Een uitgave van de Grootouders- en Seniorenactie van de Gezinsbond 16 december 2011 - nummer 4
INHOUD Column Willem Vermandere Gaston Durnez
3 4-5
December 1931 Een foto van de eerste vrouwelijke persfotograaf in ons land, Germaine Van Parys (1893 - 1983). Het waakzaam oog van de getalenteerde dame kan niet weerstaan aan een winters tafereel. Sneeuwballen gooien in het Dudenpark van Vorst op de rechterflank van de Zennevallei. Het archief van Germaine Van Parys telt niet minder dan 30.000 negatieven. In 2013 komt er een uitgebreide retrospectieve in het Jubelparkmuseum, maar nu is er al het boek ’België in beeld. Fotografie 1918/1968.’ (Roularta books).
Kersverse opa
6
Marijn Devalck
7
Lies Van Gasse
8
R.D.S. foto: Stichting Germaine Van Parys
Grootouders van kleinkinderen met een etiketje
N
aar aanleiding van de succesvolle vormingsreeks van Anne Hermans met als titel ’Opgroeien met een etiketje’, vroeg de Studiedienst aan een aantal ouders wat het samenleven met een bijzonder kind voor hun gezin betekent. We kregen een tweehonderdtal reacties van ouders van kinderen met AD(H)D, autismespectrumstoornis, hoogbegaafdheid, dyslexie, dyscalculie, dyspraxie, hoogsensitiviteit… Deze ouders ervaren dat het opvoeden van hun ’buitenbeentjes’ niet altijd eenvoudig is. Ook op school
loopt het vaak fout. We legden hen ook de vraag voor wie in moeilijke momenten een belangrijke steun vormt. Grootouders blijken dan vaak een baken van rust en begrip te zijn. ’Oma en opa merken de problemen op en zien hoeveel wij moeten compenseren om alles vlot te laten verlopen.’ – ’Oma en opa weten hoe het is…’ Vele grootouders leren hun speciale kleinkind op een andere manier bekijken en benaderen. lees verder op pagina 2
Coördinatie: Ronny De Schuyter Werkten mee aan dit nummer: Ronny De Schuyter, Hans De Vliegher, Hilde Masui, Hilde Timmermans, Lies Van Gasse, Geert Van Hecke, Willem Vermandere, Paul en Barbara Verstraete Eindredactie: Jef Bergmans Lay-out: Tessa De Ceuninck ’Aktief’ is een uitgave van de Grootouders- en Seniorenactie van de Gezinsbond en verschijnt vier keer per jaar als bijlage bij de Bond. Troonstraat 125, 1050 Brussel, tel. 02-507.89.45,
[email protected]
16 december 2011
2 2 / AKTIEF AKTIEF vervolg pagina 1
’Ze houden er rekening mee dat ze zich af en toe terugtrekt als het te druk wordt, dat is niet langer abnormaal…’ – ’Zij zien nu ook wat een bijzondere en getalenteerde jongen hij is en hij wordt door iedereen graag gezien, terwijl men hem vroeger nogal druk vond.’
Hoe ondersteunen? Vaak willen grootouders graag ondersteunen, maar ze weten niet altijd goed op welke manier ze het best omgaan met hun bijzonder kleinkind. Zo krijgen goede bedoelingen soms een omgekeerd effect. ’De grootouders hopen nog steeds op ’genezing’ als ze maar hard genoeg hun best doen.’ – ’Mijn ouders hebben de – minder goede – neiging om haar meer te verwennen en te betuttelen, ze begrijpen dat niet.’ – ’Mijn ouders hadden moeite met de diagnose, omdat ze niet goed weten wat het inhoudt, en al te gauw dachten dat hij ’minder begaafd’ was. Ze probeerde ons dan te overtuigen dat hij nog ’speels’ was...’ – ’Jammer genoeg zien de grootouders hoogbegaafdheid als iets waarmee ze moeten
uitpakken. Hun kleinzoon van bijna vier kan al lezen.’ – ’Ik heb een boek gelezen dat heel goed omschrijft wat een ouder van een ADHD-kind voelt, maar niet onder woorden kan brengen. Ik liet het meteen aan mijn ouders en schoonouders lezen, want ook zij willen wel maar kunnen het niet ten volle begrijpen.’ Een aantal ouders heeft het gevoel helemaal niet of erg moeizaam over hun speciale kind te kunnen praten met hun eigen ouders. Ze botsen op onbegrip of zelfs afwijzing. Wanneer de kleinkinderen anders reageren dan verwacht, volgen er soms pijnlijke opmerkingen van de grootouders. ’Hij moet luisteren zoals iedereen.’ – ’De grootouders vinden dat we anders moeten opvoeden.’ – ’Op familiefeesten is het lastig als het kind geen hand wil geven en niet wil zoenen.’ – ’Je kan wel overal een etiket op plakken is een veel gehoorde reactie van familie; je moet strenger zijn en het kind moet zich sneller leren aanpassen en niet zo gevoelig reageren op alles.’ – ’Oma en opa geloven niet in hooggevoeligheid. Ze zeggen het kind is toch niet gehandi-
