Commissie OCMW – FAMGB - BHAK
Recht op gezondheidszorg voor elke inwoner van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een utopie? TOEGANKELIJKHEID TOT DE GEZONDHEIDSZORG VOOR PATIËNTEN DIE VAN HET OCMW AFHANGEN Witboek
Juni 2006
Leden van de OCMW-Commissie: De dokters Mustapha Bouhoute – AGEBRU (Association de Généralistes de Bruxelles-Ville – “Vereniging van Huisartsen van Brussel-Stad”) Lawrence Cuvelier – AGEBRU Cécile Erumba – AGEMO (Association des Médecins Généralistes de Bruxelles entre Midi et Ouest – “Vereniging van Huisartsen van Brussel Zuid en West”) Javier Fernandez – AMGA (Association des Médecins Généralistes d’Anderlecht – “Vereniging van Huisartsen van Anderlecht”) Caroline Fettweis – AMGQN (Association des Médecins Généralistes des Quartiers Nord de Bruxelles – “Vereniging van Huisartsen van de noordwijken van Brussel”) Claire Finné – AMGES (Association des Médecins Généralistes d’Evere-Schaerbeek – “Vereniging van Huisartsen van Evere-Schaarbeek”) Claire Geraets – AMGQN Julie Gosuin – AMGQN Axel Hoffman – FAMGB (Fédération des Associations de Médecins Généralistes de Bruxelles – “Federatie van de Verenigingen van Huisartsen van Brussel”) Michel Kaesemans – AMGES Charles Lietaer – AMGSE (Association des Médecins Généralistes du Sud Est de Bruxelles – “Vereniging van Huisartsen Zuidoost Brussel”) Véronique Morelle – AGEBRU Dominique Narcisse – AMGIE (Association des Médecins Généralistes d’Ixelles-Etterbeek – “Vereniging van Huisartsen van Elsene-Etterbeek”) Walter Renier – BHAK (Brusselse HuisArtsen Kring), huisarts te Molenbeek Milan Roex – BHAK (Brusselse HuisArtsen Kring), huisarts Anderlecht Geoffroy Schmitz – AGEBRU Cöordinerende leden: De dokters Luc De Voecht – AMGES Muriel Vandergoten – AMGES
2
INHOUDSTAFEL INLEIDING Algemene context Vaststellingen door de huisartsen Waarom een witboek?
DE 10 VOORSTELLEN Voorstel nr. 1: De toegang tot de buurtgeneeskunde waarborgen aan de hele bevolking. De mogelijkheid aan de patiënt bieden om de huisarts van zijn keuze te behouden. Voorstel nr. 2: Bevorderen van het gebruik van de medische kaart. De mogelijkheid bieden tot terugbetaling van de geneesmiddelen die zijn opgenomen in lijst D van de 19 OCMW’s. Vereenvoudigen van de documenten en van de administratieve procedures. Voorstel nr. 3: Transparantie bieden in de toegang tot de gezondheidszorg. Voorstel nr. 4: Responsabiliseren van de patiënt. Bevorderen van actieve deelname in het gezondheidsbeheer en de gezondheidszorg in het algemeen. Voorstel nr. 5: Accepteren van de samenwerkingsnetwerken tussen de artsen en tussen de artsen en paramedici. Voorstel nr. 6: Vergemakkelijken van de het ten laste nemen van illegalen (specifieke gevallen). Voorstel nr. 7: Vergemakkelijken van de ten lasten nemen van asielzoekers die afhankelijk zijn van « code 207 » (specifieke gevallen). Voorstel nr. 8: Bevorderen van het overleg tussen het OCMW en de verenigingen van huisartsen op lokaal en op regionaal niveau. Voorstel nr. 9: Erkennen van het werk dat wordt geleverd door de behandelende arts en het OCMW. Verlenen van logistieke steun aan de huisarts. Voorstel nr. 10: Waarborgen van het medisch geheim aan de patiënt.
3
CONCLUSIE
INLEIDING Algemene context In 2001 bleek uit het gezondheidsonderzoek van het Nationaal Instituut voor de Statistiek dat 20,4% van de Brusselse gezinnen1 verklaarde dat ze gezondheidskosten hadden moeten uitstellen om financiële redenen2. Dat percentage steeg tot 41,7% voor gezinnen waarvan het maandelijks inkomen lager was dan 500 €. Gezinnen met de laagste inkomens besteden 15% van hun budget aan gezondheid, gezinnen met een maandelijks inkomen van meer dan 1500 € besteden daar 4% aan. Er zijn heel wat sociale ongelijkheden wat gezondheid betreft: minder toegang tot de preventieve geneeskunde, meer problemen gekoppeld aan een of andere verslaving, achteruitgang van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand. Op 1/1/2004 leefde 15,8% van de Brusselse actieve bevolking (18-64 jaar) van een minimuminkomen of van een vervangingsinkomen. 4% van de actieve bevolking was afhankelijk van een leefloon3 of van een equivalent daarvan4.
