Rapportage ontheffing bestemmingsplan caravanstalling Almeerse Caravanstalling
projectnr. 242481 120097 - DJ57 revisie 01 2 februari 2012
auteur(s) Save
Opdrachtgever Almeerse Caravanstalling J. Huydecoperweg 11 1331 GC Almere
datum vrijgave 2 februari 2012
beschrijving revisie Indienstuk gemeente Almere
goedkeuring CC
vrijgave HJ
Colofon
Contactadres: Zutphenseweg 31D 7418 AH Deventer Postbus 321 7400 AH Deventer
Copyright © Ingenieursbureau Oranjewoud Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Inhoud blz.
Voorwoord
3
1
Situatie en planbeschrijving
4
1.1 1.2 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2 1.5
Situering Indeling Constructie Uitgangspunten Het beoogde gebruik Indicatie voor de vuurbelasting van het gebruik Brandbeveiligingsinstallaties
4 4 5 6 6 7 7
2
Wettelijk kader
8
2.1 2.1.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.3 2.3.1 2.4
Rijksbeleid Nota Ruimte Provinciaal en regionaal beleid Beleidsregel locatiebeleid Stedelijk Gebied (2008) Beleidsregel Archeologie en Ruimtelijke Ordening (2007) Omgevingsplan 2006 Waterbeheerplan 2010-2015 Gemeentelijk beleid Ruimtelijke ontwikkeling Afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart
8 8 9 9 9 10 11 12 12 14
3
Ruimtelijke onderbouwing
16
3.1 3.1.1 3.1.2
Parkeren Parkeerplaatsen Verkeersbewegingen
16 17 18
4
Brandveiligheid
19
4.1 4.1.1 4.2 4.2.1
Bouwbesluit Wijziging in gebruik Gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten Brandcompartimentering caravanstalling in tuinbouwkas
19 19 20 20
Bijlage 1:
Beoordeling volgens de Methode BvB
24
Bijlage 2:
Berekening parkeren
32
Bijlage 3:
Indelingstekening caravanstalling in tuinbouwkas
33
blad 1 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
blad 2 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Voorwoord Aan de J. Huydecoperweg 11 te Almere staat een glastuinbouwbedrijf met één kas die momenteel verhuurd wordt voor het kweken van lelies. Familie De Munck is eigenaar van de tuinbouwkas. De eigenaar van de kas heeft ontheffing op het bestemmingsplan aangevraagd om deze als caravanstalling te gaan gebruiken. 2
De totale gebruiksoppervlakte van de kas inclusief bijbehorende ruimten is 18.900 m . Bij de gemeente 2 is voor het tuinbouwkasdeel (18.183 m ) vrijstelling aangevraagd om caravans te stallen. De gehele kas zal ten dienste van de caravanstalling gebruikt gaat worden. Onderdeel in deze rapportage zijn: • Een beschrijving van het bouwwerk en (voorgenomen) gebruik • Beschrijving gebied en situatieschets (inclusief beleidskaders en uitgangspunten) • Ruimtelijke effecten • Gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten Aan Oranjewoud/Save is verzocht het volledige indienstuk aan te leveren aan de gemeente namens de eigenaar en gebruiker van de caravanstalling/tuinbouwkas aan de J. Huydecoperweg in Almere. De rapportage is samengesteld op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken en geschreven stukken, van Save, de gemeente en mevrouw De Munck. Deventer, januari 2012
blad 3 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
1 1.1
Situatie en planbeschrijving Situering De bestaande kas van familie De Munck is gelegen aan de J. Huydecoperweg 11 te Almere. Op het perceel staat ook één woning. Figuur 1 geeft een beeld van de situering. De kas ligt: • aan de noordzijde kas 51 meter en bedrijfsruimte 35 meter van de perceelsgrens; • aan de oostzijde 2 meter vanuit de perceelsgrens; • aan de zuidzijde 193 meter vanuit de perceelsgrens; • aan de westzijde 4 meter van de perceelsgrens; • het woonhuis ligt op ruim 25 meter afstand van de kas. Het perceel is vanaf de J. Huydecoperweg te bereiken via de noordzijde van het perceel.
Figuur 1
1.2
Terrein Almeerse caravanstalling; rood kader is het perceel, blauw kader de kas (Bron: Google Maps)
Indeling Het grootste deel van het perceel bestaat uit de kas en landbouwgrond. De kas heeft een oppervlakte 2 van 18.183 m . Met de bijbehorende ruimten zoals de bedrijfsruimte en substraatruimte komt het totale 2 oppervlak van het brandcompartiment op 18.900 m . blad 4 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
In de bedrijfsruimte ligt een klein kantoor dat deze functie zal blijven vervullen. Daarnaast staat er nog een koelcel. Alle teeltgerelateerde zaken zullen uit de kas en substraatruimte verwijderd worden. Figuur 2 hieronder geeft een beeld van de indeling van de kas en het perceel.
Figuur 2
Plattegrond van de kas en locatie woonhuis ten opzichte van de kas
Het woonhuis ligt op royale afstand van de kas en komt in deze rapportage niet meer terug. Er is geen noodzaak hier brandwerende maatregelen te treffen omdat het risico van brandoverslag klein genoeg is volgens de bepalingsmethode die later in deze rapportage nog zal worden aangehaald.
1.3
Constructie De kas heeft een uit staal en glas (in aluminium) opgetrokken gevel- en dakconstructie. De vloer in de kas bestaat uit een betonnen transportpad en zand waarop de caravans gestald zullen worden. De nok van de stalling heeft een inwendige hoogte van 5,50 meter en een goothoogte van 4,75 meter. De bedrijfsruimte die aan de voorzijde van de kas gesitueerd is, heeft een draagconstructie van stalen spanten. De gevels rondom zijn opgebouwd met steenachtige materialen tot een hoogte van ongeveer 2 meter met daarboven sandwichpaneel. De hoogte van de bedrijfsruimte is 5,0 meter. Het dak is van staal en geïsoleerd. Kozijnen in de bedrijfsruimte zijn in aluminium uitgevoerd. Deuren in de bedrijfsruimte zijn van hout, de buitendeuren en deur naar de kas en de substraatruimte zijn van aluminium. Daarnaast zit er in de voorgevel van de bedrijfsruimte een grote segmentdeur. De kas en bijbehorende ruimten wordt uitgevoerd als één brandcompartiment.
