Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
Inhoudsopgave 1.
BELEIDSVERKLARING ............................................................................................................................................... 3
2.
DE CO2-PRESTATIELADDER ....................................................................................................................................... 4 2.1 HET MODEL .................................................................................................................................................................... 4 2.2 DE NIVEAUS................................................................................................................................................................... 4 2.3 DE EMVI-CRITERIA...................................................................................................................................................... 4 2.4 DE PROCEDURE ............................................................................................................................................................. 4
3.
ZELFEVALUATIE ....................................................................................................................................................... 5 3.1 DE AFBAKENING ............................................................................................................................................................ 5 3.2 DE EISEN VAN HET HANDBOEK .................................................................................................................................... 5 3.3 CO2-BEWUST CERTIFICAAT, NIVEAU 3....................................................................................................................... 5 3.3 DE AMBITIE ................................................................................................................................................................... 5
4.
INVALSHOEK A: INZICHT IN ENERGIEVERBRUIK ....................................................................................................... 6 4.1 EMISSIE INVENTARIS .................................................................................................................................................... 6
5.
INVALSHOEK B: REDUCTIE VAN CO2-EMISSIES ......................................................................................................... 8 5.1 REDUCTIEDOELSTELLINGEN ......................................................................................................................................... 8 5.2 ENERGIEMANAGEMENTACTIEPLAN................................................................................................................................ 9
6.
INVALSHOEK C: TRANSPARANTIE .......................................................................................................................... 10 6.1 COMMUNICATIEPLAN................................................................................................................................................... 10 6.2 WEBSITE, INTERNET EN INTRANET ........................................................................................................................... 10
7.
INVALSHOEK D: PARTICIPATIE IN CO2-INITIATIEVEN .............................................................................................. 11 7.1 DEELNAME AAN INITIATIEF......................................................................................................................................... 11 7.2 BUDGET ....................................................................................................................................................................... 11
8.
ZELFBEOORDELING ................................................................................................................................................ 12 8.1 WAAR KOMEN WE VANDAAN?..................................................................................................................................... 12 8.2 WAAR STAAN WE NU?................................................................................................................................................. 12 8.3 WAAR GAAN WE NAAR TOE? ...................................................................................................................................... 12
BIJLAGEN ........................................................................................................................................................................ 13 BIJLAGE 1 BEHANDELING EISEN NIVEAU 3 ...................................................................................................................... 14
2
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
1. Beleidsverklaring
Groen is geen modewoord… Verheij Integrale groenzorg in Sliedrecht verzorgt buitenruimten. Onze aanpak is integraal en ons werkterrein heel Nederland. We werken voor overheden, onderwijs- en zorginstellingen, vastgoed en bedrijven, industrie-, nuts- en recreatiesector. Als familiebedrijf, dat al meer dan 25 jaar bestaat, zijn wij sterk betrokken bij organisatie, klant en omgeving. Groen ondernemen is bij ons geen modewoord. Duurzaam en sociaal verantwoord ondernemen vinden wij belangrijk. Verheij Integrale groenzorg onderscheidt zich door persoonlijke, professionele maar ook karakteristieke aanpak. Dat blijkt vooral uit de ‘doeners-die-denken-mentaliteit’ met maatwerk voor iedere doelgroep. ‘Kan niet bestaat niet’, is ons credo. Wat is onze aanpak? Klanten actief en open benaderen, oog voor het personeel en belang hechten aan veiligheid, gezondheid en milieu. We willen graag verantwoord groeien en duurzame relaties onderhouden met personeel, klanten, leveranciers en overheden. In onze sector werken we met certificaten. Verheij Integrale groenzorg is gecertificeerd volgens de normen: ISO 9001, VCA** incl. BTR Branchegerichte Toelichting Railinfrastructuur, ISO 14001, Groenkeur Groenvoorziening, Tuinaanleg en Tuinonderhoud, Boomverzorging en BDT Barometer Duurzaam terreinbeheer. De directie formuleert jaarlijks doelen die we willen bereiken als het gaat om kwaliteit, werkomstandigheden, milieu, CO2-emissie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit alles stelt hoge eisen aan de kennis en kunde van onze medewerkers, de manier van werken en het materieel. Daarom investeren we in opleidingen, nascholing, bedrijfsmiddelen en verbetering van onze organisatie. Ook hebben we oog voor mensen met een beperking of achterstand op de arbeidsmarkt. We ondersteunen deze mensen door ze een stage of werkplek aan te bieden. Groen staat symbool voor alles wat goed is voor onze omgeving, voor het klimaat, voor planten en dieren. Het is onze taak om als goed rentmeester actief te zijn. We investeren dan ook in milieuvriendelijke apparaten, toepassen van duurzaam onkruidbeheer en het terugdringen van schadelijke CO2-uitstoot. Directie en management realiseren dit alles. Het is de taak van alle medewerkers om dit uit te dragen en er naar te handelen.
Namens de directie en het management, Sliedrecht, 27 augustus 2013 D. Verheij, Algemeen directeur.
