Rapport
Op weg naar een duurzaam monitor- en evaluatie-instrument voor de wijkteams in Landgraaf: het onderzoeksontwerp
Drs. C. Caanen 11 September 2015
Research Centre for Social Integration, CESRT, is a Zuyd University of Applied Sciences research centre embedded in the Faculty of Social Studies and Education. CESRT is designed to deepen current social work education programmes, to professionalise teachers and to enhance social professional practice. The applied social research conducted by CESRT centers upon the processes of social exclusion and inclusion.
Copyright © CESRT / Zuyd University of Applied Sciences. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced by print, photo print, microfilm, or by any other means without written permission from the publisher.
Research Centre for Social Integration, CESRT / Zuyd University of Applied Sciences Visiting address: Brusselseweg 150 | 6217 HB Maastricht | The Netherlands Postal address: P.O. Box 634 | 6200 AP Maastricht | The Netherlands Tel: +31 (0)43 34 66 666 Website: www.sociale-integratie.nl
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING ............................................................................................................................... 2
2.
VERANTWOORDING AANPAK ........................................................................................... 3
3.
KADER, VISIE, UITGANGSPUNTEN EN BEPERKINGEN ........................................... 3
4.
DOEL EN DOELGROEP ......................................................................................................... 5
5.
ONDERZOEKSMODEL .......................................................................................................... 7
6.
UITWERKING MODEL ........................................................................................................ 10
7.
ONDERZOEKSMETHODE EN –INSTRUMENTEN ....................................................... 15
8.
GROEIPROCES ..................................................................................................................... 20
9.
ORGANISATIE EN UITVOERING .................................................................................... 22
10.
PLANNING: meerjarig en 2015 ..................................................................................... 23
11.
RANDVOORWAARDEN ....................................................................................................... 24
12.
TOT SLOT ............................................................................................................................... 25
Bijlagenboek 1. 2. 3.
4. 5. 6.
Toelichting op kernbegrippen onderzoekschema Lijst van afkortingen en definities bij werkdocumenten (bijlagen 3 en 4) Overzicht van mogelijke thema’s, determinanten en indicatoren wijkteams Landgraaf inclusief planning in kader van groeimodel (blad 1 Output en blad 2 Outcome en impact) Overzicht van mogelijke thema’s, determinanten en indicatoren context (contextuele variabelen) Primair proces wijkteams Landgraaf Infografic onderzoeksontwerp
1
1.
INLEIDING
De gemeente Landgraaf ontwikkelt en voert haar beleid al jaren uit samen met lokale belangenorganisaties, vrijwilligers en professionals. In 2014 heeft zij geëxperimenteerd met het concept van een integraal wijkteam in Ubach over Worms (Gemeente Landgraaf, 2013). De ervaringen, tussentijdse veranderingen en prille uitkomsten zijn vervat in een onderzoeksrapport (Wmo-werkplaats Zuyd, 2015). In het najaar 2014 heeft de gemeente besloten dit concept uit te rollen naar de andere kernen binnen haar gemeente en 2015 te zien als een ervaringsjaar. In dit jaar wordt verder geëxperimenteerd met de kanteling van denken, werken en organiseren binnen het sociale domein en wordt er ervaring opgedaan met nieuwe taken en doelgroepen waarmee de wijkteams in aanraking komen. De gemeente en haar samenwerkings- en ketenpartners willen de wijkteams de komende jaren volgen en evalueren waarbij in het onderzoek meer oog is voor ‘outcome’. De gemeente en haar partners willen kijken naar zowel procesindicatoren als resultaatofwel prestatie-indicatoren met betrekking tot de wijkteams (resultaten, effecten). Het onderzoek gaat niet in op innovatieve projecten binnen de werkgroep Slimme arrangementen (doorontwikkeling ondersteuningsstructuur) of de kanteling van het voorliggend veld. De focus van het onderzoek ligt op de wijkteams in Landgraaf. Het doel is enerzijds om de voortgang en de uitkomsten van ondersteuningstrajecten van cliënten en van de wijkteams te volgen en te kijken wat werkt/wat niet en waarom. Hierbij is oog voor factoren die van invloed kunnen zijn op het proces of de resultaten, alsmede de verandering van of voor de wijkteams die daarmee gepaard kunnen gaan. Anderzijds is het doel om een databank van gegevens te creëren de komende jaren