Toon Gerbrands (AZ), directeur met topsportgenen
Redelijk, duidelijk en geen compromis Tekst: Ruud Doevendans
Toon Gerbrands maakte in de jaren negentig naam als volleybalcoach die vier landskampioenschappen haalde, de Europese titel met de Nederlandse herenploeg en een plaats op de Olympische Spelen afdwong. Daarna was hij onder meer manager van de DSB-schaatsploeg en tegenwoordig algemeen directeur van AZ. Gerbrands opende het Trainerscongres 2012 met een inspirerende presentatie over De Coach van de Toekomst. Aansluitend sprak De Voetbaltrainer met hem. Ton Boot, een andere coach uit de bovencategorie, omschreef Toon Gerbrands ooit als volgt: ‘Hij is open, innovatief, loyaal, origineel, energiek, leergierig, emotioneel, bot, duidelijk, intelligent, logisch, geestig, positief, aanwezig, kundig, rechtlijnig, kwetsbaar, strijdlustig, creatief, uitdagend. Hij is een bijzonder mens en dat is hij.’ Gerbrands is een van de zeer weinige sportcoaches en –bestuurders die in twee sporten succesvol geweest zijn. Tijdens de presentatie ging hij in op succesvol coachen, presteren en samenwerken, de rol die de trainer hierbij in de toekomst zal innemen en de aspecten die daarop van invloed zijn. Hij deed dit aan de hand van een viertal stellingen, ingeleid door interviewer Herman Hobert. Stelling 1: De principes van de topsport zitten niet in de genen van de Nederlander. Toon Gerbrands: “Succes is voor een groot deel maakbaar. Het overige deel, laten we zeggen tien procent, zit in zaken die we als trainer niet kunnen beïnvloeden. Je moet dan bijvoorbeeld denken aan pech, scheidsrechterlijke beslissingen, blessures en wat de concurrentie doet. Het is zaak om je als trainer te richten op die negentig procent, die je wél kunt beïnvloeden. Presteren kent geen compromissen. Het is goed of het is slecht. Een tussenweg is er niet. Toch zijn we in Nederland heel bedreven in het oprekken van de grenzen. Als een marathonloper de limiet voor de Olympische Spelen op acht seconden mist, dan proberen we die kwalificatie vaak toch nog af te dwingen op een manier als ‘het was toch maar acht seconden, dat maakt toch niet zo veel uit?’ Terwijl een limiet toch heel duidelijk is: het is een limiet. Blijf je erbinnen, dan zit je goed. Haal je hem niet, jammer dan. Missie mislukt. Bespreekgevallen horen daar niet bij. Door onze regels zo rekbaar te maken, vertonen we een bepaald gedrag dat niet bijdraagt aan het bedrijven van ware topsport. Het kan ook anders. Charles van Commenée, die technisch directeur is bij de Britse atletiekbond, heeft een duidelijke doelstelling is zijn contract: hij moet bij de Olympische Spelen van 2012 minstens zeven medailles halen. Lukt dat niet, dan wordt zijn contract niet verlengd. En dan speelt het ook geen verzachtende rol wanneer de laatste loper op de 4x100 meter estafette in de bocht het stokje uit zijn handen laat vallen. Presteren is onvoorwaardelijk. Een andere regel is dat je ontzettend hard moet werken om de laatste procenten verbetering te halen: de wet van de afnemende meeropbrengst. Verbeteren gaat in het begin heel snel, daarna steeds langzamer. Daardoor vinden veel sporters het moeilijk om ook die laatste stappen nog te zetten die nodig zijn om de echte top te bereiken. In sport werkt dat niet. Als je vlak voor het einde denkt ‘laat de rest maar zitten’ dan verlies je. Presteren doet iedereen op zijn eigen niveau, maar de wetten van de sport gelden overal. Het is als trainer zaak dat je de grenzen duidelijk maakt en die dan strikt bewaakt. Uiteraard liggen die grenzen bij topsport ergens anders dan bijvoorbeeld bij jeugdsport. Op welk niveau je ook actief bent, je krijgt wat je accepteert. Bewaak je de afspraken niet, dan vervagen ze en zullen de sporters niet hun maximale prestaties kunnen leveren. Als je iets doet, dan moet je dat goed
