Warming-Up gemiddeld 10% van tijdsbesteding • Tikspel • Ratten/raven • Door elkaar dribbelen met balvaardigheidsoefeningen • Estafette (met/zonder bal) • Handbal Balvaardigheid (li/re) gemiddeld 10% van tijdsbesteding F/E-jeugd • Algemeen: dribbelen, tussentikken, zijwaarts afrollen, voorlangs spelen, terughalen en meenemen ander been, terughalen/achterlangs standbeen • Halve draai: overstap, stop/turn • Passeren frontaal: schijnbeweging en andere zijde voorbij, overstap en buitenkant zelfde voet meenemen, schaar E/D-jeugd • Algemeen: tussentikken met terughalen, van buiten naar binnen afrollen, overstap en terughalen, afrollend kappen • Veranderen van richting: kappen binnenkant voet, kappen buitenkant voet • Halve draai: Cruyff-beweging (schijntrap), overstap, Zidane, terughalen en achter standbeen langs • Tegenstander frontaal: schaar met lichte weerstand, overstap met lichte weerstand • Tegenstander zijkant: combinatieoefening met lichte weerstand (Cruyff-beweging , overstap, stop/turn) (kappen, Zidane, Cruyff-beweging) • Tegenstander in de rug: overstap halve draai, meeslepen Passen/kaatsen (met tweeën, li/re) gemiddeld 10% van tijdsbesteding • Passen over de grond • Kaatsen hoog binnenzijde voet • Kaatsen hoog wreef • Borstaanname en kaatsen • Bovenbeen aanname, kaatsen • Koppen Dribbelen en duels gemiddeld 20% van tijdsbesteding • 1/1 met kleine goals (frontaal; tegenstander in de rug; tegenstander naast je) • 2/2 met kleine goals (coachen op aanvallen; overspelen) • 2/2 met kleine goals (coachen op verdedigen; rugdekking) Schietoefeningen (li/re) gemiddeld 20% van tijdsbesteding • Pillon schieten • Dribbelen met afwerken op goal (binnenzijde, wreef) • Met tweeën, kaatsen met verre been, afwerken op goal, doordraaien • Penalty-bokaal • Vrije-trappen-bokaal Positiespelen klein veld gemiddeld 30% van tijdsbesteding • 4/2 met 2 afpakkers en kleine goal (ruit, balbezit, afpakken) • 4+K/2 met 2 afpakkers en grote goal (ruit, balbezit, afpakken) • 4/4 met 2 kleine goals (ruit) • 4/4 met 4 kleine goals (veranderen van richting) • 4+K/4+K met middelgrote goals (ruit, opbouw, spelhervattingen via één van de keepers) • Lijnenspel (dribbelen) • Spitsenspel (kaatsen) • Buitenspelers (flankenspel, buitenspelers buiten lijnen of op andere wijze voordeel geven) • 6+K/6 met één grote goal en twee kleine (corners, bal in spel via corners) • 7/7
ONDERSTEUNENDE TRAININGS METHODE PLUS OEFENVORMEN VOOR PUPILLEN EN JEUGD TRAINERS Samengesteld door J. van den Reek (
[email protected]) en Martien Bogaerts (
[email protected]) leden van PJT RPC.
Inleiding Het materiaal dat u in deze map vindt is bedoeld als ondersteuning bij het maken van uw trainingen voor de E, F, pupillen en D jeugd. De inhoud van de map geeft een beschrijving weer van de trainingsmethode het “KNVB CIRCUIT MODEL” en is bedoeld als hulpmiddel bij het samenstellen van uw training. Bij het samenstellen van die training kunt u gebruik maken van alle verschillende trainingsonderdelen die in deze map staan. U kunt ze naar believen combineren. Wij gaan er echter vanuit dat de volgende vormen altijd terug komen: 1. Warming-Up (eventueel uitgebreid met passen/kaatsen of balvaardigheid) 2. Kern (meestal in circuitvormen een twee- of drietal verschillende trainingsvormen uit deze map, met name schieten/scoren, dribbelen of positiespel) 3. Afsluitende partij Allereerst wordt uitgelegd hoe de circuittraining in elkaar zit. Daarna volgen de verschillende oefenvormen. Voor eventuele opmerkingen of vragen over de inhoud van deze map kunt u terecht bij leden van de werkgroep PJT RPC (zie bijlage werkgroep PJCs RPC in de map). Veel plezier ermee en succes! Werkgroep PJTs RPC
Circuitmodel Inleiding De trainer moet ervoor zorgen dat de kinderen zoveel mogelijk in aanraking komen met verschillende voetbalvormen. In het circuitmodel worden daarom meerdere velden naast elkaar uitgezet, zodat meer dan een groep tegelijkertijd kan spelen. Wat is een circuitmodel? Het circuitmodel is een model voor de organisatie van een training. In deze organisatie spelen de voetballers in groepen. Als warming-up kan de training beginnen met een tikspel, pingelvorm of vrij voetballen in een afgebakend gebied. Daarna worden groepen gevormd die twee of drie verschillende voetbalvormen afwerken. Een scoorvorm, een pingelvorm, en/of een partijvorm. Er wordt een of twee keer doorgedraaid. De training wordt vervolgens afgesloten met een partijspel. Het circuitmodel is een middel om kinderen beter te leren voetballen.! De nadruk bij het Circuit model ligt voor de trainer op het gebied van coachen en het veranderen van de voetbal weerstand tijdens de training. Waarom een circuitmodel in de training? Voor spelers is het beter en prettiger elke week kort een aantal voetbalvormen te herhalen dan in een training lange tijd aandacht te besteden aan hetzelfde voetbalspel. Bovendien laat het leerproces geen doorlopende (stijgende) lijn zien: wat de ene training nog niet lukt, lukt de volgende keer misschien beter. De voordelen van het circuitmodel De training wordt afgestemd op de leefwereld van de kinderen. Op deze manier wordt een gevarieerd aanbod gerealiseerd. Alle speelgebieden kunnen aan de orde komen. De kinderen hebben veel balcontact (geen last van lange wachttijden) De tijdsduur van de voetbalvormen komt overeen met de periode waarin kinderen zich kunnen concentreren. Dit is maximaal twintig minuten op 1 voetbalprobleem., de zogenaamde ‘spanningsboog’. In een kleinere groep werken kinderen gemakkelijker samen dan in een grote groep. De trainer kan zich eventueel richten op een groep die meer leer hulp nodig heeft. Herhaling van dezelfde voetbalvormen biedt optimale mogelijkheden tot leren. Het traditionele beeld van een trainer die voor een groep staat, lijkt op het eerste gezicht eenvoudiger dan het opzetten en organiseren van drie verschillende voetbalvormen. In het begin is dat ook zo. Eenmaal op gang is het verloop daarna bij het circuitmodel eenvoudiger. Door de variatie, en daarmee de verhoging van de uitdaging, zijn kinderen meer gemotiveerd om zelfstandig te spelen. Hierdoor is het niet alleen gemakkelijker om overzicht te houden, het is ook minder noodzakelijk. De ervaring leert dat het in het begin wat rommelig overkomt, maar na 1 of 2 trainingen zijn de kinderen bekend met de organisatievorm. Belangrijk is dat de aangeboden oefenvormen wel boeiend blijven. In het begin kan gekozen worden voor voetbalvormen die door alle kinderen snel zijn te spelen. Daarna kan iedere voetbalvorm in een vervolgtraining worden aangepast. Als de vorm boeiend is, kunnen de spelers deze rustig een paar keer achter elkaar uitvoeren zonder de interesse te verliezen. Ze gaan de structuur snel doorzien, kunnen het na verloop van tijd zelf starten, en soms ook zelf neerzetten.