3
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
2. De CO2-Prestatieladder De CO₂-Prestatieladder is een instrument om bedrijven die deelnemen aan aanbestedingen te stimuleren tot CO₂-bewust handelen in de eigen bedrijfsvoering en bij de uitvoering van projecten. Het gaat daarbij met name om energiebesparing, het efficiënt gebruik maken van materialen en het gebruik van duurzame energie. In 2011 is de CO₂-Prestatieladder verzelfstandigd en in eigendom gegeven aan de onafhankelijke Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen (SKAO). De SKAO is verantwoordelijk voor alle zaken de ladder betreffende: het gebruik, de doorontwikkeling, het beheer van het certificeringschema en de verbreding van deelnemende sectoren.
2.1 Het model De CO₂-Prestatieladder bevat een methodiek die gebaseerd is op het Capability Maturity Model (CMM). Het CMM veronderstelt dat de uitvoering van projecten en de manier waarop processen worden gemanaged, in een bepaald stadium van volwassenheid verkeert. Het model kent vijf niveaus van volwassenheid. De onderneming kan een volgend niveau bereiken door verbeteringen in de bestaande processen en methoden door te voeren. Verder is de ontwikkeling van de CO₂-Prestatieladder gebaseerd op het Greenhouse Gas (GHG) Protocol. Ook de hier voorgeschreven ISO 14064 normen bouwen voort op het GHG-Protocol. In de CO₂-Prestatieladder is het CMM vertaald in vijf niveaus, opklimmend van 1 naar 5. Per niveau is een vaste set van eisen gedefinieerd die worden gesteld aan de CO₂-prestatie van het bedrijf en haar projecten. Deze eisen komen voort uit vier invalshoeken (A t/m D) met elk een eigen wegingsfactor. De plaats van een bedrijf op deze ladder wordt bepaald door het hoogste niveau waarop het bedrijf aan de eisen voldoet.
2.2 De niveaus Niveau 1, 2 en 3: Het eigen CO₂-huis op orde Deze niveaus van de ladder leiden tot de ‘CO2-footprint’ (scope 1 en 2) van het bedrijf en zijn projecten met reductiedoelstellingen en de nodige interne en externe communicatie en een actieve rol in de sector of keten. Een en ander is gebaseerd op onderzoek inzake eigen energieverbruik met maakbare doelstellingen voor reductie. Met name op niveau 3 en hoger is het extern communiceren een vereiste voor een doeltreffende werking van de ladder binnen de sector en daarbuiten. De blijvende toegankelijkheid van de gepubliceerde informatie verdient expliciete aandacht. Niveau 4: Samen met en voor de sector en/of branche In aanvulling op het inzicht op niveau 3 en lager in de scope 1 en 2 emissies worden op niveau 4 ook scope 3 emissies betrokken. Het karakteristieke van niveau 4 zit hem in innovatieve initiatieven en resultaten voor CO₂-bewust handelen en reductie van indirecte emissies, scope 3 gerelateerd. Eén en ander op basis van de waardeketengedachte, het innovatieve (nieuwe kennis en inzichten), het samen bijdragen aan reductie, het initiatief nemen/participeren, het open karakter, het bedrijfsgrensoverschrijdend sectoraal denken en de dialoog met de buitenwereld wat in alle aspecten op dit niveau beleidsmatig en planmatig ingevuld moet zijn. Niveau 5: Op maatschappelijk (landelijk) niveau Met name op dit niveau krijgen de CO₂-prestaties een maatschappelijke betekenis: eigen aanbieders doen mee, publiekelijk commitment, samenwerking met GO en/of NGO, bereiken van gestelde doelen.
2.3 De EMVI-criteria De CO₂-Prestatieladder kan worden aangewend als criterium in het kader van de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI). In dat geval is het aangeboden niveau op de CO₂-Prestatieladder maatgevend voor het te verlenen gunningvoordeel in het kader van de EMVI. De gedachte dat opdrachtgevers niet voorschrijven maar een incentive neerleggen waarmee inschrijvers zich kunnen onderscheiden is daarbij doorslaggevend. De doelstellingen die ten gronde liggen aan de CO2-Prestatieladder worden als EMVI-criteria opgenomen. Bij inschrijving kiest de inschrijver een ambitieniveau. Het bij de inschrijving aangeboden CO₂-ambitieniveau wordt (inclusief de onderliggende niveaus) bij gunning uitdrukkelijk onderdeel van de Overeenkomst. Het CO₂-ambitieniveau dient na gunning doorgevoerd te worden in de realisatie van het project. Het CO₂-ambitieniveau wordt gewaardeerd als een kwalitatief onderdeel van de inschrijving. In de aanbestedingsdocumenten van de opdrachtgever wordt aangegeven in welke mate kwaliteit meeweegt ten opzichte van de prijs in het kader van de EMVI.
