Aansprakelijkheid & Verzekering
schrijf u nu in voor een gratis abonnement op de digitale nieuwsbrief
[email protected]
recht toe recht aan De praktijkgroep Aansprakelijkheid & Verzekering introduceert in 2012 haar eigen glossy. Met trots presenteren wij u de eerste versie van ‘Recht toe Recht aan Aansprakelijkheid & Verzekering’. Met deze nieuwsbrief willen wij onze cliënten en overige geïnteresseerden informeren over de ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Deze eerste nieuwsbrief is in papieren vorm. In het vervolg zal de nieuwsbrief 4 x per jaar digitaal worden verspreid en staat telkens één onderwerp centraal. Indien u prijs stelt op een gratis abonnement dan kunt u een e-mail met uw gegevens zenden aan
[email protected] en dan zorgen wij ervoor dat de nieuwsbrief u bereikt. Voor deze eerste versie hebben wij gekozen voor het onderwerp ‘kosten in en buiten rechte’.
Deze uitgave: kosten in en buiten rechte Kan de declaratie de dubbele redelijkheidstoets van art. 6:96 BW doorstaan? Hoe hoog is het griffierecht? Hoe zit het ook al weer met de kosten van een voorlopig deskundigenbericht? Wanneer verschieten kosten van kleur en wat zijn geliquideerde kosten? Een ieder van ons zal regelmatig een dergelijke vraag krijgen of stellen. Wij praten u graag bij!
1
Eerst willen wij u graag laten kennismaken met Van Benthem & Keulen en de advocaten die zich bezighouden met het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht.
introductie
Van Benthem & Keulen is een gerenommeerd advocatenkantoor in Utrecht met ongeveer 60 advocaten,1 notaris en 3 kandidaat-notarissen. We maken juridische en notariële dienstverlening op topniveau toegankelijk. Voor onze cliënten vertalen we onze kennis van theorie en praktijk naar pragmatische en efficiënte oplossingen. Onze cliënten bestaan onder meer uit grote bedrijven, overheidsinstanties en zorginstellingen.
Aansprakelijkheid & Verzekering De advocaten van de praktijkgroep Aansprakelijkheid & Verzekering treden vooral op voor verzekeraars in het kader van de beoordeling van aansprakelijkheid, causaliteit en omvang van de (personen)schade. Zij zijn gespecialiseerd in aansprakelijkheid van bedrijven en beroeps-beoefenaars. Voorts adviseren zij over verzekeringsrechtelijke vraagstukken, zoals polisdekking, uitsluitingen, eigen schuld en verzekeringsfraude. Een aantal advocaten van de praktijkgroep is lid van de vereniging LSA. 2
Jacqueline Meyst
Marcel Ruygvoorn
Petra klein Gunnewiek
Sander Marges
Jacqueline Meyst heeft ruime ervaring op het gebied van het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Haar specialisaties liggen op het gebied van letselschade met de nadruk op medische aansprakelijkheid. Naast beroepsaansprakelijkheid richt Jacqueline zich op werkgeversaansprakelijkheid en bedrijfsaansprakelijkheid.
Binnen de praktijkgroep Commercial Litigation houdt Marcel Ruygvoorn zich onder meer bezig met aansprakelijkheden die verband houden met nationaal en internationaal vervoer over de weg. Denk ook aan opslag en distributie en value added logistics. Voorts is Marcel gespecialiseerd in aansprakelijkheid van accountants.
Petra klein Gunnewiek adviseert en procedeert over aansprakelijkheden, waaronder kwalitatieve aansprakelijkheid en productaansprakelijkheid. Voorts vallen verzekeringsrechtelijke vraagstukken binnen haar expertise. Petra is tevens gespecialiseerd in het arbeidsrecht waardoor werkgeversaansprakelijkheid haar speciale aandacht heeft.
Sander Marges heeft binnen de praktijkgroep Corporate Litigation ruime ervaring op het gebied van aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders. Sander adviseert en procedeert regelmatig over dit onderwerp en doet dat zowel voor ondernemingen en instellingen als voor individuele bestuurders en toezichthouders.