Hierdoor heeft de trainer meer tijd om rustig te kijken of de organisatie goed staat en of de kinderen ook iets leren. Zijn de doelen groot genoeg? Moet het veld langer? Staat de spits niet te dicht bij de keeper? Houden de spelers de bal goed bij zich tijdens het pingelen? Kijkt de speler bij het Poortenspel 5 tegen 3 wel eerst naar zijn medeverdedigers voordat hij naar het andere doel loopt? Al deze zaken spelen een rol in het vervolg van de training. Tijd Een goede training begint al thuis met de voorbereiding. Bij oefenvormen staan verschillende voetbalvormen die in het circuitmodel kunnen meedoen. Na een printje kunnen deze werktekeningen en aanwijzingen eventueel meegenomen worden naar het trainingsveld. Een belangrijk aspect is ook het overleg met de andere trainers. Maak van tevoren afspraken over gebruik materiaal en indeling van het trainingsveld. Klaarzetten De meest ideale situatie is dat voorafgaand aan de training de velden en oefeningen kunnen worden uitgezet. Het voordeel is dat er tijdens de training geen tijd verloren gaat. In de praktijk kan het echter voorkomen dat er al een team aan het trainen is. In dat geval zijn er diverse mogelijkheden. Afspraken maken ten aanzien van veldindeling met alle betreffende trainers die op hetzelfde tijdstip gebruik maken van de ruimte. Wie eindigt waar? Bijvoorbeeld: Wanneer trainer A eindigt met het partijspel op het veldgedeelte bij de kleedkamers, kan trainer B alvast het andere gedeelte van het veld gaan inrichten.
Aan het begin van het seizoen kunnen het beste de trainingsuren zo ingeroosterd worden, dat materialen kunnen worden gebruikt door dezelfde leeftijdsgroepen. Materialen kunnen dan blijven staan. Voorwaarde is wel dat er ook hier overleg moet zijn. Afstemming betreffende de trainingsstof heeft de voorkeur. Als de spelers na een tijdje gewend zijn aan het circuitmodel, dan gaan ze oefeningen ook sneller herkennen. Slimmeriken kunnen dan soms zelf al een veldje met bijbehorende oefening klaarzetten. Een compliment van de trainer aan het kind in het bijzijn van de hele groep kinderen, werkt enorm stimulerend. Veel tijd gaat verloren als er tijdens de training materialen moeten worden klaar gezet. Het is efficiënter om dingen weg te pakken. Stap 1 Een groot veld (50x30 meter) uitzetten voor het partijspel aan het einde van de training Stap 2 Daarbinnen drie deelveldjes uitzetten voor de verschillende oefenvormen. Stap 3 Na elk onderdeel kan iets weggenomen worden. Stap 4 Partijspel, het laatste onderdeel, hoeft alleen nog maar te worden aangevuld met doelen (pilonnen of ‘echte’ doelen) Veranderen Terwijl de kinderen aan het spelen zijn, kan de trainer een veld aanpassen (bijvoorbeeld breder of smaller maken). Ook tijdens de wisselmomenten kan, eventueel samen met de spelers, het nodige worden veranderd. Opruimen Het is heel belangrijk om vanaf het begin de spelers duidelijk te maken dat de zorg voor de materialen een wezenlijk onderdeel is van hun voetbalontwikkeling en voetbalopvoeding. Dit betekent na afloop van de training bijvoorbeeld niet trappen tegen een bal die nog in het net zit of op een markeringshoedje ligt. Let hierop vanaf het begin. Opbouw van het circuitmodel Het werken met een circuitmodel vereist, vooral in het begin, enige investering in tijd en energie. Zowel de trainer als de kinderen moeten ermee leren werken. En die tijd moet ook iedereen worden gegund. Het algemene schrikbeeld van een (onervaren) trainer wordt omschreven als ‘het kwijtraken van het overzicht wanneer op verschillende veldjes tegelijkertijd wordt gespeeld’. Een geruststellende gedachte is dat de kinderen er vaak sneller aan zijn gewend dan de volwassene die de training geeft. Tijdens de tweede training is voor de meeste kinderen al duidelijk hoe de structuur en de organisatie in elkaar zitten. Een half woord is veelal voldoende. De tijd die verloren gaat tijdens de eerste trainingen wordt in de loop van het seizoen dubbel en dwars teruggewonnen. Zelfs voor een geroutineerde trainer is het een grote klus om tegelijkertijd te straten op meerdere veldjes. Het aantal is trouwens geen wet van Meden en Perzen. Wanneer er een groep is van 14 kinderen dan kan er het beste op twee veldjes worden gespeeld.
Met andere woorden, de indeling gebeurt op basis van het aantal kinderen dat noodzakelijk is om een voetbalvorm te kunnen spelen en niet op het aantal uitgezette velden gekoppeld aan de grote van de groep! Voorbeeldtrainingen De onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op een spelersgroep van veertien pupillen. Wisselmomenten Het rouleren gebeurt op de volgende wijze (uitgaande van variant 2): Neem alle spelers mee naar de eerste voetbalvorm. Laat groep 1, die hier begint, een voorbeeld geven, zodat de bedoeling van de voetbalvorm en de regels duidelijk zijn. Groep 1 mag doorspelen. Groepen 2 en 3 gaan naar het tweede veldje. Samen met groep 3 wordt naar het voorbeeld van groep 2 gekeken. (tweede voetbalvorm) Groep 2 mag doorspelen. Tot slot wordt alleen aan groep 3 de derde voetbalvorm uitgelegd. Groep 3 mag doorspelen. Na ongeveer 15 minuten wisselen de groepen door. Wisselen De eerste Groep stopt met oefenvorm 1, gaat mee om te zien hoe oefenvorm 2 verloopt, en nemen de oefening over. De tweede groep stopt met oefenvorm 2, gaat mee om te zien hoe oefenvorm 3 verloopt en neemt de oefening over. De derde groep stopt met oefenvorm 3 en neemt oefenvorm 1 over.
Vervolg van de trainingen In de volgende training(en) is het logisch om een van de bekende voetbalvormen te vervangen door een voetbalvorm uit dezelfde leerlijn. De voetbalvorm wordt weer groepsgewijs uitgelegd: een aantal kinderen geeft het voorbeeld, waarna zij deze kunnen blijven spelen. De anderen worden verdeeld over nog eens twee groepen en kunnen aan het werk bij de reeds bekende voetbalvormen. De trainer blijft bij de nieuwe voetbalvorm om de kinderen te begeleiden. Na een paar minuten gaat hij naar de andere voetbalvormen om eventueel iets te veranderen of om nieuwe opdrachten te geven. Op deze wijze kan het circuitmodel worden ingevoerd zonder dat het organisatorisch en/of inhoudelijke problemen geeft voor de trainer. Het arsenaal aan voetbalvormen wordt langzamerhand uitgebreid. Tevens bestaat de mogelijkheid om na verloop van tijd een reeds bekende voetbalvorm opnieuw aan te bieden waardoor er een trainingscyclus ontstaat. Het is heel goed mogelijk om bekende voetbalvormen voor E-Pupillen, uit de leerlijnen mik-, scoor- of pingelvormen, te combineren met een nieuwe partijvorm. De Partij Na het circuit ruimt elke ploeg de materialen van zijn eigen veld op. Het veld voor het partijspel stond al klaar. Alleen de doelen moeten nog worden geplaatst. Dat kan de
trainer eventueel samen met de pupillen doen. Het is de taak van de trainer om de individuele mogelijkheden van de voetballer juist in te schatten . Als een individuele aanwijzing wordt gegeven moet de voetballer de gelegenheid worden geboden hiermee te experimenteren. Laat de kinderen vooral veel spelen. Bij een partijspel, bijvoorbeeld 7 tegen 7, komt al heel veel informatie tegelijkertijd op hen af en valt er sowieso genoeg te leren. Om op een verantwoorde wijze training te kunnen geven aan deze groep kinderen is het noodzakelijk dat elke groep een speelruimte tot de beschikking heeft van minimaal 50 x 40 meter. Daarin kan een organisatie worden neergezet geschikt voor het partijspel. De andere voetbalvormen , die hieraan voorafgaan, worden daarbinnen klaargezet. Benodigde materialen - Per kind een bal - Hesjes, het liefst twee kleuren. - Pilonnen - Markeringshoedjes - Pupillendoelen - Grote doelen Aantal spelers In de bovengenoemde trainingsopbouw van het circuitmodel wordt uitgegaan van veertien pupillen. Wanneer blijkt dat er bijvoorbeeld maar 10 kinderen meedoen, kan toch gebruik worden gemaakt van deze organisatievorm. In plaats van op drie velden tegelijkertijd te spelen wordt dan een veld leeg gelaten: op de andere twee velden spelen nu vijf kinderen per voetbalvorm. Tijdens het wisselen schuift een van de twee groepen door naar het lege speelveld. Daarbij dient wel in het oog te worden gehouden dat in het lege veld geen onbekende voetbalvorm moet worden gespeeld. De komende groep dient immers een voorbeeld te hebben. Wanneer dit voorbeeld ontbreekt, omdat er geen voetballende pupillen te zien zijn, is de consequentie dat de trainer de voetbalvorm opnieuw moet uitleggen. Hiermee verliest hij kostbare tijd.
