REFLECTIEF LEREN HOSE EN POSE GODSDIENST VOOR
VWO - 5
© 2010 - 2015
CSG CALVIJN - GODSDIENST Opdracht 1 (Startopdracht) Opdracht voor 1 persoon Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A2, A3, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B1, B2, B5 C. Ervaring en godsdienst C4, C5 D. Verbeelding en esthetiek D2 E. Moreel handelen en ethiek F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming F1 Bij deze startopdracht draait het om de vraag: aan welke opdrachten wil jij het komende jaar werken? Daarbij beschrijf je waarom je voor deze hoofdstukken heb gekozen en welke argumenten hiervoor weet te omschrijven. Neem het boek van Norman Geisler en Frank Turek met de titel: ‘Ik heb te weinig Geloof om een Atheïst te zijn’ erbij en bestudeer de inhoudsopgave van het boek goed. Kies 3 hoofdstukken uit (exclusief de inleiding – omdat deze door iedereen wordt gemaakt bij opdracht 2) die je gaat bestuderen. Je maakt een tijdschema op basis van het schooljaar. De bedoeling is dat je aangeeft wanneer je aan een bepaald hoofdstuk gaat werken komend schooljaar. Ook geef je aan met wie je de gekozen hoofdstukken wil bestuderen en wanneer je de opdrachten gaat inleveren. Let op dat je in je tijdschema ook het inleidende hoofdstuk opneemt die iedereen zelfstandig moet maken (opdracht 2). Uit alle hoofdstukken van het boek kies je gedurende het schooljaar 1 hoofdstuk uit die je wilt gebruiken voor POSE-4. Van het gekozen hoofdstuk maak je vervolgens een uitgebreid werkstuk en presenteer je aan de klas aan het einde van het schooljaar. De eisen hiervoor zijn terug te vinden in de omschrijving van de POSE-4, VWO Klas 5. Eisen -
Een werkverslag waarin bovenstaande vragen helder en duidelijk uitgewerkt zijn. Let op je argumentatie! Een tijdschema waarin je laat zien hoe je te werk wil gaan. De groepssamenstelling (Maximaal 2 personen). Waarom hebben jullie gekozen voor deze groepssamenstelling en hoe denken jullie te werk te gaan. Je levert deze opdracht op tijd in. Gebruik hiervoor de werkwijzer.
Veel succes. Dhr. K. van Wijngaarden, M.A.
Opdracht 2 – De deksel van de puzzel Opdracht voor 1 persoon Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A1, A2, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B2 C. Ervaring en godsdienst C2, C3, C4, eventueel ook C5 D. Verbeelding en esthetiek D1 E. Moreel handelen en ethiek F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming Bij deze opdracht maak je gebruik van opdracht 7 die je hebt gemaakt. Werk zoveel mogelijk volgens de tijdsplanning die je hebt gemaakt. Ook tijdens een aantal lessen zullen jullie aan de HOSE-opdrachten kunnen werken. Let goed op wanneer dat is. Opdracht We beginnen allemaal met de inleiding van het boek. Zorg ervoor dat je het boek bij de hand hebt. Het boek is onder andere verkrijgbaar in de mediatheek. Voordat je aan de opdracht begint (vanaf blz. 4) leest iedereen het hoofdstuk uit het boek aandachtig door. Werk alle opdrachten die hieronder staan uitgebreid uit en maak hier een verslag van. Wanneer je hier klaar mee bent geef je een eigen mening over het onderwerp en het werk wat je hebt gedaan. Eisen die gesteld worden aan de verslaglegging van deze opdracht 1. Werk alle opdrachten (zie blz. 4 en verder) helder en overzichtelijk uit in een zogenaamd werkverslag. 2. In je verslag moeten de volgende onderdelen terugkomen: je naam, klas, docent, onderwerp van de opdracht, de opdrachten en de uitwerking hiervan en je eigen persoonlijke verwerking. 3. Je eigen persoonlijke verwerking van deze opdracht bestaat uit een eigen mening van minimaal 1x A4. Dhr. K. van Wijngaarden, M.A.