die antwoord geeft op de vraag of de wijkteams bijdragen aan de beoogde beleidsdoelen en de maatschappelijke, organisatorische en financiële effecten die de betrokken organisaties en overige belanghebbenden op (middel)lange termijn beogen. De onderzoeksgegevens ondersteunen de gemeente en haar partners om de komende jaren besluiten te nemen over de wijkteams en de schil aan samenwerking- en ketenpartners erom heen (uitvoering), alsmede over bijstelling van beleid. De gemeente wenst bovendien een onderzoek(sontwerp) dat ze in de toekomst zelfstandig kan uitvoeren. Daarom is een interactief proces doorlopen waaraan de gemeente en de partners die betrokken zijn bij de ontwikkeling en de uitvoering van de wijkteams in Schaesberg, Ubach over Worms en Nieuwenhagen, hebben deelgenomen. Op deze wijze weten de betrokkenen welke keuzen zijn gemaakt en waarom. Deze kennis is van belang bij de doorontwikkeling van het onderzoeksontwerp en de uitvoering ervan in het kader van het groeimodel. Bovenstaand proces heeft geleid tot het voorliggend document met bijlagen. De Wmowerkplaats Zuyd heeft in dit stuk een duurzaam onderzoeksontwerp en -model voor de drie wijkteams in Landgraaf ontworpen, beschreven en uitgewerkt. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van bestaand documentatiemateriaal (landelijk, regionaal, lokaal). Het ontwerp betreft een groeimodel omdat de huidige systemen nog onvoldoende zijn toegerust om de gewenste en noodzakelijke data te genereren. Dit document is vooral bedoeld voor de gemeente en haar samenwerkings- en ketenpartners. Het document maakt deel uit van de kennisoverdracht van de Wmo-werkplaats Zuyd naar de gemeente Landgraaf en haar partners. Dit is een voorwaarde om het onderzoek zelfstandig te continueren. Dit betekent ook dat bepaalde onderdelen van het onderzoeksontwerp uitgebreider zijn beschreven dan gebruikelijk is.
2
2.
VERANTWOORDING AANPAK
De Wmo-werkplaats Zuyd heeft de volgende stappen op hoofdlijnen ondernomen om tot een duurzaam onderzoeksontwerp inclusief onderzoeksmodel te komen: verzameling en analyse lokaal, regionaal en landelijk documentatiemateriaal rondom monitors en evaluaties in brede zin en met betrekking tot wijkteams; tweetal interactieve sessies met de tijdelijke subwerkgroep ITT, bestaande uit vertegenwoordigers van de werkgroep ITT, met als doel aanscherping en concretisering van de onderzoeksbehoefte en verzameling van bouwstenen voor het onderzoeksontwerp; bilaterale gesprekken met enkele (vak)specialisten binnen de gemeente ter completering van het onderzoeksontwerp; bespreking concept en definitief concept onderzoeksontwerp met bijlagen in de werkgroep ITT inclusief twee schriftelijke commentaarronden onder betrokken organisaties en actoren; (eind)redactie (definitief concept) onderzoeksontwerp.
3.
KADER, VISIE, UITGANGSPUNTEN EN BEPERKINGEN
Het onderzoeksontwerp en -model staan niet op zichzelf, maar ze worden ontwikkeld en uitgevoerd binnen een lokale context. Visies en vigerende beleidsdocumenten in Landgraaf vormen een belangrijk kader waarbinnen het onderzoek wordt ontworpen. De meest voorname punten voor het onderzoek komen hieronder kort aan bod. In toenemende mate zetten gemeenten in Nederland (sociale) wijkteams in om de toegang tot voorzieningen binnen het sociale domein te organiseren (Movisie, 2014). Het kader, de opdracht en de inkleuring van deze wijkteams kunnen per gemeente en/of per wijk of buurt verschillen. Sommige teams zijn gericht op de aanpak van multiproblematiek of op eigen kracht en burgerkracht. Andere wijkteams focussen zich op vraagverheldering en toegang (Stamm, 2015). De wijkteams in Landgraaf maken deel uit van het laatst genoemde type wijkteam. Zij voeren integrale intakes uit en stellen samen met de cliënten en eventueel hun sociaal netwerk een plan op om de gemelde vraag of het gesignaleerde probleem aan te pakken op basis van het één gezin – één plan – één regisseursprincipe en op basis van een integrale aanpak op maat. Indien nodig, kan het wijkteam kortdurende cliëntenondersteuning aanbieden aan de inwoners met een hulpvraag en preventieve ondersteuning bij de jeugd/het gezin. De inspanningen van de wijkteams in Landgraaf zijn erop gericht om bij te dragen aan de beleidsdoelen en beoogde maatschappelijke effect die in het Beleidsplan Integrale aanpak sociaal domein Landgraaf 2015 – 2018 (Gemeente Landgraaf, 2014) zijn genoemd. Dit document is in coproductie met vertegenwoordigers van belangenorganisaties, vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties die actief zijn in Landgraaf en de regio, opgesteld. In dit document gaat de gemeente in op haar taken en de doelgroepen waarvoor zij verantwoordelijk is in het kader van de Wmo, de Participatiewet, de Jeugdwet en op termijn wellicht ook Passend onderwijs en de Wet sanering natuurlijke personen (Wsnp).