blad 5 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
1.4
Uitgangspunten De gemeente Almere heeft in het afwegingskader Glastuinbouwgebied Buitenvaart van juni 2010 beschreven ontheffing te willen gaan verlenen voor het stallen van caravans in tuinbouwkassen in dit gebied. Het gemeentelijke beleid dient hiertoe echter aangepast te worden. Het voornemen van de gemeente is de afwegingen zoals gepositioneerd in het afwegingskader (zie ook paragraaf 2.4, afwegingskader is tijdelijk beleid) te hanteren inclusief de toevoeging met het vrijhouden van gangpaden uit een schrijven van 21 december 2010. Bij het uitvoeren van diverse onderzoeken en opstellen van deze rapportage is de eigenaar niet bekend met het definitieve vastgestelde gemeentelijke beleid ten aanzien van de brandveiligheid van caravanstallingen in (glas)tuinbouwkassen waarop gehandhaafd gaat worden. De gemeente heeft een aantal uitgangspunten en voornemens uitgesproken hieromtrent die in deze rapportage als 1 uitgangspunten worden overgenomen in dit indienstuk . Uitgangspunt 1: aanvraag ontheffing caravanstalling Almeerse Caravanstalling In de aanvraag wordt de plaatsing van uitsluitend motorloze voertuigen zoals caravans aangevraagd. Uitgangspunt 2: aanvraag ontheffing caravanstalling Almeerse Caravanstalling Op basis van gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten is er een beperking aan de stalling van caravans gesteld waarop het bevoegd gezag mag handhaven. Maximale variabele vuurbelasting van 886 2 ton vurenhout op een gebruiksoppervlakte van 18.900 m (komt ongeveer overeen met een 830 normale- caravans). De interne afstand om voldoende WBDBO te bereiken in de gevels moet overeenkomen met 3 meter in de oost gevel en 1 meter in de west gevel. Uitgangspunt 3: aanvraag ontheffing caravanstalling Almeerse caravanstalling De eigenaar zal een opstellingsplan met de indeling van de caravanstalling afstemmen met het bevoegd gezag voor aanvang van de ingebruikname, inclusief vrij gehouden gangpaden.
1.4.1
Het beoogde gebruik In de kas gaat stalling plaatsvinden van caravans en aanhangwagens (motorloos). Met inachtneming van een aantal randvoorwaarden, die later in deze rapportage benoemd worden, mogen er maximaal 830 caravans in de kas geplaatst worden. In het kantoor worden administratieve werkzaamheden uitgevoerd. In de koelcel in de bedrijfsruimte en substraatruimte kan eventueel nog kleine opslag plaats vinden. De eigenaar dient ervoor te waken dat bij het intensieve gebruik van deze ruimten als opslag dit een beperking meebrengt in het aantal gestalde caravans of voertuigen omdat de maximale vuurbelasting van 900 ton vurenhout niet overschreden mag worden. In het reglement van de stalling is uitgesloten dat klanten toegang hebben tot de kas. Alleen personeel mag de stallingsruimte betreden. De kas is niet als verblijfsruimte bedoeld. In de bedrijfsruimte zullen geen objecten langdurig gestald staan. Deze ruimte wordt uitsluitend gebruikt voor het klaarzetten van objecten uit de kas voor afhalen of brengen.
1.
De eigenaar beroept zich vooralsnog op rechten conform de artikelen uit hoofdstuk 2 in het Bouwbesluit 2003 tot het gemeentelijke beleid officieel is vastgesteld (wijzigingen zijn voorbehouden) en gecommuniceerd met de eigenaar. blad 6 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Gebruiksoppervlakte en bezettingsgraad De totale gebruiksoppervlakte van het brandcompartiment bedraagt 18.900 m2 . In de gehele hal werken hooguit 2 personen. In de normale situatie één persoon. Voor de caravanstalling worden de volgende bezettingsgraadklassen gehanteerd: • (Lichte) industriefunctie B5 voor de caravanstalling; • nevenfunctie Kantoorfunctie B4 voor het kantoor.
1.4.2
Indicatie voor de vuurbelasting van het gebruik De aanwezige brandbare materialen in het brandcompartiment moeten gezocht worden in de aanwezige gestalde objecten. Deze aantallen veranderen door het jaar heen. De mix van diverse soorten voertuigen bepaalt de hoeveelheid aanwezig brandbaar materiaal. Omdat naast caravans eventueel ook aanhangers gestald kunnen, is de maximale bezetting van de stalling aangenomen op basis van één soort caravan, als maatgevend uitgangspunt. Uitgangspunt is het stallen van alleen caravans en aanhangwagens. Gekozen is om de berekening uit te voeren op basis van alleen caravans omdat de vuurlast hiervan hoger is. In de stallingsvoorwaarden is opgenomen dat het verplicht is de gasflessen (e.v.t. accu's) en brandbare of explosieve stoffen te verwijderen uit het aangeboden object en zonder genoemde zaken aan te leveren bij de stalling. In de berekening is rekening gehouden met een marge omdat het volledig uitsluiten van de aanwezigheid van eerder genoemde stoffen namelijk niet reëel is. De (variabele) vuurbelasting in het brandcompartiment bestaat verder uit kantoorartikelen en kleine hoeveelheden van diverse materialen in de substraatruimte en de koelcel.
1.5
Brandbeveiligingsinstallaties In de caravanstalling zijn geen brandbeveiligingsinstallaties aanwezig.
blad 7 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
2
Wettelijk kader Om ontheffing te krijgen voor het stallen van caravans in de tuinbouwkas dient er rekening gehouden te worden met een aantal beleidskaders van rijksniveau tot gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk worden op verzoek van de gemeente de wettelijke kaders binnen de gemeente Almere inzichtelijk gemaakt.
2.1 2.1.1
Rijksbeleid Nota Ruimte Voor rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vooral de Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling", die op 23-04-04 (deel 3) door het kabinet is vastgesteld, van belang. Op 17-05-2005 heeft de Tweede Kamer de Nota Ruimte aangenomen, de Eerste Kamer heeft ingestemd op 17-01-2006. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij het kabinet kiest voor 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. De nota doet concrete uitspraken over het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020. De periode 2020- 2030 vormt hierbij een doorkijk naar de langere termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: 1. versterking van de Nederlandse economie en concurrentiepositie; 2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; 3. waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; 4. en waarborging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, tegen de achtergrond van de wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ontwikkeling is volgens het rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan. Hierdoor neemt de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toe. Met het beleid legt het rijk een grotere verantwoordelijkheid bij de decentrale overheden. De uitvoering van beleid ligt primair bij gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd. In de Nota Ruimte wordt door het kabinet gepleit voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied. Doel hiermee is het economisch draagvlak en de vitaliteit te vergroten. Het landelijke beleid bepaalt dat vrijkomende agrarische bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of dienen als vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Het kan daarbij gaan om bedrijvigheid die gelieerd is aan de functie van het buitengebied, zoals bijvoorbeeld recreatiebedrijven.
blad 8 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
2.2
2.2.1
Provinciaal en regionaal beleid
Beleidsregel locatiebeleid Stedelijk Gebied (2008) Het locatiebeleid, vermeld in het Omgevingsplan Flevoland 2006, is uitgewerkt in de beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied. Volgens de beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied worden de vestigingsmogelijkheden ingegeven door binnen een aantal provinciale locatietypen een juiste balans te vinden in vier doelstellingen: • versterking van de economische ontwikkeling van Flevoland; • beheersing van de mobiliteit door een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets; • efficiënt gebruik van infrastructuur en vervoermiddelen; • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, waarbij het parkeerbeleid een belangrijk ondersteunend instrument is. Ingevolge artikel 4.2 van de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied dient de motivering die aan een bestemmingsplan of projectbesluit als bedoeld in de Wro ten grondslag ligt bij voorkeur opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) voor zover een ruimtelijk plan betrekking heeft op werklocaties in het stedelijk gebied (Het stedelijk gebied als bedoeld in het Omgevingsplan Flevoland 2006) van de gemeente. Daarbij houden gemeenten het volgende aan: a. Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend. b. Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden. c. De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de uitwerking hiervan in de meest actuele Strategische Visie op Werklocaties Flevoland (indien blijkt dat door veranderende marktomstandigheden de geplande omvang van bedrijvigheid niet meer conform de behoefte is, wordt de Strategische Visie op dit onderdeel herzien) die een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien. d. Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgesteld plan is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan. e. Het provinciale locatietype en de hierbinnen bestaande en/ of geplande omvang van de bedrijvigheid, zoals bedoeld in de Provinciale Strategische Visie op Werklocaties, is afgestemd op de situatie in de Flevolandse gemeenten.