2.4 De procedure Het Handboek is het enige formele document dat het kader vormt voor de CO₂-Prestatieladder. Alle benodigde formele informatie over het certificatietraject is daarin opgenomen. Het kader omvat doelstellingen, methoden, eisen, definities, conversiefactoren en geeft richting middels toelichtingen met ook vragen en antwoorden. Het bedrijf bepaalt door middel van een zelfevaluatie haar niveau op de CO₂-Prestatieladder. Aan de hand van de conclusie uit de zelfevaluatie stelt het bedrijf een portfolio op met de benodigde bewijsdocumenten. Daarna wordt een Ladder Certificerende Instelling (ladderCI) ingeschakeld voor de ladderbeoordeling van het vastgestelde niveau – de eisen vastgelegd in het certificeringschema gelden hierbij als standaard. Een succesvolle ladderbeoordeling wordt afgesloten met het vaststellen van het niveau, en het vastleggen van bevindingen en oordeel van de ladderCI in een rapport. 4
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
3. Zelfevaluatie 3.1 De afbakening De organisatorische afbakening is gemaakt conform het Greenhouse Gas Protocol. Onder de grootste aanbieders van het bedrijf, de zogenaamde A-aanbieders, bevinden zich geen C-aanbieders (concernaanbieders). De organisatorische begrenzing voor deze CO2-prestatieladder is bepaald tot de onderneming Verheij Integrale groenzorg. Dit houdt in dat in de CO2-emissie inventaris uitsluitend de CO2-uitstoot wordt opgenomen voortkomend uit de bedrijfsactiviteiten welke door Verheij Integrale groenzorg in eigen beheer worden uitgevoerd. De operationele begrenzing omvat dus het brandstofgebruik van machines en bedrijfswagens, het energiegebruik van het bedrijfspand en het zakelijk verkeer met privé vervoermiddelen (scope 1 en 2). Tot op heden zijn er nog geen projecten waarop CO2-gerelateerd gunningsvoordeel werd verkregen. Verdere uitsplitsing van de CO2-gegevens op projectniveau heeft daarom niet plaats gevonden. De CO2-uitstoot van het bedrijfspand, bestaande uit kantoren en bedrijfsruimten, ligt beneden de 500 ton per jaar. De totale CO2-uitstoot bedraagt minder dan 2.000 ton per jaar. Derhalve valt het bedrijf qua CO2-emissie in de categorie klein. Voor de categorie ‘kleine bedrijven’ gelden de eisen 5A, 4C, 5C, 4D en 5D niet. Aan deze eisen is dan derhalve fictief voldaan. Fictief voldoen levert een vaste score van 22,5 op. Kleine bedrijven dienen bij eis 4A1 in plaats van twee ketenanalyses slechts één ketenanalyse te maken.
3.2 De eisen van het Handboek Dit rapport is opgesteld aan de hand van het Handboek van SKAO, versie 2.2. Specifiek heeft de indeling van deze eisen, geleid tot de hoofdstukindeling van dit rapport. In bijlage 1 is een tabel opgenomen waarin is weergegeven per eis waar deze beschreven en behandeld wordt in dit rapport.
3.3 CO2-bewust Certificaat, niveau 3 In 2013 heeft Verheij het CO2-bewust Certificaat, niveau 3 behaald. Er is met behulp van het Handboek een Zelfevaluatie uitgevoerd en een bijbehorend Portfolio opgesteld. Na een bezoek van een KIWA auditor is het certificaat toegekend op 5 oktober 2013 voor het toepassingsgebied: aanleg en onderhoud van groenvoorzieningen in buitenruimten, tuinaanleg en tuinonderhoud, boomverzorging en kleinschalige GWW.
3.3 De ambitie De ambitie van Verheij is om stapsgewijs de CO2-Prestatieladder verder te beklimmen, waarbij de aansluiting met de praktijk leidend is.
5
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
4. Invalshoek A: Inzicht in energieverbruik Inzicht in het eigen energieverbruik stimuleert om te zoeken naar nieuwe mogelijkheden om de klimaatimpact van de eigen bedrijfsvoering en de projecten terug te dringen. De energiestromen zijn omgezet in scope 1 en 2 emissies. Hierdoor is een goede basis aanwezig voor gekwantificeerde reductiedoelstellingen. Het verbeteren van de onderliggende gegevens is een aandachtspunt. Interne communicatie over de emissie-inventaris maakt het voor medewerkers mogelijk om ideeën voor verbetering aan te leveren. Door de communicatie naar buiten toe wordt een transparant beeld gegeven van de CO₂-prestaties.
4.1 Emissie inventaris De verbruiksgegevens worden geregistreerd aan de hand van de gegevens van de jaarnota’s en facturen van de verschillende energieleveranciers. De emissie inventaris is opgesteld aan de hand van de punten a tot en met q van paragraaf 7.3.1. van de norm ISO 14064-1. In deze norm zijn relevantie, compleetheid, consistentie, nauwkeurigheid en transparantie de kernbegrippen. Er zijn nog geen projecten aangenomen die zijn verkregen met gunningvoordeel. De emissies zijn ingedeeld per scope. Hierbij is de indeling per scope toegepast, zoals in Figuur 1 is weergegeven. Het energieverbruik van Verheij Integrale groenzorg is weergegeven in tabel 1. Het energieverbruik is door middel van de SKAO conversiefactoren omgerekend van energiedrager en/of activiteit naar een energieverbruik in CO2-emissie per ton. Figuur 1: indeling emissie per scope Tabel 1: Energieverbruik per scope
Energie verbruik Scope 1 - directe emissies CV verwarming propaan Bedrijfswagens diesel Materieel diesel Apparatuur mix brandstof Apparatuur LPG
10.601 282.248 66.584 31.528 8.962
Scope 2 - indirecte emissie Elektriciteit windkracht Zakelijk verkeer privé auto
51.329 5.938
Scope 3 - overige emissies Woon-werkverkeer Drinkwater Afvalwater Olieslib Papier houtvrij
311.128 290 3 2.060 550
CO2-conversie factor per g
CO2-emissie per ton
m³ ltr ltr ltr ltr
1,530 3,135 3,135 2,780 1,860
16,22 884,85 208,74 87,65 16,67
kwh ltr
0,015 0,210
0,77 1,25
km m³ VE kg kg
divers 0,298 39,86 0,94 1,208
64,0 0,09 0,12 1,94 0,66
Totale CO2-emissie
1.282,96
Tabel 2: totale CO2-emissie (ton) per jaar
Jaar
Totale CO2-emissie
Totale CO2-emissiea
2012 2013 Toename
973 1.283 32%
973 1.219 25%
a: aangepaste gegevens, ter vergelijking van gelijke stromen 2012 en 2013
Ten opzichte van 2012 is in 2013 de totale CO2-emissie toegenomen met 32%. Het bedrijf is gegroeid ten opzichte van 2012. In hoofdstuk 8 is de totale CO2-emissie van Verheij Integrale groenzorg weergegeven afgezet per fte respectievelijk per € 100.000 omzet, om het verbruik in verhouding met 2012 en rekening houdend met de groei van het bedrijf te kunnen vergelijken. Om een eerlijke vergelijking te maken van het CO2-verbruik in 2012 en 2013, is ook aangegeven wat de toename is op grond van dezelfde verbruiken. Het verbruik van: woon-werkverkeer, afgevoerd olieslib en papierverbruik zijn hierbij, net als in 2012, niet opgenomen. Vanuit deze vergelijkbare situatie is ten opzichte van 2012 in 2013 de totale CO2-emissie toegenomen met 25%.
