimumoppervlakte per medewerker. Uit hygiënische overwegingen moeten in de werkplaatsen technische dienst extra voorzieningen voor de afvoer van eventueel vrijkomende gassen en stofdeeltjes aanwezig zijn. Daarbij kan worden gedacht aan afzuiginstallaties voor houtbewerking en voor las-/soldeerwerkplekken en zuurkasten voor het afzuigen van toxische dampen. Voor werkplaatsen technische dienst is regelgeving van derden in het algemeen van doorslaggevend belang. Naar die regelgeving wordt in het referentiekader verwezen. Afdeling kinderverpleging in een algemeen ziekenhuis (0.01.1.14) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een kinderafdeling in een algemeen ziekenhuis vastgesteld. Op een kinderafdeling vindt de verpleging en verzorging van alle in het ziekenhuis opgenomen kinderen plaats. De reden voor concentratie van deze patiëntencategorie op één afdeling is dat kinderen specifieke medische, verpleegkundige en psycho-sociale zorg nodig hebben. Binnen de kinderafdeling zijn twee (organisatorische) eenheden te onderscheiden: de verpleegeenheid voor kinderen en de verpleegeenheid neonatologie. In het referentiekader worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de bereikbaarheid van de ruimtelijke voorzieningen. Deze eisen hebben met name betrekking op de vrije breedte van de verkeersruimten. Alle ruimten waar sprake is van aanwezigheid van patiënten moeten functioneel bruikbaar zijn, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met manoeuvreerruimte voor bedden en bed- c.q. patiënten gebonden apparatuur, respectievelijk voor couveuses en wiegen.
Cbz/nr bm097a
4
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
De breedte van een voor verblijf, langer dan een dag, van één patiënt bestemde ruimte moet ten minste 3,20 m zijn en de netto vloeroppervlakte ten minste 12 m². De netto vloeroppervlakte van een meerpersoonskamer of -ruimte moet ten minste 8 m² per bed zijn. Voor een couveusekamer, respectievelijk een wiegenkamer moet de netto vloeroppervlakte ten minste 7 m² per couveuse, respectievelijk per wieg bedragen. Afdeling nucleaire geneeskunde (0.01.1.24) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande bouw voor nucleaire geneeskunde vastgesteld. Nucleaire geneeskunde kent patiëntgebonden functies (in vivo diagnostiek en nucleaire therapie) en een laboratoriumfunctie (in vitro diagnostiek). Deze functies hebben met elkaar gemeen dat gebruik wordt gemaakt van open radioactieve stoffen in de vorm van radiofarmaca. Bij de patiëntgebonden functies worden radiofarmaca toegediend die een specifieke affiniteit hebben tot bepaalde weefsels of organen. De ophoping van de radioactiviteit in die weefsels of organen kan worden gemeten met behulp van een gammacamera (beeldvormende diagnostiek). Om redenen van stralingshygiëne (aanvoer, bewerking en afvoer van radioactief materiaal) is het gewenst dat de ruimten voor patiëntgebonden onderzoek, voor behandeling met sterk radioactieve preparaten, voor laboratoriumonderzoek en voor radiofarmacie zich in elkaars directe nabijheid bevinden. Het hanteren van open radioactieve bronnen is, evenals het gebruik van apparatuur die (boven een bepaald vermogen) ioniserende stralen produceert, onderworpen aan een separate vergunningsregeling krachtens de Kernenergiewet. In het kader van de stralingshygiëne worden eisen gesteld aan de deskundigheid van het personeel, de organisatie, de apparatuur, de (bouwkundige) infrastructuur en de afvalverwerking. Met name aan de ruimten waar patiënten verblijven, worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de vloeroppervlakte. Zo moet de nuttige oppervlakte van een ruimte waar onderzoek met behulp van een gammacamera plaatsvindt (meetruimte) ten minste 20 m² bedragen. Ook worden eisen gesteld aan de minimumomvang van wachtruimten voor patiënten. Daarnaast worden minimumeisen gesteld aan onder meer laboratorium- en verkeersruimten. Laboratorium klinische chemie (0.01.1.43) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande voorziening voor een laboratorium voor klinische chemie vastgesteld. In het laboratorium voor klinische chemie worden, op verzoek van de aanvragende artsen, monsters (voornamelijk bloed- en urinemonsters) van patiënten onderzocht. Het onderzoek heeft als doel het opsporen en volgen van ziekteprocessen aan de hand van chemische, hematologische, immunologische en/of moleculair-biologische parameters. De resultaten van het onderzoek ondersteunen de aanvragende arts bij zijn diagnostisch en therapeutisch handelen. Het laboratorium voor klinische chemie heeft bovendien, op grond van artikel 7 van het Besluit bloedproducten (Staatscourant 1993), een controlerende taak bij de distributie van bloed en bloedproducten in het ziekenhuis. Het laboratorium voor klinische chemie omvat, naast het algemene klinisch-chemisch onderzoek, tevens het hematologisch, het immunologisch, het moleculair-biologisch en het endocrinologisch onderzoek.