doen. Je gaat er alle mogelijke tijd insteken, je haalt de beste mensen binnen de organisatie, je steekt er geld in. In de sport heb je met allerlei invloedssferen te maken. Het is jouw keuze of je energie steekt in al die frustrerende randzaken, of in je team. Talent is niet veel meer dan beginnersgeluk. Tegenwoordig hebben we niet voor niets de stelregel dat je wel tienduizend uur zult moeten trainen om je hoogste niveau te bereiken. Hij die volhardt, die redt het. Dat geldt voor sporters én voor coaches. Daarbij is het niet zo belangrijk wat je overkomt, maar vooral hoe je erop reageert. Bij AZ hebben we onze dreunen in de afgelopen jaren ook wel gehad. We kwamen tien seconden te kort om de UEFA Cup-finale te bereiken. We verloren het landskampioenschap op de laatste speeldag door van Excelsior te verliezen. Onlangs nog weer verloren we tweemaal achtereen in de laatste fase van een wedstrijd. De winnaars houden dan ondanks die tegenslag toch vast aan hun visie en gaan door.” Streamer: ‘Topsport kent geen compromissen, het is goed of slecht’ U stelt dat de basisvoorwaarden voor topsport niet in de genen van de Nederlanders zitten. Hoe komt dat? En belangrijker nog: hoe kunnen we dit beïnvloeden? Toon Gerbrands: “Als je topsporter bent, dan moet je de grens zoeken. Als je die grens wilt vinden, dan moet je er eerst overheen gaan. Anders weet je ook niet dat dit de grens is. Nederlanders blijven vaak net onder die grens. Als we er wél overheen gaan, dan krijg je als trainer meestal een stempel opgeplakt. Neem bijvoorbeeld een aantal turntrainers. Die staan nu onder druk, omdat ze vooral mentaal de grens hebben gezocht met een aantal van hun pupillen. Kijken we naar onze maatschappij, dan valt op dat wij het eigenlijk ook nooit nodig hebben om die grens te zoeken. Groei je op in de favela’s van Brazilië en speel je je dagelijkse partijtje voetbal op een vuilnisbelt, dan zoek je dus dagelijks je grenzen op. Spelers uit Argentinië die de top willen halen, moeten enorme barrières slechten alvorens ze zo ver zijn. In Nederland worden we opgehaald met busjes. Om maar eens wat te noemen. Mijn ervaring is dat we sporters pas weer tegen die muren kunnen laten aanlopen in de laatste vijf procent van hun loopbaan. In de weg daarnaartoe slagen trainers daar onvoldoende in. De enige grenzen die we tegenkomen zijn luxe grenzen. Als trainer heb ik zeker een grens meegemaakt, bijvoorbeeld toen ik de EK-finale moest coachen. Alles zat tegen: er zaten achtduizend mensen in de zaal, er was live televisie, mijn assistent raakte de weg kwijt, mijn beste speler wilde opgeven. Dat is voor een coach de échte eenzaamheid. We moesten door. Ik heb toen twee minuten nagedacht en besloten bikkelhard door te gaan en de grens op te zoeken. Die topspeler heb ik toen ten overstaan van iedereen snoeihard de waarheid verteld, zelfs waar de camera bij stond. Het pakte goed uit. We werden kampioen. Maar het kan ook de andere kant op gaan. We verloren de kwartfinale van de Olympische Spelen op één bal. Dat zijn grenzen. Dan kom je jezelf tegen. Je vraagt je dan echt af of je die laatste bal anders had moeten trainen en of je het allemaal anders