KWALITEITSKAART SO & SBO
Omgaan met verschillen
Kijk op leerlingen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
Deze kaart gaat in op de verschillen tussen het regulier onderwijs, het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. We onderscheiden hierin de gebieden aandacht/tijd; expertise, kennis en vaardigheden; onderwijsprogramma en materialen; gebouw en omgeving; en samenwerking.
Specifieke informatie over deze aanvraagprocedure is te verkrijgen bij het betreffende swv. Voor leerlingen met een zintuiglijke beperking of handicap loopt de route iets anders, maar met dezelfde doelen. Meer informatie hierover is te vinden op de websites www.simea.nl en www.visio.nl.
Diverse vormen onderwijs
Sommige leerlingen hebben vanwege leerproblemen, gedragsproblemen, een handicap, chronische ziekte, een stoornis of een combinatie daarvan, extra ondersteuning nodig in het onderwijsproces. Het doel van de invoering van de Wet passend onderwijs heeft als doel om leerlingen zoveel mogelijk thuisnabij naar school te laten gaan. Wanneer er sprake is van specifieke onderwijsbehoeften op het gebied van leren of gedrag gaan onderwijsprofessionals na of met extra ondersteuning (verwoord in arrangementen) leerlingen toch binnen het reguliere onderwijs naar school kunnen gaan. Ondanks deze extra inzet en begeleiding kan het reguliere basis- of voortgezet onderwijs niet altijd bieden wat deze leerlingen nodig hebben. Dan kan het samenwerkingsverband besluiten tot een arrangement plaatsing voor een tijdelijke of permanente periode op een school voor speciaal (basis) onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
In de Wet passend onderwijs is sprake van ‘lichte’ ondersteuning en ‘zware’ ondersteuning. Het sbo wordt gezien als lichte ondersteuning, het (v)so is als zware ondersteuning. Sbo Een school voor speciaal basisonderwijs (sbo) streeft dezelfde kerndoelen na als een school voor regulier basisonderwijs. Daarom heet deze vorm ook nog basisonderwijs en valt het onder dezelfde wet: De Wet op het primair onderwijs (WPO). Het bedrag dat de school per leerling ontvangt, is hoger dan in het regulier onderwijs. De groepen in dit onderwijs zijn daarom vaak kleiner en er is meer deskundigheid aanwezig om leerlingen met leer- en gedragsmoeilijkheden te begeleiden. Die deskundigheid zit vaak in de opleiding van de leraren en in de aanwezigheid van ondersteunend personeel als logopedisten, maatschappelijk werkers, psychologen en/of orthopedagogen en motorisch remedial teachers. Leerlingen kunnen tot hun veertiende jaar onderwijs volgen op het sbo. Daarna zijn er in principe uitstroommogelijkheden naar elk niveau. Maar meestal zien we uitstroom naar het vmbo, het praktijkonderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs.
Toelaatbaarheidsverklaring Voordat een leerling geplaatst kan worden op een school voor speciaal basisonderwijs (sbo) of (voortgezet) speciaal onderwijs (v)so moet er een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) worden aangevraagd bij en afgegeven door het samenwerkingsverband (swv). Zie hiervoor de kwaliteitskaart ‘Toewijzing en leerlingstromen binnen het samenwerkingsverband’.
1
Omgaan met verschillen
Kijk op leerlingen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
(V)so Speciaal en voorgezet speciaal onderwijs (so en vso) vallen onder de Wet op de expertisecentra (WEC). Er bestaan scholen met verschillende expertises, te weten: • Scholen voor visueel gehandicapte leerlingen of meervoudig gehandicapte leerlingen die slechtziend of blind zijn, de zogenoemde cluster 1-scholen. In de Wet passend onderwijs is er een aparte regeling voor deze scholen en hun ambulante dienst. • Scholen voor leerlingen met een gehoorbeperking of een taalontwikkelingsstoornis, de zogenoemde cluster 2-scholen. In de Wet passend onderwijs is er een aparte regeling voor deze scholen en hun ambulante dienst. • Scholen voor leerlingen met verstandelijke en/of lichamelijke handicaps en voor langdurig zieke leerlingen, voorheen cluster 3-scholen. Deze scholen en hun ambulante diensten vallen nu onder de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. • Scholen voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek, voorheen cluster 4-scholen. Deze scholen en hun ambulante diensten vallen nu onder de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. • Scholen voor leerlingen met epilepsie. In de Wet passend onderwijs is er een aparte regeling voor deze scholen en hun ambulante dienst.
