Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
Inleiding
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte geldt voor het basis- en voortgezet onderwijs in Nederland. Dat wil zeggen dat scholen moeten voldoen aan deze wet.
Leerlingen, hun ouders, onderwijsinstellingen en medezeggenschapsraden kunnen bij het College voor de Rechten van de Mens terecht met vragen en klachten over discriminatie in het basis- en voortgezet onderwijs. Dit kunnen heel verschillende vragen zijn. 'Mag de onderwijsinstelling mij weigeren omdat ik een handicap heb?', maar ook: 'Zijn wij als onderwijsinstelling verplicht een lift te bouwen in ons pand?'. Het doel van de wet is om het mogelijk te maken dat leerlingen met beperkingen ook deelnemen aan het reguliere basis- en voortgezet onderwijs. Dat vergt soms extra inspanning van scholen, maar hoeft lang niet altijd ingewikkeld te zijn. In deze brochure kunt u lezen over de rechten van leerlingen met een beperking en de plichten van de onderwijsinstellingen.
3
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
4
5
Gelijke behandeling op de basis- en middelbare school Gelijke behandeling van leerlingen met een beperking betekent dat zij zoveel mogelijk op gelijke voet met leerlingen zonder beperking deelnemen aan het reguliere basis- en voortgezet onderwijs. Daarvoor moet soms iets extra’s worden gedaan. Wat staat er in de wet? In de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte staat dat discriminatie verboden is bij: - de toegang tot het onderwijs - het aanbieden van onderwijs - het afnemen van toetsen - het afronden van onderwijs Het verbod op discriminatie vanwege handicap of chronische ziekte houdt in dat leerlingen met een beperking dezelfde behandeling krijgen als leerlingen zonder beperking. Dat betekent dat de school moet optreden als een leerling vanwege zijn of haar beperking door andere leerlingen wordt uitgescholden. Maar het betekent ook dat de school iets extra’s moet doen om deze leerlingen mee te laten doen met het onderwijs. Het verbod van discriminatie geldt voor het hele onderwijstraject in het basis- en voort-
gezet onderwijs. Scholen mogen een leerling met beperking niet zomaar weigeren. Ook is het niet toegestaan deze leerlingen uit te sluiten van lesstof of een lager schooladvies te geven. De school moet er ook voor zorgen dat leerlingen met een beperking toetsen en examens kunnen maken. Ook is het niet toegestaan om deze leerlingen niet mee te nemen op een (verplichte) schoolreis ‘omdat het te lastig is’. De wet geldt voor alle leerlingen met een beperking. Het maakt daarbij niet uit of de beperking fysiek, psychisch, verstandelijk, intellectueel of zintuiglijk van aard is. Het moet wel om een langdurige beperking gaan. Doeltreffende aanpassing De wet bepaalt dat als (een ouder van) een leerling met een beperking om een aanpassing vraagt waarmee de leerling het onderwijs kan (blijven) volgen, de school verplicht is deze aanpassing te realiseren. De aanpassing kan op ieder moment gevraagd worden. Soms blijkt pas gaandeweg dat er sprake is van een beperking. Of dat een aanpassing nodig is. Voorbeelden van aanpassingen zijn: digitaal lesmateriaal in plaats van boeken, een lesrooster met lokalen op de begane grond, gespecialiseerde begeleiding en extra tijd voor toetsen en examens. Een doeltreffende aanpassing is
hetzelfde als (extra) ondersteuning in het passend onderwijs. Alleen als de gevraagde aanpassing echt te veel van de school vraagt, mag de school deze weigeren. Bijvoorbeeld omdat de kosten te hoog zijn, de aanpassing te veel vraagt van docenten of technisch onmogelijk is. Afspraken binnen het regionale samenwerkingsverband over de verdeling van geld en middelen mogen er niet toe leiden dat de gevraagde aanpassing direct wordt geweigerd. De school moest eerst onderzoeken of het de gevraagde aanpassing zelf kan bieden. Persoonlijke verzorging Een school is niet verplicht om ondersteuning bij persoonlijke verzorging te bieden. Als een leerling hulp nodig heeft bij het eten en drinken, of bij het naar het toilet gaan, zal hij of zijdat op een andere manier moeten regelen. Toelating Het verbod op discriminatie betekent niet dat een leerling met een beperking per definitie recht heeft op toelating op de school van zijn of haar keuze. Als een leerling niet geschikt is om het onderwijs te volgen, hoeft de school hem of haar niet toe te laten. Bijvoorbeeld als een leerling met een havo-advies zich aanmeldt voor het vwo.