Vaststelling door de huisartsen De bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verarmt. De gezondheidszorg lijkt steeds minder toegankelijk te worden. De patiënten stellen consultaties en bepaalde noodzakelijke bijkomende onderzoeken uit. Zij maken keuzes bij de aankoop van geneesmiddelen. Geneeskunde wordt een luxe. Gezondheidsopvoeding blijft moeilijk toegankelijk voor een groot gedeelte van de bevolking. Hoe kan men immers bezig zijn met de toekomst wanneer de problemen van alledag alomtegenwoordig zijn? De OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarvan de omvangrijke opdracht wordt vastgelegd in de organieke wet van 8 juli 19765, hebben ervoor gekozen om de minst bedeelden bij hun gezondheidszorg op een zeer verschillende manier te helpen. Sommige maken gebruik van medische kaarten, andere van specifieke getuigschriften. Voor de arts die patiënten in verschillende gemeenten behandelt, betekent het gebrek aan eenvormigheid van de procedures binnen de 19 OCMW’s een belasting bovenop zijn dagelijkse taken. Er zijn de getuigschriften, armoede-attesten, attesten voor Dringende Medische Hulp, bovendien allemaal meestal nog eens in te vullen in twee exemplaren, te faxen, op te sturen of te bewaren, al naargelang van de regels van elk OCMW.
1 Een huishouden is een geheel van personen die in eenzelfde woning leven, ongeacht of het nu gaat om één of om meerdere personen, zelfs indien zij geen verwantschapsband hebben (gemeenschappen worden niet als huishoudens beschouwd). Bron: NIS. 2 Bron: Obs. voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad (2005), Welzijnsbarometer, GGC, Brussel, p. 33 e.v. 3 Het leefloon (LL), het vroegere « bestaansminimum » (BM of “minimex”), is de minimale uitkering die door de OCMW’s individueel wordt toegekend. Zie de wet van 26 mei 2002 met betrekking tot het recht op sociale integratie. Op 1/8/2005 bedroeg het leefloon 417,07 €/maand voor samenwonenden, 625,60 voor een alleenstaande en 834,14 voor een persoon die samenwoont met een gezin te zijnen laste. 4 Bron: Obs. voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad (2005), Welzijnsbarometer, GGC, Brussel, p. 10 e.v. 5 Art. 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 verduidelijkt dat het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn « tot taak (heeft) aan personen en gezinnen de dienstverlening te verzekeren waartoe de gemeenschap gehouden is. Het verzekert niet alleen lenigende of curatieve doch ook preventieve hulp. Deze dienstverlening kan van materiële, sociale, geneeskundige, sociaal-geneeskundige of psychologische aard zijn. »
4
Die administratieve taken zijn wellicht nog op te vangen binnen de rest van de dagelijkse taken voor een huisarts die één of twee patiënten opvolgt die van het OCMW afhangen. Maar voor een dokter waarvan 10% van zijn klanten afhankelijk is van het OCMW, is de tijd die moet worden besteed aan die taken niet onaanzienlijk. Kan men die taken niet reduceren en zorgen voor logistieke steun voor buurtdokters, zodat zij die toch zo kostbare tijd aan de patiënt zouden kunnen besteden? Bovendien leidt het gebrek aan dialoog tussen de dokters in de eerstelijnszorg en de administraties van bepaalde OCMW’s tot een algemeen gevoel van onbehagen, gekoppeld aan het onbegrip voor de verplichtingen en voorschriften van elk. Wordt het niet de hoogste tijd om rond de tafel te gaan zitten in het belang van de meest achtergestelde patiënten?
Waarom een witboek? Het witboek is het resultaat van de besprekingen van een groep Franstalige en Nederlandstalige huisartsen, die lid zijn van de Fédération des Associations de Médecins Généralistes de Bruxelles (FAMGB – “Federatie van Huisartsenverenigingen van Brussel”)6 en van de Brusselse HuisArtsen Kring (BHAK)7. Vertegenwoordigers van de lokale verenigingen, de dokters op het terrein stellen een algemeen onbehagen vast. Zij luiden eveneens de alarmklok opdat patiënten die afhankelijk zijn van de Brusselse OCMW’s verder toegang kunnen krijgen tot de buurtgezondheidszorg. In wat volgt vindt men een overzicht van de voorstellen die het resultaat zijn van hun overwegingen en vaststellingen.
