NATIONAAL RIJSTPROGRAMMA Project: 9ACP RPR006
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON EN SML-RASSEN VOORJAARSOOGST 2007 (Onderdeel van drogerevaluatie)
Maart 2008
IR. R.J. ELMONT
Ir. Robert Elmont
RICE PROCESSING AND LOSS REDUCTION SPECIALIST
Rice Processing and Loss Reduction Specialist
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Inhoudsopgave
Afkortingen en begrippen ........................................................................................................................ 2 Voorwoord ................................................................................................................................................... 3 1.
Inleiding ............................................................................................................................................... 4
2.
Achtergronden .................................................................................................................................. 5
3.
Beschrijving verwerkingstest .......................................................................................................... 10 3.1
Probleemstelling ....................................................................................................................... 10
3.2
Doelstellingen ........................................................................................................................... 10
3.3
Doelgroepen ............................................................................................................................ 11
3.4
Verwachte resultaten ............................................................................................................. 11
4.
Methodologie .................................................................................................................................. 12
5.
Resultaten ......................................................................................................................................... 13
6.
5.1.
Bemonstering ............................................................................................................................ 13
5.2
Overzicht deelnemende bedrijven en monsters ............................................................... 14
Analyse .............................................................................................................................................. 15 6.1
Rendementen .......................................................................................................................... 15
6.2
Kwaliteitsanalyse ingenomen natte padie per ras ........................................................... 16
6.3
Analyse padiemonsters per regio en per ras ..................................................................... 17
6.4
Analyse padiemonsters per bedrijf....................................................................................... 18
6.5
Statistische verwerking gegevens......................................................................................... 18
7.
Conclusies ......................................................................................................................................... 19
8.
Aanbevelingen ................................................................................................................................ 20
9.
Literatuurlijst....................................................................................................................................... 21
Annexen ..................................................................................................................................................... 23 I. Overzicht rassenbeschrijving onderzochte rassen II. Projectvoorstel III. Protocollen 1 t/m 6 IV. Overzicht kwaliteitsanalyses natte padie per ras per polder V. Overzicht kwaliteitsanalyses gedroogd per ras per polder VI. Overzicht analyses per ras per molen (confidentieel) VII. Statische verwerking gedroogde natte monsters VIII. Analyse resultaten per molen - confidentieel (alleen naar individuele molens)
1
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN
ADEK ADRON crackgehalte EMC EU Head Rice Yield (HRY) LVV pelrendement REMS RPLRS SML SPMU Total Milling Yield (TMY) VRE
Anton de Kom Universiteit van Suriname Anne van Dijk Rijstonderzoekscentrum Nickerie aantal rijstkorrels die scheuren vertonen op 100 korrels evenwichtsvochtgehalte Europese Unie Slijprendement van padie. Het percentage geslepen korrels groter of gelijk aan ¾ korrel uit padie na pellen en slijpen. Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij Het percentage hele gepelde korrels dat ontstaat bij het pellen van gedroogde en geschoonde padie Research and Extension Management Specialist Rice Processing and Loss Reduction Specialist Stichting tot bevordering van de machinale landbouw in Suriname Suriname Project Management Unit Het totaal percentage aan rijstproducten dat ontstaat na het pellen en slijpen van droge schone padie Vereniging van Rijstexporteurs
2
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
VOORWOORD Dit rapport is mede tot stand gekomen dank zij de medewerking van het bestuur van de VRE en enkele van haar leden die gedurende en na de oogstperiode van de najaaroogst 2007 monsters natte en gedroogde padie uit hun bedrijven ter beschikking hebben gesteld. Tevens heeft ook de heer Idoe, door een groot aantal veldmonsters bij boeren te verzamelen in de Oostelijke polders in opdracht van de SPMU zijn bijdrage geleverd. Drs. W. Waidoe, SPMU-staflid, heeft zich bijzonder ingezet om de inname, codering en analyse van de padiemonsters te coördineren. Tevens heeft hij de analyseresultaten kundig verwerkt ter verdere verwerking door ondergetekende. Het laboratoriumpersoneel van ADRON (met name de dames S. Kartodikromo, P. Saparoen en A. Pawiroredjo en de heer S. Resosetiko) verdient ook mijn waardering vanwege de correcte wijze waarop de vele monsters in een kort tijdsbestek zijn verwerkt. Tenslotte hebben ir. K. Kartosoewito (directeur ADRON), J. Tjoe Awie M.Sc. (Coördinator SPMU) en drs. W. Waidoe met hun commentaar en aanvullingen op het eerste concept een belangrijke bijdrage geleverd aan het uiteindelijke resultaat dat hier wordt gepresenteerd. Op 14 maart werd het concept rapport gepresenteerd aan het bestuur van de VRE en bestuur en directie van ADRON. Opmerkingen gemaakt tijdens deze bespreking zijn zoveel mogelijk verwerkt in het rapport. Nickerie, 18 maart 2008 Ir. R.J. Elmont Rice Processing and Loss Reduction Specialist
3
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
1.
INLEIDING
Het EU-CARIFORUM rijstproject, waarvan het Nationaal Rijstprogramma onderdeel van is, heeft als belangrijkste doelstelling de verbetering van de efficiency en de levensvatbaarheid van de rijstsector in Suriname. Dit moet worden gerealiseerd door verbetering van de productiviteit, het management van de bedrijven, training, marketing en uiteraard het onderzoek naar verbeterde rassen en productiesystemen. In dat verband is de communicatie van onderzoeksresultaten naar de sector, in het bijzonder de rijstverwerkende sector, en de feedback van de praktijkervaringen van deze bedrijven met de rijstrassen, van groot belang voor de ontwikkeling van de sector. Gebleken is dat het daar in de afgelopen jaren duidelijk aan heeft geschort. Om de al jaren durende discussie over de kwaliteit van de ontwikkelde ADRON-rassen, waarbij de discussies vaak gevoerd worden zonder dat daarbij gedegen cijfermateriaal gepresenteerd wordt, in juiste banen te leiden, bestaat er in de sector duidelijk behoefte aan vergelijkend onderzoek naar de diverse karakteristieken van de nieuwe ADRON-rassen en de “oude” SML-rassen. Daaruit zal tevens ook moeten blijken of de praktijkresultaten van de ADRON-rassen overeenstemmen met de door de ADRON verstrekte profielen van de rassen en zoniet waarom niet. Aangezien ADRON nog niet over voldoende personeel beschikt om een dergelijk onderzoek uit te voeren, kan dit door de Suriname Project Management Unit geïnitieerd onderzoek een basis leggen voor verdere aanpak van dit probleem. Tevens zal daarmee ook een bijdrage geleverd worden aan een fundamentelere en zakelijkere discussie over de korte termijn en lange termijn strategie van ADRON betreffende de ontwikkeling van zaadmateriaal.
4
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
2.
ACHTERGRONDEN
In het laatste kwartaal van 2006 is geconstateerd dat er sprake was van een verstoorde communicatie tussen de rijstverwerkers en ADRON over de kwaliteit van de ADRON-rassen (111, 117 en 125) in vergelijking met de nog in omloop zijnde door de SML uitgegeven rassen (GROVENI en FERRINI). Naar aanleiding van klachten van enkele pelmolens over in het bijzonder het slijprendement van het ras ADRON-125, is er door de RPLRS op verzoek van ADRON en de VRE in januari 2007 een snelle test uitgevoerd met twee monsters padie van restanten uit de najaarsoogst 2006 . De analyses vonden voornamelijk plaats in het ADRON laboratorium. De pel- en slijpuitleveringen vonden plaats in het LVV-laboratorium te Nickerie. De padiemonsters werden genomen en geleverd door een tweetal bedrijven. De analyse op laboratoriumschaal van een aantal karakteristieken en de bepaling van de slijpuitlevering van de padie (HRY) leverde het volgende resultaat op: Tabel 1. Resultaat analyse padie monsters ADRON-125 uit najaarsoogst 2006 Bepaling
Bedrijf A
Bedrijf B
Kaf, stro, voze padie(%)
2,8
3,5
Crack(per 100 korrels)
19
36
Kalk(%)
3,6
4,1
Vochtgehalte(%)
13,5
13,9
Pelrendement(% heel cargo uit padie)
47,5
54,8
Kaf(%)
23,4
22,6
Slijprendement(% heel wit uit heel cargo)
66,4
63,5
HRY(% heel wit uit padie)
31,5
34,8
Slijpmeel(%)
12,4
12,3
Witheid(%)
40,9
39,8
In de Logic Framework van het EU-CARIFORUM rijstproject is als een van de indicatoren om de verbetering van de verwerkingskwaliteit te kunnen meten, een norm van 50 % voor de HYR aangehouden. De op laboratoriumschaal bepaalde rendementen van deze willekeurige monsters droge consumptiepadie liggen ver beneden deze norm. ADRON geeft echter als referentie voor ADRON-125 in de rasbeschrijving een waarde op van 55 %voorde HRY. Ook GROVENI levert volgens ADRON een HRY van 55 %. De andere rassen van ADRON liggen met 43 %(111) en 46%(117) volgens de ADRON specificatie een stuk lager. (Zie voor de rassenbeschrijving van de betreffende ADRON en SML-rassen Annex I). Opmerkelijk is echter wel, dat het crackpercentage in de onderzochte padiemonsters padie bijzonder hoog was n.l. 36 % en 19 %. Dit zou mogelijk een oorzaak kunnen zijn van de lage pel- en slijprendementen. Een aantal andere molenaars hebben in gesprekken
5
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
aangegeven, dat ADRON-125 betere of zelfs de beste rendementen oplevert, zelfs beter dan GROVENI. Deze uitspraken zijn echter niet met cijfers gestaafd. Het was daarom niet mogelijk om uit de proef conclusies te trekken over het werkelijke rendement van het ras ADRON-125. Ook kon niet worden vastgesteld wat de oorzaak was van het hoge crackpercentage. Het zou onder andere veroorzaakt kunnen zijn door de raseigenschappen, de condities tijdens de teelt, te laat afoogsten (overrijpe padie), het droogproces of een combinatie van deze factoren. Het is ook mogelijk dat deze monsters restanten van voor zaaizaad bestemde padie betroffen, die niet gebruikt zijn als zodanig en aan het eind van het seizoen werden verwerkt tot consumptierijst. Deze resultaten gaven wel aanleiding om een uitgebreidere proef uit te voeren. In deze proef zal zowel de natte als de gedroogde padie moeten onderzocht, zodat een beeld gekregen kon worden van de kwaliteit van de padie voor droging en de invloed van het droogproces. Daarnaast zal ook getracht worden de fabrieksrendementen te vergelijken met de laboratoriumresultaten van de gedroogde padie. Tijdens een op 20 maart 2007 gehouden bespreking, waarbij vertegenwoordigers van de SPMU, TA, de VRE, ADEK en ADRON, de problematiek en de resultaten bespraken, werden afspraken gemaakt voor verder onderzoek. Daarbij werd met instemming van alle partijen afgesproken dat door de TA-Rice Processing en Loss Reduction Specialist van het TA-team, R.J. Elmont, met medewerking van ADRON en de VRE, een vergelijkende rassenproef zou worden uitgevoerd met padie uit de voorjaarsoogst 2007. Aan de hand van de resultaten zou dan besloten worden welke verdere stappen ondernomen kunnen worden om een verbetering van de kwaliteit van de Surinaamse rijst op korte en middenlange termijn te bewerkstelligen.