Inleiding: Op zoek naar het deksel van de puzzel van het leven A. SAMENVATTING
Zoals je puzzelstukjes moeilijk aan elkaar kunt leggen zonder de afbeelding op het deksel, word je ook geen wijs uit de verschillende stukjes van het leven zonder een totaalbeeld waarin alles zijn plaats heeft. Dit 'deksel van de puzzel-doos' (juiste wereldbeeld) is nodig om de vijf belangrijkste vragen in het leven te kunnen beantwoorden:
1. 2. 3. 4. 5.
Oorsprong: waar komen we vandaan? Identiteit: wie zijn we? Zin: waarom zijn we hier? Moraal: hoe moeten we leven? Bestemming: waar gaan we naar toe?
De antwoorden op deze vragen zijn afhankelijk van het bestaan van God. Als God bestaat, heeft het leven uiteindelijk zin en een doel. Als het leven echt een doel heeft, is er ook een goede en een verkeerde manier om het te leiden. De keuzes die gemaakt worden, hebben dan niet alleen nu gevolgen, maar ook in de eeuwigheid. Als God niet bestaat, geldt de tegenovergestelde redenering. Als beperkte mensen bezitten we niet het soort kennis dat ons van absoluut bewijs voorziet dat God al dan niet bestaat. Buiten de kennis van ons eigen bestaan (ik weet dat ik besta, omdat ik wel moet bestaan om over die vraag na te kunnen denken) komen we op het terrein van de waarschijnlijkheid. Daarom vergen alle waarheidsclaims - ook de atheïstische - een mate van geloof. Met dit geloof worden de hiaten in kennis overbrugd. Geisler &Turek proberen in dit boek langs empirische, forensische en filosofische weg aan te tonen dat conclusies als 'God bestaat' en 'de Bijbel is waar' boven redelijke twijfel verheven zijn. Hieruit volgt dat het meer geloof vergt om een atheïst dan om een christen te zijn.
B. VRAGEN 1. Wat is het belangrijkste punt dat Geisler & Turek in hun voorwoord naar voren brengen? 2. Bespreek Frank Tureks ervaring met zijn godsdienstprofessor, zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk a. Welke ervaring heb je zelf met mensen die de geloofwaardigheid van de Bijbel ter discussie stellen of zelfs belachelijk maken? b. Als je destijds de informatie uit dit boek zou hebben gehad, wat zou je dan anders gezegd of gedaan hebben? c. Frank had zich voor het college ingeschreven om erachter te komen of er echt een God is of niet. De professor moest uiteindelijk toegeven dat hij het niet wist. Denk jij dat de wetenschap uitsluitsel kan geven over het al dan niet bestaan van God? 3. Geisler & Turek stellen dat 'het deksel van de puzzeldoos' helpt bij het verkrijgen van antwoorden op de vijf belangrijkste vragen van dit leven (zie samenvatting), a. Denk je dat dit de juiste vragen zijn? Waarom wel/niet? b. Hoe ziet jouw 'deksel' eruit? Hoe gebruik je dit om een plek te geven aan wat er in je leven gebeurt? 4. Wanneer je de Schepper en de schepping ziet volgens de analogie schilde/schilderij, hoe zou je dan het geloof van de volgende mensen omschrijven? a. Theïst? b. Pantheïst? c. Atheïst?
