Reactie NIVRA-bestuur inzake de ingebrachte moties van de leden Wetering c.s. (Stichting Wakkere Accountant)
Door de leden Wetering c.s. zijn zeven moties ingebracht ter behandeling op de Ledenvergadering van 12 december 2007. Het NIVRA-bestuur onderkent de kritiek die het afgelopen jaar door een aantal leden is uitgeoefend op de gedrags- en beroepsregels, alsmede op de structuur van de beroepsorganisatie. Tegelijkertijd wijst het bestuur erop dat juist in deze periode veel energie is gestoken in het verlichten van de regelgeving voor met name kleine kantoren, het verder vormgeven van een pluriforme organisatie en het verbeteren van de besluitvorming. Dit heeft geleid tot nieuwe voorstellen op het gebied van de kwaliteitstoetsing, de VGC en de vergaderorde. Voorstellen om de transparantie van de organisatie te verbeteren zijn in voorbereiding. Dit alles vraagt om een zorgvuldige voorbereiding, waarbij rekening wordt gehouden met soms uiteenlopende belangen. Het bestuur is van mening dat de moties van de Stichting Wakkere Accountant geen recht doen aan de vereiste zorgvuldigheid van overleg en besluitvorming. Tevens miskent de SWA het belang van een breed samengestelde beroepsorganisatie, met kwaliteitswaarborgen voor de diverse accountantswerkzaamheden. Het bestuur acht een onbetwist kwaliteitsimago voor het gehele accountantsberoep van het hoogste belang. Dat vereist een krachtige beroepsorganisatie, die staat voor de kwaliteit en de integriteit van het beroep. Het bestuur is van mening dat de moties van de SWA afbreuk doen aan de kwaliteit van de titel en de zorgvuldigheid van overleg en besluitvorming die bij een publiekrechtelijke beroepsorganisatie horen. Ze raadt de moties om deze redenen af. Per motie wordt het standpunt afzonderlijk gemotiveerd.
27 november 2007
Agendapunt 6 Bijlage 8: Motie met betrekking tot moties in de Ledenvergadering
De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ……………….,
Overwegende dat: • •
de Ledenvergadering het hoogste orgaan is binnen , het NIVRA-Bestuur in een brief d.d. 18 juli 2007 aan het SWA-Bestuur mededeelde dat een motie kan worden ingediend tijdens de behandeling van dat agendapunt mits betrekking hebbend op het agenda-onderwerp en duidelijk en schriftelijk geformuleerd is,
Van mening dat: •
wanneer een lid van de vergadering tijdens de behandeling van een agendapunt een motie indient die betrekking heeft op het agenda-onderwerp en schriftelijk geformuleerd is, de voorzitter van NIVRA verplicht is om, als dat lid daarom verzoekt, die motie in stemming te brengen,
Besluit dat: •
aan de Ledenvergadering, zijnde het hoogste orgaan binnen NIVRA, het motierecht toekomt en dat van het NIVRA-Bestuur verwacht mag worden dat deze aangenomen moties binnen een redelijke termijn uitvoert,
en gaat over tot de orde van de dag.
==========================================================================
Reactie bestuur NIVRA:
1. Met de ontwerpverordening op de Ledenvergadering wordt het motierecht toegekend aan de Ledenvergadering. Artikel 18 luidt: “ 1. Een lid dat het woord voert kan daarbij een motie over het in behandeling zijnde onderwerp indienen. Een motie is kort, duidelijk geformuleerd en op schrift gesteld. De tekst van de motie wordt door de indiener voorgelezen. 2. Een motie heeft de strekking het gevoelen van de vergadering over een bepaald onderwerp aan het bestuur kenbaar te maken. 3. Een motie kan alleen in behandeling komen indien zij door ten minste tien leden ondertekend is. 4. De behandeling van moties vindt plaats tijdens de beraadslaging over het in behandeling zijnde onderwerp, tenzij de voorzitter van de vergadering besluit haar later te doen geschieden.”
2. Hiermee wordt in feite voldaan aan de motie, behoudens één aspect: een motie is een oproep die de wens van de vergadering weergeeft, maar kan niet dwingend een handeling opleggen. Een bestuur geeft in principe opvolging aan een motie, maar moet de mogelijkheid houden een motie naast zich neer te leggen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als de uitvoering van de motie strijdig is met wettelijke bepalingen. Indien het bestuur een aangenomen motie niet uitvoert, kan de Ledenvergadering daar consequenties aan verbinden, bijvoorbeeld door zich tegen de benoeming van bestuurders uit te spreken.
