Rapportage Steekproef controle certificering van Vuurwerkopslagplaatsen
DCMR Milieudienst Rijnmond
Brandweer Rotterdam
Rotterdam, juni 2006
Inhoudsopgave Samenvatting 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Algemeen Doelstelling Uitvoering Wetgeving Rapportopbouw
5 5 5 6 6 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Wettelijke eisen Vuurwerkbesluit Verduidelijking ten aanzien van PvE’s vs. BdB’s Memorandum 60 De rol van de geaccrediteerde inspectie-instelling
7 7 7 8 8
3 3.1 3.2 3.3
Bevindingen Bevindingen in tabelvorm Geconstateerde administratieve gebreken Overige constateringen
9 9 9 11
4
Conclusie
12
5
Aanbevelingen
12
Bijlagen Bijlage 1: Van toepassing zijnde voorschriften uit het Vuurwerkbesluit Bijlage 2: Uitgewerkt model voor een Programma van Eisen Bijlage 3: Schematisch overzicht certificering brandbeveiligingsinstallatie Bijlage 4: De checklisten voor de opleveringsinspectie, onderhoud en periodieke inspectie en goedkeuring Bijlage 5: Constateringen per vuurwerkverkooppunt
Blad 2 van 12
Samenvatting Inleiding In het kader van het Integrale Handhavingsprogamma 2005 van het Collegeteam Fysieke Veiligheid en Handhaving controleerden de DCMR Milieudienst Rijnmond, Bouwtoezicht en de Brandweer Rotterdam gezamenlijk veertien bedrijfstakken in 2005, waaronder de vuurwerkopslagplaatsen. Bij de voorcontroles in oktober en november 2005 is door de DCMR een aantal gebreken geconstateerd met betrekking tot de brandbeveiligingsinstallatie. De aanleiding hiervoor was gelegen in het feit dat een deel van de bedrijven die in 2004 beschikten over een goedgekeurd inspectierapport, in 2005 afkeuring kregen. Ook zijn er Basisdocumenten Brandbeveiliging geïntroduceerd in het certificeringtraject. In het Vuurwerkbesluit is een dergelijk document nog1 niet opgenomen. Daarnaast rijzen en er twijfels of certificaten terecht door een inspectie-instelling zijn afgegeven op basis van de “Ja-conclusie” in de inspectierapporten, omdat in diezelfde rapporten opmerkingen staan over de installaties die zouden moeten resulteren in afkeur. Doelstelling en aanpak Naar aanleiding van het voorafgaande hebben de DCMR en de Brandweer Rotterdam besloten om in 2006 gezamenlijk 9 vuurwerkverkooppunten als steekproef te bezoeken met als doel, meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van de door de inspectie-instelling uitgevoerde inspecties en daarmee de waarde van het certificaat van de vuurwerkverkooppunten. De resultaten uit de steekproef zijn gebruikt om gemotiveerd voorstellen te doen voor het nemen van vervolgacties. De controles zijn uitgevoerd in de maanden april en mei 2006 door een medewerker van de DCMR in samenwerking met een medewerker van de Brandweer Rotterdam, District Haven. De adviestaak van de regionaal Commandant in het verzorgingsgebeid van de DCMR is ondergebracht bij District Haven omdat daar de benodigde kennis aanwezig is. Als referentiekader voor de controle is gebruik gemaakt van het Vuurwerkbesluit, Memorandum 60 en het goedkeurde Programma van Eisen van de betrokken inrichtingen. Alle verkooppunten zijn vooraf door DCMR telefonisch geïnformeerd over de uit te voeren controle. Bevindingen Bij de controles zijn diverse afwijkingen en gebreken aan de brandbeveiligingsinstallatie geconstateerd. Deze zijn verschillend van aard. Voor een deel hebben de afwijkingen en of gebreken een administratief karakter. Het gaat hierbij onder andere om: − het niet bijhouden en invullen van het logboek; − locatiespecifieke gegevens in het inspectierapport komen niet overeen met de informatie in het goedgekeurde Programma van Eisen; − het Rapport van Oplevering is niet altijd op locatie aanwezig; − daarnaast worden certificaten op grond van een Basisdocument Brandbeveiliging afgegeven en niet op grond van het goedgekeurde Programma van Eisen. Tijdens de controles zijn zowel verschillende bouwkundige gebreken aangetroffen, als afwijkingen aan de brandbeveiligingsinstallatie zelf geconstateerd. Het gaat hierbij onder andere om: − de brandwerendheid van de (buffer)bewaarplaats die niet altijd aantoonbaar voldeed aan de voorwaarden uit het Vuurwerkbesluit; − dat andere sprinklerkoppen waren gemonteerd dan vermeld in het Programma van Eisen; − dat er sprake was van onvoldoende waterdruk in relatie tot de stapelhoogte van het vuurwerk.
1
De betrokken marktpartijen hebben VROM verzocht het Vuurwerkbesluit hierop te actualiseren. VROM heeft echter aangegeven het Vuurwerkbesluit niet te willen aanpassen.
Blad 3 van 12
Conclusie en aanbevelingen Aan de hand van de bevindingen uit het onderzoek is de algemene conclusie dat 7 van de 9 certificaten ten onrechte zijn verleend op basis van een ”Ja-conclusie” in het onderliggende inspectierapport. Zowel de administratieve als de fysieke situatie van de in deze steekproef gecontroleerde brandbeveiligingsinstallaties bij vuurwerkopslagplaatsen scoren beneden het veiligheidsniveau dat in het Vuurwerkbesluit wordt voorgeschreven. Aangezien bij ongeveer 80% van de, bij deze steekproef gecontroleerde bewaarplaatsen het certificaat ten onrechte is verleend, zijn er twijfels over de waarde van de certificering bij alle opslagen en de veiligheid van de vuurwerkopslagplaatsen in Rotterdam. Aangezien de werkwijze niet zal verschillen met de rest van Nederland, is hier wellicht sprake van een breder probleem. Deze constateringen zijn aanleiding om de volgende aanbevelingen te doen: - Zo spoedig mogelijk de bevindingen bespreken met de betrokken inspectie-instellingen en de certificeringinstelling LPCB. Daarbij vragen op welke termijn zij – in overleg met de DCMR/Brandweer - welke verbeteracties zullen initiëren en implementeren. - Zo spoedig mogelijk via het IPO, het LOM-vuurwerkoverleg en het Landelijk Netwerkbrandpreventie (LNB) van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NBVR) de betrokken partijen tijdens een voorlichtingsbijeenkomst informeren over onze bevindingen. - Deze rapportage onder de aandacht brengen bij instanties zoals RvA, VROM-inspectie, BKZ en het CCV. - Lokaal in het Rijnmondgebied het bevoegd gezag en haar wettelijke adviseurs in overweging geven de overige locaties nog voor oktober 2006 op een vergelijkbare wijze te controleren. Voor zowel de DCMR als de brandweer betekent dit dat per organisatie zo’n 150 mensuren ingezet moeten worden. - Om structurele verbeteringen te initiëren zal VROM in overleg moeten treden met het LPCB om het huidige Vuurwerkbesluit tegen het licht van de huidige werkwijze van certificeren te bekijken.
Blad 4 van 12
1
Inleiding
1.1 Algemeen In het kader van het Integrale Handhavingsprogamma 2005 van het Collegeteam Fysieke Veiligheid en Handhaving controleerden de DCMR Milieudienst Rijnmond, Bouwtoezicht en de Brandweer Rotterdam gezamenlijk veertien bedrijfstakken in 2005, waaronder de vuurwerkopslagplaatsen. Bij de controles van de vuurwerkverkooppunten in 2005 heeft de DCMR zowel voor de Brandweer als dS+V signaaltoezicht uitgevoerd. Bij de voorcontroles in oktober en november 2005 werd door de DCMR geconstateerd dat nog slechts 7 van de 54 vuurwerkverkooppunten beschikten over een goedgekeurde brandbeveiligingsinstallatie. Bij de voorcontroles zijn met betrekking tot de brandbeveiligingsinstallaties de volgende bevindingen gedaan: 1. 11 van de 22 bedrijven die in 2004 zijn goedgekeurd door de inspectie-instelling Potential Protection bleken bij de herkeuring door een andere inspectie-instelling niet in orde te zijn en werden afgekeurd; 2. Vier in de VVB2 verenigde geaccrediteerde inspectie-instellingen certificeren vuurwerkopslagplaatsen waarbij het Programma van Eisen door hen zelf is opgesteld. 3. Er worden door de inspectie-instellingen zogenoemde Basisdocumenten Brandbeveiliging (BdB) ingediend als zijnde Programma’s van Eisen (zie pagina 7). 4. Eén van de vuurwerkverkooppunten maakt melding van het feit dat hij benaderd is door een medewerker van een inspectie-instelling met de mededeling dat, indien de brandbeveiligingsinstallatie wordt afgekeurd, hij deze dan wel tegen betaling van 300 euro wil goedkeuren. 5. Er rijzen twijfels over de certificaten die een inspectie-instelling afgeeft, doordat er op rapporten diverse opmerkingen worden gemaakt over de brandbeveiligingsinstallatie, die zouden moeten leiden tot afkeuring. Desondanks worden er certificaten afgegeven op basis van inspectierapporten met een “Ja-conclusie” (= goedkeuring). Bovenstaande problemen hebben er onder andere toe geleid dat in week 50 van 2005 pas 17 vuurwerkverkooppunten in het bezit waren van een goedgekeurde brandbeveiligingsinstallatie. De DCMR heeft in relatie hiermee veel tijd moeten besteden aan het benaderen van vuurwerkverkooppunten en de inspectie-instellingen over inspectieactiviteiten en de certificering. Op 28 december 2005 beschikten uiteindelijk 52 vuurwerkverkooppunten over een goedgekeurd inspectierapport dan wel een certificaat. 1.2 Doelstelling Naar aanleiding van het voorafgaande hebben de DCMR en de Brandweer Rotterdam besloten om in 2006 gezamenlijk bij 9 vuurwerkverkooppunten als steekproef een controle uit te voeren met als doel, meer inzicht te krijgen in de waarde van de afgegeven certificaten en de door de inspectie-instellingen uitgevoerde inspecties van vuurwerkverkooppunten te toetsen. De resultaten uit de steekproef zullen gebruikt worden voor het formuleren van de gewenste vervolgacties. Bij de steekproef is rekening gehouden met een evenwichtige verdeling over de volgende inspectieinstellingen: BVI, BPSI, R2B en ANPI. De volgende verdeling is gemaakt: - 2 vuurwerkverkooppunten die zijn geïnspecteerd door BVI; - 2 vuurwerkverkooppunten die zijn geïnspecteerd door BPSI; - 2 vuurwerkverkooppunten die zijn geïnspecteerd door R2B; - 3 vuurwerkverkooppunten die zijn geïnspecteerd door ANPI. In dit rapport treft u de resultaten aan van de door de DCMR en de Brandweer Rotterdam als steekproef uitgevoerde controle bij deze 9 locaties aangevuld met de diverse gebruikte checklisten en het vigerende (wettelijk) referentiekader.