6
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
CO2-verbruik per scope In tabel 3 zijn de verbruiken per scope per jaar opgenomen, daarna volgt per scope een toelichting over het verschil. Tabel 3: CO2-verbruik per scope
CO2-verbruik ton 2012 CO2-verbruik ton 2013 Toename/Afname (-)
Scope 1
Scope 2
Scope 3
Scope 1a
Scope 2 a
Scope 3 a
971 1214 25%
0,8 2,02 153%
1,3 66,81 5039%
971 1214 25%
0,8 2,02 153%
1,3 0,21 -84%
a: aangepaste gegevens, ter vergelijking van gelijke stromen 2012 en 2013
Om een eerlijke vergelijking te maken van het CO2-verbruik per scope in 2012 en 2013, is ook aangegeven wat de toename is op grond van dezelfde verbruiken. Het verbruik van: woon-werkverkeer, afgevoerd olieslib en papierverbruik zijn hierbij, net als in 2012, niet opgenomen. Scope 1 In scope 1 is het CO2-verbruik van propaan voor verwarming, diesel voor bedrijfswagens, diesel voor materieel, brandstofmix voor apparatuur en LPG voor apparatuur meegenomen. Verwarming In 2013 was er een lange vorstperiode, hierdoor is er meer propaan verbruikt dan in het voorgaande jaar. Diesel bedrijfswagens en materieel Het werkgebied van Verheij Integrale groenzorg beslaat heel Nederland. Door het aannemen van nieuwe projecten, is het aantal kilometers dat gereden wordt naar de locaties vanuit het bedrijf voor een aantal medewerkers erg toegenomen. Sinds 2013 hebben we projecten in Limburg. Al werken we met overnachtingen tijdens de werkweek om de impact te beperken, het aantal kilometers is hierdoor toch toegenomen. Omdat er gewerkt wordt vanuit de locatie in Sliedrecht, is het nodig dat er veel materieel en apparatuur wordt meegenomen naar de werklocaties in Limburg. Hierdoor zijn de wagens zwaarder beladen, wat ook invloed heeft op het verbruik. Brandstofmix Het verbruik van brandstofmix voor apparatuur is iets toegenomen, deze toename past binnen de groei van het bedrijf. LPG Het LPG verbruik is behoorlijk toegenomen. LPG wordt onder andere gebruikt voor de föhnmachines en handbranders. Voor beide machines geldt dat het aantal en gebruik ervan is toegenomen. Scope 2 In scope 2 is het CO2-verbruik van elektriciteit en zakelijk verkeer privé auto meegenomen. In 2012 was het zakelijk verkeer privé auto opgenomen in scope 3. Elektriciteit Het elektriciteitsverbruik is afgenomen ten opzichte van 2012. Zakelijk verkeer privé auto Het zakelijk verkeer privé auto is toegenomen, deze groei is te verklaren doordat er vaker grotere afstanden gereden moet worden, in verband met de langere afstanden tot werklocaties. Scope 3 In scope 3 is het CO2-verbruik van woon-werkverkeer, drinkwater, afvalwater, olieslib en papier meegenomen. Totaal is het CO2-verbruik van scope 3 toegenomen ten opzichte van 2012. In 2012 zijn echter de stromen van woon-werkverkeer, papier en olieslib niet meegenomen in de berekening. De vergelijking met 2012 geeft daarom een vertekend beeld. Woon-werkverkeer In 2012 is het woon-werkverkeer niet meegenomen in de berekening, hierdoor is er geen mogelijkheid om het verbruik te vergelijken. Drinkwater Er is een kleine toename in drinkwater ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit is te verklaren door een toename in personeel, dat gebruik maakt van het drinkwater. Afvalwater Voor een standaard bedrijf wordt gerekend met 3 vervuilingseenheden, dit is voor Verheij ieder jaar gelijk. Olieslib In 2012 was de hoeveelheid afgevoerd olieslib wel bekend, maar de conversiefactor niet. Hierdoor is dit niet meegenomen in de berekening. De hoeveelheid olieslib dat in 2013 is afgevoerd is iets minder dan het voorgaande jaar. Papier In 2012 was het papierverbruik niet bekend, hierdoor is er geen mogelijkheid om het papierverbruik te vergelijken.