Cbz/nr bm097a
5
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
In het referentiekader worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de bereikbaarheid van de ruimtelijke voorzieningen. Deze eisen hebben met name betrekking op de vrije breedte tussen de werktafels onderling en tussen de werktafels en wanden. De netto vloeroppervlakte per analyse-automaat moet ten minste 10 m² bedragen, vermeerderd met ten minste 5 m² per aanwezige back-up automaat. Dagbehandeling verpleeghuispatiënten (0.01.2.80) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande bouw voor dagbehandeling van verpleeghuispatiënten vastgesteld. De afdeling dagbehandeling van een verpleeghuis kan worden ingericht ófwel per categorie patiënten, dat wil zeggen somatische respectievelijk psychogeriatrische patiënten, ófwel gecombineerd voor beide categorieën patiënten. Dagbehandelingspatiënten maken zoveel mogelijk gebruik van de in het verpleeghuis aanwezige ruimtelijke en organisatorische faciliteiten. Bouwkundige voorzieningen worden wenselijk geacht in geval van 10 of meer dagbehandelingsplaatsen. De ruimten voor ondersteunende functies moeten zodanig gesitueerd zijn dat ze voor beide categorieën patiënten bereikbaar zijn. Met name aan de patiëntenruimten worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de oppervl akte van de ruimten. Zo moet de nuttige oppervlakte van het dagverblijf/de huiskamer ten minste 3 m² per patiënt bedragen, en die van rustruimten ten minste 12 m². In de nabijheid van het dagverblijf/de huiskamer en de rustruimte(n) moet ten minste één rolstoeltoilet per 15 patiënten aanwezig zijn, met een minimum van twee rolstoeltoiletten per afdeling. Op een afdeling dagbehandeling of in de nabijheid ervan moet een badruimte met een nuttige oppervlakte van ten minste 7 m² aanwezig zijn, die met een badstretcher toegankelijk is. Daarnaast worden minimumeisen gesteld aan onder meer ruimten voor ondersteunende diensten en verkeersruimten. Kinder- en jeugdpsychiatrie (0.01.3.04) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande bouw voor kinder- en jeugdpsychiatrie vastgesteld. Bij de voorzieningen voor kinder- en jeugdpsychiatrie wordt een onderscheid gemaakt tussen de categorale psychiatrische ziekenhuizen (CPZ) voor kinderen en jeugdigen en (categorale) afdelingen voor kinderen en jeugdigen van algemene instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (APZ) en psychiatrische universiteitsklinieken (PUK ). Deze voorzieningen richten zich op kinderen en jeugdigen (van 0 tot circa 18 jaar) met ernstige psychische stoornissen. Indien een kinder- en jeugdpsychiatrische voorziening wordt gerealiseerd in combinatie met een voorziening voor volwassenen (in bijvoorbeeld het verband van een regionaal GGZ-centrum), is een scheiding van patiëntenstromen uitgangspunt, om vermenging van doelgroepen te voorkomen. Voorts wordt een ruimtelijke scheiding aangehouden tussen de (klinische) afdelingen voor kinderen en die voor jeugdigen. Met name aan de patiëntenruimten worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de oppervlakte van de ruimten. Zo moet de nuttige oppervlakte van een eenpersoons-patiëntenkamer ten minste 9 m² bedragen, en die van een meerpersoonskamer ten minste 6 m² per bed. De nuttige oppervlakte van een dagverblijfruimte/huiskamer moet ten minste 4,5 m² per patiënt bedragen, die van de speel- en/of hobbyruimten ten minste 2 m² per patiënt.