2
VVB = Vereniging voor Veiligheid en Brandbeveiliging
Blad 5 van 12
1.3 Uitvoering De controles zijn uitgevoerd in de maanden april en mei 2006 door een medewerker van Brandweer Rotterdam, District Haven in samenwerking met een medewerker van DCMR. Voor de controle is gebruik gemaakt van het Vuurwerkbesluit, Memorandum 60 en het goedkeurde Programma van Eisen van de betrokken inrichtingen. Alle verkooppunten zijn vooraf door DCMR telefonisch geïnformeerd over de uit te voeren controle. 1.4 Wetgeving In het Vuurwerkbesluit zijn voorwaarden opgenomen voor het opslaan van consumentenvuurwerk. Conform paragraaf 5, bijlage 1 van dit besluit dient de bewaarplaats, de bufferbewaarplaats en de verkoopruimte te zijn voorzien van een automatische sprinklerinstallatie en een brandmeldinstallatie. Deze brandbeveiligingsinstallatie dient te zijn ontworpen, aangelegd en onderhouden conform Memorandum 60. Het Memorandum 60 maakt deel uit van de Voorschriften Automatische Sprinklerinstallaties (VAS). 1.5 Rapportopbouw In hoofdstuk 2 van dit rapport worden de wettelijke kaders en de voorschriften waaraan de bewaarplaatsen, de inspectie-instellingen en de vergunninghouders moeten voldoen beschreven. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de uitgevoerde steekproef gepresenteerd. Er is voor gekozen om de gecontroleerde punten en bijbehorende bevindingen op een overzichtelijke wijze in een tabelvorm weer te geven. In hoofdstuk 4 worden de conclusies van de bevindingen weergegeven. In hoofdstuk 5 worden aan de hand van de bevindingen aanbevelingen gedaan.
Blad 6 van 12
2
Wettelijke eisen
2.1 Vuurwerkbesluit Een belangrijk onderdeel van het Vuurwerkbesluit is de eis dat in alle vuurwerkverkooppunten een brandbeveiligingsinstallatie (sprinkler-, brandmeld- en ontruimingsinstallatie) aanwezig moet zijn. Alvorens met de aanleg van deze installaties in een vuurwerkverkooppunt kan worden gestart, dient de vuurwerkverkoper een zogenoemd Programma van Eisen (PvE) op te laten stellen conform Memorandum 60. Memorandum 60 schrijft niet voor aan welke kwaliteitseisen de opsteller van een Programma van Eisen moet voldoen. Het Programma van Eisen moet vervolgens beoordeeld worden door een inspectie-instelling. Het Vuurwerkbesluit schrijft voor dat de inspectie-instelling voor wat betreft het uitvoeren van beoordelingen en inspecties van brandbeveiligingsinstallaties op basis van memorandum 60 moet voldoen aan de EN 45004 en daarbij een type-A inspectie-instelling is. De inspectie-instelling dient geaccrediteerd te zijn door de Stichting Raad voor Accreditatie (gelijkwaardige accreditatie uit het buitenland is eveneens toegestaan). De inspectie-instelling moet beoordelen of het Programma van Eisen voldoet aan Memorandum 60. Voordat met de aanleg kan worden begonnen dient het Programma van Eisen vervolgens ter goedkeuring bij het bevoegd gezag te worden ingediend. Naast de eigen beoordeling legt het bevoegd gezag het Programma van Eisen meestal ter goedkeuring voor aan de commandant van de Regionale Brandweer. Nadat het Programma van Eisen is goedgekeurd door het bevoegd gezag, kan met de aanleg van de brandbeveiligingsinstallatie worden gestart. De installatie moet zijn ontworpen, aangelegd en opgeleverd door een voor deze werkzaamheden erkende installateur. De bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte worden vervolgens niet eerder in gebruik genomen nadat een goedkeuring middels een inspectierapport of certificaat is afgegeven. Dit certificaat moet zijn afgegeven door een op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie of een ander accreditatie-instelling die aan ten minste een gelijkwaardig niveau voldoet, geaccrediteerde instelling. De erkende installateur is alleen bevoegd voor het uitvoeren van het ontwerp, de aanleg, de oplevering en het onderhoud van de installatie. Na de aanleg moet de gehele brandbeveiligingsinstallatie worden geïnspecteerd door een type-A geaccrediteerde inspectie-instelling. Een type-A geaccrediteerde inspectie-instelling mag om redenen van onafhankelijkheid op grond van EN 45004 niet op andere wijze dan het beoordelen van het ontwerp en het inspecteren van de uitgevoerde werkzaamheden en inspectie van het object betrokken zijn. In bijlage 1 van dit rapport worden de belangrijkste voorschriften met betrekking tot de brandbeveiligingsinstallatie uit het Vuurwerkbesluit vermeld. In bijlage 2 is een uitgewerkt model voor een Programma van Eisen gevoegd. Dit model van Programma van Eisen is een bijlage van Memorandum 60. Bovenstaande procedure met betrekking tot het ontwerp, aanleg, oplevering en onderhoud van de brandbeveiligingsinstallatie is tevens schematisch weergegeven in bijlage 3 bij dit rapport. 2.2 Verduidelijking ten aanzien van PvE vs BdB In het Vuurwerkbesluit is in bijlage 1 onder voorschrift 5.2 de bepaling opgenomen dat het Programma van Eisen (PvE) moet zijn opgesteld conform Memorandum 60. Voor het beoordelen van de brandveiligheid van objecten is door de Raad Brand het Schema Certificering Brandveiligheid gemaakt waarin sprake is van twee documenten: een Master Plan Brandveiligheid (MPB) met alle eisen (ontwerpcriteria) en een Basisdocument Brandveiligheid (BdB) met alle beoordelingspunten (inspectiecriteria). Bij vuurwerkopslagbedrijven staan de ontwerpcriteria voor de sprinklerinstallatie in het Programma van Eisen. Dit Programma van Eisen is een op het object toegespitste vertaling van het Memorandum 60 en komt in de systematiek van het Schema Certificering Brandveiligheid overeen met een MPB. In Memorandum 60 zijn inspectie- en afkeurcriteria genoemd voor sprinklerinstallaties bij vuurwerkopslagplaatsen. Indien deze inspectiecriteria worden toegespitst op een specifiek vuurwerkopslagbedrijf kan worden gesproken van een BdB voor het betreffende vuurwerkopslagbedrijf. Een dergelijk document met inspectie- en afkeurcriteria is niet hetzelfde als een PvE met ontwerpcriteria en kan deze dus niet vervangen. In voorschrift 5.4 bijlage 1 Vuurwerkbesluit staat vermeld dat een bewaarplaats, een bufferbewaarplaats of een verkoopruimte niet in gebruik mogen worden genomen indien uit een inspectierapport blijkt dat
Blad 7 van 12
een brandbeveiligingsinstallatie niet voldoet aan het in voorschrift 5.2 bedoelde goedgekeurde Programma van Eisen. Een BdB kan op basis van de huidige tekst in het Vuurwerkbesluit dus nooit dienen als basis voor het afgeven van een inspectierapport of certificaat als bedoeld in de voorschriften 5.3 en 5.4 bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit. 2.3 Memorandum 60 In voorschrift 5.2 bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit wordt een verwijzing naar Memorandum 60 gegeven. In onderdeel A bijlage 1 Vuurwerkbesluit wordt bij de begripsbepalingen aangegeven wat onder Memorandum 60 moet worden verstaan: “Memorandum 60: memorandum betreffende voorschriften voor sprinkler-, brandmeld- en ontruimingsinstallaties in vuurwerkbewaarplaatsen en verkoopruimten voor consumentenvuurwerk, behorende bij de Voorschriften Automatische Sprinklerinstallaties, uitgave juli 1996, Nationaal Centrum voor Preventie te Houten” Tevens wordt aangegeven dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke versie van Memorandum 60 moet worden toegepast. Daarnaast kan worden bepaald dat in plaats van het Memorandum 60 een ander document moet worden toegepast. Op het moment dat de steekproefcontroles zijn uitgevoerd, was conform het Vuurwerkbesluit Memorandum 60 van 14 april 2004 van kracht. 2.4 De rol van de geaccrediteerde inspectie-instelling In de opleverings- en gebruikfase beoordeelt en inspecteert de inspectie-instelling de installatie aan de hand van het door het bevoegd gezag goedkeurde Programma van Eisen. De inspectie-instelling legt de bevindingen vast in een inspectierapport. In het Programma van Eisen moet, op grond van Memorandum 60 duidelijk zijn aangegeven wat goedkeur- en afkeurcriteria zijn. Indien blijkt uit het inspectierapport dat een brandbeveiligingsinstallatie niet voldoet aan het voor die installatie geldende Programma van Eisen, mag overeenkomstig de voorschriften van het Vuurwerkbesluit de bewaarplaats, de bufferbewaarplaats en de verkoopruimte niet in gebruik worden genomen. In het model Programma van Eisen (bijlage 2) is vermeld welke weegfactor (kern/aanvullend/overig) moeten worden verbonden aan de eisen die voor de brandbeveiligingsinstallatie gelden. Dit betekent voor het goedkeuren dan wel afkeuren van de brandbeveiligingsinstallatie het volgende; a. De installatie moet worden afgekeurd indien voor ten minste één kernbepaling een afwijking wordt aangetroffen. b. Een afwijking van een gewenste maar niet cruciale bepaling (aanvullend) dient binnen een maand nadat deze is geconstateerd, aantoonbaar verholpen of opgeheven te zijn. De installatie moet worden afgekeurd indien meer dan drie dergelijke afwijkingen (op enig moment) gelijktijdig voorkomen. c. Alle afwijkingen van overige bepalingen moeten binnen drie maanden zijn opgeheven. Indien bij de volgende inspectie blijkt dat dezelfde afwijking niet is opgeheven, moet de installatie worden afgekeurd omdat dit kan betekenen dat het bedrijf niet over een adequaat onderhoud- en beheersysteem beschikt. De checklisten voor de opleveringsinspectie, onderhoud en periodieke inspectie en goedkeuring uit Memorandum 60 zijn als bijlage 4 bij dit rapport gevoegd.