> ‘Ik ben advocaat. De ouders van een gehandicapt kind zijn naar mij toegekomen. Zij hebben hun kind bij een middelbare school aangemeld. De school wil het kind alleen toelaten als de ouders meer geld betalen. Als reden geven zij aan dat het kind extra begeleiding nodig heeft en dat dit de school geld kost. Kan de school dit eisen?’ Nee. Een school mag voor aanpassingen die nodig zijn voor kinderen met beperkingen geen extra geld vragen, tenzij de school door de kosten van de aanpassingen onevenredig wordt belast.
> ‘Mijn dochter zit op een particuliere middelbare school. Zij lijdt aan chronische vermoeidheid en heeft daarom om een aangepast lesrooster gevraagd. De school zegt dat het hier niet toe gedwongen kan worden, omdat het een particuliere school is. Klopt dit?’ Nee, alle basis- en middelbare scholen zijn gebonden aan het verbod van discriminatie op grond van een handicap of chronische ziekte. Scholen in het speciaal onderwijs zijn van deze wet uitgezonderd. Particuliere scholen niet.
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
6
> ‘Onze zoon is spastisch en heeft behoefte aan extra ondersteuning. Wij proberen hem op een reguliere middelbare school te plaatsen, maar geen enkele school laat hem toe. Hij zit nu al zes maanden thuis. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat hij zo snel mogelijk weer naar school kan? ‘ U kunt het beste als eerste een onderwijsconsulent inschakelen. Deze zal met u en de scholen die uw zoon weigeren overleggen en een oplossing zoeken. Bemiddeling door de onderwijsconsulent leidt er in de meeste gevallen toe dat het probleem snel wordt opgelost. Als de bemiddeling niet lukt, kunt u overwegen naar de rechter te stappen of een verzoek om een oordeel indienen bij de Geschillencommissie passend onderwijs of het College. In de meeste gevallen leidt een oordeel van het College ertoe dat een school maatregelen neemt om de discriminatie ongedaan te maken. .
Een leerling kan ook ongeschikt zijn voor het onderwijs vanwege zijn of haar beperking. Bijvoorbeeld omdat de leerling op cognitief of sociaal-emotioneel niveau niet mee kan komen en dit met een aanpassing niet is op te lossen. De school moet steeds bekijken of de beperking het volgen van onderwijs in de weg staat. En zo ja, of dit niet met een aanpassing te verhelpen is. Het schoolbestuur mag zich hierbij niet laten leiden door stereotype denkbeelden. Bijvoorbeeld het vooroordeel dat een kind met een gehoorbeperking of een kind met het downsyndroom nooit op een reguliere school kan meekomen. In het kader van passend onderwijs maken regionale samenwerkingsverbanden afspraken over de verdeling van geld en middelen. Ook kunnen scholen zich specialiseren in ondersteuning van een bepaalde beperking. Die afspraken mogen wel een rol spelen bij de beslissing of een leerling kan worden toegelaten, maar ze mogen er niet toe leiden dat leerlingen al te gemakkelijk worden geweigerd door de school van hun keuze. De aanmelding van leerlingen met een beperking op de school van hun voorkeur moet, net als die van leerlingen zonder beperking, serieus worden genomen.
