Toekomstbeeld Speciaal Onderwijs en Speciaal Basisonderwijs in SWV 2509 April 2015
Situatieschets Binnen het SWV 2509 zijn meerder e scholen voor Speciaal basis Onderwijs en voor Speciaal Onderwijs. Onder het bevoegd gezag van de stg. Educare staan een drietal scholen voor SBaO en twee scholen voor (V)SO cat. 1 en 3. (Voorheen cl 3.) Daarbij heeft de stg. Educare ook een school voor Praktijk Onderwijs onder haar bestuur. Een vierde school voor SBaO staat onder bestuur van de van Voorthuijzen stg. en een (V)SO school voor cat. 1 (voorheen cl.4) onder het bestuur van de stg. dokter A. Verschoorschool. De laatste twee besturen hebben het voornemen om per 1 januari 2016 te fuseren. In overzicht: Naam school De Springplank
Schooltype SBaO
De Arend Kon. Emmaschool v.d. Reijdenschool Verschoorschool
SBaO SBaO SBaO SO cat. 1 VSO cat. 1 (V) SO cat.1 + 3 (V)SO cat. 1 + 3 (V) S) cat. 1 + 3
De Wingerd De Lelie
Vestigingsplaats Harderwijk Zeewolde Nunspeet Nijkerk Epe Nunspeet Harderwijk Nunspeet Harderwijk Ermelo
Bestuur Educare Educare Educare v. Voorthuijzenstg. Stg. dokter A. VSS Educare Educare
Binnen het samenwerkingsverband is sprake van een relatief hoog deelnamepercentage aan het Speciaal Onderwijs. De ambities van het SWV zijn een deelnamepercentage dat voor alle categorieën, gelijk of lager is dan het landelijk gemiddelde. Dit vertaalt zich in een ‘stevige’ vereveningstaakstelling’. Binnen deze taakstelling wordt voor het SBaO een lichte daling nagestreefd. (van 2,3 % naar 2%) Voor het SO ‘categorie 1’ is de verwachting dat deze reductie met name bij het voormalig cluster 4 onderwijs te behalen is. Doelstelling is om voor het SO de totale deelname terug te brengen naar maximaal 1,5 %. SO categorie 3 kan hierbij ongeveer gelijk van omvang blijven. In overzicht: Verevening in aantallen Streefgetal SBaO 2,00 % SO cat. 1 1,34 %
2011 578 470
2014 488 364
2020 417 286
1
Ontwikkeling 2011-2014 2014-2020 min 90 min 71 min 106 min 78
SO cat. 2 SO cat. 3 SO Totaal
0,10 % 0,19 %
15 48 533
15 53 432
21 41 348
plus min
0 5 101
plus min min
6 12 84
Meer dan 40 schoolbesturen vormen een Samenwerkingsverband dat verantwoordelijk is voor Passend Onderwijs aan ongeveer 21000 leerlingen. Het SWV omvat een langgerekte regio met daarbinnen 8 gemeenten, verspreid over twee provincies. De besturen van het SBaO en SO van het SWV gaan nader onderzoeken, hoe de leerlingengroepen binnen het SBaO en het SO zich in de toekomst gaan ontwikkelen en hoe hun onderwijs optimaal georganiseerd kan worden. Daarbij gaat het om een goede balans van kwaliteit en huisnabij. Loskomen van het bestaande denk- en werkkader, ‘out of te box denken’ is hierbij een voorwaarde.