6 7
Zie www.famgb.be Zie www.bhak.be 5
DE 10 VOORSTELLEN Voorstel nr. 1: Toegang tot de buurtgeneeskunde verzekeren aan de hele bevolking. De mogelijkheid bieden aan de patiënt om de huisarts van zijn keuze te behouden. Toegang tot de tot de buurtgeneeskunde verzekeren betekent het bevorderen van de medische opvolging. Ook al moet het nut van een dergelijke opvolging niet meer worden aangetoond voor chronische aandoeningen (bijv. verhoogde bloeddruk, chronische bronchitis, depressie), toch wordt het belang daarvan misschien wat onderschat wat betreft de vroegtijdige opsporing van een aantal ziekten zoals astma, diabetes en bepaalde kankeraandoeningen. Dank zij medische opvolging worden preventieve geneeskunde en gezondheidsopvoeding toegankelijk, als gevolg van individuele contacten. Die contacten vormen een aanvulling bij de informatie die ter beschikking wordt gesteld van het grote publiek. Voorbeelden daarvan zijn de campagnes tegen zwaarlijvigheid en tegen tabaksgebruik. Tijdens zijn contacten met de patiënt verzamelt de huisarts een bepaald aantal gegevens. Hij komt tot een synthese met betrekking tot de gezondheidstoestand8 van het individu. Op basis van de resultaten van die synthese kunnen huisartsen en specialisten op een adequate manier van gedachten wisselen. Dat voorkomt eveneens dat er overbodige bijkomende onderzoeken worden uitgevoerd. Het globale medische dossier9 is één van de synthese-instrumenten. Waarborgen van medische opvolging betekent dus waarborgen van de kwaliteit van de gezondheidszorg tegen een zo laag mogelijke kost. Wanneer men de patiënt die afhankelijk is van het OCMW de mogelijkheid biedt om de huisarts van zijn keuze te behouden, ongeacht de plaats waar die arts gevestigd is, betekent dit dat men belang hecht aan de continuïteit van de gezondheidszorg en aan de relatie tussen patiënt en arts, die in de loop van de tijd ontstaan is. Die vertrouwensrelatie tussen patiënt en arts is onontbeerlijk voor het welslagen van een therapeutisch project. Zij voorkomt indirect onnodige consultaties en “medische shopping”. Meestal behandelt de huisarts verschillende leden van het gezin. Hij is « de gezinsdokter », die de geschiedenis van het gezin kent, de dynamiek ervan en de achtergronden van de verschillende gezinsleden. In crisissituaties wordt zo’n steun voor het gezin, ook al komt die van buitenaf, vaak gewaardeerd. Om al die redenen hopen wij dat met de hulp van de OCMW’s vermeden wordt dat een patiënt die zich in een kwetsbare situatie bevindt, geconfronteerd wordt met nog eens een bijkomende plotselinge sociale verandering.
Voorstel nr. 2: Bevorderen van het gebruik van de medische kaart. De mogelijkheid tot terugbetaling geven van de geneesmiddelen die zijn opgenomen in lijst D van de 19 OCMW’s. Harmoniseren van de documenten en van de administratieve procedures. De medische kaart10 dekt de dokters- en apothekerskosten tijdens een vastgestelde periode. Door het gebruik van die kaart hoeft een patiënt zich niet voortdurend aan te bieden op het kantoor van zijn maatschappelijk assistent. Is het normaal dat een moeder van een gezin waarvan het jongste kind koorts heeft, verplicht is om zich vóór elke consultatie van een buurtdokter te wenden tot het OCMW8 Definitie van gezondheid door de WHO (1946): « toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek ». 9 K.B. van 3 mei 1999 betreffende het algemeen medisch dossier. (B.S. 17/07/1999). Het Koninklijk Besluit definieert het algemeen medisch dossier als «een functionele en selectieve verzameling van relevante medische, sociale en administratieve gegevens m.b.t. een patiënt, die het voorwerp uitmaken van een manuele of geïnformatiseerde verwerking ». Het heeft als doel « de kwaliteit van de zorgverstrekking te optimaliseren en onnodig dubbel gebruik van handelingen te vermijden ». 10 De medische kaart is een kaart die wordt afgeleverd door het OCMW aan de patiënt voor een bepaalde periode. Tijdens die periode garandeert het OCMW de betaling van de medische tussenkomsten aan de behandelende huisarts en de terugbetaling van de geneesmiddelen die zijn opgenomen in de « OCMW-geneesmiddelenlijst » aan de erkende apotheker. Op die manier moet de patiënt het geld voor die kosten niet voorschieten. Overigens heeft de huisarts de mogelijkheid om een requisitoir op te stellen indien de patiënt bijkomende onderzoeken (bijv. radiografie, bloedafname) of een gespecialiseerd advies nodig heeft.