Blad 8 van 12
3
Bevindingen
3.1 Bevindingen in tabelvorm In dit hoofdstuk worden de bevindingen van de controles die in april en mei 2006 zijn uitgevoerd door de Brandweer en de DCMR weergegeven. De betrokken vuurwerkverkooppunten zijn gecontroleerd aan de hand van het door het bevoegd gezag goedgekeurde Programma van Eisen. In de paragrafen 3.2 en 3.3 is over een aantal gecontroleerde onderdelen een toelichting gegeven. In bijlage 5 zijn de constateringen per inrichting weergegeven. Gecontroleerde inrichtingen
9
Geconstateerde administratieve gebreken: 1. Rapport van oplevering van voorgaande inspecties niet aanwezig waardoor de noodzakelijke vergelijking niet kan worden uitgevoerd. 2. Onjuist uitgevoerde scope (inspectierapport bevat niet de vereiste gegevens). 3. Geen bouwkundige eisen gecontroleerd. 4. Installatie geïnspecteerd door PvE opsteller. 5. Logboek onvolledig. 6. Vergunninghouder onvolledig geïnformeerd omtrent bijhouden logboek. 7. Logboek ingevuld door de vergunninghouder zonder de installatie te hebben gecontroleerd 8. Objectgegevens vermeld in het inspectierapport en het Programma van Eisen komen niet met elkaar overeen. En in enkele gevallen ook niet met de werkelijke situatie 9. Naam van inspecteur op inspectierapport is anders dan de naam van de persoon die de inspectie heeft uitgevoerd. 10. Opmerkingen over n.a.v. inspectie (Kern-bepaling) uit te voeren actie, zonder een termijn van uitvoering te hebben gesteld en zonder dat dit resulteert in afkeur. 11. Opmerkingen n.a.v. inspectie waarvoor termijnen gelden zonder dat duidelijk is of gebreken binnen gestelde termijnen zijn verholpen. 12. Certificaat afgegeven op grond van een Basisdocument Brandbeveiliging dat niet beoordeeld is door het bevoegd gezag. 13. Afmetingen (buffer)bewaarplaats komen niet overeen met de werkelijke situatie.
6 3 3 5 3 2 1 5 1 2 2 3 5
Geconstateerde gebreken aan de installatie: 14. Bedenkingen omtrent waterdruk (verschillende diameter leidingen op één toevoerleiding). 15. Doorspoelprogramma niet aanwezig. 16. Onjuiste gegevens sprinklerkoppen 17. Waterdruk in relatie tot stapelhoogte onjuist
3 1 7 3
Geconstateerde bouwkundige gebreken: 19. Brandwerende doorvoeringen 20. Dievenklauwen op deuren bewaarplaatsen (heeft gevolgen voor drukontlasting via deur) 17. Plafond niet brandwerend uitgevoerd volgens eisen van het Vuurwerkbesluit. 18. Geen documentatie over brandwerende deur beschikbaar (aantoonplicht principaal)
2 1 1 1
3.2 Geconstateerde administratieve gebreken Bij de controles zijn verschillende administratieve gebreken geconstateerd. De gebreken zijn verschillend van aard en vinden voor een deel hun oorsprong in de hieronder beschreven problemen die zich in 2004 hebben voorgedaan. Bij het inwerking treden van het Vuurwerkbesluit per 1 maart 2004 moesten de vuurwerkverkooppunten voldoen aan de eisen die zijn gesteld in dit Besluit. Tijdens de voorcontroles die de DCMR in oktober 2004 heeft uitgevoerd, is geconstateerd dat een groot deel van de ondernemers te laat is gestart met de benodigde aanpassingen die moesten plaatsvinden naar aanleiding van het Vuurwerkbesluit. Ook installateurs en inspectie-instellingen stonden onder hoge druk om de aanleg en certificering van de brandbeveiligingsinstallatie op tijd uit te kunnen voeren. Per 19 november kwam het bericht dat de accreditatie van één van de grootste geaccrediteerde inspectie-instellingen voor de vuurwerkbranche, Potential Protection werd ingetrokken. Deze inspectie-instelling had bij veel verkooppunten de inspecties uitgevoerd. In de gemeente Rotterdam waren bij 22 bedrijven na deze datum de
Blad 9 van 12
brandbeveiligingsinstallatie geïnspecteerd door deze inspectie-instelling. Deze bedrijven zijn in januari 2005 aangeschreven en hebben tot 1 maart 2005 de tijd gekregen om hun brandbeveiligingsinstallatie opnieuw te laten keuren door een inspectie-instelling die daartoe wel geaccrediteerd is. Bij de voorcontroles in 2005 bleek dat 11 van de 22 bedrijven die zijn gekeurd door de inspectieinstelling Potential Protection bij de herkeuring door de nieuwe inspectie-instelling niet in orde waren en zijn afgekeurd. Het gevolg was dat 6 van de 9 door Potential Protection gecontroleerde bedrijven niet in het bezit is van een opleveringscontrole van de brandbeveiligingsinstallatie. Ten tijde van het uitvoeren van de controles van de steekproef zijn er vier Nederlandse inspectieinstellingen en één Belgische inspectie-instelling die op grond van hun accreditatie en op basis van ISO/IEC 17020 (voorheen EN 45004), een inspectie mogen uitvoeren en een inspectierapport (al dan niet met een ”Ja-conclusie”) mogen afgeven. Bij de steekproefcontroles is gebleken dat de vier Nederlandse inspectie-instellingen een andere werkwijze aanhouden dan zoals is voorgeschreven in het Vuurwerkbesluit. De vier Nederlandse inspectie-instelling zijn aangesloten bij de certificatie-instelling LPCB. Sinds 2000 voert het LPCB de regeling LPS 1233 uit voor de certificering van brandbeveiligingssystemen in Nederland. Deze regeling wordt uitgevoerd in samenwerking het CCV (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid) en ontving de steun van verzekeringsmaatschappijen, brandweerkorpsen en beroepsvereniging van Nederland. Wat de LPS 1233 van de zelfstandig geaccrediteerde inspectie-instellingen verwacht is beschreven in de LPS 1233, maar daarnaast houden de inspectie-instellingen zich ook aan de VVB-09 die hoort bij hun eigen accreditatie. De VVB-09 is een document waarin de werkzaamheden van de inspectie-instellingen staan beschreven. Door de Raad van Accreditatie is aangegeven dat het LPCB een niet door de Raad van Accreditatie geaccrediteerde certificatie-instelling is, maar een door UKAS (=Engelse Raad van Accreditatie) geaccrediteerde certificatie-instelling is. De werkwijze van de inspectie-instellingen binnen deze regeling is strijdig met de werkwijze zoals is voorgeschreven in het Vuurwerkbesluit en Memorandum 60. Dit blijkt onder andere uit: 1. Door de vier Nederlandse inspectie-instellingen zijn in 2005 BdB’s ingediend als zijnde PvE’s. Opmerking: Vanuit IPO, VNG, VROM-Inspectie, OM en andere betrokkenen is hierop een standpunt ingenomen dat dit vanaf 1 oktober 2005 niet meer is toegestaan. 2. Binnen de regeling LPS 1233 wordt gesproken van BdB’s die opgesteld worden door inspectieinstellingen. Opmerking: Het Vuurwerkbesluit spreekt echter alleen van het begrip Programma van Eisen, voorts mogen vanaf 1 oktober 2005 geen BdB’s meer door het bevoegd gezag worden geaccepteerd. 3. Binnen de regeling LPS 1233 is het toegestaan dat een inspectie-instelling zowel een PVE opstelt als goedkeurt. Opmerking:Door de Raad van Accreditatie is aangegeven dat dit in een overgangstermijn is toegestaan in verband met de grote werkdruk. Deze termijn is op 1 oktober 2005 verlopen. Vanaf deze termijn moeten nieuw ingediende PvE’s worden geïnspecteerd door een onafhankelijke inspectie-instelling. De PvE’s die voor deze termijn zijn ingediend mogen worden geïnspecteerd door de opsteller hiervan. 4. De regeling LPS 1233 voorziet niet in het beoordelen en inspecteren van een PvE dat is opgesteld door een derde partij die niet type-A geaccrediteerd is. Het wordt echter niet uitgesloten. Opmerking: Vanuit het Vuurwerkbesluit en Memorandum 60 worden er geen accreditatie of certificatie-eisen gesteld aan de opsteller van het PvE. Dit heeft tot resultaat dat de inspectieinstellingen het PvE niet accepteren en hierop een BdB schrijven. 5. De vier Nederlandse inspectie-instellingen maken BdB’s op bij PvE’s die zijn opgesteld door een derde partij die niet type-A geaccrediteerd is. Deze BdB’s worden niet bij het bevoegd gezag ingediend. Vervolgens geeft het LPCB een certificaat af op grond van het BdB en niet zoals het Vuurwerkbesluit voorschrijft; op grond van het goedgekeurde Programma van Eisen. LPCB geeft aan niet op andere wijze te kunnen certificeren. Opmerking: Door de DCMR zullen deze certificaten niet meer geaccepteerd worden, daar deze niet overeenkomen met het gestelde uit het Vuurwerkbesluit. Als gevolg van bovenstaande zijn in de gemeente Rotterdam 15 vuurwerkverkooppunten in het bezit van een certificaat dat is afgegeven tegen een BdB en niet in het bezit zijn van een certificaat dat is afgegeven op grond van het goedgekeurde Programma van Eisen zoals in het Vuurwerkbesluit wordt voorgeschreven. Het gevolg is dat op grond van voorschrift 5.3 geen consumentenvuurwerk in de inrichting mag worden opgeslagen.