Frank Richel
Arno van Beurden
Margot van Beurden
Ilse de Groot
Frank Richel heeft, binnen de praktijkgroep Banking & Finance, veel ervaring op het terrein van bestuurdersaansprakelijkheid. Frank staat zowel bestuurders, hun verzekeraars, als curatoren bij. Hij adviseert financiële instellingen over vraagstukken en geschillen van toezichtswetgeving (Wft) en over hun zorgplichten.
Naast zijn arbeidsrechtelijke expertise is Arno van Beurden gespecialiseerd in het verzekeringsrecht. Arno staat verzekeraars en ondernemingen bij in geschillen over onder andere brandschade, verzekeringsfraude en polisdisputen.
Op het terrein van het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht houdt Margot van Beurden zich bezig met procedures waarin de aansprakelijkheid van bedrijven, werkgevers, ziekenhuizen, scholen en sportverenigingen ter discussie staat. Daarnaast adviseert en procedeert Margot over de omvang van de (letsel) schade.
Ilse de Groot houdt zich bezig met gezondheidsrechtelijke vraagstukken in zowel civiel- als bestuursrechtelijke zin. Onder haar expertise valt ook het medisch tuchtrecht en het medisch aansprakelijkheidsrecht. Ilse staat voorts zorginstellingen bij terzake geschillen op het terrein van de Wet BOPZ en GGZ.
3
kosten in en buiten rechte Conform het bepaalde in art. 6:96 lid 2 BW komen als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade, de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Aan de hand van de dubbele redelijkheidstoets kan worden beoordeeld of de gemaakte kosten redelijk zijn.
oordeelde dat als uitgangpunt dient te gelden dat een slachtoffer jegens de partij die aansprakelijk is voor de gevolgen van een ongeval, recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte redelijke kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand. Of buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, wordt uiteindelijk bepaald door het antwoord op de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW: vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, het maken van de kosten redelijk is om vergoeding van de schade te verkrijgen. Bij deze beoordeling wordt de omvang van de schade als één van de in aanmerking te nemen aspecten meegewogen. In de deelgeschilprocedure was de rechtbank niet in staat een oordeel te geven over de redelijkheid van de buitengerechtelijke kosten, omdat er onvoldoende inzicht was in de omvang van de schade. Het verzoek werd daarom afgewezen.
Wanneer kunnen kosten de dubbele redelijkheidstoets doorstaan?
Allereerst is van belang of er een noodzaak bestond om deskundige rechtsbijstand in te schakelen (eerste toets). Daarna komt aan de orde of de gemaakte kosten redelijk waren en of de verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren om een schadevergoeding te verkrijgen (tweede toets). Naar aanleiding van een aantal recente uitspraken wordt de dubbele redelijkheidstoets verder toegelicht.
De Rechtbank Rotterdam (1 februari 2012, LJN BV2395, JA 2012, 95) heeft zich in een deelgeschilprocedure uitgelaten over de dubbele redelijkheidstoets. In geschil was de tussentijdse bevoorschotting van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank
4
Naast de omvang van de schade dient ook gekeken te worden naar de werkzaamheden die zijn verricht ter verkrijging van een schadevergoeding. In dit kader
wordt verwezen naar de beschikking in een deelgeschilprocedure van de Rechtbank Breda (16 januari 2012, LJN BV1481, JA 2012,66). De verzoekster in kwestie had een declaratie en specificatie overgelegd en naar het oordeel van de rechtbank voldeed deze specificatie aan de daaraan te stellen eisen. Het was vervolgens aan de aansprakelijke partij om ten aanzien van de verschillende kostenposten gemotiveerd aan te geven waarom die niet in redelijkheid zouden zijn gemaakt en waarom het aantal gedeclareerde uren per kostenpost te hoog zou zijn. Het verweer (in algemene zin) dat het aantal gedeclareerde uren, in het licht van de redelijk beperkte correspondentie, onverklaarbaar is en het totaalbedrag te hoog zou zijn is dan niet voldoende volgens de rechtbank. Voor een beoordeling van de hoogte van het uurtarief wordt onder meer gekeken naar de omvang en complexiteit van de zaak, de aard van de werkzaamheden, alsmede naar de ervaring en specialisatie van de belangenbehartiger. In deelgeschil oordeelde de Rechtbank Den Haag (20 januari 2012, LJN BV6894, JA 2012, 89) bijvoorbeeld dat de reistijd niet tegen een specialistisch uurtarief van € 240,00 per uur in rekening mocht worden gebracht. Dezelfde Rechtbank Den Haag (24 januari 2012, LJN6900, JA 2012, 90) overwoog dat een uurtarief van € 297,00 gezien de complexiteit en omvang van de zaak niet redelijk kon worden geacht, waarna de rechtbank een uurtarief van € 240,00 in aanmerking heeft genomen.