Analyse Waar liggen de ‘grenzen’ tussen Basisonderwijs, Special Basisonderwijs en Speciaal Onderwijs? Wanneer we in de huidige situatie de vergelijking maken tussen de leerlingen, die nu op het speciaal (basis) onderwijs hun onderwijs volgen en de leerlingen, die nu op een basisschool zitten, zien we een drietal ‘terreinen’ van handelingsverlegenheid die kunnen leiden tot verwijzing. Niet zelden is het een combinatie van meerdere van deze drie. Cognitie Het gaat dan om het in staat zijn, om goed onderwijs te verzorgen voor leerlingen met een aanwijsbaar lager IQ, dan de overige leerlingen. Hier zijn ‘inzicht in de problematiek’, ‘geduld’, hanteren van een alternatief curriculum, hanteren van een alternatieve didactische aanpak en veel uitleg en stimulering, aan de orde. Houdingsaspecten en specifieke (ortho-)didactische vaardigheden zijn noodzakelijk. Fysieke omstandigheden Hier gaat het om leerlingen met fysieke beperkingen of langdurige ziektebeelden. Om goed onderwijs te kunnen verzorgen is niet slechts een aangepast curriculum met aangepaste didactische aanpak noodzakelijk, maar zijn er ook allerlei praktische aanpassingen noodzakelijk (liften, rolstoelen, hoog-laag-tafels, bedden, verzorgingsruimtes, hydrobad, (para-) medische behandeling etc.)) Dit vergt niet alleen extra deskundigheid, maar ook extra investeringen in gebouw, faciliteiten Gedrag Storende gedragsaspecten bij leerlingen, die leiden tot zodanige handelingsverlegenheid dat daarmee het onderwijs in de groep bedreigd wordt. Gedragsaspecten die weliswaar niet storend zijn voor de omgeving, maar die de leerling zelf, wel ernstig belemmeren in zijn of haar ontwikkeling en kunnen leiden tot ernstig verzuim en vervroegd schoolverlaten. Intensieve aanpak, duidelijk toezicht, specifieke pedagogische en didactische vaardigheden en een goed ingerichte onderwijsomgeving zijn hier noodzakelijk. Daarbij komt nog de deskundigheid van de achtergronden van gedragsuitingen (psychiatrische problematiek) en intensieve samenwerkingsmogelijkheden met zorgpartners. De mogelijkheden binnen de basisscholen bepalen de grenzen van ‘wat zij op dit moment School Ondersteunings Plannen dienen aan te geven op welke wijze en op welke van de genoemde drie terreinen, zij zich verder gaan ontwikkelen om meer ondersteuning te kunnen bieden. Vanuit de vereveningsopdracht ligt het voor de hand om met name op het gebied van ‘lichte cognitieve beperkingen’ en ‘gedrag’ te werken aan extra ondersteuningsmogelijkheden binnen het basisonderwijs. Bij de andere groepen zijn de problematieken van dien aard en de mogelijke oplossingen dermate intensief dat daar niet het meeste effect valt te verwachten. Veel winst valt ook te behalen door vroegtijdige, maar tijdelijke, interventie. Dit kan door intensieve ondersteuning binnen de basisschool, maar ook door tijdelijke plaatsing in het S(Ba)O 2
Trends, ontwikkelingen Het belang voor het SWV, om de vereveningsdoelstellingen te behalen is groot en de belangen voor de individuele schoolbesturen zijn dat eveneens. De positieve kant van hiervan is dat ook de drang om in actie te komen groot is. Een risico kan zijn dat er onvoldoende oog is voor de lange termijn en voor andere ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwaliteit van het onderwijs en de ondersteuning. In deze notitie lopen we een aantal van deze ontwikkelingen langs. De toenemende individualisering en de vraag naar ‘maatwerk’ blijft nog wel even doorgaan, maar zal stevig begrensd worden door de beperkte financiën. Er mag niet onderschat worden welke ‘schaalvoordelen’ er binnen het speciaal (basis) onderwijs zijn (waren) om speciale voorzieningen in stand te houden. Verspreiding van dergelijke voorzieningen over alle basisscholen is onder de bestaande bekostiging onbetaalbaar. De inzet op integrale verantwoordelijkheid bevindt zich in een gespannen verhouding met de ‘normale’ maatschappelijk verdeelde instituties als: thuis, arts, school, ondersteuner. Door het ‘verhogen’ van de basisondersteuning lijken er minder speciale kinderen te komen. Tegelijkertijd geven leerkrachten aan dat de ondersteuningsvragen van leerlingen ingewikkelder worden en dat het aantal leerlingen met ‘extra’ ondersteuningsvragen toeneemt. Digitalisering is qua mogelijkheden in het onderwijs nog lang niet uitgeput. Het eigenaarschap van onderwijs staat ter discussie: van de leerlingen/ouders of van de scholen/schoolbesturen. De vraag om ‘thuisonderwijs’ mogelijk te maken vindt binnen de politiek steeds meer gehoor. Schoolsoorten zullen zich meer dan vroeger moeten richten op de leervragen van leerlingen en zullen minder gescheiden kunnen/moeten optreden (maatwerk, BaO, SBaO, SO). Het informeel leren wordt meer en meer onderkend als belangrijke vorm van leren en het onderwijs als ‘industrieel proces’ lijkt min of meer achterhaald. Uit bovenstaande trends zijn een aantal