Rapportage opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
Rekenkamercommissie Soest
24 september 2012
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
1. Inleiding De rekenkamercommissie heeft in 2006 een onderzoek uitgevoerd naar de aansturing en de controle van samenwerkingsverbanden door de gemeenteraad. Er worden in zo’n samenwerkingsverband gemeentelijke taken voor meerdere gemeenten gezamenlijk uitgevoerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van een gemeenschappelijke regeling1. De gemeenteraad heeft op 15 februari 2007 de acht aanbevelingen uit het rapport ‘Sturing op samenwerking’ overgenomen. Nu, ruim vijf jaar later, heeft de rekenkamercommissie onderzocht hoe dit raadsbesluit in de praktijk is uitgevoerd. Ons opvolgingsonderzoek geeft een weinig positief beeld van wat er met de, door de raad overgenomen, aanbevelingen in de praktijk is gebeurd. De raad is nog niet bij machte - en wordt daarin onvoldoende gefaciliteerd door het college van B&W en de organisatie - om ‘zelf het stuur in handen te nemen’. De raadsleden noemden als voorbeeld RWA/Amfors, waarbij de gemeente nu geconfronteerd wordt met forse tekorten op de sociale werkvoorziening. Als deelnemende partij aan deze samenwerking is de gemeente verantwoordelijk voor het aanvullen van deze tekorten. Van ambtelijke zijde is aangegeven dat er de afgelopen twee jaar op meerdere momenten over de ontwikkelingen rond het RWA/Amfors met raadsleden gesproken is. De rekenkamercommissie heeft de indruk dat dit voorbeeld goed illustreert hoe de raadsleden en de organisatie op een eigen manier tegen de gewenste informatie aankijken. Wij willen met deze notitie het onderwerp samenwerkingsverbanden nader onder de aandacht brengen en roepen alle betrokkenen op met elkaar in gesprek te gaan over onder meer de informatievoorziening. 2. Opvolgingsonderzoek Basis voor het opvolgingsonderzoek is het rapport ‘Sturing op samenwerking’ en met name de daarin opgenomen acht aanbevelingen. Om te achterhalen wat er de afgelopen jaren ten aanzien van het onderwerp samenwerkingsverbanden is gebeurd, heeft de rekenkamercommissie met acht van de negen raadsfracties gesproken. Verder is er informatie ingewonnen bij de ambtelijk adviseur Organisatie, de concern controller en de griffier. De ambtelijk betrokkenen hebben enkele relevante documenten overlegd. In deze notitie zetten we deze informatie per aanbeveling op een rijtje. 3.
Stand van zaken in 2012 per aanbeveling
3.1 Kaders aan samenwerking Een belangrijke conclusie uit het onderzoek van 2006 is dat de raad relatief weinig aandacht besteed aan kaderstelling bij het aangaan van (publieke of private samenwerking) samenwerking. De raad laat zich leiden door de (gedegen) voorbereiding van college en ambtelijke organisatie. Zij stelt in de regel geen aanvullende voorwaarden of eisen aan de samenwerking. Mede daardoor zijn de doelstellingen die de gemeente zélf aan de samenwerking stelt – de resultaten die zij er mee hoopt te bereiken – weinig resultaatgericht en evalueerbaar geformuleerd. De raad is sterk gericht op de financiële voordelen die samenwerkingsverbanden opleveren en besteedt minder aandacht aan de inhoudelijke doelen en verwachtingen. Aanbeveling 1 - voor de raad Ontwikkel een breed door de raad gedragen visie op samenwerking. Leg vast welke toegevoegde waarde een samenwerkingsverband moet hebben en wanneer het op afstand plaatsen van publieke taken wel of niet wenselijk is. Beoordeel dit niet uitsluitend op basis van financiële voordelen die samenwerking kan 1
Aanleiding voor het onderzoek was dat raadsleden over het algemeen onvoldoende inzicht hebben in wat er gebeurt in de samenwerkingsverbanden: - Wat was indertijd het motief om voor samenwerking te kiezen? - Waarom is voor een bepaalde juridische vorm gekozen? - Is bekend wat de samenwerking oplevert en wat wil de gemeente dat het oplevert?
