Reader ‘Buurten voor de toekomst’ K2 in gesprek met jeugd, ouders en professionals De Provincie Noord-Brabant vindt het belangrijk dat opvoeders in de breedste zin van het woord zich bewust zijn van de dilemma’s die spelen rondom het thema opvoeden en opgroeien. De Provincie wil de bewustwording hierover vergroten door gesprekken en debatten te bevorderen. K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken is in dit kader gevraagd gesprekken te organiseren en uit te voeren met jeugdigen, ouders en professionals. De resultaten hiervan - aangevuld met relevante actuele literatuur, denkrichtingen over opvoeden en praktische informatie - is gebundeld in deze reader. Met deze serie willen we iedereen die zich bezig houdt met jeugd, eigen kracht, transitie, pedagogische civil society en/of leefbaarheid kennis en inspiratie geven. K2 denkt en werkt graag mee in dit proces. Voor meer informatie of een reactie kunt u contact opnemen via onderstaande gegevens. Veel leesplezier! Jeroen Weyers Adviseur
K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken T (073) 750 16 15 M (06) 243 43 536
[email protected]
1
Pedagogische civil society Een bredere kijk op jeugdbeleid De pedagogische civil society vloeit voort uit het begrip ‘Civil Society’: de vrijwillig samenwerkende gemeenschap van burgers. Deze heeft betrekking op de formele, maar ook informele verbindingen tussen burgers. De ‘pedagogische’ civil society duidt de gemeenschappelijke en vrijwillige activiteiten van burgers rond het grootbrengen van kinderen en jongeren aan. Het vindt zijn basis in de verbanden tussen familie, vrienden, buurtgenoten en allen die rond kinderen en jongeren staan (bron: NJI). In het jeugdbeleid lag de afgelopen jaren de nadruk vooral op het aanpakken van problemen. Het zogenaamde At Risk jeugdbeleid. Dit beleid richtte zich met name op het voorkomen van problemen en directe zorg bieden aan degene die het nodig hebben. Binnen dit beleid is er minder aandacht voor het stimuleren en ondersteunen van 'normale' ontwikkelingen van de jeugd. De laatste tijd vindt een verschuiving plaats van probleemgericht jeugdbeleid naar positief jeugdbeleid. Talentontwikkeling staat centraal en het bieden van handvatten om een kind uit te dagen tot actief burgerschap. Om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen, is een verbetering van de pedagogische kwaliteit van hun omgeving noodzakelijk. Daarbij spelen niet alleen ouders een belangrijke rol maar ook allerlei mede opvoeders, in het bijzonder professionals en vrijwilligers in algemene jeugdvoorzieningen. Bijvoorbeeld op school, in de kinderopvang, in de buitenschoolse opvang, in het jongerenwerk en bij sport - en cultuurverenigingen. In de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren heeft iedere opvoeder zijn aandeel, waarbij een goed samenspel tussen alle opvoeders vereist is. Dit samenspel is nog verre van optimaal; er is geen gedeelde visie op de ontwikkeling van kinderen en jongeren en wat opvoeders daaraan kunnen bijdragen. Het NJi beschrijft in haar brochure ‘De pedagogische civil society’ de volgende aspecten: Het aanwezige sociale kapitaal; dit zijn de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven. De kwaliteit van sociale relaties; de mate van onderlinge verbondenheid en vertrouwen. De inbedding in formele en informele netwerken en de bereidheid om zich in te zetten voor elkaar en voor de gemeenschap. Deze aspecten vormen samen de pedagogische Civil Society. Primair zijn ouders verantwoordelijk voor de ontwikkelingskansen voor de kinderen.
2
‘It takes a whole village to raise a child’ Professionals betrokken bij kinderen vullen het aanbod aan. Het vrijwillig jeugdwerk zorgt voor uitbreiding van mogelijkheden in de vrije tijd en vergroot het netwerk van de jeugdigen. Het vrijwillig jeugdwerk laat als het ware de jeugdigen kennismaken met andere partijen van de `village’. Ouders, professionals en het vrijwillig jeugdwerk zijn complementair aan elkaar. Om tot uitwisseling te komen moet er meer eenheid van taal zijn. Het gaat dan om de kernbegrippen meedoen, ontwikkeling en welbevinden.
Eigen kracht In het jeugdbeleid komt steeds vaker het onderwerp ‘versterken van eigen kracht’ naar voren. Het gaat dan om de eigen kracht van ouders en jeugdigen en hun sociale netwerken. En ook over de kracht van de uitvoerend professionals. Daarnaast hebben gemeenten te maken met bezuinigingen en zijn zij steeds meer op zoek naar andere of nieuwe ondersteuningsvormen. De overheid wil stimuleren dat de inwoners gebruik maken van de ondersteuning in hun eigen omgeving en zo min mogelijk gebruik hoeven te maken van professionele hulpverlening bij kleine vragen of problemen. Maar op welke wijze kan een overheid inwoners en actieve vrijwilligers, professionals en organisaties nu zo faciliteren dat zij ook daadwerkelijk gebruik maken van alle kracht die in henzelf en de omgeving aanwezig is? Wat moet u hiervoor doen en misschien soms ook wel laten? En hoe kunt u ruimte geven en toch sturen op resultaten?