Ook wordt nog wel eens de vraag voorgelegd of kosten van een separate procedure, zoals een tuchtprocedure tegen een beroepsbeoefenaar, voor vergoeding op basis van art. 6:96 BW in aanmerking kunnen komen. De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 10 januari 2003 (NJ 2003, 537) en 3 juni 2005 (NJ 2005, 324) overwogen dat kosten die gemoeid gaan met een tuchtprocedure niet onder de werking van art. 6:96 lid 2 sub a of b BW vallen. Dit is de hoofdregel, waarop uitzonderingen mogelijk zijn. De omstandigheden dat de tuchtprocedure nuttig is geweest voor het vaststellen van aansprakelijkheid, het voorkomen of vaststellen van de schade of dat het doel van de tuchtprocedure was om een derde te bewegen tot uitkering over te gaan zijn echter niet te kwalificeren als een uitzonderingssituatie. Voorts is er geen (algemene) uitzondering aanvaard voor het geval dat sprake is van een medische tuchtprocedure. De Rechtbank Utrecht (26 januari 2011, Nieuwsbrief Personenschade 2011-2, nr. 8) heeft zich meer recent in een deelgeschilprocedure uitgelaten over de vergoeding van de kosten van een medische tuchtprocedure. Verzoekster had aangevoerd dat de tuchtprocedure een effectieve procedure was geweest die er toe had bijgedragen dat zij antwoord had gekregen van een deskundig college op haar klachten en vragen over de zorg en nazorg door de behandelend artsen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden.
5
Wetsvoorstel voor verhoging van de griffierechten van de baan?
Daar lijkt het wel op! Voor de val van het kabinet was de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer uitgesteld en was een meerderheid in de Eerste Kamer tegen inwerkingtreding. Het voorstel was gemaakt in het kader van de bezuinigingen, maar werd door diverse betrokken partijen als onacceptabel betiteld, omdat de rechtspraak in Nederland daarmee voor velen onbetaalbaar zou worden. Op 26 april 2012 is besloten dat het toegangskaartje tot de rechter niet zal worden verhoogd en derhalve geen onderdeel zal uitmaken van het bezuinigingspakket. Griffierechten zijn de leges die geheven worden voor de verrichtingen van de griffie van een gerecht ten dienste van partijen in burgerlijke zaken. Griffierechten worden jaarlijks herzien en aangepast.
Per 1 januari 2012 gelden de volgende leges bij de rechtbank sector civiel (bron www.rechtspraak.nl).