ontwikkellijnen te destilleren. Het regulier onderwijs zal zich meer en meer gaan bekwamen in het ‘opvangen’ van speciale leerlingen. De focus van het onderwijs zal naast kennis ook de richting gaan kennen van meta skills, houding en persoonskenmerken. Het speciaal onderwijs zal qua omvang afnemen en zich gaan richten op: o heel specialistische vragen voor leerlingen die permanent op het S(Ba)O zijn aangewezen; o nieuwe vormen van samenwerking met en ondersteuning van het Basisonderwijs. Deze specialistische vragen zullen vragen zijn om specialistische aanpakken en oplossingen. (nieuwe vormen, aanpakken, plaatsingen) De ‘oude’ schoolsoorten, welke gevormd waren rondom ‘vraagstellingstypen, zullen verdwijnen en omgevormd worden naar de inmiddels wettelijk georganiseerde kostencategorieën. Nieuwe samenwerkingsvormen tussen SBaO en SO bieden kansen voor leerlingen met extra ondersteuningsvragen. Het begrip ‘huisnabij’ zal ook in de toekomst een relatief begrip zijn. Niet al het gespecialiseerde onderwijs zal in elke gemeente aangeboden kunnen worden. Daarbij heeft het begrip ‘huisnabij’ voor ouders, leerlingen, scholen en gemeenten een verschillende kleur en een verschillend belang. De rol van het onderwijs zal gaan verschuiven van ‘leren tot je ’t hebt’ naar ‘zichtbaar maken of je het hebt’ Voor de speciale basisscholen en de speciale scholen betekent dit dat zij zich gaan richten op hun nieuwe taakstelling en daarbij rekening houden met een veel kleinere ‘massa’.
3
In de (nabije) toekomst zal sprake van samenwerkingsvormen van SO en SBaO, die zich richten op een breed spectrum van ondersteuningsvragen. Aantal en spreiding over de regio van deze ‘competence centers’ is afhankelijk van de ‘kritische massa’ per locatie. Een ‘competence center’ beschikt over speciale deskundigheid op de drie beschreven terreinen van zorg en ondersteuning bij leerproblemen. De voorzieningen zijn in staat om leerlingen kwalitatief hoogwaardig onderwijs te bieden, ondersteuningsarrangementen te bieden aan het basisonderwijs, deskundige ondersteuning te bieden aan het basisonderwijs, scholing te verzorgen en nieuwe expertise te ontwikkelen. Deze speciale voorzieningen kunnen ‘satellieten’ hebben in de vorm van tussenvoorzieningen binnen het basisonderwijs en zullen niet meer gebonden zijn aan de huidige schooltypen (zmok, zmlk, Mytyl etc.) Het totaal aan SO/SBaO voorzieningen zorgt ervoor alle leerlingen voor Passend Onderwijs binnen de regio terecht kunnen. Veel aandacht zal er zijn voor vroegdiagnostiek en vroeg behandeling. Daarbij maakt intensieve samenwerking met zorgpartners dat ook aandacht is voor de andere levensterreinen zoals wonen, vrije tijd etc. Vanuit de SBaO/SO voorzieningen zal nauw aangesloten worden op de instroommogelijkheden van het voortgezet onderwijs. Streven is om zoveel mogelijk leerlingen, zo regulier mogelijk uit te laten stromen. Hiertoe worden programma’s ontwikkeld voor leerlingen tussen de 11 en 14 jaar. Met behulp van deze programma’s worden enerzijds de leerlingen voorbereid op hun toekomstige plek in het voortgezet onderwijs, maar worden ook de ontvangende VO scholen voorbereid op de komst van een leerling met extra ondersteuningsbehoefte. Tegelijkertijd realiseren wij ons dat er een groep leerlingen is die ook in het VO aangewezen is op het Speciaal Onderwijs. Ook voor deze leerlingen zijn er programma’s om een ongestoorde overgang van SO naar VSO te realiseren. Een andere stroom waarvoor speciale aandacht is, bestaat uit leerlingen die na het onderwijs van (arbeidsmatige) dagbesteding gebruik zullen maken. Binnen deze stroom richten de leerlingen zich in belangrijke mate op Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen, alertheid, redzaamheid, sensomotoriek, communicatie etc. Richtinggevend voor ‘het onderwijs aan alle kinderen is het ‘ontwikkelingsperspectief’. Dit OP wordt jaarlijks geëvalueerd en zonodig bijgesteld, waarbij de vragen: “Zijn we op de goede weg om ‘alles er uit te halen wat er in zit?” en “zit het kind nog op de goede plek?” steeds gesteld wordt. Er zal een andere/nieuwe relatie ontstaan tussen reguliere scholen en speciale scholen. Door de verdichting van de problematiek (vraag om zeer speciale expertise) en de uitbreiding van de ondersteuningsmogelijkheden van het regulier onderwijs, zal er in toenemende mate sprake zijn van kortere trajecten binnen de speciale voorzieningen, meer gezamenlijk ingerichte trajecten, een betere overgang (overdracht, arrangementen) en vroegere interventies. Pilots van vandaag, zijn de standaard voorzieningen van de toekomst. Het afnemende leerlingenaantal binnen de speciale voorzieningen vraagt om een herziening van het palet van de bestaande voorzieningen. We gaan er daarbij van uit, dat een 100 % inclusieve samenleving met een 100 % inclusieve vorm van onderwijs, vooralsnog niet tot de mogelijkheden zal behoren.