Het trainingsveld delen Het bovenstaande circuitmodel kan uitsluitend worden toegepast wanneer een groep uit bijvoorbeeld veertien kinderen bestaat. afhankelijk van de gekozen voetbalvormen kan een indeling worden gemaakt. Bij een groot aantal verenigingen wordt er door verschillende teams tegelijkertijd getraind. Dit kan betekenen dat er twee D-teams op een trainingsveld moeten spelen. Wanneer deze situatie zich voordoet, is het nu volgende circuitmodel heel goed toepasbaar. Er wordt uitgegaan van deze situatie: Accommodatie: trainingsveld ( 100 x 60 meter) Beschikbare tijd: 60 minuten Aantal teams: 2 D-teams ( 14 pupillen/team) Totaal kinderen: 28 Totaal trainers: 2
Werkwijze Vooraf worden velden uitgezet door de beide trainers. In dit schema traint elk team 60 minuten. Er wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen D1 en D2. De trainers schuiven met hun eigen team mee naar het volgende onderdeel en kunnen eventueel bepaalde voetbalvormen moeilijker of gemakkelijker maken. Voorwaarden Nog meer dan bij de eerste variant van het circuitmodel, vergt deze werkwijze afstemming tussen de verschillende trainers met betrekking tot : Trainingstijden Klaarzetten en opruimen (Planning van de) Inhoud Voldoende materiaal: om met twintig pupillen een voetbalvorm te kunnen spelen zijn meer ballen nodig dan met een groep van veertien kinderen.
INHOUDSOPGAVE WARMING-UP Warming-Up: Spellen gemiddeld 10% van tijdsbesteding 1. Tikspel 2. Ratten/raven 3. Door elkaar dribbelen met balvaardigheidsoefeningen 4. Estafette (met/zonder bal) 5. Handbal Warming-Up: Balvaardigheid (li/re) gemiddeld 10% van tijdsbesteding F/E-jeugd 1. Algemeen: dribbelen, tussentikken, zijwaarts afrollen, voorlangs spelen, terughalen en meenemen ander been, terughalen/achterlangs standbeen 2. Halve draai: overstap, stop/turn 3. Passeren frontaal: schijnbeweging en andere zijde voorbij, overstap en buitenkant zelfde voet meenemen, schaar E/D-jeugd 1. Algemeen: tussentikken met terughalen, van buiten naar binnen afrollen, overstap en terughalen, afrollend kappen 2. Veranderen van richting: kappen binnenkant voet, kappen buitenkant voet 3. Halve draai: Cruyff-beweging (schijntrap), overstap, Zidane, terughalen en achter standbeen langs 4. Tegenstander frontaal: schaar met lichte weerstand, overstap met lichte weerstand 5. Tegenstander zijkant: combinatieoefening met lichte weerstand (Cruyffbeweging , overstap, stop/turn) (kappen, Zidane, Cruyff-beweging) 6. Tegenstander in de rug: overstap halve draai, meeslepen Warming-Up: Passen/kaatsen (met tweeën, li/re) gemiddeld 10% van tijdsbesteding 1. Passen over de grond 2. Kaatsen hoog binnenzijde voet 3. Kaatsen hoog wreef 4. Borstaanname en kaatsen 5. Bovenbeen aanname, kaatsen 6. Koppen TRAININGSKERN Dribbelen en duels gemiddeld 20% van tijdsbesteding 1. 1/1 met kleine goals (frontaal; tegenstander in de rug; tegenstander naast je) 2. 2/2 met kleine goals (coachen op aanvallen; overspelen) 3. 2/2 met kleine goals (coachen op verdedigen; rugdekking) Schietoefeningen (li/re) gemiddeld 20% van tijdsbesteding 1. Pillon schieten 2. Dribbelen met afwerken op goal (binnenzijde, wreef)
3. Met tweeën, kaatsen met verre been, afwerken op goal, doordraaien 4. Penalty-bokaal 5. Vrije-trappen-bokaal Partij spel - Positiespelen klein veld gemiddeld 30% van tijdsbesteding 1. 4/2 met 2 afpakkers en kleine goal (ruit, balbezit, afpakken) 2. 4+K/2 met 2 afpakkers en grote goal (ruit, balbezit, afpakken) 3. 4/4 met 2 kleine goals (ruit) 4. 4/4 met 4 kleine goals (veranderen van richting) 5. 4+K/4+K met middelgrote goals (ruit, opbouw, spelhervattingen via één van de keepers) 6. Lijnenspel (dribbelen) 7. Spitsenspel (kaatsen) 8. Buitenspelers (flankenspel, buitenspelers buiten lijnen of op andere wijze voordeel geven) 9. 6+K/6 met één grote goal en twee kleine (corners, bal in spel via corners) 10. 7/7
Warming-Up: Spellen Warming-Up Spellen gemiddeld 10% van tijdsbesteding, tijdsduur 5 tot 10 minuten 1. Tikspel 2. Ratten/raven 3. Door elkaar dribbelen met balvaardigheidsoefeningen 4. Estafette (met/zonder bal) 5. Handbal 6. Lummelen 7. Rondo 1) Tikspel Op een klein veld, afgezet met pilonnen proberen enkele tikkers (met hesje) de rest binnen een bepaalde tijd te tikken. Degenen die getikt zijn moeten het veld verlaten. Na 30 sec. de volgende tikkers aanwijzen. Bijhouden hoeveel er getikt worden. Variant 1: Degenen die getikt zijn blijven in het veld staan en kunnen bevrijd worden door degenen die nog niet getikt zijn. Bevrijden kan bijvoorbeeld door tussen de benen door te kruipen. Variant 2: Tikspel met bal Doelstelling: Verbeteren van het dribbelen, over de bal heen kijken en het plezier
Coaching - Alle spelers hebben een bal - Er wordt een regulier tikspel gespeeld, maar dan dibbelend met de bal - Als de tikker de bal niet onder controle heeft, dan mag hij niet tikken - Tellen hoeveel je er tikt in 30 sec. Coaching - Over de bal heenkijken - Versnellen als de tikker in de buurt is - Altijd de bal onder controle hebben
Variant 3: Overlopertje Doelstelling: Warm worden en plezier Fase: Warming-up Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: Spelletjes Aantal spelers: 8-12 Organisatie - Twee organisaties - De tikker geeft aan wanneer ze weer mogen overlopen - Ben je getikt, dan wissel je van positie met de tikker - Vervolgens hetzelfde, maar dan met de bal Coaching - Lichaamsschijnbewegingen maken - Snelheid houden, als je stilstaat, wordt het moeilijk - Als je niet aangevallen wordt, snel rechtdoor oversteken
Variant 4: Doelstelling: Het in de sfeer komen voor de training Fase: Warming-up Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: Spelletjes Aantal spelers: 7-10 Organisatie - In elk vak staat een tikker met een hesje aan - Er starten steeds twee spelers tegelijk om door de drie vakken te komen - Als je getikt bent stap je weer uit en begin je weer bij de start - In elk van kan je één punt halen - Als je niet binnen vijf seconden een vak passeert ben je af - Maak schijnbewegingen (geef voorbeeld) Variatie - Met de bal aan de voet tikker passeren - De tikkers moeten de bal naar de zijkant wegschieten - Wissel de tikkers na twee minuten - Wie haalt de meeste punten?