2.2.2
Beleidsregel Archeologie en Ruimtelijke Ordening (2007) Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaat met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. De in deze beleidsregel opgenomen regels zijn gericht op het duurzaam behoud van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. De toetsingscriteria van Gedeputeerde Staten zijn: a. Archeologische waarden en verwachtingen dienen te zijn gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd. b. Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). c. Indien in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk blad 9 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd. d. In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen dienen behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen te zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van aanlegvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn. De locatie aan de J. Huydecoperweg is al vele jaren bebouwd met bedrijfsbebouwing, die gehandhaafd zal blijven, waardoor de situatie uit cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt ongewijzigd zal blijven.
2.2.3
Omgevingsplan 2006 In het Omgevingsplan 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 weer, met een doorkijk naar 2030. Het is een bundeling van vier plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. In het Omgevingsplan 2006 is aangegeven dat Almere zich moet kunnen ontwikkelen tot eenaantrekkelijke en vitale stad in de Noordvleugel van de Randstad, met een breed aanbod aan woonmilieus. De stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere is in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere. Eerst wordt prioriteit gegeven aan de verbetering van de verbindingen aan de westzijde van Almere. Het zo snel mogelijk oplossen van de knelpunten op het traject Schiphol- Amsterdam-Almere A6-A1-A9 heeft daarbij prioriteit. De provincie Flevoland heeft een voorkeur voor een duurzame en robuuste oplossing, te weten een korte tunnel tussen de A6 en de A9. In Flevoland betekent dit een uitbreiding van het tracé over de Hollandse Brug (Tweede Hollandse Brug) en een uitbreiding van de A6 tot aan aansluiting Almere Buiten-Oost. De voorkeur van de provincie gaat uit naar ontvlechting van het bovenlokale/regionale doorgaande verkeer op een hoofdrijbaan en het lokale verkeer in Almere tussen de verschillende stadsdelen op parallelbanen. Deze uitbreiding is vereist, onafhankelijk van een eventuele woningbouwtaakstelling voor Almere tussen 2010-2030. Om een hoogstedelijk woon- en werkmilieu met aangenaam verblijfsklimaat te realiseren worden tussen gemeente en provincie afspraken gemaakt over gedifferentieerde milieueisen. De provincie wil meer ruimte bieden voor de recreatieve functie van de groengebieden. Nu het rijk de reservering voor de Markerwaard heeft geschrapt, moet Almere zich oriënteren op een ligging aan het IJmeer en Markermeer. De provincie onderschrijft de ambitie om het IJmeer in te richten en te ontwikkelen tot het 'waterpark' van de Noordvleugel, als centraal recreatiegebied tussen de steden Almere en Amsterdam. Almere kan aan de westzijde een waterfront ontwikkelen in de vorm van een veelzijdige en hoogstedelijke centrumontwikkeling aan de oevers van het IJmeer. Buitendijks kan het waterpark gestalte krijgen met een hoogwaardig maritiem en recreatief centrummilieu. Een IJmeerverbinding (zowel weg als spoor) is hiervoor een noodzakelijke voorwaarde. Om dit mogelijk te maken, moet tegelijkertijd een verbetering van de water- en natuurkwaliteit tot stand worden gebracht. De provincie benadrukt daarbij de samenhang tussen IJmeer en Markermeer en wil in de uitwerking daarvan de regie voeren. De provincie is voorstander van de stedelijke ontwikkeling op de lange termijn aan de oostzijde van Almere, ten oosten van de A27 op het huidige grondgebied van Zeewolde. Deze ontwikkeling betreft blad 10 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
een suburbaan en groen woon- en werkmilieu dat in het landelijk gebied geleidelijk overgaat in de robuuste ecologische verbinding tussen Oostvaardersplassen en Veluwe. Voor de periode t/m 2015 kan Almere zich ontwikkelen binnen het stedelijke gebied zoals in figuur 11 behorende bij het Omgevingsplan 2006 is aangegeven. In de periode daarna komen eerst Almere Pampus (westelijk) en vervolgens Spiegelhout (oostelijk) in beeld. Ontwikkeling van grootschalige nieuwe werklocaties liggen voornamelijk op het huidige grondgebied van Zeewolde. De ontwikkeling van de werklocatie A6/A27 overstijgt het lokale belang ruimschoots. De provincie wil betrokken zijn bij de ontwikkeling van deze locatie. De locatie XX heeft o.a. de aanduidingen Stedelijk gebied, Streefbeeld en ontwikkeling recreatie en Glastuinbouw op figuren behorende bij het Omgevingsplan 2006. Op figuur 11 in het Omgevingsplan 2006 is de begrenzing van het stedelijk gebied tot 2015 aangegeven. Deze figuur wordt gebruikt bij de toetsing van ruimtelijke plannen. Het stedelijk gebied omvat zowel (bestaand en toekomstig) bebouwd als onbebouwd gebied en biedt ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt tevens de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten. De gemeenten nemen bij de ontwikkeling van het stedelijke gebied het initiatief. Plannen voor uitbreiding worden in samenhang met herstructurering van het bestaande bebouwd gebied opgepakt. De stedelijke gebieden zijn zodanig begrensd dat deze voldoende ruimte bieden voor gemeenten om risico's in de uitvoering op te kunnen vangen en een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken. De provincie draagt zorg voor een evenwichtige ontwikkeling op regionaal niveau. Zij richt zich daarbij vooral op de onderlinge verbanden tussen de hoofdkernen, rekening houdend met de positie van die kernen in hun stedelijke en groenblauwe hoofdstructuur. De provincie bevordert afstemming over woon- en werkmilieus en voorzieningen, uitgaande van een integrale benadering van het stedelijke gebied en het provinciale bundelingbeleid.