Voor cluster 1 en 2 blijft de zintuiglijke beperking wel leidend. In sbo en (v)so krijgt handelingsgerichte diagnostiek veel aandacht. De kwaliteitskaart ‘Diagnostiek bij toeleiding en begeleiding in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs’gaat hierop in. Ook hier gaat het erom de sterke kanten van de leerling te benutten. De vraag wat deze leerling nodig heeft en welke, zo thuisnabij mogelijke, leslocatie dit kan bieden, staat centraal.
Onderwijsbehoeften van leerlingen in het sbo en (v)so Het mag duidelijk zijn dat de variëteit aan onderwijsbehoeften bij deze leerlingen ongekend groot is. Leerlingen met lichamelijke handicaps, ernstige verstandelijke beperkingen of heel specifieke auditieve of visuele problematiek vragen om specialistische hulp. De speciale scholen zijn daar op ingericht. We onderscheiden vijf ‘velden’ waarin we de specifieke kenmerken van een school voor sbo of (v)so kunnen indelen: 1. Aandacht/tijd; 2. Expertise, kennis en vaardigheden; 3. Onderwijsprogramma en materialen; 4. Gebouw en omgeving; 5. Samenwerking.
1. Aandacht en tijd
Het bedrag per leerling dat deze scholen ontvangen is nog hoger dan dat in het sbo. Hierdoor zijn de groepen vaak kleiner, hebben leraren speciale opleidingen, is meer ondersteunend personeel aanwezig en vaak zijn ook de gebouwen specifiek ingericht op de doelgroep.
Omdat er meer personeel is en dus kleinere groepen zijn, is er meer aandacht en tijd per leerling beschikbaar. In het sbo en diverse vormen van so is dit nodig op didactisch vlak: de leerlingen hebben meer instructie nodig en/of meer herhaling, meer voordoen/nadoen, begeleide inoefening, uitleg in een kleine groep, meer directe feedback enzovoorts. Veel leerlingen hebben echter (ook) aandacht en tijd nodig in pedagogisch opzicht. Om gedrag te reguleren, als er blokkades optreden, orthopedagogische afstemming om aan het werk te gaan of te blijven, om de drempel om te starten te overwinnen, om het spel te begeleiden, de leerlingen te helpen hun emoties te verwoorden of op een acceptabele manier te uiten, om gedrag te spiegelen enzovoorts. Dit zijn gedragingen en problemen die we ook in het regulier onderwijs tegenkomen, maar dan frequenter en bij meer leerlingen.
De specialistische kennis van sbo en (v)so wordt via de nieuwe samenwerkingsverbanden (voor oud-cluster 3 en 4) en via aparte diensten voor cluster 1, 2 en epilepsie gedeeld met het regulier onderwijs. Daarom kunnen veel leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften met aanpassingen in het regulier onderwijs blijven.
Ontwikkelingen De laatste jaren is er in het sbo, so en vso een slag gemaakt naar een steviger fundament voor het onderwijskundig deel. Aanvankelijk werd er naast onderwijs geven, veel tijd besteed aan zorg, opvang en onder andere crisisbeheersing. Er is de laatste jaren hard gewerkt aan het voldoen aan de kwaliteitswetgeving voor dit onderwijs. Dat vertaalt zich onder meer in leerstandaarden en -lijnen, ontwikkelingsperspectieven, leerroutes en uitstroomniveaus. Het stellen van doelen op de langere termijn heeft zowel in het regulier onderwijs als in sbo en (v)so veel aandacht gekregen. Uiteindelijk moet dit ertoe leiden dat leerlingen op een zo hoog mogelijk niveau de school verlaten. De zogenoemde uitstroomprofielen waarmee in het (voortgezet) speciaal onderwijs gewerkt wordt zijn: 1. Gericht op doorstroom naar het vervolgonderwijs. Dit kan op elk niveau plaatsvinden; 2. Gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt; 3. Gericht op toeleiding naar dagbesteding.