5. Hoewel sommige geloofsopvattingen dogmatisch zijn, kunnen andere onderworpen worden aan historisch/wetenschappelijk onderzoek. a. Welke christelijke geloofsopvattingen zijn te onderwerpen aan een dergelijk onderzoek? b. Wat zegt dit over de claim dat dergelijke overtuigingen niets anders zijn dan subjectief geloof? 6. In welke betekenis gebruiken Geisler & Turek het woord geloof ('faith') wanneer zij beweren dat een atheïst meer geloof nodig heeft dan een christen? 7. Wat wordt bedoeld met de uitspraak dat iedereen zijn geloof baseert op waarschijnlijkheid in plaats van absolute kennis? 8. Hoe gemakkelijk durf jij aan niet-gelovigen toe te geven dat je veel van het leven en van God (nog) niet begrijpt? 9. In hoeverre vormen jouw onbeantwoorde levensvragen een belemmering om jezelf over te geven aan God? 10. Kijk naar de 12 punten die Geisler & Turek bespreken om aan te tonen dat de Bijbel waar is. Probeer eens kritiek te geven op deze logische redenering? 1. De waarheid over de werkelijkheid is kenbaar. 2. Het tegenovergestelde van waar is onwaar. 3. Het is waar dat de theïstische God bestaat. Dat blijkt uit: a. Het begin van het heelal (kosmologisch bewijs); b. Het ontwerp van het heelal (teleologisch bewijs/antropisch argument); c. Het ontwerp van het leven (teleologisch bewijs); d. De morele wet (moreel bewijs). 4. Als God bestaat, zijn wonderen mogelijk. 5. Wonderen kunnen dienen om een boodschap van God te bevestigen (dat wil zeggen als daden van God ter bevestiging van een woord van God). 6. Het Nieuwe Testament is historisch betrouwbaar. Dat blijkt uit: a. Vroege getuigenissen; b. Het getuigenis van ooggetuigen; c. Niet-verzonnen (authentieke) getuigenissen; d. Ooggetuigen die niet zijn misleid. 7. Volgens het Nieuwe Testament beweerde Jezus dat hij God was. 8. Jezus' bewering dat hij God was, werd op wonderbaarlijke wijze bevestigd door: a. Zijn vervulling van tal van profetieën aangaande zichzelf; b. Zijn zondeloze leven en wonderdaden; c. Zijn voorzegging en volbrenging van zijn opstanding. 9. Jezus is dus God. 10. Wat Jezus (die God is) leert, is altijd waar. 11. Jezus leerde dat de Bijbel het Woord van God is. 12. Het is dus waar dat de Bijbel het Woord van God is (en alles wat ertegenin gaat, is dus onwaar).
Opdracht 3 – 4 – 5 Opdracht voor 1 persoon (Je mag samenwerken met andere die dezelfde hoofdstukken hebben uitgekozen!) Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A1, A2, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B2 C. Ervaring en godsdienst C2, C3, C4, eventueel ook C5 D. Verbeelding en esthetiek D1 E. Moreel handelen en ethiek F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming Bij deze opdracht maak je gebruik van opdracht 1 die je hebt gemaakt. Werk zoveel mogelijk volgens de tijdsplanning die je hebt gemaakt. Let goed op de werk/studiewijzer, omdat je daar op kunt terugvinden wanneer je tijdens de les aan de HOSE-opdrachten kunt werken. Opdracht Werk aan de hoofdstukken die je gekozen hebt uit het boek ‘Ik heb te weinig geloof om atheïst te zijn’. Werk niet aan alle hoofdstukken tegelijk. Hiervoor heb je in opdracht 1 een werkplanning gemaakt. Houdt deze erbij en bewaak je tijd zodat je niet in tijdnood komt. Haal bij je docent de werkopdracht op van het hoofdstuk waaraan je gaat werken. Zorg ervoor dat je het boek bij de hand hebt. Het boek is onder andere verkrijgbaar in de mediatheek. Voordat je aan de opdrachten begint leest iedereen het hoofdstuk uit het boek aandachtig door. Haal de opdrachten die behoren bij de hoofdstukken op bij de godsdienstdocent! Deze heb je nodig om je verslag te kunnen maken. Werk alle opdrachten die je hebt gekregen uitgebreid door en maak hier een verslag van. Wanneer je hier klaar mee bent geef je een eigen mening over het onderwerp en het werk wat je hebt gedaan. Eisen aan de verslaglegging van deze opdracht 1. Werk alle opdrachten (3 in totaal) helder en overzichtelijk uit en maak hier een mooi en goed verslag van. 2. Van iedere opdracht maak je een werkverslag. Nummer de werkverslagen oplopend van 9 tot en met 11. Vermeld dit goed in je werkverslag. 3. In je werkverslag moeten de volgende onderdelen terugkomen: je naam, klas, docent, onderwerp van de opdracht, de opdrachten en de uitwerking hiervan. 4. Geef duidelijk aan hoe jullie het werk onderling hebben verdeeld. 3. Iedereen geeft een eigen persoonlijke verwerking van deze opdracht die bestaat uit
een eigen mening (Minimaal 1x A4). Dhr. K. van Wijngaarden, M.A.