6
kantoor? Zijn er geen risico’s op verwikkelingen omdat de behandeling op die manier vertraagd wordt? Werkt men niet in de hand dat er systematisch een beroep wordt gedaan op de spoeddiensten voor situaties die behoren tot een behandeling door een huisarts? En hoe is het dan gesteld met de medische opvolging? Wordt door het feit dat de patiënt voortdurend een aanvraag voor medische zorgen moet indienen bij het OCMW niet nog het gevoel versterkt dat men « bijstand » nodig heeft of « onbemiddeld » is? De medische kaart ontslaat de maatschappelijk assistenten van de verantwoordelijkheid om getuigschriften11 af te leveren en biedt ze de mogelijkheid om zich meer toe te leggen op het sociale welzijn van de patiënt. De kaart waarborgt de betaling van de medische honoraria aan de zorgverstrekkers en de terugbetaling van het remgeld voor geneesmiddelen aan de apothekers. De kaart bevordert de band tussen patiënt en arts en een globale ten laste nemen. Zij draagt er dan ook toe bij dat overconsumptie van medische zorgen en “medische shopping” worden vermeden. Deze kaart verzekert de toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor de patiënt en biedt hem rechtstreekse toegang tot geneesmiddelen die worden terugbetaald door het RIZIV. De patiënt moet de apothekerskosten niet voorschieten. Een voordeel wanneer uw drie kinderen in dezelfde maand ziek worden! Doordat de terugbetaling wordt toegekend van de geneesmiddelen (categorie D) die zijn opgenomen in de « OCMW-geneesmiddelenlijst »12 (uitgewerkt in samenwerking met de OCMW’s, de Fédération des Pharmaciens de Bruxelles - Federatie van Apothekers van Brussel, Iris en de FAMGB), kan men reeds bij vroegtijdige symptomen ingrijpen. Dat voorkomt in een groot aantal gevallen dat de toestand van de zieke erop achteruit gaat en dat men ten slotte moet grijpen naar duurdere geneesmiddelen of geneeskundige zorgen. Die lijst bevat eveneens geneesmiddelen die worden gebruikt in de preventieve geneeskunde. Gelet op de voordelen van de medische kaart voor de patiënt, de zorgverstrekkers en de maatschappelijk assistenten vragen wij dat die kaart systematisch zou worden gebruikt voor het dekken van gezondheidszorgen die afhangen van het OCMW. De medische kaart moet minimum drie maanden geldig zijn. De huisarts moet getuigschriften mogen opstellen voor bijkomende onderzoeken en adviezen van specialisten tijdens die periode. Wanneer een medische kaart wordt verlengd moet er een discontinuïteit inzake dekking van de gezondheidszorgen vermeden worden. Bij dergelijke onderbrekingen is de patiënt immers verplicht om zijn medische zorgen en zijn geneesmiddelen in die periode zelf te betalen of de gezondheidszorgen uit te stellen, wat ingaat tegen het beleid dat wordt gevoerd door de OCMW’s. Wij vragen een oplossing voor dat probleem. Wanneer de patiënt zijn recht verliest, dan moet het OCMW het nodige doen om de behandelende arts en de erkende apotheker van de patiënt op de hoogte te brengen. Pas wanneer die informatie is doorgegeven, zal de zorgdekking een einde nemen. Aangezien het kan dat de huisarts met verschillende OCMW’s samenwerkt, is het absoluut nodig om de documenten en procedures te harmoniseren. Bij wijze van voorbeeld zouden getuigschriften die toegang geven tot gespecialiseerd advies en tot bijkomende onderzoeken in de IRIS-ziekenhuizen, dezelfde moeten zijn voor de verschillende OCMW’s. De huisarts zou in dat geval slechts gebruik maken van één en hetzelfde document voor dat soort aanvraag, en dat zou zijn werk vergemakkelijken. Anderzijds vragen wij aan de OCMW’s heldere en beknopte informatie met betrekking tot de administratieve procedures die gelden voor onze praktijk. Het aanwijzen van een contactpersoon in elk OCMW, die een antwoord kan geven op de administratieve vragen die worden gesteld door de geneesheren, zou vast en zeker talrijke misverstanden helpen vermijden.
11
Requisitoirs zijn documenten die worden afgeleverd door de OCMW’s (of door huisartsen die een overeenkomst hebben met het OCMW) aan de patiënt om gratis gezondheidszorgen te krijgen bij een zorgverstrekker of een ziekenhuisinrichting. Dank zij die requisitoirs wordt gewaarborgd dat een gedeelte of alle medische honoraria door het OCMW ten laste worden genomen voor consultaties, bijkomende onderzoeken of specifieke behandelingen. 12 Zie www.cpasbru.irisnet.be – voorlopige site van de 19 OCMW’s – lijst van geneesmiddelen.
7
Voorstel nr. 3: Bieden van transparantie in de toegang tot de gezondheidszorg. Wat zijn de criteria voor het verlenen van medische en farmaceutische hulp? De zorgverstrekkers in de eerstelijnszorg kennen ze zeer vaak niet. In onze praktijk ontmoeten wij bepaalde patiënten die geen toegang hebben tot het OCMW wegens een beperkte mobiliteit (bijv. een aantal bejaarde mensen) en die misschien aanspraak kunnen maken op die hulp. Ook zouden wij als huisarts van hun keuze kunnen optreden als tussenpersoon tussen de patiënt en het OCMW. In dat geval zou het OCMW ons gegevens ter beschikking moeten stellen waarin de belangrijkste criteria voor het toekennen van de medische kaart vermeld staan en de gegevens van de maatschappelijk assistenten die bij de patiënt thuis kunnen komen. Bestaan er overigens mogelijkheden voor gerichte hulp? Denken wij bijvoorbeeld aan patiënten die als gevolg van ernstige medische problemen hun budget voor gezondheidszorg aanzienlijk zien stijgen. Kan men niet overwegen om hen te steunen zodat zij verder toegang hebben tot de gezondheidszorg zonder dat zij gevaar lopen in de schulden te raken? Het systeem van de «maximumfactuur» (MAF)13 komt gedeeltelijk tegemoet aan dat probleem. Er is evenwel geen rechtstreekse financiële hulp.