capt, wat halen jullie in je hoofd. Ze begrijpen het niet.’ ’Oma vindt dat er niets aan de hand is en zegt dat wij willen dat er iets mis is. Wij beelden ons alles in volgens haar, ze zegt dat het er wel uit zal groeien.’ In een aantal gevallen leidt dat zelfs tot een breuk. ’De kinderen willen niet meer naar de grootouders.’ – ’We gaan minder op bezoek bij de grootouders, omdat zij onze zoon minder kunnen verdragen.’ Het is niet zo verwonderlijk dat grootouders het moeilijk hebben met begrippen waarmee ze in hun jeugd en als jonge ouder zelf veel minder geconfronteerd werden. Het groeiend aantal kinderen met een of andere stoornis is ook onrustwekkend. Terecht worden er vragen gesteld over het hoe en waarom van deze toename. Uit onze bevraging blijkt duidelijk dat een ’officiële diagnose’ voor de meeste kinderen met gedrags- of leerproblemen een noodzakelijk toegangsticketje wordt tot meer begrip en zorg. Ook ouders stellen vragen bij deze evolutie: waarom mag een kind niet gewoon even ’anders’ zijn en extra aandacht krijgen zonder dat er een etiketje op moet worden geplakt? De diagnosedrang leidt ertoe dat de wachtlijsten voor diagnose en behandeling dichtslibben. Een aantal kinderen wordt te snel naar gespecialiseerde centra doorverwezen, terwijl een andere groep kinderen met dringende hulpvragen botst op wachttijden. De toenemende labeling zorgt ook voor een groeiend wantrouwen ten aanzien van kinderen met een diagnose – ’Iedereen heeft wel iets als hij zich laat testen’ – en ouders worden aangesproken op hun falende opvoedingscapaciteiten. Deze evoluties helpen niemand vooruit. Voor de Gezinsbond is het belangrijk om vanuit diverse oogpunten ’zorg-
zaam om te gaan met etiketjes’. In de eerste plaats zorgzaam in de betekenis van ’spaarzaam’. De concrete zorgvraag van een kind (’Wat kan er voor het kind gedaan worden om zijn welbevinden en ontwikkeling te stimuleren?’), en niet het hebben van een etiketje moet de basis worden van extra aandacht en hulp in de onmiddellijke en ruimere omgeving van het kind. Een ruime kijk is hierbij noodzakelijk: ligt de bron van het probleem vooral bij het kind zelf, of spelen omgevingsfactoren een rol? Soms kunnen beperkte aanpassingen thuis, in de vrije tijd en op school al heel wat helpen. Kinderen die meer dan deze brede aandacht en zorg nodig hebben, moeten snel terechtkunnen in toegankelijke en betaalbare multidisciplinaire centra.
Begripvol Zorgzaam omgaan met etiketjes betekent ook meer begripvol omgaan met kinderen met een diagnose. Ouders vinden veel steun bij het eigen netwerk, bij ’lotgenoten’ en zelfhulpgroepen, maar botsen ook nog op vooroordelen en gebrek aan kennis in hun directe omgeving. Omdat meer uitleg over het etiketje van hun kind meestal ook leidt tot betere relaties, kunnen grootouders en familieleden veel opsteken van toegankelijke informatieve brochures en vormingsmomenten. Belangenorganisaties en initiatieven zoals het bondsproject Bijtanken@home kunnen hier het verschil maken. De ervaringen van ouders en een reactie van externe deskundigen werden gebundeld in ’Focus op kinderen met een etiketje. Een belevingsonderzoek bij ouders’. U kunt de publicatie bestellen via
[email protected] Meer weten? www.gevaarlijkjong.be
Hilde Timmermans
De keuken van mijn kindertijd Is het die heerlijke hutsepot volgens moekes recept die je terugbrengt in de tijd? De niet te evenaren appeltaart van tante Sien? Of zijn het de vogelnestjes die je doen watertanden naar de thuiskeuken van toen? De Gezinsbond wil het van je weten en nodigt je uit om je smakelijk verhaal te vertellen. Wat we van jou verwachten voor de wedstrijd ’De keuken van mijn kindertijd’ is dat je in maximum 20 lijnen neerpent welke bijzondere herinnering je hebt aan een gerecht. Het recept of de bereiding mag je halen uit een kookboek (mits bronvermelding!), vers uit je geheugen of uit je eigenhandig gemaakte notities. Je mag maximum 2 gerechten per gezin indienen en dat tot en met 31 maart 2012. Op elk tekstblad (zowel via postzending of per mail) vermeld je naam, adres, telefoonnummer en lidnummer van de Gezinsbond. Het integrale wedstrijdreglement kan je nalezen op de website van de Gezinsbond. De inzendingen stuur je naar
[email protected] of Gezinsbond t.a.v. Chris Crabbé, Troonstraat 125 te 1050 Brussel
Paul (tekst) en Barbara Verstraete (tekening)
R.D.S.