Cbz/nr bm097a
6
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
Per woongroep van ten hoogste 9 patiënten moeten ten minste twee douches en twee toiletten aanwezig zijn. Indien sprake is van rolstoelgebruikers, moet ten minste één van deze toiletten als rolstoeltoilet uitgevoerd zijn. De sanitaire voorzieningen moeten gescheiden zijn naar jongens en meisjes. Daarnaast worden minimumeisen gesteld aan onder meer ruimten voor ondersteunende diensten en verkeersruimten. Bij (gesloten) afdelingen voor crisisopname (waaronder de BOPZ-plaatsen) moet een separeervoorziening beschikbaar zijn. Separeervoorzieningen moeten op één bouwlaag, bij voorkeur de begane grond, geconcentreerd zijn. Regionaal GGZ-centrum (0.01.3.05) In het kader van zijn taak bouwmaatstaven te ontwikkelen heeft het Bouwcollege een referentiekader ten behoeve van bestaande bouw van een regionaal GGZ-centrum (RGC) vastgesteld. Een RGC wordt omschreven als een gedeconcentreerde psychiatrische voorziening voor kortdurende behandeling van beperkte omvang met een geïntegreerd zorgaanbod, gebaseerd op een (geformaliseerde) samenwerking tussen APZ, RIAGG en PAAZ c.q. ziekenhuis, waarbij sprake is van één ‘voordeur’ en één beleidsregie. Doelstelling van de behandeling is herstel van de cliënt, dan wel het verlenen van kortdurende intermitterende zorg en behandeling aan (chronisch) psychiatrische cliënten die niet zijn aangewezen op een langdurige opname. Het zorgaanbod omvat onder meer kortdurende klinische behandeling, (opnamevervangende) deeltijdbehandeling, ambulante c.q. poliklinische behandeling, (kortdurende) crisisinterventie, consultatie- en liaisonfuncties en transmurale (opnamevervangende en -voorkomende extramuraal aan te bieden) zorg. Een RGC is gesitueerd op het terrein van een algemeen of een academisch ziekenhuis of in de directe nabijheid daarvan. Met name aan de patiëntenruimten worden minimumeisen gesteld ten aanzien van de oppervlakte van de ruimten. Zo moet de nuttige oppervlakte van een eenpersoons-patiëntenkamer ten minste 9 m² bedragen, voor rolstoelgebruikers echter ten minste 12 m². De nuttige oppervlakte van een dagverblijfruimte/huiskamer moet ten minste 3 m² per patiënt bedragen, vermeerderd met 2 m² per rolstoelgebruiker. Per woongroep van ten hoogste 12 patiënten moeten ten minste twee douches en drie toiletten aanwezig zijn. Indien sprake is van rolstoelgebruikers, moeten de afmetingen van ten minste één van deze toiletten ten minste 1,2 x 1,8 m bedragen. Voor de categorieën intensieve zorg en ouderen met somatische problematiek moeten, in afwijking van het voorgaande, per woongroep van ten hoogste 12 patiënten ten minste één badgelegenheid met een nuttige oppervlakte van ten minste 7,8 m² en twee toiletten aanwezig zijn. Ook in dit laatste geval moeten de afmetingen van ten minste één van deze toiletten ten minste 1,2 x 1,8 m bedragen. Daarnaast worden minimumeisen gesteld aan onder meer therapieruimten, ruimten voor ondersteunende diensten en verkeersruimten. Per woongroep voor de categorie intensieve zorg moet gemiddeld één separeerkamer met een nuttige oppervlakte van ten minste 12 m² aanwezig zijn.