3
In het meerjarig beleidskader staan de volgende beleidsdoelen waaraan de wijkteams in Landgraaf dienen bij te dragen (outcome):
behouden en vergroten van de eigen kracht, de zelfredzaamheid/zelfregie en het participatievermogen van de inwoners van Landgraaf; bevorderen van de inzet van sociale en informele netwerken bij ondersteuningsvragen c.q. –behoefte van inwoners van Landgraaf (sociale en maatschappelijke kracht); stimuleren en ondernemen van activiteiten die bijdragen aan vroegtijdige signalering en opvolging van problemen, vragen of signalen in het kader van preventie; geleidelijk aan een groter beroep doen op voorliggende en vernieuwende voorzieningen die goedkoper zijn dan de gespecialiseerde zorg, hulp en ondersteuning die een deel van de huidige cliënten c.q. klanten (nu nog) ontvangt en/of; geleidelijk aan verminderen van het onnodig beroep doen op maatwerkvoorzieningen c.q. geïndiceerde voorzieningen; bieden van beschermde vormen van wonen en opvang aan mensen die dat nodig hebben; zoveel mogelijk inwoners toeleiden naar (betaald) werk of een andere vorm van participatie; bevorderen dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien, het ontwikkelen van talenten en het bevorderen van participatie van, voor en door jeugdigen; signaleren van trends en ontwikkelingen met betrekking tot beleid en uitvoering inclusief transformatieopgave (o.a. infrastructuur, processen, instrumenten).
Ook dienen de wijkteams bij te dragen aan het lange termijn effect die de gemeente beoogd, namelijk (impact): “Landgraafse burgers – jong, oud, gezond en kwetsbaar – leven en participeren in de omgeving die zij verkiezen, met eigen regie over hun dagelijks leven zolang als zij dat zelf kunnen (Gemeente Landgraaf, 2014).“ Dit betekent voor het onderzoek dat het van belang is om data te verzamelen die inzicht geven in de vraag óf de wijkteams bijdragen aan de realisatie van bovenstaande beoogde beleidsdoelen en maatschappelijk effect en indien ja, in hoeverre ze daaraan bijdragen. Indien nee, waarom niet. Ook is het van belang inzichtelijk te maken welke factoren van invloed zijn op de resultaten van de wijkteams. Op basis van deze informatie kunnen de gemeente en andere belanghebbende organisaties en actoren besluiten om het beleid en/of de uitvoering bij te stellen. Verder dient het onderzoeksontwerp en -model te voldoen aan de volgende uitgangspunten: een duurzaam groeimodel dat uitgaat van een ideaalbeeld (waar willen naar toe); een ontwerp/model dat overdraagbaar is en lokaal kan worden ingebed; een ontwerp/model dat de gemeente en haar (potentiële) samenwerking- en ketenpartners zelf kunnen uitvoeren (op termijn). Bij het groeimodel wordt rekening gehouden met de gefaseerde koppeling c.q. integratie van de gemeentelijke uitvoeringstaken en de infrastructuur met betrekking tot Jeugdwet, Participatiewet (bijvoorbeeld positie/rol ISD BOL in relatie tot de wijkteams) Passend onderwijs en Wsnp.