16 december 2011
Column
AKTIEF / 3 AKTIEF
Willem Vermandere
Ouwjaarsbrief
A
maai, zo’n opdracht heb ik nog nooit gekregen. Ze verwachten daar op De Bond een vrome kerstboodschap. Vinden ze misschien gene pater meer die een stichtelijk kerstverhaal kan verzinnen, bijvoorbeeld waarom op al die schilderijen van de Vlaamse primitieven een os en een ezel bij dat kribbeke staan en waarom de herderkes, en niet de boeren, als eersten het kind kwamen bezoeken. Kaïn, de allereerste boer werd ook al scheef bekeken door God-de-vader. Hoe dat multicultureel koningstrio daar gearriveerd is, dat is ook een vreemd verhaal met die sterre met ne lange steert, die precies boven Betlehem bleef stille staan. Goud, wierook en myrrhe hadden ze meegebracht... Zijn dat nu wel cadeaus voor een pasgeboren kind? (Ach, ik pieker soms te veel.) In elk geval zijn Gaspar, Melchior en Balthazar uit schrik voor Herodes langs een andere weg naar hun vaderland teruggekeerd. Duizend jaar later hebben de kruisvaarders het heilig gebeente van de drie koningen teruggevonden. Ze hebben het zelfs verkocht aan de stad Keulen. Die Duitsers hebben er hun Dom op gebouwd. Straffe toeren zijn dat. Dierbare gelovigen, lig er maar niet wakker van. Het mag ook een jaaroverzicht zijn, zeggen ze. Neen, daar ga ik mij niet aan wagen. Ik heb de indruk dat ik de meeste tijd van mijn leven geen deel heb aan het gedoe daarbuiten. Ik ben hier dag in dag uit bezig in mijn atelier met hamer en beitel. De beelden vragen tijd en grote disponibiliteit en eisen een soms heel erg teruggetrokken leven. Zou ik nu niet beter een loflied schrijven op
foto: Jan Verhaeghe
mijn zalig afgelegen polderdorp? Neen, zwijg liever, als ge iets moois weet, zeg het aan niemand, want straks komen ze er met hele autobussen op af en zetten ze een frietkot aan uw voordeur. Voor dat jaaroverzicht verwijs ik u door naar de journalisten van de nieuwsdienst. Die zien klaar in de chaos van de wereld. Een plechtige nieuwjaarsbrief misschien, in de trant van... ”Liefste peter en meter, hoe meer da’j geeft hoe beter”. Wat moet ik nu beloven op deze eerste dag van ’t nieuwe jaar? Dat ik braaf en gehoorzaam zal zijn en mijn voeten zal afvegen als ik het huis binnen kom,… ’t Is al lang goed. Noem ons dan maar de belangrijkste man of vrouw van het jaar. Is er buiten Elio nog een kandidaat? Mijn stokoud moedertje misschien. Achtennegentig is ze geworden en ze slaapt goed en ze eet goed en ze is zo blij als we haar bezoeken in het rusthuis daar in Lauwe en ze vertelt fantastische avonturen waarin haar eigen moeder
weer levend wordt en hoe haar twee gestorven zonen straks nog gaan langskomen en dat vader nu in een nieuw warm huisje onder de aarde is gaan wonen. Spijtig voor Elio, maar ik zal dan toch mijn moeder naar voor schuiven als persoonlijkheid van het jaar. Nu zit ik plots te denken aan mijn grootmoeder langs vaders kant... ”meter wagenmakers” noemden we haar. ’t Was een beetje een deugniete, een plaagsteert. Zij was mijn doopmeter voor wie ik op nieuwjaarsdag mijn brief moest voorlezen. ’t Was een klein vinnig vrouwke, altijd in ’t zwart gekleed. Ze liep met wandelstok, want er was iets met haar éne been dat niet goed meer meewilde. Ze had altijd wel een koekje of een zoetigheidje bij zich, maar eerst stelde ze mij keer op keer dezelfde vraag: ”Wiens manneke zijt gij?” Dan moest ik de naam zeggen van mijn vader en moeder, of ik broertjes en zusjes had, waar ik woonde en wat ik vandaag geleerd had in school en wat ik later zou gaan worden… Dan ”herkende” ze mij en kreeg ik dat koekje. Ik geloof dat ik al heel mijn leven, lied na lied en beeld na beeld, aan de mensen vertel wiens manneke ik ben. Is dat geen schone nieuwjaarswens… dat we in de loop van ’t nieuwe jaar allemaal wat meer het manneke of het wijveke mogen worden dat we moeten worden. Daar heffen we het glas op. Neen, geen glühwein, liever zo een uit die kartonnen bouwdoos van West-Vleteren. (’t Mag ook Rochefort zijn, voorraad onbeperkt, even lekker en veel goedkoper!)
16 december 2011
4 / AKTIEF Het opagevoel van Gaston Durnez
”Elke gelegenheid om te feesten met familie moet je aangrijpen” Lezers van ’De Bond’ kennen hem van de columns in de rubriek die naar hem vernoemd is. Maar gedurende vele decennia was Gaston Durnez (83) journalist bij ’De Standaard’ en raakte hij bekend als auteur van boeken over literatuur, geschiedenis en humor. Tijdens het gesprek verwijlen we eerst wat bij zijn eigen jeugdherinneringen, die hij – hoe kan het ook anders – een paar jaar terug in een dik boek goot. Maar uiteindelijk komen we toch uit bij de ’super-opa’ die deze veelgelezen kroniekschrijver vandaag voor zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen is.