2.2.4
Waterbeheerplan 2010-2015 De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. De wijze waarop het waterschap hier in deze planperiode invulling aan wil geven, is beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015. Het waterbeheerplan is ingedeeld in de drie thema's: veiligheid, voldoende water en schoon water. Veiligheid De veiligheid van de dijken in en om Flevoland is voor het gebied van groot belang. De dijken beschermen het land tegen overstromingen. Het op orde houden van de dijken is een van de kerntaken van het waterschap. Met de groei van het stedelijk gebied en de economische bedrijvigheid langs en op de dijken is het van belang dat deze veiligheid gewaarborgd blijft. Het waterschap stelt hiervoor in de planperiode kaders op. Voldoende Water Het watersysteem is zo ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen. Het beheer en onderhoud is er op gericht dat het watersysteem goed blijft functioneren. Ook in droge periodes moet er voldoende water zijn. Kwel en regenwater worden door goed onderhouden gemalen weggepompt. blad 11 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Daarnaast moet het watersysteem in Flevoland voorbereid zijn op toekomstige klimaatveranderingen. Het waterschap zal hiervoor in de planperiode de noodzakelijke maatregelen uitvoeren. Schoon Water Schoon grond- en oppervlaktewater is in ieders belang. De Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt niet alleen dat het water niet vervuild mag zijn, maar ook dat er goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden moeten zijn voor in het water levende flora en fauna. Het waterschap zorgt mede daarom voor een goede structuurdiversiteit langs de oevers van het watersysteem. Een deel daarvan zal in deze planperiode worden gerealiseerd. Het waterbeheerplan beschrijft naast bovenstaande thema's tevens een aantal onderwerpen die niet eenduidig onder een van de thema's zijn te vatten. Het zijn: stedelijk water, water en ruimte, belevingswaarde, vergunningverlening en handhaving, kennis- en informatiebeheer, calamiteitenbestrijding, communicatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De locatie aan de J. Huydecoperweg is reeds jaren bebouwd met bedrijfsbebouwing, die gehandhaafd zal blijven. Het verharde/bebouwde oppervlak zal ten opzichte van de huidige verharding/bebouwing ongewijzigd blijven, daardoor zal de waterhuishoudkundige situatie, door het gebruik van de huidige kassen voor caravanstalling, niet nadelig beïnvloed worden.
2.3
Gemeentelijk beleid Duurzaamheid Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de zogenaamde cradle-to-cradle-uitgangspunten zeven 'Almere Principes' ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling (de schaalsprong) van de stad. Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, beheer en om duurzame sociale en economische processen.
2.3.1
Ruimtelijke ontwikkeling Structuurplan Almere 2010 Op 25 september 2003 heeft de gemeenteraad het Structuurplan Almere 2010 vastgesteld. In het Structuurplan Almere 2010 staan de ruimtelijke richtlijnen voor de ontwikkelingen van de stad tot 2010 weergegeven met een doorkijk tot 2030. Centraal staat de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners. Het Structuurplan benoemt een aantal opgaven om te komen tot een kwaliteitsimpuls van de oorspronkelijke opgave. Er zijn negen opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur: 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur; 2. betere benutting water; 3. inhaalslag externe bereikbaarheid; 4. verbetering interne bereikbaarheid; blad 12 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
5. 6. 7. 8. 9.
verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod; meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus; actief beheer bestaand stedelijk gebied; kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls; ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.
Concept Structuurvisie Almere 2.0 Het college van B en W heeft op 20-10-2009 ingestemd met deze Concept Structuurvisie De Concept Structuurvisie is (nog) niet door de raad vastgesteld. De Concept Structuurvisie schetst vooral ambities voor de langere termijn. In de Concept Structuurvisie Almere 2.0 heeft de gemeente een toekomstvisie voor de stad geschetst. Daarin staat beschreven op welke manier en onder welke voorwaarden de stad in de toekomst zou kunnen groeien tot een stad van 350.000 inwoners. Een toekomstvisie met betrekking tot glastuinbouw ontbreekt in de Concept Structuurvisie Almere 2.0. In de Uitwerking Concept Structuurvisie Almere 2.0 heeft het glastuinbouwgebied Buitenvaart de aanduiding "werkgebieden en woongebieden". Archeologienota 2009 De archeologienota 2009 is op 18 juni 2009 door de raad vastgesteld. De gemeente Almere voert een actief archeologisch monumentenbeleid, gericht op het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente en het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen. De nota gaat in op het gemeentelijke selectiebeleid voor archeologie vanaf 2008 tot 2012. Het selectiebeleid geeft door middel van locaties op de Archeologische Beleidskaart Almere 2009 aan welke gebieden verwachtingsvol c.q. mogelijk behoudenswaardig zijn. Er wordt gefocust op gebieden waarin zich (representatieve) prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit vooral hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door de strengere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. Het doel is om uiteindelijk op de belangrijke plaatsen wél een betere onderzoekskwaliteit te bereiken. De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan: 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 2 100 m of groter, en; 2. het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen, en 3. het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm. De archeologienota is een uitwerking van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die in 2007 in werking is getreden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer: • behoud van waardevolle archeologische resten ter plaatse ('in situ'); • de verstoorder (van de bodem) betaalt; • vooronderzoek van de bodem in een zo vroeg mogelijk stadium van de planontwikkelingen doen; • de verplichting om in ruimtelijke plannen rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden; • de verantwoordelijkheid voor archeologische monumentenzorg wordt bij gemeenten neergelegd; • de opgravingsmarkt wordt geliberaliseerd. De archeologienota 2009 is juridisch verankerd in de gemeentelijke archeologie verordening. Gemeentelijke archeologieverordening De gemeentelijke archeologieverordening is op 18 juni 2009 door de raad van Almere vastgesteld. In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt.
blad 13 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Op het terrein waarin zich de kern van een archeologische vindplaats bevindt is geen andere inrichting toegestaan dan die het behoud, beheer onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Middels een aanlegvergunningenstelsel kan hiervan – onder strikte voorwaarden worden afgeweken. Als het onvermijdelijk is dat ingrepen zullen worden gedaan, dan dient de vindplaats te worden opgegraven voordat de aanlegvergunning kan worden verstrekt. Om de kern ligt een zogenaamde bufferzone. Hiervoor geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel ingrepen kunnen worden toegestaan. Dit mag als het gebied waarvoor de aanlegvergunning wordt verleend niet meer oppervlakte beslaat dan 10% van de totale bufferzone. Daarnaast geldt er nog een aantal voorwaarden. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Dit zijn de zogenaamde selectiegebieden uit de eerdergenoemde Nota. Genoemde gebieden zijn aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten aanlegvergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden. In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen. De locatie aan de J. Huydecoperweg is reeds jaren bebouwd met bedrijfsbebouwing, die gehandhaafd zal blijven, waardoor de situatie uit archeologisch oogpunt ongewijzigd zal blijven.