Cbz/nr bm097a
7
Regeling referentiekaders basiskwaliteitseisen bestaande voorzieningen
De Referentiekaders basiskwaliteitseisen voor bestaande voorzieningen voor een centrale keuken, een werkplaats technische dienst, een afdeling kinderverpleging in een algemeen ziekenhuis, een afdeling nucleaire geneeskunde, een laboratorium klinische chemie, dagbehandeling verpleeghuispatiënten, kinder- en jeugdpsychiatrie en een regionaal GGZ-centrum liggen ter openbare inzage bij het Bouwcollege te Utrecht. De referentiekaders zijn verkrijgbaar bij het Bouwcollege en te raadplegen op www.bouwcollege.nl
de algemeen secretaris College bouw ziekenhuisvoorzieningen mr. T. Vroon
Cbz/nr bm097a
de voorzitter College bouw ziekenhuisvoorzieningen H.A. de Boer
8
REFERENTIEKADER ten behoeve van bestaande voorzieningen voor een LABORATORIUM VOOR KLINISCHE CHEMIE
Gelet op artikel 15a van de Wet ziekenhuisvoorzieningen Aangeboden
aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 26 november 2001
Voorbereid
door de Werkcommissie Ziekenhuizen en de Commissie Bouw
Cbz/nr bm097a
Referentiekader bestaande gezondheidszorggebouwen Categorie Ziekenhuizen: functiegroep laboratorium voor klinische chemie
INHOUDSOPGAVE I
DOEL EN GEBRUIK VAN HET REFERENTIEKADER VOOR BESTAANDE GEZONDHEIDSZORGGEBOUWEN 1. Functionaliteit 2. Veiligheid en hygiëne
II
2 3
REFERENTIEKADER VOOR BESTAANDE GEZONDHEIDSZORGGEBOUWEN CATEGORIE ZIEKENHUIZEN 2. Hoofdfunctiegroep medische zorg: onderzoek 2.4 Functiegroep laboratorium voor klinische chemie I Functionaliteit II Veiligheid III Hygiëne
Cbz/nr bm097a
4 4 4 6 6
Referentiekader bestaande gezondheidszorggebouwen Categorie Ziekenhuizen: functiegroep laboratorium voor klinische chemie
I
DOEL EN GEBRUIK VAN HET REFERENTIEKADER VOOR BESTAANDE GEZONDHEIDSZORGGEBOUWEN
Het referentiekader voor bestaande gezondheidszorggebouwen, geformuleerd als basiskwaliteitseisen, is bedoeld als hulpmiddel voor hen die betrokken zijn bij het beheren van het tot een zorginstelling behorend gebouwenbestand dan wel het evalueren en beoordelen van de kwaliteit daarvan. In dit referentiekader wordt een onderscheid gemaakt naar de criteria functionaliteit, veiligheid en hygiëne. Dit referentiekader beschrijft het noodzakelijke kwaliteitsniveau van de bestaande gezondheidszorggebouwen in de vorm van minimumeisen. Dit in tegenstelling tot de bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen, die het gewenste kwaliteitsniveau beschrijven. Het referentiekader voor bestaande gezondheidszorggebouwen heeft vooral betrekking op zorginhoudelijke en functionele aspecten en kan worden gezien als een aanvulling op het Bouwbesluit voor bestaande gebouwen, dat een meer technisch karakter heeft. Het onderhavige referentiekader is, overeenkomstig de methodiek van het Bouwbesluit, geformuleerd in de vorm van basiskwaliteitseisen waar ruimten of gebouwdelen aan moeten voldoen. Indien wordt voldaan aan de hierna geformuleerde eisen, wordt de accommodatie geacht te voldoen aan de eisen zoals deze in de Kwaliteitswet hieromtrent zijn gesteld in het kader van de kwaliteitsbevordering