2) Ratten/raven Op een afgebakend veld, afgezet met pilonnen moet je wegrennen of tikken. De spelers staan in een rijd twee aan twee in een startershouding met de voeten tegen elkaar. De linkerkant zijn bijvoorbeeld de ratten en de rechterkant de raven. De trainer roept raaaaa..tten en dan moegen de ratten weglopen en niet getikt worden. De raven proberen te tikken. De ratten moeten zo snel mogelijk de zijkant van het veld zien te bereiken. Hij kan ook kiezen voor raaaaa...ven en dan moeten de ratten juist tikken. De stand wordt bijgehouden. 3) Door elkaar dribbelen met balvaardigheidsoefeningen Op een klein veld, afgezet met pilonnen krijgt iedere speler een bal en gaat daarmee dribbelen. Op signaal van de trainer moeten ze een beweging uitvoeren. Dat kan zijn de bal stil leggen, terugkappen of een passeerbeweging. De bedoeling is dat ze continu in beweging blijven en de bal kort aan de voet houden. Balgevoeloefeningen in een vierkant (F-pupillen) Doelstelling: Balgevoel trainen bij de jongste jeugd Fase: oriëntatiefase Leeftijd: F-J Thema: Coördinatietraining Aantal spelers: 6 Organisatie: -De spelers dribbelen door een vierkant en voeren telkens op het teken van de trainer een balgevoeloefening uit. Coaching: -Oefeningen goed voordoen en letten op de uitvoering Variatie: -Verschillende balgevoeloefeningen.
Variant 1: Laat ze ook hun zwakkere been gebruiken. Variant 2: 1-2-tjes uitvoeren. 8 spelers met bal, 4 spelers met hesje en zonder bal. De 4 bieden zich aan om 1-2-tjes uit te voeren. Ze mogen alleen overspelen naar een ander voor de 1-2 indien de spelers elkaar in de ogen kunnen kijken. 4) Estafette (met/zonder bal) De spellers worden verdeeld in enkele rijen en moeten over een afstand van ongeveer 20 m. wedstrijd lopen. Wisselen van loper gebeurt door handtikken. Dat kan zijn heen en terug (met draai om de verre pilon) of alleen heen. Dan moet van idere rij een loper bij de pilon staan om te wisselen. 5) Handbal Op een klein veld, afgezet met pilonnen wordt een partijtje handbal gespeeld. De bedoeling is om de bal zo lang mogelijk in de ploeg te houden. De trainer neemt de tijd op.
6) Lummelen Op een klein veld, afgezet met pilonnen moeten enkele afpakkers, met hesje, trachten de bal te ontfutselen van de rest. Dat kan 4 tegen 1, 6 tegen 2 of zelfs 8 tegen 3. Variant 1: De keeper doet mee en verdedigt het doe dat aan één zijde toegevoegd wordt aan het spel. De afpakkers moeten na afpakken scoren op doel. Er gelden de normale regels. Terugspelen mag, maar de keeper mag dan alleen met de voet spelen. 7) Rondo Rondo Doelstelling: Bevorderen van de sfeer aan het begin van een training Fase: Warming-up Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Mentaal Aantal spelers: 8-18 Organisatie - Twee mensen in het midden - Eén keer raken - Tellen hoe vaak de bal rond gaat - Bal tien keer rond, dan extra beurt in het midden - Getunneld is ook een keer extra in het midden - Spelers met spierproblemen moeten eerst loslopen en dan in de rondo komen Spelbedoeling - De spelers komen in de sfeer voor een training
Warming-Up Balvaardigheid Balvaardigheid (li/re) gemiddeld 10% van tijdsbesteding F/E-jeugd 1. Dribbelen: Spelers over de breedte van het veld opstellen. Op fluitsignaal lopen met de bal aan de voet en proberen de bal bij elke stap te raken. Met één voet (links of rechts) en afwisselend met links en rechts. Variant 1: Stop/turn (na een stuk dribbelen 2 keer fluiten, dan bal op de voet en halve draai, links en rechts uitvoeren, snelle draai en daarna snel weer starten, alles snel en strak uitvoeren, dit vergt concentratie) 2. Tussentikken: Spelers in een grote cirkel met trainer in het midden. Laat ze op de plaats de bal tikken tussen beide voeten. Continu in beweging blijven met gewicht op de voorvoeten (lichtvoetige bewegingen). Hier zijn verschillende varianten op uit te voeren. Geef die allemaal een nummer en laat dit regelmatig terugkomen. Variant 1: Zijwaarts afrollen (na enkele tussentikken de bal met de onderkant van de andere voet meeslepen, voet regelmatig wisselen), Variant 2: Voorlangs spelen met de binnenkant voet, terughalen met onderkant voet en meenemen ander been (beginnen met tussentikken en daarna weer overgaan in tussentikken, links en rechts), Variant 3: terughalen/achterlangs standbeen(na enkele tussentikken uitvoeten en dan het tussentikken herhalen), Variant 4: Halve draai: overstap (tussentikken en dan met één been overstappen en halve draai in de andere richting maken, dan tussentikken herhalen) 3. Passeren frontaal: Om dit te oefenen spelers in een grote cirkel met trainer in het midden. Eerst stilstaand oefenen, deelbeweging voor beweging, zonder bal te raken. Daarna pas met de bal raken en pas daarna met beging. Op de plaats de volgende varianten leren. Variant 1: Schijnbeweging en andere zijde voorbij, Variant 2: Overstap (van buiten naar binnen over de bal en buitenkant zelfde voet meenemen), Variant 3: Schaar (van binnen naar buiten over de bal en buitenkant andere voet meenemen). Daarna bewegend oefenen zonder weerstand. Uiteindelijk met lichte weerstand (met een passieve verdediger). Passeerbewegingen oefenen zonder weerstand Doelstelling: Het verbeteren van de passeerbewegingen zonder weerstand Fase: Kern Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: BasisTechnieken Aantal spelers: 4-12 Organisatie - Spelers maken een actie als ze de pilon tegenkomen en vervolgens nog een als ze elkaar tegenkomen - Dan sluiten ze aan de andere kant aan Coaching - Bewegingen: binnenkant/buitenkant voet dribbelen, zijstap en eventueel dubbele zijstap, schaar en eventueel dubbele schaar - Kleine pasjes, op de tenen lopen en explosief uitvoeren - Dubbele bewegingen nog eerder inzetten
Schijnbewegingen in kruisvorm Doelstelling: Het verbeteren van schijnbeweging voor een 1 tegen 1 duel Fase: Warming-up/kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J, F-J Thema: BasisTechnieken Aantal spelers: 4-16 Organisatie - Twee spelers dribbelen op elkaar af en spelen elkaar uit - Daarna twee uit de andere groep - Rechts dribbelen en buitenkant links erlangs - Met een schaar uitspelen - Doen alsof je past en dan met een sleepbeweging (onderkant voet of binnenkant) er langs Methodiek - Vele bewegingen mogelijk, maar niet teveel in een training - Bijvoorbeeld de schaar en de Zidane Spelbedoeling - Deze bewegingen zijn voor iedereen te leren - Spelers vinden het leuk en krijgen zelfvertrouwen Coaching - Over de bal kijken - Dreigen aan de ene kant erlangs te gaan en dan aan de andere kant passeren
E/D-jeugd 1. Tussentikken: Dit zijn extra varianten. Spelers in een grote cirkel met trainer in het midden. Laat ze op de plaats de bal tikken tussen beide voeten. Continu in beweging blijven met gewicht op de voorvoeten (lichtvoetige bewegingen). Hier zijn verschillende varianten op uit te voeren. Geef die allemaal een nummer en laat dit regelmatig terugkomen. Variant 1: Met terughalen onderkant voet (regelmatig na een tussentik terughalen en weer overgaan in tussentikken), Variant 2: Van buiten naar binnen afrollen (uitvoeren met onderkant voet), Variant 3: Overstap en terughalen (combinatieoefening, terughalen onderkant voet) 2. Veranderen van richting: Kappen binnenkant voet, kappen buitenkant voet. Spelers leren na een dribbel snel van richting te veranderen is een basistechniek. Ze moeten dit zowel uitvoeren met links en rechts en binnenkant als buitenkant voet. In het begin kan dit het beste door de spelers op een rij te plaatsen en op fluitsignaal een oefening te laten uitvoeren. Dit is