DROOGSYSTEMEN EN PRINCIPES VAN HET DROGEN VAN PADIE Padie wordt opgeslagen bij een vochtgehalte dat ligt tussen 12,5 en 14%. Rijst neemt of staat vocht af afhankelijk van de vochtigheid van de omgevingslucht. Uiteindelijk is de rijst in evenwicht met de omgevingslucht. Dit vindt plaats bij het evenwichtsvochtgehalte (EMC). Bij wijziging in de buitenlucht temperatuur en dus de relatieve vochtigheid van de omgevingslucht kan de EMC veranderen. De rijst neemt dan vocht op (van vochtige lucht) of staat vocht af (aan droge lucht) . Droging van rijst vindt plaats wanneer de dampdruk in de rijstkorrel groter is dan in de omgevingslucht. Omdat vocht wordt verwijderd van het oppervlak van de korrels, ontwikkelt zich in de korrel een vochtgradiënt waarbij het centrum van de korrel een hoger vochtgehate heeft dan het oppervlak. In het begin is de droogsnelheid aan het oppervlak snel, maar binnen een kort tijdsbestek, wordt de droogsnelheid beperkt door de snelheid waarmee het vocht zich van het centrum naar het oppervlak beweegt. De snelheid van deze interne vochtbeweging kan versneld worden door het verschil in dampdruk tussen omgevingslucht en de korrel te vergroten. Normaal wordt dit bereikt door de temperatuur te verhogen waardoor de korrel wordt verhit. Verschillende rijstlijnen en rassen hebben een verschillende geometrie. De verschillende configuraties reageren daarom verschillend op de gegeven voorwaarden. De verhouding tussen korreloppervlakte en korrelvolume zijn verschillend. Daarom schijnen de verschillende rijstsoorten (kort, lang) met een verschillende
6
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
snelheid te drogen onder gelijke omstandigheden. Hetzelfde principe is ook van toepassing op absorptie (vochtopname) door de droge padie en rijstkorrels. In principe geldt dan dat grotere en dikkere korrels sneller crack zullen vormen tijdens drogen en vocht absorptie dan kleiner, dunnere korrels. Als uitgangspunt voor de rijstindustrie geldt dus, dat de producenten, operators van drogers en opslagfaciliteiten, molenaars en verwerkers een vorm van basiskennis moeten hebben van het type rijst dat wordt geteeld, gedroogd, gepeld en gedroogd. In Suriname zal deze informatie door ADRON moeten worden verstrekt. Er gelden algemene regels gelden voor het produceren, drogen en verwerken van alle rijsttypen en vormen, maar elk ras, type en vorm heeft een eigen unieke reactie op bepaalde processen of condities. Uit de drogerliteratuur blijkt dat het droogproces waarschijnlijk zowel door de fysieke structuur en de chemische samenstelling van de korrel als door de droogomstandigheden beïnvloed wordt. Dat lijkt uiteindelijk bepalend te zijn voor de vorming van scheurtjes in de korrel (crack of fissures) die het slijprendement van de padie beïnvloeden. Dat is waar het bij deze test dan ook om te doen is. Kort samengevat zijn volgens diverse onderzoekingen (5), de volgende aspecten van belang voor de realisatie om een maximaal slijprendement. a. De fysieke en mechanische structuur van de korrels Het betreft hier de afmetingen van de korrels, de massa eigenschappen(o.a. dichtheid en poreusheid, coëfficiënt van thermische expansie, coëfficiënt van hygroscopische expansie, luchtweerstand bij verschil in compactheid), de thermische eigenschappen (o.a. specifieke warmte, thermische geleidbaarheid en diffuusheid, glastransitietemperatuur), hygroscopische eigenschappen (o.a. evenwichtsvochtgehalte, vochttransport in de korrel, hygroscopische geleidbaarheid en diffuusheid), mechanische eigenschappen (o.a. korrelsterkte, elasticiteit, hardheid) en tenslotte vochtabsorptie (vocht opname) eigenschappen. Het onderzoek van deze aspecten is nog lang niet afgerond en verkeerd in feite nog in de kinderschoenen (5). Deze eigenschappen kunnen waarschijnlijk ook nog worden beïnvloed door cultuurmaatregelen zoals bemesting etc. b. Het tijdstip van oogsten en de omgevingsomstandigheden tijdens de rijping kunnen de aanzet geven voor een cracktoename door voornamelijk de vochtopname van de ongelijktijdig gerijpte en gedroogde korrels aan de aar. Het optimale oogstvochtgehalte kan per ras verschillen. Uit onderzoek is gebleken dat veel van de onder a. genoemde eigenschappen van de korrels en hoe die reageren tijdens de rijping, droging en opslag, rasgebonden zijn. c. Het gebruikte droogsysteem waarbij o.a. temperatuur, luchtsnelheid, laagdikte en het aantal droogfasen van belang is. De in Suriname gebruikte systemen n.l. de schuine bindrogers en de kolomdrogers, kunnen beide bij optimaal gebruik goede tot zeer goede resultaten leveren. Daarbij geeft de kolomdroger, zeker bij hoge capaciteiten, een beter slijprendement als in meerdere fasen met rustperiodes wordt gedroogd omdat er tijdens het drogen menging plaats vindt waardoor het droogproces veel gelijkmatiger geschiedt.
7
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
In grafiek 1 zijn de gemiddelde crack percentages van alle verzamelde monsters natte padie afgezet tegen de gerealiseerde pel- en slijprendementen na droging. De bekende afnemende trend voor de rendementen bij stijgend crackgehalte is zichtbaar. Er bestaat dus een relatie tussen de crackpercentages in de natte padie en de pel- en slijprendementen.
Grafiek 1. Crack versus milling yields 90
80
70
60 Rendement(%) Cargo heel uit padie Witterijstheel uit cargo heel
50
Head-Yield(%) 40
30
20
10
0 11,2
16,9
17,3
22
22,2
23,4
23,5
23,8
31,1
43,2
44,5
58,5
Crack
In diverse instituten in de rijstproducerende landen wordt er onderzoek verricht naar de effecten van droogtechnieken en droogsystemen op het rendement van de padie. Uit deze onderzoekingen is gebleken, dat: • Bij te snelle droging bij hoge temperatuur scheurtjes in de padiekorrels ontstaan die uiteindelijk het rendement negatief beïnvloeden. • Verschillende rassen verschillende “kritische vochtgehalten” hebben waar beneden de korrel gevoeliger is voor toenemende scheurtjes in de korrels(crack of fissures). Over het algemeen wordt aangenomen dat deze voor langgraan rijst liggen tussen 15 % en 17 %. • Dit kritisch vochtgehalte een zekere relatie heeft tot het zogenaamde“glass transition temperature” (zie opmerking op de volgende pagina). • De droogtemperaturen in kolomdrogers hoger kunnen liggen dan in bindrogers, zonder een negatief effect op het rendement te hebben, omdat de luchtsnelheden groter zijn en met meerdere droogfasen wordt gedroogd waartussen een rustperiode wordt ingelast. • De rustperioden voor kolomdrogers, zonder koeling, maximaal 6 uur behoeven te bedragen. • De padie bij droging met kolomdrogers in de rustfasen en direct na droging niet gekoeld hoeft te worden. • De temperatuurgradiënt in de korrels tijdens drogen al na korte tijd minimaal is. • De vochtgradiënt tussen het oppervlak en het centrum van de korrel bij snelle droging snel toeneemt waardoor spanningen in de korrel ontstaan. • Vochtopname direct na de droging en tijdens de opslag tot gevolg heeft, dat de haarscheurtjes die tijdens de rijping op het veld (vochtopname van droge korrels) en 8
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
•
tijdens het drogen (te hoge droogtemperatuur in bin drogers of geen rustfases bij kolomdrogers ) ontstaan, zich tot grotere scheuren (cracks) ontwikkelen waardoor de rendementen bij verwerking dalen. Korrels gedroogd bij hogere temperaturen meer crack vertonen dan die bij lagere temperaturen.
Opmerking: De “glass transition temperature” is de temperatuur waarbij volgens Siebenmorgen(1) de structuur van het zetmeel in de korrel van glasachtig tot rubberachtig of omgekeerd veranderd. Deze verandering speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van crack in de korrels en daardoor van breuk bij het pellen en slijpen. De “glass transition temperature” speelt daarom een belangrijke rol bij het onderzoek naar het belang en de duur van rustfasen (tempering) bij kolomdrogers. In binddrogers daalt bij hogere laagdikten de onderste laag sterk in vochtgehalte bij hogere droogtemperaturen en kan mogelijk de onderste laag padie beneden de “glass transition temperature” dalen waardoor sneller scheurtjes ontstaan. Naarmate het vochtgehalte hoger ligt, zou deze temperatuur volgens de literatuur lager liggen”.
In het algemeen kan gesteld worden dat in kolomdrogers van het “mixing” type (LSU drogers) padie bij hogere temperaturen en hogere luchtsnelheden gedroogd kan worden zonder dat het rendement negatief wordt beïnvloed, indien er tussen de droogfasen een rustfase wordt ingelast. Voorlopige resultaten uit een recent door SPMU uitgevoerd drogeronderzoek geven aan, dat: • de meeste drogers geen temperatuurmeters hebben geïnstalleerd; • voor zover deze meters aanwezig zijn, ze niet worden gebruikt; • ijking en controle van de thermostaten van de Staatsoliebranders niet plaats vindt voor zover deze geïnstalleerd en operationeel zijn; • de laagdikte in de meeste drogers varieert van 80 cm tot boven 100 cm en dat deze niet gelijkmatig is doch van de bovenkant van de droger kamer naar de benedenzijde sterk afneemt; • het ontwerp (droogluchtkamer, afmetingen, maximale laagdikte) en de technische specificaties van de diverse bindrogers (fan en brander) zeer verschillend zijn waardoor het resultaat van de droging zeer waarschijnlijk wordt beïnvloed; • de molens met bindrogers verschillende droogtechnieken gebruiken (laagdikte, luchtsnelheid, temperatuur, eind vochtgehalte toplaag); • de enkele kolomdrogers die in gebruik zijn zonder rustfasen worden gebruikt en daardoor, teleurstellende slijprendementen opleveren; • molens, waarbij er sprake is van een grote gap tussen de rendementspotentie zoals vastgesteld door ADRON en de rendementen verkregen uit de door hen gedroogde en opgeslagen padie, drogen met zware Staatsolie. Hiermee kunnen hogere droogtemperaturen worden gerealiseerd dan met de in gebruik zijnde kafbranders. Deze toelichting is uiteraard niet volledig. Het zou voor dit rapport te ver voeren om verde in te gaan op de diverse droogsystemen. De voorgaande uiteenzetting heeft alleen tot doel om alle bij deze test betrokkenen ervan bewust te maken, dat aan het droogproces van padie vele facetten verbonden zijn die zowel voor het verdere onderzoeksprogramma als voor de bedrijfsvoering van de verwerkers van belang zijn. Dit geeft aan dat het drogen van padie ingewikkelder is dan men denkt. In de in voorbereiding zijnde trainingsprogramma’s van dit project zal daar verder op worden ingegaan.
9
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
3.
BESCHRIJVING VERWERKINGSTEST
In het projectvoorstel van 17 maart 2007(bijlage II) is een uitvoerige (Engelstalige)beschrijving van de achtergronden, project omschrijving, methodologie en uitvoeringsschema gegeven omdat dit door de EU is vereist. Voor deze rapportage is dit in de hoofdstukken 3, 4 en 5 kort in het Nederlands samengevat.
3.1
P ROBLEEMSTELLI NG
In de afgelopen seizoenen is er tussen ADRON en de grote (export) molens, die vaak ook grote padieproducenten zijn, een felle discussie ontstaan over de fabrieksrendementen van de ADRON-rassen. Sommige verwerkers/grote producenten eisten zelf dat ADRON de distributie van sommige populaire SML-rassen weer op zich zal moeten nemen. Dit in afwijking van het tot dan toe gevoerde beleid van ADRON. Door de verwerkers/grote padieproducenten werden de volgende redenen daarvoor gegeven: ADRON-125 geeft een lager slijprendement van cargo naar witte rijst. ADRON-125 heeft een ongelijkmatige rijping met als gevolg veel meer groene korrels en crack. ADRON-125 is gevoeliger voor “blast“ wat resulteert in een lagere opbrengst per ha, en een slechtere korrelkwaliteit. De slijprendementen van ADRON-111 en ADRON-117 liggen lager dan van ADRON-125. De SML-rassen GROVENI en FERRINI hebben een beter fabrieksslijprendement en korrelkwaliteit dan ADRON-rassen. Als positieve eigenschap van ADRON-125 wordt door boeren in surveys echter aangegeven, dat dit ras vanwege het feit dat het de kortste groeiduur van alle onderzochte rassen heeft, bij late inzaai nog binnen de droge periode geoogst kan worden met een goede opbrengst. ADRON stelt zich echter op het standpunt, dat daar kleinere boeren en andere verwerkers niet klagen, de rendementsproblemen waarschijnlijk door verschil in agronomische praktijken en droogmethoden veroorzaakt worden. Deze vergelijkende test zal zich beperken tot de kwaliteitskarakteristieken en de verwerkingseigenschappen van de rassen. De agronomische aspecten zullen afgeleid moeten worden van het door ADRON verrichtte en nog te verrichten agronomisch onderzoek.