2.4
Afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart Afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart: Groen en duurzaam ondernemerschap". Op 30 juni 2010 heeft het college van B&W van Almere het afwegingskader voor het glastuinbouwgebied Buitenvaart vastgesteld. Met dit afwegingskader geeft het college concreet invulling aan de in januari 2010 besloten verruiming van de mogelijkheden voor ondernemers in Buitenvaart. Het afwegingskader wordt toegepast bij de afweging of ontheffing kan worden verleend van het bestemmingsplan bij individuele aanvragen daartoe. Het afwegingskader geeft aan dat het bestemmingsplan voor het gebied de bestemming akkerbouwen (glas)tuinbouw geeft. Het College van B en W heeft in januari 2010 besloten meer mogelijkheden te geven aan de tuinders in Buitenvaart. De mogelijkheden bevinden zich in de richting van 'groen en duurzaam ondernemerschap'. Door de verbreding van de economische activiteiten wordt beoogd de zittende ondernemers een goede mogelijkheid te bieden in het gebied werkzaam te blijven. Tegelijkertijd wordt het gebied een impuls gegeven door vergroting van de diversiteit. De ruimtelijke kwaliteit en daarmee de toekomstwaarde van het gebied wordt verbeterd, verrommeling wordt tegen gegaan en de aantrekkelijkheid van het gebied wordt vergroot. Ten behoeve van de beoordeling van individuele aanvragen van eigenaren en gebruikers in het gebied, is het afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart: Groen en duurzaam ondernemerschap" opgesteld. In hoofdlijnen kunnen functies worden toegestaan die zijn te scharen onder groen en duurzaam ondernemerschap, die niet belemmerend zijn voor glastuinbouwbedrijven in de omgeving en die ruimtelijk en milieutechnisch zijn in te passen in het gebied in verband met de omgeving (Oostvaardersplassen, de Vaart en woningen). blad 14 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Het dienen bedrijfsmatige activiteiten te zijn, die passen in 1 van de 4 hoofdgroepen: 1. landbouwverwante functies inclusief sociale/medische nevenfuncties; 2. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, indien niet grootschalig; 3. (groen)recreatie inclusief (dag)horeca en (gerelateerde) educatie; 4. aan huis gebonden beroep / overige dienstverlening. In afwijking van groen ondernemerschap kan caravanstalling, als uitzondering, worden toegestaan als alternatief voor de teelt van gewassen. Het kan worden toegestaan omdat het een activiteit is die (voormalige) tuinders een goed alternatief biedt voor gebruik van de bestaande kas. De regeling voor verbreding van de gebruiksmogelijkheden is hier uiteindelijk voor bedoeld. De kas wordt (duurzaam) hergebruikt waardoor er geen nieuwe of extra beletsels ontstaan voor het vormen van een visie voor het gebied voor de langere termijn. De exploitatie levert de ondernemers vooralsnog een beter perspectief dan de bloementeelt, zodat beter aan de lopende kredietverplichtingen kan worden voldaan. De gemeente stelt aan een ontheffing voor caravanstalling de volgende randvoorwaarden: • Alleen inpandige stalling van caravans, uit het zicht vanaf de openbare weg door bijvoorbeeld een groene aankleding, is toegestaan. • Niet meer dan 8% (8 ha) van geheel nettobedrijfsgrond (ca. 100 ha) in Buitenvaart mag gebruikt worden voor caravanstalling. • Het betreft alleen opslag van caravans als zijnde motorloos en zonder gasflessen e.d. Motoropslag of opslag van motorgestuurde voertuigen is niet toegestaan in het gebied Buitenvaart. Het afwegingkader is tijdelijk beleid dat vooruitloopt op een bestemmingsplan aanpassing. Momenteel wordt een visie opgesteld voor de langetermijninvulling van het gebied en staat actualisatie van het bestemmingsplan op de planning. Vooralsnog hanteert de gemeente het afwegingskader als beleid van het college ten behoeve van de invulling van de gedelegeerde bevoegdheid tot het nemen van projectbesluiten. Wanneer de visie wordt gepresenteerd en de actualisatie van het bestemmingsplan wordt opgestart moet het afwegingskader in de besluitvorming van de raad worden meegenomen.
blad 15 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
3
Ruimtelijke onderbouwing Aanvullend op beleidskader wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan op het parkeren bij de caravanstalling aan de J. Huydecoperweg.
3.1
Parkeren Onderdeel van de indieningsvereisten is het aanleveren van een berekening voor het aantal benodigde parkeerplaatsen. Dit is normaal gesproken geen onderdeel van een brandveilgheidsrapportage. In de gemeentelijke bouwverordening van Almere staat geregeld dat in parkeren voorzien moet worden op eigen terrein. De plaatselijke bestaande verkeerssituatie bestaat uit verkeer van en naar omwonende aan J. Huydecoperstraat en buurstraten. Maar tevens verkeer dat gerelateerd is aan de bedrijven die gevestigd zijn aan deze weg en omringende straten. Personenauto's, vrachtwagens en bestelbussen domineren het verkeersbeeld. Parkeren op de openbare weg wordt uitgesloten. Indien in de toekomst mocht blijken door wijzigingen in de bedrijfsvoering, dat meer parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn dan is er de mogelijkheid om dit op eigen terrein te creëren. Het bedrijf gaat van kweken van bloemen volledig over naar het stallen van caravans. Het verkeer (transport, toeleveranciers, medewerkers, enz.) komt hiermee te vervallen. De berekening is opgenomen in bijlage 2.
blad 16 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
3.1.1
Parkeerplaatsen 2
Het verharde erf voor de caravanstalling is 1.455 m groot, dit is parkeerruimte en oprit, zie figuur 3.
Figuur 3
Parkeren op eigen terrein
Op het parkeergedeelte is plaats voor +/- 35 parkeervakken van 3 bij 7 meter, zie bovenstaande figuur, groene arcering. Dit zijn vakken die voor parkeren gebruikt kunnen worden, auto's of caravans. Uit figuur 3 blijkt tevens dat er voldoende ruimte op het erf is om te manoeuvreren met een vrachtwagen. Deze ruimte blijft gehandhaafd zodat voertuigen afgekoppeld kunnen worden of aangehaakt. In de bedrijfsruimte mogen geen caravans gestald staan voor langere tijd. De bedrijfsruimte wordt gebruikt om objecten uit de stalling klaar te zetten of tijdelijk weg te zetten alvorens deze in de stalling geplaatst worden door de eigenaar. Dit houdt in dat de parkeerplaatsen buiten, in de normale situatie, niet gebruikt worden voor het langdurig plaatsen van caravans. Het bedrijft werkt op afspraak (per dag). De aanwezige parkeerplaatsen inclusief mogelijkheden om op de oprit geparkeerd te staan worden hierbij ruimvoldoende geacht omdat in de praktijk de caravans gespreid worden gebracht op een dag. Er blijkt in de praktijk dan de gemiddelde aantallen uit de berekening in bijlage 4 geen representatief beeld geven. De piekdagen voor een caravanstalling liggen rond (zomer)vakanties en dagen zoals Pinksteren. Op deze dagen zal het druk zijn met het afhalen van caravans. Eventueel is het mogelijk parkeerplaatsen uit te breiden in het geel gearceerde gedeelte in figuur 3.
blad 17 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
3.1.2
Verkeersbewegingen De verkeerssituatie zal veranderen van bedrijfsmatig naar verkeer van klanten met een recreatief voertuig zoals: caravans, vouwwagens en dergelijke. Er zal een afname van vrachtvervoer plaats vinden, omdat er geen bedrijfsmatige teelt meer geschiedt in de kas. Transport van bloemen en diverse leveringen aan het adres behoren tot de verleden tijd. De gevolgen in het lokale verkeer ten gevolge van het gewijzigde gebruik van de kas resulteert voornamelijk in minder verkeersbewegingen en andersoortig verkeer. Maar wel met piekdagen.
blad 18 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
4
Brandveiligheid De brandveiligheidseisen voor gebouwen en bouwwerken liggen vast in de bouwregelgeving. De basis hiervoor ligt in de Woningwet 1991 artikel 2, Brandveilig bouwen en artikel 8 Brandveilig gebruik. Het Bouwbesluit 2003 (AMvB) komt voort uit artikel 2. Op basis van artikel 8 is er in het Gebruiksbesluit 2008 een aantal eisen voor het brandveilig gebruik van gebouwen vastgelegd. Beide zijn van toepassing als vigerende regelgeving.
4.1
Bouwbesluit Sinds 2003 beschrijft het Bouwbesluit niet alleen eisen ten aanzien van nieuwbouw, maar ook voor bestaande bouw. De gemeente heeft de vrijheid om voor bestaande bouw een eisenniveau vast te stellen, mits dit ligt tussen het nieuwbouw- en bestaande bouwniveau. In specifieke gevallen zijn de gestelde eisen vastgelegd in de bouwvergunning.
