Recht week 1
15-4-2013
Intellectueel eigendomsrecht * Uitsluitend recht van de mens op de producten van zijn denkarbeid * Geestelijk eigendom (want gaat over wat je denkt, eigenaar van eigen ideen) * een monopolie (bedenker mag enige zijn die verkoopt/gebruikt) Valt onder vaste activa.
3 vormen intellectueel eigendomsrecht 1. Portretrecht 2. Auteursrecht (boeken) 3. Octrooirecht (patent) 4. Merkenrecht (coca-cola, de vorm ervan, tune etc) 5. Handelsnaam (ook deze iis beschermd) Portretrecht Je mag niet zomaar fotos van anderen gebruiken. Kost geld.
Artikel 20 Auteurswet - geldt voor portret (het gaat altijd over een portret, een gezicht is portret, bij herkenbaarheid is portretrecht van toepassing) - in opdracht (je vraagt aan iemand om foto te maken of video op te nemen) - Auteursrecht portret komt auteur toe (fotograaf mag alleen verkopen met toestemming opdrachtgever) - Tenzij overeengekomen Artikel 21 Auteurswet - Portret - Zonder opdracht - Openbaarmaking - Niet geoorloofd (zonder opdracht openbaarmaken mag niet als redelijk belang zich daartegen verzet) - Een redelijk belang verzet (hier is ruimte voor speling) commerciele belangen wordt geschaad, als het voor commerciele doeleinden wordt gebruikt.
Lezen/analyseren rechtspraak * functies rechtspraak - geschillenbeslechting (2 partijen geschillen beslechten, wie heeft er gelijk , hoe verder) - rechtsbron (geldt evenzwaar als de wet, wettelijke bepalingen hoe werk je die uit)
10 stappen uit reader 1. rechterlijke instantie (bijvoorbeeld kantonrechter) 2. Plaats 3. Datum uitspraak 4. Partijen (portrechtrecht: openbaar gemaakte en persoon op foto) 5. Feiten (kort opschrijven, waar gaat de zaak eigenlijk over) 6. Argumenten van partijen (gordon moet niet zeuren, gordon zegt ik sta er niet goed op) 7. Vordering (wat vraag je, SV + verwijdering van materiaal) 8. Relevante wetten (soms staat het er niet, probeer het dan eruit te halen) 9. Beslissing (wat is de beslissing van rechter, toewijzen afwijzen, verwijderen etc) 10. Motivering (wat is de motivering van de rechter, waarom weis ik vordering toe/af.)
Week 2 Auteursrecht artikel 1:
- recht van de maker - werk van letterkunde, wetenschap of kunst - om dit te openbaren en te verveelvoudigen
Artikel 10: opsomming van wanneer auteursrecht. De maker - is de geestelijke schepper (je laat een huis bouwen, jij bent de geestelijke schepper) - dus niet alleen schrijven, maar ook bijv componisten - artikel 4 auteurswet art 4 het is niet altijd duidelijk wie de maker is, op moment dat jouw naam ergens onder staat, mag je er van uit gaan dat jij de maker bent.
Recht van verveelvoudiging/openbaring - als je auteursrecht hebt, dan heb je alleennrecht tot exploitatie: - dit omvat openbaarmaking en verveelvoudiigng - overdracht mogelijk (artikel 2, lid 2 AW) Onstaan Auteursrecht - het recht ontstaat op het moment dat het waarneembaar tot stand is gekomen. - Dus niet: deponeren (hoeft niet, mag wel)/registreren
Vereiste voor Auteursrecht - 1. aantonen dat je maker bent - 2. zekere mate van originaliteit (is het mogelijk om hetzelfde schilderij te schilderen zonder het origineel gezien te hebben) - 3. geconcretiseerd in product/werk
Werkgever en werknemer ik ben van de vara en ik schrijf een tekst. vara is als werkgever eigenaar. als docent een tekening maakt valt het onder zijn auteursrecht (want hoort niet bij zijn functie)
Merkenrecht Een teken (woord, naam of afbeelding) waarmee de handelswaren/diensten een onderneming onderscheiden worden van handelswaren/diensten van concurrenten. art.2.1 en verder BEVI – blz. 1463 Onderstreep: een teken, dienst of waar (product), onderscheidend
Waarom merkenrecht? - herkomstfunctie (onderscheidt, individualiseert) - Garantiefunctie - Reclamefuntie Type merken 1. Woordmerk 2. Beeldmerk 3. Vorm merk 4. Kleurmerken 5. Slagzinnen
Onderscheidend vermogen Hangt af van de vraag of het publiek weet waar het bij hoort. Het merk Jeans heeft geen onderscheidend vermogen. Iedereen mag naam jeans gebruiken.