had moeten organiseren. Het is aan jou persoonlijk hoe je ermee omgaat. Zijn het leermomenten, dan kom je verder. Zo niet, dan ben je niet geschikt voor de top.” Streamer: ‘Het gaat niet om wat je overkomt, maar hoe je erop reageert’ Toch valt op dat van tijd tot tijd Nederlandse sporters hierin wél de keuze maken om compromisloos voor topsport te kiezen. Denk maar aan de waterpolodames die na een imponerend trainingstraject Olympisch goud haalden. Waaruit valt dit te verklaren? Toon Gerbrands: “Dat team heeft inderdaad in alle opzichten de grens gezocht en is tamelijk uitzonderlijk geweest: een project van mensen die gezamenlijk hebben besloten om voor het schijnbaar onhaalbare te gaan. Heel belangrijk in het project van de waterpolodames is geweest, dat ze vanaf het eerste moment volstrekt duidelijk zijn geweest. Ze hebben gezegd: wij willen naar de Olympische Spelen toe, dat kost vier jaar van ons leven. We gaan in Zeist wonen en ons
hele leven inrichten voor dat doel. Wil je dat niet, dan hoor je niet bij de waterpoloploeg. Dat is duidelijk. Dat past bij de wetten van de topsport. In teamsporten heeft Nederland daarbij een voordeel. Als je slimmer bent en het strategisch goed aanpakt, dan kun je van een betere ploeg winnen. Dat is bij veel andere sporten onmogelijk. Bij atletiek wordt de 100 meter sprint gewonnen door de snelste deelnemer. Bij gewichtheffen wint degene die het sterkst is. In Nederland hebben we veel beter opgeleide trainers dan in veel andere landen en we kunnen relatief goed samenwerken. Onze koopmansgeest zorgt er ook voor dat we slim zijn. Die eigenschappen helpen ons om in de voetbalwereld een vooraanstaande rol te spelen, hoewel andere landen misschien vaak betere spelers hebben. Alleen wij hebben door dat het om het beste team gaat.” Stelling 2: De voetbalsport moet meer tijd en energie steken in nieuwe ontwikkelingen. Toon Gerbrands: “Onmiskenbaar voetballen we tegenwoordig in een heel andere omgeving dan vroeger. De wereld was vroeger erg groot maar is nu een soort dorp geworden waarin iedereen alles van elkaar weet. Dat heeft natuurlijk grote invloed op het functioneren van een coach, zowel als het gaat om zijn kennis als om de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Vroeger was het allemaal vrij simpel. Een speler kwam naar de club toe, je maakte een aantal afspraken, je ging trainen en spelen en het was klaar. Het is nu allemaal veel complexer. Kijk maar naar de hoeveelheid specialismen waarmee een trainer te maken krijgt: conditioneel, krachttrainingen, voor specifieke posities, maar ook zaakwaarnemers et cetera. Ook op amateurniveau komt dat voor. De voorzitter wil zich profileren, de ouders bemoeien zich ermee. En met die complexiteit neemt ook de turbulentie toe. Topsport zal in de toekomst efficiënt moeten zijn. Het moet iets opleveren. Het kan niet meer zo zijn dat je iets langdurig gaat proberen in de hoop dat het rendement oplevert. Verschillen in begrotingen worden immers steeds groter. Het gaat er dan om wat je met dat geld doet. Als AZ een verhoging van het budget zouden realiseren met 10 miljoen euro dan doen we iets spectaculairs, maar spelen we ten opzichte van Ajax en PSV nog geen enkele rol van betekenis. Tegelijkertijd hebben die clubs weer een soortgelijke positie in vergelijking met de grotere clubs in het buitenland. En die verschillen worden alsmaar groter, ook als we het vergelijken met clubs in de Rusland, de Oekraïne en Turkije. Nederland zal daarom zijn keuzes