3.2
D OELSTELLI NGEN
Het doel van deze vergelijkende test was om de volgende gegevens te verzamelen: De laboratoriumrendementen en relevante kwaliteitskarakteristieken van uniforme monsters van natte padie van de verschillende rassen genomen op de velden van kleine padieproducenten tijdens de oogst en gedroogd onder gelijke condities in de ADRON droger. De laboratoriumrendementen en relevante kwaliteitskarakteristieken van uniforme monsters van natte padie van de verschillende rassen genomen op de velden van 10
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
grote padieproducenten tijdens de oogst en gedroogd onder gelijke condities in de ADRON droger. De laboratoriumrendementen en relevante kwaliteitskarakteristieken van uniforme monsters droge padie van de verschillende rassen genomen na droging in diverse bedrijven. De fabrieksrendementen te bepalen van de verschillende rassen in diverse bedrijven.
De resultaten van deze test kunnen een bijdrage leveren aan de door ADRON te ontwikkelen onderzoeksstrategie en zaadproductieplanning voor de komende seizoenen. Dit zou dan eventueel in een workshop over het onderzoeksbeleid van ADRON met de belanghebbenden besproken kunnen worden.
3.3
D OELGROEPEN
Verwerkers en padieproducenten Dit onderzoek kan hen de nodige informatie verstrekken om een genuanceerdere mening te vormen over het korte en middenlange termijn zaadbeleid van ADRON. ADRON Kan hier ook voordeel uit trekken omdat er genuanceerder en objectiever met de sector gecommuniceerd kan worden over de resultaten van het ADRON veredelingsprogramma en mogelijke problemen bij de verwerking van de rassen.
3.4
V ER WACHTE RESULT ATE N
Verwacht wordt dat na deze test een antwoord gegeven kan worden op de volgende vragen: a. Is er een duidelijk verschil te constateren in korrelkwaliteit en laboratoriumrendementen tussen de verschillende rassen direct na de oogst? b. Is er een duidelijk verschil te constateren in het verloop van de korrelkwaliteit en laboratoriumrendementen gedurende de oogst tussen de verschillende rassen? c. Is er een duidelijk verschil te constateren in de korrelkwaliteit en laboratoriumrendementen van de verschillende rassen van gedroogde padie uit de geselecteerde bedrijven? d. Is er een duidelijk verschil te constateren in de korrelkwaliteit en laboratorium rendementen na drogen in de geselecteerde bedrijven van padie uit verschillende polders? e. Is er een duidelijk verschil te constateren in de fabrieksrendementen van padie uit verschillende polders? f. Welke aanbevelingen zal ADRON moeten verstrekken aan de verwerkers op het gebied van het gebruik van de ADRON en SML rassen betreffende de gewenste verwerkingscondities evenals de overige fysische eigenschappen die de voorkeur van de consumenten kunnen beïnvloeden? g. Aan welke rassen geven de molenaars de voorkeur? h. Op welke wijze kan het overleg over het zaaizaad vermeerderingsprogramma tussen ADRON, boeren en verwerkers worden georganiseerd?
11
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Opmerking: Tijdens de opstelling van dit onderzoeksprogramma is er van uitgegaan dat de toenmalige TA-Research and Extension Management Specialist (Joseph Dome), conform gemaakte afspraken, vanwege zijn expertise als zaaizaadexpert, in overleg met ADRON een nota zou produceren waarin aanbevelingen gedaan zouden worden voor de punten f t/m g. In een gezamenlijke workshop zouden dan de aanbevelingen uit deze test en de nota van REMS gebruik worden om het structureel overleg tussen ADRON, boeren en verwerkers gestalte te geven. Vanwege het voortijdige vertrek van de heer Dome vervalt diens bijdrage en kan aan dat aspect nog geen vervolg gegeven worden. Er wordt nu er van uitgegaan dat dit aspect gescheiden door de huidige REMS, B. Meertens, wordt behandeld bij zijn analyse van het rijstonderzoek en de adviezen ter reorganisatie en verbetering van de onderzoeksactiviteiten van ADRON.
4.
METHODOLOGIE
De geplande methodiek kan als volgt worden samengevat: ADRON-rassen 111, 117 en 125 en SML-rassen GROVENI en FERRINI worden vergeleken Monsters natte padie worden verzameld op de velden van geselecteerde kleine boeren door via ADRON aangetrokken monsternemers. Inname monsters natte padie worden verstrekt door een aantal deelnemende molens van zowel grote als kleine boeren. De monsters worden door SPMU van een code voorzien en aan ADRON ter verdere behandeling verstrekt. Natte monsters padie worden door ADRON gedroogd in de IRRI droger van ADRON onder uniforme droogomstandigheden. Daarna worden ze in de zaadkamer van ADRON bewaard totdat ze geanalyseerd, gepeld en geslepen worden. Tussen het tijdstip van drogen en de analyse zit meestal tenminste een week. De gedroogde monsters worden in het ADRON-laboratorium geanalyseerd en de laboratoriumrendementen worden bepaald. Een partij rijst van gedroogde padie van de diverse rassen moet in de bedrijven worden verzameld en onder supervisie van ADRON verwerkt worden om het fabrieksrendement te bepalen. In bijlage III zijn in 6 protocollen aangegeven op welke wijze de bemonstering en bewerkingen van de monsters moesten plaats vinden. Protocol 1: Verzamelen van veldmonsters natte padie op productiebedrijven. Protocol 2: Verzamelen van monsters natte padie in pelmolens. Protocol 3: Verzamelen van monsters droge padie in molens t.b.v. vergelijkende Laboratorium rendementen van de gedroogde padie in diverse molens Protocol 4: Drogen natte padie in IRRI droger ADRON Protocol 5: Het ontvangen, bewerken en analyseren van droge en natte padiemonsters. Protocol 6: Verzamelen van een partij droge padie in geselecteerde molens ter bepaling van fabrieksrendementen Het bestuur van de VRE, ADRON en de betreffende molens ontvingen de volledige documentatie inclusief de voor hen relevante protocollen. De molens en het ADRONpersoneel werden ook door de SPMU-staflid W. Waidoe en de TA-expert geïnstrueerd.
12
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Vanwege praktische bezwaren van de verwerkers konden een aantal monsters niet worden geleverd en zijn derhalve de betreffende analyses niet conform de planning worden uitgevoerd. Monsters droge padie konden niet per ras worden verzameld en er zijn voornamelijk gemengde padiemonsters beschikbaar1 gesteld. Tengevolge daarvan en bij gebrek aan personeel met verwerkingservaring bij de SPMU, konden ook geen rendementstesten op fabrieksschaal worden verricht tijdens de afwezigheid van de RPLRS.
5.
RESULTATEN
5.1.
B EMONSTERI NG
De wijze van bemonstering en de verrichte analyses kunnen als volgt worden samengevat. Monsters 1. Monsters natte padie van diverse rassen genomen op velden in voornamelijk de oostelijke polders. De veldmonsters uit de westelijke polders konden niet worden genomen, omdat op het laatste moment de door ADRON ingeschakelde monsternemer wegens bijzondere omstandigheden niet beschikbaar was. 2. Monsters natte padie van grote en kleine boeren in diverse molens van zowel de westelijke als de oostelijke polders. 3. Monsters droge padie (gemengde padie) uit de opslagloodsen van de bedrijven. Drogen van de natte monsters De natte padiemonsters werden in de afzonderlijke bakken van ca 10 kg inhoud met een bodem van gaas gedroogd in de Irri-droger. Daarbij werden de volgende condities aangehouden. Temperatuur 40 °C Luchtsnelheid 6.5 m³/min Laagdikte eerste 5 monsters = 20 cm daarna 15 cm. Tabel droogduur aanvangsvochtgehalte 16% 17,2% 18,7% 20,5% 21,2%
droogduur(u) 2 3 4 6 8
1
Alle verwerkers deelden mee dat het voor hen onmogelijk is de rassen gescheiden op te slaan. Ook het nemen van monsters van droge padie van de diverse rassen direct na de droger bleek niet door de verwerkers te kunnen worden gerealiseerd.
13
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Te bepalen karakteristieken De volgende eigenschapen werden bepaald in de padiemonsters. Natte padie: Kaf en stro Vochtgehalte Breuk Crack Droge en gedroogde padie: Kaf en stro Vochtgehalte Breuk Onvolgroeide korrels Groene korrels Crack Pelrendement (% hele gepelde korrels uit padie) Slijprendement (% heel geslepen korrels uit hele gepelde korrels) Witheid De bepalingen werden in duplo uitgevoerd zoals vastgelegd in protocol 5 en daarvan werd het gemiddelde bepaald.
5.2
O VERZI CHT DEELNEMENDE BEDRI JVEN EN MONSTER S
De tijdens deze proef genomen monsters en de verdeling per ras en per bedrijf zijn samengevat in de tabellen 2 en 3. Van de 290 monsters zijn 247 zowel natte als droge monsters getrokken in de periode 24 maart tot 4 mei 2007. Op 17 en 18 augustus 2007 werden nog 43 droge monsters verzameld van de in diverse bedrijven opgeslagen droge padie. Tabel 2. Overzicht monsters: verdeling per bedrijf Naam Molens/Veld
Nat molen
Droog molen
Totaal
N.V. Rijstpak
Veld
11
11
22
N.V. Sun-Rice
18
5
23
Nanni N.V.
38
12
50
REM
27
1
28
8
16
24
47
32
79
Rijstbedrijf Mahawatkhan N.V. Sahara Rijstbedrijven Manglie
6
N.V. Ritraco
3
5
8
158
82
290
54,48
28,28
100,00
Oostelijke polders
50
Totaal
50
Totaal in %
6 50
17,24
14
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Tabel 3. Overzicht monsters: verdeling naar ras per bedrijf Naam Molens/Veld N.V. Rijstpak
ADRON 111 1
N.V. Sun-Rice
14
Nanni N.V.
19
REM Rijstbedrijf Mahawatkhan N.V. Sahara
ADRON 117
ADRON 125 5
GROVENI 5 1
11
12
5
8
16
10
2
77
Totaal 22
7
23 50 28 24 79
4
2
1
1
1
Oostelijke pldrs
24
16
9
6.
M2
1
21
N.V. Ritraco
Totaal in %
Mix
8 2
Rijstbedrijven Manglie
Totaal
FERRI -NI 1
6 5
8
1
50
80
2
160
23
2
22
1
290
27,59
0,69
55,17
7,93
0,69
7,59
0,34
100,0
ANALYSE
Met behulp van de verzamelde data zijn een aantal overzichtstabellen opgezet. Deze tabellen geven onder andere aan: • De gemiddelde kwaliteit van de diverse rassen inclusief de rendementspotenties van de rassen indien gedroogd onder goed gecontroleerde droogomstandigheden bij lagere temperatuur, geringe laagdikte en een gecontroleerde luchtsnelheid. • Een vergelijking van de kwaliteit van de verschillende rassen in de diverse polders. • De vergelijking tussen de laboratoriumrendementen van de door de bedrijven ingenomen natte padie (gedroogd bij ADRON)en die van de droge padie uit de opslagsilo’s van de deelnemende bedrijven.