Veiligheid Een leerling kan ondanks zijn beperking in staat zijn om het onderwijs te volgen. Maar in sommige gevallen heeft dit ontoelaatbare risico’s tot gevolg voor de veiligheid en gezondheid van de leerling zelf en voor anderen. Wanneer aanpassingen dit gevaar voor de veiligheid en gezondheid niet kunnen wegnemen, mag een school de leerling weigeren. Oneens met de beslissing van de school? Als een leerling of de ouders vinden dat een school discrimineert, kunnen zij bij het College voor de Rechten van de Mens terecht of bij de rechter. Bijvoorbeeld als zij het niet eens zijn met de beslissing van de school over toelating. Of omdat de school de gevraagde aanpassingen weigert of afspraken daarover niet nakomt. De rechter en het College voor de Rechten van de Mens beslissen of er in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving is gehandeld. Ook de Geschillencommissie passend onderwijs kan oordelen over geschillen tussen ouders en het schoolbestuur over toelating of verwijdering van leerlingen met een beperking en over het ontwikkelingsperspectief. De Geschillencommissie kijkt vooral naar de wet passend onderwijs, maar de Commissie kan de rechten en plichten uit Wet gelijke behande-
7
ling op grond van handicap of chronische ziekte ook in de beoordeling van het geschil betrekken. Leerlingen of hun ouders kunnen er ook voor kiezen om een onderwijsconsulent in te schakelen. Deze zet zich ervoor in om het probleem zo snel mogelijk, buitengerechtelijk en praktisch op te lossen. Passend onderwijs De wet passend onderwijs geldt vanaf 1 augustus 2014. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte en de Wet passend onderwijs zijn twee aparte wetten. Maar het doel van beide wetten is hetzelfde: leerlingen met een beperking zoveel mogelijk laten meedoen in het reguliere onderwijs. En beide wetten hebben hetzelfde uitgangspunt: zo open en breed mogelijk kijken naar de mogelijkheden.
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
8
9
Een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens Het College geeft informatie en behandelt klachten van leerlingen die vinden dat zij ongelijk zijn behandeld vanwege hun handicap of chronische ziekte. Ook geeft het College voorlichting aan onderwijsinstellingen en ouders over de eisen die de wet stelt. Als het College om een oordeel wordt gevraagd, stelt het College vast of er in strijd is gehandeld met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Het College kan geen boete opleggen of de school ergens toe kan dwingen. In de praktijk worden de oordelen van het College meestal wel opgevolgd. Bij zaken over discriminatie vanwege een handicap of chronische ziekte gebeurt dat in ruim 80% van de zaken. Aan een procedure bij het College zijn geen kosten verbonden.
Wanneer naar het College? In de volgende situaties kunt u bij het College terecht: - een leerling wordt vanwege een beperking niet tot de school toegelaten - er zijn problemen bij het volgen van het onderwijs. Bijvoorbeeld omdat de school geen aanpassingen biedt - er zijn problemen bij het afnemen van toetsen. Bijvoorbeeld omdat de leerling geen extra leestijd heeft gekregen, terwijl hier wel om is verzocht - een leerling wordt vanwege zijn of haar beperking van school gestuurd Wie kunnen bij het College terecht? De volgende personen of organisaties kunnen bij het College een verzoek om een oordeel indienen: - (ouders van) leerlingen met een handicap of chronische ziekte. Ouders kunnen als wettelijke vertegenwoordiger van hun kind een verzoek om een oordeel indienen. Het College stelt het kind (afhankelijk van de leeftijd) in de gelegenheid om bij de zitting aanwezig te zijn. Kinderen van 16 jaar en ouder kunnen in de meeste gevallen zelf een verzoek om een oordeel indienen - scholen die hun beleid willen laten toetsen (dit heet een ‘oordeel over eigen handelen’) - belangenorganisaties (zoals een antidiscriminatiebureau of een ouderorganisatie) - medezeggenschapsraad van een school
Ook een regionaal samenwerkingsverband van scholen kan om een oordeel van het College vragen. Bijvoorbeeld over de vraag of het ondersteuningsplan en de afspraken die daarin zijn neergelegd, in overeenstemming zijn met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Klacht over het discriminatie door het samenwerkingsverband? Afhankelijk van of de klacht kan worden toegerekend aan beslissingen van of afspraken binnen het samenwerkingsverband kunnen ouders of de ondersteuningsplanraad terecht bij het College. Of dat zo is, moet in elk individueel geval beoordeeld worden. Wanneer kunt u niet naar het College? Het College kan zich niet uitspreken over: - toelating tot het speciaal onderwijs - het ondersteuningsplan van het regionale samenwerkingsverband of de afspraken daarin over het niveau van basisondersteuning dat scholen minimaal moeten bieden - de wijze waarop gemeenten de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en de Wet op de Jeugdzorg (tot 1 januari 2015) of de Jeugdwet (na 1 januari 2015) toepassen - de toepassing van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)
> Eerder kreeg mijn kind een 'rugzakje' (leerlinggebonden financiering). Nu stelt de school op basis van afspraken in het regionale samenwerkingsverband vast of mijn kind in aanmerking komt voor extra ondersteuning. Kan ik, als ik het niet eens ben met de beslissing, bij het College terecht met mijn klacht? Ja. Eerder konden ouders die het niet eens waren met de beslissing over de leerlinggebonden financiering terecht bij de Commissie voor Indicatiestelling. Nu beoordeelt de school of het samenwerkingsverband of een leerling in aanmerking komt voor (extra) ondersteuning. Dat wordt vastgelegd in een ontwikkelingsperspectief. Als een leerling of de ouder om extra ondersteuning (aanpassing) vraagt en de school weigert, dan kan de leerling of de ouder het College vragen te beoordelen of de school in strijd handelt met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. De leerling of ouder kan ook een klacht indienen bij de Geschillencommissie passend onderwijs over het ontwikkelingsperspectief.