4
De onderzoeksbehoefte- en vraag van de gemeente Landgraaf en haar partners zijn ambitieus en vernieuwend. De manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, is evenwel begrenst door de volgende factoren (Bamberger, Rugh, & Mabry, 2006): politiek: de rijksoverheid is op verschillende fronten en vanuit verschillende beleidsvelden en wet- en regelgeving bezig met nieuwe kaders en richtlijnen voor de verticale verantwoording van de taken die de gemeenten en de uitvoeringsorganisaties hebben binnen het sociale domein (o.a. beleidsinhoudelijk, juridisch, informatievoorziening/ICT). Deze ontwikkelingen lopen achter op de geïmplementeerde wetten in het kader van het sociale domein, maar beïnvloeden het onderzoeksontwerp en –model de komende jaren wel, in het bijzonder de uitwerking (bijvoorbeeld onderzoeksindicatoren); data: de huidige administratie- en registratiesystemen zijn nog niet geënt op outcomegericht werken. Bestaande systemen van zowel de gemeente als betrokken organisaties dienen geleidelijk te worden aangepast zodat de gewenste informatie kan worden vergaard. Dit betekent dat de eerste uitvoeringsperiode rekening dient te worden gehouden met de beperkte data die voor handen zijn de eerste jaren. Het betekent ook dat investering in aanpassing van administratie- en registratiesystemen; tijd: onderzoek doen vraagt om tijd van medewerkers van organisaties. Structurele onderzoeksactiviteiten in het dagelijks werk integreren, vereist evenzeer gewenning. De betrokken organisaties zijn bereid om te investeren in onderzoek, maar het mag de uitvoering niet domineren. Dit betekent onder andere dat goed moet worden gekeken naar de wijze waarop informatie kan worden vergaard en hoe er meer uit bestaande data kan worden gehaald (meer in samenhang met elkaar); geld: het onderzoek moet binnen een bepaald budget kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd. Het beschikbare budget bepaalt mede hoe het onderzoek kan worden gedaan en de keuzen omtrent de omvang en de aard van data die worden vergaard; deskundigheid/kennis: er is geen pasklaar antwoord of blauwdruk beschikbaar om innovatieve traject met een incrementeel karakter meerjarig te onderzoeken. Onderzoekers, nationaal en internationaal, staan voor een uitdaging en ze experimenteren met verschillende vormen van (evaluatief) onderzoek (M. Quinn Patton, 2015). Uitdaging is bovendien dat de vergaarde kennis overdraagbaar moet zijn zodat de gemeente en haar partners na verloop van tijd in staat zijn het onderzoek zelfstandig voort te zetten en door te ontwikkelen zonder verlies van kwaliteit, vergelijkbaarheid, continuïteit, betrouwbaarheid de validiteit van de onderzoeksresultaten. Bovenstaande beperkingen onderschrijven dat een groeimodel nodig is waarbij jaarlijks wordt gekeken naar de ervaringen die zijn opgedaan, de verzamelde data naar de planning voor het volgende (onderzoeks)jaar: wat en hoe ontwikkelen we het onderzoek door op basis van de mogelijkheden/middelen die er zijn? Hierover meer in de hoofdstukken 5 t/m 12. Eerst wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan op de doelen en de doelgroepen van het onderzoek.
4.
DOEL EN DOELGROEP
De doelen en de doelgroepen van het onderzoek vloeien voort uit de lokale context en het meerjarig sociaal beleidskader. De doelen zijn gericht op wat de gemeente en haar partners willen bereiken met het onderzoek. De doelgroep is gericht op de organisaties
5
en personen die belang hebben bij de uitvoering van het onderzoek en de onderzoeksresultaten. Het werken met wijkteams is relatief nieuw in de gemeente Landgraaf. Vorig jaar is een pilot uitgevoerd. In 2015 is het concept uitgerold naar de andere twee kernen. In totaal zijn er drie wijkteams die zijn gehuisvest in wijkpunten. In Nieuwenhagen is tevens een spreekuurmogelijkheid voor de inwoners gecreëerd in de Harmoniezaal. De gemeente en haar partners investeren fors in de wijkteams. Deze teams hebben niet alleen de opdracht om hulpvragen en signalen op het sociale domein op te pakken, maar ook om de wijze waarop de toegang tot voorzieningen is georganiseerd en de bijbehorende denken werkwijze te transformeren. De gemeente wil in samenspraak met samenwerkingsen ketenpartners de wijkteams de komende jaren volgen en kijken naar wat de wijkteams opleveren, in hoeverre ze in staat zijn om te kantelen en welke bijdrage zij leveren aan de realisatie van het gemeentelijke beleid op sociaal domein. Op basis van de praktijkervaring en de onderzoeksresultaten wil de gemeente het concept van de wijkteams bijstellen en eventueel haar sociaal beleid en de wijze waarop dat wordt uitgevoerd, aanpassen. De doelen van het onderzoek zijn als volgt geformuleerd: data generen voor horizontale en verticale verantwoording; resultaten in termen van output, outcome en impact (‘opbrengsten’) in beeld brengen; transparantie bevorderen ten aanzien van de gepleegde investeringen in relatie tot de opbrengsten; bouwstenen aanleveren voor de doorontwikkeling van de wijkteams, het beleid en de uitvoering binnen het sociale domein (SWOT1). Meer in concreto dient het meerjarige onderzoek de volgende gegevens op te leveren: inzicht in de contextuele factoren op basis waarvan de lokale data kan worden geïnterpreteerd en geanalyseerd en de resultaten (output, outcome en impact) verklaard; inzicht in de aard en de omvang van verschillende groepen kwetsbare en actieve burgers en hun hulp- en ondersteuningsvragen; inzicht in resultaten die voortvloeien uit de ondersteuningsplannen en –trajecten voor zowel de cliënt en zijn omgeving als de gemeente en haar samenwerking- en ketenpartners; inzicht in voorwaarden die nodig zijn voor cliënten en hun sociale netwerken alsmede voor professionals om de beoogde beleidsdoelen en maatschappelijke effect te verwezenlijken; inzicht in factoren die van invloed kunnen zijn op het proces, de resultaten en de cliënt en zijn omgeving en de professionals (wijkteams, schil van samenwerkings- en ketenpartners); inzicht in de korte, middellange en lange termijn beleidsdoelen en effecten (maatschappelijk, organisatorisch, financieel); zicht op de voortgang van de wijkteams en wat wel of niet werkt; zicht op tussentijds veranderingen ten aanzien van de wijkteams en verklaren; zicht op de tevredenheid van cliënten en betrokken personen uit het sociale netwerk en eventueel ook van de samenwerkings- en ketenpartners.