6.1
R ENDEMENTEN
Om een totaal overzicht te krijgen, zijn de gemiddelde rendementen van de natte monsters die zowel uit de oostelijke polders als in de molens zijn genomen en gedroogd in de ADRON droger opgenomen in tabel 4. Tabel 4. Overzicht rendementen natte padiemonsters per ras na drogen in ADRON droger. Ras
ADRON-111
67
Pel rendement heel 73,28
77,02
56,51
67,95
ADRON-117
1
75,35
77,04
58,06
64,99
ADRON-125
116
73,58
76,82
56,59
69,80
GROVENI
21
75,06
78,76
59,12
69,41
FERRINI
2
76,56
73,03
55,90
65,17
1
74,94
78,31
58,70
67,88
M2 Totaal
Aantal monsters
208
15
Slijp rendement
HRY
TMY
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Uit deze tabel blijkt dat tussen de belangrijkste drie rassen waarvan ook de meeste monsters zijn geanalyseerd, nl. ADRON-111, en ADRON-125 enerzijds en GROVENI anderzijds, de verschillen in zowel pel- als slijprendementen op laboratoriumschaal bepaald bij gelijke droogcondities (lage droogtemperatuur en geringe laagdikte) gering zijn. Wel komt zowel wat betref pel rendement, slijp rendement als HRMY GROVENI als beste uit de bus. Dat komt overeen met de indicaties door ADRON zoals weergegeven in Annex 1. De spreiding van de rendementsresultaten van de bepaalde HRY, van ADRON-111, ADRON125 en GROVENI zijn in tabel 5 weergegeven. Gezien het geringe aantal monsters van de overige rassen is dat voor die rassen niet mogelijk. Tabel 5. Spreiding Head Rice yield natte padiemonsters per ras na drogen in ADRON droger Ras
HRY gem,(%)
HRY laag (%)
HRY hoog (%)
ADRON-111
55,7
44,1
64.5
ADRON-125
55,6
42,7
64,0
GROVENI
59,3
52,9
64,6
6.2
K WALI TEI TS AN AL YSE I NG ENOMEN N ATTE P ADI E P ER R AS
Van de natte padiemonsters (zowel van de veldmonsters als de monsters uit de molens) werd het vochtgehalte, de spreiding van het vochtgehalte, voos, stro, breuk en crack bepaald. Deze data zijn samengevat in tabel 6. Tabel 6. Analyse natte padie monsters Ras
Vocht laag (%)
Vocht hoog(%)
Breuk(%)
Kaf& Voos(%)
ADRON-111
Vocht gemiddelde (%) 17,16
2,23
Stro & Onkruid (%) 0,24
Crack per 100 korrels 21,0
13,23
20,04
0,41
ADRON-117
15,65
13,65
17,95
ADRON-125
17,10
13,08
20,19
0,21
2,33
0,13
12,0
0,53
2,40
0,23
17,7
GROVENI
17,31
13,51
20,74
0,37
2,05
0,31
12,1
FERRINI
19,65
M2
21,15
14,20
22,38
0,22
1,87
0,12
24,5
9,75
25,40
0,31
2,45
0,21
42,5
De spreiding van de vochtgehaltes tussen de korrels lijkt niet al veel te verschillen voor de diverse rassen. Wel is het duidelijk dat in alle monsters sprake is van een grote spreiding van het vochtgehalte van de individuele korrels in een monster van 100 korrels. In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de gemiddelde waarden van de overige kwaliteitsfactoren. Daarbij zijn de in de CARICOM standaarden geldende criteria aangehouden. Voor deze test zijn niet alle factoren bepaald.
16
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
Tabel 7. Gemiddelde kwaliteit van de bij ADRON gedroogde natte monsters Factor Vochtgehalte (%)
ADRON 111 12,99
ADRON 117 13,80
ADRON 125 13,05
GROVENI
FERRINI
13,09
13,50
Beschadigde korrels (enkel of gecombineerd, %) Rode korrels (%)
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hittebeschadigde korrels (%)
NB
NB
NB
NB
NB
Groene korrels (%) Onvolgroeide korrels (%) Kalkachtige korrels (%)
2,99 0,88 NB
2,18 0,66 NB
2,08 0,66 NB
3,40 0,97 NB
6,61 0,86 NB
Slijprendement (totaal wit heel, %)
56,51
58,06
56,59
59,06
55,06
Totaal slijprendement (%)
67,95
64,99
69,80
69,45
65,16
NB = niet bepaald
Deze waarden kunnen vergeleken worden met de CARICOM standaarden in tabel 8. De gemiddelde monsters van alle rassen kunnen voor wat betreft de geanalyseerde factoren ten minste als B-kwaliteit worden gekwalificeerd. Tabel 8. Kwaliteitsnormen voor padie (alle waarden zijn maximale, uitgezonderd waar anders is vermeld) (CARICOM standaarden) Factor
Extra A
A
B
C
Vochtgehalte (%)
14,0
14,0
14,0
14,0
Beschadigde korrels (enkel of gecombineerd,%)
1,0
2,0
2,5
3,5
Rode korrels (%)
1,0
2,5
3,5
5,5
Hittebeschadigde korrels (%)
0,1
0,2
0,6
1,5
Groene korrels (%)
2,0
3,0
4,0
6,0
Kalkachtige korrels (%)
2,0
3,0
4,0
6,0
Slijprendement (totaal wit heel, minimaal, %)
55,0
50,0
45,0
40,0
Totaal slijprendement (minimaal, %)
70,0
67,0
65,0
63,0
D (zie noot)
Bron: Rijstuitvoerbesluit Kwaliteit D is padie die: a) Niet voldoet aan de normen die gelden voor de klassen Extra A t/m C. b) Niet van een goedgekeurd ras is. c) Een muffige of zure geur heeft. d) Een onaangename geur heeft.
6.3
A N AL YSE P ADI EMONSTERS PER REGI O EN PER R AS
In Annex IV en V is er een overzicht gegeven van de verschillende monsters per regio. Daarbij zijn zowel de natte monsters als de gedroogde monsters geanalyseerd. De monsters uit de volgende regio’s in Nickerie zijn vergeleken. 1. Oostelijke polders 2. Westelijke polders Uit deze cijfers blijkt slechts een gering verschil in kwaliteit tussen de padie afkomstig uit de diverse polders. De gemiddelden van alle monsters (rassen) verschillen heel weinig, terwijl alleen de cijfers voor ADRON-111 iets beter uitvallen in de Oostelijke polders.
17
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
6.4
A N AL YSE P ADI EMONSTERS PER BEDRI JF
In Annex VI zijn de resultaten per bedrijf van de natte monsters die bij ADRON zijn gedroogd vergeleken met de droge padiemonsters uit de padieopslag van de molens. In tabel 9 zijn deze samengevat. Daarbij is de gap (nadelig verschil) tussen de droge monsters uit de bedrijven en de onder “ideale gecontroleerde” omstandigheden bij ADRON gedroogde padie) per bedrijf bepaald. Deze verschillen geven een indicatie van de droogcondities in de bedrijven. Tabel. 9. Gapanalyse molens Categorie
Pel uitlevering (%) 68,00
Slijp uitlevering (%) 75,88
Head Rice Yield (%)
Gedroogde monsters - A
73,25
76,90
56,37
Droge monsters-B
69,75
74,83
52,31
Gedroogde monsters-B
72,97
76,56
55,91
Droge monsters-C
64,65
64,84
42,16
Gedroogde monsters-C
74,51
75,69
56,43
Droge monsters-D
71,53
72,79
52,14
Gedroogde monsters-D
73,33
76,76
56,36
Droge monsters-E
64,10
61,71
40,68
Gedroogde monsters-E
73,66
76,29
56,29
Droge monsters-G
60,98
59,71
36,42
Gedroogde monsters-G
74,39
78,14
58,12
Droge monsters-A
Gap Pel uitl. % verschil
Gap Slijp uitlev. % verschil
Gap HYR % verschil
7,17
1,33
8,34
4,41
2,26
6,44
13,23
14,33
25,29
2,45
5,17
7,49
12,98
19,11
27,73
18,03
23,59
37,34
51,67
Uit deze analyse blijkt dat van de 7 molens die zowel droge als natte padie hebben geleverd, drie molens (A, Ben D) na het drogen van de padie in eigen drogers de oorspronkelijke potentie van de padie benaderen. De molens C, E en G zullen hun droogproces moeten wijzigen of tenminste kritisch onder de loep nemen.
6.5
S T ATI STI SCHE VER WERKING GEGEVENS
In bijlage VIII zijn alleen een aantal van de data die betrekking hebben op de rassen ADRON-111, ADRON-125 en GROVENI statistisch vergeleken omdat van de andere rassen een te gering aantal data beschikbaar is. Daaruit blijkt voor de belangrijkste factor, n.l. de HRY, het volgende: • De mediaan voor ADRON-111 ligt hoger (57,3 %) dan het gemiddelde (55,9%) vanwege een of meer zeer lage resultaten. • Datzelfde geldt in mindere mate ook voor ADRON-125 (56,4% t.o.v. 55,7%). • Bij GROVENI is dit verschil echter miniem (59 % t.o.v. 59,2 %). • Dat blijkt ook uit de verschillen in standaardafwijking n.l. ADRON-111 (+ 5,8), ADRON-125 (+ 5) en GROVENI (+ 2,7). • De C.V. van GROVENI (4,6) lager is voor ADRON-111(6,5) en ADRON-125 (8,9) hetgeen aangeeft dat het gemiddeld rendement van GROVENI iets betrouwbaarder is dan dat van de ADRON-rassen.
18
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
7.
CONCLUSIES
Er moet uiteraard zeer voorzichtig worden omgesprongen met de verzamelde cijfers. Er kunnen vooralsnog alleen zeer algemene conclusies worden getrokken. Uit de voorgaande data en aanvullende informatie uit de droger survey kunnen de volgende voorlopige conclusies worden getrokken. •
• • •
• • • • •
•
De verschillen in pel- en slijprendementen in de rassenbeschrijving van ADRON- 125 en GROVENI (Annex 1) zijn terug te vinden in de bij ADRON gedroogde natte veld- en molenmonsters in deze test. De geconstateerde verschillen in de potentiële rendementen tussen de rassen zoals vastgesteld in de natte monsters zijn echter niet erg groot. De slijpresultaten van de ADRON-rassen lijken minder stabiel te zijn. Dat zou kunnen duiden op factoren die rasgebonden kunnen zijn. Een aantal molens gebruiken blijkbaar niet de juiste droogmethoden (o.a. te hoge temperatuur en/of grotere laagdikte). Daardoor valt de rendementspotentie van de gedroogde padie veel lager uit dan van in de ADRON-droger gedroogde monsters. Sommige molens kunnen deze potentie echter wel benaderen. De temperaturen van de bindrogers met Staatolie branders niet gecontroleerd worden en zeer waarschijnlijk te hoog liggen. Molens die kafbranders gebruiken een beter rendement hebben dan die Staatsolie gebruiken omdat de droogtemperaturen lager liggen. Grotere laagdikten en hogere temperaturen een negatief effect hebben op de rendementsontwikkeling tijdens en na het drogen. Er verder onderzoek gewenst is om na te gaan of de ADRON-rassen gevoeliger zijn voor ongunstige oogst- en droogomstandigheden waardoor de rendementen lager kunnen uitvallen. Gescheiden drogen en opslag van de diverse rassen waar mogelijk moet worden nagestreefd.
Er moet bij de conclusies over de performance van de diverse bedrijven een voorbehoud gemaakt worden. Het zou kunnen zijn dat de monsters van de droge padie, getrokken door het personeel van de molens, geen goed beeld geeft van de gemiddelde kwaliteit die lag opgeslagen in de opslagloodsen. Dit kan natuurlijk een vertekend beeld geven bij de gap analyse. Een juiste bemonstering is van groot belang om de juiste conclusies te kunnen trekken bij een dergelijke proef. De monsters kunnen uit een afwijkende partij padie zijn getrokken terwijl de natte padiemonsters een beter (gemiddeld) beeld geven van de aangevoerde padie. De geconstateerde verschillen tussen molens en ADRON zouden mogelijk dus geringer kunnen zijn dan hieruit blijkt. Het is daarom niet juist om te harde conclusies over de droogmethodes van de diverse bedrijven aan deze test te verbinden voordat er meer aanvullende gegevens zijn verzameld.
19
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
8.
AANBEVELINGEN
Het verdient daarom aanbeveling dat de drogertraining en instructie aan de molens zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd door de SPMU en TA. De resultaten van deze test zullen na bespreking daarvan met de vertegenwoordigers van VRE en ADRON door SPMU worden gedistribueerd naar de participerende molens. Daarbij zullen per deelnemende molen ook de relevante detailgegevens die op die molen betrekking hebben, aan hen worden verstrekt. ADRON zal bij haar veredelingsonderzoek meer aandacht moeten schenken aan de droogen verwerkingseigenschappen van de door haar ontwikkelde rassen. Vooral het vaststellen van de gevoeligheid van cultuurmethoden, oogsttijdstip(vocht gehalte), kritisch vochtgehalte en de verschillen in drooggedrag bij vergelijking met de oude SML-rassen of andere rassen, zullen zo spoedig mogelijk in het onderzoeksprogramma moeten worden opgenomen. Daartoe zullen contacten gelegd moeten worden met onderzoeksinstituten in andere landen die verder gevorderd zijn met dit onderzoek. Verder wordt verwezen naar de relevante literatuur. Uiteraard zullen de resultaten van deze onderzoekingen getoetst moeten worden aan de lokale omstandigheden en rassen. Als follow-up op dit onderzoek worden volgende specifieke acties aanbevolen: • Vooruitlopend op de droger training heeft SPMU in samenwerking met ADRON een informatiefolder over drogen uitgegeven waarin de operationele bedrijven de basisprincipes van het drogen wordt aangereikt. • SPMU en de TA kunnen in samenwerking met ADRON tijdens de voorjaarsoogst 2008, indien gewenst, regelmatig de laagdikte, droogtemperatuur, luchtsnelheid, vochtgehalte en rendementen in geïnteresseerde molens controleren. • Alsnog in enkele molens van ADRON-111, ADRON-125 en GROVENI een fabrieksrendementtest uitvoeren. • Met padiemonsters van de diverse rassen (ADRON-111, ADRON-117, ADRON-125, GROVENI) bij verschillende aanvangsvochtgehaltes droogproeven door ADRON te doen uitvoeren onder diverse droogcondities. • Molens die tijdens deze oogst behoefte hebben aan advies naar aanleiding van de verstrekte drogerbrochure, en vooruitlopend op de drogertraining, kunnen contact opnemen met de TA/SPMU en ADRON. Er zal bij de SPMU permanente technische assistentie beschikbaar zijn tijdens deze oogst (voorjaarsoogst 2008). In dit project behoort naast de post-harvest trainingen het evalueren van de bestaande droogsystemen en het geven van adviezen ter verbetering daarvan tot de taken van de RPLRS. Gegevens over de bestaande drooginstallaties en droogmethodes worden nu verzameld. Deze informatie zal worden geëvalueerd en besproken met lokale experts en vergeleken met de uit internationale literatuur en bij leveranciers te verkrijgen technische informatie om tenslotte te adviseren over mogelijke verbeteringen van bestaande ontwerpen en droogmethodes. Dit zal plaatsvinden in de periode maart-mei 2008.