Agendapunt 7 Bijlage 11: Motie met betrekking tot Big Four bestuursleden De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ………………., Overwegende dat: •
• •
het NIVRA-Bestuur momenteel uit 9 bestuursleden bestaat waarvan 4 leden werkzaam zijn bij de Big-Four, 1 lid bij BDO en 1 lid bij een middelgroot kantoor, in totaal 6 leden van de vakgroep Opak; dat daarnaast slechts drie bestuursleden respectievelijk Finad, Intac en Ovac vertegenwoordigen, de laatste RA-Gids aangeeft dat er circa 14.000 leden zijn waarvan 37,2 % werkzaam in het openbaar beroep (OPAK), 10,8% als overheidsaccountant (OVAC), 5,6% als intern accountant (INTAC) en 45,4% als accountant in business (FINAD), uit bovenstaande blijkt dat de samenstelling van het NIVRA-Bestuur niet geheel de ledensamenstelling representeert,
Van mening dat: • • • • • • •
de samenstelling van het NIVRA-Bestuur zo veel als mogelijk is de ledensamenstelling dient te representeren, derhalve de openbare accountants in de vakgroep Opak recht hebben op 37,2 % van de 9 bestuursleden d.w.z. 3,3 bestuursleden, derhalve Intac en Ovac tesamen recht hebben op 16,4% van de bestuursleden d.w.z. 1,5 bestuurslid, derhalve Finad recht heeft op 45,4 % van de 9 bestuursleden d.w.z. 4,1 bestuurslid, derhalve het vervangen van drie Opak-bestuursleden door drie Finad-leden het beste de ledensamenstelling representeert, derhalve de gewenste afgeronde samenstelling van een 9-koppig bestuur bestaat uit 3 Opak-leden, vier Finad-leden naast een lid van Intac en Ovac, art. 3 WRA het aantal leden van het bestuur door de Ledenvergadering laat bepalen,
Besluit om: • •
•
het NIVRA-Bestuur te verzoeken de samenstelling van het bestuur zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met de samenstelling van het huidige ledenbestand, in het geval het gehele NIVRA-Bestuur of individuele leden daarvan ter vergadering niet kenbaar willen maken hieraan mee te zullen werken, het aantal leden van het bestuur op …. te bepalen teneinde een bestuur te krijgen met een overwicht aan leden die wel willen meewerken aan een bestuurssamenstelling die uiteindelijk zo veel als mogelijk de ledensamenstelling representeert eventuele nieuwe vacatures te vervullen uit de lijst van aanbevolen kandidaatbestuursleden die zijn voorgedragen door tenminste 25 leden conform Artikel 2 en 3 van de Regelen ter Uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering,
en gaat over tot de orde van de dag.
=======================================================================
Reactie bestuur NIVRA: 1. De belangrijkste reden voor de publieke status van het NIVRA is het regelen van de rechten en plichten van de controlerend accountant, zo blijkt uit de Memorie van Toelichting op de Wet op de Registeraccountants. Om die reden, en vanwege de uitstraling en betekenis van de controlerend accountants voor de RA-titel, is door de Ledenvergadering gekozen voor een bestuur waarvan de meerderheid uit controlerend accountants bestaat. 2. Daarbij is het ongewenst dat de zeggenschap over het controlerend beroep - direct of indirect - wordt uitgeoefend door opdrachtgevers, in dit geval ‘niet-controlerende leden in dienst van opdrachtgevers’. De veronderstelling is gerechtvaardigd dat de wetgever en het maatschappelijk verkeer dit ook niet zullen accepteren. 3. Binnen deze voorwaarden wil het bestuur de pluriformiteit van de organisatie optimaal weerspiegelen in de bestuurssamenstelling, in lijn met de besluiten inzake pluriformiteit in de Ledenvergaderingen van 2005 en 2006. Daarom krijgen de accountants in business vanaf 2008 een tweede zetel in het bestuur, en leveren de openbaar accountants een zetel in. Hiermee bestaat het bestuur uit twee leden uit de finadgeleding, één overheidsaccountant, één intern accountant en vijf openbaar accountants (waarvan drie afkomstig uit een groot kantoor en twee uit een kleiner kantoor). 4. De bestuurlijke samenstelling laat onverlet dat controlerend accountants een relatief grote bijdrage aan de beroepsorganisatie leveren in termen van contributie (60 % van de totale contributiesom) en tijdsbesteding (aandeel in commissies en werkgroepen). 5. Het vraagstuk van de omvang en samenstelling van het NIVRA-bestuur vereist een zorgvuldige afweging en behandeling. Om die reden is de kwestie voor advies voorgelegd aan de onlangs geïnstalleerde commissie Governance NIVRA, onder leiding van prof. dr. A. Schilder. 6. Tenslotte is de motie (voor wat betreft het laatste onderdeel van het besluit) in strijd met de bestaande verordening op de Ledenvergadering en de Regelen ter uitvoering van de Verordening op de Ledenvergadering. Artikel 2 en 3 van de Regelen bepalen dat kandidaten voor vacatures minimaal drie weken van te voren moeten worden ingediend. In samenhang met artikel 1 blijkt dat kandidaten niet gekozen kunnen worden in dezelfde vergadering waarin de vacatures worden gecreëerd. Uitgangspunt is dat eerst de vacatures worden gemeld en daarna pas de kandidaten, zodat alle leden in de gelegenheid worden gesteld om (tegen)kandidaten te stellen, c.q. zichzelf te kandideren.