A
ls Gaston Durnez de draad van zijn eigen levensverhaal begint te ontwarren, lijkt het wel alsof je een spannend verhaal bent binnengewandeld. Met dezelfde heldere volzinnen waarmee hij zijn cursiefjes over alledaagse dingen kleur geeft, beschrijft hij de tijd – tussen de twee wereldoorlogen – waarin hij is opgegroeid. ”Ik ben de laatste om te beweren dat het vroeger allemaal zoveel beter was”, zegt hij over die jaren. ”Het enige voordeel was dat we vroeger veel jonger waren, zoals ik het ooit eens iemand hoorde verwoorden. Niet toevallig werd dat ook de titel van het boek waarin ik vertel over de eerste zestien jaren van mijn leven. Je kunt ’mijn vroeger’ toch niet goed noemen? Dat waren de jaren dertig, de crisisjaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Het was de crisis van de arme mensen, wat helemaal niet te vergelijken valt met de crisistijd die we nu meemaken.”
deze school, die behoorde tot een textielfabriek, kon je immers gratis studeren. Door deze opleiding verkreeg hij het getuigschrift van stenodactylograaf, het enige diploma dat hij ooit behaalde. Gedurende een jaar werkte hij als typist, tot hij op zestienjarige leeftijd als loopjongen terechtkwam op de redactie van de krant die later ‘De Nieuwe Gids’ zou worden. Al snel ontdekten ze daar zijn schrijverstalent en kon hij aan de slag als redacteur. In 1953 maakte hij dan de overstap naar ‘De Standaard’, waar hij tot het eind van zijn loopbaan in dienst bleef.
Super-Opa
Loopjongen Gaston Durnez is de zevende zoon uit een arbeidersgezin met elf kinderen. Achtervolgd door pijnlijke omstandigheden, zoals werkloosheid bij de grensarbeiders, trok het gezin vanuit Wervik in West-Vlaanderen naar het Brabantse Asse. Daar liep Gaston lagere school tot en met het achtste studiejaar. ”Ik was toen veertien jaar en zoals bij de meeste kinderen uit onze buurt lag mijn toekomst binnen de fabrieksmuren. Er was in die tijd geen sprake van dat een arbeiderskind kon verder studeren. Die ambitie bestond niet bij onze ouders: ze kon gewoon niet bestaan.” Toch zou de tiener Durnez in zijn leven een andere richting inslaan dan zijn vader en zijn oudere broers. Hoe belangrijk daarbij de kajottersbeweging van kanunnik Jozef
foto’s: Kristof Ghyselinck
Cardijn was, kan hij niet genoeg benadrukken. ”In de KAJ kregen wij ’lessen over zelfbewustzijn’ en dat was voor ons totaal nieuw. En natuurlijk werden ons ook die drie fameuze woorden van Cardijn in het hoofd geprent: zien, oordelen, handelen. Dat
zijn trouwens de principes die ook elke journalist voor ogen zou moeten houden, in die volgorde.” Op aanraden van een dorpsjongen die op een bureau schreef in Brussel trok Gaston Durnez naar de Praktische Handelsschool in Koekelberg. Op
Gaston Durnez, zelf ook vader van een kroostrijk gezin, werd in zijn leven niet gespaard van pijn en verdriet. Zijn eerste vrouw Jeanne overleed op 39-jarige leeftijd aan kanker en dag op dag elf jaar later moest hij afscheid nemen van zijn tweede echtgenote. Zeven van de acht kinderen zijn uit zijn eerste huwelijk. Na zijn huwelijk met Ria, zijn derde vrouw, heeft hij haar zoon geadopteerd. ”Jeanne is gestorven in 1968. Ik zat in de Ronde van Frankrijk toen ik het slechte nieuws vernam dat Jeanne ernstig ziek was. Daarna heeft ze nog drie maanden geleefd. Het was de tour waarin Tom Simpson verongelukte en nadien ben ik nooit meer naar de Ronde gegaan… Over die trieste periode in mijn leven spreek ik niet graag. Ik wil wel zeggen dat ik de West-Vlaamse kloosterzusters die ons op dat moment gered hebben, nog altijd bijzonder dankbaar ben. In mijn leven heb ik tot mijn groot geluk altijd sterke vrouwen mogen ontmoeten.” We zouden het met deze rasverteller over zoveel onderwerpen kunnen
16 december 2011
AKTIEF / 5
hebben. Over zijn fascinatie voor het journalistenberoep bijvoorbeeld of over de geschiedenis van de ontvoogding van de Vlamingen, die hij van op de eerste rij meegemaakt heeft. Maar we zijn gekomen om hem als opa aan het woord te laten, met die hele stoet kinderen en kleinkinderen waarvan hij de trotse (over) grootvader is. ”Ik heb twintig kleinkinderen en zeventien achterkleinkinderen. (nvdr. enkele dagen na het interview liet hij weten dat zijn jongste achterkleinkind Anton intussen geboren werd.) Voor mijn achterkleinkinderen ben ik een ’Super-Opa’, zoals zij mij lachend hebben gedoopt. Want zij hebben allemaal ook nog andere opa’s.” Hij hoeft dat woord ’Super-Opa’ nog maar uit te spreken of je voelt zo de hoofdletters erdoorheen klinken: die barokke letters die Durnez zelf wat graag in zijn stukjes opvoert om de dingen die er echt in het leven toe doen, meer gewicht te geven. ”Mijn kinderen wonen verspreid over het hele Vlaamse land, van Limburg tot in West-Vlaanderen, maar we hebben veel contact. Allicht omdat hun moeder zo jong gestorven is heb ik een zeer hechte band met hen. Ria en ik proberen dat te onderhouden door op regelmatige tijdstippen de familie bijeen te brengen.”