Basisaanpak Van belang is natuurlijk dat de basisaanpak op de school stevig is. Er is verschil tussen de typen scholen, maar in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat deze leerlingen overzicht, structuur, voorspelbaarheid, heldere regels en een consequente aanpak nodig hebben. In feite is dat een angstreducerende aanpak. Veel leerlingen deden een faalervaring op en zijn kwetsbare leerlingen geworden. Ook agressief, onacceptabel of onbegrijpelijk gedrag is vaak angstgestuurd. Bij koppig, halsstarrig, agressief of opstandig gedrag zit de leerling in de ‘fight modus’. Bij afwezig, ongeconcentreerd, ongemotiveerd gedrag zit de leerling in de ‘flight modus’. Leren lukt alleen als je welbevinden goed is Leerlingen die in een staat van angst verkeren, verwerken informatie op een andere manier dan leerlingen die kalm zijn. In de fase waarin we ons veilig voelen en rustig zijn, gebruiken we de hogere en meer complexe delen van onze hersenen om informatie te verwerken en erop te reageren. Wanneer we ons bedreigd voelen, gebruiken we de lagere en meer primitieve delen van onze hersenen.
Ook het handelingsgericht werken is een ontwikkeling die het regulier en sbo en (v)so delen. Door passend onderwijs zijn in veel samenwerkingsverbanden de diagnoses van leerlingen niet meer doorslaggevend voor het wel of niet plaatsen van leerlingen.
2
Omgaan met verschillen
Kijk op leerlingen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
2. Expertise, kennis en vaardigheden
Wanneer de dreiging toeneemt, zullen leerlingen minder weloverwogen en meer reactief handelen. De denkstijlen die leerlingen dan gebruiken, worden geregeerd door emoties en reacties. Wanneer het stressresponssysteem van leerlingen herhaaldelijk wordt geactiveerd, verandert het startniveau van hun alarm. Het resultaat is dan dat zelfs wanneer er geen sprake is van directe dreiging, hun alarmknop al op ‘vechten’ of ‘vluchten’ staat. De leerling leeft dan in een staat van continue waakzaamheid, waardoor het slecht voorbereid is op het leren van sociale, emotionele en andere ervaringen in het leven.
Het vraagt maatwerk om als leraar met deze leerlingen te werken en dat maatwerk vergt: oog hebben voor de kwetsbaarheid van deze leerlingen en verdieping in hun belevingswereld. Leraren die in het sbo, so of vso werken moeten daarom goed pedagogisch onderlegd zijn. Daarnaast verwachten we dat deze leraren kennis hebben van de gedrags- en leerstoornissen waarmee hun leerlingen worstelen. Vervolgens verwachten we dat ze die kennis kunnen omzetten in hun handelen naar de leerling. Scholing Na- en bijscholing wordt gezien als noodzakelijk. Veel leraren in het sbo, so of vso, en ook steeds meer in het regulier onderwijs, hebben een akte speciaal onderwijs of (recenter) een master special educational needs. In deze posthbo-opleiding wordt aandacht besteed aan het omgaan met leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op het gebied van gedrag en/of leren (dit zijn specialisaties in de opleiding). Communicatie en basishouding/ beroepshouding spelen een belangrijke rol in deze opleidingen. Ook de universitaire pabo-opleidingen en orthopedagogiek zijn populair.