moeten maken in welk opzicht het wil presteren. Wij kunnen niet in alle sporten goed zijn. Nederland beschikt over bovengemiddeld goede trainers. Wij hebben ook prima voorzieningen en uitstekende trainersopleidingen. Nederland is daarom primair geschikt als opleidingsland. De rol van de technologie wordt steeds groter. Moderne trainingskampen worden laboratoria. Alles worden gemeten en geregistreerd. We komen straks het veld af en weten hoeveel versnellingen er zijn geweest, wat de hartslag is geweest, welke afstanden hebben we afgelegd. Om dit alles te kunnen managen zal de topsport gaan samenwerken met onderzoeksinstituten. Zij onderzoeken welke factoren in de topsport het verschil maken. Topsport zal steeds meer een opleidingskeuze worden. Het wordt dus een vak. De club zal ook zorgen voor een stuk opleiding, maar de gebieden waarin je opgeleid wordt, moeten een relatie hebben tot de sport. Denk dan aan bijvoorbeeld biologie, waarbij je kennis van je lichaam opdoet. Kennis van voeding is dan ook belang. Maar zaken als wiskunde of natuurkunde spelen dan geen grote rol meer. Clubs kunnen zich niet meer permitteren om een zwaarbetaald contract aan te bieden aan een speler die het met de levensstijl niet zo nauw neemt. Daarom zal de controle hierop sterk geïntensiveerd worden. Hebben spelers verslavingen? Hoe gaan zij om met hun rustpatroon? In de pilotenopleiding in Engeland is dat nu al heel normaal. Daar worden miljoenen besteed aan de vorming van die piloten. Als er ook maar één procent kans is dat iemand die opleiding niet gaat halen door eigenschappen die nu al meetbaar zijn, dan gaat het feest niet door: jij wordt geen piloot. Die kant gaan we binnen de voetbalwereld ongetwijfeld ook op. Clubs zijn in zekere zin afhankelijk van spelers. Maar we zullen een verschuiving zien waarin clubs steeds meer de eisende partij zullen worden. In dat opzicht heeft de voetbalwereld nog veel in te halen. Ik vergelijk het met mijn tijd als coach van het Nederlands herenvolleybalteam.
Toen heb ik tegen mijn spelers gezegd: ‘Het is allemaal leuk en wel, maar ik verwacht dat je ervoor zorgt dat je tijdens de Spelen geen vader wordt.’ Het kan toch niet zo zijn dat je maanden of jaren werkt met elkaar en vervolgens niet in optimale omstandigheden de wedstrijden kunt spelen waarom het allemaal draait?” U stelt dat Nederland in de toekomst een opleidingsland zal zijn. Indien we hiervoor kiezen, dan betekent dit dat we dus niet in staat zullen zijn om aan de echte prestaties op topniveau toe te komen. Toon Gerbrands: “Dat is waar, maar binnen dat model kun je toch tot prestaties komen. En daar moet je dan je voldoening uit halen. Bij AZ bieden wij spelers in een bepaalde fase van hun carrière de kans om te groeien naar een hoger niveau: een grotere club, een grotere competitie, een nationaal team. Als ons dat maar voldoende blijft lukken, dan komen dergelijke spelers in steeds grotere getale naar AZ. De opvolger van Niklas Moisander speelt al bij AZ. Niemand kent hem, maar hij is er wel. Over drie à vier jaar gaat ook hij weer weg bij AZ. Dan zitten we niet met een probleem, want ook zijn opvolger hebben we dan in huis. Voor dat model hebben we bewust voor gekozen. We bieden veel, we vragen veel. Er wordt negen of tien keer per week getraind, op allerlei vlakken: krachttraining, videomateriaal bekijken, begeleidende processen, testen, altijd met hartslagmeters, fysiek flink aan de bak. Dat is ook AZ. En dat is natuurlijk ook een vorm van presteren: spelers die binnen een bepaalde periode een stap kunnen maken naar het volgende level. Zo leiden wij op voor clubs in Nederland die vanwege hun prestatie-eisen meer senioriteit in hun selectie nodig hebben. Maar tegelijkertijd leiden zij weer op voor grotere clubs in Europa. In Nederland leiden we dus op voor de Engelse en Spaanse competitie. En daar heeft Nederland dan weer voordeel van. In die competities word je een grote jongen en zo hebben wij een sterk nationaal team. Wij pakken een stuk van de markt, een deel van de loopbaan van een speler. Als je geluk hebt, tref je een keer een mooie generatie en dan kun je een keer kampioen worden. Je kunt ook vijfde worden. Spelers beginnen bij level 1, als ze nog veel moeten leren. Wij proberen level 2 te regelen. Daarna kunnen ze, als ze het goed doen, door naar level 3.” Streamer: ‘Een stap maken in je ontwikkeling is ook een vorm van presteren’ Stelling 3: De moderne coach krijgt zo veel informatie via internet, dat bijblijven niet meer mogelijk is. Toon Gerbrands: “Er is sprake van een zekere ‘infobesitas’, een overvloed aan informatie op alle denkbare terreinen. Alleen al op medisch gebied zijn het afgelopen jaar tweemiljoen artikelen verschenen. Wil je ze allemaal lezen, dan moet je er bijna zesduizend per dag tot je nemen. Kortom, een kansloze zaak. Je moet het ook niet willen, want er is berekend dat van mensen die de hele dag in beslag genomen worden e-mails, sms’jes, internet en telefoontjes het IQ gemiddeld met tien punten afneemt. Als je dan beseft dat je IQ door het gebruik van marihuana met maar vijf punten afneemt, dan is wel duidelijk hoe schadelijk ‘infobesitas’ is. De knapste professor weet ongeveer één biljoenste procent van alles. De gemiddelde mens nog vele malen minder. Er is wel een oplossing denkbaar. Dat is het zgn. T-profiel dat beschreven is door de bedrijfskundige en organisatieadvsieur Mathieu Weggeman. Het betekent dat je een onderscheid maakt in breed leren en diep leren. Dat wil zeggen dat je een bewuste keuze moet maken voor de onderwerpen waarvan je alles wilt weten, en de onderwerpen waarover je niet alles hoeft te weten maar waarvan je wel de basis nodig hebt. Zo kun je toch met de specialisten in contact blijven over dat onderwerp. We moeten er dus voor zorgen dat we in de diepte op de hoogte zijn van de zaken die essentieel zijn voor ons vakgebied, en in de breedte van de rest. Daarvoor hebben we de specialisten.” Stelling 4: De coach moet zich aanpassen aan de kenmerken van de nieuwe generatie spelers.
Toon Gerbrands: “Er is een aanmerkelijk verschil tussen jonge mensen en wat oudere mensen. Jongere mensen filteren de informatie die zij binnenkrijgen: wat kan ik gebruiken, wat kan ik niet gebruiken. Onderzoek wijst uit dat de speler van de 21ste eeuw op veel vlakken een hoger niveau van vaardigheden heeft dan de vorige generaties. De eisen die aan de trainer gesteld worden, zijn op alle vlakken dus ook veel hoger. Spelers accepteren en respecteren alleen de beste trainers en coaches. Er is ook een groot verschil als we kijken naar de situatie waaruit zij komen. Denk maar eens aan gezinssituaties. Ik merk het aan de gesprekken die we voeren bij AZ. Veel meer dan vroeger komen spelers uit gebroken gezinnen. Daarnaast is er veel meer te beleven en er is veel meer te kiezen, wat leidt tot de nodige lifestyleproblemen. Ze zijn ook veel gevoeliger voor conflicten, die kunnen ze niet goed accepteren. Vaak wordt dan het woord ‘respect’ gebruikt: als