Feest met pannenkoeken ”Ik vind familiebanden zeer waardevol en daarom zeg ik mijn kinderen geregeld: ’Jongens, elke gelegenheid die zich voordoet om samen te feesten, moet je aangrijpen. En is er geen feestelijk moment, dan moet je er een maken!’ Gelukkig komen ze graag bij elkaar op de grote feestdagen. Zo is er de jaarlijkse familiebijeenkomst op 1 november, met pannenkoeken
na het kerkhofbezoek. Die pannenkoeken zijn nog een traditie die ik ken van bij mijn tante Finne, bij wie ik vele jaren van mijn jeugd doorgebracht heb. Ik moest toen goed eten, zei ze altijd al lachend, want iedere pannenkoek was een zieltje dat ik redde uit de hemel… Zo’n groot familiefeest organiseren, dat zien mijn vrouw en ik niet meer zitten. Daarom zijn we blij wanneer een van de kinderen dat nu in handen wil nemen. Op Allerheiligen waren we met 56 mensen, wat toch een aanzienlijke groep is. Intussen hebben we alweer een va-
via de e-mail. Vroeger hadden de Durnez’s een familieblad. Het is toch fantastisch hoe gemakkelijk je nu bijvoorbeeld ook foto’s naar elkaar kunt doorsturen. Wat ik als opa bijzonder belangrijk vind, is het veilige en warme nest dat een kind absoluut nodig heeft. Niet op de eerste plaats voor materiële maar voor innerlijke zorg. Grootouders hebben in die zin altijd een rol gespeeld: zij zijn meestal meer beschikbaar dan de ouders die een druk actief leven hebben. Maar door de evolutie van ‘samenlevingsvormen’ vandaag is die grootouder-
”Schrijven werd op den duur mijn manier om te reageren op wat er in de wereld gebeurt. Iemand anders zal misschien beginnen te zingen, ik doe het met mijn pen.” kantieverblijf aan zee gevonden voor onze grote familiereünie volgend jaar. Om het jaar of om de twee jaar proberen we op die manier de hele familie eens bijeen te krijgen. Ik kijk telkens enorm uit naar dat weekend. Op zo’n domein, waar je wat afgezonderd zit, zijn er veel mogelijkheden. Bij mooi weer kun je er wandelen en samen ontspannen, maar je maakt vooral ook veel tijd voor gesprekken waar je bij andere gelegenheden niet aan toe komt. Ik koester die momenten, want onze kleinkinderen en achterkleinkinderen leren elkaar dan ook beter kennen. In de loop van het jaar verlopen de contacten tegenwoordig vooral
lijke rol meer dan ooit gegroeid. En die geborgenheid is veel meer dan zomaar voor opvang van de kleinkinderen zorgen.” Eén naam dook de voorbije jaren vaak op in de kronieken van Gaston Durnez als het ging over zijn familie: Dean of ’Dientje’, zoals hij zelf zijn jongste kleinkind het liefst noemt. Ook in ons gesprek zingt hij geestdriftig de lof van Dientje. ”Het geeft een speciaal gevoel om die vierjarige kleinzoon te zien lopen tussen al die oudere kleinkinderen. Hij is de zoon van Ria’s zoon. Dientje woont hier vlakbij. Twee dagen per week haal ik hem van school af en dan doen
we samen allerlei dingen. Het is een pienter ventje dat altijd alles meteen heeft gezien en gehoord.”
Heintje met de gekke grappen De schrijver Durnez zullen velen allicht in verband brengen met de figuur van Felix Timmermans, over wie hij in 2000 een biografie schreef. Door zich ’vast te bijten’ in vaak vergeten literatuur, weet Gaston Durnez die ook voor jongere generaties te ontsluiten. Zo is hij nu, in de aanloop naar het Consciencejaar 2012, het werk van Hendrik Conscience aan het herlezen om er daarna weer ’zijn verhaal’ van te maken. Maar intussen blijft hij ook trouw zijn kronieken leveren voor ’De Bond’ en het christelijk weekblad ’Tertio’. ”Ik blijf graag schrijven, maar soms vraag ik me af waarom ik dat nog altijd zoveel doe. Op den duur werd schrijven mijn manier om te reageren op wat er in de wereld gebeurt. Iemand anders zal misschien beginnen te zingen, ik doe het met mijn pen. Dat ik daarbij geraakt kan worden door heel alledaagse dingen had ik al van toen ik nog heel jong was. Ik denk hierbij vaak aan mijn grootvader uit Asse, Henri Mestdag, die ginder door iedereen Heintje van Pollekes werd genoemd (heel onze familie heette ’die van Pollekes’). Heintje was een vrolijk man, een kleermaker die op zijn werktafel zat te zingen en voor ons grapjes uithaalde. Mijn schrijflust en mijn neiging tot humor heb ik zeker mede aan hem te danken.”