1
SWOT staat voor strengths (sterke punten), weaknessess (zwakke punten), opportunities (kansen) en threats (bedreigingen).
6
De primaire doelgroep van het onderzoek zijn de organisaties die een actieve rol vervullen bij de (door)ontwikkeling van de wijkteams in Landgraaf, te weten: de gemeente en de samenwerking- en ketenpartners. Daarnaast behoren de inwoners van Landgraaf en de samenwerking- en ketenpartners tot de doelgroep. Zij hebben belang bij de (door)ontwikkeling van de wijkteams en ondervinden de gevolgen van de wijkteams zowel in positieve als negatieve zin (outcome, impact). Tot slot, zijn er andere organisaties en actoren die geïnteresseerd kunnen zijn in het onderzoek en de resultaten: bijvoorbeeld andere gemeenten, onderzoek- en kennisinstituten, studenten en media. De doelen en primaire doelgroep worden in de volgende hoofdstukken uitgewerkt.
5.
ONDERZOEKSMODEL
Eerder is aangegeven dat de gemeente en haar partners willen toegroeien naar een onderzoeksontwerp dat duurzaam is en dat ingebed kan worden in reguliere werkprocessen en (administratie en registratie)systemen. Ook is opgemerkt dat ze meer outcomegerichte gegevens wensen te verzamelen. Echter, wat is outcome en welke betekenis geef je aan meer outcomegerichte gegevens? De subwerkgroep ITT heeft zich over deze vragen gebogen en de uitkomsten zijn in dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk verwerkt. In het onderzoeksmodel wordt vooral beschreven wat de gemeente en haar partners willen onderzoeken en waarom. Het onderzoeksmodel is een belangrijke voorwaarde om (middel)lange termijn effecten in beeld te brengen en structurele inbedding van onderzoeksactiviteiten lokaal mogelijk te maken. De omgeving waarin de wijkteams opereren, blijft namelijk de komende jaren turbulent. Dit geldt dus ook voor het doen van onderzoek. Het onderzoeksmodel biedt handvatten om de manier waarop relevante data worden verzameld aan de tand des tijds aan te passen en tegelijkertijd om de samenhang tussen de onderdelen te bewaken, alsook om bepaalde data vergelijkbaar te houden. Op deze wijze is het mogelijk om, op termijn, trends en ontwikkelingen uit de data te genereren. Het onderzoeksmodel vormt met andere woorden het kader van het onderzoek en het biedt de mogelijkheid om daarbinnen de onderzoeksmethode, -instrumenten en –indicatoren tussentijds bij te stellen zonder de essentie van de dataverzameling uit het oog te verliezen. Het onderzoeksmodel voor de wijkteams in Landgraaf wordt hieronder eerst toegelicht en vervolgens gevisualiseerd. Waar draait het uiteindelijk allemaal om als gekeken wordt naar alle lokale, regionale en landelijke beleidsdocumenten? De burger komt in alle stukken aan bod en lijkt centraal te staan. De burger is een mens en mens zijn wij allemaal. Of het nu een persoon betreft of een groep personen. Hij, zij, ze ofwel wij allemaal hebben op enig moment in ons leven ondersteuning nodig en/of kunnen onze medemens helpen. De vragen of problemen die spelen, kunnen betrekking hebben op één leef- c.q. levensdomein of meerdere domeinen. Ook dienen de voorwaarden die nodig zijn om iemand anders te kunnen helpen, te worden ingevuld. Het streven is om drempels te slechten die eigen regie/zelfredzaamheid en participatie in de weg staan. Daarom wordt in het onderzoeksmodel de mens centraal gezet. Dit geldt ook voor de actieve burger die mogelijk (tijdelijke) ondersteuning nodig heeft om zijn of haar werk te kunnen doen of voort te kunnen zetten. De data die op individueel en collectief niveau kunnen worden gegeneerd en geanalyseerd staan dan ook centraal in de uitwerking van het voorliggend onderzoeksmodel.