3
Vragen en wensen in beeld Van ouders en jongeren De afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar vragen en wensen van ouders en jongeren over opvoeden en opgroeien. In het kader van de CJG-ontwikkeling in Noord-Brabant zijn door K2 tal van vraaginventarisaties uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van beschikbare literatuur en bestaande onderzoeken, aangevuld met lokale vraaginventarisaties. Samengevat is een aantal conclusies te trekken. Ouders vinden steeds vaker en beter antwoorden op internet, daar start vaak hun zoektocht naar informatie. De meeste ouders bespreken opvoedsituaties en problemen eerst met elkaar en met familieleden en vrienden. Daarna zien zij de huisarts als de eerste professional aan wie zij hun vragen voorleggen. Ouders van jonge kinderen hebben vaak vragen over de fysieke en mentale ontwikkeling van hun kind(eren). Vooral ouders van puberkinderen hebben moeite om grenzen te handhaven. Het is balanceren tussen regels stellen en kinderen leren omgaan met hun eigen verantwoordelijkheid. De westerse opvoeding wordt wel een onderhandelingsopvoeding genoemd: bij goed gedrag wordt een bepaalde wens van een kind gehonoreerd. Ouders verwachten dat de gemeente zorgt voor een veilig leefklimaat voor hun kind(eren). Ouders vinden het prettig als ze maar één keer hun vraag hoeven te stellen of hun probleem voor te leggen.
“Internet geeft mij veel informatie.” “De meeste vragen stel ik aan de huisarts.” “Mijn kind wil niet ontbijten. Wat kan ik daar aan doen?” “Hoe stel ik grenzen en handhaaf ze vervolgens?” “Is mijn kind voldoende beschermd?” “Ik wil niet steeds doorverwezen worden.”
4
En de jongeren….? Ook jongeren halen veel informatie van het internet. Ze gebruiken daarnaast de sociale media zoals Hyves en Facebook om andere jongeren te ontmoeten. Jongeren hebben vooral behoefte aan informatie over werk, werken in het buitenland en een leuke, betaalbare vervolgstudie. Uitgaan, leeftijdsgenoten ontmoeten. Jong zijn = uit je bol gaan. Jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar zijn aangewezen op ontmoetingsplekken in de omgeving, maar kunnen niet altijd terecht in cafés. Veel dorpsjongeren zoeken ontspanning in het jeugdhonk en de voetbalkantine. Uit de Brabantse Jeugdmonitor blijkt dat jongeren de uitgaansgebieden in de steden vaak onveilig vinden. Geven school en of ouders nog seksuele voorlichting? Of denken ze dat de jeugd alles wel op internet weet te vinden? Hoe dan ook, kinderen tussen de tien en vijftien jaar zijn op zoek naar hun eigen seksueel gedrag en identiteit. Op jongerenwebsites worden die thema’s dan ook vaak aangeklikt. Wanneer jongeren professionele hulp vragen heeft het veelal te maken met seksueel misbruik, identiteit en de thuissituatie. In de basisschoolleeftijd komt pesten vaak voor. Zaken die jongeren (dagelijks) bezighouden zijn schoolprestaties, uiterlijk en verveling. Meisjes maken zich vaker zorgen dan jongens. Veel jongeren hebben geen idee waar ze met een hulpvraag heen kunnen. Belangrijke volwassenen die ze (wel of niet) vertrouwen zijn de mentor van school en de jongerenwerker. Volgens verschillende jeugdmonitoren zeggen jongeren overigens uitstekend terecht te kunnen bij (één van) hun ouders.
Internet Waar is het feest? Diploma! Wat nu? Op zoek naar een echte verkering Problemen Hulp vragen
5
Meepraten leidt tot medeverantwoordelijkheid Het belang van jeugdparticipatie De omgeving waarin kinderen opgroeien is van wezenlijke invloed op de ontwikkeling tot volwassenheid. De mate waarin deze omgeving aansluit bij de wensen en behoeften van het kind in de verschillende ontwikkelingsfases bepaalt hoe het zich daarbinnen kan ontwikkelen. De jeugd van nu is straks subject van de veranderingen die nu worden voorgesteld. Sterker nog, zij zijn straks de jongvolwassenen die gezien hun leeftijd waarschijnlijk het meest veranderingsbereid zijn. Een van de uitgangspunten van de Wmo is actief burgerschap. Iedere burger moet de mogelijkheid hebben om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Ook jongeren. Zij voelen zich eerder verantwoordelijk voor iets waar ze zelf aan mee hebben gewerkt dan voor iets wat door een ander voor hen is bedacht. Ondanks het belang van het bovenstaande, is jeugd nog wel opvoedingsafhankelijk. Zij hebben eigen ideeën en kunnen voor zichzelf opkomen, maar beschikken veelal niet over de juiste competenties om deze ideeën een plek te geven en op de juiste plaats neer te leggen. De gemeente moet dus ondersteuning bieden. Ondersteuning die jeugdigen in de gelegenheid stelt daadwerkelijk te participeren.
De belevingsmatrix Het belevingsonderzoek bestaat uit verschillende fases waarin achtereenvolgens jeugdigen, ouders, professionals/sleutelfiguren en bestuurders worden bevraagd. Basis voor het onderzoek is de eerste fase, waarin de jeugd het woord krijgt. In groepsverband voeren kinderen en jongeren gesprekken over de belangrijkste leefgebieden. Hierbij gaat het om thema’s als spelen, vervoer, school, werk, voorzieningen, etc. Vervolgens wordt gevraagd welke kwaliteiten daar aanwezig zijn: heb je er wat aan, ziet het er mooi uit, zijn de mensen aardig, is het veilig, zijn er leeftijdsgenoten en kun je er je idee kwijt? Zo ontstaat een belevingsmatrix die snel inzicht geeft in de beleving van de jeugd in een dorp, wijk of gemeente. Het is mogelijk om in een volgende fase ouders en sleutelfiguren/professionals te vragen of zij zich herkennen in hetgeen door de jeugd is aangedragen en hoe zij dit waarderen. Het geheel van reacties wordt voorgelegd aan de bestuurders (het college en de commissie- en raadsleden) om op basis van deze input beleid te ontwikkelen.