Welbevinden Omdat welbevinden zo’n belangrijke voorwaarde is om te kunnen leren, is ‘welbevinden’ vaak een doorslaggevende factor in het besluit een leerling op een sbo/(v)so-school te plaatsen. Veel meer dan in het reguliere onderwijs moet er aan die behoefte van rust en veiligheid tegemoetgekomen worden. Uitzonderingen op regels, een wijziging in het dagprogramma of festiviteiten zijn voor veel van deze leerlingen onveilig. Er is al snel sprake van overprikkeling bij deze leerlingen.
Het professionaliseringsaanbod van de school bevat vaak specifieke doelgroeptrainingen als omgaan met agressie, omgaan met dreigend en destructief gedrag, angstreductie, autisme, sociaal competentiemodel, omgaan met ondersteunende communicatiemiddelen (materieel, gebaren, pictogrammen).
Uitstroomperspectief Er is altijd een relatie met het uitstroomperspectief van de leerling. Het onderwijs is niet volgend maar plannend. In principe zou de plaatsing in het sbo of (v)so moeten leiden tot een hoger uitstroomperspectief voor de leerling. Het is daarom belangrijk dat de intern begeleider en/of andere betrokken onderwijsprofessionals nadrukkelijk een uitwerking maken van de onderwijskundige aanpak gekoppeld aan de pedagogische aanpak om de doelen te halen.
Onderwijs en zorg Sommige scholen functioneren op de grens tussen onderwijs en zorg. Daar wordt vaak een meer individueel therapeutische benadering gekozen. De overige scholen werken net als het regulier onderwijs groepsgericht. We verwachten dat leerlingen in een groep kunnen functioneren en het onderwijs richt zich daar ook op. Leerlingen in het sbo en (v)so, maar ook in het regulier onderwijs, kunnen veel emoties en frustraties oproepen bij leraren. Naast de onontbeerlijke zelfkennis is het van belang dat leraren zicht hebben op hun eigen verleden en ‘de rafelrandjes’ in hun eigen jeugd. Dat bepaalt namelijk voor een groot deel hoe de leraar omgaat met de boosheid, frustraties, teleurstellingen en onmacht die deze leerlingen met regelmaat oproepen. Ten slotte is het van groot belang dat de leraren goed zicht hebben op de leerlijnen en leerontwikkeling van de leerlingen. Zij hebben minder houvast aan methodes c.q. zullen bewust keuzen maken in het behalen van (tussen) doelen.
Wat je vaak ziet in de speciale (basis)scholen: • Rustige, overzichtelijke klassensituatie; • Veel voorgestructureerde situaties; • Concrete, directieve aanwijzingen; • Veel verbale ondersteuning, uitleg, verwoorden, benoemen; • Veel positieve feedback, complimenten; • Focus op succesbeleving; • Voorspelbaarheid, rituelen, sjablonen in programma; • Voorbespreking van en begeleiding in vrije situaties; • Ritmische afwisseling van instructie- werk- en ontspanningsmomenten; • Eenvoudig taalgebruik; • Visueel of juist auditief ondersteunde instructie; • Leerstof in kleine stappen en met veel herhaling; • Korte en enkelvoudige opdrachten; • Zicht op de leerlijnen, te behalen (tussen)doelen en groei.
Competenties leraren in het sbo en (v)so: • Empathie en compassie voor leerlingen met onvoorspelbaar gedrag; • Actieve interesse in de leerling; • Begrip voor ouders en hun opvoedsituatie; • Flexibiliteit in handelen; • Handelen is doordrenkt van preventie van stressvolle situaties; • Vindingrijkheid in onorthodoxe oplossingen; • Voortdurende reflectie op eigen handelen; • Bereidheid eigen handelen ter discussie te stellen; • De complexiteit van leerlingen zien als een uitdaging; • Voorbeeldgedrag zien als werk- en leerstijl; • Kennis hebben van de effecten van de eigen ‘hechtingsstijl’ op het werk; • Samenwerking, de meest complexe leerlingen heb je als team; • Willen werken aan maatwerk; • Bewaken van de waardigheid van de leerling ook in heftige situaties;
Erkenning en herkenning Tenslotte hebben leerlingen die naar het speciaal (basis)onderwijs stromen vaak behoefte aan erkenning en herkenning. Ze willen zich begrepen voelen en hebben het nodig om te ervaren dat er andere leerlingen zijn zoals zij. Of ze willen simpelweg geen uitzondering meer zijn. In het sbo of (v)so is er nadruk op de ontwikkeling ten opzichte van zichzelf en het uitstroomperspectief in plaats van vooral aandacht voor de ontwikkeling ten opzichte van het gemiddelde.