Voorstel nr. 4: Responsabiliseren van de patiënt. Bevorderen van zijn actieve deelname in het gezondheidsbeheer en de gezondheidszorg in het algemeen. De patiënt responsabiliseren, dat wil zeggen dat men hem de gelegenheid geeft met kennis van zaken zijn medisch-sociale situatie te beheren met de middelen die hem ter beschikking worden gesteld. Hoe moet men omgaan met de eerste ziektesymptomen? Wanneer moet men naar de dokter? Tot wie moet men zich wenden? Wanneer hij beschikt over de juiste informatie kan de patiënt zelf de eerste symptomen de baas en vermindert het gevoel dat het een zaak van « hoogdringendheid » is. De huisarts kan dienen als medisch aanspreekpunt. Hij is makkelijk bereikbaar en houdt rekening met de medisch-psychisch-sociale situatie van de patiënt en van zijn gezin. Wanneer men de patiënten sensibiliseert voor het feit dat medische opvolging door een arts van hun keuze belangrijk is, voorkomt men dat er systematisch een beroep wordt gedaan op de spoeddiensten en dat onnodige bijkomende onderzoeken verschillende keren worden uitgevoerd. Wanneer men de patiënt bewust maakt ten aanzien van de kosten van geneesmiddelen, erkent men hem als een speler in het beheer van zijn eigen gezondheid. De patiënt responsabiliseren betekent eveneens hem valoriseren, hem erkennen als een actieve burger, zijn zelfrespect versterken en zijn « gezondheidstoestand » verbeteren (verhogen). Daarvoor is toegankelijkheid van informatie van wezenlijk belang. Om het even of die informatie in mondelinge of in schriftelijke vorm is, zij moet worden aangepast, herhaald, gebracht op een andere manier dan door de betrokkenen uit de sociale en/of medische sector. Wanneer men zijn rechten en ook zijn plichten kent, is men minder agressief, wordt het gevoel van machteloosheid kleiner omdat men een systeem niet begrijpt, dat zeer rigide en zeer hinderlijk kan lijken.
13
Algemeen principe van de MAF: uittreksel uit de site www.inami.be (rubriek: sociaal verzekerden) - « zodra de remgelden van sommige aan een MAF gezin verleende geneeskundige verstrekkingen tijdens een kalenderjaar een bepaald grensbedrag overschrijden (dat varieert naargelang van het type MAF dat van toepassing is), wordt het persoonlijk aandeel van de leden van het MAF gezin voor de geneeskundige verstrekkingen die ze gedurende de rest van dat kalenderjaar genieten volledig vergoed ». Dat grensbedrag wordt bepaald op basis van sociale criteria (« sociale MAF ») of op basis van de inkomsten (« inkomens MAF »). Voor meer details, zie de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging (B.S. van 04/07/02).
8
Voorstel nr. 5: Accepteren van de samenwerkingsnetwerken tussen artsen en tussen artsen en paramedici. Omdat een huisarts geen 24 uur op 24, geen 7 dagen op 7 en geen 365 dagen per jaar kan werken, werkt hij samen in een netwerk met andere huisartsen om de continuïteit van de zorgverstrekking te garanderen aan zijn patiënten. Wij vragen aan de OCMW’s dat zij de geneesheren zouden erkennen die hun collega vervangen, zelfs indien die niet de conventie met het OCMW ondertekend hebben. Het spreekt vanzelf dat de vervangende geneesheer zich zal houden aan de regels die gelden binnen het OCMW in kwestie. Op basis van een aantal ontmoetingen tussen medici en paramedici is er een netwerk voor ambulante zorg ontstaan. De paramedici en de psychologen die werken in de diensten voor psychische gezondheidszorg of de kinesisten die werken tegen het tarief van de RIZIV-conventie, zouden moeten worden erkend door de OCMW’s. Wat kinesitherapie aangaat, worden wij geconfronteerd met een ernstig probleem bij het toedienen van ambulante zorgen in geval van bronchiolitis bij kleine kinderen. Zij hebben in bepaalde gevallen behoefte aan een dringende kinesitherapeutische behandeling van de luchtwegen. Wat kunnen wij voorstellen aan de ouders van een baby op een vrijdagavond of tijdens het weekend? Wij vragen de terugbetaling van vijf behandelingssessies van de luchtwegen door een kinesitherapeut voor kinderen van minder dan drie jaar, die bij hoogdringendheid worden verstrekt, zonder voorafgaand akkoord van het OCMW. Indien de patiënt een bijkomend onderzoek of een consultatie bij een specialist nodig heeft, vragen wij dat wij de mogelijkheid zouden hebben om de patiënt naar om het even welk ziekenhuis binnen het IRIS-netwerk14 te kunnen sturen. Ondanks de conventie die werd opgesteld tussen de ziekenhuizen van het IRIS-netwerk en de 19 Brusselse OCMW’s beperken bepaalde OCMW’s de toegang tot de buurtziekenhuizen. Vanuit medisch oogpunt begrijpen wij die beperking niet en betreuren wij die keuze omdat elk ziekenhuis van het IRIS-netwerk zijn eigen specificiteit bezit.