6
Dertig uur is realistisch en haalbaar Maatschappelijke stages Minister Marja van Bijsterveldt (Onderwijs) heeft het wetsvoorstel maatschappelijke stage op 15 oktober 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd. In dit wetsvoorstel staat dat alle leerlingen die vanaf schooljaar 2011-2012 voortgezet onderwijs volgen een maatschappelijke stage moeten lopen. In december 2010 kunnen leden van de Tweede Kamer hierover vragen stellen. Naar verwachting zal deze wet in januari 2011 behandeld kunnen worden. Sinds een paar jaar moeten scholieren van het middelbaar onderwijs een maatschappelijke stage lopen. De bedoeling is jongeren te laten oefenen met hun rol in de samenleving: een actieve positieve rol in bijvoorbeeld de buurt of wijk waar ze wonen, verantwoordelijkheid nemen voor het jeugdhonk of de sportdag. Kortom: maatschappelijke stage is een vorm van vrijwilligerswerk waar onderwijs en jongerenwerk samenwerken en beide profiteren: • Het onderwijs biedt een andere, praktische vorm van leren. • Het jongerenwerk bouwt aan een nieuwe groep vrijwilligers en een nieuw aanbod. Volgens onderzoek vinden jongeren die een maatschappelijke stage gedaan hebben het vanzelfsprekender om vrijwilligerswerk te doen. Ook zijn zij actiever binnen het vrijwilligerswerk. Alle soorten organisaties kunnen profiteren van maatschappelijke stagiaires. K2 sprak met jongerenwerkers, een medewerker van een cultureel centrum en kaderleden van Scouting en Jong Nederland. Samengevat komen hun (positieve) ervaringen hier op neer: • Zowel de voorziening als de beroepskrachten zijn bekend bij jongeren, ook als dat een negatief imago betreft; • De jonge stagiaires zorgen er juist voor dat een stoffig imago wordt doorbroken; • De ‘stagiaires’ organiseren activiteiten die aansluiten bij (nieuwe) bezoekersgroepen; • Jongeren brengen extra kwaliteiten en interesses in, die het aanbod van het jongerenwerk aanmerkelijk uitbreiden. De organisaties zeggen wel een aantal knelpunten tegen te komen: • Scholieren zijn gewend om werk opgedragen te krijgen: zo werkt het gemiddelde schoolsysteem. Het vrijwilligerswerk drijft echter op eigen initiatief en ondernemerschap. Soms is de stagetijd te kort om dat de stagiaires aan te leren. • Organisaties ontdekken dat ze niet altijd overzicht hebben over de klussen die gedaan moeten worden en dat kennis en ervaring beter gedeeld kan worden. Die kennis hebben ze immers nodig om stagiaires (en nieuwe vrijwilligers) goed in te kunnen werken en de taken toe te bedelen die aansluiten bij de capaciteiten en wensen van de stagiaire.
7
Jongeren interviewen jongeren Over opgroeien in Brabant Stichting Jong Actief uit ’s-Hertogenbosch heeft voor K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken gesprekken gevoerd met verschillende Brabantse jongeren. De gesprekken gingen over thuis, school, werk, vriendschap, liefde, uitgaan en alles wat jongeren bezighoudt. De resultaten zijn vastgelegd in een film, die begin 2011 is gepresenteerd op het stadhuis in ’s-Hertogenbosch. K2 koos bewust voor Jong Actief om deze gesprekken te voeren. Jong Actief is zelf een club jonge mensen die op verschillende creatieve terreinen met jongeren werkt, vaak jongeren uit de moeilijk bereikbare groepen. Tegen hen zijn jongeren dan ook eerlijk en open en dat werkt beter dan een volwassene die vragen komt stellen. Het resultaat mag er zijn. Een schitterende tien minuten durende film met fragmenten die duidelijk laten zien hoe de hedendaagse jeugd leeft, beleeft en ervaart. Over thuis Jongeren groeien steeds vaker op in veranderende gezinssamenstellingen, doordat ouders zijn gescheiden. De mensen thuis zijn wel vaak de belangrijkste personen. Ouders, broers/zussen of opa/oma zijn personen waar jongeren met vragen naar toe gaan. Daarnaast zijn er ook vrienden om mee te praten. Over normen en waarden Het is voor jongeren belangrijk dat mensen eerlijk en betrouwbaar zijn. Daarnaast speelt respect een grote rol. Jongeren willen gerespecteerd worden om wie ze zijn. Het maakt voor jongeren zelf niet uit wat de achtergrond van iemand is en of deze persoon wit, zwart of geel is. Het gaat om de persoon.
"Vrienden die liegen zijn geen vrienden" Over inkomsten en uitgaven De meeste jongeren hebben een bijbaantje om hun zakgeld aan te vullen, of werken al. Ze geven het geld vooral uit aan leuke dingen, zoals uitgaan, kleding, wiet, games of om iets lekkers te kunnen eten op school. Over vrijetijdsbesteding Jongeren besteden hun vrije tijd aan uiteenlopende zaken: chillen, sporten, gamen, dansen, winkelen, kletsen, muziek maken, skaten en zo verder. Over de toekomst Jongeren zijn zich bewust van de toekomst en hebben daar ook concrete beelden bij. Hierbij is onderscheid te maken tussen jongeren die eerst een opleiding willen volgen en jongeren die al willen gaan werken veelal in aansluiting op hun interesse of hobby. Maar vrijwel alle jongeren vinden het vooral belangrijk om later iets te doen wat ze leuk vinden.
"Ik wil later iets doen waar ik echt achter sta"
8
Uit de Shit Uit de Shit is een ‘peer’-onderzoek met als startpunt de jongeren zelf. Het is belangrijk dat jongeren zelf de ruimte krijgen hun beleving onder woorden te brengen. Volwassenen hebben - volgens veel jongeren - de neiging te snel een eigen interpretatie te maken van jongeren en niet in contact te blijven. Bij ‘Uit de Shit’ gaan jongeren andere jongeren bevragen: zit je weleens in de shit? wat doe je om eruit te komen? hoe zou dat beter kunnen? Hierdoor komt meer informatie naar boven, evenals aanbevelingen vanuit de jeugd zelf.