7
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
5. Invalshoek B: Reductie van CO2-emissies Door het inzicht in de energiestromen en emissies, is het mogelijk om reductiedoelstellingen op te stellen. Kwantitatieve reductiedoelstellingen worden SMART gesteld. De omvang van de doelstelling, in het licht van de uitgangssituatie, is dermate veelzeggend dat in redelijkheid van een serieuze uitdaging gesproken mag worden.
5.1 Reductiedoelstellingen Voor de periode 2012-2014 zijn twee reductiedoelstellingen opgesteld. 1. Reductiedoelstelling: Brandstof Met betrekking tot het brandstofgebruik van bedrijfswagens heeft Verheij Integrale groenzorg een reductiedoelstelling opgesteld: Het verminderen van het relatief brandstofverbruik met 5% in de jaren 2012 en 2013 uitgaande van het gemiddeld verbruik van dieselbrandstof per 1000 km over 2011, gerelateerd aan de totaal aantal gereden kilometers. De mogelijkheden tot energiereductie zijn in 2012 onderzocht en hebben geleid tot een stappenplan om de reductiedoelstelling te behalen. In het stappenplan zijn de volgende stappen opgenomen: In beeld brengen van verbruiksgegevens over 2011 Medewerkers ontvangen een training met daarin de onderwerpen om tot zuiniger rijden bewust te worden Wagenpark geleidelijk over zetten naar euro 5 of 6 bestelwagens met EEV (reeds 6 aangeschaft), opstellen van een vervangingsplan Nieuwe auto’s worden begrensd op 120 km/uur (en geen overcapaciteit qua motor) Planning werkzaamheden bezoek op de dag (efficiënte routeplanning) Tijdig onderhoud van bedrijfswagens (bewakingsoverzicht) Evaluatie 2012 en eventuele bijstelling voor 2013 indien gegevens onvoldoende zijn Eindevaluatie 2013 In tabel 4 zijn de belangrijkste meetgegevens met betrekking tot deze reductiedoelstelling samengevat. Tabel 4: Reductie dieselbrandstof bedrijfswagens
Bedrijfswagens
Kilometer totaal
Brandstof totaal (l)
Brandstof verbruik
Realisatie
2011
82
1.984.973
229.749
1 : 8,6
nuljaar
2012
81
2.081.127
230.120
1 : 9,0
4,47%
2013
92
2.331.934
288.186
1 : 8,1
-5,83%
De maatregelen hebben in 2012 geleid tot een reductie van 4,47% brandstofverbruik. In 2013 is er sprake van een toename van 5,83% van het verbruik van brandstof, ten opzichte van 2011. Hierdoor is de reductiedoelstelling in 2013 niet gehaald. Om (alsnog) de voorgenomen reductie op brandstof te realiseren is het volgende stappenplan opgesteld:
Monitoren van verbruiksgegevens. Analyse van en inzicht in verbruiksgegevens. Medewerkers instrueren over efficiënt en effectief rijden. In de planning rekening houden met efficiënte aanrijdroutes. Rekening houden met CO2-verbruik bij uitbreiding wagenpark. Tijdig onderhoud van bedrijfswagens.
2. Reductiedoelstelling: Elektriciteit Met betrekking tot het elektriciteitsgebruik van de verlichting van het bedrijfspand heeft Verheij Integrale groenzorg een reductiedoelstelling opgesteld: Het verminderen van het relatief elektriciteitsgebruik van het bedrijfspand in 2014 met 5% uitgaande van het elektriciteitsgebruik vermeld op de energienota 2012 als referentie.
8
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
De mogelijkheden tot elektriciteitsreductie zijn in 2012 onderzocht en hebben geleid tot een stappenplan om de reductiedoelstelling te behalen. In het stappenplan zijn de volgende stappen opgenomen: In beeld brengen van verbruiksgegevens elektriciteit over 2012. Expertadvies laten uitbrengen voor besparingsmogelijkheden en kostenraming. Bepalen besparingsaanpak: mix van nieuwe led lampen, tl-buizen en armaturen; inzet bewegingsschakelaars en bewust lichtgebruik. Vaststellen reductiedoelstelling van 5% in 2014. Realisatie aanpassingen van verlichting. Instructie voor de gebruikers (middels toolbox “Werken met licht”). Evaluatie verlichting en elektriciteitgebruik 2013. Communicatie en marketing specifiek over MVO/CO2. Eindevaluatie elektriciteitsgebruik 2014. De belangrijkste meetgegevens voor deze reductiedoelstelling zijn in tabel 5 samengevat. Tabel 5: Reductie elektriciteit verlichting bedrijfspand
Aantal lichtbronnen (armaturen)
Verbruiksvermogen (kWh)
CO2-uitstoot (ton)
Elektriciteit totaal (kWh)
180 167
15,45 13,24
12,07 10,34
53777 51329
2012 2013
Realisatie
nuljaar 4,5 %
5.2 Energiemanagementactieplan Om de reductiedoelstellingen te behalen worden diverse acties ondernomen. Hierdoor wordt de CO2-emissie gecontroleerd en waar mogelijk gereduceerd. Maatregelen
Invulling
Inkoop materieel
Bedrijfswagens met “schonere” Euro 5 respectievelijk Euro 6 motoren. Personenauto’s met energielabel A, dan wel minimaal een groen label.