Agendapunt 8: Bijlage 13: Motie inzake amendement op de VGC De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ……………….,
Overwegende dat: • • •
het wenselijk is om de definitie van openbaar accountant in de VGC volstrekt duidelijk voor alle omstandigheden te definiëren, het ook noodzakelijk is om de strijdigheid met hogere Europese en Nederlandse concurrentiewetgeving op te heffen; deze strijdigheid wordt mogelijk gemaakt door de netwerkdefinitie van accountantsorganisatie via het woord “soortgelijk” de huidige definitie en de voorstellen van het bestuur tot verbetering daartoe ontoereikend zijn,
Van mening dat: •
bijgaand voorstel tot wijziging van de VGC de meest geëigende oplossing op korte termijn voor dit definitieprobleem is,
Besluit: •
het bestuur van NIVRA op te dragen bijgaand voorstel tot wijziging van de VGC op te nemen in de VGC en als ontwerp- c.q. mits geen bezwaren zijn binnengekomen als definitieve verordeningen te plaatsen in de Staatscourant nadat goedkeuring is verkregen van de Minister van Financiën,
en gaat over tot de orde van de dag.
Amendement op de VGC Artikel 1 De definities genoemd in Deel A onder a., b., e. en h. worden als volgt gewijzigd: a. aan assurance verwante opdrachten: de opdracht tot het samenstellen van financiële informatie en de opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, zoals bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden en welke opdrachten niet uitmonden in een assurance opdracht; onder het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden wordt ook verstaan een conclusie formuleren die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. De uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek is de informatie die het gevolg is van de toepassing van omschreven criteria; b. accountant in business: de accountant, niet zijnde een openbaar accountant, intern accountant of overheidsaccountant, die in dienstbetrekking is of wordt ingehuurd voor een uitvoerende of bestuurlijke functie op het gebied van de handel, industrie, dienstverlening, de publieke sector, het onderwijs, de not for profit sector, regelgevende instanties of professionele instituten of de accountant, die door de hiervoor genoemde entiteiten wordt gecontracteerd voor bijvoorbeeld een adviesfunctie of andere opdracht; e. accountantskantoor: hieronder wordt verstaan: - de organisatorische eenheid waarbinnen één of meer accountants voor een cliënt bedrijfsmatig professionele diensten verrichten, welke naar de mening van die organisatorische eenheid ook assuranceopdrachten zouden
moeten kunnen omvatten, die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet toezicht accountantsorganisaties; of - de accountantsorganisatie ter zake van uitgevoerde professionele diensten bestaande uit onder meer assuranceopdrachten, aan assurance verwante en overige opdrachten, die niet onder de werkingssfeer van de Wet toezicht accountantsorganisaties vallen; h. assuranceopdracht: een opdracht die uitmondt in een wettelijke verklaring (accountantsverklaring) van een accountant inhoudende de uitkomst van een wettelijke controle zoals bedoeld in de Wet Toezicht Accountantsorganisaties.; Artikel D-410.3 Deze wijzigingen treden in werking op 1 januari 2008.