Voorstel nr. 6: Vergemakkelijken van het ten laste nemen van illegalen (specifieke gevallen) Wat zijn de problemen waarmee de huisarts geconfronteerd wordt bij de medische ten laste nemen van illegalen? De huisarts wordt belemmerd door een veel te zware administratieve procedure. Voor elke prestatie moet een attest van dringende medische hulp (« DMH »)15 worden verstrekt. De geneesheer is niet in staat om het exacte statuut van de patiënt te kennen (illegalen; asielaanvrager vóór 3 januari 2001 of na die datum; asielaanvrager die beroep heeft aangetekend bij de Raad van State; toeristen waarvan de wettelijke verblijfperiode is afgelopen) en dus ook niet van welke medische hulp hij kan genieten16. De wetgeving is te complex en verandert te vaak. De uiterst precaire situatie van mensen zonder papieren vereist dat de betrokken partijen gecoördineerd optreden. Dat overstijgt de taken van de huisarts. Wat de eerste vraag voor ambulante zorg aangaat, kan de geneesheer de vraag in een acute situatie niet behandelen indien de patiënt niet vooraf contact heeft opgenomen met het OCMW. Er is geen terugbetaling van de geneesmiddelen, er zijn geen bijkomende onderzoeken en ook geen consultaties mogelijk zolang het OCMW niet als bevoegd is erkend. Dat OCMW moet op basis van een sociaal onderzoek binnen de 15 dagen verklaren dat de patiënt daaraan behoefte heeft. En met name moet de
14
IRIS-ziekenhuizen: UVC-Brugmann, UMC Sint-Pieter, UKZKF, Instituut J. Bordet, Ziekenhuizen IRIS Zuid. Dringende medische hulp wordt gedefinieerd door het K.B. van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven (B.S. van 31/12/1996). Die hulp is van strikt medische aard. Het dringende karakter moet worden aangetoond met een medisch attest. Zij kan worden verstrekt in een zorginrichting of ambulant. Zij omvat « zowel preventieve als curatieve zorgen ». De federale staat betaalt de OCMW’s de kosten terug die gekoppeld zijn aan dringende medische hulp « op voorwaarde dat het een medisch attest voorlegt dat de dringendheid van de geleverde prestaties aantoont». 16 Voor meer details: www.medimmigrant.be – Overzicht van de procedures met betrekking tot gezondheidszorgen.
15
9
eerste aanvraag voor « DMH » door de patiënt zelf worden ingediend bij het OCMW17. Sommige patiënten doen dat niet omdat zij bang zijn om uit het land te worden gezet en melden zich niet aan bij de sociale dienst. Daarbij komt nog eens het probleem van de taalbarrière. Bijgevolg is de medische opvolging van deze patiënten zeer moeilijk, ook al is er gerichte hulp. Hieronder volgen een paar voorstellen. Het OCMW dat als bevoegd wordt erkend, verzekert aan de patiënt en aan de zorgverstrekker de terugbetaling van de dokters- en apothekerskosten door het gebruik van een medische kaart voor « DMH » voor een periode van 3 maanden (goed compromis tussen de mogelijkheid om zorgen te verstrekken voor de zorgverstrekker en de potentiële wijziging van het statuut van de persoon die hier illegaal verblijft – federale omzendbrief 200518). Dat is reeds van toepassing in bepaalde Brusselse OCMW’s. Om de hoeveelheid administratieve documenten te beperken, zou de federale staat de getuigschriften kunnen erkennen die worden afgeleverd door de huisartsen aan de OCMW’s en ziekenhuizen met het oog op bijkomende onderzoeken of gespecialiseerd advies als een equivalent voor de attesten voor DMH. Dat zou het aantal documenten beperken dat moet worden ingevuld door de huisarts. De attesten van verstrekte zorgen die worden gedekt door de medische kaart voor « DMH » zouden geen bijkomende documenten nodig maken waarin het « dringende karakter van de zorgen » wordt geattesteerd. Eén enkel gestandaardiseerd attest voor DMH, opgesteld door een geneesheer, zou toegang geven tot de medische kaart voor DMH. De geneesmiddelen die zijn opgenomen in lijst D van de 19 Brusselse OCMW’s moeten worden erkend als medische hulp op dezelfde gronden als de geneesmiddelen die worden terugbetaald door het RIZIV. Bij wijze van voorbeeld, de antipyretica, die onontbeerlijk zijn om de koorts te bestrijden bij kleine kinderen, worden niet terugbetaald door het RIZIV. Rekening houdend met de complexe sociale situatie van illegale patiënten is een specifieke sociale, juridische en psychologische begeleiding onontbeerlijk. Wij moedigen de OCMW’s ook aan om een cel voor « DMH » op te richten, die is samengesteld uit gespecialiseerde maatschappelijk assistenten. Hebben bepaalde OCMW’s al geëxperimenteerd met dat systeem? Het versterken van de banden tussen verenigingen voor eerste hulp (AZG e.d.) en het OCMW zou het voor de persoon die hier onwettig verblijft makkelijker maken om de weg te vinden naar de diensten van het OCMW en op een indirecte manier de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg verhogen.