4.1.1
Wijziging in gebruik De kas is in het verleden vergund op basis van het gebruik, tuinbouwkas voor het kweken van bloemen, waardoor geen sprake was van een brandcompartiment. Het gebruik zal wijzigen. De gebruiksfunctie lichte industrie met teelt verandert. De gebruiksfunctie blijft gehandhaafd, echter verdwijnen de uitzonderingen die gemaakt worden voor kenmerk teelt. In het nieuwe gebruik zal het gebouw uitgevoerd moeten als brandcompartiment. In de publicatie van het (voormalig) ministerie van VROM wordt een duidelijke toelichting gegeven om de gevolgen van een verzwaard gebruik:
Wanneer een bouwwerk conform de van toepassing zijnde voorschriften wordt gebouwd en gebruikt zal het bouwwerk en het gebruik in de regel voldoende brandveilig zijn. Dat kan slechts anders zijn wanneer het bouwwerk op andere wijze gebruikt gaat worden dan ten tijde van de bouw of verbouw was voorzien: intensiever of afwijkend gebruik, danwel gebruik voor een ander doel. Afhankelijk van de feitelijke kwaliteit van het bouwwerk kan dat meebrengen dat het bouwwerk of voorgenomen gebruik onvoldoende brandveilig geacht moet worden. De verandering in gebruik leidt tot het veranderen van toetsingsniveau bestaande bouw, alleen concreet op het punt brandcompartimentering in relatie tot vuurbelasting en kenmerk tuinbouwkas. Artikel 2.111 ligging BB Lid 7
Het eerste en vierde lid* zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een volgens NEN 6090 bepaalde permanente 2 vuurbelasting van ten hoogste 200 MJ/m .
* In het eerste en vierde lid wordt gesproken over een besloten en niet-besloten verblijfsgebied in relatie tot brandcompartimentering.
blad 19 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
De uitzondering ten aanzien van vuurlast in een kas voor het kweken veranderd niets, de permanente vuurbelasting van het bouwwerk wijzigt niet.
4.2
Gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten Om invulling te geven aan artikel 1.5 uit het Bouwbesluit 2003: Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift. Is er in bijlage 1 de berekening opgenomen waarmee wordt aangetoond hetzelfde niveau van veiligheid te bewerkstellingen als beoogd in het bouwbesluit in het kader van brandcompartimentering. Hieronder kort de kern.
4.2.1
Brandcompartimentering caravanstalling in tuinbouwkas In een eerder onderzoek is de als caravanstalling in te richten tuinbouwkas van familie De Munck te Almere verantwoord. Deze kas is een brandcompartiment met daarin een technische ruimte uitgevoerd 2 als brandcompartiment. Het brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte van 18.900 m en is dus 2 groter dan de 3.000 m in de standaardprestatie-eisen van het Bouwbesluit niveau bestaande bouw. Daarom is dit brandcompartiment getoetst aan de Methode BvB-2007 deel 3. Door de kas uitgevoerd als één brandcompartiment te beschouwen is gekozen voor een intrinsiek brandveilig beoordeelde situatie. Veelvuldig menselijk handelen en het falen van installaties levert geen risico's op omdat alleen gewerkt wordt met het creëren van afstand. Dat neemt niet weg dat de afstanden in de kas wel aangehouden moeten worden door de gebruiker. Ook is het te adviseren tussen groepen caravans intern afstand te houden in verband met overslag. De gebruiker dient een indelingsplan van de kas te overleggen met de brandweer. Maatregelpakket I toegepast De vuurbelasting in brandcompartiment BC1 valt binnen maatregelpakket I conform onze interpretatie van de Methode BvB-2007 voor bestaande bouw (lichte)industriefunctie. Aan de toepassingsvoorwaarden en de eisen bij dit maatregelpakket wordt in het ontwerp voldaan. De eisen zijn mede afhankelijk van het maximale gebruik van de caravanstalling. Uitgangspunt hierbij is dat de maatgevende vuurbelasting beperkt blijft tot 62,0 kilogram vurenhoutequivalent per vierkante meter. De eis aan de WBDBO van de omhulling van het brandcompartiment is daarmee voor de gevels 92 minuten. De benodigde WBDBO wordt bereikt door interne en externe afstand. Toegestaan gebruik Het maximale gebruik van de caravanstalling (BC1) is weergegeven in tabel 4.1. Het maximaal gebruik wordt daarbij bepaald door de maatgevende vuurbelasting van 63,0 kg vurenhoutequivalent per vierkante meter.
blad 20 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Tabel 4.1
Toegestane gebruik Beperkingen aan de vuurlast en de maatgevende vuurbelasting
Bepalend is: de Maatgevende vuurbelasting in het brandcompartiment. Totaal hoogstens 62 kg vh/m2 op de 1.000 m2 grondoppervlakte met de hoogste waarde. De grens van 62 kg vh/m2 mag per 1.000 m2 niet worden overschreden. Variabele Overzicht van Af: gebruiksruimte: Totaal Maximaal: maximale totalen Permanente bijdrage: maximaal: Maximale Vuurlast:
900 ton vh
13,5 ton vh
886,5 ton vh 2
Bovenstaande genoemde waarden gelden voor een totaal gebruiksoppervlakte van 18.900 m op basis van een indicatie van 830 caravans.
Het totaal aantal caravans dat gestald kan worden is 830 stuks uitsluitend in de kas. Met 830 caravans is de variabele vuurbelasting 881 ton vurenhout equivalent. Het beschreven maximale gebruik valt hier binnen de berekende maximale vuurlast van 886,5 ton vurenhout. Het brandcompartiment kan dus als één ongedeeld brandcompartiment worden gerealiseerd en gebruikt, mits de in figuur 4 aangegeven stroken worden vrijgehouden. Om tegemoet te komen aan de indelingsvereisten die het bevoegd gezag heeft aangegeven in correspondentie van 21 december 2011 wordt bijgevoegde indeling in bijlage 3 voorgesteld.
blad 21 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
3 meter
Figuur 4
1 meter
Plattegrond van de kas benodigde interne afstand
De interne afstand (gearceerde gebieden in bovenstaande figuur) moeten worden vrijgehouden van opslag en andere brandbare materialen.
blad 22 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Bijlagen
blad 23 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Bijlage 1: Beoordeling volgens de Methode BvB Vertrekpunt van de beschouwing is dat de eerder beschreven caravanstalling en kantoorruimte als één groot brandcompartiment wordt gerealiseerd en dat dit compartiment met zijn gebruik past binnen maatregelpakket I. Dit hoofdstuk geeft aan, op welke wijze wordt voldaan aan de eisen die bij maatregelpakket I gelden. De beschouwing is als volgt opgezet: 1. Bekeken wordt of de situatie valt in het toepassingsgebied van maatregelpakket I. 2. De vuurlast bij het beoogde gebruik wordt bepaald. 3. De vuurlast wordt getoetst aan de eisen van maatregelpakket I. 4. Uit de maatgevende vuurbelasting wordt de WBDBO-eis aan de omhulling van het brandcompartiment afgeleid. 5. Bekeken wordt welke brandwerendheid (WBDBO) de verschillende onderdelen van de omhulling moeten hebben. 6. Getoetst wordt op de bijzondere eisen van maatregelpakket I.