Visie op onze regio Voortbordurend op de voorgaande inschattingen (die overigens wel de nodige inspanningen zullen vragen van alle betrokken partners), zou het aandachtsveld voor alle scholen binnen het samenwerkingsverband drieledig kunnen zijn. Uitgangspunt: ‘het kind centraal’.
4
Bij het realiseren van ‘passende ondersteuning’ gaan wij uit van drie niveaus die nauw met elkaar samenwerken en rondom de leerlingen worden vormgegeven. Op alle scholen is een brede ring van ‘basisondersteuning’ aanwezig. Deze ring wordt voortdurend versterkt, waarbij de scholen een beroep op de expertise van de speciale voorzieningen kunne doen. Binnen deze brede ring van basisondersteuning is een ring van ‘lichte extra ondersteuning’ beschikbaar. In deze ring wordt maatwerk geleverd om individuele leerlingen te ondersteunen/ of ‘systemen’ te versteken. De eerste focus in deze ring ligt op het voorkomen van uitval uit het basisonderwijs. Hoe kunnen we op de scholen zelf de ondersteuningsstructuur dusdanig inrichten, dat we meer leerlingen ‘binnenboord’ houden en voorkomen, dat ze ‘specialistische zorg’ nodig hebben? Alles is gericht op het zoveel mogelijk bieden van ‘Passend Onderwijs’ binnen de basisschool. In het hart van het SWV en daardoor voor alle scholen beschikbaar bevinden zich de speciale voorzieningen die niet alleen gespecialiseerd onderwijs verzorgen aan een beperkte groep leerlingen, maar ook hun expertise ter beschikking stellen aan het gehele samenwerkingsverband. Door binnen dit model het cyclisch handelen van HGW te integreren ontstaat er een samenwerkend geheel van BaO-SBaO en SO waarbij expertise uitgewisseld wordt en het ‘Passend Onderwijs’ versterkt. Waar binnen de oude werkwijze de ‘middelpunt vliedende’ kracht zorgde voor definitieve ‘uitstoting’ van speciale leerlingen, zorgt deze kracht nu juist voor een beweging van speciaal naar regulier.