Elektrisch gereedschap
Motorgereedschappen (mogelijk) vervangen door accugereedschappen.
Inkoop Groene Stroom
Elektriciteitsverbruik middels groene stroom.
Reductiedoelstellingen
Reductiedoelstellingen monitoren (brandstof analyseren en bijsturen (zie paragraaf 5.1)
Inzicht in diverse verbruiken
Verbruiken inzichtelijk blijven maken (Milieubarometer)
Groenafval beschikbaar t.b.v. biomassa
Groenafval voor biomassa (certificaat CO2-reductie)
Kennisdeling m.b.t. CO2-verbruik
Deelname aan Community of Practice (MVO Drechtsteden gezamenlijk getekend voor CO2-reductie)
Inkoop hout
Gebruik van FSC hout
Locaties diverse projecten
Verstrekking mobiele applicatie (ArcGIS) aan medewerkers t.b.v. een efficiënte routeplanning
en
licht),
vervolgens
Dit energiemanagementactieplan is opgesteld conform de energienorm NEN-ISO 50001 en wordt door de directie onderschreven. Bewaking van de realisatie van dit plan is geborgd door opname in de Monitor Verbeteringen (F-10) van het Kwaliteit, Arboveiligheid en Milieu systeem (Bedrijfshandboek).
9
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
6. Invalshoek C: Transparantie Door het intern en extern communiceren van het beleid, de reductiedoelstellingen en de geboekte voortgang, alsook het aangaan van een dialoog met overheid en NGO’s wordt geborgd dat aangekondigde acties worden nagekomen. Bovendien wordt hier duidelijk dat in verband met de doelstellingen gesproken mag worden van een serieuze uitdaging. Op de lagere niveaus wordt een aanvang gemaakt met communicatie van energiebeleid en reductiedoelstellingen. Naarmate men verder klimt op de CO2-Prestatieladder wordt dit steeds concreter en professioneler, wat resulteert in een uitgewerkt communicatieplan. De professionele aanpak van transparantie komt het bedrijf goed van pas omdat het op dit niveau ook gaat over de emissie-inventaris van het bedrijf, de maatregelen in projecten en de kwantitatieve reductiedoelstellingen van scope 1 en 2.
6.1 Communicatieplan Met betrekking tot de CO2 prestaties wordt structureel in- en extern gecommuniceerd. Intern met eigen medewerkers en inleenkrachten. Interne communicatie beoogt de betrokkenheid van alle medewerkers in de organisatie te vergroten, ten behoeve van draagvlak voor de uitvoering van beleid en om gebruik te kunnen blijven maken van hun ervaringen en iedereen. Extern met opdrachtgevers, leveranciers, onderaannemers en combinanten. Externe communicatie levert kansen doordat andere partijen het bedrijf kunnen benaderen met nieuwe input of voorstellen voor samenwerken. Er wordt gecommuniceerd over de CO2-footprint, energiebeleid en maatregelen in het bedrijf en projecten, trends en de voortgang van de reductiedoelstellingen. Communicatiemiddel
Doelgroep
Frequentie
Website Verheij Integrale groenzorg
Internen en externen
Continu beschikbaar
KAM-coördinator
Wie
Website SKAO
Externen (en internen)
Continu beschikbaar
KAM-coördinator
Intranet
Internen
Continu beschikbaar
KAM-coördinator
Personeelskrant “Groene Blaadje”
Internen
Halfjaarlijks, juli en december
KAM-coördinator
Relatiekrant
Externen
Jaarlijks, in de zomerperiode
KAM-coördinator
Managementrapportage
Managementteam
Jaarlijks (eerste kwartaal)
KAM-coördinator
Directiebeoordeling
Managementteam
Ieder kwartaal
KAM-coördinator
Personeelsbijeenkomst en/of Toolboxmeeting
Internen
Jaarlijks
KAM-coördinator
6.2 Website, Internet en Intranet De website van Verheij Integrale groenzorg is de manier om te communiceren over CO2, MVO en duurzaamheid richting eigen medewerkers, maar vooral richting derden. De Beleidsverklaring, documenten en certificaten, alle informatie is hier opgenomen. Via Intranet wordt informatie verstrekt, specifiek voor de eigen medewerkers. Ook via de zoekterm “Verheij Integrale groenzorg CO2” via een internet zoekmachine zoals Google, wordt de betreffende pagina van de website gevonden. Op de website van de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO) is Verheij Integrale groenzorg opgenomen als gecertificeerd bedrijf.
10
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
7. Invalshoek D: Participatie in CO2-initiatieven Participatie is voor ons de manier om aan te tonen dat we investeren in samenwerking, het delen van eigen kennis en het waar mogelijk gebruikmaken van kennis die elders in het eigen bedrijf is ontwikkeld.