===============================================================================
Reactie bestuur NIVRA
1. Deze motie introduceert een nieuwe categorie in de VGC, namelijk die van ‘wettelijk controleur’ en bepaalt dat uitsluitend op deze categorie deel B1 van de VGC van toepassing is. Tevens staat het andere categorieën leden vrij om de term ‘openbaar accountant’ te gebruiken als diensten aan derden worden aangeboden. 2. Gevolg van overneming van het voorgestelde amendement - bij aanneming van de motie - is dat er o.a. geen onafhankelijkheidsregels en geen kantoorvoorschriften meer van toepassing zijn op een groot deel van de assuranceopdrachten. Ook de reguliere toetsing vervalt voor deze opdrachten en de aan assurance verwante opdrachten (zoals gedefinieerd in de VGC). Tegelijkertijd kan de term ‘openbaar accountant’ naar keuze worden gebruikt voor de genoemde werkzaamheden, hetgeen tot veel onduidelijkheid zal leiden. 3. Uitvoering van de motie zal een diskwalificerend effect hebben op kantoren die de genoemde werkzaamheden verrichten. Marktpartijen hebben het belang van kwaliteitsborgende maatregelen bij herhaling duidelijk kenbaar gemaakt. Hierbij behoort een evenwichtige set van gedrags- en beroepsregels en toetsing respectievelijk toezicht. Het vervallen van deze waarborgen zal schadelijke gevolgen hebben voor de kwaliteit van de uitvoering van de werkzaamheden en de reputatie in de markt van accountantskantoren die niet beschikken over een AFM-vergunning. Kortom, de motie zal op termijn averechts werken voor juist die categorie die ze beoogt te beschermen: de kleinere kantoren. 4. De motie behelst een grote afwijking van de IFAC regelgeving. Deze kent assuranceopdrachten en aan assurance verwante opdrachten en maakt geen onderscheid tussen wettelijke of niet-wettelijke controlewerkzaamheden. In IFAC-termen is de term openbaar accountant van toepassing op de werkzaamheden die een accountant verricht ten behoeve van derden; deze accountant valt onder de B1 categorie. In de huidige VGC zijn accountants in business met uitsluitend overige werkzaamheden hiervan vrijgesteld, waarmee Nederland al een uitzonderingspositie inneemt. In de voorstellen van de redactiecommissie wordt dit uitgebreid tot samenstelopdrachten besloten verkeer en specifiek overeengekomen werkzaamheden.
5. Een motie die het bestuur opdraagt een bepaald ontwerp in de Staatscourant te plaatsen gaat voorbij aan de reikwijdte van het motierecht. Daarnaast is de motie strijdig met de wet. De voorgestelde aanpassing vereist publicatie vooraf van de ontwerpverordening, zodanig dat leden en derden voorafgaande aan de Ledenvergadering bedenkingen kunnen inbrengen. Overigens heeft de uitgebreide sondering met de leden – een gebruikelijke fase die nog vooraf gaat aan de formele publicaties - in dit geval ook niet plaatsgevonden.
Agendapunt 9 Bijlage 15: Motie met betrekking tot kwaliteitscontrole en toetsingen De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ……………….,
Overwegende dat: • • •
De AFM heeft besloten niet langer met NIVRA samen te werken inzake de kwaliteitscontrole, de commissies Verdiesen en Van de Luitgaarden hebben voorgesteld de vigerende regels met betrekking tot de periodieke preventieve toetsing te vervangen door een systeem van ‘coachende’ respectievelijk ‘risicogerichte’ toetsing, NIVRA inmiddels heeft besloten deze toetsingen op te schorten,
Van mening dat: • •
•
gezien bovenstaande een nieuw toetsingssysteem noodzakelijk is, verbijzonderde toetsingen onder een dergelijk toetsingssysteem moeten gedragen worden door de betreffende vakgroepen waarvan de leden in de gelegenheid worden gesteld met een toetsingsysteem in te stemmen dan wel wijzigingen in dat toetsingsysteem voor te stellen, algemene toetsingen voor alle registeraccountants onder een dergelijk toetsingssysteem dienen te worden uitgevoerd via het klachteninstituut binnen het kader van de WTRA die naast haar wettelijke taak tevens belast kan worden met de commerciële taak om klachten van cliënten zo goed mogelijk op te vangen, te voorkomen en daarbij, zeker bij herhaling, zonodig kan voorstellen aan tenminste drie collega’s uit dezelfde vakgroep om coachend op te treden en zonodig tuchtrechtelijke maatregelen voor te stellen,
Besluit om het bestuur van NIVRA op te dragen: • • •