in de gezondheidszorg (artikel 3.15). Het referentiekader voor bestaande gezondheidszorggebouwen moet in samenhang met de uitgangspunten zoals deze zijn omschreven in de Kwaliteitswet worden gezien als een toetsingskader voor bestaande accommodaties en langetermijnhuisvestingsplannen. Indien bestaande voorzieningen afwijken van de in het referentiekader voor bestaande gezondheidszorggebouwen beschreven opzet, kan dit aanleiding geven tot aanpassingen en is een aanvraag tot aanpassing derhalve te onderbouwen tegen de achtergrond van de gestelde minimumeisen. Functionaliteit Bij het criterium functionaliteit staat het bouwkundig-functionele aspect op de voorgrond. Het betreft bijvoorbeeld: minimum-eisen die gesteld worden aan de toegankelijkheid van plaatsen waar patiënten dan wel bewoners komen en/of verblijven, in het bijzonder waar sprake is van rolstoelgebruikers of het transport van bedpatiënten. Gedacht kan worden aan de breedte van verkeersruimten, de aanwezigheid van voldoende (o.a. op beddentransport afgestemde) liften en de doorgangsbreedte ter plaatse van deuren; minimum-eisen die gesteld worden aan afmetingen en indelingsmogelijkheden van gebruiksruimten in relatie tot de functie waarvoor deze ruimten bestemd zijn, bijvoorbeeld patiënten-/ bewonerskamers, onderzoek- en behandelkamers; eisen ten aanzien van de aanwezigheid van bepaalde ruimten voorzover absoluut noodzakelijk voor het functioneren van de voorzieningen; minimum-eisen ten aanzien van privacy-aspecten, bijvoorbeeld het maximum-aantal bedden in patiënten-/bewonerskamers en de beschikbaarheid en de situering van bijvoorbeeld sanitaire voorzieningen; de aanwezigheid van specifieke installatietechnische voorzieningen, zoals aansluitingen op oproepinstallaties en dergelijke.
Cbz/nr bm097a
2
Referentiekader bestaande gezondheidszorggebouwen Categorie Ziekenhuizen: functiegroep laboratorium voor klinische chemie
Enige terughoudendheid ten aanzien van het niveau waarop de functionele eisen betrekking hebben, is geboden, omdat bouwkundig-functionele knelpunten vaak via organisatorische weg opgelost kunnen worden. Bovendien bevatten functionele eisen een element van hetgeen maatschappelijk al of niet aanvaardbaar wordt geacht. Veiligheid en hygiëne De criteria veiligheid en hygiëne hebben dikwijls mede een zorginhoudelijke achtergrond. Daarbij kan worden gedacht aan drie betrokken partijen: de patiënten en/of bewoners, de medewerkers en de omwonenden van de instelling. Met de veiligheid en de gezondheid van de patiënt hangen bijvoorbeeld eisen samen ten aanzien van de luchtbehandeling. Veelal is er reeds vigerende regelgeving die op bovenstaande aspecten betrekking heeft, zoals de Arbowet. Voor het referentiekader gaat het daarbij om een vertaling van de eisen in bouwkundig-functionele en installatietechnische zin, met een zorginhoudelijke onderbouwing.
Cbz/nr bm097a
3
Referentiekader bestaande gezondheidszorggebouwen Categorie Ziekenhuizen: functiegroep laboratorium voor klinische chemie
REFERENTIEKADER VOOR BESTAANDE GEZONDHEIDSZORGGEBOUWEN CATEGORIE ZIEKENHUIZEN 2.