Het toepassingsgebied van Maatregelpakket I De gebruiksfuncties van dit brandcompartiment bestaan uit (lichte)industrie functie en nevenfunctie kantoorfunctie. De gebruiksfuncties zijn toegestaan in pakket I. De eisen (beperkingen) aan zogenoemde celvormig structuren zijn hier niet van toepassing. De grootste inwendige hoogte van het brandcompartiment bedraagt 5,5 meter. Dit valt binnen de maximale hoogte van 15 meter die BvB voor o.a. dit maatregelpakket stelt. Er vindt boven het brandcompartiment geen stapeling van andere brandcompartimenten plaats. De eisen aan, of beperkingen van stapeling in BvB zijn hier dus niet van toepassing.
Conclusie
Het brandcompartiment past binnen de voorwaarden bij het toepassingsgebied van maatregelpakket I
Bepaling van de vuurlast De vuurlast in het brandcompartiment, is bepaald in bijlage 1. Hieronder volgen een korte toelichting en de voornaamste uitkomsten.
De permanente vuurlast
De permanente vuurlast wordt gevormd door de vuurlast die aanwezig is in de bouwdelen van het brandcompartiment. De draagconstructie van de stalling bestaat uit staal. De gevels en het dak van de caravanstalling zijn voorzien van glasplaten. In de bestaande bedrijfsruimte zijn de gevels uitgevoerd in sandwichpanelen en steenachtige materialen. Het dak bestaat uit geïsoleerde stalen damwandprofielen. De bijdrage van de sandwichpanelen is sterk bepalend voor de permanente vuurbelasting. Daarnaast wordt rekening gehouden met enige permanente vuurlast in deuren, interne kozijnen, bekabeling en vaste installaties. De permanente vuurlast van het brandcompartiment is circa 13,5 ton vurenhoutequivalent, zie bijlage 1. 2 Gemiddeld gaat het om 0,7 kg vh/m . Hierin is een bijdrage van 10% onvoorzien meegenomen.
blad 24 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Tabel B1.1 Overzicht permanente vuurlast Brandcompartiment Oppervlakte 2 [m ]
Caravanstalling
Permanente vuurbelasting Totaal Gemiddeld 2 [ton vurenhout] [kg vh/m ]
18.900
13,5
0,7
De variabele vuurlast
De variabele vuurlast bestaat voornamelijk uit de aanwezigheid van de opgeslagen caravans (830 stuks). Het beoogde gebruik is in paragraaf 2.4 beschreven en in bijlage 1 vertaald in termen van vuurbelasting. De variabele vuurlast bedraagt bijna 881 ton vurenhoutequivalent, zie bijlage 1. Dit is inclusief 10% diversen/onvoorzien. Tabel B1.2 Overzicht variabele vuurlast Brandcompartiment Oppervlakte 2 [m ]
Caravanstalling
Variabele vuurbelasting Totaal Gemiddeld [ton vurenhout] [kg vh/m2]
18.900
881
46,6
Totale vuurlast
De toegestane totale vuurlast van 900 ton vurenhout binnen maatregelpakket I voor bestaande bouw wordt niet overschreden in het brandcompartiment. De maximale vuurlast komt bij het beoogde gebruik uit op een totaal van 895 ton vurenhoutequivalent. Tabel B1.3 De vuurbelasting bij maximaal gebruik Gemiddelde Vuurbelasting in vurenhoutequivalent Brandcompartiment 2 [kg vh/m ]
Totale vuurlast in ton vurenhoutequivalent
Permanente bijdrage
0,7
13,5
Variabele bijdrage
46,6
881
47
895
Totalen
De vuurlast van het brandcompartiment ligt bij het maximaal gebruik onder de 900 ton vurenhoutequivalent en voldoet dus aan deze eis van maatregelpakket I conform onze interpretatie van de Methode BvB-2007 voor bestaande bouw (lichte)industriefunctie. Resumé Gelet moet worden om de kleine marge die nog over is ten opzichte van de maximale toegestane vuurlast in het compartiment. Belangrijk hierbij is dat het berekende maximale gebruik reeds met aftrek is van de interne afstand die later terug komt in volgende paragraven. Daarnaast zal in de praktijk de kas zelden 100% vol staan met caravans, deze worden afgewisseld met bijvoorbeeld aanhangwagens die een lagere vuurlast meedragen. Tevens blijkt in de praktijk dat zelden alle objecten gestald staan. De
blad 25 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
830 caravans en bijbehorende vuurlastberekening zijn een maatgevend scenario dat als uitgangspunt gebruikt wordt.
Eisen aan de omhulling van het brandcompartiment De benodigde brandwerendheid van de omhulling van een brandcompartiment worden in dit geval (maatregelpakket I), bepaald door de combinatie van: • de maatgevende vuurbelasting; • een eventuele toeslag in verband met de omvang van de brandscheiding/gevels; • bij gevels verder door de afmetingen (hoogte en breedte) en de ter plaatse aanwezige afstanden.
Maatgevende vuurbelasting
De maatgevende vuurbelasting is de vuurbelasting op de 1.000 m2 waar zich de grootste vuurlast bevindt en omvat de permanente bijdrage en de variabele bijdrage bij beoogd maximaal gebruik, plus 10% marge voor onvoorzien. In bijlage 1 is de maatgevende vuurbelasting bepaald. De maatgevende vuurbelasting komt voor de delen met een maximaal aandeel aan opslag van caravans en een minimaal deel vrije ruimte/gangpad. De totale maatgevende vuurbelasting bedraagt bijna 62 kilogram vurenhoutequivalent per vierkante meter. Tabel B1.4 De maatgevende vuurbelasting bij maximaal haalbaar gebruik met caravans Brandcompartiment Maatgevende vuurbelasting Oppervlakte 2 [m ] Totaal Gemiddeld [ton vurenhout] [kg vh/m2] Caravanstalling
1.000
62
62
Bepaling WBDBO-toeslag
Voor de bepaling van de toeslag zijn twee omslagpunten van belang. Bij een maatgevende vuurbelasting 2 2 2 van 62 kg vh/m geldt dat bij een oppervlakte groter 580 m of een oppervlakte van de gevel van 774 m een toeslag gerekend moet worden 30 minuten WBDBO respectievelijk 60 minuten WBDBO. In dit geval is toeslag op alle gevels 30 minuten WBDBO, dit brengt een totale WBDBO-eis van 92 minuten op de gevel. De noord- en zuidzijde hebben een geveloppervlakte van 622 m2 voor de oost- en westzijde is dit 712 m2. Hiermee wordt de berekende oppervlakte van 580 m2 overschreden maar niet de 774 m2.