2
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
hebben, maar juist óók op basis van (politiek) inhoudelijke argumenten en een kosten-baten analyse. Leg deze visie vast in een (beknopte) Nota Verbonden Partijen. De visie van de raad dient vervolgens de basis te vormen voor de sturing richting samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld bij bespreking van begroting en rekening).
Stand van zaken in 2012 In 2006 was een belangrijke conclusie uit het onderzoek dat de raad relatief weinig aandacht besteedt aan kaderstelling bij het aangaan van (publieke of private) samenwerking. De raad laat zich leiden door de (gedegen) voorbereiding van college en ambtelijke organisatie. De raad stemde in met de aanbeveling om een nota Verbonden Partijen op te stellen. Nu, juni 2012, is de Nota Verbonden Partijen nog steeds niet beschikbaar voor de gemeenteraad. In de gesprekken met de raadsfracties werd aangegeven dat het onderwerp verbonden partijen in de afgelopen jaren door de raad zelf (ook) weinig naar voren is gebracht. Er is binnen het college niet 1 portefeuillehouder voor het onderwerp. Iedere wethouder heeft vanuit de inhoud één of enkele samenwerkingsverbanden onder zijn hoede. De overstijgende thema’s blijven zo te gemakkelijk liggen. Een aantal fracties geeft aan wel behoefte te hebben aan een visie, ook om nieuwe samenwerkingsverbanden aan te kunnen toetsen. Dit gaat bij de decentralisatie van taken volgens hen zeker een rol spelen. Een vraag als ‘kan de gemeente de taak jeugdzorg zelf uitvoeren of is samenwerking meer op zijn plaats?’ is dan aan de orde. De raad zou dan willen beschikken over een meetlat/kompas om te toetsen of de samenwerking toegevoegde waarde heeft. In de periode dat de rekenkamercommissie de gesprekken had met de raadsfracties was er een innovatieteam samenwerking bezig met het opstellen van een rapportage. De raad heeft bij de Kerntakendiscussie aandacht gevraagd om het onderwerp samenwerkingsverbanden uit te werken. De eindrapportage van het innovatieteam Samenwerking2 beschrijft een viertal kernzaken welke bij het ontwikkelen van een visie op samenwerking van belang zijn. De kernzaken worden wel toegelicht maar zijn niet uitgewerkt naar de specifieke situatie van de gemeente Soest. “Dit kan, als door het bestuur of raad vastgesteld wordt dat dit de uitgangspunten voor een visie op samenwerking zouden zijn, op een later moment een opdracht zijn aan de organisatie.” De rekenkamercommissie vindt dit een opvallende formulering. Er lag immers al een raadsbesluit om een nota Verbonden partijen op te stellen. De komst van de nota is meerdere jaren achtereen weergegeven in de Programmabegroting. De ambtelijk adviseur Organisatie heeft tijdens het onderzoek aangegeven dat er gewerkt wordt aan een visiedocument en dat dit document naar verwachting in het najaar 2012 aan de raad aangeboden wordt. Positief is dat met de eindrapportage van het innovatieteam het onderwerp samenwerking aandacht krijgt en dat er op meerdere manieren een basis is gelegd voor verdere discussie in en sturing door de raad. Conclusie in 2012: De afgesproken Nota Verbonden partijen is de afgelopen jaren niet opgesteld en de raad heeft er niet op aangedrongen. Voor de kerntakendiscussie is er wel als start een notitie over samenwerking gemaakt. Aanbevelingen 2 - voor raad en college Maak helder wat de gemeente van een samenwerkingsverband verwacht en welke bijdrage een samenwerkingsverband dient te leveren aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente Soest. Formuleer deze doelen resultaatgericht en evalueerbaar. Neem ze op in de Programmabegroting. Stand van zaken 2012 In de afgelopen jaren is de informatie in de Programmabegroting- en verantwoording uitgebreid. Van ambtelijke zijde wordt de werkwijze als volgt beschreven: Alle samenwerkingsverbanden die in de paragraaf E verbonden partijen staan opgenomen, kennen een algemene toelichting, relevante ontwikkelingen en te verwachten ontwikkelingen. Tevens wordt informatie gegeven over eventuele (bezuinigings)taakstellingen. Bij iedere begrotingsronde, wordt de tekst door de 2
Eindrapportage Innovatieteam Samenwerking, definitieve versie van 13-04-2012. Pagina 4.