de bestaande toetsingen met onmiddellijke ingang blijvend op te schorten, de vigerende Verordening op de Kwaliteitstoetsing in te trekken en het CTK op te heffen onder dankzegging voor bewezen diensten, alle verordeningen noodzakelijk om algemene toetsingen voor alle registeraccountants mogelijk te maken zodanig te wijzigen dat deze worden uitgevoerd via het klachteninstituut binnen het kader van de WTRA die naast haar wettelijke taak tevens belast kan worden met de commerciële taak om klachten van cliënten zo goed mogelijk op te vangen, te voorkomen en daarbij, zeker bij herhaling, zonodig kan voorstellen aan tenminste drie collega’s uit dezelfde vakgroep om coachend op te treden en zonodig tuchtrechtelijke maatregelen voor te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
================================================================================
Reactie bestuur NIVRA 1. De visie van het bestuur ten aanzien van kwaliteitstoetsing is vervat in bijlage 14, “Voorstellen van het bestuur m.b.t. kwaliteitsonderzoeken”. Deze voorstellen bevatten de motivatie en uitwerking van het kwaliteitsonderzoek op een nieuwe leest. Uitgangspunten zijn bevordering van kwaliteit, ‘substance over form’ en vermindering van lastendruk. Door gebruik te maken van risicoanalyse en thematisch onderzoek kan het onderzoek afgestemd worden op specifieke doelgroepen. 2. De overwegingen in de motie ten aanzien van de AFM zijn onjuist. NIVRA en AFM hebben afgezien van het sluiten van een convenant, maar hebben wel degelijk de intentie samen te werken op het gebied van kwaliteitscontrole. 3. De motie beoogt de verantwoordelijkheid voor toetsingen bij de nog op te richten klachtencommissie te leggen. Deze klachtencommissie is door de wetgever voorgeschreven met een specifiek doel, namelijk een zorgvuldige afhandeling van klachten die niet per se door de Accountantskamer hoeven te worden behandeld. De motie belast de klachtencommissie met een taak waarvoor ze niet is bedoeld en waartoe ze ook niet is geëquipeerd. 4. Daarbij komt dat de klachtencommissie in een breder verband van reeds bestaande klachtenregelingen bij kantoren opereert en naar verwachting slechts een deel van de klachten in de markt zal behandelen. 5. In de motie wordt voorgesteld om klachten die zich bij herhaling voordoen voor te leggen aan tenminste drie collega’s uit dezelfde vakgroep. De objectiviteit van de oordeelsvorming kan hiermee in het geding komen, zeker indien een vakgroep al kan worden ingesteld door 100 leden (zie motie: instelling vakgroepen, agendapunt 12). 6. De vereiste om per vakgroep een groep van beoordelaars aan te stellen is inefficiënt. 7. Coaching veronderstelt invoelingsvermogen en nauwe begeleiding, het voorstellen van tuchtrechtelijke maatregelen vereist objectiviteit en afstandelijkheid. De combinatie is derhalve ongewenst. 8. Een bestaande verordening kan niet bij motie door het bestuur worden ingetrokken.
Agendapunt 11 Bijlage 17: Motie met betrekking tot het recht van initiatief De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ……………….,
Overwegende dat: •
het recht van initiatief, zijnde het indienen van nieuwe verordeningen, amendementen op bestaande verordeningen en het intrekken van bestaande verordeningen nadere uitwerking behoeft,
Van mening dat: •
•
•
agendapunten, schriftelijk ingediend door en voorzien van de handtekeningen van tenminste 40 leden, zoals amendement- voorstellen op bestaande verordeningen, moties, voorstel-besluiten of verordeningsvoorstellen, op de agenda van de algemene en/of bijzondere Ledenvergadering dienen te worden geplaatst, overeenkomstig art. 8 WRA. deze agendapunten, inclusief eventuele bijlagen, door NIVRA via de reguliere communicatiekanalen (wekelijkse mails, website, vergaderstukken via de post) volledig en zonder toevoegingen ter kennis aan de leden dienen te worden gebracht, deze agendapunten, die door de algemene en/of bijzondere Ledenvergadering zijn aangenomen door het bestuur van NIVRA als ontwerp- c.q. mits geen bezwaren zijn binnengekomen als definitieve verordeningen worden geplaatst in de Staatscourant nadat goedkeuring is verkregen van de Minister van Financiën, een en ander voorzover noodzakelijk,
Besluit dat: •
aan de Ledenvergadering, zijnde het hoogste orgaan binnen NIVRA, het recht van initiatief toekomt en dat van het NIVRA-Bestuur verwacht mag worden dat deze amendement- voorstellen op bestaande verordeningen, moties, voorstel-besluiten of verordeningsvoorstellen, voorzover schriftelijk als agendapunt ingediend door en voorzien van de handtekeningen van tenminste 40 leden en door de algemene en/of bijzondere Ledenvergadering aangenomen, binnen een redelijke termijn uitvoert,
en gaat over tot de orde van de dag.