je het niet met ze eens bent, dan heb je geen respect voor ze. Dat hoort bij deze generatie, evenals een andere vorm van loyaliteit. Die gaat beduidend minder ver dan in vroegere tijden. Als ze het ergens anders beter kunnen krijgen dan doen ze dat. Rivaliteit tussen clubs, commitment dat ze hebben afgegeven, bestaande contracten, het telt dan allemaal veel minder. Dan komt omdat ze veel minder volgzaam zijn dan vroeger, veel meer onafhankelijk en meer uitsluitend met zichzelf bezig. Ze willen uniek en herkenbaar zijn. Het gaat om wie en hoe je bent: de identiteit is topprioriteit. Daaruit valt het aantal tattoos ook te verklaren. Aloude deugden als sparen of gewoon doen hebben helemaal niets meer met deze generatie te maken. Ik heb geleerd me over dat soort zaken en ook over tattoos en oorbellen niet meer druk te maken. Het is een kansloze missie. Het hoort bij deze generatie en het beïnvloedt naar mijn stellige mening niet hun functioneren. Als we goed gaan analyseren, dan komt het voor een groot deel neer op het feit dat deze generatie veel zelfvertrouwen heeft. Hun wereld is voor een groot deel die van de computergames. En bij die computergames heb je alleen maar te maken met beloning en niet met tegenslag. Goed, je kunt er doodgaan maar daarna speelt je gewoon weer verder alsof er niets gebeurd is. Doe je het goed, dan stijg je een level. Doe je het slecht, dan blijf je gewoon waar je was. Deze mensen hebben dus niet met tegenslag te maken. In de voetbalpraktijk levert dit vaak problemen op.” Streamer: ‘Jonge spelers kunnen moeilijk met tegenslag omgaan, bij computerspelletjes kun je alleen een level stijgen en niet dalen’ Hoe kan de trainer de lifestyle van de huidige generatie beïnvloeden? Toon Gerbrands: “Ik heb al verteld dat we bepaalde zaken contractueel gaan vastleggen: jij wilt veel verdienen. Akkoord, maar dan willen wij bepaalde zaken weten. Niet om te controleren, maar om het optimale rendement uit jou te halen. Een soort whereabouts binnen voetbal, maar dan niet met controle als doelstelling maar rendement. Op een lager niveau komt het neer op het maken van volstrekt heldere afspraken. Als voorbeeld neem ik stapgedrag. Als jij niet wilt dat de spelers de avond voor een wedstrijd gaan stappen, dan maak je daarover kraakheldere afspraken: op de avond vóór de wedstrijd ga je niet stappen. En ook niet eventjes, nee: helemaal niet. Misschien houd je niemand over. Maar je moet je als trainer ook afvragen of je wel trainer wilt zijn van iemand die nog met drank in zijn lichaam een wedstrijd moet spelen. En stel dat het wél gebeurt, wat doe je daar dan mee? Voor mij is het heel duidelijk. Als het mij als coach overkomt, dan trek ik mijn conclusie. Ik wil daar als trainer niet bij horen. Ik denk dat het voor iedere trainer die een bepaalde norm stelt, essentieel is om die norm strikt te bewaken. Gertjan Verbeek maakt heel redelijke afspraken met spelers. Als AZ een Europese wedstrijd heeft gehad dan weten wij dat pas vier uur na het eindsignaal de adrenaline uit de lichamen is. In die tijd worden ze verzorgd en ze gaan eten. Daarna kunnen ze een uur een biertje met elkaar drinken. Dat zijn er dan twee of drie. We proberen dat soort zaken transparant te regelen. Het gaat om redelijkheid in het leven. We moeten geen dronken mensen hebben en ze hoeven ook niet alleen Spa Rood te drinken. Daar maak je afspraken over. En de avond vóór de wedstrijd worden die biertjes dus niet gedronken. Duidelijker kunnen we het niet maken.