Geert Van Hecke ’Vroeger waren wij veel jonger’, het boek over de jeugdherinneringen van Gaston Durnez, verscheen drie jaar geleden bij Lannoo.
16 december 2011
6 / AKTIEF
Ervaringen van een kersverse opa
H
oewel we nu in tijden leven waarvan de vanzelfsprekende chronologie tamelijk zoek is – vader worden op je vijftigste is niet meer zo zeldzaam – geloof ik zelf nogal sterk in een tijdsgebonden ritme van levensfasen. Zo denk ik dat de kaap van 55 wel de sfeer oproept waarin je door je nabije omgeving geappelleerd wordt op de status van opa: je kinderen hebben een gezellig nest gecreëerd dat warmte uitstraalt, zelf raak je meer en meer vertederd door kleine kinderen die jou ongewild ’aflossing van de wacht’ suggereren of positiever gezegd: zich klaarmaken om het continuüm van het levensverhaal op zich te nemen. Door zelf jarenlang ook professioneel intensief met mensen bezig te zijn, weet je op de duur wat de essentie van het bestaan is: opbouwen, doorgeven en loslaten. Wat is zuiverder dan doorgeven in een onschuldige kinderhand? Rond de status van opa wordt een aureool gecreëerd: ’Een opa mag verwennen, want de echte opvoeding gebeurt door de ouders; een opa heeft meer tijd, kan en mag meer genieten zonder schuldbesef; een opa herbeleeft de tijd van zijn eigen opgroeiende kinderen maar dan veel intenser en bewuster.’
behoefte heeft aan warmte, aandacht en koestering? Je zweeft doorheen de dagen en je ziet een stralende, supergelukkige dochter: wat kan een ouder nog meer wensen/ verwachten? Je voelt als het ware dat de kleine in wording zijn plaatsje krijgt in je denken, je gevoelens, je plannen… Het was lang geleden dat je nog aftelde voor iets: immers, het leven gaat al veel te vlug. Maar je voelt, dit wordt een nieuwe mijlpaal in je leven. Laat mij er dus maar deel van worden, en het hoeft zeker niet traag te gaan. Je dochter weet algauw of het een jongen of een meisje is. Ze noemt het kind in wording in gedachten ook al bij naam. Zelf ben je gewoon bijzonder dankbaar om het wonder dat zich in je buurt aan het voltrekken is en geslacht speelt geen enkele rol. Maar je gunt je dochter haar geheim. Je kinderen dromen en je droomt mee, hopend dat je nog heel wat zult kunnen beleven met het nieuwe, opgroeiende wezentje dat straks zijn of haar plek zal zoeken op deze druk bevolkte wereld.
Kortom, het opa-statuut is zalig dromen, genieten, koesteren en in trance bewonderen. Je bladert weer in kinderboeken, probeert aansluiting te vinden bij de huidige kinderprogramma’s, leest verlekkerd de advertenties van speelparken en dierentuinen, en plant in gedachten uitstapjes naar plekken die ooit – in een ver verleden – gefrequenteerd werden. Of naar plaatsen waarvan je gedroomd hebt om er ooit eens met je eigen kinderen naartoe te trekken, maar waar je door omstandigheden nooit geraakt bent.
Opa worden is ook stilstaan bij je eigen leven. En je weet dat leven betekent: met beide handen enthousiast de hand aan de ploeg slaan en te gepasten tijde de ploeg doorgeven. Op dit moment is stilstaan zich ook bewust worden van de eindigheid van alles. Maar het is vreemd genoeg ook een nieuwe bron van energie: een zinvol antwoord op veel vragen.
Al deze dingen en nog veel meer ontsluiten zich wanneer je het nieuws te horen krijgt dat je eigenste dochter in verwachting is. Je eigen dochter in verwachting? Is je dochter niet het ’kind-vrouwtje’ dat je nog meer wilt zien als kind dan als vrouw, dat zelf nog
Wennen aan het idee maakt stilaan plaats voor een sterk verlangen naar het ’deelgenoot’ worden van het wonder dat zich nu vooral in de buik van de moeder en – ruimer –
in haar intieme wereld afspeelt. Je bladert in de fotoboeken van je eigen kinderen om je die beleving weer voor de geest te halen, maar algauw merk je dat die periode nog ongeschonden opgeslagen zit in je niet eens zo verre geheugen. Je hertekent en herkleurt in gedachten de wereld waarin je je kleinkind wilt zien opgroeien. Het moet een wereld zijn waar mensen vriendelijk en zacht zijn voor mekaar, waar bloemen geuren en het milieu niet vervuild is, waar iedereen kansen krijgt, of je nu al dan niet begaafd bent, want talenten heb je sowieso. Je wilt af van de wereld van eigenbelang, macht en drang naar gewin. Je gunt het kind alle goeds en tederheid. En zouden niet alle opa’s en oma’s dat willen? En als we nu eens een werkgroep maken van al die opa’s en oma’s… Ja, wat dan?
de mededeling. Iedereen straalt, feliciteert en zoent. Is er een betere timing? Nestor is geboren en het feest schiet in gang. Hij wordt ook genoemd door de hoogste in gezag in onze sector, in een toespraak voor een volle zaal. Het is een supermoment. Nestor maakt nu deel uit van de wereld. Het wonder is geschied. Terwijl je de geplande zitting in goede banen leidt, vertoeven je gedachten op een heel andere plaats. In de daaropvolgende receptie hef je het glas op je kleinzoon en op de jonge ouders. En dan hol je weg, of beter, vlieg je weg. Je zweeft, je vliegt, je holt naar wat je probeert te vatten. Vrienden hadden al zoveel verteld over het opa-worden. En stilaan groeit het besef dat het allemaal waar is. Voordien kon je je er alleen maar een beeld van vormen, nu voel je het ook. En dan zie je het ’mooiste, volmaakste kind’ dat je ooit gezien hebt en een vermoeide maar dolgelukkige moeder.