9
De buurt als opvoeder Eind 2010 heeft K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken gesprekken gevoerd met ouders en professionals over opvoeden en opgroeien. In Sprundel is samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin een bijeenkomst georganiseerd over opvoeden en opgroeien met als doel ervaringen van ouders uit te wisselen en elkaar te helpen met praktische oplossingen. In Vlokhoven, gemeente Eindhoven, gingen ouders en vrijwilligers met elkaar in gesprek. Professionals uit de praktijk gingen in gesprek over hun rol binnen een buurt. Het goede voorbeeld geven Kinderen weten thuis heel goed wat de regels zijn. OK, ze houden zich er niet altijd aan, maar dan zijn er hun ouders om ze te corrigeren. Op straat zijn de regels veel minder duidelijk voor kinderen. Volwassenen steken bij `rood’ gewoon over, hondjes poepen op de stoep, auto’s staan fout geparkeerd. Opvoeden in de buurt betekent: volwassenen geven het goede voorbeeld. En dat gaat verder dan `je houden aan de regels’. Vriendelijk en beschaafd met elkaar omgaan is minstens zo belangrijk. Kinderen die volwassenen zien schreeuwen en schelden, nemen dat gedrag over. Volwassenen realiseren zich niet dat ze niet alleen hun eigen kinderen moeten opvoeden, maar zich in de openbare ruimte ook fatsoenlijk moeten gedragen. “Als ik wist dat mijn zoon bij de buurvrouw rookt, dan stap ik erop af en spreek haar daar op aan” Ouders zijn verantwoordelijk, altijd en overal De tuin van Joke is een rustige hangplek voor haar zoon en zijn vrienden. Joke bemoeit zich nergens mee, schenkt af en toe een glaasje cola voor ze in. Inderdaad, ze mogen er roken en ze hoeft niet te weten wie er van zijn ouders niet mag roken. “Als ik wist dat mijn zoon bij de buurvrouw rookt, dan stap ik erop af en spreek haar daar op aan”, zegt een vader van een 15-jarige zoon. “Nee”, zeggen anderen: “jij bent verantwoordelijk. Dan zorg je maar dat je zoon daar niet meer naartoe gaat.” Deelnemers aan een discussie over ‘opvoeden in de buurt’ vinden het wel een lastig dilemma. Iedereen vindt dat je ouders aan moet spreken op het gedrag van hun kinderen, maar wat als je een grote mond krijgt? En kan je als ouder altijd verantwoordelijk zijn voor de daden van je kind? En als je weet dat het kind een flink pak slaag krijgt, als jij de ouders over zijn/haar gedrag vertelt? Voor ouders geldt ook dat je ze niet alleen moet aanspreken als er iets mis gaat, vraag ook eens of je ze ergens mee kan helpen. Contact met jeugd maken, ook als er niets aan de hand is Buurtopvoeders moeten mensen zijn die echt geïnteresseerd zijn in jeugd. Die contact maken, met ze kletsen, naar ze luisteren omdat ze mede buurtbewoners zijn. Dat kan niet iedereen. Sommigen zijn zelfs erg somber over de tijdgeest: de individualisering is doorgeschoten, we zijn alleen maar met onszelf bezig. De oudere vrouw, die in een supporterstrein rustig sokken blijft breien en de welwillende aandacht van de voetbalfans weet te trekken is een uitzondering, menen velen. Op de Expertmeeting ‘De buurtopvoeder’ in december 2010 waren deelnemers van mening dat beide ouders tegenwoordig wel moeten werken om de rekeningen te kunnen betalen en dan hebben ze automatisch minder tijd voor hun kinderen. “We laten ons ook gek maken door de media”
10
Erken de kracht van de wijk Als van de buurt verantwoordelijkheid voor de leefomgeving gevraagd wordt, dan moet de gemeente wel meewerken. Talrijk zijn de verhalen over loze inspraakavonden, besluiten die genomen worden zonder de buurt mee te laten denken. Talrijk zijn dan ook de effecten van die besluiten: veldjes op de verkeerde plekken, hangplekken die nooit gebruikt worden, onoverzichtelijke oversteekplaatsen. Altijd wel overlast Een buurtbewoner van Vlokhoven (Eindhoven) zegt: “We laten ons ook gek maken door de media: overspannen reageren op spelende kinderen voor je deur, denken dat je direct in elkaar geslagen wordt als je op een groepje jongeren afstapt, of dat de vader van die jongen wel even verhaal komt halen.” Als je je zo opstelt in de buurt dan zorg je zelf voor overlast.
Opvoeders zijn we allemaal Altijd al willen weten hoe ouders en jeugdigen denken over opgroeien in uw gemeente? Organiseer een opvoeddebat. In het opvoeddebat gaat u in gesprek met ouders, kinderen, jongeren, CJG medewerkers, vrijwilligers en professionals. Zij praten met elkaar over opvoeden en opgroeien. Welke verwachtingen heeft de jeugd? Wat willen opvoeders? Welke gedeelde waarden en normen hebben de verschillende doelgroepen? In het opvoeddebat staat enerzijds de potentie van de buurt en de opvoeders en anderzijds de talenten van de jeugd centraal. Het gaat niet om eventuele problemen, maar veel meer om de vraag hoe we gezamenlijk een goed opvoedklimaat kunnen creëren. Met andere woorden; we sluiten aan bij de kracht van de pedagogische civil society, ook wel gezaghebbende gemeenschappen genoemd. De uitkomsten van deze opvoeddebatten kunnen gebruikt worden voor nieuwe activiteiten en beleid.