3
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
lijnafdelingen geactualiseerd en de resultaten worden daarbij opgenomen. Waar in 2006 vooral een lijstje met gemeenschappelijke regeling was opgenomen, ziet de rekenkamercommissie dat paragraaf E nu meer informatie per samenwerkingsverband omvat. De rekenkamercommissie constateert dat de relatie tussen beoogde doelen en behaalde resultaten in de Programmaverantwoording slechts beperkt terugkomt. De ambtelijk betrokkenen hebben aangegeven dat de informatie in de Jaarstukken al naar gelang de behoefte is aan te passen of helderder te maken. Conclusie in 2012: De informatie in de Programmabegroting is verbeterd. De relatie tussen het doel (voorziene activiteiten) en behaalde resultaten is nog onvoldoende inzichtelijk.
4
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
3.2. Informatievoorziening gericht op doelen, prestatieafspraken en resultaten In het rapport Sturing op samenwerking (2006) staat : Informatievoorziening over de voornemens en resultaten van formele samenwerkingsverbanden volgt primair de Planning & Control-cyclus van de betreffende organisatie. Geconcludeerd kan worden dat daarmee weliswaar voldaan wordt aan de verplichte verantwoordingsmomenten, maar de informatie voldoet slechts ten dele aan de behoefte van de raad. Een behoefte die de raad overigens niet actief uit. Er zijn geen expliciete afspraken tussen raad en college over de wijze van informatievoorziening rond samenwerkingsverbanden. De onderzochte samenwerkingsverbanden rapporteren uitgebreid over de behaalde resultaten. Samenwerkingsverbanden leveren in de regel systematische, nauwkeurige en uitgebreide overzichten van de taakuitvoering en de daarmee gepaard gaande kosten. Informatie over de feitelijke inzet van middelen is gericht op het college en niet toegesneden op de informatiebehoefte van de raad. Het is vrijwel onmogelijk om de resultaten (en de kosten) te koppelen aan doelstellingen. De raad van Soest stelt immers onvoldoende resultaatgerichte en evalueerbare doelen aan samenwerkingsverbanden. Aanbeveling 3 - voor raad en college Maak heldere afspraken tussen raad en college over de informatievoorziening over samenwerkingsverbanden: waarover, wanneer en op welke wijze wil de raad informatie? Zet deze afspraken op schrift en evalueer ze periodiek. Stand van zaken 2012 Een aantal jaren terug is geprobeerd om het onderwerp als vast agendapunt voor de raad op te voeren of via een nieuwsbrief van het college onder de aandacht te brengen. Dit heeft geen vaste vorm gekregen; de belangstelling om informatie uit te wisselen over samenwerkingsverbanden tussen college en raad lijkt gering. De informatievoorziening aan de raad verloopt ad hoc per mail per portefeuillehouder. Deze informatie wordt door de raadsleden op prijs gesteld. Er zou “een slag te maken zijn als dit informatie op maat wordt met een vaste frequentie en vaste onderwerpen”, aldus een van de raadsfracties. Bij bijvoorbeeld de oprichting van de VRU stuurde de portefeuillehouder geregeld mailtjes met informatie over de voortgang. De informatie gaat dan over de oprichting en wordt minder als de VRU operationeel is. Eind juni 2012 is er door het college een ‘Handboek Verbonden Partijen’3 ter inzage gelegd voor de raadsleden. Het Handboek dient, volgens de betrokken ambtenaar, als leidraad voor de rol die de gemeente, het bestuur en de raad kan innemen en het grip houden op de diverse verbonden partijen. De rekenkamercommissie constateert dat het Handboek theoretische achtergrondinformatie biedt en niet in gaat op afspraken over de informatievoorziening tussen raad en college in Soest. Van ambtelijke zijde is de toezegging gedaan dat de wijze van (actieve en reguliere/periodieke) informatievoorziening van het college aan de raad onderdeel uitmaakt van het nog aan de raad aan te bieden visiedocument. Conclusie 2012: Er is geen vaste structuur afgesproken over de informatievoorziening over samenwerkingsverbanden voor de gemeenteraad. Aanbeveling 4 - voor het college en de samenwerkingsverbanden Vertaal de informatiebehoefte van de raad in eisen die dit stelt aan de informatie die de samenwerkingsverbanden zelf leveren - stelt de informatie die een samenwerkingsverband levert het college in staat om de raad adequaat in zijn informatiebehoefte te voorzien? Zo nee, bekijk of (aanvullende) afspraken gemaakt kunnen worden met de samenwerkingsverbanden over de wijze van informatievoorziening. Breng een discussie op gang tussen gemeente en samenwerkingsverband over de wenselijke en haalbare wijze van informatievoorziening.