20
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
9.
LITERATUURLIJST
1.
Siebenmorgen, TJ en W. Yang. 1999. Incorporating the glass transition temperature in rice drying and tempering to optimize moisture removal rate and milling quality,. Department of Food Science, University of Arkansas. An ASAE Meeting presentation.
2.
Thompson, J.F. 2003. Rice fissuring. Principles of Rice drying. High temperature rice drying. Rice quality workshop 2003.. U.C. Cooperative extension, Biological and Ag. Engineering.
3.
Batista, R.C., T.J. Siebenmorgen. 2005. Individual Rice kernel moisture content variability trends. University of Arkansas.
4.
Reid, J.D., T.J. Siebenmorgen, B.P.Marks and D.R. Gardisser. Rough rice surface temperature measurement during drying. Arkansas RiceRresearch studies 1997.
5.
Champagne, E.T. 2006. Rice Chemistry and technology. Chapter 8 & 9.
21
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
22
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
ANNEXEN
23
RAPPORT VERGELIJKENDE VERWERKINGSTEST ADRON- EN SML-RASSENVOORJAARSOOGST 2007
24
ANNEX I. Overzicht karakteristieken onderzochte rassen – Suriname – 2007 Stakeholder
Karakteristieken
ADRON-111
ADRON-117
ADRON-125
ADRON breeder
Bloei (10% - 50%)
70 – 75 dni
70 – 75 dni
58 – 63 dni
Groeiduur Korrellengte (Padie) Korrellengte (Cargo) Korrellengte (Geslepen)) Korrelbreedte (Padie) Korrelbreedte (Cargo) Korrelbreedte (Geslepen) Korreldikte (Padie) Korreldikte (Cargo) Korreldikte (Geslepen) 1000 korrel gew. Gr. Padie 1000 korrel gew. Gr. Cargo 1000 korrel gew. Gr. Geslepen Pelrendement (%) Kaf(%) Totaal (slijp)rendement(%) Slijprendement %) Head rice yield (%) Gemiddelde opbrengst 1000 korrel gew. Gr. Cargo 1000 korrel gew. Gr. Geslepen
Ferrini
Groveni
110 – 115 dgn 10.2 mm 8.1 mm 7.2 mm
110 – 115 dgn 10.5 mm 8.3 mm 7.7 mm
100 – 105 dgn 10.2 mm 8.4 mm 7.8 mm
? ? ? ?
11,7 mm 8,3 mm 8.0mm
Conclusies aanbevelingen Ontrekende gegevens niet bekend bij ADRON Idem Idem Idem Idem
2.8 mm 2.3 mm 2.1 mm
2.3 mm 2.0 mm 1.8 mm
2.5 mm 2.2 mm 2.0 mm
? ? ?
2,5 mm 2,2 mm 2.0 mm
Idem Idem Idem
1.9 mm 1.7 mm 1.6 mm 30
1.9 mm 1.7 mm 1.6 mm 26.4
2.0 mm 1.8 mm 1.7 mm 32.5
? ? ? ?
2,2 mm 1.9 mm 1.7 mm 36
Idem Idem Idem Idem
21.2
19.4
22.98
?
31
Idem
20.9
19.1
22.2
?
23.4
Idem
61.4 22 ?
69.7 19 ?
73.3 14 ?
? ? ?
66 ? ?
Idem Idem Idem
70 43 6.1 ton/ha 21.2
66 46 6.7 ton/ha 19.4
75 55 5.3 ton/ha 22.98
? ? ? ?
83 55 ? 31
Idem Idem Idem Idem
20.9
19.1
22.2
?
23.4
Idem
?
85 dni
Stakeholder
(Millers en boeren)Resulta ten molentest vjo 2007
Karakteristieken Pelrendement (%) Kaf(%) Totaal (slijp)rendement(%) Slijprendement %) Head rice yield (%) Gemiddelde opbrengst Gem. vochtgeh. Natte padie
ADRON-111
ADRON-117
ADRON-125
Ferrini
Groveni
61.4 22 ?
69.7 19 ?
73.3 14 ?
? ? ?
66 ? ?
70 43 6.1 ton/ha 17,15 %
66 46 6.7 ton/ha 15,65%
75 55 5.3 ton/ha 17,1%
? ? ? 19,65%
83 55 ? 17,32%
Voos, stro Crack natte padie Groen en onvolgroeid Kaf na pellen(schone padie) Pelrendement padie
2,47% 21 3,87% 21,29%
2,36% 12 2,84% 20,86%
2,63% 17,7 2,74% 20,21%
1,99% 24,5 7,47% 20,37%
2,36% 12,1 4,40% 20,45%
73,28%
75,35%
73,58%
76,56%
75,06%
Slijprendement cargo heel
77,02%
77,04%
76,82%
73,03%
78,76%
Head rice yield paddy Total Milling yield Slijpmeel Witheid na slijpen op labschaal
56,51% 67,95% 13,67% 38,91
58,06% 64,95% 17,89% 37,25
56,59% 69,80% 12,52% 38,63
55,90% 65,17% 18,17% 38,45
59,12% 69,41% 12,74% 37,72
Bron: Adron/SPMU/TA.
Conclusies aanbevelingen Idem Idem Idem Idem Idem Idem Aantal monsters Ferrini(2) en ADRON117(1) onvoldoende voor betrouwbare conclusies Idem Idem Idem Idem Weinig verschil tussen de rassen Groveni geeft duidelijk het beste slijpresultaat en er schijnt tussen ADRON 111 en 125 niet zo een groot verschil te bestaan Idem. Idem Idem Idem
Annex 2. Projectvoorstel SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU) Office: ADRON’s Building, Europolder Noord serie 2 no 16 Telephone and fax: +597-212445, e-mail:
[email protected] Nickerie-Suriname Project Proposal for a comparative milling test of several Surinamese rice varieties (Collecting data to draft ADRON’s short-term seed policy) 1.
Background
The Suriname Rice Project Management Unit (SPMU) in keeping with its overall purpose which is to increase the efficiency and sustainability of a competitive rice industry in Suriname by enhancing the competitive position of producers, processors, millers and other actors in the industry through improving productivity, management, research, training and marketing, has been informed of ongoing discussions and criticism from some of the larger millers/farmers on the quality of the ADRON varieties and lines that are currently being used by farmers in Suriname. Some larger farmers maturing/ripening.
also
claim
that
the
ADRON-varieties
show
uneven
SPMU and the TA proposed to stakeholders to perform the necessary tests during the current crop to come to an independent and objective assessment of several quality factors of ADRON varieties. The SPMU will therefore conduct a test to determine milling yields and uniformity of the existing ADRON varieties and some of the popular SML-varieties. The results of these tests will then be used in a consultative process to determine the short-term seed policy of ADRON. Mr. Robert Elmont, the Rice Processing and Loss Reduction expert from the Technical Assistance Team, will develop and supervise the milling test programme, while the SPMU, TA-team, ADRON, MOA and the VRE shall provide the necessary support. Simultaneously Mr. Joseph Dome, the Rice Research and Extension expert from the Technical Assistance Team, will collect and evaluate data and stakeholders’ views regarding field production, seed multiplication and breeding characteristics. In a meeting of the VRE (millers association), ADRON, ADEK-university and CELOS on 20 March, millers agreed with this approach and pledged their full cooperation.
1
2.
Project Description
2.1.
Objectives
The objectives of the mill test programme are: 1. To determine the laboratory milling yield and relevant quality characteristics of uniform samples of wet paddy of selected varieties taken during harvesting in small farmers fields and dried under uniform conditions in the IRRI drier of ADRON. 2. To determine the laboratory milling yield and relevant quality factors of uniform wet paddy samples of selected varieties taken during harvesting in the fields of selected larger farmers and dried under same (uniform) conditions. 3. To determine the laboratory milling yield and relevant quality factors of dry paddy of selected varieties after drying in driers of selected mills. 4. To determine the factory milling yield of selected varieties in selected mills. 5. To compare and evaluate the results of points 1 – 4 and recommend further actions with regards to breeding and seed production policy for the next crops to be discussed in a consultative workshop with stakeholders in July 2007. 2.2.
Project Purpose/Justification
During several seasons there were ongoing discussions between ADRON and the large export mills, who also are large farmers, about the factory milling performance of several ADRON varieties. Some millers/farmers even requested ADRON to continue the distribution of some popular SML varieties. The following comments were given by millers: o ADRON-125 has a low factory milling yield from cargo to white rice. o ADRON-125 does not mature uniformly resulting in higher percentages of green and fissured grains. o ADRON- 125 is susceptible to blast resulting in lower paddy yield and lower grain quality. o Varieties ADRON–111 and ADRON–117 are considered to have lower milling yields than ADRON–125. o SML-varieties Groveni and Ferrini have better factory milling performance and grain quality than ADRON-varieties. o ADRON-125 has the shortest maturity period of all varieties which is a positive characteristic according to millers/farmers. ADRON however is of the opinion that since small farmers and other millers do not complain these problems could be caused by agronomic practices and drying operations. It is therefore necessary to perform an independent test to compare the quality and milling performance of commercially grown ADRON and SML varieties. After discussion in the TA-team it was agreed that prior to the development of a long term breeding policy for ADRON, this is the opportunity to develop and implement a
2
formal consultation procedure with all stakeholders to establish the short-term seed policy of ADRON. 2.3.
Beneficiary analysis
Millers and farmers are the major beneficiaries since the results of this test may provide the necessary information to take decisions concerning a short and medium term seed policy for ADRON that will satisfy the wishes of farmers and millers. ADRON will also benefit since this may put an end to the discussions about the results of ADRON’s breeding programme. 2.4.
Expected outcome
As a result of this test the following questions should be answered: o Is there a difference in grain quality and laboratory milling yields between samples of the different varieties taken during harvesting? o Is there variation in grain quality and laboratory milling yields of samples of paddy harvested on different dates? o Is there a difference in grain quality and laboratory milling yields of the different varieties after drying in the selected mills? o Is there variation in grain quality and laboratory milling yields after drying in selected mills of samples of paddy harvested on different? o Is there a difference in average grain quality and factory milling yields of the different varieties after milling dry paddy in the selected mills? o What are the recommendations of ADRON for the existing ADRON-varieties and the SML-varieties with regards to the field and mill performance as well as chemical and physical characteristics that influence consumer preferences such as water uptake, consistency, flavour etc? o Which varieties should be favoured by millers for further distribution to farmers? o What is the best procedure to initiate a consultation process before the sowing for the next seed crop starts? 2.5.
Deliverables
A report will be presented stating: o The description of the problems. o The description of the methodology and methods of analysis. o The results of the analysis. o Evaluation and conclusions. o Recommendations for further steps to be taken by both millers and ADRON in cooperation with other stakeholders to establish a short-term seed policy and long-term breeding policy acceptable to all stakeholders. 3. Materials The following equipment/materials/facilities are required. ADRON: Samplers Sampler divider
3
Laboratory scales Plastic sample containers Moisture meter – Brabender Moisture meter - Kett Rubber roll husker Whiteness meter Mechanical laboratory grader and hand graders Temperature meter IRRI drier Air flow meter Laboratory loupe Air-conditioned sample storage room MILLERS: Big bags SPMU/TA Labels Blank PP-bags of 10 kg Transport to pick-up samples from mills and distribute sample bags 4.