10
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
11
Bemiddeling door een onderwijsconsulent
Hoe kunt u het College inschakelen? U kunt via de website of per brief een verzoek om een oordeel indienen. Meestal houdt het College na ontvangst van de klacht een zitting om de verzoeker en de organisatie waarover wordt geklaagd, vragen te stellen. Daarna spreekt het College een oordeel uit. Hierin staat of er sprake is van discriminatie.
Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en hun ouders kunnen een onderwijsconsulent inschakelen om te bemiddelen. Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijk en hebben veel kennis en ervaring op het gebied van onderwijs voor leerlingen met beperkingen.
Zij zijn op de hoogte van de mogelijkheden binnen het regulier en het speciaal onderwijs. In de meeste gevallen kan een onderwijsconsulent voor een snelle en praktische oplossing zorgen. Wanneer een onderwijsconsulent inschakelen? Onderwijsconsulenten adviseren en begeleiden ouders/verzorgers van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte zoals: - problemen met de plaatsing - problemen met een schorsing - problemen rondom een verwijdering van school - problemen rondom de besteding van budget - als ouders en school het niet eens kunnen worden over het handelingsplan / ontwikkelingsperspectief
De onderwijsconsulenten kunnen ook bemiddelen als een leerling langdurig thuis zit (meer dan vier weken). Bijvoorbeeld omdat de school de leerling vanwege ernstige gedragsof psychiatrische problemen niet op de school kan handhaven. Als de bemiddelingspoging niet lukt, kunt u alsnog bij het College terecht. Maar u kunt er natuurlijk ook voor kiezen om direct een verzoek bij het College in te dienen. Wie kunnen een onderwijsconsulent inschakelen? - ouders of de wettelijk vertegenwoordiger van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte - ouders of de wettelijk vertegenwoordiger van een leerling die langer dan vier weken thuiszit, zonder uitzicht op een schoolplaatsing - scholen - samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs - instanties zoals regionale expertisecentra, ambulant begeleiders, coördinatoren van het Centrum voor Consultatie en Expertise
12
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
13
Geschillencommissie passend onderwijs
Wanneer niet naar een onderwijsconsulent? Onderwijsconsulenten kunnen niet worden ingezet als het gaat om leerlingen die geen extra ondersteuningsbehoefte hebben. Ook bemiddelen zij niet als het kind korter dan vier weken thuis zit. Leerlingen of ouders van leerlingen uit het speciaal onderwijs kunnen in principe geen gebruik maken van een onderwijsconsulent. Hiervoor gelden een paar uitzonderingen: als de leerling uit het speciaal onderwijs dreigt te vallen of als het kind langdurig thuis zit, dan kan wél een beroep worden gedaan op de onderwijsconsulent. Hoe kunt u een onderwijsconsulent inschakelen? Informatie over hoe een onderwijsconsulent ingeschakeld kan worden, vindt u op de website van de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO): www.onderwijsconsulenten.nl. Aan het inschakelen van onderwijsconsulenten zijn geen kosten verbonden.
Ouders die het niet eens zijn met de beslissing van de school over toelating of verwijdering van hun kind of die het niet eens zijn met het ontwikkelingsperspectief, kunnen ook terecht bij de Geschillencommissie passend onderwijs.
De Tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief (tot 1 augustus 2014) en de Geschillencommissie passend onderwijs (na 1 augustus 2014) is een landelijke geschillencommissie voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De Geschillencommissie oordeelt in geschillen tussen ouders en het schoolbestuur over: - (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven - de verwijdering van leerlingen - het ontwikkelingsperspectief
In de Geschillencommissie zitten naast juristen ook onderwijskundigen en orthopedagogen. De Geschillencommissie kan bij het beoordelen van het geschil ook bekijken of de school de rechten en verplichtingen uit de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is nagekomen. De Geschillencommissie is ondergebracht bij Stichting Onderwijsgeschillen. Voor meer informatie over de Geschillencommissie passend onderwijs kijk op: www.onderwijsgeschillen.nl. Een oordeel van de Geschillencommissie is kosteloos.
14
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
Mediation
Veelgestelde vragen
Bij een conflict op het gebied van gelijke behandeling kunnen de gemoederen hoog oplopen. Toch kunnen partijen ook in een dergelijk geval tot een gezamenlijke oplossing komen, zonder dat het College een oordeel hoeft uit te spreken. Als beide partijen bereid zijn om er samen uit te komen, kan mediation uitkomst bieden. Bij mediation zoekt u samen naar een oplossing van het probleem dat u heeft aangekaart bij het College. Dit doet u onder leiding van een onafhankelijke derde: de mediator. Hij of zij is specialist in het begeleiden en ‘vlot trekken’ van onderhandelingsprocessen en kan beide partijen helpen om emotie van inhoud te scheiden.
In principe is elk conflict geschikt voor mediation, maar vooral wanneer partijen na afloop met elkaar verder moeten kan mediation een uitkomst zijn. Dat geldt bij uitstek voor zaken in het onderwijs. Een bijkomend voordeel is dat bij mediation het conflict in zijn volle omvang kan worden behandeld; een oordeel van het College beperkt zich tot het aspect van de gelijke behandeling. Het College biedt mediation kosteloos aan. Als het niet lukt om tot een oplossing te komen, kan het College alsnog een oordeel geven over de klacht.
15
> Wat valt er onder handicap of chronische
> Mijn zoon heeft het syndroom van Asperger.
ziekte? Heeft het College een lijst waarin staat wat hier wel en niet onder valt?
Ik heb hem bij een basisschool in de buurt aangemeld. De school heeft laten weten dat mijn zoon vanwege zijn handicap niet welkom is. De school zegt onvoldoende capaciteit te hebben om extra ondersteuning te kunnen bieden. Mag dit?
Nee. Een dergelijke lijst heeft het College niet. Wat onder handicap of chronische ziekte moet worden verstaan, staat niet in de wet- of regelgeving. Maar het moet in ieder geval wel gaan om een aandoening die in principe onomkeerbaar of langdurig van aard is. Alle langdurige lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen kunnen vallen onder de begrippen handicap of chronische ziekte.
> Is een doeltreffende aanpassing iets anders dan (extra) ondersteuning? Nee. Het zijn twee verschillende termen voor hetzelfde: alles wat nodig is om een leerling met een beperking mee te kunnen laten doen in het reguliere basis- of voortgezet onderwijs kan eronder vallen. Bijvoorbeeld gebruik van voorlees programma's, een lift, een rustruimte, gespecialiseerde begeleiding bij het maken van opdrachten of bij het aangaan van sociale contacten.
Voordat de school een kind vanwege een beperking afwijst, zal zij eerst goed moeten onderzoeken welke belemmeringen de leerling ondervindt. Is er extra ondersteuning nodig, en zo ja welke, en hoeveel? De school mag er niet zonder meer van uitgaan dat het aannemen van een kind met een handicap te belastend is. Als de school nadat het informatie heeft ingewonnen nog steeds vindt dat plaatsing van het kind te belastend is, zal het dit goed moeten kunnen uitleggen. Een kleine school met meerdere leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, zal dit eerder hard kunnen maken dan een grote school met weinig hulpbehoevende leerlingen. Afspraken binnen het samenwerkingsverband over de verdeling van middelen en specialisaties van scholen mogen een rol spelen bij de beslissing of de extra ondersteuning te belastend is. Maar ze mogen er niet toe leiden dat de gevraagde ondersteuning direct wordt afgewezen of dat de leerling direct wordt doorverwezen naar een andere school.