3
Omgaan met verschillen
Kijk op leerlingen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
• • • • •
Gaan voor connectie in plaats van correctie; Goed klassenmanagement hanteren; Opstellen ontwikkelperspectief vanuit leerlijnen en (vaardigheids)groei; Een ontwikkelperspectief omzetten in didactisch handelen; Diverse leerniveaus in de groep kunnen hanteren.
Er is vaak sprake van een surveillanceplan voor de vrije momenten. Daarbij zijn de risicovolle plekken in de school in kaart gebracht. Teamleden surveilleren daar extra en meer bewust. Rust en veiligheid Het team inclusief directie en ondersteunend personeel is bekend met de achtergrond van de meest complexe leerlingen en het beleid met betrekking tot deze leerlingen. Om de rust en de veiligheid te waarborgen zijn binnen de school plekken ingericht waar leerlingen kunnen worden opgevangen, die het moeilijk hebben, of die dreigen te ontsporen (switch-plek of timeout-plek). Kenmerken van een rustige ruimtelijke omgeving: • Veilig en voorspelbaar; • (Enkele) afgeschermde werkplekken; • Rustig en overzichtelijk schoolplein; • Ruime lokalen; • Veel aparte werkruimten/ therapieruimten; • Leskeuken; • Gymzaal op eigen terrein; • Verstelbaar meubilair en soms bedden; • Heel specifieke ruimtes als een snoezelruimte en zwembad vinden we op de mytylscholen.
Naast de leraren werken er op sbo, so en vso gedragsspecialisten, logopedisten, remedial teachers, motorisch remedial teachers, reken- en leesspecialisten, orthopedagogen, psychologen, vakleraren, fysiotherapeuten en soms zelfs verpleegkundigen. Zij hebben natuurlijk hun specifieke expertise die zij inzetten op zowel individueel als groepsniveau bij leerlingen en voor het lerarenteam.
3. Onderwijsprogramma en materialen Vaak werken leraren in het sbo en (v)so met dezelfde methodes als leraren in het regulier onderwijs, maar zijn er ook aanvullende materialen en methodes voorhanden.. Elke vorm van onderwijs kent zijn eigen voorkeuren daarin, omdat er leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften op de scholen zitten. Zo ontstaan er soms ook eigengemaakte materialen en methodes die het onderwijs ondersteunen. De kunst is er een doordacht plan van te maken waarbij alle disciplines in de school samenwerken en gewerkt wordt vanuit leerlijnen. Ook kunnen scholen gebruik maken van bestaande methodieken gericht op sociale en/of emotionele ontwikkeling als bijvoorbeeld ‘Leefstijl’, ‘Taakspel’ of ‘Positive Behavior Support’ (PBS). Daarnaast hebben veel scholen specifieke sova-programma’s en andere therapeutische programma’s in gebruik als Rots en Water, Kanjer, Pad, Radar. Op de sbo- en (v)so scholen zijn vaak diverse protocollen beschreven: medisch, veiligheid, epilepsie, sociale omgang, overlijden en rouw e.d.