En ja, ik ben heel dankbaar dat ik opa mag worden. Je leven neemt een positieve wending: het wordt nog eens duidelijk, omkijkend, waarvoor we het eigenlijk ons leven geleefd hebben en nog willen leven. En dan komt het moment: Mijn dochter zou ’in haar laatste dagen’ nog komen naar het grote ’fusiefeest’ van het centrum waar ik werk… En net een paar uur vóór de plechtigheid begint, rinkelt mijn gsm: ”Papa, je bent opa geworden!” Op dat eigenste moment stijg je op naar het hooggebergte van voldoening en euforie: emoties wellen in je op en je wilt roepen en zingen dat iedereen welkom is op het geboortefeest van je kleinzoon. Heel het feestgedruis verwordt tot een zoveelste anekdote in je leven. De geboorte van je kleinkind: dát is voor jou de hoogdag én het nieuws dat je overal wilt uitbazuinen. Het nieuws gaat ook veel sneller dan
Bloemen helpen het geheel luister bij te zetten, maar het is niet meer dan decor bij het mooiste wat je overkomt. Je wordt er stil, heel stil en dankbaar van. Nu wil je de tijd even stopzetten en vasthouden. Je wilt vooral niet denken en pas morgen de draad weer opnemen, om verder te werken aan de wereld waarvan je droomt: een stukje werken in de goede richting, opdat je kleinkinderen het goed en misschien zelfs beter zouden hebben. En nu dat heel concreet is geworden, is de motivatie alleen maar gegroeid. Stilletjes ga je naar huis, warm en gelukkig, en met maar één wens: dat het hen heel goed moge gaan!
Hans De Vliegher
16 december 2011
AKTIEF / 7
Rijkdom zit aan de binnenkant Zegelsem in de Vlaamse Ardennen. Sloeber, de dertienjarige hond van Marijn Devalck, is gek op bezoek. In de rustige tuinkamer vol muziekinstrumenten neemt hij enthousiast deel aan ons gesprek met staartgekwispel en korte blafjes. Marijn Devalck, door televisiekijkend Vlaanderen vereenzelvigd met worstenfabrikant Boma uit de reeks F.C. De Kampioenen, is evenzeer talentvol zanger, muzikant en liedjesschrijver. Wat weinigen weten. Hij was veertien toen hij zijn vroegste succesvolle stap op het podium zette als sterzanger ’Marino Falco’. Nu is hij zestig en kijkt met wijze tevredenheid op zijn leven terug. Bij grootmoeder thuis ”Onze kindertijd was niet de huiselijke tijd die een kind zich wenst. Het is beter in de warmte van een gezin op te groeien en niet van kleinsaf gescheiden te worden door getrek en gesleur van ouders die het niet meer samen kunnen vinden. Mijn zussen zijn in het pensionaat opgevoed en ik bij mijn grootmoeder, want mijn ma moest werken om den brode. In die tijd was de televisie nog iets voor begoede mensen. Wij hadden de Leuvense stoof en de radio, een Grundig met grote draaiknoppen en dat groene oog die de gezelligheid brachten op de winteravonden, toen geluisterd werd naar de ’bonte avonden’. En het orkest van Mantovani speelde de grote muziek die tot mijn verbeelding sprak. In de lange zomers voetbalden we na het huiswerk op straat, in de weekends trokken we met de jeugdbeweging naar de bossen, voetbalden op de meersen tussen de koeienvlaaien tot de boer ons verjoeg. Overal waar we aan en bij konden deden we ons te goed aan bessen, krieken, appelen. We visten met een zeefmand in de beek, we hadden onze boterhammen voor de hele dag mee, boerenbrood met margarine en soms een gekookt eitje erbij. We waren kleine cowboy’s met een mes in onze broekzak en mijn lectuur was ’Bessie’. Soms mochten we bij een buur naar Bonanza kijken. Ik was een bevoorrecht kind, al miste ik de echtelijke warmte van ouders. Op vakantie gaan of samen eten aan tafel, dat was mij vreemd, maar ik was een vrije vogel. Lagere school liep ik in de schaduw van de kerktoren bij de Broeders van Liefde. Godvrezend opgevoed, misdienaar en koorzanger geweest. Ik ging met meneer pastoor Ons Heer brengen bij de zieke boeren. Om vijf uur ’s morgens met een bel en een lantaarn door de veldwegeltjes naar de muffe boerderijen, in de vieze lucht van zo’n slaapkamertje waar een zieke boerin lag, in de stank van de urine en ’de grote boodschap’ in de nachtemmer. Zo was het nog bij ons, 50 jaar geleden.”