=======================================================================
Reactie bestuur NIVRA 1. Het is altijd mogelijk bij het NIVRA zelf met initiatieven voor verordeningen te komen. Deze kunnen individueel of via de vakgroepen of commissies worden
ingebracht. Ook de Ledenvergadering kan per motie voorstellen doen aan het bestuur. 2. Ten aanzien van initiatieven op het gebied van verordeningen is het van belang dat het “due process”en de in de WRA gestelde verplichtingen worden gevolgd. Een amendement of een motie, ingediend ter of vlak vóór de vergadering kan daarom niet een heel nieuw voorstel voor een verordening inhouden. Leden moeten voldoende kennis kunnen nemen van de uitgangspunten en inhoud, en het moet voor alle belanghebbenden mogelijk zijn om bedenkingen, in het kader van het publiek belang door de wetgever verplicht gesteld, in te dienen. Het NIVRA hanteert om deze redenen overigens een standaardprocedure die bestaat uit: • Vaktechnisch overleg met vakgroepen en externe organisaties over doel en uitgangspunten van nieuwe of herziene verordening • Opstellen tekst – bij wettelijke controle door paritaire commissie • Juridische toetsing • Publieke sondering van voorontwerp en actieve benadering van belanghebbenden (bv. AFM, ministerie) • Bij eventuele bezwaren: aanvullend hoor en wederhoor • Publicatie ontwerpverordening en oproep tot reactie en discussie • Publicatie van bedenkingen • Discussie en/of besluitvorming op Ledenvergadering • Indien van toepassing: instemming van minister van Financien • Publicatie definitieve verordening 3. Een motie die het bestuur opdraagt een bepaald ontwerp in de Staatscourant te plaatsen gaat voorbij aan de reikwijdte van het motierecht. Voorts bevat het besluit onduidelijk formuleringen (bv. “amendement-voorstellen op moties”)
Agendapunt 12: Bijlage 18: Motie met betrekking tot het instellen van vakgroepen De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ……………….,
Overwegende dat: • • •
de werkzaamheden van accountants verschillend van aard zijn, deze verschillende werkzaamheden gedifferentieerde regelgeving behoeven, de gedifferentieerde regelgeving voor deze verschillende werkzaamheden vanuit de basis van de betreffende accountants ontwikkeld dient te worden,
Van mening dat: • • •
• • •
accountants die gelijksoortige werkzaamheden verrichten in vakgroepen georganiseerd dienen te worden, alleen de vakgroepen de eventueel noodzakelijke specifieke regelgeving voor de in hun vakgroepen georganiseerde accountants dienen te ontwikkelen, de vakgroepen de contributiehoogte vaststellen voor al hun leden, recht hebben om over alle contributies van al hun leden te kunnen beschikken en verplicht zijn daarvan een redelijke vergoeding af te dragen voor de minimale kerntaken van NIVRA voorzover van belang en noodzakelijk voor alle leden van alle vakgroepen zoals het bijhouden van het register, alle leden in vrijheid kunnen beslissen of en zo ja in welke vakgroep zij zich thuis voelen, NIVRA in moet stemmen met een afzonderlijke vakgroep wanneer meer dan 100 leden besluiten tot de oprichting van een afzonderlijke vakgroep, Het NIVRA-Bestuur zodanig wordt samengesteld dat het aantal leden per vakgroep zo zuiver mogelijk wordt gerepresenteerd,
Besluit: •
het bestuur van NIVRA op te dragen overeenkomstig deze nadere uitwerking te handelen en conforme verordeningsvoorstellen te ontwikkelen ter goedkeuring op de komende Ledenvergadering,
en gaat over tot de orde van de dag.
Reactie bestuur NIVRA: 1. Het huidige pluriformiteitsbeleid is tot stand gekomen op basis van een uitgebreide ledenraadpleging en met instemming van de Ledenvergadering. Daarbij is nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen gemeenschappelijke activiteiten, ter bevordering van de kwaliteit van het beroep en de RA-titel, en specifieke activiteiten die worden uitgevoerd door de vakgroepen. De bevoegdheden van de vakgroepen zijn verruimd en voor de uitvoering van hun plannen is extra budget beschikbaar gesteld.