5. Samenwerking De omgang met ouders is intensief. Tact, begrip, invoelingsvermogen en onderhandelings- en gespreksvaardigheden zijn een vereiste in het repertoire van de leraar. Scholen voor sbo, so en vso hebben vaak een intensief netwerk. Deze scholen kennen een commissie van begeleiding waarin mensen van de school zelf zitten, bijvoorbeeld de directeur, intern begeleider of zorgcoördinator, orthopedagoog en/of psycholoog, en daarnaast een maatschappelijk werker en een jeugdarts. Samen zijn zij verantwoordelijk voor de extra ondersteuning van de leerlingen. Daarnaast zijn er intensieve contacten en soms samenwerkingsvormen met allerlei jeugdhulporganisaties, medici en instellingen voor psychiatrie, omdat ze dezelfde doelgroep bedienen. Denk ook aan voorschoolse en buitenschoolse voorzieningen waar deze doelgroep gebruik van maakt. Maar ook leerplicht, politie, afdeling leerlingvervoer e.d. hebben nauwe contacten met deze scholen. Voor het vso komen daar onder meer stagebedrijven, WMO-voorzieningen en UWV bij.
4. Gebouw en omgeving In de klas en op de school versterkt de prikkelarme inrichting en aankleding, of juist een heel specifieke inrichting gericht op de doelgroep, de orde en de rust. In veel gebouwen zijn de lokalen ruim en gericht ingericht met veel visuele prikkels, een ringleiding, een bepaalde opstelling van het meubilair en speciaal meubilair enzovoort. De muren en ramen worden functioneel, maar ook spaarzaam gebruikt. Het team werkt met een beperkt aantal gedragsregels, die planmatig in gedragslessen worden uitgelegd en geoefend.
4
Omgaan met verschillen
Kijk op leerlingen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
Meer weten? Bosch, J. (2013) Uitstroomprofi elen vso: afsluiting en overgang. Edunova. http://bit.ly/1dhHM7x Miedema, I., Timmerhuis, A., Jepma, IJ., Van der Vegt, A. (2010). Profileren en indiceren – IVO. Utrecht, Sardes http://bit.ly/1Lqjx56 Pameijer, N., Bakker H.E. (2015) Kwaliteitskaart Diagnostiek bij toeleiding en begeleiding in speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Den Haag, School aan Zet Van der Pluijm, J. Vermaas, J (2015) Kwaliteitskaart Toewijzing en leerlingstromen binnen het samenwerkingsverband. Den Haag, School aan Zet SLO (z.j.) Kerndoelen speciaal onderwijs. http://bit.ly/1IA93Ld SLO (z.j.) Kerndoelen speciaal onderwijs zml/mg. http://bit.ly/1LwlQEw Struiksma, C. (2012). Duiden en doen. Werken aan kerndoelen, referentieniveaus, leerstandaarden, leerlijnen, ontwikkelingsperspectieven, leerroutes, uitstroomniveaus, enzovoort, met leerresultaten als uitgangspunt. Versie SBO. http://bit.ly/1KbyW8d Struiksma, C. (2011). Duiden en doen. Werken aan kerndoelen, referentieniveaus, leerstandaarden, leerlijnen, ontwikkelingsperspectieven, leerroutes, uitstroomniveaus, enzovoort, met leerresultaten als uitgangspunt. Versie SO met uitzondering van ZML en MG. Utrecht. Stichting Projecten Speciaal Onderwijs (voorheen WEC-raad). http://bit.ly/1J7aBz7 Verzamelde ontwikkelperspectieven van de schoolbesturen Respont en de Korre SBO/SO/VSO in Zeeland. Deze zijn op te vragen bij samenwerkings-verband kind op 1. www.swvkindop1.nl/contact
Website Rijksoverheid: http://bit.ly/1HhHoSH
Colofon Deze kwaliteitskaart is samengesteld door Madeleine Weij - van Wanrooij (RPCZ) en is een uitgave van School aan Zet. Voor vragen rond de kwaliteitskaart kunt u contact opnemen met School aan Zet: Gea Spaans,
[email protected]
KWALITEITSKAART 5
© Buiten het downloaden zijn alle rechten op dit product voorbehouden aan:
Postbus 556, 2501 CN Den Haag e-mail:
[email protected] www.schoolaanzet.nl