Blad 10 van 12
Aan de hand van de regeling LPS 1233 is het niet mogelijk dat een Programma van Eisen wordt opgesteld door derden, niet zijnde type-A geaccrediteerde bedrijven. Gelet op het gestelde in het Vuurwerkbesluit is dit in strijd met de vrije marktwerking en kan dit negatieve invloed hebben op de tariefstelling richting ondernemers. Door de Brandweer Rotterdam is aangegeven dat de inspectie-instellingen, verenigd in de VVB, VROM nadrukkelijk hebben verzocht om het Vuurwerkbesluit te actualiseren. VROM heeft dit voorstel niet overgenomen. Deze situatie heeft geresulteerd in een grote verwarring bij betrokken partijen. Het onderhavige onderzoek bevestigt dit. De inspectie-instellingen werken volgen de regeling LPS 1233 en het document VVB-09, terwijl deze werkwijze niet overeenkomt met het Vuurwerkbesluit. Het gevolgd hiervan is dat vuurwerkverkooppunten in het bezit zijn van certificaten of inspectierapporten waarop de overheid niet kan handhaven. De Brandweer heeft het voorstel gedaan om inspectie-instellingen toch BdB’s te laten indienen bij het bevoegd gezag, waartegen na goedkeuring een certificaat kan worden afgegeven door het LPCB. De DCMR is hierover van mening dat dit niet mogelijk is, gezien het schrijven van VROM van 1 september 2005 waarin is aangegeven dat na 1 oktober 2005 geen BdB’s meer mogen worden geaccepteerd door het Bevoegd gezag. De Belgische inspectie-instelling voert de inspecties momenteel wel uit op grond van het door het bevoegd gezag goedgekeurde Programma van Eisen en versterkt vervolgens een inspectierapport en certificaat. Terwijl ISO 17020 alleen een inspectierapport of inspectie-certificaat kent. ANPI is geen certificatie-instelling en kan dus geen certificaten afgeven zoals het LPCB. Het Vuurwerkbesluit schrijft daarover het volgende voor: “ De bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte worden niet eerder in gebruik genomen dan nadat door een inspectie-instelling als bedoeld in voorschrift 5.2 een goedkeurend inspectierapport is afgegeven of nadat een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde certificatie-instelling is afgegeven.” Tijdens de steekproefcontroles is tevens geconstateerd dat de Belgische inspectie-instelling inspectierapporten versterkt waarvan de scope niet in overeenstemming is met Memorandum 60. Dit heeft tot gevolg dat door het bevoegd gezag niet kan worden gecontroleerd op welke punten wordt beoordeeld, welke afkeurcriteria worden gehanteerd en dus op welke gronden een certificaat wordt verstrekt of geweigerd. Ten tijde van het schrijven van dit rapport is een nieuw inspectierapport ontvangen van de Belgische inspectie-instelling. Dit inspectierapport voldoet voor een groot deel aan de gestelde eisen van Memorandum 60. Tijdens de steekproefcontroles is ook geconstateerd dat er opmerkingen op inspectierapporten worden vermeld omtrent geconstateerde afwijkingen zoals zaken die aan de installatie moesten worden aangepast of gegevens die moeten worden opgestuurd. Achter de overtredingen vermeldt men dan wanneer dit verholpen moet zijn. Tijdens de controles werd niet altijd duidelijk of de gevraagde gegevens zijn opgestuurd naar de inspectie-instelling en of hierop toezicht dan wel een nacontrole wordt uitgevoerd door de desbetreffende inspectie-instelling. 3.3 Overige constateringen Tijdens de steekproefcontroles is geconstateerd dat vuurwerkondernemers van zowel erkende installateurs als inspectie-instellingen hoge rekeningen ontvangen. De kosten voor het laten uitvoeren van een jaarlijkse onderhoudsinspectie liggen tussen de € 300 en € 400. Bij één ondernemer die in het bezit is van een goedgekeurd Programma van Eisen is tijdens de steekproefcontrole geconstateerd dat hij in totaal € 2100,- moest betalen voor de jaarlijkse inspectie van de brandbeveiligingsinstallatie. Hierbij werd ook een rekening van € 400,- bij de ondernemer ingediend voor een inspectie die niet uitgevoerd werd vanwege een verkeerde koppeling op de leiding voor het meten van de waterdruk. Een andere ondernemer gaf aan in december € 1900,- te hebben betaald voor het vervangen van een lampje in de handbrandmelder. Bij één ondernemer zijn in totaal vijf inspecties uitgevoerd voordat deze een “Ja-conclusie” kreeg. De kosten hiervan zijn opgelopen tot een bedrag van € 1140,-
Blad 11 van 12
5
Conclusie
Aan de hand van feiten uit het onderzoek is de algemene conclusie dat voor 7 van de 9 inrichtingen certificaten ten onrechte met een ”Ja-conclusie” werd gegeven. Zowel op het administratieve niveau als de fysieke situatie scoren de meeste brandbeveiligingsinstallaties bij vuurwerkopslagen beneden het veiligheidsniveau die in het Vuurwerkbesluit wordt voorgeschreven. Aangezien bij ongeveer 80% van de, bij deze steekproef gecontroleerde bewaarplaatsen het certificaat ten onrechte is verleend, zijn ernstige twijfels ontstaan over de waarde van de certificaten bij alle vuurwerkopslagplaatsen en de daarmee gemoeide veiligheid van deze inrichtingen in het algemeen. De steekproef toont ook aan dat fysieke gebreken, die tot afkeur moet leiden, niet opgemerkt worden tijdens de jaarlijkse inspectie. Verder is tijdens de voorcontroles in 2005 gebleken dat in de gemeente Rotterdam 15 vuurwerkverkooppunten in het bezit zijn van een certificaat dat is afgegeven op grond van een Basisdocument Brandbeveiliging en niet in het bezit zijn van een certificaat dat is afgegeven op grond van een goedgekeurde Programma van Eisen zoals in het Vuurwerkbesluit wordt voorgeschreven. Dit heeft tot resultaat dat op grond van voorschrift 5.3 geen consumentenvuurwerk in de inrichting mag worden opgeslagen. Bovenstaande heeft tot gevolg dat, wanneer volgens de vigerende regels wordt gehandhaafd, het aantal verkooppunten in de gemeente Rotterdam kan afnemen. Voor de ondernemers heeft dit tot gevolg dat er wederom investeringen moeten worden gedaan voor het laten aanpassen van de onderliggende documenten.
6
Aanbevelingen 1 2 3 4 5
6 7
Aanvullend onderzoek: Aan de hand van de resultaten van deze steekproef is het aan te bevelen dit onderzoek naar alle andere vuurwerkopslaglocaties in de regio uit te breiden. Herhalingscontrole: Gezien de gebreken aan de installaties en de onvoldoende controle hierop wordt aanbevolen zowel de herhalingscontrole van deze steekproef als de reguliere voorcontroles in het vervolg door DCMR en de brandweer te laten uitvoeren. Steekproefresultaten bij andere instanties melden. Via het IPO, het LOM-vuurwerkoverleg en het Landelijk Netwerkbrandpreventie (LNB) van de NBVR de betrokken partijen tijdens een voorlichtingsbijeenkomst informeren over de bevindingen. Deze rapportage onder de aandacht brengen bij de instanties zoals RVA, VROM-inspectie, BKZ en het CCV. Om structurele verbeteringen te initiëren zal VROM in overleg moeten treden met het LPCB om het huidige Vuurwerkbesluit tegen het licht van de huidige werkwijze van certificeren beter op elkaar aan te laten sluiten om zo te komen tot een eenduidige oplossing van het probleem. Aanschrijven vuurwerkverkooppunten: De locatie waar tijdens de steekproefcontroles gebreken zijn geconstateerd, worden aangeschreven. Aanschrijven inspectie-instellingen: Zo spoedig mogelijk de bevindingen bespreken met de betrokken inspectie-instellingen en de certificeringinstelling LPCB. Daarbij vragen op welke termijn zij - in overleg met Brandweer en DCMR- welke verbeteracties zullen initiëren en implementeren.