3
Op 12 juni 2012 heeft B&W het Handboek Verbonden Partijen vastgesteld. Vanaf 18 juni 2012 ligt het Handboek voor de raadsleden ter inzage.
5
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
Stand van zaken 2012 De griffier gaf aan dat er geprobeerd is bij de raad het ‘model Oss’ te introduceren4. In de regio Oss hebben de gemeenten de samenwerkingverbanden onderling verdeeld zodat per regeling er een paar ‘trekkers’ zijn. Deze gemeenten zijn dan een serieuze gesprekspartner voor het samenwerkingsverband. Bovendien hebben de gemeenten in de regio Oss er voor gezorgd dat de gemeenten al in het voorjaar betrokken zijn bij de keuzes en voorbereiding van de nieuwe begroting van een samenwerkingsverband. Conclusie 2012: De rekenkamercommissie constateert dat er geen wezenlijke veranderingen vanuit Soest zijn ingezet waardoor de samenwerkingsverbanden andere informatie aanleveren. De vertaalslag van informatiebehoefte van de raad naar de door het samenwerkingsverband te leveren informatie heeft de afgelopen jaren niet plaatsgevonden. Aanbeveling 5 - voor het college Ondersteun de informatiebehoefte van de raad: vertaal het beleid van samenwerkingsverbanden op een inzichtelijke manier voor de raad; adviseer de raad actief over de beoordeling van de jaarstukken van samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld in een raadsvoorstel of beknopte oplegnotitie bij de stukken die een samenwerkingsverband aanlevert; bouw de Paragraaf Verbonden Partijen in de programmabegroting op volgens een vaste indeling. Stand van zaken 2012 De Begroting en Jaarrekening van een samenwerkingsverband liggen voor de raadsleden ter inzage. De adviesnota voor het College van B&W en een concept brief met gemeentelijke reactie worden per mail aan de raadsleden verzonden. De raadsleden hebben een week de tijd om hierop te reageren. In onze gesprekken met de raadsfracties kwam naar voren dat een analyse van de Jaarstukken voor de raad ontbreekt en zo mogelijk door hen uit de adviesnota voor het College moeten worden gehaald. “De stukken zijn beschikbaar maar voor raadsleden is het niet makkelijk snel inzicht te krijgen in waar het echt om gaat. Het zou aardig zijn als de raad van B&W bij de begrotingen en jaarrekeningen een A4 krijgt met die informatie uit die stukken die er echt toe doet.” De griffier geeft aan geen signalen of terugkoppeling te hebben gekregen dat de huidige werkwijze niet voldoet. Conclusie 2012: De rekenkamercommissie komt tot de conclusie dat deze werkwijze niet is geëvalueerd en dat de raadsleden hun behoefte aan informatie op maat niet laten weten. 3.4 Controle en bijsturing: periodieke evaluatie op grond van de gemaakte afspraken In 2006 waren de bevindingen als volgt: Voor het merendeel van de onderzochte samenwerkingsverbanden geldt dat er geen formeel moment van evaluatie is waarop de raad beoordeelt of deelname aan het verband nog altijd toegevoegde waarde heeft. Aanbeveling 6 - voor raad en college Stel voor ieder samenwerkingsverband een evaluatiemoment vast, waarop de raad door het college in stelling wordt gebracht om te beoordelen of men vervolg wil geven aan de samenwerking. Plan momenten van evaluatie van de 'zwaardere' samenwerkingsverbanden (verbanden die qua middelen fors op de gemeentelijke begroting drukken of waar zich inhoudelijk belangrijke ontwikkelingen voordoen) in overleg met andere gemeenteraden. Dit kan bijvoorbeeld worden vormgegeven via een (periodiek) overleg van griffies - desgewenst mede via het college - of periodiek onderzoek door de Rekenkamercommissie.