7.1 Deelname aan initiatief MVO bedrijvennetwerk Drechtsteden, Community of Practice In 2013 is Verheij Integrale groenzorg gestart met actieve deelname aan het initiatief van MVO bedrijvennetwerk Drechtsteden, de Community of Practice. Er is een werkgroep gevormd, bestaande uit medewerkers van bedrijven uit diverse branches. Het doel van de bijeenkomsten is kennisdeling. Dit gebeurt onder andere door het roulerend inbrengen van een casus. Ieder bedrijf is op zijn eigen manier en niveau bezig met CO 2-reductie. Door middel van het “halen-en-brengen-principe” vindt informatie-uitwisseling plaats. Groenafval Binnen Verheij Integrale groenzorg komt veel groenafval vrij. Dit wordt afgezet naar een erkend groenrecyclingsbedrijf die het groenafval omzet in biomassa. Door dit bedrijf worden jaarlijks certificaten afgegeven waarop de CO2-reductie vermeld staat die is gerealiseerd met de inname en verwerking van het groenafval. Keteninitiatief: CO2-reducerend uitvoeren van een project In 2013 is gestart met een project, waarbij het ultieme streven is het project uit te voeren met een minimaal CO2verbruik. Jaarlijks wordt het CO2-verbruik gerapporteerd. Er wordt onder andere gelet op de gereedschappen (accugereedschappen), efficiënte aanrijdroutes (combineren waar mogelijk), duurzame inkoop en recycling van groenafval.
7.2 Budget Voor de kosten en het deelnemen aan een initiatief, maar ook voor het uitvoeren van de diverse maatregelen is een specifiek budget vrijgemaakt. Budgetplan Certificatie
Opvolgingsaudit
€
4000
Participatie
Tarief SKAO, CO2-Prestatieladder MVO Drechtsteden, Community of Practice Tarief AllesDuurzaam.nl (groene bedrijvengids)
€ € €
907 200 242
Publicatie
Aanpassen website Verheij Integrale groenzorg Aanpassen websitepagina SKAO
€ €
50 50
Communicatie
Uitvoeren communicatieplan Media, relatiekrant en brochures
€ €
150 500
CO2-reductie
Uitvoeren reductiedoelstellingen (Gegevensverwerking en aanschaf middelen)
€
3000
€
9.099
Totaal
11
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
8. Zelfbeoordeling Het realiseren van de doelstellingen gebeurd door middel van de Deming cirkel. Het proces is begonnen met PLAN, hier is gekeken naar de huidige situatie en een ontwerp voor de verbetering hiervan. Dit is concreet vertaald in reductiedoelstellingen. Daarna zijn de geplande verbeteringen uitgevoerd, dit valt onder DO. Vervolgens is het resultaat van de verbetering gemeten, de CHECK. Hiermee is getoetst of de doelstellingen zijn behaald. Naar aanleiding van de resultaten worden de maatregelen bijgesteld, in ACT.
8.1 Waar komen we vandaan? In 2012 zijn we gestart met het inzichtelijk maken van diverse verbruiken door het invullen van de Milieubarometer. Er is gekozen om deel te nemen aan de CO2-Prestatieladder, met als doel het behalen van het niveau 3 certificaat. Dit doel is behaald. In 2012 zijn de volgende twee reductiedoelstellingen opgesteld: 1. Vermindering van het relatief brandstofverbruik met 5% in de jaren 2012 en 2013 uitgaande van het gemiddeld verbruik van dieselbrandstof per 1000 km over 2011, gerelateerd aan het totaal aantal gereden kilometers. 2. Verminderen van het relatief elektriciteitsgebruik van het bedrijfspand in 2014 met 5% uitgaande van het elektriciteitsgebruik vermeld op de energienota 2012 als referentie.
8.2 Waar staan we nu? De totale CO2-emissie van Verheij Integrale groenzorg wordt omgeslagen per fte respectievelijk per € 100.000 omzet, om het jaarlijks in verhouding te kunnen vergelijken. In tabel 6 is het aantal ton CO2 voor 2012 en 2013 opgenomen. Tabel 6: kengetallen CO2-emissie
Ton CO2 2012 Per fte Per € 100.000 omzet
8,4 9,1
Ton CO2 2013
Ton CO2 2013a
9,2 8,6
8,7 8,1
Toename 2013 0,1% -0,05%
Toename 2013 a 0,04% -0,11%
a: aangepaste gegevens, ter vergelijking van gelijke stromen 2012 en 2013
In 2013 is het CO2-verbruik toegenomen met 0,1% afgezet tegen het aantal fte’s en afgenomen met 0,05% afgezet per € 100.000. Om een eerlijke vergelijking te maken van het CO2-verbruik in 2012 en 2013, is ook aangegeven wat de toename is op grond van dezelfde verbruiken. Het verbruik van: woon-werkverkeer, afgevoerd olieslib en papierverbruik zijn hierbij, net als in 2012, niet opgenomen. Vanuit deze vergelijkbare situatie is in 2013 het CO2-verbruik toegenomen met 0,04% afgezet tegen het aantal fte’s en afgenomen met 0,11% afgezet per € 100.000. Doelstelling 1 is niet behaald. Er is sprake van een toename van het brandstofverbruik met 5,83%, in plaats van een reductie van 5%. De periode voor het behalen van doelstelling 2 loopt nog. Er is inmiddels een besparing van 4,5% gerealiseerd, door het aanpassen van de armaturen. In 2014 gaan we voor die laatste 0,5% besparing om het doel in 2014 te behalen.