Dit alles met behoud van de collectieve basis in de vorm van een gemeenschappelijk bestuur, bureau en service-apparaat. De plannen worden bekostigd uit de contributie die jaarlijks door de Ledenvergadering wordt vastgesteld 2. De motie gaat voorbij aan de gemeenschappelijke basis van het beroep en de afspraken die in de afgelopen jaren, met instemming van de Ledenvergadering, in het kader van de pluriformiteit zijn gemaakt. In de motie is het gemeenschappelijk belang gereduceerd tot een minimale restcategorie (“voorzover van belang en noodzakelijk voor alle leden van alle vakgroepen zoals het bijhouden van het register”). 3. Uitvoering van de motie zal leiden tot vergaande inefficiëntie. In theorie is een oneindig aantal vakgroepen mogelijk (iedere combinatie van minimaal 100 leden). Het aantal vakgroepen zal toenemen, en daarmee ook de coördinatieproblematiek (overlappende doelgroepenbenadering, administratie, personeelsbeleid, produktontwikkeling etc.) en de kosten. 4. De motie is op meerdere punten in strijd met de wet: a. De motie geeft vakgroepen het recht om specifieke regelgeving te ontwikkelen. De motie is daarom strijdig met artikel 23 WRA, die de verordenende bevoegdheid toekent aan de Ledenvergadering van de Orde, en deze verordeningen verbindend verklaart voor al haar leden. b. De minimale kerntaken, zoals gedefinieerd in de motie, vereisen een belang en noodzakelijkheid voor alle leden van alle vakgroepen. Dit plaatst verordeningen met een beperkte of gedifferentieerde reikwijdte buiten de kerntaken van het NIVRA, waarmee een onwettige situatie wordt gecreëerd. c. De motie houdt ook geen rekening met de regierol, die de wetgever in artikel 23 WRA aan het bestuur heeft toebedeeld. Daaronder valt ook het ter goedkeuring voorleggen van verordeningen door het bestuur aan het ministerie van Financiën. d. De voorstellen ten aanzien van de contributieheffing en de besteding van de contributiegelden zijn strijdig met de artikelen 27 en 28 WRA. 5. Een motie die het bestuur opdraagt een bepaalde handeling te verrichten gaat voorbij aan de reikwijdte van het motierecht.
Agendapunt 13 Bijlage 19: Motie met betrekking tot permanente educatie De Ledenvergadering van het NIVRA in vergadering bijeen op ……………….,
Overwegende dat: • • • • •
het wenselijk is om in overeenstemming met de Ifac-eisen het huidige puntentelsysteem te verlichten en daarnaast een outputgeoriënteerd systeem van permanente educatie toe te laten, het huidige puntentelsysteem voor openbare accountants van 120 punten per 3 jaar is waarvan 100 % verifieerbaar moet worden aangepast aan Ifac dat 50%, dus 60 punten, verifieerbaar verlangt, het huidige puntentelsysteem bureaucratisch is en star en te veel de nadruk legt op externe cursussen en minimale vereisten, een systeem van output-PE beter aansluit bij de individuele, tijdsgebonden en zeer gevarieerde PE-behoeftes en bovendien de nadruk legt waar het hoort: eigen verantwoordelijkheid, dat ruim 50 collega’s hebben geprotesteerd tegen de communicatie van NIVRA over Ouput-PE naar alle leden,
Van mening dat: • •
bijgaande voorstel verordening de meest geëigende oplossing is om output-PE toe te laten daarnaast het vigerende puntentelsysteem van kracht kan blijven zonder de Ifaceisen te overschrijden en zonder verplichte VGC-cursussen,
Besluit om het bestuur van NIVRA op te dragen: • •
bijgaand voorstel Verordening Permanente Educatie als als ontwerp-c.q. definitieve verordeningen in de staatscourant te plaatsen de bestaande Nadere Voorschriften Permanente Educatie aan te passen zonder de Ifac-eisen te overschrijden en zonder verplichte VGC-cursussen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voorstel Verordening Permanente Educatie (bijlage bij de bijlage van agendapunt 5) Hoofdstuk 1 Reikwijdte van deze verordening Artikel 1 Deze verordening is van toepassing op alle registeraccountants met uitzondering van de registeraccountants die niet actief betrokken zijn bij het arbeidsproces uit hoofde van welke functie dan ook en daarenboven geen enkele activiteit, bezoldigd of onbezoldigd, verrichten ten behoeve waarvan de deskundigheid van registeraccountant wordt of zou kunnen worden aangewend. Onder niet actief bij het arbeidsproces betrokken zijn wordt verstaan dat geen inkomsten uit enige tegenwoordige arbeid wordt genoten. Hoofdstuk 2 Jaarlijkse opgave