11
Positief opgroeien Workshops voor vrijwilligers K2 heeft in het najaar van 2010 in opdracht van de provincie Noord-Brabant workshops positief omgaan met jeugdigen gegeven. De workshops waren gericht op bestuurders en uitvoerende vrijwilligers. Om het positief jeugdbeleid onder de aandacht te brengen zijn drie workshops ontwikkeld; het positief omgaan met jeugdigen, positief omgaan met ouders en positief omgaan met bijzonder gedrag. Het kader van de vrijwilligersorganisaties is bereikt met een introductie workshop ‘Omgaan met positief jeugdbeleid’. Bij de uitvoering van de workshops is nauw samengewerkt met verschillende Centra voor Jeugd en Gezin. In totaal zijn er 27 workshops uitgevoerd in de Provincie Noord-Brabant en driehonderd vrijwilligers bereikt. De meeste deelnemers hebben de workshop ‘Positief omgaan met bijzondere kinderen’ gevolgd, gecombineerd met de introductie workshop ‘Positief jeugdbeleid’. De deelnemers kwamen uit alle Brabantse regio's, uit onder andere Roosendaal, Rucphen, ‘s-Hertogenbosch, Vught, Kaatsheuvel, Loon op Zand, Waalwijk, Oirschot, Eindhoven, Boxtel, Schijndel, Tilburg en Breda. CJG en de vrijwilliger De Centra voor Jeugd en Gezin geven aan dat ze graag in contact komen met vrijwilligersorganisaties. Het gaat dan vooral om het CJG te promoten en aan te geven dat je bij het CJG terecht kan met vragen en signalen. De vrijwilligers gaven tijdens de workshops aan dat zij niet bekend zijn met CJG’s. De vrijwilligers die wel bekend zijn met het CJG geven aan dat zij zich niet altijd netjes bejegend voelen door de hulpverleners. Het gaat hierbij vooral om het overnemen van de vragen en de signalen van de vrijwilliger. De vrijwilliger wil graag gehoord worden en wil graag met een organisatie kunnen sparren over de aanpak. In de praktijk komt het wel eens voor dat de hulpverlener de vrijwilliger ‘buitenspel’ zet.
12
De gemeenschap heeft gefaald? De gezaghebbende gemeenschap ‘De politie rolt jeugdbende Boekel op’, krantenkop in het Brabants Dagblad in december 2010. Een jeugdbende van veertig personen, variërend in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar. Dit bericht zorgt terecht voor verbazing bij iedereen die dit leest. Hoe heeft het zo ver kunnen komen en was dit niet te voorkomen? De wijzende vingers kwamen al snel, veelal richting de ouders. Chantalle van de Kerkhof en Jeroen Weyers van K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken, schreven een opiniestuk waarin ze ingingen op de rol van de gemeenschap als geheel. Het incident in Boekel staat niet op zich zelf. Nog niet zo lang geleden werd in Veldhoven een jeugdbende opgepakt, en in verschillende plattelandsgemeenten plegen jeugdigen criminele delicten. Het is geen grote stadsproblematiek meer, ook de gemoedelijke Brabantse dorpen ontkomen er niet aan. De jeugdigen die het betreft zijn natuurlijk geen onbekenden. Zij wonen, leven, sporten, gaan naar school en zijn dus zichtbaar in de samenleving aanwezig. En toch slagen we er als gemeenschap niet in te voorkomen dat zij zich ontwikkelen tot beginnende criminelen. Daarom de vraag of we als gemeenschap gefaald hebben. Hoogleraar pedagogiek Mischa de Winter zei het al: “It takes a whole village to raise a child”. Maar hoe gaat dat dan in de praktijk? Uiteraard zijn ouders de eerst verantwoordelijken voor hun kinderen. De invloed van ouders neemt echter af naarmate de kinderen ouder worden. De invloed van school en met name vrienden neemt dan toe. Het is daarom interessant om het opgroeien van kinderen te bekijken in een breder perspectief. Kinderen groeien op in drie leefgebieden: thuis, op school en in de vrije tijd. Binnen elk leefgebied raken jeugdigen beïnvloed door de omgeving. Laten we thuis beginnen. Daar zijn ouders verantwoordelijk voor de opvoeding. Onderzoek laat zien dat ouders rondom opvoeden tal van vragen hebben die uiteenlopen van slaap- en eetproblemen tot vragen omtrent gedrag en het stellen van grenzen. Veel ouders hebben behoefte aan ondersteuning, maar nemen zelf niet het initiatief hiertoe. Daar waar mensen met vragen over het africhten van hun hond wel een vraag durven te stellen of zelfs naar een puppycursus gaan, lijkt op opvoed- en opgroeivragen een taboe te rusten. Intussen kijkt de omgeving toe hoe ouders worstelen met de opvoeding. Bang om in te grijpen terwijl de ouders in stilte roepen om hulp. Na vier jaar gaan kinderen naar school en heeft de school een grote invloed op de verdere ontwikkeling. Op school doen kinderen kennis op en ontwikkelen ze steeds meer sociale vaardigheden, de eerste vriendschappen ontstaan. Op school zijn vaak ook de eerste signalen indien het opgroeien van een kind niet goed verloopt. In zorgteams bespreken professionals deze kinderen en samen met ouders kijkt men naar een passende aanpak om hen vooruit te helpen. Veel jeugdigen voelen zich prima in de gestructureerde setting van een school, maar buiten de poort vertonen sommigen onaanvaardbaar gedrag. Waar komen deze signalen terecht, wie signaleert, wie legt de verbinding? Naast school en thuis zijn jeugdigen actief bij verenigingen of op straat en niet te vergeten op het internet, bij digitale hangplekken. Vriendschappen krijgen verdere betekenis en hun invloed is groot. Vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkelingen van de jeugd. Zij zien en horen veel, maar weten vaak niet waar ze verontrustende signalen kwijt kunnen. En ook de buurt heeft een belangrijke rol. Hoe vaak gebeurt het nog dat een buurtbewoner een jongere op zijn of haar gedrag aanspreekt. Uit angst voor negatieve reacties houden we steeds vaker onze mond of bellen we de politie. Zelfs in plattelandsgemeenten waar de sociale structuren nog aanwezig zijn, liggen hier drempels voor bewoners. Grenzen stellen aan gedrag moet niet alleen thuis en op school, maar ook op straat plaatsvinden. Jongeren zoeken grenzen op en hebben het recht om deze te krijgen. Daarbij 13