8.3 Waar gaan we naar toe? De ambitie van Verheij is om stapsgewijs de CO2-Prestatieladder verder te beklimmen, waarbij de aansluiting met de praktijk leidend is. We hopen in 2014 het Niveau 4 certificaat te behalen. Als bedrijf willen we onze verantwoording nemen voor onze CO2-uitstoot, dit is een belangrijke reden dat geleidt heeft tot deelname aan de CO2-Prestatieladder. Daarnaast speelt ook het financiële voordeel, door besparing van verbruik en gunningvoordeel, een rol. Het komende jaar willen we ons ook gaan richten op de maatschappelijke en sociale rol die we als bedrijf hebben met betrekking tot onze uitstoot. We willen gebruik gaan maken van de MVO-balans, hierdoor kunnen we onze ambities op het gebied van Milieu, Medewerkers en Maatschappij benoemen en de voortgang hiervan zichtbaar maken. Voor een goede landing van de MVO-balans, zal jaarlijks een MVO/sociaal verslag worden opgesteld. Hierin willen we aangeven wat we als bedrijf ondernemen in dit brede kader. Doelstellingen voor 2014 Doelstelling 1, met betrekking tot het reduceren van het brandstofverbruik, is nog niet behaald. Door nieuwe inzichten denken we de juiste maatregelen te kunnen treffen om te zorgen dat de doelstelling in de toekomst wel behaald wordt. Deze doelstelling wordt opnieuw meegenomen.
12
1.
Het verminderen van het relatief brandstofverbruik met 5% in 2016, uitgaande van het brandstofverbruik van brandstof over 2013, gerelateerd aan het totaal aantal gereden kilometers door Verheij Integrale groenzorg.
2.
Verminderen van het relatief elektriciteitsgebruik van het bedrijfspand in 2014 met 5% uitgaande van het elektriciteitsgebruik vermeld op de energienota 2012 als referentie.
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
Bijlagen
13
Rapportage 2013 CO2-Prestatieladder niveau 3
Bijlage 1 Behandeling eisen niveau 3 De eisen uit het Handboek, versie 2.2., zijn verwerkt in dit rapport. In onderstaande tabel is aangegeven per eis, waar deze is behandeld in dit rapport. ID
Aspect/Invalshoek
Eisen
3A
Bedrijf/inschrijver heeft haar eigen energieverbruik omgerekend naar CO2-emissie(s).
3.A.1. Het bedrijf beschikt over een uitgewerkte actuele emissieinventaris voor haar scope 1 en 2 CO2-emissies conform ISO 14064-1 voor het bedrijf en de projecten waarop CO2-gerelateerd gunningvoordeel verkregen is.
4.1
3.A.2. De emissie-inventaris van 3.A.1. is door een CI geverifieerd met tenminste een beperkte mate van zekerheid. 3.B.1. Het bedrijf heeft een kwantitatieve reductiedoelstelling voor scope 1 en 2 emissie van het bedrijf en de projecten opgesteld, uitgedrukt in absolute getallen of percentages ten opzichte van een referentiejaar en binnen een vastgelegde tijdstermijn en heeft een bijbehorend plan van aanpak opgesteld inclusief de te nemen maatregelen in de projecten.
n.v.t.
3B
3C
3D
14
Bedrijf beschikt over kwantitatieve CO2-reductiedoelstellingen voor de eigen organisatie.
Bedrijf communiceert intern en extern over haar carbon foorprint en reductiedoelstellingen.
Bedrijf neemt actief deel aan initiatieven rond de reductie van CO2 in de sector of daarbuiten.
3.B.2. Het bedrijf heeft een energie management actieplan (conform NEN-ISO 50001 of gelijkwaardig) opgesteld, onderschreven door hoger management, gecommuniceerd (intern en extern) en geïmplementeerd voor het bedrijf en de projecten waarop CO2-gerelateerd gunningvoordeel verkregen is. 3.C.1. Het bedrijf communiceert structureel intern en extern over de CO2 footprint (scope 1 en 2 emissies) en de kwantitatieve reductiedoelstelling(en) van het bedrijf en de maatregelen in projecten waarop CO2-gerelateerd gunningvoordeel verkregen is. De communicatie omvat minimaal het energiebeleid en de reductiedoelstellingen van het bedrijf en de hierboven genoemde maatregelen, mogelijkheden voor individuele bijdrage, informatie betreffende het huidig energiegebruik en trends binnen het bedrijf en de projecten.
Paragraaf rapport
5.1
5.2
6.1 en 6.2
3.C.2. Het bedrijf beschikt over een gedocumenteerd intern en extern communicatieplan met vastgelegde taken, verantwoordelijkheden en wijzen van communicatie voor het bedrijf en de projecten waarop CO2-gerelateerd gunningvoordeel verkregen is. 3.D.1. Actieve deelname aan minimaal één (sector of keten) initiatief op het gebied van CO2-reductie in de projectenportefeuille door middel van aantoonbare deelname in werkgroepen, het publiekelijk uitdragen van het initiatief en/of het aanleveren van informatie aan het initiatief.
6.1
3.D.2. Het bedrijf heeft hiervoor een specifiek budget vrijgemaakt.
7.2
7.1