7
De wijkteams in Landgraaf hebben, zoals eerder aangegeven, tot taak om de signalen of de vragen te verhelderen en op te volgen. Dit proces mondt uit onderzoeksrapportages of –verslagen, eventuele adviezen van specialisten en integrale (ondersteunings)plannen. Uit de plannen blijkt wat iemand zelf kan doen, wat zijn omgeving kan doen en wat er aan informele en/of professionele hulp, zorg en ondersteuning nodig is (voorliggende, algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen). De gemeente heeft de taak haar werk te verantwoorden. De wijkteams kunnen daaraan bijdragen door de individuele ondersteuningstrajecten te volgen, te evalueren en de klanttevredenheid te toetsen. De laatste twee zaken maken deel uit van de nazorgfase van de wijkteams (zie ook bijlage 5). Dit betekent dat de wijkteams relevante ‘mensgerelateerde’ gegevens verzamelen (output). Uit deze data is af te leiden of de wijkteams bijdragen aan de eerder genoemde beleidsdoelen en lange termijn effect (outcome en impact). De kernactiviteiten van de wijkteams zijn vervat in werkprocessen. Sommige processen volgen elkaar op en anderen lopen parallel. In het kader van het kwalitatief onderzoek dat eind 2014/begin 2015 is uitgevoerd (Wmo-werkplaats Zuyd, 2015) zijn deze processen vervat in een schema dat het primaire proces wordt genoemd. Dit schema is in bijlage 5 opgenomen. Dit proces kan van invloed zijn op het functioneren van de wijkteams en hun resultaten, alsmede de resultaten van de (ondersteunings)plannen die worden uitgevoerd en eventueel tussentijds bijgesteld (output, outcome en impact). Dit geldt ook voor de manier waarop het primaire proces wordt uitgevoerd (o.a. werkwijze, methoden en instrumenten). Daarom wordt het primaire proces meegenomen in het onderzoek (throughput en input). De wijkteams hebben impact op de cliënt en zijn omgeving door op een andere wijze de toegang te organiseren en door anders te denken en te werken. Echter, de wijkteams worden op hun beurt beïnvloed door tal van factoren die effect hebben op de resultaten voor de korte en de (middel)lange termijn. Deze factoren worden in de program-theorymodel mediators en contextuele variabelen genoemd. Sommige factoren zijn stuurbaar. Denk daarbij aan aspecten van organisatie, inrichting en uitvoering (design, throughput). Andere factoren zijn niet of moeilijk stuurbaar en kunnen leiden tot kansen of bedreigen voor betrokken organisaties en overige belanghebbenden(contextuele variabelen). Bijvoorbeeld macro ontwikkelingen zoals vergrijzing en ontgroening van de bevolking. Kortom, de wijkteams maken deel uit van een open systeem waarbij de wijkteams en hun omgeving elkaar beïnvloeden. Daarom wordt in dit onderzoeksmodel gebruik gemaakt van de systeemtheorie (Richardson, 2010) en de verandertheorie (Huey T. Chen, 2005), alsmede het program-theory-model (Bamberger, Rugh, & Mabry, 2006) en de kwaliteitscirkel van Deming (1948). De systeemtheorie maakt het mogelijk om relaties tussen onderdelen/entiteiten aan te geven. De verandertheorie is van toepassing omdat de gemeente en haar samenwerking- en ketenpartners beogen met de verandering van de toegang tot voorzieningen in de vorm van de wijkteams, strategische en tactische beleidsdoelen (outcome, impact) te realiseren en daarmee ook het beoogde transformatieproces te realiseren. Het transformatieproces staat in het teken van een shift in systemen waarbij de burger c.q. de samenleving meer verantwoordelijkheid neemt, de (lokale) overheid meer een vangnetpositie inneemt, hetgeen ook gevolgen heeft voor het werkveld dat in opdracht van de overheid burgers ondersteunt. De verandertheorie maakt het dus mogelijk in zicht te krijgen op of en indien ja, waarom de wijkteams aan de beoogde (transformatie)doelen en het maatschappelijke effect bijdragen. De modellen ondersteunen bij de hoe-vraag: hoe wordt de implementatie en de uitrol van de wijkteams georganiseerd en hoe spelen contextuele variabelen daarbij een rol? Het proces, de middelen en contextuele variabelen dienen daarbij de beoogde Kanteling c.q. verandering te versterken.