Artikel 2 Jaarlijks bevestigt ieder lid dat hij als onderdeel van zijn werkzaamheden heeft nagedacht over zijn verantwoordelijkheden, daarbij passende leer- en ontwikkelingsactiviteiten (zo nodig) heeft ondernomen en daarbij het effect van die activiteiten heeft beoordeeld. Artikel 3 Leden die een vergelijkbare verplichting tot permanente educatie op zich hebben genomen bij een organisatie (bijvoorbeeld het CI) of werkgever(bijvoorbeeld een accountantskantoor), zijn vrijgesteld van de verplichting onder artikel 2 mits deze organisatie of werkgever naar haar eigen oordeel voldoet aan vergelijkbare en verifieerbare eisen en daarvan jaarlijks opgave doet. Leden die voldoen aan de Nadere Voorschriften Permanente Educatie en de bijbehorende registratie zijn evenzeer vrijgesteld van de verplichting onder artikel 2. Artikel 4 Het Bestuur draagt het Bureau op om bij de jaarlijkse contributiefactuur aan het lid tevens een voorgedrukte verklaring met een bevestiging als bedoeld in artikel 2 toe te zenden ter ondertekening en voor de leden die dit wensen een online faciliteit ter beschikking te stellen waarin deze verklaring bevestigd kan worden. Artikel 5 Het bestuur is bevoegd op een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de registeraccountant geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 2 op grond van bijzondere omstandigheden. Het bestuur kan aan deze ontheffing voor waarden verbinden. Hoofdstuk 3 Monitoring Artikel 6 Het Bestuur draagt het Bureau op om een efficiënte steekproef te ontwerpen om jaarlijks vast te stellen dat niet meer dan 5 % van de registeraccountants niet aan hun verplichtingen voldoet. Aan de in de steekproef betrokken registeraccountants, alsmede aan de in artikel 8 bedoelde leden wordt gevraagd het formulier in te vullen zoals in de appendix bij deze verordening is opgenomen. Het Bestuur draagt het Bureau op om voor de leden die dit wensen een online faciliteit ter beschikking te stellen waarin dit formulier kan worden ingeleverd. Artikel 7 Op basis van de ontvangen antwoorden kan het Bestuur de desbetreffende leden vragen detailopgaven te geven om deze opgaven te substantiëren. Uitgangspunt is dat dit aan niet meer dan 50 % van de steekproefdeelnemers gevraagd zal worden. Artikel 8 In de steekproef en de verplichting een opgave te substantiëren kunnen ook worden opgenomen de registeraccountants waarover het toezichthoudende orgaan, het bestuur, de Accountantskamer, de Klachtencommissie en/of het College van Beroep voor het bedrijfsleven, specifiek nadere informatie wensen. Artikel 9 Bij verschil van inzicht tussen het lid en het Bureau over de wijze waarop het lid zijn PE-verplichting heeft ingevuld c.q is nagekomen, wordt een college van arbiters samengesteld die zoveel mogelijk dezelfde rol en functie uitoefenen als het betreffende lid. Een arbiter wordt aangewezen door het lid zelf, een arbiter door het Bureau. Tezamen bepalen ze de derde arbiter die tevens voorzitter wordt. Deze bindende arbitrage is bindend en de kosten worden gedragen conform de uitspraak van dit college van arbiters. Artikel 10 Indien een lid in gebreke is te voldoen aan de bepalingen in deze verordening, kan het bestuur hem een redelijke termijn stellen waarbinnen hij die verplichtingen alsnog dient na te komen. In het geval
dat de registeraccountant na afloop van die termijn nog in gebreke is, kan het bestuur een klacht indienen bij de Klachtencommissie. Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 11 Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2008.
Reactie bestuur NIVRA:
1. De discussie over het te hanteren puntentelsysteem is vorig jaar uitgebreid gevoerd. Er is gekeken naar ervaringen in andere landen, en naar de kostenefficiëntie van de verschillende systemen. Op basis daarvan is besloten tot het huidige systeem. Daarnaast zijn in 2007, naar aanleiding van commentaar van de leden, de nadere voorschriften voor de accountants in business aangepast. 2. De PE-regeling is door het bestuur vastgesteld in de vorm van Nadere Voorschriften. Het bestuur heeft gemeend dat de relatief zware procedures die een Verordening met zich meebrengt, onnodig duur en belastend waren, gezien het uitvoerende karakter van de regeling. De Ledenvergadering heeft daarmee ingestemd. 3. De motie is in strijd met de wet en de verordening op de Ledenvergadering. Er wordt een volledige ontwerpverordening ingediend, terwijl er geen sprake is van de wettelijk vereiste voorpublicatie noch van de stemming erover door de Ledenvergadering. De voorgestelde handelwijze is in strijd met democratische vereisten. Indien het PE-voorschrift de status van verordening zou krijgen is tevens toetsing door een paritaire commissie en goedkeuring van het ministerie van Financiën vereist. 4. Het bestuur is bereid om in 2009, wanneer de geldende nadere voorschriften twee jaar van kracht zullen zijn geweest, een evaluatie te starten en op basis hiervan de huidige regelingen, inclusief de puntentelsystematiek, te heroverwegen. 5. Een motie die het bestuur opdraagt een bepaalde handeling te verrichten gaat voorbij aan de reikwijdte van het motierecht.