Je kunt deze generatie het best bereiken met duidelijkheid en kortlopende projecten. Uitgebreide verhalen over ‘wat over een jaar moet zijn’, spreken totaal niet aan. Dat kunnen ze niet overzien. Je hebt meer aan projecten van pakweg zes weken. Kies daarbij voor voldoende afwisseling, zorg voor een bepaalde mate van risico en prestatiebeloning.” De amateurtrainer heeft doorgaans minder te kiezen. Het creëren van duidelijkheid kan op dat niveau er al snel toe leiden dat een speler afhaakt. Hoe vindt die trainer de balans tussen wat hij nodig acht en wat haalbaar is? Toon Gerbrands: “Wat de waterpolodames hebben gedaan, moet je in het klein ook toepassen bij de jeugd. Stel dat je bijvoorbeeld vindt dat een verhoging van de trainingsfrequentie nodig is om een hoger niveau te halen, dan leg je dat uit. En dan communiceer je dat vooral ook richting de ouders. Dan hebben zij de keuze: willen ze dat, geweldig. Willen ze dat niet, dan kunnen ze er niet bij horen. Dan loop je natuurlijk het risico dat er te weinig spelers overblijven. Dan klopt er iets bij de club niet en hebben ze je opgezadeld met een opdracht die niet realistisch bleek te zijn. Dan heeft zo’n organisatie primair een recreatieve doelstelling. Dat kan ook best natuurlijk, maar dan passen de coach en de club wellicht niet bij elkaar. Het gaat dus om vooraf duidelijkheid creëren zodat je er niet gaandeweg achterkomt dat het allemaal niet matcht.” In een interview in De Voetbaltrainer 165 stelde voormalig bondscoach bij de dames Vera Pauw dat topsport een kwestie is van ‘bewust moeilijk doen’. Zij bedoelde daarmee dat een topspeler weerstanden moet ondervinden alvorens de top te kunnen halen. Hoe vertaalt u dit in relatie tot het Nederlands elftal bij de mannen? Toon Gerbrands: “Het managen van een groep vergt nu een heel andere aanpak dan vroeger. Ik kan als voorbeeld geven de manier waarop we het Nederlands herenvolleybalteam hebben begeleid tijdens de Olympische Spelen. Nergens is het risico op afleiding zo groot als daar. We hebben ook daar weer echt grenzen op moeten zoeken. Alles hebben we met elkaar afgesproken, en het is allemaal nét gelukt. Afspraken over samen eten, afspraken maken zodat niemand op zijn kamertje kan vereenzamen. Alles was ingevuld. Het enige dat ik in vier jaar bondscoachschap aan mijn spelers heb ‘weggegeven’ is, dat ze een keer naar de film mochten. Dat was alles. Als Bert van Marwijk dat twee weken moet doen, dan lukt dat nog wel. Maar hij heeft zijn groep veel langer onder zich. Hij doet dat zeer goed. Hij vindt exact de balans tussen ontspanning en werken. Zo kiest hij in de eerste dagen ook voor een aanpak die eigenlijk niet productief lijkt. Zo mogen de dames en de kinderen erbij, er wordt gegolft. Maar aan de andere kant pakt hij wel de momenten waarop de training helemaal perfect moet zijn. Ik vind de uitspraak van Vera Pauw heel mooi en die klopt ook. Topsport is bewust moeilijk doen. Maar bij spelers die de top al hebben aangeraakt, moet je wel de balans aanbrengen. De problematiek waarmee Van Marwijk wordt geconfronteerd is een andere dan die van een ploeg in opbouw. Van Marwijk moet vooral draagvlak creëren. Hij krijgt het voor elkaar dat ze allemaal voor hetzelfde doel gaan, dat ze op een voor iedereen duidelijke manier spelen en dat iedereen zich daaraan ondergeschikt maakt. Daarvoor in de plaats geeft hij begrip. Het is geven en nemen. Het vergt bijzondere kwaliteiten om dat te kunnen.” Samenvatting: • Een topsporter moet over grenzen gaan om die grens te leren kennen. • Door nadrukkelijk te kiezen voor een deel van de markt kan een organisatie succes hebben ondanks schijnbaar nadelige omstandigheden. • Bepaal als trainer welke informatie voor jou essentieel is, en het deel waarvan je slechts de basis hoeft te weten. • Kruip in de huid van je spelers en benader hen op een wijze die bij hun belevingswereld past. • Zorg altijd voor volstrekte duidelijkheid vóóraf en bewaak de afspraken strikt.