Sector Civiel
Natuurlijke personen
On- en minvermogenden
Zaken van onbepaalde waarde (inclusief verzoekschrift conservatoir beslag)
€ € 575,00
€ € 267,00
€ € 73,00
Zaken met betrekking tot een vordering met een beloop van meer dan € 25.000,00 en niet meer dan € 100.000,00 in de hoofdsom
€ 1.789,00
€ € 821,00
€ € 73,00
€ € 3.621,00
€ 1.436,00
€ € 73,00
Zaken met betrekking tot een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,00 in de hoofdsom
6
Rechtspersonen
Bij de kantonrechter worden de volgende leges gehanteerd (bron www.rechtspraak.nl) Dagvaardingszaken of verzoekschriften
Rechtspersonen
Natuurlijke personen
On- en minvermogenden
Zaken met een vordering, dan wel een verzoek van onbepaalde waarde of met een beloop van niet meer dan € 500,00 in hoofdsom
€ € 109,00
€ € 73,00
€ € 73,00
Zaken met een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 500,00 en niet meer dan € 12.500,00 in hoofdsom
€ 437,00
€ € 207,00
€ € 73,00
Zaken met een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500,00 in hoofdsom
€ € 873,00
€ 437,00
€ € 73,00
Bij het gerechtshof (in hoger beroep) worden de volgende leges gehanteerd (bron www.rechtspraak.nl) Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek
Rechtspersonen
Natuurlijke personen
On- en minvermogenden
Zaken met een vordering, dan wel een verzoek van onbepaalde waarde of met een beloop van niet meer dan € 12.500,00 in hoofdsom
€ € 666,00
€ € 291,00
€ € 291,00
Zaken met een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12.500,00 en niet meer dan € 100.000,00 in hoofdsom
€ 1.815,00
€ € 666,00
€ € 291,00
€ € 4.836,00
€ .1.513,00
€ € 291,00
Zaken met een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.00,00 in hoofdsom
7
Wanneer er na het voorlopig deskundigenbericht geen De kosten van een voorlopig deskundigenbericht bodemprocedure volgt zal de partij aan wie betaling spelen al voorafgaand aan de procedure een rol. Nog van het voorschot van het deskundigenbericht is opvoordat de deskundige aan zijn onderzoek is begonnen gelegd uitdrukkelijk om een proceskostenveroordeling legt de rechter aan een van de partijen, doorgaans de moeten vragen bij gebreke waarvan het voorschot voor verzoekende partij, betaling van een voorschot op de rekening van deze partij blijft. kosten van de deskundige op. In het geval dat de partij aan Wie uiteindelijk de kosten van wie het voorschot is opgelegd het deskundigenbericht moet procedeert op basis van betalen is op voorhand niet algefinancierde rechtsbijstand, tijd te zeggen. In het geval dat Wie betaalt waardoor de kosten van het de verwerende of gedaagde deskundigenbericht worden partij aansprakelijkheid heeft de kosten voorgeschoten door het Rijk, erkend zal deze partij vaak het van het geldt dat de rechter op grond voorschot en later de kosten voorlopig van artikel 205 lid 2 Rv vervan het deskundigenbericht plicht is een kostenveroordeop zich moeten nemen. Wandeskundigenling uit te spreken. neer er discussie bestaat over bericht? wie de kosten van het desHet is vervolgens aan de kundigenbericht moet dragen rechter om te bepalen welke zal de rechter zich hierover partij in de kosten van het dienen uit te laten. deskundigenbericht moet worden veroordeeld. Uit de Parlementaire GeschiedeEr zijn verschillende momenten waarop de rechter, nis blijkt dat de minister ten aanzien van de kosten van ambtshalve of op verzoek van partijen, een beslishet deskundigenbericht geen inbreuk heeft willen plesing dient te nemen over de kosten van het voorlopig gen op het beginsel dat de verliezende partij de kosten deskundigenbericht. In het geval een der partijen een draagt. Wie is echter de verliezende partij wanneer bodemprocedure heeft gestart nadat het deskundigende procedure na het uitbrengen van het deskundigenbericht is uitgebracht dient de rechter krachtens artikel bericht niet wordt vervolgd? De rechter dient dan op 237 Rv in zijn eindvonnis een van beide (of beide) basis van alleen de inhoud van het deskundigenbericht partijen te veroordelen in de kosten van het geding, en een te verwachten uitkomst in een bodemprocedaaronder mede begrepen de kosten van het deskundure een oordeel te geven. digenbericht.