Mijn eerste liedjes ”Begin jaren 60. Adamo met ’Sans toi m’amie’ verovert de harten. De hitparade staat bol van het Franse
Marijn neemt de studiedraad jaren later terug op in het Conservatorium van Brussel waar hij muziek en theater studeert. Of het podium en het applaus levensbelangrijk zijn voor hem? ”Ik stond van kindsbeen af op dat podium. De eerste keer zijn de zenuwen erg gespannen maar het went, ook het applaus, al doet het iedere keer deugd. Nu, na al die jaren weet ik dat ik het podium niet zal missen als ik er niet meer op sta. Succes is vergankelijk. De dag dat je niet meer bekend bent, laat men je vallen als een baksteen. De tijd van het applaus is broos. Ik ben niet ontgoocheld, maar ik heb mijn lesje geleerd. Al vrij vroeg, want mijn carrière was vroeg begonnen. In mei 68 vloog alles wat Franstalig was weg van het podium. Mijn eerste ’val’ als vedette. Ik wist het te relativeren. Nadien, in het theater en de Nederlandstalige musical, nam ik het succes van elke avond dankbaar mee, wetend dat het ’s anderendaags verdween en dat ik weer van nul moest beginnen. Als morgen dat succes echt ophoudt, zal ik evenveel genieten van het leven daarbuiten.”
Rijkdom aan de binnenkant
foto: Bruno Cornille
repertoire. Als dertienjarige was ik al helemaal weg van zingen en muziek maken. In mijn plechtige communiekostuum zong ik rock & roll en het repertoire van Adamo. Zo tuimelde ik in een talentenjacht waar ik gebombardeerd werd tot de Vlaamse Adamo. De platenfirma’s stuurden mij liedjes, allemaal in ’t Frans en over de liefde. In die tijd als snotaap over de liefde zingen, was doodzonde. Op een nacht begon ik in mijn schoolfrans aan een liedje ’om te huilen’ want dat werd een hit, zoals het huilliedje ’Sans toi m’amie’. Mijn vader stierf toen ik zes was. Een klein kind beseft niet wat het is geen vader meer te hebben. Bij mij drong het pas jaren later door. Een liedje over mijn vader dus. ’Je n’ai plus mon papa’. Ik
liet het horen in de platenwinkel van vader Blaute. Hij stuurde Rocco Granata op mij af. Die zag er wat in en deed me een b-kantje maken. Dat werd nog iets autobiografisch: ’Ma première cigarette’.”
Applaus doet deugd Als tienervedette was hij een buitenbeentje op school. Het wekte jaloersheid, want hij stond in de kranten, de meisjesfans draaiden om hem heen aan de schoolpoort, en in de ogen van sommige broeders was Marijn een zondaar. Weg van school dus, maar hij kreeg geen plaats in de rijksschool, want die wilde geen herrie met de katholieke school…
Marijn maakt zich zorgen over de consumptiemaatschappij van klatergoud waar zoveel mensen inlopen en zo de rijkdom ’van binnen’ niet meer halen. De financiële crisis is pijnlijk maar raakt eerder de buitenkant van het leven, zegt hij. ”Onze twee schatten van kleinkinderen zijn gezond, ze zien elkaar graag en ik bid elke dag dat het zo mag blijven. Elke morgen buiten in de natuur zeg ik, dank je dat ik er nog mag zijn, dank voor onze kindjes. Ik bid geen voorgekauwde tekst van een Weesgegroet, ik zeg het in mijn eigen woorden. Elke dag anders, omdat elke dag anders is. Ik heb dit jaar al vier keer staan zingen aan de doodskist van mensen die ik liefhad. Mensen jonger dan ik. Onrechtvaardig maar niets aan te doen. De natuur is almachtig. Morgen kan ik ook een signaal krijgen dat het fout loopt met mijn gezondheid, dus dank ik in alle nederigheid dat het nog niet kwam. Ik heb in mijn leven, ondanks tegenslagen, meer bereikt dan ik ooit had durven dromen. Ik heb ook wat spaarcentjes verzameld, maar vooral een rijkdom aan de binnenkant. Ook als alle banken crashen, aan mijn innerlijke rijkdom kunnen ze niet aan.”
Hilde Masui
Eerst was er een tuinpad. Toen groeiden de bomen uit tot wat in mijn kinderlijke verbeelding een woud zou worden. Mijn grootvader plantte bij en bouwde hutten. In de wortels ging een kabouter wonen die wij lange brieven schreven. Af en toe schreef hij terug. Toen wij tot grote kinderen uitgroeiden, veranderden de gewoontes. De kabouter schreef niet meer, de hutten stonden leeg, wij zaten kaartend in de zetel. Samen met mijn grootvader maakten we avondwandelingen en schepten zand op in de tuin.
Toen op een dag de grootvader stierf, bleven zijn laarzen staan. De bomen woekerden. Ik sloot de deur van het kabouterhuis, verliet de tuin toen ook het pad verdween. Lies Van Gasse was dit najaar een van de literaire gasten op de ZIEZOOdag van de Gezinsbond. Zij schreef de bundels ’Hetzelfde gedicht steeds weer’ en ’Brak de waterdrager’ en de graphic poems ’Sylvia’ en ’Waterdicht’.