Blad 12 van 12
Bijlage 1 Van toepassing zijn de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit
Blad 13 van 12
Voorschriften uit het Vuurwerkbesluit Voorschrift 5.1 De bewaarplaats, de bufferbewaarplaats en de verkoopruimte zijn voorzien van een automatische sprinklerinstallatie. In de directe nabijheid van de bewaarplaats, de bufferbewaarplaats en de verkoopruimte is een brandmeldinstallatie aanwezig. Voorschrift 5.2. De brandbeveiligingsinstallatie is ontworpen, aangelegd, opgeleverd en onderhouden overeenkomstig een programma van eisen, opgesteld conform memorandum nr. 60. Het programma van eisen is beoordeeld door een inspectie-instelling. Deze inspectieinstelling voldoet voor wat betreft het uitvoeren van beoordelingen en inspecties van brandbeveiligingsinstallaties op basis van memorandum nr. 60 aan EN 45004 en is daarbij een type A inspectie-instelling. De inspectie-instelling is geaccrediteerd door de Stichting Raad voor Accreditatie. Het programma van eisen is goedgekeurd door het bevoegd gezag, voordat met de aanleg van de brandbeveiligingsinstallatie wordt begonnen. Het programma van eisen, alsmede het bewijs van beoordeling door de inspectie-instelling is binnen de inrichting aanwezig. Voorschrift 5.3 De bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte worden niet eerder in gebruik genomen dan nadat door een inspectie-instelling als bedoeld in voorschrift 5.2 een goedkeurend inspectierapport is afgegeven of nadat een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde certificatie-instelling is afgegeven. Uit het goedkeurend inspectierapport of het certificaat blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie voldoet aan het goedgekeurde programma van eisen. Het goedkeurend inspectierapport of het certificaat is binnen de inrichting aanwezig. Voorschrift 5.4. Iedere twaalf maanden na aanleg van de brandbeveiligingsinstallatie wordt door een inspectie-instelling als bedoeld in voorschrift 5.2 beoordeeld of de brandbeveiligingsinstallatie functioneert en is onderhouden conform het in voorschrift 5.2 bedoelde goedgekeurde programma van eisen. De inspectierapporten zijn binnen de inrichting aanwezig. Een bewaarplaats, een bufferbewaarplaats of een verkoopruimte is niet in gebruik indien uit een inspectierapport blijkt dat een brandbeveiligingsinstallatie niet voldoet aan het in voorschrift 5.2 bedoelde goedgekeurde programma van eisen.
Blad 14 van 12
Bijlage 2 Uitgewerkt model voor een Programma van Eisen
Blad 15 van 12
Bijlage 1. Uitgewerkt model voor een Programma van Eisen voor een locatie met minder 10.000 kg consumentenvuurwerk Programma van eisen sprinklerinstallatie, brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie Projectnummer: 1
2
Gegevens object Naam
:
Adres
:
Postcode / Plaats
:
Contactpersoon
:
Telefoon
:
Bestemming
: Γ Bewaarplaats consumentenvuurwerk. Γ Bufferbewaarplaats consumentenvuurwerk. Γ Verkoopruimte.
Bouwkundige gegevens en gegevens opslag
A Aantal bouwlagen
: 1 (zie bijgevoegde tekening nummer ).
b Toegestane hoogte verpakt vuurwerk in m (Cat. 3)
: x.x meter met een vrije ruimte van ten minste 0.5meter (tenzij het toepassingsgebied van de betreffende sprinklerkop een grotere waarde aangeeft) onder de sprinklerdeflector*
Toegestane hoogte verpakt en onverpakt vuurwerk in de bufferbewaarplaats in m (Cat. 3 en 4) Voorbeeld: Een bewaarplaats heeft de afmetingen 4x3x2.8 m (lxbxh). Van de hoogte gaat 0.5 m af aan vrij te houden ruimte. Er is een looppad in de opslag nodig zodat al het vuurwerk bereikbaar is. Dus van de breedte gaat 0.75 m af. De effectieve ruimte is dus 4x2.25x2.3 = 20,7 m³ 20,7 m³ gedeeld door 4 m³ = circa 5000 kilogram. Het is een bewaarplaats en daar mag alleen verpakt vuurwerk liggen. Een bufferbewaarplaats heeft de afmetingen 4.5x2.9x3.0 m (lxbxh). Bereken eerst de oppervlakte. Trek hiervan 4 m² vanaf indien in deze ruimte ook wordt omgepakt. In dat geval blijft er circa 5 m² aan oppervlakte over. Trek hiervan de oppervlakte van een looppad af 1,5 m² (2.0 x 0.75). Blijft er 3.5 m² over. Trek van de hoogte 0.5 m af aan vrij te houden ruimte. De effectieve ruimte is dus 3.5 m² x 2.5 = 8.4 m³ 8.4 m³ gedeeld door 7 m³ = circa 1200 kilogram. Het is een bufferbewaarplaats en daar mag verpakt en onverpakt vuurwerk liggen. Onverpakt neemt meer plaats in dan verpakt vuurwerk. c Stellingen in de (buffer)bewaarplaatsen en de verkoopruimte
3
x.x meter met een vrije ruimte van 0.5 of 0.6 meter onder het plafond van de bufferbewaarplaats*
Toelichting: Met behulp van de vuistregels in de saneringsregeling van VROM kan nu bepaald worden hoeveel vuurwerk er maximaal in de bewaarplaats of bufferbewaarplaats opgeslagen kan worden.
Kort samengevat luiden deze vuistregels: Voor 1000 kg verpakt vuurwerk (de bewaarplaats) heeft men 4 m³ effectieve ruimte nodig. Voor 1000 kg gemengd verpakt en onverpakt vuurwerk (de bufferbewaarplaats) heeft men 7 m³ effectieve ruimte nodig. Effectieve ruimte = de ruimte waar vuurwerk mag staan. Dus de inhoud van de (buffer)bewaarplaats minus de benodigde loopruimte van minimaal 0.75 meter breed, de vrij te houden ruimte tussen sprinklerkopreflector en het opgeslagen vuurwerk. Bij de bufferbewaarplaats moet er ook nog rekening worden gehouden met ruimte om het vuurwerk uit- en om te pakken. Hiervoor wordt een oppervlakte van circa 4 m² van de effectieve ruimte afgetrokken. Stellingen dienen op degelijke wijze verankerd te zijn aan de bouwkundige constructie teneinde omvallen te voorkomen. Stellingen moeten beschikken over open legborden.
Sprinklerbeveiliging a Voorschrift
: Vuurwerkbesluit Staatsblad 33 van 22 januari 2002 en de van toepassing zijnde wijzigingsbesluiten. Memorandum 60, oktober 2003 VAS 1987, editie 1996.
b Totale oppervlak van sprinklers te voorzien in m2
: Γ Bewaarplaats: ca. […………].
Blad 16 van 12
Γ Bufferbewaarplaats: ca. […………]. Γ De verkoopruimte, daar waar maximaal 250 kg vuurwerk wordt uitgestald en/of wordt opgeslagen: ca. […………].
4
5
c Vereiste gevarenklasse
: Klasse H. Sproeidichtheid van 7,5 dm3/min/m2 met maximaal 6 m2 sproeivlak per sprinkler en een vrije ruimte (verticaal) van minimaal 0,5 m tussen de opslag en de sprinklers.
d Soort systeem
: Γ Open, staande spraysprinklers en een open sprinkler voor de toegangsdeur van de bewaarplaats. Met één/twee/drie moedersprinkler(s) in de bewaarplaats èn één moedersprinkler voor de toegangsdeur. Γ Open, staande spraysprinklers en een open sprinkler voor de toegangsdeur van de bufferbewaarplaats. Met één/twee/drie moedersprinkler(s) in de bufferbewaarplaats èn één moedersprinkler voor de toegangsdeur. Γ Nat met gesloten, snel aansprekende (QR), 68 oC sprinklers (6, 8, 10 of 15 mm) in de verkoopruimte. Indien de vrije ruimte tussen plafond en opslag meer dan 4 m bedraagt, moet er een warmtevangconstructie worden aangebracht. De sprinklers moeten onder deze warmtevangconstructie worden aangebracht.
e Watervoorziening
: Γ Pomp met watervoorraad (tank\van ? m3) met wel/niet automatische suppletie. Γ Pomp met watervoorraad (vijver van ? m3) met wel/niet automatische suppletie. Γ Pomp met watervoorraad (zwembad van ? m3). Met wel/niet automatische suppletie Γ Rechtstreekse (pomp) aansluiting op de drinkwaterleiding. Sproeitijd 30 minuten. Γ Pomp met watervoorraad volgens VAS (derde graads). Sproeitijd 90 minuten.
Brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie a Voorschrift
: Aanleg brandmeldinstallatie: NEN 2535: 1996 incl. wijzigingsblad NEN 2535/A1. Onderhoud en beheer brandmeldinstallatie: NEN 2654-1: 2002. Aanleg ontruimingsalarminstallatie: NEN 2575: september 2000.
b Soort bewaking / type melders
: Handbrandmelder (bij slanghaspel) nabij de verkoopruimte Γ en bij de toegangsdeur naar de bewaarplaats en Γ bij de toegangsdeur naar de bufferbewaarplaats. Een stromingsschakelaar in de toevoerleiding naar de sprinklerinstallatie.
c Signalering
: Akoestisch en optisch bij de toegangsdeuren Γ naar de bewaarplaats en Γ naar de bufferbewaarplaats en Γ in de nabijheid van de verkoopruimte. Het akoestisch signaal moet duidelijk hoorbaar zijn in alle voor mensen toegankelijke ruimten.
d Stuurfuncties
: De signaalgevers (optisch en akoestisch), aangestuurd door de handbrandmelder en de stromingsschakelaar. Γ Doormelding van brandalarmen en storingen naar brandweer. (alleen bij opslag groter dan 10.000 kg, tenzij het bevoegd gezag nadere eisen heeft gesteld)
Overige voorzieningen a Vereist
: Veiligheidssymbool "Ontploffingsgevaar" op alle toegangsdeuren van alle ruimten waar vuurwerk aanwezig is. Verbodsbord "Vuur, open vlam en roken verboden" in alle ruimten waar vuurwerk aanwezig is, alsmede binnen 5 m afstand van de toegangsdeur van de bewaarplaats.
Blad 17 van 12
De gebruikte apparatuur en installaties moet voldoen aan de genoemde voorschriften in de NPR 7910-2 voor zone 22 (IP 65). Maximale oppervlaktetemperatuur van de gebruikte apparatuur is 100 oC. Minimaal 20 mm ruimte tussen de stellingen / schappen en de muren van de bewaarplaats zonder horizontale obstructies, zodat het water uit de sprinklers vrij langs de wanden kan stromen. Minimaal 75 centimeter tussen de stellingen onderling. Slanghaspels in de directe nabijheid in de voorruimte van de bewaarplaats, in de bewaarplaats en van de verkoopruimte. Deze moeten worden aangesloten op een voorziening voor drinkwater en een capaciteit kunnen leveren van 1,3 m3 / uur (21,7 dm3 / min) bij een druk van minimaal 100 kPa (1 bar). Gelijktijdigheid met de sprinklerinstallatie is noodzakelijk, bij een aansluiting op de drinkwaterleiding, tenzij een knijpafsluiter wordt toegepast. : Overige stuurfuncties. Testmogelijkheid stromingsschakelaar. Mogelijkheid voor een capaciteitstest. : Aparte, gemerkte groep elektrische voeding brandbeveiligingsinstallaties. Ontwerp en aanleg sprinklerinstallatie door een gecertificeerde sprinklerinstallateur volgens Memorandum 60.
b Extra
c Aandachtspunten
6
Opmerkingen a Dit Programma van eisen omvat de eisen voor de brandbeveiligingsvoorzieningen en de voorzieningen die noodzakelijk zijn om de sprinkler- en brandmeldinstallatie goed te kunnen laten functioneren. b De eisen met betrekking tot de bouwkundige constructie (wanden en plafond), de draairichting van de deuren en de ligging van de diverse opslagruimten, alsook de locatie waar de pomp en de watervoorraad staan opgesteld en slanghaspels en de brandmelders zijn aangebracht moeten op tekening worden aangegeven. Deze en overige eisen staan omschreven in het Vuurwerkbesluit en/of zoals door het bevoegd gezag geëist. c Bij het opstellen van dit Programma van eisen is gebruik gemaakt van het Vuurwerkbesluit Staatsblad 33, versie 22 januari 2002, en de van toepassing zijnde wijzigingsbesluiten d Bij de oplevering moet de eigenaar/gebruiker duidelijk worden geïnstrueerd over de werkwijze van de installaties in verband met testen en periodieke inspecties. e De installaties moeten periodiek worden getest, één keer per jaar worden onderhouden en minimaal één keer per jaar worden geïnspecteerd.
Bijlagen:
Tekening nr. Checklist 1 t/m 3
Datum: Opgesteld door:
X (naw-gegevens)
Contactpersoon:
Y
Blad 18 van 12
Bijlage 3 Schematisch overzicht ontwerp, aanleg, oplevering en onderhoud brandbeveiligingsinstallatie
Blad 19 van 12
Schematisch overzicht brandbeveiligingsinstallatie.
Op basis van voorwaarden in Memorandum 60 eisen opstellen voor de brandbeveiliging van de inrichting
ontwerp,
aanleg,
oplevering
en
onderhoud
Programma van Eisen
Beoordeling door type- A inspectie-instelling.
Goedkeuren Programma van Eisen door Bevoegd gezag
Aanleg door installateur
Resultaten opleveringscontrole vastleggen in een inspectierapport (geen ingebruikname voordat goedgekeurd inspectierapport of certificaat is afgegeven).
erkende
Opleveringscontrole door een type-A inspectieinstelling.
Iedere twaalf maanden na aanleg installatie beoordeling installatie door type-A inspectie-instelling
Resultaten jaarlijks vastleggen in een inspectierapport.
Eens in de vijf jaar moet typeA inspectie-instelling toetsen of het PvE nog actueel is en aan de stand der techniek voldoet.
Blad 20 van 12
Bijlage 4 De checklisten voor de opleveringsinspectie, onderhoud en periodieke inspectie en goedkeuring uit het Memorandum 60
Blad 21 van 12
Checklist 1. Checklist voor de opleveringsinspectie nr
Onderwerp
1
Inspectierapport waarin in detail • en locatiespecifiek beschreven wordt waaruit de • opleveringsinspectie bestaat
2
Testen brandontruimingsalarm Testen watervoorziening
3
Opmerking
en
Checklist om na te gaan dat uitvoering conform PvE is (zie inspectierapport, met achterliggend kwaliteitssysteem volgens EN 45004) Spoelprogramma Leidingen dienen overeenkomstig artikel 11.5 uit de VAS te worden doorgespoeld. • Dichtheidsmeting Leidingen dienen overeenkomstig artikel 6.13 uit de VAS te worden afgeperst • Van het doorspoelen en het afpersen dient een rapport te zijn dat zowel door de gecertificeerde sprinklerinstallateur als door de eigenaar/gebruiker is ondertekend • Deze testen dienen overeenkomstig bijlage B van de NEN 2535 te worden uitgevoerd. • Capaciteitsmeting Ter plaatse van de watervoorziening dient een aansluiting te zijn voor een capaciteitsmeting.om druk en hoeveelheid te kunnen meten • Eigenaar moet tekenen voor ontvangst van zowel de instructie als handleiding. Het moet duidelijk zijn waaruit de instructie bestaat • Het moet duidelijk zijn hoe gehandeld moet worden als de installatie voor onderhoud e.d. buiten gebruik gesteld wordt of wordt afgezet als deze is aangesproken. Criteria en bevoegdheden moeten vastgelegd zijn. • Het moet duidelijk zijn hoe gehandeld moet worden als de installatie weer in gebruik gesteld wordt • Het moet duidelijk zijn wat gedaan moet worden als de installatie in storing is. • Alle tekeningen en hydraulische berekeningen dienen aanwezig te zijn en te zijn goedgekeurd door de inspectie-instelling • Installatieonderdelen – installatieonderdelen die onderhouden en getest moeten worden moeten goed op tekening terug te vinden zijn Dit om ervoor te zorgen dat onderdelen vervangen kunnen worden door gelijkwaardige onderdelen
4
Instructie en handleiding installatie inclusief het alarm
6
Tekeningen en berekeningen
7
Lijst met specificatie van gebruikte materialen en onderdelen en eventueel hun leveranciers. Daarnaast de gebruikscondities (temperatuur i.v.m. vorstbeveiliging) Bordjes en pictogrammen en Het moet duidelijk zijn wat waar aanwezig moet zijn eventueel korte geplastificeerde instructiekaarten Bouwkundige en overige De inspectie-instelling of een deskundige derde (middels schriftelijke verklaring) randvoorwaarden PvE dient aan te geven of aan de deze voorwaarden wordt voldaan. Er is sprake van een kernbepaling. Indien voor aanvullende bepaling wordt gekozen, moet dit gemotiveerd worden.