Recht op gelijke behandeling voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen
16
17
Een klacht indienen bij het College
> Geldt het verbod van discriminatie voor alle basis- en middelbare scholen? Ja, het geldt voor alle basis- en middelbare scholen. Alleen voor het speciaal onderwijs geldt het verbod van discriminatie niet.
> Mijn kind zit in een rolstoel en wil naar een middelbare school die voor rolstoelen niet toegankelijk is. Kan ik van de school eisen dat het gebouw wordt aangepast? In principe zal de school op uw verzoek aanpassingen moeten doen waardoor uw kind gewoon aan de lessen kan deelnemen. Hiervoor kan het nodig zijn het gebouw aan te passen, maar soms zijn er ook andere oplossingen denkbaar. Het lesrooster zou bijvoorbeeld zo kunnen worden gemaakt, dat uw kind alleen les heeft in die lokalen die voor een rolstoel toegankelijk zijn (begane grond bijvoorbeeld). Als de benodigde aanpassingen veel kosten met zich meebrengen, kan er sprake zijn van een onevenredige belasting. De school is dan niet verplicht de aanpassingen te doen. Bij het bepalen of er sprake is van een onevenredige belasting kunnen de grootte van de school en het budget een rol spelen.
> Ik ben docent op een middelbare school. Een leerling uit mijn klas heeft dyslexie. Omdat zij moeite heeft met schriftelijke toetsen, heeft ze gevraagd of zij haar biologietoetsen mondeling mag doen. Moet ik hierin toestemmen? Als een leerling om een aanpassing vraagt, is de school in principe verplicht hieraan te voldoen. Een mondeling examen in plaats van een schriftelijk is zo’n verzoek om een aanpassing. Als de leerling hierom vraagt moet de school haar in principe tegemoet komen. Aangezien het schoolbestuur uiteindelijk voor de aanpassing verantwoordelijk is (en niet de docent), is het raadzaam om dit met het bestuur te bespreken. Dan kan meteen bekeken worden of de leerling voor andere vakken soortgelijke aanpassingen nodig heeft.
Als u of uw kind vindt dat hij of zij wordt gediscrimineerd, dan kunt u of uw kind een klacht indienen bij het
wel om advies vragen. Bijvoorbeeld of het ondersteuningsplan voldoende rekening houdt met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
College voor de Rechten van de Mens. Het College onderzoekt de klacht en spreekt vervolgens een oordeel uit. In dit oordeel staat of er inderdaad is gediscrimineerd.
Niet alleen individuele personen, ook belangenorganisaties en medezeggenschapsraden kunnen bij het College aankloppen. Bijvoorbeeld als hun leden worden gediscrimineerd. Organisaties Soms weet een onderwijsinstelling zelf niet goed wat er wel of niet mag. Zij kan haar (voorgenomen) beleid dan voorleggen aan het College. Het College toetst het beleid aan de gelijkebehandelingswetgeving en oordeelt vervolgens of het discriminerend is of niet. Dit heet een ‘Oordeel over eigen handelen’. Samenwerkingsverbanden en ondersteuningsplanraden (medezeggenschapsraden bij samenwerkingsverbanden) kunnen niet om een oordeel vragen omdat zij geen onderwijsinstellingen zijn. Maar zij kunnen het College
Meer informatie Meer informatie over discriminatie vanwege handicap en chronische ziekte of een oordeel van het College zijn te vinden op de website van het College voor de Rechten van de Mens: www.mensenrechten.nl. Vragen? Of behoefte aan advies? Bel het College op werkdagen tussen 10.00-16.00 uur via 030 - 888 38 88 of mail naar
[email protected].
18
Contact
College voor de Rechten van de Mens Kleinesingel 1-3 Postbus 16001 3500 DA Utrecht T 030 888 38 88 teksttelefoon: 030 888 38 29 F 030 888 38 83 E
[email protected] w www.mensenrechten.nl Voor vragen kunt u een e-mail sturen of iedere werkdag bellen van 10.00 uur - 16.00 uur.
Postbus 16001 3500 DA Utrecht
Kleinesingel 1-3 3572 CG Utrecht
T 030 888 38 88 F 030 888 38 83
[email protected] www.mensenrechten.nl