Hoofdfunctiegroep medische zorg: onderzoek
2.4 FUNCTIEGROEP LABORATORIUM VOOR KLINISCHE CHEMIE Voor een bestaand laboratorium voor klinische chemie gelden de basiskwaliteitseisen zoals hierna beschreven. De zorginhoudelijke aspecten met betrekking tot het laboratorium voor klinische chemie zijn beschreven in de bouwmaatstaven ten behoeve van nieuwbouwplannen voor een laboratorium voor klinische chemie. In het kader van de beschrijving in de vorm van basiskwaliteitseisen worden ten aanzien van de minimumomvang van een (bestaand) laboratorium voor klinische chemie geen eisen gesteld, omdat dit een relatie heeft met zorginhoudelijke of organisatorische aspecten. I
Functionaliteit
1
De functionaliteit van een laboratorium voor klinische chemie moet zodanig zijn, dat de bijbehorende processen verantwoord kunnen plaatsvinden. Dit wordt geacht het geval te zijn indien wordt voldaan aan het gestelde in de artikelen 2 tot en met 5.
2
Bereikbaarheid
2.1 Alle ruimten waar sprake is van een tijdelijke aanwezigheid van patiënten die van een rolstoel gebruik maken, moeten rolstoeltoegankelijk zijn conform het Handboek voor Toegankelijkheid. Deze eis geldt in het bijzonder voor een eventueel aanwezig afnamelaboratorium. 2.2 Alle ruimten waar sprake is van een tijdelijke dan wel een permanente opstelling van laboratoriumapparatuur moeten toegankelijk zijn voor medewerkers van een laboratorium voor klinische chemie. Verkeersruimten moeten uit het oogpunt van het doelmatig verplaatsen van apparatuur van voldoende afmeting zijn. 2.3 Aan het gestelde in het tweede lid wordt geacht te zijn voldaan indien: de vrije breedte tussen de werktafels in de laboratoriumruimten en de wand ten minste 0,80 m bedraagt indien aan de wandzijde van de werktafels wordt gewerkt; de vrije breedte tussen de werktafels in de laboratoriumruimten onderling ten minste 0,80 m bedraagt indien slechts aan één zijde van de tussenruimte wordt gewerkt; de vrije breedte tussen de werktafels in de laboratoriumruimten onderling ten minste 1,50 m bedraagt indien aan beide zijden van de tussenruimte wordt gewerkt.
Cbz/nr bm097a
4
Referentiekader bestaande gezondheidszorggebouwen Categorie Ziekenhuizen: functiegroep laboratorium voor klinische chemie
3
Laboratoriumruimten
3.1 Alle ruimten waar sprake is van laboratoriumwerkzaamheden moeten geschikt zijn voor het uitvoeren van onderzoeken met de daarbij behorende werkzaamheden. 3.2 Aan het gestelde in het eerste lid wordt geacht te zijn voldaan indien: - de netto vloeroppervlakte per analyseautomaat ten minste 10 m² bedraagt, vermeerderd met ten minste 5 m² per aanwezige back-up automaat, bepaald volgens NEN 2580, bijlage B. 4
Kantoorruimten
4.1 Voor eisen met betrekking tot de minimumomvang van ruimten met een kantoorfunctie wordt verwezen naar de Arbowet, respectievelijk het Bouwbesluit. 5
Overige ruimten
5.1 Indien het laboratorium voor klinische chemie tevens een afnamefunctie heeft, moeten één of meer afnameruimten voor poliklische patiënten aanwezig zijn. In de directe nabijheid moet een bed of bedbank aanwezig zijn voor patiënten die tijdens het afnemen onwel worden. 5.2 Indien het laboratorium voor klinische chemie tevens een afnamefunctie heeft, moet nabij de afnameruimten ten minste één afnametoilet aanwezig zijn. Ten minste één van deze toiletten moet rolstoeltoegankelijk zijn conform het Handboek voor Toegankelijkheid. 5.3 Indien het laboratorium voor klinische chemie tevens een afnamefunctie heeft, moet een ruimte aanwezig zijn voor patiënten die moeten wachten op de afname van bloed- of andere monsters. Gerekend moet worden op zitgelegenheid voor ten minste vijf wachtenden per afnameplaats, alsmede op ten minste één rolstoelopstelplaats per twee afnameplaatsen. 5.4 In een laboratorium voor klinische chemie moet een centrale receptie/registratiepost aanwezig zijn. Deze moet zodanig gesitueerd zijn, dat van hieruit een goed overzicht mogelijk is over de in het derde lid bedoelde, eventueel aanwezige wachtruimte. 5.5 Bij een laboratorium voor klinische chemie moet een (functie)onderzoekruimte voor poliklinische en klinische patiënten aanwezig zijn. In de directe nabijheid van deze ruimte moet een onderzoekbank of stoel aanwezig zijn.