Methodology
4.1.
Scope of the test programme
The following activities are planned: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
4.2.
Three ADRON(111-117-125) and two SML (Groveni-Ferrini) will be included in the test providing sufficient paddy is available. Samples will be taken in the fields of selected small farmers during the harvest. Samples will be taken during intake in mills of six selected mills. Wet paddy samples will be analyzed by ADRON. Samples of wet paddy will be dried in the IRRI-drier under uniform and controlled conditions by ADRON. Quality characteristics and milling performance of dried samples will be determined. An average sample lot of dried paddy of the several varieties will be collected and stored to be milled under supervision of the SPMU/TA-expert. A separate survey by the R&E-expert and the results of the milling test will provide the necessary information for a document to be prepared by the SPMU-TA. This document will be discussed in a consultation workshop with all stakeholders to determine the short-term seed policy of ADRON for the next crops and the future consultation procedure. Variety information
In Annex 1 of this proposal a draft matrix is presented using the current information as known to the SPMU/TA. This matrix will be updated by the SPMU/TA (under supervision
4
of Mr. Dome) through information sessions with small farmers, large farmers, ADRON and MOA-region Nickerie. This matrix will be discussed in a workshop that will be organized latest in July 2007. Opinion of stakeholders regarding yield, uneven ripening, susceptibility to blast, high chalkiness etc. will be collected as well as the opinion of researchers (ADRON) and extension officers (MOA). This part of the investigation should be executed during the same period as the milling test. 4.3. o o o o o o o
4.4.
Programme The proposal will be discussed with the VRE and ADRON between 16 and 20 March Personnel will be instructed about sampling, drying and laboratory analysis procedures between 15 and 28 March. The sampling will be executed between 28 March and end of April. Analysis of dry paddy will take place between 28 March and end of June. The factory milling test will be performed in July 2007. The matrix should be prepared between March 28 and 15 July 2007. The workshop will be organized after the report is presented but not later than 31 July. Sampling
Varieties to be sampled: o ADRON-111 o ADRON-117 o ADRON-125 o Groveni o Ferrini Mills to participate in test: Following mills will be aproached to participate in the test as discussed with the VRE. o N.V. Sunrice o N.V. Rijstpak o N.V. Nanni o N.V. Sahara o Rijstbedrijf Ramadin o Rijst bedrijf Mahatwakhan o N.V. Rimilco o REM N.V. Coding: o Samples will be labelled in the field and mills by the sampler. o Samples will be coded by the QMS-assistant. o Each sample will receive a unique code number from the SPMU before it is sent to the ADRON laboratory.
5
Sampling points: a) In the field during the harvest of selected fields in selected small (2-12 ha) and middle sized (12-75 ha) farms per field per variety – by ADRON field inspectors. b) In the field of selected large farmers per field per variety – by ADRON field inspectors. c) In the mills of selected mills during intake per farmer, per truck, per variety- by millers-samplers. d) Intake of dry paddy rice during factory milling performance test – by SPMUsamplers. e) Cargo produced during factory milling performance test – by SPMU-staff. f) White rice produced after last milling step – by SPMU staff. Mill performance test: The participating mills will collect a representative sample lot of dry paddy of each variety of approx. 50 mton during the test period in big bags or in a separate silo. This sample will be processed during July 2007 under supervision of the SPMU/TA and all raw material and products will be weighed to determine the factory milling yields. (Head rice cargo from paddy /Milled head rice from cargo). This factory milling yield will be compared with the laboratory analysis of the representative paddy and cargo samples taken during the processing of the sample lot. 4.5.
Drying processes
The wet paddy samples will be dried in the ADRON-IRRI drier. Dimensions of drier: 200 cm/400 cm Dimensions of sample boxes: 40 cm x 20cm x 25 cm high= 20 liter = 10 kg Maximum samples per batch: 100 Temperature: max. 39 oC. Sample size; 5-10 kg Drying time: approx. 8-10 hrs by 50 cm paddy layer thickness. 4.6.
Laboratory analysis
All analysis will be performed in duplicate and the average of the results will be used in the report. Step 1: Wet paddy from the field and the mills o Sample must be mixed and divided by a sample divider in smaller samples. o After the dockage (straw) is removed the moisture content of the wet paddy is determined in triplicate. o The variation of the moisture in the sample will also be determined with the Kett-moisture kernel meter. o From the wet sample the following characteristics are determined: – Crack (fissured grains) – Empty kernels/husk o From the dried sample the following characteristics are determined: – Crack (fissured grains) – Green grains
6
– – – – – – – – Step.2: test
Immature grains Husked head rice from paddy Husked brokens from paddy Husk and losses Head milled rice from cargo head rice Broken milled rice Bran and losses Whiteness
Dry paddy samples taken after drying in mill and during mill performance – – – – – – – – – –
Crack (fissured grains) Green grains Immature grains Husked head rice from paddy Husked brokens from paddy Husk and losses Head milled rice from cargo head rice Broken milled rice Bran and losses Whiteness
Step 3:
Cargo from mill performance test – Crack (fissured grains) – Green grains – Immature grains – Head rice from cargo rice – Broken milled rice – Bran and losses – Whiteness
Step 4:
White rice from mill performance test – Broken rice – Whiteness
4.7.
Factory milling test
Step 1. Each mill will collect approx. 50 ton paddy of the several varieties during the test period (March – June) in big bags or a dedicated silo. Step 2. The collected paddy will be milled in the factory under supervision of the SPMU/TA. Paddy intake and all products including bran will be collected and weighed on the weighbridge or 1-2 ton digital scale if available.
5.
Schedule of activities/programme
This test programme is scheduled to commence on March 28, 2007 and will be concluded with a workshop on July 31, 2007.
7
6.
Labour input Period Field tests: Period Milling tests: Coordination and logistics: Mill sampling: Field sampling: Laboratory analysis:
March – May = 1-1.5 months July = 0.5 month SPMU/TA Mill operators ADRON ADRON
R.J. Elmont Rice processing and post-harvest loss reduction expert 17 March 2007
8
Annex 3. Protocollen 1-6 SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU)
Protocol nr. 1 Verzamelen van veldmonsters natte padie op de productiebedrijven t.b.v. vergelijkende test ADRON en SML padierassen Doel Het nemen van zo representatief mogelijke monsters van geoogste partijen natte padie van verschillende rassen op verschillende bedrijven ter bepaling van de laboratorium rendementen en enkele kwaliteitsfactoren. Contactpersonen R.J. Elmont, tel : 08742223 W. Waidoe, tel: 08641212 Uitvoering 1.
Te bemonsteren rassen: a. ADRON-111 b. ADRON-117 c. ADRON-125 d. Groveni e. Ferrini
2.
Monstermateriaal o Een door de SPMU verstrekte monsterzak van 10 kg o Voorgedrukte door SPMU verstrekte labels o Een opengesneden water (PET)fles van 0,5 liter om steekmonsters te nemen tijdens het lossen van de combines
3.
Plaats bemonstering De monsters wordt genomen tijdens het lossen van de combine in de truck op het veld van het landbouwbedrijf.
4.
Monsters De monsters worden in principe genomen van percelen van de boeren die door ADRON in hun survey zijn opgenomen. o Per combine worden 5 steekmonsters genomen door padie te verzamelen uit de stortpijp van de combine. o Steekmonsters moeten genomen worden op diverse momenten verspreid tijdens het lossen van elke combinelading om een representatief monster te krijgen. o Aan het eind van het afoogsten van het perceel moet ca 10 kg padie per ras zijn verzameld in de monsterzak. o Monsters worden getrokken door een door ADRON aangewezen werknemer. o Per ADRON - inspecteur zullen er per dag ca twee bedrijven bemonsterd worden. o Er zullen minimaal 2 inspecteurs worden ingezet. o
1
5.
Duur van de proef De monsters zullen worden verzameld vanaf 28 maart tot en met het einde van de voorjaarsoogst 2007.
6.
Verzamelmonster Het monster per ras per landbouwbedrijf van ca. 10 kg moet worden voorzien van een label die wordt bevestigd aan de zak en een tweede label die in de zak moet worden gedaan. Op de labels moet de volgende informatie worden vermeld. Veldmonster Datum: ………. Ras: ………… Perceel/bedrijf : ………..
7.
Ophalen monsters De monsters worden zo spoedig mogelijk door ADRON afgeleverd bij het kantoor van de SPMU in het ADRON gebouw t.a.v. de heer W. Waidoe.
Nieuw Nickerie 26 maart 2007
2
SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU)
Protocol nr. 2 Verzamelen van monsters natte padie in pelmolens t.b.v. vergelijkende test ADRON en SML padierassen Doel Het nemen van zo representatief mogelijke monsters van ontvangen partijen natte padie van verschillende rassen afkomstig van verschillende landbouwbedrijven bedrijven ter bepaling van de laboratorium rendementen en enkele kwaliteitsfactoren. Contact personen R.J. Elmont, tel : 08742223 W. Waidoe, tel: 08641212 Uitvoering 1
Te bemonsteren rassen: a. ADRON-111 b. ADRON-117 c. ADRON-125 d. Groveni e. Ferrini
2
Monstermateriaal o Een door de SPMU verstrekte monsterzak van 10 kg o Voorgedrukte door SPMU verstrekte labels o Een opengesneden water(PET)fles van 0,5 liter om steekmonsters te nemen tijdens het lossen van de combines
3
Plaats bemonstering De monsters wordt genomen tijdens het lossen van de truck in de droger van de molen.
4
Monstername o De monsters worden genomen van de trucks die de natte padie aanleveren bij de molen. o Per truck worden 5 steekmonsters per ras per landbouwbedrijf genomen op diverse momenten tijdens het lossen van de truck om een representatief monster te krijgen. o Aan het eind van de dag moet ca 10 kg padie per ras per landbouwbedrijf zijn verzameld in de monsterzak. o Monsters worden getrokken door een daartoe door het bedrijf aangewezen werknemer.
5
Duur van de proef De monsters zullen worden verzameld vanaf 28 maart tot en met het einde van de voorjaarsoogst 2007.
3
6
Verzamelmonster Het monster per ras per landbouwbedrijf van ca. 10 kg moet worden voorzien van een label die wordt bevestigd aan de zak en een tweede label die in de zak moet worden gedaan. Op de labels moet de volgende informatie worden vermeld. Natte padie Molen: …….. Datum: ………. Ras: ………… Perceel/bedrijf : ………..
7
Ophalen monsters De monsters moeten de volgende dag in de voormiddag opgehaald worden, door een daartoe door de SPMU aangewezen functionaris, en afgeleverd bij het kantoor van de SPMU in het ADRON gebouw t.a.v. de heer W. Waidoe.
Nieuw Nickerie 26 maart 2007
4
SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU)
Protocol nr.3 Verzamelen van een proefpartij droge padie in molens t.b.v. vergelijkende fabrieksrendementen in diverse molens van ADRON en SML padierassen Doel Het nemen van een zo representatief mogelijk monster van dagelijks gedroogde partijen droge padie van verschillende rassen in geselecteerde molens ter bepaling van de laboratorium rendementen en enkele kwaliteitsfactoren. Contact personen R.J. Elmont, tel : 08742223 W. Waidoe, tel: 08641212 Uitvoering 1
Te bemonsteren rassen: f. ADRON-111 g. ADRON-117 h. ADRON-125 i. Groveni j. Ferrini
2
Monstermateriaal o Een door de SPMU verstrekte monsterzak van 10 kg o Voorgedrukte door SPMU verstrekte labels o Een opengesneden water(PET)fles van 0,5 liter om steekmonsters te nemen tijdens het lossen van de combines
3
Plaats bemonstering De monsters wordt genomen tijdens het lossen van de droogkamers en voor transport naar de padieopslag.
4
Monstername De monsters worden van de droogkmers opgenomen. o Steekmonsters moeten na het drogen genomen worden, op diverse momenten tijdens het lossen van de droger om een representatief monster te krijgen. o Per droogkamer worden 20 steekmonsters genomen. o De monsters moeten per ras verzameld worden zodat aan het eind van de lossing van de droger een verzamelmonster van ca. 10 kg per ras is verzameld in de monsterzak. o Monsters worden getrokken door een daartoe door het bedrijf aangewezen werknemer.
5
5
Duur van de proef De monsters zullen worden getrokken vanaf 28 maart tot en met het einde van de voorjaarsoogst 2007.