goed te combineren met een halve draai (2 fluitsignalen). Daarna snel overgaan op onderstaande uitvoeringsvorm. Kappen en draaien in zigzag vorm Doelstelling: Het verbeteren van kapbewegingen en snel voetenwerk Fase: Warming-up/kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J Thema: BasisTechnieken Aantal spelers: 4-16 Organisatie - Naar de pion toe dribbelen en dan kappen en weer verder - Binnenkant voet kappen en buitenkant voet dribbelen - Buitenkant voet kappen en binnenkant voet dribbelen - Overstap voor de pion en met het andere been meenemen - Bal stilleggen met de onderkant van de voet en daarna met de buitenkant van de andere voet meenemen - Veel tijd besteden aan het sterkste been, minder aan het zwakke been Methodiek - Veel kapbewegingen mogelijk, maar niet te veel in een vorm stoppen - Mogelijk is achter het standbeen langs of met een sleep Spelbedoeling - Deze bewegingen moet iedere speler kunnen uitvoeren, daarbij gebruiken ze normaal gesproken vooral het sterke been Coaching - Goed door de knieën zakken - Bewegingen op tijd inzetten - Snel voetenwerk - Fel en agressief uitvoeren
3. Halve draai: Dit zijn allemaal oefeningen die je eerst in een cirkel kunt oefenen, links en rechts. Daarna kun je ze bewegend uit laten voeren. Variant 1: Cruyff-beweging (dit is de schijntrap, doe alsof je schiet, maar haal de bal terug en ga met een halve draai naar binnen, fel uitvoeren), overstap (overstappen en naar buiten wegdraaien), Zidane (voet op de bal, terughalen met andere voet en doordraaien), terughalen en achter standbeen langs
4. Tegenstander frontaal: schaar met lichte weerstand, overstap met lichte weerstand Aanleren van passeerbewegingen Doelstelling: Het aanleren van passeerbewegingen met passieve weerstand Fase: Warming-up Leeftijd: C-J, D-J, E-J, F-J Thema: BasisTechnieken Aantal spelers: 2 Organisatie - Aanleren van bewegingen. Eerst individueel, iedereen een bal en oefenen in de vrije ruimte - Daarna met tweetallen om beurten elkaar uitspelen met de bewegingen, niet afpakken Coaching - Bewegingen: binnenkant/buitenkant voet dribbelen, zijstap en eventueel dubbele zijstap - Kleine pasjes, op de tenen lopen en explosief uitvoeren - Op tijd uitvoeren, zodat je om de tegenstander heen kan
Duel 1 tegen 1 met passieve tegenstand (1) Doelstelling: Het verbeteren van de 1 tegen 1 met de tegenstander voor je Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 10-16 Organisatie - A speelt de bal op B - B dribbelt een paar meter terug en doet de Johan Cruyff beweging, hij speelt vervolgens de bal op D. C levert hierbij passieve weerstand - D dribbelt en speelt E uit met gebruik van een schijnbeweging - E levert passieve weerstand - A wordt B, B wordt C, C wordt D, D wordt E en E wordt A - Aan twee kanten, met beide benen uitvoeren Bijzonderheid - Bij B is de tegenstander zijwaarts links van B en moet de beweging met rechts achter het standbeen langs gehaald worden (ver van de tegenstander) - E heeft de tegenstander voor zich Variatie - B kan de bal achter het standbeen langs halen met rechts, met buitenkant rechts kappen, binnenkant links kappen, met rechts eroverheen stappen en binnenkant links meenemen, enz. - D kan de schaar gebruiken, de sleepbeweging, de overstap, binnenkant voet kapbeweging, enz.
5. Tegenstander zijkant: combinatieoefening met lichte weerstand (Cruyffbeweging , overstap, stop/turn) (kappen, Zidane, Cruyff-beweging). Dit is vergelijkbaar met de vorige uitvoering. Ze lopen naar elkaar toe en maken dan een combinatieoefening. Variant 1: Cruyff-beweging met rechts en doordraainen naar links voor de tegenstander, dan overstap met links en met rechts weer voor de tegenstander langs, rechts voorbij, halve draai door stop/turn en bal passen naar andere speler die doorgelopen is. Variant 2: kappen, Zidane, Cruyff-beweging. Duel 1 tegen 1 met passieve weerstand (2) Doelstelling: Het verbeteren van het duel 1 tegen 1 met de tegenstander komend vanaf de zijkant Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 10-16 Organisatie - Hetzelfde als bij de vorige oefenvorm - D dribbelt nu naar een vrije hoek - E geeft passieve druk in deze vrije hoek - D kan nu kappen met rechts, zijn lichaam tussen de bal en de tegenstander draaien en verder draaien om de bal rechts langs de tegenstander mee te nemen richting de goal Bijzonderheid - De tegenstander is nu komend vanaf de zijkant (rechts), vandaar dat een andere beweging noodzakelijk is Variatie - De tegenstander komt vanaf rechts, je kan er ook voor kiezen om de bal met links achter het standbeen langs te halen om de tegenstander daarmee aan de rechterkant te passeren. Coaching - Je moet de bal aan je linker been hebben als je de hoek ingaat, de tegenstander gaat dan richting de bal en op dat moment varras je hem door een beweging te maken
6. Tegenstander in de rug: overstap halve draai, meeslepen Duel 1 tegen 1 met passieve weerstand (3) Doelstelling: Het verbeteren van het 1 tegen 1 duel met de tegenstander achter je Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 10-16 Organisatie - Hetzelfde als bij de vorige oefenvorm - Nu staat er een verdediger F bij aanvaller E - D speelt E in de voeten, welke wegdraait bij de tegenstander en mag afronden - D wordt E, E wordt F en F wordt A Bijzonderheid - Je hebt nu de tegenstander achter je, hetgeen om een specifieke beweging vraagt om weg te draaien Variatie - Om op deze manier weg te draaien kan de speler kiezen voor binnenkant rechts of buitenkant links als de verdediger er kort op staat - De speler kan kiezen voor rechts achter het standbeen of de Sneijder (tegen Schotland) beweging als hij verder los is van de tegenstander Coaching - Half ingedraaid staan als je de beweging maakt - Loskomen door vlak voor het vragen de tegenstander even weg te duwen en dan naar de bal toe te gaan - De beweging altijd zo ver mogelijk van de tegenstander uitvoeren, dus het lichaam er goed tussen houden
Warming-Up: Passen/kaatsen Passen/kaatsen (met tweeën, li/re) gemiddeld 10% van tijdsbesteding. Spelers staan tegenover elkaar. Links een rij en rechts een rij. Er moet minimaal 3 m. tussen de spelers van één rij zitten en de afstand tussen de rijen ligt aan de gekozen moeilijkheidsgraad. Trainer loopt langs de rijen om te coachen. Elke combinatie van twee spelers hebben één bal. 1. Passen over de grond. Ze spelen elkaar de bal in de voet, nemen aan passen terug. Afspreken op welke voet ze moeten inspelen (en dus aannemen) en met welke voet terugpassen. 2. Kaatsen hoog binnenzijde voet. Afstand tussen de rijen klein (3 m). Bal bij spelers van rij links. Speler met de bal gooit de ander de bal toe, die direct de bal in de lucht direct terugkaatst met de rechtervoet. Indien de ander de bal kan vangen is het één punt. Na ongeveer één minuut andere rij laten aangooien. Daarna hetzelfde met de linkervoet. Belangrijk is dat deze oefening met de binnenzijdevan de voet uitgevoerd wordt (niet met de wreef dus). Ze moeten dat onderscheid leren. En het is belangrijk dat er goed, geconcentreerd, aangegooid wordt. 3. Kaatsen hoog wreef. Als 2, maar nu met de wreef. Dit is iets moeilijker. 4. Borstaanname en kaatsen. Afstand tussen de rijen klein (3 m). De ene speler gooit aan, de ander vangt de bal met de borst op. Dit doet hij door zich breed te maken en iets naar achteren te leunen. De bal moet met een boogje aangegooid worden. Na de borstaanname moet de bal op de grond gecontroleerd worden en teruggespeeld worden. Na ongeveer één minuut andere rij laten aangooien. Variant 1: Direct na borstaanname vanuit de lucht terugkaatsen met de voet. Indien de ander de bal kan vangen is het één punt. Na ongeveer één minuut andere rij laten aangooien. 5. Bovenbeen aanname, kaatsen. De ene speler gooit aan, de ander vangt op het bovenbeen op. De bal moet met een boogje aangegooid worden. Na de aanname moet de bal op de grond gecontroleerd worden en teruggespeeld worden. Na ongeveer één minuut andere rij laten aangooien. Variant 1: Direct terugkaatsen met de bovenbeen. Indien de ander de bal kan vangen is het één punt. Na ongeveer één minuut andere rij laten aangooien.