8
Nog daargelaten dat dit eigenlijk niet past binnen het kader van een ‘voorlopige voorziening’, het waarderen van een deskundigenbericht is immers voorbehouden aan de bodemrechter, wordt de deskundige in de meeste gevallen alleen gevraagd het al dan niet onzorgvuldig handelen te beoordelen en blijft het causaal verband buiten beschouwing. Hiermee is aansprakelijkheid dan nog niet gegeven. Het is voor de rechter dan ook bijzonder lastig een uitspraak te doen. De rechtspraak laat echter zien dat de rechter bij de kostenveroordeling van een voorlopig deskundigenbericht niet schuw is een uitspraak te doen over de te verwachten aansprakelijkheid op basis van slechts de inhoud van het deskundigenbericht. Zo veroordeelde de rechtbank Amsterdam de verwerende partij in de kosten omdat uit het deskundigenrapport voldoende bleek dat de arts was tekortgeschoten nu hij een bepaalde diagnose niet had mogen stellen zonder eerst verder onderzoek te doen (Rb Amsterdam 20 september 2004, L&S 2005/212). De deskundige had zich in datzelfde rapport echter afgevraagd of eerder operatief ingrijpen de uiteindelijke toestand zou hebben verbeterd en geoordeeld dat het nog maar de vraag was of het handelen van de arts tot het ontstaan van de schade had geleid. De aansprakelijkheid stond dus geenszins vast. Meer recent oordeelde ook hof Amsterdam dat de kosten van het deskundigenbericht ten laste kwamen van de verwerende partij (het ziekenhuis) zonder dat aansprakelijkheid was erkend en de causaliteit ten aanzien van de schade niet vaststond (Hof Amsterdam 25 januari 2011, LJN BP6438).
Wanneer er na een kostenveroordeling alsnog een bodemprocedure wordt gestart is het de vraag in hoeverre een uitgesproken kostenveroordeling de bodemrechter zal beïnvloeden. De hiervoor genoemde uitspraken zijn dan gedurfd, omdat het toepassen van de zorgvuldigheidsnorm een moeilijke aangelegenheid is, die eigenlijk is voorbehouden aan de bodemrechter. De partij die is veroordeeld in de kosten van het deskundigenbericht doet er derhalve goed aan om de kosten in een bodemprocedure (terug) te vorderen, in conventie of reconventie. Zou het niet juist zijn om de kosten, conform de hoofdregel, voor rekening van de verzoekende partij te laten komen? Het ligt namelijk in de rede dat wanneer uit het deskundigenbericht een aanwijzing voor aansprakelijkheid volgt, de verzoekende partij een bodemprocedure start dan wel dat partijen gezamenlijk tot een oplossing komen. Is dit ook niet het doel van het voorlopig deskundigenbericht, te weten het verkrijgen van duidelijkheid over de feitelijke grondslag van een vordering en de kans van slagen in een eventuele procedure?
9
Wanneer verschieten kosten van kleur en wat zijn geliquideerde kosten?
Buitengerechtelijke kosten (bgk) kunnen, wanneer een procedure aanhangig is gemaakt, van kleur verschieten en vanaf dat moment worden deze kosten aangemerkt als proceskosten. De redelijke bgk komen in beginsel volledig voor vergoeding in aanmerking, in tegenstelling tot de proceskosten die op basis van een ander regime slechts voor een (klein) gedeelte worden vergoed. Wanneer worden bgk dan proceskosten? Uit art. 241 Rv volgt dat de kosten ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak niet langer als bgk worden aangemerkt. In de praktijk blijkt het echter een lastige opgave te zijn om het moment te bepalen wanneer de kosten van kleur zijn verschoten. In een recente uitspraak heeft de Rechtbank Breda (4 april 2012, LJN BW1032) zich daarover uitgelaten.