8
9
hydraulische
Blad 22 van 12
K(ern)/ A(anvulle nd)/O(veri g) K
K K
K
A
O
O
K
Checklist 2. Checklist voor onderhoud nr
1
Onderwerp
Opmerking
K(ern)/ A(anvulle nd)/O(veri g) Onderhoudsprotocol (op basis van Deze moet ongeacht of de eigenaar/gebruiker dit uitbesteedt overhandigd K minimum criteria in VAS) voor de worden. installatie inclusief het alarm Wel moet bij het overhandigen duidelijk zijn wie wat uitvoert. Ook moet duidelijk zijn over welk niveau de persoon die het onderhoud uitvoert moet beschikken (sprinklerinstallateur, . De checklisten met de onderhoudsfrequentie moeten onderdeel uitmaken van een logboek dat bij het onderhoudsprotocol behoort te worden overhandigd. Het moet duidelijk zijn welke informatie op welke wijze minimaal in het logboek genoteerd dient te worden. De informatie in het logboek dient periodiek (frequentie nog te bepalen) geëvalueerd te worden en de uitkomst van deze evaluatie dient als input te dienen voor het eventueel verhogen van de frequentie van het onderhoud en de inspectie van bepaalde installatieonderdelen. De gebruiker/eigenaar moet tekenen voor ontvangst van zowel het onderhoudsprotocol als het logboek. De eigenaar/beheerder dient te voldoen aan hoofdstuk 11 van de VAS (voor zover van toepassing) met betrekking tot inspectie en onderhoud
Blad 23 van 12
Checklist 3. Checklist voor periodieke inspectie en goedkeuring nr
Onderwerp
Opmerking
1
Checklist certificering
•
• •
• Er moet een nieuw PvE geschreven worden bij
• •
•
Gebruik van de ruimte eigenaar/gebruiker van de ruimte moet verklaren dat de aard en verpakking van de opgeslagen stoffen in overeenstemming is met de omschrijving in het PvE. Verklaring moet bij inspectierapport voor de certificering worden gevoegd. Inspecteur moet wel kijken naar hoogte en wijze van stapeling Inspectierapport zoals gebruikt wordt door de inspectiebureaus Algemene en vaste gegevens Beproeving opnemers, signaleringen en stuurfuncties Watervoorziening Pomp Aandrijving Watervoorraad Sprinklers, leidingnet Voorschriften Brandalarm Onderhoud en testen conform VAS uitgevoerd (zie ook logboek) Evaluatie logboek Documentatie (genoemd in bijlage 1) op orde
Eens in de 5 jaar moet getoetst worden of het PvE nog actueel is en aan de stand der techniek voldoet. Wijzigingen (afhankelijk van de aard van de wijziging) ingrijpende wijzigingen en indien 20 sprinklers of 10 % van het totaal aantal sprinklers in een ruimte betrokken zijn bij een wijziging. Een wijziging moet ruim gezien worden en hoeft niet op de sprinklers zelf van toepassing te zijn, maar kan ook betrekking hebben op de ruimte waarin ze zich bevinden of de stoffen die in deze ruimte worden opgeslagen. Bij het aanbrengen van bouwkundige wijzigingen mag één keer een Aanvulling worden geschreven. Daarna moet altijd een nieuw PvE opgesteld worden. De hierboven beschreven wijziging vallen onder de kernbepalingen
Blad 24 van 12
K(ern)/ A(anvulle nd)/O(ver ig) K
K
O K K K K K K K K K A O A K/O/A
Bijlage 5 Bevindingen per vuurwerkverkooppunt
Blad 25 van 12
Bevindingen steekproefcontroles: Hieronder staan de bevindingen van de steekproefcontrole die bestaan uit de controle van negen vuurwerkverkooppunten. De gebruikte termen A, O en K staan respectievelijk voor aanvullend bepaling, resterende bepaling en kernbepaling, met de te hanteren afkeurcriteria (en – indien van toepassing - te hanteren termijnen) zoals die zijn opgenomen in het Memorandum 60. Om redenen van privacy zijn de namen van de vuurwerkverkooppunten en de namen van betrokken inspectie-instellingen niet vermeld. Inrichting 1: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 21 december 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - In de bufferbewaarplaats waren 2 andere type sprinklers gemonteerd dan vermeld op de tekening behorende bij het goedgekeurde PvE. - Voor de toegang tot de bufferbewaarplaats was een ander type sprinklerkop gemonteerd dan vermeld op de tekening behorende bij het goedgekeurde PvE. In de verkoopruimte waren 2 andere sprinklerkoppen gemonteerd dan vermeld op de tekening, behorende bij het goedgekeurde PvE. - Op het inspectierapport is een opmerking gemaakt dat er gereviseerde tekeningen moet worden aangeleverd met in legenda juiste type sprinklers, evenals de Kfactor van de sprinklerkoppen ter plaatse van de verkoopruimte en bufferbewaarplaats, bij deze opmerking is door de inspectie-instelling geen termijn (A) vermeld waarbinnen de informatie aangeleverd moest worden. Conclusie: - De inspectie-instelling had geen “Ja-conclusie” mogen afgegeven omdat tijdens de inspectie is geconstateerd dat de praktijksituatie niet overeenkwam met de informatie in het door het bevoegd gezag goedgekeurde PvE. Op grond van haar kennis en kunde was zij kennelijk van oordeel dat desondanks het risico voldoende was afgedekt. Daarom had zij kunnen aangegeven dat de principaal een gewijzigd PvE alsnog ter beoordeling had meten voorleggen aan het bevoegd gezag. Zodra de principaal kon beschikken over een goedgekeurd PvE kon dan alsnog een “Ja-conclusie” afgegeven worden mits het volgende punt eveneens naar behoren was afgehandeld; - De inspectie-instelling had conform de criteria in Memorandum 60 een termijn van 30 dagen moeten geven aan de principaal voor het aanleveren van de tekening en de aanvullende informatie. Inrichting 2: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 8 december 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Door LPCB is een certificaat versterkt. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle. - het logboek wordt door de ondernemer niet ingevuld en de installatie wordt niet periodiek getest (K). In het rapport is door de inspectie-instelling vermeld dat dit dient te geschieden. - In de verkoopruimte behoren conform PvE en tekeningen 2 upright sprinklers aanwezig te zijn van het merk Tyco. Tijdens de controle blijkt dat er 1 verwijderd is. Principaal deelt mee dat dit door de inspecteur van de inspectie-instelling is gedaan, omdat er onvoldoende waterdruk was (K).
Blad 26 van 12
-
-
Volgens het PvE is de sproeidichtheid vastgesteld 10 dm³/min/m² . Volgens het inspectierapport betreft het echter 7,5 mm/min voor de verkoopruimte en 10 mm/min voor de bufferbewaarplaats. Tijdens onze controle is geconstateerd dat de waterleiding die het pand binnenkomt een vrij kleine diameter heeft. Vervolgens is een leiding met een aanzienlijk groter diameter aangelegd voor de watervoorziening richting verkoopruimte waarvan weer leidingen met een kleinere diameter zijn afgetakt naar de bufferbewaarplaats. Dit alles is voor de toezichthouders reden om te twijfelen of de vereiste waterdruk in de bufferbewaarplaats wel wordt gehaald. Vuurwerk lag te hoog gestapeld (K). Afmetingen van de bufferbewaarplaats komen niet overeen met de afmetingen vermeld op het PvE (K). Bufferbewaarplaats is niet 60 minuten brandwerend uitgevoerd. Het is opgebouwd uit metalen platen als plafond met daarboven gipsblokken die rusten op houten balken. Tevens zijn doorvoeringen niet brandwerend afgedicht (K). Door de inspectie-instelling zijn geen opmerkingen gemaakt omtrent bovenstaande.
Conclusie: - Voor dit object had nooit een “Ja-conclusie” afgegeven mogen worden. De aangetroffen situatie komt niet overeen met het goedgekeurde PvE. Daarnaast is er sprake van het overtreden van 5 kernbepalingen die hadden moeten resulteren in afkeur. Opmerking: Tijdens de controle lag er vuurwerk opgeslagen in de bufferbewaarplaats. Dit is in opdracht van toezichthouders binnen een dag afgevoerd. Inrichting 3: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 27 december 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - Ten tijde van de controle in april had de ondernemer nog geen inspectierapporten ontvangen van de inspectie-instelling, deze zijn alsnog opgevraagd door de ondernemer; - Op het 3e inspectierapport staat het volgende vermeld: De beheerder dient aan te tonen dat de deuren van de vuurwerkopslagplaatsen 60 minuten brandwerend moeten zijn(O); de beheerder dient de maandelijkse controles uit te voeren en deze vast te leggen in het logboek (A); De revisiegegevens (tekeningen, berekeningen en het Programma van Eisen) dienen ter goedkeuring naar ANPI te worden gestuurd (O); - Genoemde weegfactoren komen niet overeen met hetgeen in Memorandum nr.60 en het Programma van Eisen vermeld is. Aantonen brandwerendheid deur (A), niet uitvoeren maandelijkse controles (K) en opsturen revisiegegevens (O). - Ondernemer deelde mee dat de namen van de inspecteur, vermeld op het inspectierapport niet overeenkomen met de inspecteur die de inrichting heeft bezocht. De naam van de inspecteur is gelijk aan de naam van de opsteller van het PvE. Het betreft hier een inspectie-instelling die in de voorwaarden voor haar accreditatie opgenomen heeft dat de onafhankelijkheid van haar inspecteurs wordt gegarandeerd doordat een inspecteur geen objecten mag inspecteren als deze daarin de voorgaande 3 jaar op een andere wijze bij betrokken is geweest. Deze inspectie-instelling opereert dus in strijd met haar accreditatievoorwaarden. - De opzet van de inspectierapporten is zodanig summier dat duidelijk is dat de scope van de inspectie aanzienlijk beperkter is dan voorzien in Memorandum 60.