is het wel van belang om je in te leven in de belevingswereld van jongeren. Deze is niet meer hetzelfde als pakweg vijftien jaar gelden. Door de digitalisering zijn mogelijkheden onbeperkt, de wereld ligt letterlijk aan hun voeten. Waarschuwen voor gevaarlijke wegen of mannen met snoepjes in de bosjes is niet meer genoeg. Het is de uitdaging om deze drie leefgebieden te verbinden met elkaar, maar hoe doe je dat? Het antwoord op deze vraag is de gezaghebbende gemeenschap. Gezaghebbende gemeenschappen waarin ruimte is voor kinderen en jongeren om hun vaardigheden te ontwikkelen en nieuwsgierigheid verder te ontdekken. Waar mèt de jeugd wordt gesproken. Maar ook in een gemeenschap met duidelijke grenzen. Uiteraard is dit niet van de een op andere dag te creëren, maar vanuit een gemeenschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel, gefaciliteerd door overheid en maatschappelijke organisaties, kan hier wel aan gewerkt worden. Het gaat niet alleen om jongerenwerk of politie, het gaat om het versterken van de kracht van een buurt, wijk, gemeenschap. Dit vraagt wel om een cultuurverandering Bij professionals die buiten de eigen kaders durven te denken, informatie actief met elkaar delen en luisteren naar de gemeenschap. Bij bestuurders die vertrouwen moeten uitstralen richting bewoners en professionals en daar verantwoordelijkheid durven te leggen. Bestuurders die regie nemen en verbindingen leggen. Bij jongeren waarvan we actief burgerschap mogen verwachten als de gemeenschap deze ruimte ook biedt. En bij de inwoners. Het kan niet zijn dat er aan de ene kant een roep is om meer eigen verantwoordelijkheid, zonder daarbij de verantwoordelijkheid voor de eigen gemeenschap te nemen. In een gezaghebbende gemeenschap is er niet langer sprake van falen, maar van slagen.
14
Brabantse krachten Input voor jeugdbeleid In opdracht van de Provincie Noord-Brabant organiseerde K2, in samenwerking met Attacom, op 9 februari 2011 de bijeenkomst 'Brabantse krachten'. Hoe ervaren jongeren en hun ouders het opvoeden en opgroeien in Brabant? Tijdens de bijeenkomst ‘Brabantse Krachten’ gingen vierentwintig ouders en hun kinderen (leeftijd zeven tot vijftien jaar) met elkaar in gesprek. Aan de hand van de uitkomsten wil de provincie bekijken of het beleid voldoende aansluit bij de praktijk. Wat vinden kinderen belangrijk aan de opvoeding? Hoe zien ze hun ouders? En wat doen ze in hun vrije tijd? Deze en andere vragen kwamen tijdens de bijeenkomst 'Brabantse krachten' aan de orde. Rondleiding Maar eerst kregen de kinderen en jongeren een rondleiding door het Provinciehuis. Onder leiding van de dagvoorzitter Peer de Graaf (acteur, zanger) en met een toelichting van Karen Wijnen (communicatiemedewerker Provincie), bezocht de groep onder meer de Statenzaal en de bovenste verdieping. De ouders kregen in de tussentijd een film te zien waarin jongeren vertelden wat zij belangrijk vinden in hun leven. Voor de ouders stond de bijeenkomst vooral in het teken van het uitwisselen van ervaringen, het naar elkaar luisteren en het van elkaar leren. Ouders praten graag met andere ouders over opvoeden, zo blijkt. De bijeenkomst werd dan ook ervaren als ‘een goed initiatief’, dat de provincie wat hen betreft vaker mag organiseren.
"Kinderen mogen geen kind meer zijn" Uit de bijeenkomst kwam naar voren dat ouders bij hun kinderen vooral veel prestatiedruk zien. Verder vinden ouders het soms lastig om te begrijpen wat er allemaal op internet gebeurt. Problemen lossen ze het liefst zelf op; veel ouders ervaren een hoge drempel om met een hulpvraag naar een professional te stappen.
“Ik vind het thuis leuk, ik weet er de weg en kan gaan en staan waar ik wil." Buiten spelen De kinderen verrasten door te laten weten dat, ondanks internet en gamecomputers, buiten spelen eigenlijk nog altijd ‘het leukste is wat er is’. De kleinste kinderen vinden het vooral belangrijk dat het thuis gezellig is. School is saai – maar zitten ze ergens mee, dan gaan ze toch naar de leerkracht. En: ‘ruzie moet je goedmaken voor het slapen gaan’. Veilige thuishaven Ook de jongeren vinden het belangrijk dat het thuis gezellig is. Familie is belangrijk. Geld is handig. Docenten op school zouden minder uit boeken, en meer vanuit eigen ervaring moeten vertellen. Ook zou er volgens de jongeren op school meer gebruik moeten worden gemaakt van nieuwe media. Zowel ouders als kinderen vinden het belangrijk dat thuis een veilige haven is. 15
Quiz De resultaten uit de eerste ronde werden verwerkt in een quiz. Ouders en kinderen stonden tegenover elkaar. Ze kregen van quizmaster Peer de Graaf vragen over de andere groep. Beoordelen de kinderen hun ouders als komisch, streng, belangrijk of lief? Uiteindelijk wonnen de kinderen de quiz, enigszins geholpen door de quizmaster, die de resultaten nog eens doorpraatte met alle deelnemers.