Conclusie
Dit betekent dat de omhulling van het brandcompartiment een WBDBO van 92 minuten moet hebben. De aanwezige afstand naar buurperceel of gebouw op eigen terrein, bepaalt de resterende WBDBO-eis voor de gevels. Paragraaf 4.4 gaat daarop nader in.
blad 26 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Tabel B1.5 De eisen aan de omhulling van brandcompartiment Maatgevende Toeslag Gevel vuurbelasting [min] [min]
WBDBO-eis gevel [min]
Noord
62
30
92
Oost
62
30
92
Zuid
62
30
92
West
62
30
92
Bepaling van afstandbijdrage De methode BvB-2007 heeft een specifieke methode voor het bepalen van de bijdrage van afstand tussen gevels aan de WBDBO. De combinatie van de eigen gevel(s), plus de afstandbijdrage, plus nominaal 30 minuten in de (fictieve) gevels van gespiegelde buurcompartimenten op naburige percelen, moet voldoen aan de basiseis van 60 minuten WBDBO. De in de afstand aanwezige WBDBO-bijdrage is dus bepalend voor de eis aan de eigen gevels. De afstandbijdrage aan de gevel worden bepaald in bijlage 3. Een overzicht van de daaruit volgende eisen aan de gevels is opgenomen in tabel 4.6 en figuur 4. Tabel B1.6 WBDBO-bepaling voor de gevels Af: WBDBO-eis Afstandbijdrage Gevel aan de omhulling [min] [min]
Af: Bijdrage 'buren' [min]
WBDBO tekort gevel [min]
Noord
92
215
30
0
Oost
92
0
30
62
Zuid
92
240
30
0
West
92
0
30
62
Conclusie
De oost- en westgevel hebben geen brandwerendheid nodig. De noord- en zuidgevel hebben een WBDBO te kort. De WBDBO is als volgt gereduceerd, 0 minuten brandwerendheid in eigen gevel, onvoldoende afstand, 30 minuten WBDBO van de buren en 62 zal nog gerealiseerd moeten worden door afstand, dit wordt gerealiseerd door interne afstand zie paragraaf 4.5.
blad 27 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
0 min
62 min
62 min
0 min
0 min 0 min
Figuur 5
Plattegrond van de kas en WBDBO-tekort aan de gevels
Nog te realiseren WBDBO door interne afstand Het probleem in het geval van bestaande bouw blijft liggen in de WBDBO, benodigd om de omliggende bebouwing te beschermen. De oost- en westgevel moeten hebben een resterende WBDBO-eis die door middel van het brandwerend uitvoeren van de gevel gerealiseerd kan worden. In plaats van het aanzicht van de kas te wijzigen, door de gevels brandwerend uit te voeren, wordt ervoor gekozen de resterende WBDBO-eis te realiseren door het creëren van interne afstand. Middels een aanpassing in gebruik (gebruiksbeperking), bepaald in deze paragraaf, dat op een gelijkwaardige wijze voldoende afstand te creëren is om aan de resterende eis te voldoen. Om de WBDBO-eis in te vullen wordt de stralingsbron verplaatst, om een aanvullende afstandbijdrage te creëren. Het uitgangspunt voor deze benadering is een brand van uitsluitend caravans, het dak van de kas vormt geen belemmering voor de brand omdat het glas meteen bezwijkt. Er is voor gekozen te 2 rekenen met een hogere straling van 60 kW/m en hoogte van de kas (nokhoogte) in dit scenario. De standaard rekenmethode uit hoofdstuk 5 van BvB-2007 wordt hierbij gevolgd. blad 28 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Hieronder wordt in een tabel een berekening weergegeven van de straling uit de vrije gevels. Het gaat hier om de straling in de richting loodrecht op de gevels. Maatgevend is de straling midden voor het middelpunt van de gevels/geveldelen. De berekende afstanden zijn vanaf de perceelsgrens voor de oost- en westzijde bepaald. Tabel B.17 Overzicht van de benodigde afstanden en resterende WBDBO Input [m]:
Gevelzijde Noord Oost Zuid West
Interne afstand
Output: Afstand spiegelsymetr.
Lengte
Hoogte
Voldoende afstand zie tabel 4.6 3,1
10,2
138,9
5,1
Voldoende afstand zie tabel 4.6 1,1
10,2
138,9
5,1
kW/m2
Afstandbijdrage
Benodigde brandwerendheid [min]
5,6
215
0
14,7
65
0
0,1
240
0
14,7
65
0
Uit bovenstaande tabel kan opgemaakt worden dat over de gehele oost- en westzijde een vrije ruimte nodig is om de resterende WBDBO op te vangen. Vanuit de perceelsgrens gemeten, moet de oost- en westzijde 5,1 meter vrijgehouden worden van opslag. Deel van deze afstand moet intern worden opgevangen. De noord- en zuidzijde heeft voldoende afstand naar omliggende bebouwing om aan de WBDBO te voldoen. Omdat in het geval van een brand het glas geen weerstand tegen brand biedt is gerekend met de afstand die de brand zal hebben ten opzichte van de erfgrens (spiegelsymetrie).
blad 29 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Op onderstaande figuur zijn de hierboven berekende afstanden in de plattegrond weergegeven.
3 meter
Figuur 6
1 meter
Plattegrond van de kas benodigde interne afstand
Conclusie Aan de oost- en westzijde moet een interne afstand gerealiseerd worden vanuit de gevel. Om de WBDBO-eis te verlagen, wordt de stralingsbron (caravans) verplaatst om voldoende afstandbijdrage te creëren. Wanneer de caravans aan de oost- en westzijde minimaal 5 meter vanuit de perceelsgrens geplaatst worden is de resterende WBDBO-eis van de gevel 0 minuten. Door deze gebruiksbeperking is er voldoende afstandbijdrage aanwezig (inclusief interne afstand) om aan de brandwerendheid van 0 minuten van de gevels te voldoen.
Overige voorzieningen De Methode BvB-2007 stelt bij maatregelpakket I nadere eisen aan verbindingen. Met een verbinding worden de interne doorgangen naar andere brandcompartimenten beschouwd. Doorgangen die binnen de volgende drie criteria vallen, tellen daarbij als één verbinding: 1. buitenzijden niet verder dan horizontaal 10 meter uit elkaar; blad 30 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
2. Binnen een hoogte van 8 meter liggend; 3. Gezamenlijke oppervlakte maximaal 40 vierkante meter.
Conclusie
Er zijn volgens de definitie van BvB-2007 geen verbindingen aanwezig.
blad 31 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Bijlage 2: Berekening parkeren Berekening voor het aantal parkeerplaatsen voor de caravanstalling De stalling is 6 dagen per week open, 52 weken per jaar. Er wordt uitgegaan van maximaal 830 objecten in de stalling. Gemiddeld komen klanten drie maal per jaar om de caravan te halen en brengen. Hieruit volgt de volgende berekening: 6 dagen x 52 weken 830 objecten x 3 brengen/halen 830 klanten x 3
= 312 dagen per jaar = 2.490 maal objecten gebracht of opgehaald per jaar = 2.490 maal vertrekkende of arriverende klanten per jaar
Totaal aantal verkeersbewegingen is 4.980 per jaar van klanten. In het geval van het halen van een object komt een voertuig (merendeel zal bestaan uit personenauto's) aan en zal vertrekken met een caravan of aanhangwagen. Bij het brengen van een object komt een voertuig met recreatief voertuig aangekoppeld aan en zal zonder vertrekken. Caravans | 4.980 : 312
= ongeveer 16 objecten per dag gemiddeld
blad 32 van 33
Indienstuk ontheffing bestemmingsplan Almeerse Caravanstalling projectnr. 242481 120097 - DJ57 2 februari 2012, revisie 01
Bijlage 3: Indelingstekening caravanstalling in tuinbouwkas
blad 33 van 33