Blad 27 van 12
Tevens wordt niet voldaan aan de basisvoorwaarden dat een inspectie herhaalbaar en toetsbaar moet zijn. Conclusie: - De scope van de inspectie komt niet overeen met die in Memorandum 60. Het gevolg is dat inspectiepunten buiten beoordeling blijven. - Op basis van bovenstaande constateringen ( 1x A en 1 x K) had er een “Neeconclusie” gegeven moeten worden. Inrichting 4: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 6 december 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Door LPCB is een certificaat versterkt. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - Certificaat is mede afgegeven op grond van een BdB. Bevoegd gezag was niet bekend met dit BdB en heeft dit dus ook niet ter beoordeling voorgelegd gekregen. - Tijdens de controle en uit het BdB blijkt dat de bufferbewaarplaatsen niet overeenkomen met de werkelijke afmetingen. Hierdoor kan er minder consumentenvuurwerk worden opgeslagen dan is opgenomen in het goedgekeurde Programma van Eisen. - Ondernemer ondertekend verklaring dat de inrichting in werking is conform BdB. Van Bevoegd gezag moet de inrichting echter conform goedgekeurde PvE in werking zijn. - Op inspectierapport staat dat de leidingen worden beschermd middels verwarming. Tijdens de controle is echter geconstateerd dat deze voorziening niet is aangebracht omdat de leidingen inpandig liggen en deze voorziening overbodig is. - In de verkoopruimte zijn andere sprinklerkoppen gemonteerd dat vermeld in het Programma van Eisen. Conclusie: - De inspectie-instelling is in de bevoegdheid getreden van het bevoegde gezag. Het goedgekeurde PvE is een wettelijk vereiste. De inrichting dient inwerking te zijn volgens het goedgekeurde PvE. Een van de taken van de inspectie-instelling is het PvE beoordelen. Er kan geen “Ja-conclusie” afgegeven worden als er discrepanties zijn tussen de aangetroffen situatie en het PvE. Als de inspectieinstelling echter op basis van haar kennis en kunde tot het oordeel komt dat de aangetroffen situatie het risico voldoende afdekt, dan moet zij aan de principaal voorstellen een bijgesteld document (met daarin de juiste afmetingen en de juiste hoeveelheden consumentenvuurwerk die kunnen worden opgeslagen en de juiste sprinklerkoppen) tet beoordeling voor te leggen aan het bevoegd gezag. Zodra hier goedkering voor ontvangen is kan zij alsnog een “Ja-conclusie” overleggen. Inrichting 5: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 18 december 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Door LPCB is een certificaat versterkt. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - Logboek is niet bijgehouden, maandelijkse testen zijn niet door de ondernemer uitgevoerd (K). Op het inspectierapport is dit wel vermeld, echter er is niet het waardeoordeel conform PvE en Memorandum nr.60 aan verbonden. - Op het inspectierapport is vermeld dat de tekeningen en PvE opgestuurd moeten worden binnen 30 dagen. Niet bekend of dit gebeurd is. (A) Deze informatie had
Blad 28 van 12
-
moeten resulteren in aanvullende documenten (fax, brief of zelfs rapport van een herinspectie) of afkeur als de principaal geen invulling geeft op dit punt. In de verkoopruimte is een extra sprinkler gemonteerd op een onlogische plaats, namelijk bijna tegen het plafond nabij de wand. Sprinkler staat niet op tekening of in PVE (K/A). Voor de deur van de bufferbewaarplaats is een open pendent sprinkler van Tyco gemonteerd. Volgens PvE moet dit een upright sprinkler zijn (K/A).
Conclusie: - De inspectie-instelling had geen “Ja-conclusie” mogen afgeven omdat tijdens de inspectie is geconstateerd dat de praktijksituatie niet overeenkwam met de informatie in het door het bevoegde gezag goedgekeurde PvE. Op grond van haar kennis en kunde was zij kennelijk van oordeel dat desondanks het risico voldoende afgedekt was. Daarom had zij kunnen aangegeven dat de principaal een gewijzigd PvE alsnog ter beoordeling had moeten voorleggen aan het bevoegd gezag. - De geconstateerde afwijking – niet invullen logboek - had moeten resulteren in een nee-conclusie. Inrichting 6: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 25 augustus 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Door LPCB is een certificaat versterkt. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - Certificaat is mede afgegeven op grond van een BdB. Bevoegd gezag is niet bekend met dit BdB en heeft dit dus ook niet ter beoordeling voorgelegd gekregen. - Tijdens controle en uit het BdB blijkt dat de bufferbewaarplaatsen niet overeenkomen met de werkelijke afmetingen. Hierdoor kan er minder consumentenvuurwerk in de bufferbewaarplaats worden opgeslagen dan genoemd in het goedgekeurde Programma van Eisen. Conclusie: - De inspectie-instelling is in de bevoegdheid getreden van het bevoegde gezag. Het goedgekeurde PvE is een wettelijk vereiste. De inrichting dient inwerking te zijn volgens het goedgekeurde PvE. Een van de taken van de inspectie-instelling is het PvE beoordelen. Er kan geen “Ja-conclusie” afgegeven worden als er discrepanties zijn tussen de aangetroffen situatie en het PvE. Als de inspectieinstelling echter op basis van haar kennis en kunde tot het oordeel komt dat de aangetroffen situatie het risico voldoende afdekt, dan moet zij aan de principaal voorstellen een bijgesteld document (met daarin de juiste afmetingen en de juiste hoeveelheden consumentenvuurwerk die kunnen worden opgeslagen en de juiste sprinklerkoppen) ter beoordeling voor te leggen aan het bevoegd gezag. Zodra hier goedkering voor ontvangen is kan zij alsnog een “Ja-conclusie” overleggen. Inrichting 7: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 22 december 2005 is een inspectierapport met Ja-conclusie afgegeven. Door LPCB is een certificaat versterkt. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - Certificaat is mede afgegeven op grond van een BdB. Bevoegd gezag is niet bekend met dit BdB en heeft dit dus ook niet ter beoordeling voorgelegd gekregen. - Tijdens controle blijkt dat de afmetingen van de bufferbewaarplaats niet overeenkomen met hetgeen in het PvE is vermeld.
Blad 29 van 12
-
Tijdens de controle is geconstateerd dat er pendent sprinklers zijn gemonteerd in de bufferbewaarplaats in plaats van upright sprinklers zoals vermeld in het goedgekeurde PVE. In het PvE is vermeld dat voor de bufferbewaarplaats een gevarenklassen van H10 is vastgesteld. In het inspectierapport gaat men uit van H7,5. Dit heeft gevolgen voor de hoeveelheid consumentenvuurwerk die kan worden opgeslagen.
Conclusie: - De inspectie-instelling is in de bevoegdheid getreden van het bevoegde gezag. Het goedgekeurde PvE is een wettelijk vereiste. De inrichting dient inwerking te zijn volgens het goedgekeurde PvE. Een van de taken van de inspectie-instelling is het PvE beoordelen. Er kan geen “Ja-conclusie” afgegeven worden als er discrepanties zijn tussen de aangetroffen situatie en het PvE. Als de inspectieinstelling echter op basis van haar kennis en kunde tot het oordeel komt dat de aangetroffen situatie het risico voldoende afdekt, dan moet zij aan de principaal voorstellen een bijgesteld document (met daarin de juiste afmetingen en de juiste hoeveelheden consumentenvuurwerk die kunnen worden opgeslagen en de juiste sprinklerkoppen) tet beoordeling voor te leggen aan het bevoegd gezag. Zodra hier goedkering voor ontvangen is kan zij alsnog een “Ja-conclusie” overleggen. - Daarnaast hadden de geconstateerde afwijkingen moeten resulteren in een neeconclusie. Inrichting 8: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 15 december 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Volgende constateringen zijn gedaan bij de steekproefcontrole: In de verkoopruimte waren andere sprinklerkoppen (Viking) gemonteerd dan vermeld in het PvE (Tyco) (K/A). Logboek is door de ondernemer bijgehouden. Tijdens de controle wordt aan de ondernemer gevraagd de test uit te voeren. Ondernemer weet niet hoe hij dit moet uitvoeren. Invulling van het logboek vindt derhalve niet plaats op basis van actief uitgevoerde handelingen en de daarbij behorende waarnemingen (K). Op het inspectierapport worden de volgende opmerkingen gemaakt: - De beheerder dient middels certificaten aan te tonen dat de deuren van de vuurwerkopslagplaatsen 60 minuten brandwerend zijn (A). - Afsluiters in open stand borgen (A). - De revisietekeningen zijn nog niet op locatie aanwezig (O). - De revisiegegevens (tekeningen, Programma van Eisen en berekeningen) dienen ter goedkeuring te worden opgestuurd (O). - Dievenklauwen in de toegangsdeur van de kluis dienen te worden verwijderd. - De eigenaresse deelt mee dat de schappen bij de opslag van vuurwerk op “ hoogte” zullen worden gebracht. De vermelde afkeurcriteria komen niet overeen Memorandum 60. De opzet van de inspectierapporten is zodanig summier dat duidelijk is dat de scope van de inspectie aanzienlijk beperkter is dan voorzien in Memorandum 60. Tevens wordt niet voldaan aan de basisvoorwaarden dat een inspectie herhaalbaar en toetsbaar moet zijn. Conclusie: - Bovenstaande constateringen hadden moeten resulteren in een “Nee-conclusie”. - De scope van de inspectie komt niet overeen met die in Memorandum 60. Het gevolg is dat inspectiepunten buiten beoordeling blijven.
Blad 30 van 12
Inrichting 9: Betrokken inrichting is in het bezit van een goedgekeurd Programma van Eisen. Op 12 september 2005 is een inspectierapport met “Ja-conclusie” afgegeven. Volgende constateringen zijn gedaan bij de controle: - De opzet van de inspectierapporten is zodanig summier dat duidelijk is dat de scope van de inspectie aanzienlijk beperkter is dan voorzien in Memorandum 60. Tevens wordt niet voldaan aan de basisvoorwaarden dat een inspectie herhaalbaar en toetsbaar moet zijn. - Op het inspectierapport zijn de volgende opmerkingen gemaakt: - Tekeningen en berekeningen dienen ter goedkeuring ingediend te worden. - Sprinkler voor de deur omlaag brengen. - Er dient voor 1 november onderhoud te zijn uitgevoerd. - Warmte vangplaten boven de moedersprinklers voor de deuren aanbrengen. - De plannen en berekeningen dienen ons toegestuurd te worden. - Bij bovenstaande opmerkingen wordt geen waardeoordeel (K/A/O) gehanteerd. Tijdens de controle is wel geconstateerd dat bouwkundige zaken waren aangepast. Conclusie: - De scope van de inspectie komt niet overeen met die in Memorandum 60. Het gevolg is dat inspectiepunten buiten de beoordeling blijven. - Bedrijf had een termijn van 30 dagen opgelegd moeten krijgen waarbinnen de gevraagde gegevens aangeleverd hadden moeten worden en aanpassingen gerealiseerd hadden moeten worden. In de administratie had informatie aanwezig moeten zijn waaruit blijkt wanneer de geëiste acties waren gerealiseerd.
Blad 31 van 12