10
De rechtbank overwoog dat voorop staat dat onder de instructie van een zaak moet worden begrepen al hetgeen een advocaat moet doen om zich een beeld te vormen van de zaak, de daarop eventueel te baseren rechtsvordering en de proceskosten, waaronder ook moet worden begrepen het vergaren van feiten, het juridisch analyseren van de feiten en het verzamelen van bewijs. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat reeds om die reden de regels betreffende proceskosten op de werkzaamheden van de raadsman van het slachtoffer van toepassing zijn. In letselschadezaken is het volgens de rechtbank niet ongebruikelijk dat de aansprakelijkheid en de schade in overleg tussen het slachtoffer en de aansprakelijkheidsverzekeraar worden vastgesteld en dat met die vaststelling langdurig en intensieve juridische bijstand is gemoeid en medische en arbeidsdeskundige onderzoeken noodzakelijk zijn. Door dergelijke werkzaamheden van vergoeding uit te sluiten, slechts omdat deze (mede) bestaan in het vergaren van feiten en het verzamelen van bewijs en daardoor vallen onder de proceskostenveroordeling indien een procedure volgt, zou te zeer afbreuk doen aan het beginsel dat schade waarvoor een ander aansprakelijk is, volledig dient te worden vergoed. Voor de rechtbank is het beslissend of de proceskosten als bedoeld in art. 237 t/m 240 Rv voor die werkzaamheden een vergoeding plegen in te sluiten. De rechtbank neemt Rapport Voorwerk II daarbij als uitgangspunt en in dit rapport wordt een beperkt bereik toegedicht aan de kosten als bedoeld in art. 241 Rv voor zover deze voorafgaand aan de procedure zijn gemaakt. Er kan slechts sprake zijn van afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten als het gaat om verrichtingen die meer omvatten
dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een - niet aanvaard - schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Rapport Voorwerk II speelde ook een rol in een recent arrest van de Hoge Raad (27 april 2012, RvdW 2012, 675, LJN BV6690). Op basis van aanbeveling II van rapport Voorwerk II kunnen de buitengerechtelijke kosten ook worden berekend op basis van twee punten van het (hierna te bespreken) liquidatietarief. De Hoge Raad overwoog dat aanbeveling II de rechter niet bindt, het is namelijk geen recht in de zin van art. 79 RO en ontslaat de rechter dan ook niet van de beoordeling van de redelijkheid van het op basis van die aanbeveling forfaitair berekende bedrag in het licht van de gegeven omstandigheden. Met andere woorden de kosten moeten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan.
Het bedrag van de te liquideren kosten is enerzijds afhankelijk van de verrichte werkzaamheden en anderzijds van het belang van de zaak. Voor procedures bij de rechtbank en het hof geldt bijvoorbeeld dat voor een conclusie (tot aan het tussenvonnis) een punt wordt gerekend. Een comparitie wordt ook gewaardeerd met een punt, maar aan een pleidooi worden twee punten toegekend. Vervolgens wordt op basis van het belang van de zaak een bepaalde geldelijk waardering gegeven aan een punt. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om een vordering van onbepaalde waarde, wordt iedere punt gewaardeerd op € 452,00 met een maximum van 6 punten. Wanneer het echter gaat om een vordering met geldwaarde tussen de € 98.000 en € 195.000 wordt iedere punt gewaardeerd op een bedrag van € 1.421,00 zonder een maximum puntental. Voor kantonprocedure geldt de Staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) en salarissen in rolzaken sector kanton, die ook terug te vinden is op www.rechtspraak.nl.
Voor de kosten in rechte geldt het (vergoedings)regime ingevolge art. 237 t/m 240 Rv. De rechter stelt ambtshalve het bedrag van de kostenveroordeling vast. Een motivering is niet vereist. Wanneer partijen procederen met een gemachtigde of advocaat stelt de rechter zelf een bedrag vast voor het honorarium gebaseerd op het liquidatietarief. Er wordt ook wel gesproken van zogenoemde te liquideren kosten. De tarieven zijn per 1 september 2008 herzien en terug te vinden op www.rechtspraak.nl. IN DE VOLGENDE RECHT TOE RECHT AAN AANSPRAKELIJKHEID & VERZEKERING:
SPORT EN SPEL
11
Van Benthem & Keulen N.V. Archimedeslaan 61 3584 BA Utrecht T: +31 30 259 59 59 W: www.vbk.nl E:
[email protected]