6. Koppen. Afstand tussen de rijen klein (3 m). De ene speler gooit aan, de ander kopt direct terug. Dit doet hij door zich breed te maken en iets naar achteren te leunen en daarna snel naar voren te bewegen. De bal moet met een boogje aangegooid worden. . Indien de ander de bal kan vangen is het één punt. Na ongeveer één minuut andere rij laten aangooien. Variant 1: Aangooien met scoren. Koppen met aangooi Doelstelling: Het verbeteren van het koppen en wegnemen van de angst
Organisatie - De speler komt inlopen en krijgt de bal aangegooid - Van achter de lijn probeert hij te scoren - Beide spelers wisselen van positie - Daarna wordt er vanaf de andere kant aangegooid Coaching - Lager gooien voor een gewone kopbal, hoger voor een kopbal met sprong - Hele lichaam naar achteren brengen en naar voren gooien om de bal hard te koppen - Naar de grond koppen - Goed aangooien
Passen over de grond kan ook in andere organisatievoremen. Pass- en trapvorm in driehoek Doelstelling: Het spelen en verwerken van een lopende bal Fase: Kern Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: Passen Aantal spelers: 3-4 Organisatie - A speelt naar B - B neemt de bal met de onderkant van de voet mee - B draait in en speelt C in de loop aan - C dribbelt terug naar het begin - Twee organisaties in spiegelbeeld - Halverwege wisselen en uitvoeren met andere been Coaching - De bal mag niet stilliggen - B moet de bal met het rechterbeen meenemen - De bal in de loop aanspelen - C moet de bal met het rechterbeen meenemen Pass- en trapvorm in driehoek met afronden op de goal Doelstelling: Het spelen en verwerken van een lopende bal Fase: Kern Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: Passen Aantal spelers: 4-6 Organisatie - A speelt naar B - B neemt de bal met de onderkant van de voet mee - B draait in en speelt C in de loop aan, richting het doel - C rondt af op de goal Coaching - B neemt de bal met links mee - De bal mag niet stilliggen - De bal goed voor C spelen, zodat hij goed kan afronden
Trainingskern: Dribbelen en duels Dribbelen en duels gemiddeld 20% van tijdsbesteding Klein veld met twee kleine goals. Veldgrootte afhankelijk van het aantal spelers. Dit kan gespeeld worden met of zonder keeper. Neem zonder keepers kleine doelafmetingen, neem met keepers grotere doelafmetingen. 1. 1/1 zonder goals (de basis). Doel is het pingelen (dribbelen, passeren) te oefenen en het oefenen van het afpakken. Hieronder worden twee spelvormen toegelicht die beide geschikt zijn om het pingelen te oefenen. Vooral geschikt voor de jongste pupillen.
1 tegen 1 als voorbereiding op het 1 tegen 1 lijnvoetbal Doelstelling: 1 tegen 1 acties durven maken. Fase: Voorbereiding Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 8 Organisatie - In verschillende vakken spelen we 1 tegen 1 lijnvoetbal - Ongeveer 1 a 2 minuten spelen, daarna rust en wisselen van tegenstander - Actieve coaching van de trainer Coaching - De aanvaller moet initiatief nemen in de actie (speler in balbezit) - Variaties in de actie (meerdere bewegingen) - Zorg voor explosiviteit tijdens en na de beweging
2. 1/1 met kleine goals (frontaal; tegenstander in de rug; tegenstander naast je)
1 tegen 1 na pass van de trainer Doelstelling: Het verbeteren van het frontale 1 tegen 1 duel Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 8-12 Organisatie - Twee teams van vijf - Elk team staat naast zijn eigen goal - De trainer speelt de bal in op de aanvaller en vanaf de andere kant stapt er een verdediger uit - Er wordt 1 tegen 1 gespeeld - Als de aanvaller niet scoort, dan wordt van het volgende tweetal de speler aan de andere kant aanvaller en speelt de assistent-trainer de bal van af de andere kant in Coaching - 1 tegen 1 Duel 1 tegen 1 met de tegenstander voor je Doelstelling: Het verbeteren van het passeren van een tegenstander Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 2-6 Organisatie - De verdediger speelt de aanvaller aan - De aanvaller maakt en actie en kan scoren op beide doeltjes, die niet al te ver uit elkaar staan - Als de aanvaller de tegenstander half voorbij is, mag hij scoren - De verdediger mag bij balverovering scoren op het andere doeltje - Bal uit, dan het volgende tweetal Coaching - Goede bal aanname en komen tot een dribbel met kleine pasjes - Op het juiste moment de passeerbeweging inzetten - Gebruik verschillende bewegingen
Duel 1 tegen 1 op twee goaltjes Doelstelling: Verbeteren van het maken van juiste keuzes in de 1 tegen 1 Fase: Kern Leeftijd: B-J, C-J, D-J, E-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 2+ Organisatie - 1 tegen 1 op twee kleine doeltjes - In één doel kan de aanvaller scoren door de bal te schieten. - In het andere doel kan de aanvaller scoren door heen te dribbelen Variatie - In het doel schieten is 1 punt, in het andere doel dribbelen is 2 punten
Duel 1 tegen 1 met de tegenstander naast je Doelstelling: Het verbeteren van het duel 1 tegen 1 met afkappen van de bal Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 4-6 Organisatie - De ene speler speelt de andere aan - Hij zet meteen druk - Er wordt 1 tegen 1 gespeeld, beide spelers kunnen op beide goals scoren - Er wordt gescoord met een dribbel door het doeltje - Bal uit, dan volgende twee spelers Coaching - Als de ene goal afgedekt wordt, snel kappen en naar de andere goal - Probeer veel en snel van richting te veranderen
Duel 1 tegen 1 met tegenstander komend vanaf de zijkant Doelstelling: Het verbeteren van de actie met richtingverandering Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 4-6 Organisatie - De verdediger begint met een pass op de aanvaller - De aanvaller controleert en kan in beide doeltjes scoren met een dribbel over de lijn - De verdediger moet de aanvaller meteen onder druk zetten Coaching - Juiste balaanname - Door kappen en draaien van richting veranderen en de verdediger verrassen - Verdediger moet de aanvaller een kant opdwingen - Op de voorvoeten bewegen en diep zitten om te kunnen anticiperen Duel 1 tegen 1 met de tegenstander naast je Doelstelling: Het verbeteren van het duel 1 tegen 1 met richtingsveranderingen Fase: Kern Leeftijd: C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 4-6 Organisatie - De trainer geeft een dieptepass - Op dat moment sprinten beide spelers en gaan het duel aan - De speler die eerst bij de bal is, moet proberen de juiste kant op te kappen en te scoren - Daarna het volgende tweetal Coaching - De kant op kappen waar de tegenstander niet is - Gebruik de juiste techniek - Bijvoorbeeld: binnenkant/buitenkant kappen, Cruijff beweging, stopdraai of overstap - Contact met je tegenstander om te weten waar deze is
3. 2/2 met kleine goals (coachen op aanvallen; overspelen) Partij 2:2 lijnvoetbal Doelstelling: Het verbeteren van het duel 1 tegen 1 binnen een spelvorm Fase: Kern Leeftijd: C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 4 Organisatie - Er wordt gespeeld met 2 teams van 2 spelers - De spelers kunnen scoren door de bal over de achterlijn van de tegenstander te dribbelen of te drijven. - De bal moet achter de lijn gecontroleerd worden door de speler. - Wanneer partij A gescoord heeft, dribbelt partij B de bal vanaf de eigen achterlijn in. Wanneer de bal uit gaat, wordt er vervolgd met een intrap die over de grond moet worden gespeeld. Bijzonderheden - Door de lange zijde als achterlijn te gebruiken, zorg je ervoor dat het scoorvlak voor de aanvallers groter is. De kans op succes is dus relatief groot. Wanneer je juist de richting van het speelveld wilt benadrukken of de oefening voor de aanvallers moeilijker wilt maken, kun je er voor kiezen om de korte zijde als achterlijn te gebruiken.