Beter luisteren Brigitte van Haaften (Gedeputeerde Jeugd, Cultuur en Samenleving) nam de conclusies dankbaar in ontvangst. Ze benadrukte dat de provincie veel minder vanuit ´ingewikkelde beleidsstukken´ moet werken en dat zij veel meer naar de mensen zelf zou moeten luisteren. “De provincie investeert veel richting gemeenten. Onder meer via Jeugdzorg en Centra voor Jeugd en Gezin. De inbreng van ouders en kinderen gaan we gebruiken om te zien hoe ze deze investeringen in de praktijk beleven. Dat is de winst van zo’n dag.”
16
Jeugd en leefbaarheid, hoe breng je ze samen Studiedag in Mariaheide Hoe betrek je jongeren bij dorps- en wijkontwikkelingsplannen? En bij het actief verbeteren van leefbaarheid? De provincie Noord-Brabant organiseerde op 11 februari 2011 in Mariaheide een studiedag. Ruim vijftig mensen uit verschillende gemeenten namen deel aan deze studiedag over jeugd en leefbaarheid in Mariaheide. De studiedag was in opdracht van de provincie door K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken georganiseerd. De dag had tot doel om vrijwilligers en professionals die bezig zijn met dorps- of wijkontwikkeling instrumenten aan te reiken om jeugd hierbij te betrekken. Een klein dorp, maar wel het hart van de regio Uden-Veghel, is Mariaheide. De bijna zestienhonderd inwoners leven er gemoedelijk met elkaar. Ooit was Mariaheide een kruispunt van spoorlijnen en hoofdwegen, nu is al dat verkeer verdwenen en zijn het vooral fietsers die Mariaheide doorkruisen. Ooit vormde 'stoplichten' het middelpunt van het dorp, nu zijn dat de mensen die van Mariaheide een bloeiende gemeenschap hebben gemaakt. Er staat een basisschool en er zijn allerlei verenigingen. De studiedag vindt plaats in gemeenschapshuis D’n Brak en de deelnemers krijgen de opdracht om samen met en vóór de jeugd van Mariaheide plannen te bedenken die ten goede komen aan de leefbaarheid voor de jeugd. Daarvoor gaan ze gedurende de dag in gesprek met diverse sleutelfiguren, zoals de dorpsraad, jeugdagent en jongerenwerker, en in gesprek met de jeugd zelf. De middag staat in het teken van praten met kinderen en jongeren. Om te beginnen met de kinderen van basisschool Maria ter Heide. Met de kinderen van de basisschool worden fotocollages gemaakt waarin ze laten zien wat zij belangrijk vinden als het gaat om het wonen, leven en spelen in het dorp. Met jongeren wordt in de kantine van de voetbalvereniging gesproken over hun kijk op de toekomst. Het algemene beeld is erg positief, de jeugd woont tevreden in Mariaheide. Nieuwe media Hoe kan de gemeente de jeugd structureel betrekken bij de ontwikkeling van Mariaheide? Voordat je de jeugd kunt betrekken, moet je ze eerst weten te bereiken. K2 vertelt over de voordelen die nieuwe media hierbij bieden. Hyves, Facebook en Twitter zijn niet meer uit het leven van jongeren weg te denken. “Daar kun je als beleidsmaker je voordeel mee doen”, zegt K2-adviseur Ibolyka Cicilia. “Deze sociale netwerksites kunnen je snel in contact brengen met jongeren, je kunt hen op de hoogte houden van activiteiten, om ideeën vragen en een beeld krijgen van wat er leeft.” Toch is er enige scepsis onder de deelnemers. “Internet is misschien wel een mooie manier om in contact te komen met jongeren, maar dat wil nog niet zeggen dat ze zich ook gaan inzetten.” “Klopt”, zegt K2-adviseur Jeroen Weyers: “Deze sites zijn geen vervanging voor fysiek contact of participatie. Maar als communicatiemiddel zijn nieuwe media zeer bruikbaar.” 17
Aan het einde van de dag presenteren de deelnemers hun ideeën aan een jury. Uiteindelijk zal de gemeente Veghel met de dorpsraad alle ideeën goed bekijken en waar mogelijk met de jeugd daadwerkelijk uitvoeren. Aandachtspunten zijn er wel. Zo is ‘De Wei’ ongeschikt om te spelen, ontbreekt er een ruimte voor kinderen en jongeren om samen te komen en voor de wat oudere jongeren zijn er weinig mogelijkheden om een huis te kopen. “Ook zou héél Mariaheide dolgraag een wandelrondje door de kloostertuin maken” zo verteld de elfjarige Janne. De tuin is nu enkel toegankelijk voor bewoners en familieleden van de dementerenden die in het oude klooster wonen. "Zeker de helft van Mariaheide heeft de kloostertuin nog nooit gezien”. De speelplaats van de basisschool zou ook buiten schooltijden opengesteld kunnen worden om er een leuke speelplek voor de kinderen te creëren. Ook een gemeenschappelijke huiskamer voor heel het dorp staat bovenaan op het lijstje. De jongeren zouden elkaar daar kunnen ontmoeten. De locatie van De Mol zou hiervoor prima geschikt gemaakt kunnen worden. “Ik heb verrassend veel goede dingen gehoord op zowel de basisschool als bij de voetbalvereniging,” zegt Jos van den Tillaar, voorzitter van de dorpsraad in Mariaheide. “De kinderen wisten heel precies aan te geven wat zij goed en slecht vonden aan hun omgeving: van problemen met prikstruiken tot de roep om meer georganiseerde wijkactiviteiten.” “Dat we met kinderen zelf hebben gepraat, vind ik een mooi voorbeeld van hoe het moet,” aldus één van de deelnemers van de studiedag. “Ik wil als professional graag interactief bezig zijn met burgers. Volgens mij is dat een must, want alleen dan kunnen wij samen komen tot beleidsontwikkeling waarin aandacht is voor onze jeugd, onze toekomst.” Vervolg De deelnemers van de studiedag leren niet alleen van jongeren, maar ook van elkaar. Al met al een zeer geslaagde dag, vinden de deelnemers. Vooral de interactieve opzet spreekt iedereen erg aan. Voor herhaling vatbaar dus! De Provincie Noord-Brabant en K2 hebben een soortgelijke studiedag uitgevoerd op 16 september 2011 in Nieuw-Vossemeer (gemeente Steenbergen) en in december zal een gemeente in Zuidoost-Brabant gastheer zijn.