4
De VNG Utrecht heeft bijvoorbeeld een regionale bijeenkomst georganiseerd voor raadsleden waar de burgemeester van Oss het model Oss kwam toelichten. Ook andere vormen, werkwijzen van samenwerken en sturen kwamen die avond aan bod.
6
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
Stand van zaken 2012 Van de ‘lopende’ samenwerkingsverbanden heeft de rekenkamercommissie geen evaluatie aangetroffen. In de Verordening artikel 212, aangeduid als Financiële verordening gemeente Soest, is opgenomen dat er een periodieke evaluatie van de samenwerkingsverbanden moet plaatsvinden als onderdeel van de Nota Verbonden partijen. Ook de ambtelijke betrokkenen wijzen op dit artikel 15 van de Financiële verordening5. Volgens de concern controller wordt dit ingevuld met de paragraaf Verbonden Partijen in de Programmabegroting en de Programmaverantwoording. Daarbij wordt van ambtelijke zijde aangegeven dat de externe accountant al jaren instemt met de inhoud van paragraaf E en geen aanbevelingen heeft gedaan of opmerkingen over deze paragraaf heeft gemaakt. Conclusie 2012: Van de ‘lopende’ samenwerkingsverbanden heeft de rekenkamercommissie geen evaluatie aangetroffen met een beoordeling of Soest wil blijven deelnemen aan de samenwerking of juist niet. De door de concern controller genoemde invulling is volgens de rekenkamercommissie veel te summier. Aanbeveling 7 - voor raad en college Richt momenten van kaderstelling, controle en bijsturing op de P&C-cyclus. Organiseer langs deze lijnen overleg momenten met het college voor de ijking van de afspraken met de samenwerkingsverbanden. Richt daarbij de focus niet uitsluitend op de financiën, maar juist ook op de prestatieafspraken: welke inhoudelijke resultaten moeten bereikt worden, in hoeverre zijn deze gerealiseerd en is bijsturing noodzakelijk? Stand van zaken 2012 Voor een aantal samenwerkingsverbanden worden over de uitvoering van taken zogenoemde SLA’s (service level agreements) afgesloten. Hiermee regelen het samenwerkingsverband en de gemeente de te leveren/af te nemen diensten per jaar. Deze werkwijze is de afgelopen jaren meer gebruikelijk geworden.. Het is aan het college om deze afspraken te maken. De raad staat daarbij op afstand en heeft het gevoel ‘we kunnen het toch allemaal niet bijsturen’. Door het beter terugkoppelen van de inhoudelijke resultaten via de Programmaverantwoording zou de raad wel meer kunnen sturen dan nu gebeurt. Het blijft moeilijk om de aandacht op niet financiële onderwerpen te richten als het om samenwerking gaat. Een goed voorbeeld waarbij het sturen wel lukt komt zodoende uit de ‘financiële hoek’. Een traject dat de afgelopen jaren is ingezet was ‘De trap op en de trap af’. Een paar gemeenten in de regio, waaronder Soest, heeft het initiatief genomen om vooraf met de deelnemende gemeenten een lijn uit te zetten over de begrotingen van de samenwerkingsverbanden. Haast automatisch stegen de kosten per jaar. In tijden van bezuinigingen waarbij de deelnemende gemeenten zelf korten op budgetten en geen indexeringen doorvoeren krijgen ook de samenwerkingsverbanden de opdracht hiermee in de pas te lopen.6 Aanbeveling 8 - voor de raad Speel een actieve in plaats van een reactieve rol bij (sturing en controle op) samenwerkingsverbanden. Vraag actief naar informatie over samenwerkingsverbanden. Als de informatie niet voldoet aan de verwachtingen, spreek het college of het samenwerkingsverband hierop aan. Behandel jaarstukken niet als hamerstuk, maar beoordeel jaarstukken actief. Stand van zaken 2012 De meeste raadsleden geven aan dat de raad volgend is (gebleven) aan het college. Of dat erg is wordt verschillend ervaren. Veel van de samenwerkingsverbanden zijn op uitvoeringsniveau en daarmee een 5
In artikel 15 van de Financiële Verordening (Verordening artikel 212) heeft als aanduiding Verbonden partijen. Dit artikel luidt als volgt: In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken worden ontwikkelingen weergegeven rond de verbonden partijen. Ten minste één keer per vier jaar wordt een nota verbonden partijen aangeboden aan de raad. In deze nota worden de kaders vastgelegd en bezien welke consequenties dit heeft voor de verbonden partijen. 6 Gemeenschappelijke regelingen werd gevraagd voor de begroting 2011 rekening te houden met een bezuinigingstaakstelling van 5%.