2 tegen 2 partijspel Doelstelling: Verbeteren van de individuele actie Fase: Kern Leeftijd: B-J, C-J, D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 8 Organisatie - Er wordt 2 tegen 2 gespeeld in dezelfde ruimte als de 1 tegen 1 - Van het viertal spelers heeft er één rust en de ander staat op goal - Er wordt 1 minuut gespeeld, dan spelen de andere twee spelers 2 tegen 2 Coaching - Positieve coaching - Stimuleren tot het maken van veel acties
4. 2/2 met kleine goals (coachen op verdedigen; rugdekking) Afwerken op de goal na passeren verdediger Doelstelling: Bal afpakken en scoren door de verdediger Fase: Kern Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: 1 tegen 1 Aantal spelers: 10 Organisatie - Met 2 spelers tegelijk starten en passeren van de verdediger in de zone - Elke aanvaller heeft een bal en speelt voor zichzelf - Scoren op de goal met keeper vanuit aangegeven vak - Na schieten op de goal terug buitenom terug dribbelen Opbouw - Vrij spelen en kennis maken met de organisatie - Schijnbeweging inbrengen (hou de ruimte groot genoeg) - Afstanden naar de goal vergroten - 2e verdediger er bij zetten en 1:1 spelen - Tijdslimiet inbrengen voor aanvallers Roulatie - Na afpakken opnieuw een aanval - Na afpakken scoren en na 3 doelpunten een nieuwe verdediger kiezen, eventueel ook een andere keeper - Duur: 15 minuten
2 tegen 2 lijnvoetbal Doelstelling: Het principe van: de één geeft druk op de bal en de ander geeft rugdekking Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Zoneverdediging Aantal spelers: 4 Organisatie - Het spel wordt altijd met een schuine pass gestart, waarna de speler die de bal ontvangt deze breed tikt - De speler die de pass geeft, geeft druk op de bal. De andere speler geeft rugdekking - Er wordt gespeeld met buitenspel Coaching - Coaching op het op de juiste manier geven van rugdekking
Kegel-spel 4 tegen 2 Leeftijdscatogorie : vanaf miniemen (vanaf D jeugd) 6 spelers Oefening : Het raken van 3 van de 4 pilonen van de tegenpartij. 2 tegen 2 en 2 kameleonnen aan de zijkant. Niet passeren, alleen via combinatie. -Veldafmetingen Het totale speelveld bedraagt 15 x 8 meter. -Benodigd materiaal Acht pilonnen, zes markeringshoedjes, vier hesjes (twee rode en twee gele) en vijf ballen (waarvan vier reserveballen) zijn nodig om de voetbalvorm met zes kinderen te kunnen spelen.
Trainingskern: Schietoefeningen Schietoefeningen (li/re) gemiddeld 20% van tijdsbesteding 1. Pilon schieten 1/1; Laat ze het eerst met hun sterke been uitvoeren, maar ook altijd even met hun andere been.
2. Pilon schieten 2/2
3. Dribbelen met afwerken op goal (binnenzijde, wreef): Geef aan of ze moeten plaatsen met de binnenzijde of hard moeten schieten met de wreef. De oefening zowel links als rechts laten uitvoeren. Dit kan ook met meerdere spelers. Dan met vaste keeper en wachten tot je aan de beurt bent. Om de beurt 1 keer schieten. Penaltyspel Doelstelling: Het verbeteren van het schieten op doel Fase: Kern Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: Schieten Aantal spelers: 2 Organisatie - Er wordt gewerkt in een tweetal - Speler 1 schiet op doel en probeert te scoren, speler 2 verdedigt het doel als een keeper - Elke speler mag vijf keer schieten, daarna wordt er gewisseld. - Als je er vier of meer keer gescoord hebt, dan mag je de volgende ronde van een pilon verder schieten - Voor elke keer dat je scoort mag je een pilon omleggen Coaching - T: Schot binnenkant voet - T: Mikken - T: Keepen - I: Mikken - I: Waar ligt de ruimte in het doel?
4. Met tweeën, kaatsen met verre been, afwerken op goal, doordraaien: Bij deze oefeningen is het belangrijk om de spelers te laten doordraaien. Speler 1 doet eerst de passing naar speler 2 die kaatst naar speler 3 die dribbelt en op goal schiet. Daarna gaat speler 1 kaatsen, speler 2 dribbelen/schieten en speler 3 de bal halen en buitenom terug naar de positie van speler 1. Kaatsen moet altijd met het verre been. Kaatsen naar rechts met de rechtervoet, naar links met de linkervoet. dat is om de bal naar de man toe te laten draaien. Technische afwerkvorm Doelstelling: Het verbeteren van het kappen en het scorend vermogen Fase: Kern Leeftijd: D-J, E-J, F-J Thema: Afwerken Aantal spelers: 8-12 Organisatie - Buitenspeler inspelen - Die speelt de spits in - De spits dribbelt naar de verste pilon, maakt een aangeleerde kapbeweging en scoort - Iedereen een plaats door, dan de andere kant Coaching - Als de bal voor links komt, gewoon proberen - Strakke passes - Buitenspelers met de rug naar de zijlijn staan Doelschieten met één keer raken Doelstelling: Het verbeteren van de kaats, het één keer raken en het afwerken Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Afwerken Aantal spelers: 12 Organisatie - Zelfde als bij oefenvorm 1, alleen de kleine doelen in het strafschopgebied opstellen - A speelt naar B - B kaatst terug naar A, draait en loopt langs de kleine doelen - A speelt naar B door het kleine doel heen - B schiet met na één of twee balcontacten op het doel - Daarna wisselen van posities
5. Penalty-bokaal: Met keeper in de goal iedereen twee penalties laten nemen. Hou bij wie scoort (2 punten), wie binnen de 4 palen schiet maar waar de keeper de bal van tegenhoudt (1 punt) en wie mist (0 punten). Doe dit een aantal training na elkaar en gebruik dit om de penaty-nemr aan te wijzen. 6. Vrije-trappen-bokaal: Met keeper in de goal iedereen twee vrije trappen laten nemen vanaf de 16 m.; vanuit elke kant één keer. Hou bij wie scoort (2 punten), wie binnen de 4 palen schiet maar waar de keeper de bal van tegenhoudt (1 punt) en wie mist (0 punten). Doe dit een aantal training na elkaar en gebruik dit om de penaty-nemr aan te wijzen.
Trainingskern: Positiespelen en partijvorm Positiespelen klein veld gemiddeld 30% van tijdsbesteding 1. 4/2 met 2 afpakkers en kleine goal (ruit, balbezit, afpakken): De bedoeling is het oefenen van de ruit, oefenen van balbezit en oefenen van het afpakken. Veld van ongeveer 20 bij 20 m. met één klein doel. De 4 spelers spelen op balbezit. De 2 afpakkers (met hesje) proberen de bal af te pakken en dan zo snel mogelijk te scoren. 7 Keer rondspelen voor de ploeg met 4 is 1 punt. De afpakkers verdienen punten door te scoren. 2. 4+K/2 met 2 afpakkers en grote goal (ruit, balbezit, afpakken): Hetzelfde als de vorige oefening maar nu een iets groter veld (25 bij 25 m.) en met grotere goal en een keeper op doel. De keeper hoort bij de 4 en mag de bal alleen in de handen nemen als het geen terugbeelspal is met de voet. 3. 4/4 met 2 kleine goals (ruit): Doelstelling is de ruit-organisatie te oefenen. De ruitvorm kan terugkomen op alle plaatsen op het veld, maar vooral vaak op het middenveld. De aanvallende ploeg (de ploeg met balbezit) speelt in een ruitvorm en maakt het speelveld zo groot mogelijk (breed en lang). De verdedigende partij trekt zich iets terug en gaat knijpen (Tussen aanvallers en doel verdedigen). Let op de omschakeling, dan snel wisselen van organisatie.