18
Terug naar de basis Aanbevelingen voor toekomstig jeugdbeleid De verschillende activiteiten op het gebied van opvoeden en opgroeien hebben veel waardevolle informatie opgeleverd. Met name hoe ouders en jongeren denken over opvoeden en opgroeien. Een kijk die niet gericht is op zorg, maar veel meer op de inrichting van de directe omgeving. De maatschappelijke voorwaarden die nodig zijn om prettig te kunnen opvoeden en opgroeien. Opvoeden en opgroeien zijn thema’s waar vaak terughoudend over wordt gesproken door kinderen, jongeren en ouders, het is (nog) niet gewoon ervaringen hierover te delen. Pas als de thema’s enigszins aangepast worden, of mensen gericht zijn uitgenodigd om hun mening te geven, dan blijken deze groepen graag te praten. Als je vraagt aan kinderen wat ze thuis, op school of in de buurt belangrijk vinden, dan komen er tal van opmerkingen en suggesties. Hetzelfde geldt voor jongeren en ouders. Kinderen vinden het belangrijk dat het thuis gezellig is, ze in de buurt buiten kunnen spelen en vrienden en leerkrachten aardig zijn. Ook jongeren vinden thuis belangrijk, als plek waar ze geborgenheid vinden en kunnen praten met ouders. Jongeren zoeken vrienden en activiteiten steeds verder van thuis. Hun leefomgeving wordt steeds groter en hun behoeften veranderen. School krijgt een belangrijke rol, de onderbouw ziet school nog vaak als iets vervelends, saai, maar de bovenbouw beseft steeds meer het belang voor de toekomst en buigt zich over de verschillende vervolgrichtingen. Ouders hebben dagelijks vragen over het opvoeden. Ze vinden het vooral belangrijk om thuis een goede en veilige sfeer te creëren, zodat hun kinderen zich veilig voelen om problemen met hen te bespreken. Ze zien dat hun kinderen steeds meer prikkels en druk van buitenaf krijgen, onder andere op school. Prestatiedruk neemt toe. Ontwikkelingen zoals social media zijn vaak lastig te doorgronden en ouders maken zich hier soms zorgen over. Ouders gaan vooral naar personen in de directe omgeving voor vragen: vrienden, ouders en docenten. Het met elkaar delen van vragen zoals tijdens de bijeenkomst ‘Brabantse Krachten’ wordt gezien als een grote meerwaarde. De gesprekken met deze groepen laten zien dat de basisvoorzieningen thuis, op school en in de buurt op orde moeten zijn om prettig op te kunnen groeien, te leven. De aanbevelingen aan de provincie Noord-Brabant zijn daar dan ook op gericht. Terug naar de basis Het is dus belangrijk om de basisvoorzieningen in een dorp, wijk, stad op orde te hebben. Pas dan zijn de voorwaarden aanwezig voor kinderen, jongeren en ouders om op te groeien tot actief participerende burgers. Veel van deze basisvoorzieningen behoren tot de verantwoordelijkheid van de lokale overheid. De beïnvloedingsmogelijkheden van de Provincie zijn minimaal en beperken zich met name tot stimulerende en faciliterende maatregelen. Een voorbeeld waarbij Provincie en gemeente elkaar tegenkomen is de subsidieregeling voor Integrale Dorpsen Wijkontwikkeling. Het verbeteren van de leefbaarheid op het platteland en in wijken sluit goed aan op de gedachte van de pedagogische civil society, namelijk: alle burgers (dus ook jongeren) zorgen gezamenlijk voor een goed opvoed- en opgroeiklimaat van het dorp. Zo kunnen de beleidsterreinen 19
jeugdzorg, onderwijs, leefbaarheid en dorpsontwikkeling met elkaar verbonden worden en leiden tot een integrale visie van de lokale overheid. Het onderwijs is een belangrijke plek voor kinderen, jongeren en ouders waar ze ook vaak met vragen naartoe gaan. Aansluiting tussen onderwijs en het preventief jeugdbeleid krijgt al vorm. Er liggen verbindingen tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin en de Zorgadviesteams (ZAT’s) op scholen. Maar het onderwijs als fysieke locatie kan ook als voorportaal dienen voor het CJG. De school is immers de plek waar kinderen en ouders vanzelfsprekend komen, waar relaties zijn met docenten en andere medewerkers van scholen. Waar dus geen drempels zijn. Een versterking van de positie van het onderwijs binnen het CJG is een aanbeveling binnen de verdere ontwikkeling van het CJG en de Transitie Jeugdzorg. Daarnaast blijkt dat ouders het prettig vinden om in een ongedwongen sfeer met andere ouders te willen praten. Dit gebeurt niet spontaan, maar moet georganiseerd worden. Hoewel dit geen kerntaak is van de Provincie, kan zij wel een stimulerende rol oppakken. Door bijvoorbeeld de ervaringen van het project Brabantse Krachten breed te verspreiden, gemeenten te attenderen en informeren over de subsidieregeling van ZonMw voor opvoeddebatten. Of verdergaande voorwaarden op te nemen bij aanvraag van doeluitkeringen. De uitkomsten van de vele gesprekken sluiten aan bij eerder ingezet beleid met betrekking tot Eigen Kracht en de pedagogische civil society. De Provincie stimuleert het denken daarover en heeft K2 opdracht gegeven hier verder onderzoek naar te doen. Zij wil gemeenten informeren over en stimuleren bij de inzet van eigen kracht als middel om de pedagogische civil society te versterken. De inbreng van ouders en jongeren is noodzakelijk in onze opvatting: opvoeden en opgroeien begint bij een sterke basis.
20