Voorstel nr. 7: Vergemakkelijken van het ten laste nemen van asielzoekers die afhankelijk zijn van « code 207 » (specifieke gevallen) Kan men de medische ten laste nemen van personen die afhankelijk zijn van code 20719 vergemakkelijken ? In de praktijk is het zeer moeilijk om zorgen te verstrekken aan patiënten die in Brussel verblijven maar die afhangen van OCMW’s buiten Brussel of van opvangcentra. De asielaanvrager moet normaal gesproken vooraf contact opnemen met het centrum waarvan hij afhangt om een requisitoir te krijgen20. Zoals reeds werd gezegd, is het zeer moeilijk om een consultatie vooraf te plannen. Vaak komen patiënten op consultatie voor acute problemen. Indien de patiënt niet beschikt over een requisitoir, moet de huisarts nagaan of het centrum dat wordt vermeld onder code 207 nog altijd bevoegd is. Hoe kan hij die informatie verkrijgen? Is de instelling die dergelijke inlichtingen 17
Bron: Artsen Zonder Grenzen. Dringende medische hulp voor mensen zonder wettig verblijf (K.B. 12/12/96): verklarende brochure voor huisartsen, p. 6-7 18 Bron: P.O.D. Maatschappelijke Integratie. Dringende medische hulp aan buitenlanders die onwettig in het land verblijven. Omzendbrief van 14 juli 2005. 19 Wat is een code 207? Indien het aantal asielaanvragers dat verblijft in een gemeente de quota overschrijdt die werden toegekend door de federale staat in het kader van het spreidingsplan van de asielaanvragers over het Belgisch grondgebied, bepaalt het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers een plaats waar zij zich verplicht moeten inschrijven op basis van de wet van 15 december 1980. Die plaats van inschrijving wordt vermeld met code 207 in het wachtregister. In de praktijk stemt de werkelijke verblijfplaats van de asielaanvrager zelden overeen met de administratieve verblijfplaats die wordt vermeld door code 207. En dat zorgt voor problemen. 20 Een asielaanvrager die « niet-dringende zorgen » nodig heeft, die niet in een opvangcentrum woont en die niet in staat is om de medische en farmaceutische kosten ten laste te nemen, heeft de mogelijkheid om een requisitoir te vragen aan de instelling die wordt vermeld onder 207 in het wachtregister. Die instelling is ofwel een opvangcentrum ofwel een OCMW. 10
verstrekt, te bereiken tot 20 uur ‘s avonds in de week? En wat moet hij doen tijdens het weekend bij een dringend bezoek? Heeft hij materieel gezien de tijd om te telefoneren naar dat soort instelling telkens wanneer hij de patiënt ziet? Is de geneesheer zeker dat het centrum de medische kosten ten laste zal nemen? En indien het centrum de kosten dekt, moet de huisarts zijn medische honoraria dan opsturen naar het centrum? Nog een factuur erbij om op te sturen! Bovendien moet de patiënt na de consultatie de voorgeschreven geneesmiddelen kopen. Indien de patiënt in de onmogelijkheid verkeert om de geneesmiddelen te betalen, wat doet hij dan zonder requisitoir? Geen enkele apotheker zal hem geneesmiddelen afleveren zonder dat hij een betalingswaarborg krijgt. Wij vragen tevens een medische kaart die de medische en farmaceutische kosten dekt voor asielaanvragers, die ten minste drie maanden geldig is. Het bevoegde centrum dat wordt aangeduid door code 207, zou gedurende die periode zonder enige discussie financieel de verstrekte zorgen ten laste nemen. Het zou nuttig zijn dat een centrale cel wordt opgericht, die zich bezighoudt met het beheer van de facturen die betrekking hebben op de verstrekte zorgen. De geneesheren en apothekers zouden dan hun factuur om de drie maanden rechtstreeks naar die instelling kunnen sturen. De facturen moeten worden betaald binnen een redelijke termijn, d.w.z. twee maanden nadat ze werden ontvangen. Wij vragen aan de OCMW’s om de administratieve vereenvoudiging te steunen bij de federale overheid, zodat zij zo goed mogelijk hun taken kunnen vervullen en ons de mogelijkheid geven illegale patiënten of patiënten die afhangen van code 207 in goede omstandigheden te verzorgen.
Voorstel nr. 8: Bevorderen van het overleg tussen het OCMW en de verenigingen van huisartsen op lokaal en op regionaal niveau. Op regionaal niveau zou het overleg tussen de OCMW’s en de artsenverenigingen het mogelijk maken om bepaalde voorstellen te onderzoeken, rekening houdend met de verantwoordelijkheden en de rechten van elk. Bij wijze van voorbeeld is er de strijd tegen misbruiken. De FAMGB en de BHAK kunnen niet instaan voor de misbruiken van bepaalde geneesheren ten aanzien van een systeem dat gericht is op wederzijds vertrouwen. Overigens kunnen de huisartsenverenigingen de maatregelen niet aanvaarden die eenzijdig worden genomen en die alle geneesheren sanctioneren wanneer er een misbruik wordt vastgesteld. Een bemiddelingscel, die is samengesteld uit huisartsen, zou als tussenpersoon kunnen optreden tussen het OCMW en de betrokken geneesheer. Op lokaal niveau zorgen ontmoetingen tussen OCMW’s en huisartsen voor een verbetering van het werk op het terrein. Laten wij samen praten over en zoeken naar praktische oplossingen ten einde zo goed mogelijk de beschikbare middelen te benutten, zowel financiële als menselijke. Algemeen gezien is de communicatie tussen het OCMW en de huisartsenverenigingen onontbeerlijk om op een efficiënte manier de praktische problemen op te lossen. Ook al zijn de standpunten van de betrokkenen vaak verschillend, toch werken wij allemaal in het belang van de patiënt en van de gemeenschap.