6
Verzamelmonster Het monster per ras per molen van ca. 10 kg moet worden voorzien van een label die wordt bevestigd aan de zak en een tweede label die in de zak moet worden gedaan. Op de labels moet de volgende informatie worden vermeld. Droge padie: Molen: …….. Datum: ………. Ras: …………
7
Ophalen monsters De monsters moeten de volgende dag in de voormiddag opgehaald worden, door een daartoe door de SPMU aangewezen functionaris, en afgeleverd bij het kantoor van de SPMU in het ADRON gebouw t.a.v. de heer W. Waidoe.
Nieuw Nickerie 26 maart 2007
6
SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU)
Protocol nr. 4 Drogen natte padiemonsters in IRRI droger ADRON t.b.v. vergelijkende test ADRON en SML padierassen Doel Het drogen van monster natte padie van verschillenden rassen tot een vochtgehalte van maximaal 13 % onder uniforme condities. Contact personen R.J. Elmont, tel : 08742223 W. Waidoe, tel: 08641212 Uitvoering 1
Droog condities o Droger: ADRON IRRI-droger o Droogtemperatuur: maximaal 40 °C o Luchtsnelheid maximaal 6 m3/min o Laagdikte min. 25 cm
2
Monstermateriaal o Elk monster is genummerd met een uniek nummer beginnende bij SPMU-100. Dit nummer moet steeds bij het monster vermeld worden, zowel tijdens het drogen als tijdens de analyses. o De ontvangen monsters van max. 10 kg natte padie worden in 2 partijen van 5 kg elk verdeeld m.b.v. de Boerner monsterverdeler door de ADRON- droogcontroleur. o Door de SPMU worden 2 labels aan het monster bevestigd. Een wordt door de droogcontroleur bevestigd aan het natte monster dat maar het laboratorium gaat en een wordt bevestigd aan de droogbak en na droging weer aan het droge monster dat naar het laboratorium gaat. o 5 kg wordt in de droger gedroogd en het restant wordt aan het ADRONlaboratorium afgeleverd.
3
Drogen Alle monsters moeten met dezelfde laagdikte n.l. ca 25 cm gedroogd worden in daartoe speciaal gefabriceerde houten bakken met een bodem van gaas van 20 x 20 cm en 50 cm hoog. De droogtemperatuur wordt regelmatig gemeten alsmede de luchtsnelheid. Er mag van uitgegaan worden dat de monsters binnen 4 – 6 uur gedroogd zullen zijn.
4
Controle droogproces Het droog proces zal worden gecontroleerd door een door ADRON aan te wijzen personeelslid.
7
Temperatuur en luchtsnelheid worden regelmatig gecontroleerd en genoteerd op dagstaten, doch tenminste elke 30 minuten. Na ca. 3 uur wordt het vochtgehalte regelmatig, doch tenminste elke 30 minuten gemeten. Zodra het vochtgehalte beneden 13 % daalt wordt de betreffende bak uit de droger verwijderd om af te koelen. De opengevallen plaats(en) worden door een plaat afgeschermd. 5
Behandeling gedroogde padie De gedroogde padie word na het drogen afgekoeld en daarna in een zak met daarop vermeld het unieke codenummer afgegeven aan het ADRON-laboratorium voor verdere analyse.
6
Duur van de proef De monsters zullen worden getrokken vanaf 28 maart tot en met het einde van de voorjaarsoogst 2007. Nieuw Nickerie 26 maart 2007
8
SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU)
Protocol nr. 5 Het ontvangen, bewerken en analyseren van droge en natte padiemonsters t.b.v. vergelijkende test ADRON en SML padie –rassen door het ADRON-laboratorium Doel Het analyseren van gecodeerde monsters natte en droge padie ter bepaling van de laboratorium rendementen en enkele kwaliteitsfactoren. Contact personen R.J. Elmont, tel : 08742223 W.Waidoe, tel: 08641212 Ontvangst monsters 1.
Natte padie
Gecodeerde monsters natte padie van 5 kg worden door de droog controleur van ADRON afgegeven aan het laboratorium. 2.
Bij ADRON gedroogde monsters
Gecodeerde monsters gedroogde padie van ca. 5 kg wordt door de droog controleur van ADRON afgegeven aan het laboratorium. 3.
Monsters droge padie
Gecodeerde monsters droge padie van 5 -10 kg wordt door de SPMU–f unctionaris, W. Waidoe dagelijks afgegeven aan het laboratorium. 4.
Analyse natte padie
Indien een monster niet direct kan worden geanalyseerd moet die goed afgesloten opgeslagen worden in een gecontroleerde, gekoelde ruimte met een constante temperatuur(< 15 0C).
9
4.1.
Begrippen
Gebroken korrels (brokens): Korrels waarvan delen van de korrels zijn afgebroken en met een lengte kleiner dan ¾ van de gemiddelde korrellengte. Crack: Hele korrels die diverse haarscheuren vertonen welke het gevolg zijn van weersomstandigheden, drogen en de verdere verwerking van de rijst. Het percentage crack kan een maat zijn voor de pel en slijprendementen van een partij padie of cargorijst. Groene/onvolgroeide korrels (green/immature): Een hele of gebroken korrel rijst niet volledig is ontwikkeld en soms groen van kleur is. Pelrendement-hele rijst (yield head rice): Het percentage hele korrels groter of gelijk aan ¾ van de gemiddelde korrellengte welke ontstaat bij het pellen van padie tot cargorijst. Slijprendement-hele rijst (milling yield-head rice) : Het percentage hele plus gebroken korrels groter of gelijk aan ¾ van de gemiddelde korrellengte die geproduceerd wordt bij het slijpen van hele cargorijst tot goed geslepen witte rijst met een witheid van 38-39 %. 4.2.
Verkleinen van laboratoriummonsters tot werk(analyse) monsters
De ontvangen mengmonsters worden met een monsterverdeler verkleind. De grootte van het werkmonster is afhankelijk van de factoren die moeten worden bepaald. o o o
Voor het bepalen van de verontreinigingen (kaf/voos, stro, onkruid ) worden monster gebruikt van 500 gram Voor vaststelling van de kwaliteitsparameters worden monsters gebruikt van 100 gram. Voor de vaststelling van het vochtgehalte worden monster gebruikt van 50 gram
Alle bepalingen worden in duplo verricht . 4.3
Analyses
Stap 1: Monster prepareren
Het monster wordt allereerst goed gemengd, dit monster wordt verkleind tot 1 laboratorium monster van minimaal 1000 gram met behulp van de Boerner monsterverdeler. Het monster van 1000 gram wordt verdeeld met een Boerner monsterverdeler tot 2 monsters van elk 500 gram(monsters A en B) voor de vochtmeting en de analyse van de natte padie(kaf, stro,breuk, crack) Het restantmonster worden opgeslagen in een koelcel voor een mogelijk noodzakelijke herhaling van de analyse.
Stap 2: Kaf en stro
De monsters A (500 gram) en B (500 gram) worden middels een zeef geschoond en het gehalte aan stro en voos bepaald.
Stap 3: Verkleining monsters voor analyse Nadat kaf, stro en eventuele vreemde bestanddelen zijn verwijderd, worden de twee geschoonde monsters verder verkleind met de Boerner verdeler tot twee monsters van elk 100 gram en daarnaast 2 monsters van elk 50 gram.
10
Stap 4: Vochtgehalte Uit 2 monsters (A en B) van 50 gram geschoonde padie wordt het vochtgehalte bepaald met de Kett of de Brabender vochtmeter. De spreiding van het vocht gehalte wordt van 100 korrels bepaald en vastgelegd. Stap 5: Analyse Van beide monsters van 100 gram (A en B)worden:
Gebroken korrels verwijderd met behulp van een handtrieur of handmatig en gewogen. 100 korrels met de hand gepeld en het aantal korrels met crack bepaald.
Stap 6: Berekening percentages
crack: = aantal korrels met haarscheuren of gebroken in kaf per 100 korrels worden na pellen met de hand bepaald met behulp van de loeplamp of Diaphanoscope. 5.
Analyse droge padie
5.1.
Verkleinen van laboratoriummonsters tot werk(analyse) monsters
De ontvangen mengmonsters worden met een monsterverdeler verkleind. De grootte van het werkmonster is afhankelijk van de factoren die moeten worden bepaald. Voor het bepalen van de verontreinigingen (kaf/voos, stro, onkruid ) worden monster gebruikt van 500 gram Voor vaststelling van de kwaliteitsparameters en het vochtgehalte worden monsters gebruikt van 100 gram. De monstergrootte bij de bepaling van het vochtgehalte hangt af van de gebruikte methode en apparatuur maar bedraagt in dit geval 50 gram Het pel rendement van padie wordt bepaald aan monsters van 300 gram. Het slijp rendement wordt bepaald aan monsters van 200 gram cargo Alle bepalingen worden in duplo verricht . 5.2
Analyses
Stap 1: Monster prepareren Het ontvangen monster wordt allereerst goed gemengd, dit monster wordt verkleind tot 2 laboratorium monsters van 500 gram elk met behulp van de Boerner monsterverdeler.
11
Twee monsters (A en B) worden verdere geanalyseerd. Het restant monster wordt bewaard. Stap 2: Kaf en stro De monsters A en B worden gebruikt om het percentage kaf en stro te bepalen met een zeef. Van het geschoond monster wordt het aandeel aan kaf en stro bepaald. Stap 3: Verkleining monsters voor analyse De twee geschoonde monsters uit stap 2 worden verder verkleind met de Boerner verdeler tot twee monsters van elk 100 gram en 2 monsters van elk 50 gram Stap 4: Vochtgehalte Nadat kaf, voos, stro en vreemde bestanddelen zijn verwijderd, wordt van de geschoonde padie het vochtgehalte bepaald met de Kett of Brabender vochtmeter. Uit elk van de twee monsters wordt daartoe een met de Boerner verdeler verkleind monster gebruikt van 50 gram Stap 5: Analyse droge padie Van beide monsters van 100 gram worden bepaald: Breuk percentage Onvolgroeide en groene korrels Uit elk van de monsters worden 100 korrels met de hand gepeld om het crackpercentage te bepalen. Stap 6: Analyse gepelde padie De laboratorium pelmachine dient zodanig te worden afgesteld met een proefhoeveelheid dat: Cargokorrels niet beschadigd zijn, er geen padie in het kaf of kaf in de cargo aanwezig is. In principe moet na de eerste pelling 10 -15 % padie in de cargo aanwezig zijn. Deze padie wordt verwijderd en ook gepeld.
Van het restant van de originele geschoonde monsters padie (A en B) wordt elk 300 gram gepeld. Van de gepelde monsters worden bepaald: kaf, breuk en hele rijst.
Stap 6: Berekening percentages
12
Crack: aantal korrels met haarscheuren of gebroken in kaf per 100 korrels
6.
Slijp rendement cargorijst uit padie
Slijprendement van de cargo rijst : wordt bepaald met de gepelde hele cargo uit deze proef volgens de volgende methode Voorbewerking = bepaling slijpduur: Een hoeveelheid van 100 gram wordt in de gekozen laboratoriumslijpmachine gedurende 30 seconden geslepen. Met behulp van de Statake witheidsmeter, wordt de witheid gemeten. Deze dient 38-39 Kett te bedragen. Indien de witheid na 30 sec nog niet minimaal 38 % bedraagt, wordt de rijst in intervallen van 15 sec verder geslepen totdat de witheid van minimaal 38 % is bereikt. Voor de betreffende partij wordt dan de totale tijd(T sec) die nodig is om de witheidminimaal 38 % te bereiken als slijptijd voor het slijprendement gebruikt. Indien echter het percentage slijpmeel meer dan 12 % bedraagt dient de afstelling van de slijpmachine te worden gecontroleerd en deze bewerking worden herhaald. Stap 1: 200 gram cargorijst wordt geslepen gedurende T sec in een Colombini polisher. Stap 2: Gewogen wordt : Het totaal gewicht aan rijstproducten Het gewicht slijpmeel Stap 3: Van de witte rijst wordt m.b.v de handsorteerder het gewicht aan hele rijst en breukrijst bepaald. Wh: gewicht geslepen korrels groter of gelijk aan ¾ korrel.
Bepalingen De bepalingen worden in duplo uitgevoerd. Het eindresultaat is het gemiddelde van deze resultaten. 7.
Duur van de proef De monsters zullen worden verzameld vanaf 28 maart tot en met het einde van de voorjaarsoogst 2007 . De natte padiemonsters moeten in die periode worden geanalyseerd terwijl de droge monsters tot en met medio juli kunnen worden geanalyseerd.
13
8.