7
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
collegebevoegdheid. “De raad moet zich niet te veel met dit detailniveau bezighouden”. De andere kant van de medaille is het gevoel dat de samenwerkingverbanden moeilijk stuurbaar zijn, antidemocratisch. Daarbij komt dat bijvoorbeeld een samenwerking als VRU wettelijk is opgelegd. De beleving is dat het een rijdende trein is met amper speelruimte voor de raad7. “We willen het wel anders, maar weten niet zo goed hoe.” Door de betrokken ambtenaren worden de mailberichten vanuit het College en de informatiebijeenkomsten over relevante ontwikkelingen binnen specifieke samenwerkingsverbanden voor de raad, benoemd als middelen om de raad te kunnen laten sturen en controleren. De rekenkamercommissie constateert, op basis van haar gesprekken met de raadsfracties, dat deze middelen niet toereikend zijn om de raad een actieve rol te laten spelen bij de sturing en controle op samenwerkingsverbanden.
Conclusie 2012: De raad is volgend gebleven aan het college. De raad heeft moeite om haar eigen rol als sturend en controlerend orgaan bij de op afstand geplaatste taken invulling te geven. Tot slot Het besef dat samenwerken meer en meer aan de orde is en vraagt om strategische afwegingen, het vastleggen van doelen en inzicht in de resultaten, leeft meer dan vijf jaar geleden. Een initiatief van de raad om bij de kerntakendiscussie het onderwerp samenwerken uit te werken laat dat zien. In de eindrapportage van het innovatieteam samenwerken is de ontwikkeling voor de komende periode als volgt verwoord: ‘Het ligt in de lijn der verwachting dat door zaken als decentralisatie van rijkstaken en herbezinning op kerntaken ed. het ontstaan van nieuwe, dan wel het doorvoeren van drastische wijzigingen in bestaande samenwerkingsverbanden de komende jaren in een stroomversnelling komen. Dit biedt de gemeente Soest kansen op het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen.’ De gesprekken over samenwerkingsverbanden met de raadsfracties hebben - zo hopen wij - ons niet alleen de bouwstenen voor dit onderzoek opgeleverd, maar ook de raadsleden een beetje op weg geholpen om het onderwerp de benodigde aandacht te gaan geven. Het is, zo laten de bevindingen van dit opvolgingsonderzoek zien, noodzakelijk dat er beleidslijnen worden vastgelegd en dat er over praktische zaken zoals de informatievoorziening afspraken komen. De rekenkamercommissie wil met deze rapportage het college en raad nogmaals aansporen om in Soest bewust tijd en energie te stoppen in het onderwerp samenwerking. In de Public Managementletter van mei 20128 staat de volgende passage: ‘Samenwerking en uitbesteding ontslaat de gemeente niet van eigen verantwoordelijkheid en controle. Dit vraagt om nieuwe zakelijkheid.’.
7
De minster van Binnenlandse zaken heeft een conceptwetsvoorstel opgesteld om aan het bezwaar van anti-
democratisch en weinig informatie voor de raad wat te doen. Onduidelijk is op dit moment of daar met het ‘vallen van het kabinet’ een vervolg aan kan worden gegeven.