LEZEN, NADENKEN, BEZINNEN, OVERDENKEN EN VERWOORDEN Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A2, A3, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B1, B2, B5 C. Ervaring en godsdienst C4, C5 D. Verbeelding en esthetiek D2 E. Moreel handelen en ethiek E2, E3, E5, E6 F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming F1, F3
Inleiding
Er zijn vele onredelijke argumenten die mensen gebruiken om niet in God te hoeven geloven. Het boek 'Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn' geeft allerlei argumenten om deze argumenten te ontkrachten. Als men stelt: 'Je kunt de waarheid niet kennen', kun je vragen: 'Hoe weet jij dat?' De auteurs van dit boek zijn op latere leeftijd tot geloof gekomen. Ze laten zien dat er meer geloof nodig is voor het atheïsme dan het geloof in God. In de eerste hoofdstukken gebruiken ze geen enkele bijbeltekst, alleen verwijzingen naar de natuur en de wetenschap, dit om te laten zien dat het meer voor de hand liggend is te geloven dat God wél bestaat. Als God niet bestaat, zijn er ook geen morele normen mogelijk moeder Theresa staat dan op hetzelfde niveau als Hitler. Ook laten ze de onmogelijkheden van (macro)evolutie zien, al leunen ze daarbij sterk op de argumenten van de Intelligent Designtheorie. Wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat we genetisch net zover verwijderd zijn van de aap als van een muis of welk ander dier dan ook. De enig mogelijke wetenschappelijk verantwoorde verklaring is dat de mens door God is ontworpen. Maar veel mensen willen daar niet aan ze willen geen 'goddelijke voet tussen de deur' en zijn daarom koortsachtig op zoek naar de ontbrekende schakel. Die zullen ze echter nooit vinden: er is namelijk geen ketting! Het ontstaan van leven uit oersoep is een geloofsartikel.
Het boek staat vol leuke uitspraken en citaten. Enkele voorbeelden: 'Sommige mensen zien het leven als een monopolie spel: als je dood gaat, gaan de spullen weer in de doos.’ ‘Waarom zou Jona niet drie dagen in een vis kunnen zitten als wij mensen drie maanden in een onderzeeër in leven kunnen houden?' 'Je bent pas echt doof als je niet wilt luisteren.' ‘Mensen die stellen dat alle godsdiensten waar zijn, hebben zich er nooit in verdiept; er zijn namelijk meer tegenstrijdigheden dan overeenkomsten.' Een aardige uitspraak van Ronald Reagan: het was hem ‘opgevallen dat alle voorstanders van abortus zelf wél geboren zijn’. Interessant is het hoofdstuk over de historiciteit van Jezus. Sommige mensen stellen dat Jezus buiten de Bijbel vrijwel niet wordt genoemd. Maar als je het aantal vermeldingen in oude geschriften als uitgangspunt neemt, zul je eerder moeten twijfelen aan het bestaan van bijvoorbeeld keizer Tiberius dan dat van Jezus. Een sterk voorbeeld met betrekking tot Jezus' opstanding is de steniging van Zijn broer Jakobus. Waarom zou hij, die eerst niet geloofde, zich laten stenigen als Jezus niet écht aan hem verschenen was? Het hier besproken boek heb ik naast de inleidingen op de bijbelboeken van de Nieuwe Bijbel Vertaling gelegd. Ik heb veel moeten doorkrassen en bijschrijven; de schriftkritiek is volop aanwezig in de Nieuwe Bijbel Vertaling, ook in de bijbelteksten zelf. Het boek 'Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn' zal ik zeker nog vele malen raadplegen: het is een geweldig naslagwerk. je krijgt veel kwaliteit voor weinig geld. Ik hoop dat er snel meer boeken van deze schrijvers in het Nederlands vertaald zullen worden.
Opdracht Bij dit document hoort de HOSE ® VWO 5e klas. Met betrekking tot de HOSE houden jullie je komend jaar intensief bezig met het boek van Norman L. Geisler en Frank Turek genaamd: Ik heb te weinig
geloof om een atheïst te zijn
De tijd die jullie gebruiken om de hoofdstukken door te werken van het boek is in grote mate de voorbereidingstijd van deze POSE. Houdt je daarom serieus bezig met de opdrachten in de HOSE. Gedurende dit schooljaar kom je in aanraking met grote levensvragen waar mensen mee worstelen. Vragen waar mensen al eeuwen mee worstelen. Het boek dat je gedeeltelijk gaat bestuderen is een hulpmiddel en een bron om je tot nadenken te zetten. Niemand – ook de schrijvers niet – menen op alle vragen een antwoord te hebben. Wel zijn veel mensen overtuigd dat er veel antwoorden zijn die heel aannemelijk zijn waarover verder nagedacht kan worden.