8
Anders gezegd, uit de onderzoeksresultaten moet blijken of de visie en de ambitie van de gemeente en haar partners die onder meer in het meerjarig sociaal beleidsplan (Gemeente Landgraaf, 2014) en het projectplan van de pilot ‘Pilot Integrale Toegang Sociaal Domein Landgraaf’ (Gemeente Landgraaf, 2013) zijn verwoord, haalbaar en uitvoerbaar is. De theorieën en modellen helpen hierbij om de relatie en de samenhang tussen de wijkteams en hun omgeving meer transparant te krijgen en om korte termijn en (middel)lange termijn effecten te meten. Het onderzoeksmodel sluit aan op de manier waarop in Landgraaf beleid wordt ontwikkeld en uitgevoerd. Het is een cyclisch evolutieproces dat stap-voor-stap wordt vormgegeven. Dit wordt ook wel een incrementeel proces genoemd. Daarom is het onderzoeksmodel niet lineair geschetst maar cyclisch en wordt de doorontwikkeling van het onderzoeksontwerp en –model expliciet in het model genoemd (evolve/change). Het onderzoeksmodel kan als volgt worden gevisualiseerd:
In bijlage 1 worden de kernbegrippen in bovenstaand schema toegelicht. Hierbij wordt opgemerkt dat bij het bolletje ‘output, outcome en impact’ ‘sustainability’ kan worden toegevoegd. Onder sustainability worden verstaan de voordelen/effecten die zich voordoen nadat een (ondersteunings)traject is beëindigd of wanneer het transformatieproces van de wijkteams is afgerond. In de praktijk wordt ook wel van een dominosteeneffect of rimpeleffect gesproken. In het onderzoeksmodel is dit onderdeel – hoewel een zeer goed item om duurzaamheid verder te bevorderen – niet meegenomen. De reden is dat dit onderdeel van het model vereist dat de respondenten enkele jaren worden gevolgd. Dit voert te ver voor de komende drie á vier jaar als gekeken wordt naar de onderzoeksdoelen en de onderzoeksbehoefte van de gemeente en haar partners. Het is wel mogelijk om in het kader van het groeimodel dit onderdeel op een later moment alsnog toe te voegen aan het onderzoeksmodel.
9
6.
UITWERKING MODEL
In het vorige hoofdstuk is het algemene onderzoekskader geschetst. In dit hoofdstuk wordt concreter ingegaan op ‘wat’ de gemeente Landgraaf en haar partners wensen te onderzoeken en waarom. De vragen zijn vertaald naar onderzoeksthema’s. Deze thema’s omhelzen tevens de operationele onderzoeksdoelen. Met andere woorden welke soort informatie moet het onderzoek de komende jaren opleveren. Het onderzoeksmodel is gebaseerd op het program-theory-model en bestaat grofweg uit zes onderdelen met inbegrip van beïnvloedingsfactoren. In de tabel wordt uitgegaan van de actuele situatie. Deze situatie houdt in dat de transitie van het sociale domein recent is geëffectueerd. Tevens is er een start gemaakt met het transformatieproces dat moet leiden tot de kanteling van organisaties/systemen en de wijze waarop professionals, vrijwilligers en burgers maatschappelijke of sociale vraagstukken zien, beleven en aanpakken (anders denken en werken). De actuele situatie bepaalt mede de informatiebehoefte die hieronder in termen van vragen en thema’s is verwoord. Deze behoefte kan in het kader van het groeimodel op basis van de praktijkervaring en de onderzoeksresultaten de komende jaren wijzigen. Bij de onderzoeksvragen is rekening gehouden met de meest wezenlijke groepen belanghebbenden die direct te maken hebben met de wijkteams in Landgraaf, te weten: burgers, gemeente en samenwerkings- en ketenpartners. Onderzoeksonderdeel
Wie wil wat weten
Onderzoeksthema’s
1. Mens De burger staat centraal in het model. Zowel voor wat betreft de mensen die ondersteuning nodig hebben als de mensen die ondersteuning kunnen bieden (sociaal en/of informeel netwerk).