Cbz/nr bm097a
5
Referentiekader bestaande gezondheidszorggebouwen Categorie Ziekenhuizen: functiegroep laboratorium voor klinische chemie
II
Veiligheid
1
De veiligheid in een laboratorium voor klinische chemie moet zodanig zijn, dat de bijbehorende werkzaamheden verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Dit wordt geacht het geval te zijn indien wordt voldaan aan het gestelde in de artikelen 2 tot en met 6.
2
Bij de centrale receptie/registratiepost moet ten minste één huistelefoonaansluiting aanwezig zijn. In de (functie)onderzoekruimte en de afnameruimte(n), indien aanwezig, moet een aansluiting op de verplegingsoproepinstallatie aanwezig zijn, die ten minste is voorzien van noodoproep en voor assistentie van de verpleegdienst.
3
Voor eisen met betrekking tot het binnenklimaat, de daglichttoetreding, de verlichting en de geluidwering van laboratoriumruimten wordt verwezen naar de publicatie CP 16-1 “Laboratoria, bouw en inrichting” van de Arbeidsinspectie en naar het Besluit bloed en bloedproducten (Staatscourant 1993).
4
Voor eisen met betrekking tot het binnenklimaat, de daglichttoetreding, de verlichting en de geluidwering van ruimten met een kantoorfunctie wordt verwezen naar de Arbowet, respectievelijk het Bouwbesluit.
5
De elektrotechnische installaties moeten voldoen aan de norm NEN 1010 “Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties”. Netvoedingen moeten voldoen aan de norm NEN 1010/3134. Dataleidingen moeten voorzien zijn van galvanische scheidingen. Metalen leidingen voor gassen en vloeistoffen moeten worden voorzien van isolatiekoppelingen conform de NEN 3134-specificatie.
6
Met betrekking tot de brandveiligheid wordt verwezen naar het Bouwbesluit, respectievelijk het Bouwbesluit gezondheidszorggebouwen.
III
Hygiëne
1
De hygiëne in een laboratorium voor klinische chemie moet zodanig zijn, dat de bijbehorende werkzaamheden verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Dit wordt geacht het geval te zijn indien wordt voldaan aan het gestelde in de artikelen 2 tot en met 4.
2
De laboratoriumruimten moeten beschikken over een, overeenkomstig het laboratoriumprotocol, adequate voorziening voor het reinigen van handen en ogen.
3
De laboratoriumruimten moeten, overeenkomstig het ziekenhuisprotocol voor het huishoudelijk onderhoud c.q. schoonmaken, goed reinigbaar zijn.
4
Voor eisen met betrekking tot het binnenklimaat wordt verwezen naar de publicatie CP 16-1 “Laboratoria, bouw en inrichting” van de Arbeidsinspectie en naar het Besluit bloed en bloedproducten (Staatscourant 1993). In het laboratorium moeten extra voorzieningen voor de afvoer van eventueel vrijkomende gassen worden aangebracht. Het ventilatievoud moet in een dergelijke situatie ten minste 10 bedragen.
Cbz/nr bm097a
6