Wat is de bedoeling?
Naar aanleiding van de hoofdstukken die je in de HOSE bestudeert en verwerkt maak je een zogenaamde dieptestudie. Dit doe je als volgt: Kies een hoofdstuk uit wat je het meest interesseert. Hiermee willen we jullie voorbereiden op de werkwijze zoals je deze zult tegenkomen op de Hogeschool of Universiteit. Op de Hogeschool en Universiteit is het heel gewoon dat je zelfstandige studies moet kunnen verrichten. Hierbij ga je zelf op zoek naar literatuur en bronnen om aan de juiste informatie te komen. Maar let goed op! Alleen afgaan op wat je weet is onvoldoende. Heel vaak zeggen we: het is niet objectief als je alleen gebruikmaakt van kennis die jezelf beschikt. Gebruikmaken van 1 bron is echt onvoldoende. Deze bron kan je eigen kennis zijn, maar kan ook een encyclopedie zijn. Je zult in je werkstuk moeten aantonen waarom je iets beweert, als je al iets beweert. Want een bewering kan je ook van een ander hebben overgenomen. Dit ben je jezelf niet altijd bewust maar het is wel goed als je hiervan bewust bent. Tijdens dit schooljaar houd je tijdens het verwerken van de HOSE-opdrachten bij welk onderwerp je het meest interessant vindt om hier meer over te weten. Op het moment dat je dit weet, geef je dat door aan je docent. Je moet uiterlijk voor de voorjaarsvakantie je keuze kenbaar hebben gemaakt. Je hebt tijd nodig om aan de POSE te kunnen werken.
Wat wordt er van jou verwacht De basis voor deze POSE is dus een hoofdstuk uit het boek van Norman Geisler en Frank Turek. Werk dit hoofdstuk nog eens goed door en stel voor jezelf heel duidelijke vragen. Formuleer goed waar je meer over van wil weten? Formuleer een duidelijke vraagstelling met een aantal deelvragen. Overleg met je docent tijdens de les of de hoofdvraag en deelvragen goed zijn geformuleerd. Hier een voorbeeld: De inleiding van het boek gaat in op de zoektocht naar de deksel van de puzzel van het leven. De vraag die je kunt stellen is: Is er op basis van wat wij mensen weten en zien een goed wereldbeeld te omschrijven? Deelvragen zijn: hebben mensen behoefte aan het goed kunnen omschrijven van het wereldbeeld? Wat is het doel van het omschrijven van een goed wereldbeeld? Etc. etc. Maak gebruik van het werkverslag dat je hebt gemaakt bij de HOSE. Neem dit op in je literatuurlijst. Probeer hierop door te gaan. Dit doe je dus door goede vragen te stellen. Reflectie is het hart van je presentatie. Uiteindelijk stel je de vraag: wat doet dit met mij? Raakt dit mijn identiteit? Wat levert dit op? Waar ben je anders over gaan denken? Het werkstuk wat je maakt omvat een duidelijke opbouw met een voorblad, inhoudsopgave, inleiding, inhoudelijke hoofdstukken, conclusie, persoonlijke verwerking en literatuurlijst.
De voorwaarde die aan je literatuurlijst wordt gesteld is dat de literatuur die je gebruikt niet alleen mag bestaan uit internetadressen maar bevat ook een aantal boeken, vakbladen e.d. Internetadressen zijn heel specifiek omschreven. Dus je noteer het exacte internetadres van de pagina’s die je hebt gebruikt in je werkstuk. Je werkstuk straalt iets uit. Denk aan een mooie en strakke vormgeving. Je werkstuk heeft een voorblad met afbeelding waarop de titel, je naam, je klas en je docent vermeld staat. Aan het einde van dit schooljaar presenteer je in 20 – 25 minuten je werkstuk en lever je het werkstuk in bij je docent. Heel veel succes, Dhr. K. van Wijngaarden, M.A. Docent Godsdienst