Opslag droge monsters De droge en gedroogde monsters dienen in een geconditioneerde ruimte (airco) te worden bewaard en in volgorde van aankomst te worden geanalyseerd (op volgnummer dus)
9.
Rapportage formulier Per codenummer wordt er een analyse formulier gemaakt en ingeleverd bij de SPMU t.a.v. de heer W. Waidoe.
Voor een voorbeeld van dit formulier zie bijlage. Nieuw Nickerie 26 maart 2007
14
ADRON Anne van Dijk RijstOnderzoekscentrum Nickerie 'Anne van Dijk' Rice Research Centre Nickerie POB 6093, Nieuw Nickerie, SURINAME faxes: +597-212444
phones: +597-212442 or +597-212443 email:
[email protected]
ANALYSERAPPORT RASSENTEST SPMU Seizoen: 06B Codenummer: SPMU-……............................. Datum ontvangst:…………….....................… Datum verwerkt:............................................. Kwaliteitsbepaling
Natte padie Analyse 1 Analyse 2
Droge padie Analyse 1 Analyse 2
Vochtgehalte(%) gemiddeld Vochtgehalte(%) laag Vochtgehalte(%) hoog Breuk(%) Kaf + voos(%) Stro + onkruidzaad(%) Crack (korrels per 100 korrels) Groen(%) Onvolgroeide korrels(%) Cargo heel uit padie(%) Cargo breuk uit padie(%) Kaf(%) Witte rijst heel uit cargo heel(%) Witte breukrijst uit cargo heel(%) Slijpmeel uit cargo heel(%) Witheid(%)
Opmerkingen laboratorium: ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Datum:…………………….. Supervisor laboratorium: ..............................................................
15
SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTORS IN THE CARIBBEAN, PROJECT 9ACP RPR 006 – REG/7641/000 SURINAME PROJECT MANAGEMENT UNIT (SPMU)
Protocol nr.6 Verzamelen van een proefpartij rijst in molens t.b.v. vergelijkende fabrieksrendementen in diverse molens van ADRON en SML padierassen Doel Het nemen van zo representatief mogelijke deelmonsters uit de droger van de gedroogde padie van verschillende rassen en het verzamelen daarvan in big bags of silo tot een proefpartij van 20-50 ton is verzameld ter bepaling van de fabrieksrendementen. Contact personen R.J. Elmont, tel : 08742223 W. Waidoe, tel: 08641212 Uitvoering 1.
Te bemonsteren rassen: a. ADRON-111 b. ADRON-117 c. ADRON-125 d. Groveni e. Ferrini
2.
Plaats bemonstering Het monsters worden genomen tijdens het lossen van de droogkamers en voor het transport naar de padieopslag. De padie wordt uit de bakken gestort in big bags van ca.1000 kg of in een aparte silo.
3.
Monstername Het deelmonster wordt genomen door een aantal steekmonsters per droogkamer te verzamelen. Het deelmonster moet na het drogen genomen worden op diverse momenten tijdens het lossen van de droger om een representatief monster te krijgen. De deelmonsters(per kamer) worden per ras verzameld zodat er aan het eind van de lossing van de droger per dag een verzamelmonster van 2000 - 5.000 kg per ras is verzameld. De monsters wordt verzameld in big bags van 1000 kg of in een aparte silo. Monsters zullen worden getrokken door een daartoe door het bedrijf aangewezen werknemer onder supervisie van de bedrijfsleider.
4.
Duur van de proef De monsters zullen worden getrokken vanaf 28 Maart tot en met het einde van de voorjaarsoogst 2007.
16
5.
Verzamelmonster Het verzamelmonster per ras van 20-50 ton zal worden voorzien van een label die wordt bevestigd aan elke big bag. Hierop zal volgende informatie worden vermeld. Datum: ………. Ras: …………
6.
Bepalen fabrieksrendement Het fabrieksrendement wordt bepaald onder supervisie van de SPMU/TA in de fabriek van de betreffende molens.
7.
Tijdstip fabrieksrendement bepaling De fabrieksrendement zal worden bepaald in de periode 1- 15 juli 2007.
Nieuw Nickerie 26 maart 2007
17
ANNEX IV. Gemiddelden analyses per ras per polder natte padie
Oostelijke Polders
Totaal gemiddelde
Breuk(%) 0,43 0,53 0,22 0,30
Ras Adron‐11 Adron‐125 Ferrini Groveni
N 41 37 2 15
M‐2
1
21,15
9,75
25,40
0,31
2,45
0,21
42,5
96
17,55
13,23
21,11
0,44
2,09
0,28
17,4
Totaal gemiddelde
Westelijke Polders
Gem. Vocht laag Vocht Vocht (%) (%) hoog (%) 17,42 13,31 20,66 17,52 13,18 21,53 19,65 14,20 22,38 17,43 13,27 21,00
Stro en Crack per Kaf en Onkruid( 100 Voos(%) %) korrels 2,37 0,29 20,2 1,85 0,23 16,0 1,87 0,12 24,5 1,95 0,39 10,9
Ras Adron‐111 Adron‐117 Adron‐125 Groveni
N 26 1 79 6 112
Gem. Vocht laag Vocht Vocht (%) (%) hoog (%) 16,74 13,10 19,05 15,65 13,65 17,95 16,91 13,04 19,64 17,02 14,14 20,07 16,87
13,11
19,50
Breuk(%) 0,37 0,21 0,53 0,55 0,49
Stro en Crack per Kaf en Onkruid( 100 Voos(%) %) korrels 2,00 0,16 22,3 2,33 0,13 12,0 2,66 0,23 18,5 2,29 0,12 15,1 2,48
0,21
19,1
ANNEX V. Gemiddelde analyses droge monsters per ras per polder
Oostelijke Polders
Ras bij ADRON gedroogd Adron‐111 Adron‐125 Ferrini Groveni M‐2
N 41 37 2 15 1
Vocht gemiddeld (%) 13,08 13,01 13,50 13,06 12,80
Vocht laag(%) 10,88 10,76 10,30 10,86 11,75
96
13,06
10,83
N 7 7 1
Vocht gemiddeld (%) 12,45 10,96 12,65
Vocht laag(%) 10,78 9,28 10,50
15
11,77
10,01
N 26 1 79 6
Vocht gemiddeld (%) 12,85 13,80 13,06 13,16
Vocht laag(%) 10,97 12,35 10,87 10,16
112
13,03
10,87
In het bedrijf gedroogd
N
Vocht gemiddeld (%)
Vocht laag(%)
Adron‐125
31
10,95
9,10
Totaal gemiddelde
Oostelijke polders
In het bedrijf gedroogd Adron‐111 Adron‐125 Groveni
Totaal gemiddelde
Westelijke polders
Ras bij ADRON gedroogd Adron‐111 Adron‐117 Adron‐125 Groveni
Totaal gemiddelde
Westelijke polders
Crack Onvol‐ Stro en per 100 groeide Cargo heel Cargo Vocht Breuk( Kaf en Onkruid( korrels uit breuk uit korrels Groen(%) hoog(%) %) Voos(%) %) padie(%) padie(%) (%) (%) 14,66 24,2 3,60 0,86 73,72 5,10 15,23 18,3 2,77 0,64 73,86 5,84 16,43 17,3 6,61 0,86 76,56 3,30 14,88 0,48 0,03 10,6 3,57 1,05 74,91 4,60 15,60 14,5 9,17 0,94 74,94 3,84 14,95
0,48
0,03
19,5
3,40
0,80
74,03
5,26
Crack Onvol‐ Stro en per 100 groeide Cargo heel Cargo Vocht Breuk( Kaf en Onkruid( korrels uit breuk uit korrels Groen(%) hoog(%) %) Voos(%) %) padie(%) padie(%) (%) (%) 13,07 0,94 2,21 0,09 44,0 1,15 0,71 65,72 13,23 12,05 0,77 2,95 0,18 23,6 2,37 0,65 69,63 9,39 14,00 0,50 0,14 11,5 3,15 5,25 73,65 4,85 12,64
0,85
2,44
0,13
32,3
1,85
0,98
68,07
10,88
Crack Onvolgr Stro en per 100 oeide Cargo heel Cargo Vocht Breuk( Kaf en Onkruid( korrels( uit breuk uit korrels Groen(%) hoog(%) %) Voos(%) %) padie(%) padie(%) %) (%) 14,23 30,5 2,02 0,92 72,60 6,35 15,25 11,0 2,18 0,66 75,35 3,95 15,03 18,7 1,75 0,68 73,46 6,48 14,65 19,0 2,73 1,12 75,44 4,49 14,82
21,4
1,87
0,76
73,38
6,32
Crack Onvol‐ Stro en per 100 groeide Cargo heel Cargo Vocht Breuk( Kaf en Onkruid( korrels uit breuk uit korrels Groen(%) hoog(%) %) Voos(%) %) padie(%) padie(%) (%) (%) 12,27
0,76
2,29
0,13
23,2
2,29
0,65
72,04
8,17
Kaf(%) 21,13 20,08 20,37 20,41 20,67 20,59
Kaf(%) 20,77 20,74 21,50 20,81
Kaf(%) 21,55 20,86 20,27 20,55 20,58
Kaf(%) 20,11
Witterijsth Witte eel uit breuk uit Slijpmeel Head Yield Total uit cargo uit milling cargo cargo heel(%) padie(%) yield(%) heel(%) heel(%) 78,04 8,34 13,57 57,59 68,18 76,33 10,59 13,06 56,42 69,48 73,03 8,72 18,17 55,90 65,17 78,94 8,44 12,41 59,14 69,70 78,31 7,24 14,44 58,70 67,88 77,42
9,22
13,30
57,36
68,85
Witterijsth Witte eel uit breuk uit Slijpmeel Head Yield Total uit milling uit cargo cargo cargo heel(%) padie(%) yield(%) heel(%) heel(%) 66,30 19,91 13,56 44,66 68,49 71,03 16,12 12,81 49,70 69,11 82,20 3,45 13,60 60,55 67,82 69,57
17,04
13,21
48,07
68,74
Witterijsth Witte eel uit breuk uit Slijpmeel Head Yield Total uit cargo uit milling cargo cargo heel(%) padie(%) yield(%) heel(%) heel(%) 75,41 10,74 13,84 54,81 67,59 77,04 5,07 17,89 58,06 64,99 77,06 10,63 12,27 56,66 69,95 78,31 8,11 13,55 59,06 68,69 76,74
10,47
12,76
56,37
69,29
Witterijsth Witte eel uit breuk uit Slijpmeel Head Yield Total uit cargo uit milling cargo cargo heel(%) padie(%) yield(%) heel(%) heel(%) 73,59
13,87
12,60
53,07
69,82
Annex VII – Statistische verwerking gedroogde natte monsters Descriptive Statistics for ras = ADRON-111 N Mean SD C.V. Minimum Median Maximum
vocht 144 12.919 0.8487 6.5694 10.000 13.100 14.200
N Mean SD C.V. Minimum Median Maximum
hy 144 55.940 5.7817 10.336 24.880 57.255 64.450
crack 144 28.410 15.557 54.758 0.0000 27.000 87.000
kaf 144 21.226 1.1769 5.5444 18.960 21.175 24.160
brhp 144 72.922 3.3337 4.5716 54.090 73.770 77.660
wrhbr 144 76.529 5.5618 7.2676 44.240 77.550 83.940
kaf 298 20.188 1.1060 5.4784 10.680 20.135 23.580
brhp 298 73.264 2.9088 3.9703 60.120 73.940 78.390
wrhbr 298 75.983 4.7562 6.2596 55.650 77.260 85.430
kaf 44 20.498 1.3219 6.4489 17.860 20.375 24.760
brhp 44 74.997 1.6126 2.1503 70.910 75.165 77.690
wrhbr 44 78.917 3.2191 4.0792 68.740 78.785 84.800
Descriptive Statistics for ras = ADRON-125 N Mean SD C.V. Minimum Median Maximum
vocht 298 12.545 1.4238 11.349 9.3000 12.900 19.200
N Mean SD C.V. Minimum Median Maximum
hy 298 55.741 4.9485 8.8775 38.690 56.410 64.050
crack 296 19.686 11.250 57.149 0.0000 17.000 56.000
Descriptive Statistics for ras = GROVENI N Mean SD C.V. Minimum Median Maximum
vocht 43 13.065 0.6462 4.9459 11.200 13.100 13.900
N Mean SD C.V. Minimum Median Maximum
hy 44 59.185 2.7398 4.6293 52.870 59.020 64.640
crack 44 12.909 6.7542 52.321 0.0000 12.000 29.000