8
Public Managementletter van mei 2012 van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.
8
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
Brief van het college van Burgemeester en wethouders met bestuurlijke zienswijze
9
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
10
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
11
Opvolgingsonderzoek Sturing op samenwerking
Nawoord rekenkamercommissie Graag wil de rekenkamercommissie met dit nawoord kort ingaan op de brief van het college van burgemeester een wethouders van 14 september 2012 met de bestuurlijke reactie. Met dit nawoord wil de rekenkamercommissie nog enige aanvullende informatie bieden en de behandeling van het opvolgingsonderzoek in de gemeenteraad daarmee faciliteren. Algemene reactie De bestuurlijke reactie onderschrijft het grote belang van het onderwerp samenwerkingsverbanden voor de gemeente Soest. Zeker met alle ontwikkelingen en nieuwe taken die op de gemeente afkomen groeit het besef dat samenwerken meer en meer aan de orde is. Het college verwijst in haar reactie op meerdere plekken naar de op te stellen nota Verbonden Partijen. Daaruit is op te maken dat deze nota een cruciale rol speelt bij de strategische afwegingen van de raad en de daarvoor benodigde informatie. De rekenkamercommissie vindt het daarom opmerkelijk dat juist deze nota sinds 2006 ontbreekt. Aanbeveling 6 Specifiek wil de rekenkamercommissie ingaan op de bestuurlijke reactie bij aanbeveling 6. Deze aanbeveling uit het rapport van 2006 draagt aan om voor ieder samenwerkingsverband een evaluatiemoment vast te leggen. De raad heeft deze aanbeveling destijds overgenomen en daarmee het college opgedragen in deze evaluaties te voorzien. Van de ‘lopende’ samenwerkingsverbanden heeft de rekenkamercommissie geen evaluatie aangetroffen. Verder verwijst ook artikel 15 van de Financiële verordening, in ons opvolgingsonderzoek ook wel aangeduid met Verordening artikel 212, naar evaluatieactiviteiten: a) door een keer per vier jaar een nota Verbonden Partijen op te stellen waarin aandacht is voor kaders ten aanzien van samenwerken en de consequenties daarvan voor verbonden partijen. b) door een terugkerende rapportage bij de begroting en jaarstukken. Ad a) Deze nota wordt nu opgesteld en heeft daardoor de afgelopen jaren niet bijgedragen aan het evalueren van bestaande samenwerkingsverbanden of positiebepaling voor nieuwe samenwerkingsvormen. Ad b) De terugkerende rapportage is opgenomen in paragraaf E van de Programmabegroting en Programmaverantwoording. Deze paragraaf over de Verbonden Partijen is de afgelopen jaar zichtbaar uitgebreid. Naar onze opvatting is de informatie echter nog te weinig gericht op evaluatie en inzicht in resultaten. Deze paragraaf bij de jaarstukken maakt deel uit van het jaarverslag en wordt door de accountant niet gecontroleerd, maar alleen marginaal getoetst (informatie niet in strijd met de jaarrekening). Meer handvatten biedt wat dat betreft de nota ‘Begrotingspositie 2012 van de Utrechtse gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen’ van juni 2012. De provincie Utrecht schrijft dat bij meerdere Utrechtse gemeenten de invulling van de paragraaf Verbonden Partijen tekortkomingen laat zien, zoals: - de risico’s van de verbonden partijen worden niet geformuleerd in termen van (financiële) risico’s voor de betreffende gemeenten; - niet wordt aangegeven welke gemeenschappelijke doelstelling wordt verwacht te realiseren met de verbonden partij; - een verwijzing naar de relevante beleidsprogramma’s ontbreekt; - niet duidelijk is op welk moment nut en noodzaak van de verbonden partij wordt geëvalueerd. Gemeenten die, zo schrijft de provincie Utrecht, als voorbeeld kunnen dienen voor de invulling van de paragraaf Verbonden Partijen zijn de gemeente Amersfoort, Nieuwegein, Woudenberg en Zeist.
12