Partijspel 4 : 4 met 2 grote doelen (geen doelverdedigers) Doelstelling: Aanvallend: snel scoren Verdedigend: pressie Fase: Leerfase Leeftijd: C-J, D-J, E-J Thema: Pressie Aantal spelers: 8 Organisatie - Veld grootte 40 bij 30 meter, 2 pupillendoelen, 2 ploegen van 4 spelers. - Partijspel 4 tegen 4 zonder keepers - 1ste bal mag niet direct op doel - Geen corners, bij corner start de verdedigende partij altijd. Wel ingooien Coaching - Aanvallend: gericht op zo snel mogelijk schieten/scoren - Verdedigend: Vooruit verdedigen, geen ruimte voor schot weggeven
4. 4/4 met 4 kleine goals (veranderen van richting) Partijvorm met vier goals met accent op agressief dubbelen Doelstelling: Het agressief onder druk zetten van een tegenstander met gebruik van dubbelacties Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J, E-J Thema: Pressie Aantal spelers: 8 Organisatie - Er wordt vier tegen vier gespeeld met vier goals waarop gescoord kan worden - Als de bal uit het spel is, speelt de trainer een nieuwe bal in - Eerst met gewoon scoren, later met een dribbel door het doeltje heen Coaching - Agressief met meerdere mensen de man met bal dubbelen om te voorkomen dat deze kan schieten - Probeer meteen zijn afspeelrichtingen te beperken
5. 4+K/4+K met middelgrote goals (ruit, opbouw, spelhervattingen via één van de keepers) Partij scherp Doelstelling: Het verbeteren van de omschakeling van balbezit naar balverlies Fase: Partijvorm Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Balbezit naar balbezit Aantal spelers: 14 tegenstander Organisatie - Veld hooguit dertig meter lang - 4 tegen 4 plus twee keepers - Drie teams, één team zorgt dat er constant voldoende ballen in de goal liggen - Geen dode spelmomenten, meteen weer bij de keeper beginnen - Ploeg die scoort heeft weer de bal uit bij de eigen keeper - Vijf minuten, dan een ander team rust, dubbele competitie Spelbedoeling - Constant doorspelen, zonder vertraging door ingooi, corners en vrije trappen - Veel scoringskansen, snel
omschakelen en scherp verdedigen is vereist Coaching - Veld groot maken bij balverovering en klein maken bij balverlies - Spel stilleggen als iemand regelmatig verzaakt
6. Lijnenspel (dribbelen) Twee tegen twee lijnvoetbal Doelstelling: Verbeteren van de omschakeling bij balverlies Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Balbezit naar balbezit Aantal spelers: 4 tegenstander Organisatie - Twee tegen twee lijnvoetbal op een klein veld - Extra spelregel; een tegendoelpunt uit de omschakeling telt dubbel Coaching - De omschakeling bij balverlies Bijzonderheden - Spelregels zoals "tegendoelpunten gescoord uit de omschakeling tellen dubbel", kunnen de beleving verhogen, maar verhogen daarnaast de druk om de "knop" direct om te zetten. Alle spelvormen waarbij balverlies en/of slecht omschakelen dodelijk is, zijn handvaten om het mentale aspect trainbaar te maken
7. Spitsenspel (kaatsen) 4/4: Op een veld van 25 bij 12 m. worden aan beide zijden een scoorvak aangebracht met hoedjes waar één vaste speler staat (van elk team in het aanvalsvak). Alleen die speler mag in het scoorvak komen. Scoren doe je door deze speler aan te spelen die de bal stil legt met zijn voet of met zijn lichaam. Variant 1: Plaats doelen bij elke scoorzijde en er mag gescoord worden na een kaats met de spits. Variant 2: Als de spits de bal wil kaatsen mag een verdediger ook in het scoorvak komen.
8. Buitenspelers (flankenspel, buitenspelers buiten lijnen of op andere wijze voordeel geven) Partijvorm 2 tegen 2 met twee neutrale spelers met vleugelsp Doelstelling: Het verbeteren van het gebruiken van de vleugel Fase: Partijspel Leeftijd: C-J, D-J, E-J, F-J Thema: VleugelAanval Aantal spelers: 10 Organisatie - Het spel wordt gespeeld op een veld ter breedte van het strafschopgebied - Met behulp van markeerhoedjes worden aan beide zijde twee stroken gecreëerd - In ieder van deze strook neemt een neutrale vleugelspeler plaats - Er ontstaat dus een 4 tegen 2 situatie bij de ploeg in balbezit Coaching - Het is de bedoeling dat er vanuit een voorzet vanaf de zijkanten gescoord wordt - De verdedigers (het tweetal dus) mag wel in het vak bij de vleugelspelers komen om de bal af te pakken - Buitenspeler mag naar binnen komen als er een voorzet vanaf de verre kant gegeven wordt 9. 5+K/3 met één grote en twee kleine goals: Doelstelling is gericht trainen op de opbouw. Partijspel 5 tegen 3 op twee kleine doeltjes Doelstelling: Het verbeteren van de opbouw van achteruit Fase: Kern Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Opbouwen Aantal spelers: 9 Organisatie - Twee centrale verdedigers, rechts- en linksback tegen drie spitsen - Keeper speelt één van de centrale verdedigers in en zoekt na een combinatie met de verdedigende middenvelder de diepte in aan de zijkanten. - Scoren op kleine goaltjes. - Start altijd bij de keeper Coaching - Snel diep spelen - Diepte gaat voor breedte
- 2 tegen 1 creëren in opbouw achterin - Inschuiven van de backs 10. 6+K/6 met één grote goal en twee kleine (corners, bal in spel via corners): Vergelijkbaar als de vorige oefening, maar nu moet het bal gestart worden met een corner als de partij zonder keeper het spel weer moet openen. Variant 1: 4+K/4. 11. 6+K/6 met één grote goal en twee kleine (opbouw, bal in spel via keeper): Vergelijkbaar als de vorige oefening, maar nu moet het bal gestart worden met een uitname van de keeper als de partij met keeper het spel weer moet openen. Variant 1: 4+K/4. Variant 2: 6+K/6+K met twee grote goals. Variant 3: 4+K/4+K met twee grote goals.
12. 7/7 Partijspel 7 plus keeper tegen 7 Doelstelling: Het verbeteren van de opbouw en het aanspelen van de spitsen Fase: Partijspel Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: Opbouwen Aantal spelers: 15 Organisatie - De verdediging speelt samen met de keeper en de aanval een partijspel 7 tegen 7 - Zij kunnen scoren op twee kleine doeltjes - De andere partij kan scoren op de grote goal met keeper Coaching - Accent ligt op het vrijmaken van de balbaan naar de spits toe. De middenvelder kan de 10 zijn, maar ook de 6 of de 8 - De middenvelder moet na het inspelen van de 9 er onder komen Bijzonderheden - Je kunt in deze oefenvorm ook met zones (verticaal of horizontaal) werken. Zodat het tactisch nog duidelijker wordt voor de spelers
Partijspel 7 tegen 7 buitenaanval Doelstelling: Het verbeteren van het spelen via de vleugel Fase: Partijvorm Leeftijd: Sen, A-J, B-J, C-J, D-J Thema: VleugelAanval Aantal spelers: 14 Organisatie - Minimaal 1/2 veld - Middenlijn en buitenvak (ca. 7 meter) - Één partij mét keeper, andere partij zonder keeper met grote goal plat gelegd (is breed en laag) - Doelpunt waarbij het buitenvak is betrokken (óf speler met bal / óf directe loopactie vanuit dit vak) = 3 punten. Doelpunt zonder buitenvak is 1 punt. - Spelen 3 series van 8 minuten (tussentijds coachmomenten) Coaching
- Gebruik buitenvak; zoek de 3 puntsscore als het kan - Durf in te zetten waar in de kern van de training op is getraind - Speel met durf en veel balsnelheid in inspeelpass