Bij het realiseren van een ‘passende kern’ van gespecialiseerde voorzieningen en een effectieve ‘ring van lichte ondersteuning’ die beiden bijdragen aan het zowel kwaliteitsverbetering en de vereveningsopdracht moet worden vastgesteld of ingeschat: Over welke specialistische voorzieningen het samenwerkingsverband, vanuit principes van ‘dekkend netwerk’ en ‘noodzakelijke ondersteuning’ in de toekomst kan beschikken; 5
In hoeverre kan het samenwerkingsverband de minimaal noodzakelijke massa voor deze voorzieningen aangeven en garanderen? (= kritische massa van het specialisme bepalen in relatie tot het huidige voorzieningenaanbod) Wat de te verwachten verdeling van leerlingen over SBaO, cat. 1, en 3 is; Wat de kritische massa van een ‘competence centrum’ is; Wat de kritische massa van een ‘tussenvoorziening’ is; Welke arrangementen ontwikkeld moeten worden
Voorstellen/actie Kijken we naar de verdere invulling van bovenstaande gezamenlijke opdracht dan komen we tot het volgende: Op basis van het huidige deelnamepercentage ‘SBaO en SO volgen er zo’n 900 leerlingen uit ons SWV, gespecialiseerd onderwijs. Een deel van deze leerlingen zit op S(Ba)O scholen buiten onze regio. Op grond van het landelijke deelnamepercentage zou dit aantal teruggebracht moeten worden naar 750 leerlingen. Het gaat dan om ongeveer 415 leerlingen in het SBaO, 285 leerlingen in cat. 1 en 60 in cat. 2 en 3. Er ligt voor de drie schoolbesturen, die dit speciaal onderwijs aanbieden een opdracht om dit aanbod zo goed mogelijk te verzorgen. Deze gezamenlijke opdracht was voor de schoolbesturen aanleiding om deze notitie te schrijven, waaruit een aantal kaders bleken: Voor een ‘Speciale Onderwijs Voorziening’ is een kritische massa te formuleren, om een kwalitatief verantwoord aanbod te kunnen (blijven) doen, de ondersteuning van het basisonderwijs en expertise te kunnen ontwikkelen. Dit aantal ligt tussen de 100 en 160 leerlingen, afhankelijk van de gewenste breedte van het onderwijsaanbod. Om meer te voorzien in ‘huisnabij’ is herschikking van het huidige aanbod aan SO voorzieningen noodzakelijk. Basis voor financiering van het SBaO/SO is een meerjarige reservering voor zware zorg op basis van het landelijke deelnamepercentage aan SBaO en SO. Het realiseren van een doorgaande lijn, zowel didactisch als pedagogisch, vraagt om intensieve samenwerking van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. De zogenoemde ‘verdichting’ van problematiek binnen het speciaal onderwijs, betekent dat bij het inrichten van de gespecialiseerde voorzieningen, een aanpak gericht op alle levensterreinen steeds belangrijker wordt. De vragen van vandaag zijn niet de vragen van morgen. Dit geldt ook voor de antwoorden. De ‘compentence centra’ zullen zich daarom richten op het ontwikkelen van nieuwe expertise. Vanuit deze kaders komen we tot de volgende richting gevende uitspraken voor het Speciaal (Basis) Onderwijs in onze regio. Minder leerlingen in het speciaal (basis) onderwijs; SBaO/SO blijft wel nodig. Geen 100% inclusie. SWV geeft meerjarige garanties voor bekostiging. Meer Inzet op tijdelijke en gecombineerde trajecten van regulier en speciaal; Alle locaties hebben voldoende kritische massa om expertise te kunnen bieden, beschikbaar te stellen en te ontwikkelen; Samenwerking met zorgpartners is onderdeel van de organisatie; Aansluiting PO en VO (ook speciaal) door middel van speciale programma’s 11-14 jarigen. Leerlingenvervoer zal met Gemeenten worden besproken. Heeft een lagere prioriteit, dan het kunnen bieden van werkelijk benodigde expertise
Aanbevelingen De bestaande voorzieningen binnen het voormalige cluster 3 en cluster 4 en het SBaO vormen gezamenlijk een aantal ‘competence centers’ in de regio. 6
Deze centers worden evenwichtig verspreid over de regio en hebben elk voldoende kritische massa om te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Binnen deze competence centers wordt een aanbod ontwikkeld voor leerlingen die nu nog buiten de regio gebruik maken van speciaal onderwijsvoorzieningen. Vanuit de gezamenlijke competence centers wordt een ‘expertise team’ opgezet dat diensten kan verlenen aan het SWV en aan het basisonderwijs.
Vervolg De nu voorliggende notitie zal gedeeld worden met het bestuur van het SWV en is de start van een intensief gezamenlijk traject, waarbij de besturen de intentie uitspreken om het traject van afstemming en herschikking aan te gaan (= ontwikkel/onderzoekstraject), met als doel om per juli 2016 hierover formele besluiten te kunnen nemen. Inhoud van het traject: Onderzoeken naar de vormgeving van een ‘competence center’ Zijn er verschillende modellen mogelijk of zijn ze uniform wat is de kritische massa Huisvesting: op welke locaties is ‘ruimte’ voor een competence center. Leerling vervoer Onderzoek naar ‘arrangementen regulier/speciaal Onderzoek naar samenwerking zorgpartners/CJG Onderzoek naar bestuursvorm, personele situatie en de financiële situatie Onderzoek naar voorzieningen van het SWV om te voorkomen dat speciale (basis) scholen in het ontwikkeltraject omvallen. Bepalen van de relatie tussen de nieuwe voorzieningen, het samenwerkingsverband en het basisonderwijs. Nunspeet, april 2015 Ton Harms
7