Rechthebbende op merk - deponeert (aanmelden) (als het is bevestigd is het gedeponeerd) - gebruik , stilzitten is funest (10 jaar geldig + verlenging) artikel 2.20 BVIE – vormen inbreuk merk - piraterij (A) (bij piraterij moet er sprake zijn van zelfde naam) - associatie (B) - grappenmakers (C), een bakker noemde zijn brood Ferrari. Mag niet. - ongerechtigd voordeel (clowntje die bij burger king gaat eten) Criteria onderstrepen: A: Teken gelijk aan merk, zelfde waarde/diensten, economisch verkeer (dus niet privé). B: Teken gelijk aan merk of overeenstemmend met merk, economisch verkeer, zelfde of soortgelijke diensten, verwarring ontstaan C: economisch verkeer, betekenis gelijk of stemt overeen met merk, merk niet bekend is, ongerechtig voordeel. (bakker noemt brood Ferrari) D: teken anders gebruikt dan waarde of diensten, afbreuk aan onderscheidend vermogen.
(Artikel 1 Hnw) - doel: onderscheiden van onderneming - vrij om naam te kiezen - ontstaat door gebruik Misleidende handelsnamen - eigendom (art 3 hnw) – marco van basten sportschoenen - rechtsvorm (art 4 hnw) – moet echte rechtsvorm zijn (vanwege aansprakelijkheden) - overige misleiding (art 5b) – huppelup incorporated (lijkt groot bedrijf te zijn, terwijl piepklein is) Verbod artikel 5 Hnw - Handelsnaam vs handelsnaam -
Oudere handelsnaam tegen jongere handelsnaam Rechtmatig gevoerd worden (geen strijd met verboden) Verwarringsgevaar (vestigingsplaats en aard v d onderneming, bv bakkerij de leeuw in den bosch en bakkerij de leeuw in groningen verschilt)
Verbod artikel 5a HnW - oud merk tegen jongere handelsnaam - handelsnaam lijkt teveel op elkaar - verwarringsgevaar over herkomst merk vs merk is 2.20 Rechtshandhaving artikel 6 HnW: veroordelen tot wijziging artikel 6:162 BW: verbod en schadevergoeding 2. handelsnaam vs handelsnaam / conflicterende handelsnaam 3. artikel 5 van de handelsnaamwet 4. Verwarringsgevaar (aard en plaatsvestiging), oude handelsnaam tegen jongere handelsnaam(oude heeft rechten), oudere handelsnaam wordt rechtmatig gevoerd (van basten sportschoenen etc) 5. handelsnaam, welke is ouder en welke is jonger er is geen sprake van onrechtmatigheid van de merk puma 6 (conclusie) en 7(antwoord op vraag). niet voldaan aan artikel 5, geen sprake van inbreuk op handelsnaam op handelsnaam
Juridisch vraagstuk is handelsnaam en merk die botsen.
Criteria artikel 5A instantie = rechtbank. Gerechtshof. Hoge raad. zittingsplaats: gerechtshof den bosch Partijen: alle partijen opschrijven. Advocaat niet opschrijven. Uitspraak is dit keer iets anders: rechtbank 1e instantie, hof in hoger beroep (behandeld alleen wat worden aangevoerd) dus sommige dingen ontbreken (karakter ziet er anders uit) Feiten: feiten staan vast. Dingen in geschil zijn nooit feiten dat zijn omschrijvingen. Ikea is de houder van de kleur blauw en geel. Tegenpartij gebruikt logo dat lijkt op die van Ikea. Voor de feiten max. 20 zinnen. Feiten bij intellectueel eigendomsrecht gaat over iemand die rechthouder is en tegenpartij heeft iets wat er op lijkt. Omscrhijf dat. Ikea heeft de houder op de kleur EN de vorm op de logo. De rechter doet dan concreet: als ik de logo van multimate ziet, denkt het publiek dan aan Ikea. Partijen: ikea tegen … bv Feiten: ikea is houdster beeldmerk blauw en geel. De vorm ook. Argumenten: vrijwel niet te vinden, komt door hoger beroep, merk bestaat niet meer is vervallen en ikea heeft rapporten gegeven waarin blijkt dat inbreuk is Vorderingen: Ikea: inbreukverbod met dwangsom + Uitspraak: ikea krijgt in alles gelijk