Voorstel nr. 9: Erkennen van het werk dat wordt geleverd door de behandelende arts en het OCMW. Verlenen van logistieke steun aan de huisarts. De totale ten laste nemen van de patiënt die afhankelijk is van een OCMW, vraagt van de geneesheer tijd (verschillende administratieve documenten die moeten worden ingevuld, opzoeken van informatie m.b.t. de OCMW-procedures, telefonische contacten met de maatschappelijk assistenten of met de administratie e.d.) en een minimale kennis van de beschikbare sociale middelen, wat geheel anders wordt dan een gewone medische ten laste nemen. 11
De huisarts zal bekommerd zijn om de omgeving waarin de patiënt leeft (helpende omgeving, woning, economische aspecten e.d.) en zal daarmee rekening houden om een antwoord te geven op de behoeften van de patiënt. Bovendien zal hij erop toezien dat het budget voor gezondheidszorg zo verantwoord mogelijk wordt benut, om aan de gehele bevolking zonder enige discriminatie een kwaliteitsvolle gezondheidszorg te kunnen blijven geven. Gelet op al die punten lijkt het ons zo te zijn dat de betaling van de medische honoraria tegen het tarief van de RIZIV-conventie binnen een tijdsbestek van maximum 2 maanden na ontvangst van de factuur geen buitensporige vraag is. Indien de betaling vertraging oploopt, zullen intresten tegen de wettelijke rentevoet worden gevraagd. Zoals iedereen die werkt, eisen wij het recht op een behoorlijke betaling binnen redelijke termijnen. Wij vragen eveneens logistieke steun (facturatieprogramma, hulp van een informaticus, …) om de administratieve taken, die heel wat tijd in beslag nemen, te beperken. Die tijd willen wij immers liever besteden aan de verzorging van de patiënten. Overigens lijkt het ons correct dat de OCMW’s gesubsidieerd worden op basis van het aantal te behandelen dossiers en van de complexiteit van de sociale situaties.
Voorstel nr. 10: Waarborgen van het medisch geheim aan de patiënt. Elke arts is gebonden door het medisch geheim, zoals wordt bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek. Artikel 458 van het Strafwetboek: «Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd tot vijfhonderd frank. » De wettelijke uitzonderingen met betrekking tot het afwijken van het medisch geheim worden bepaald in artikel 58 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer. Artikel 58 van de Code van Geneeskundige Plichtenleer: « Binnen uitdrukkelijk vastgelegde perken gelden wettelijke uitzonderingen voor de hierna opgesomde gevallen. De geneesheer moet in geweten oordelen of hij door het beroepsgeheim toch niet wordt verplicht bepaalde gegevens niet mede te delen. (…) » De geneesheer kan er evenwel toe gebracht worden om de hulp van de maatschappelijk assistent in te roepen om de meest adequate oplossing te zoeken voor het medisch-sociale probleem van de patiënt. In samenspraak met de patiënt zal hij oordelen of het nodig is om relevante medische inlichtingen door te spelen aan de maatschappelijk assistent, die op zijn beurt verplicht is tot het respecteren van het beroepsgeheim ten aanzien van de administratie van het OCMW21. Ten aanzien van de administratie van het OCMW zal de geneesheer de nuttige documenten van administratieve, financiële of boekhoudkundige aard doorspelen, zodat de administratie kan voldoen aan de eisen die worden opgelegd door de organieke wet van 8 juli 1976, zonder dat het nodig is om het medisch geheim te schenden. De adviseurs van het OCMW kunnen dan, zoals bepaald in de wet, het administratief dossier inkijken van de persoon die sociale bijstand vraagt.
21
Bron: Advies van de Nationale Orde van Geneesheren van 10/10/1981. Medisch dossier – Beroepsgeheim. Bulletin nr. 30, p. 27. 12
CONCLUSIE Gelet op de ongelijkheden die op dit ogenblik in de hoofdstad worden vastgesteld op het vlak van gezondheidszorg, gelet op de wens van de huisartsen in de eerstelijnszorg om hun rol te vervullen ten dienste van de hele bevolking in goede omstandigheden, gelet op de grote hoeveelheid werk van de maatschappelijk assistenten, gelet op de stijging van het aantal dossiers dat moet worden behandeld door de OCMW’s, gelet op de budgettaire beperkingen in de gezondheidszorg, vragen wij aan het beleid: 1) dat wij het recht zouden hebben om patiënten die afhangen van het OCMW op dezelfde manier te verzorgen als een andere patiënt, 2) dat de patiënten toegang kunnen krijgen tot de buurtgeneeskunde en dat zij door de betrokkenen worden geïnformeerd over hun rechten en hun plichten, 3) dat de maatschappelijk assistenten het recht zouden hebben om de individuen op een efficiënte manier te helpen in hun behoeften, 4) dat het aantal administratieve taken van de verschillende betrokkenen zoveel mogelijk wordt beperkt, 5) dat de OCMW’s de mogelijkheid zouden krijgen om hun opdracht te vervullen, 6) dat het beleid inzake sociale bijstand in de gezondheidszorg zou worden verbeterd, rekening houdend met de menselijke en financiële middelen. Wij hopen met dit document de dialoog op te starten met de 19 Brusselse OCMW’s, ten einde concrete oplossingen te vinden voor de aangehaalde problemen in het belang van de patiënt en van de gemeenschap.
13