Burger: Wordt mijn vraag beantwoord of mijn probleem opgelost (kwetsbare burger)? Ben ik tevreden over de manier waarop ik ben behandeld en over de resultaten? Ben ik in staat als vrijwilliger of mantelzorger om ondersteuning (te blijven) bieden aan iemand (actieve burger)? Indien ja, wat wel (of niet)? Indien niet, waarom niet?
De individuele trajecten en plannen kunnen relevante onderzoeksdata opleveren voor analyses met betrekking tot beleid, uitvoering, bedrijfsvoering, financiën en overige randvoorwaarden.
Gemeente: Wordt de kwetsbare burger adequaat geholpen en neemt zijn of haar kwaliteit van leven toe, of stabiliseert deze dan wel gaat achteruit? M.a.w. is zijn vraag beantwoord of probleem opgelost? Draagt het ondersteuningstraject en -plan daaraan bij of niet? Indien ja of nee, waarom wel of niet? Is hij of zij tevreden over het plan en het traject? Behoeft hij of zij na het ondersteuningstraject nog hulp, steun en/of zorg? In hoeverre kunnen we iemand aanspreken op zijn of haar eigen kracht? In hoeverre speelt de beperking hierbij een rol?
A. Inzicht in aard en omvang van verschillende groepen kwetsbare burgers inclusief early warning signs en (actieve) inwoners (o.a. geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, samenstelling huishouden, inkomen, opleiding, woonplaats/kern, aandoening). B. Inzicht in hulp- en ondersteuningsvragen (kwetsbare) burgers (aard, omvang). C. Inzicht in resultaten van een ondersteuningstraject (zie output, outcome, impact). D. Meer en beter inzicht in de randvoorwaarden voor het transformatieproces en –opgave op individueel en collectief niveau (zie design, throughput, output). E. Inzicht in (en evt. de mate waarin) factoren die het functioneren van de burgers, de wijkteams en/of de samenwerking- en ketenpartners kunnen bevorderen of belemmeren, alsmede de resultaten die uit de ondernomen activiteiten en gepleegde investeringen (output en outcome) voortvloeien (zie mediators en contextuele variabelen).
10
Onderzoeksonderdeel
Wie wil wat weten
Onderzoeksthema’s
In hoeverre kunnen we ook een beroep doen op het sociale of informele netwerk? Wat is daarvoor nodig? Belasten we deze netwerken van mantelzorgers en vrijwilligers niet te veel? Indien ja, wat zijn mogelijke gevolgen daarvan? Samenwerkings- en ketenpartners: Draagt mijn expertise bij aan het leveren van adequate ondersteuning aan kwetsbare/actieve burgers in Landgraaf? (in wijkteam en/of middels arrangementen/ maatwerkvoorzieningen gekoppeld aan plannen) Zijn de benodigde voorwaarden hiervoor aanwezig? Zijn er factoren die de effectiviteit van het product, dienst, activiteit en/of voorziening beïnvloeden? Indien ja, positief of negatief en waarom? 2. Design Het design is het sociale wijkteam en de wijze waarop dit team is ingericht, uitgevoerd en aangestuurd.
Burger: Wie kan mij helpen? Waar en wanneer kan ik ergens terecht? Gemeente: Hoe zorg ik dat mensen weten bij wie ze waar terecht kunnen? Hoe zorg ik dat mensen niet tussen het wal en het schip vallen? Hoe richt ik de wijkteams zo efficiënt en zo effectief mogelijk in? M.a.w. is het aannemelijk dat met de wijze waarop de wijkteams nu zijn georganiseerd, ingericht en de wijze waarop ze hun werk uitvoeren, ze zullen bijdragen aan de realisatie van de beleidsdoelen en beoogde lange termijn effect? Indien niet, waarom niet? Hoe zorg ik voor een goede koppeling met de Participatiewet en de Jeugdwet?
A. Zicht op de kenmerken van de wijkteams (bijv. opgave, inrichting/uitvoering, vormgeving, aansturing, competenties, werkdisciplines/ interventies en financiering) en de samenwerkingsc.q. ketenschil erom heen. B. Zicht op andere voorbeelden in het land.
Samenwerking- en ketenpartners: Wie doet wat, wanneer en hoe? Hoe borg is de inhoudelijke deskundigheid in de wijkteams? Hoe borg ik de verbinding van de wijkteams met de moederorganisatie en haar aanbod (arrangementen/maatwerkvoorziening)? Hoe borg ik de werkdruk (ureninzet) van medewerkers die deelnemen aan het wijkteam? Hoe borg ik een goede samenwerking en afstemming met andere organisaties (vrijwilligers, professionals) die deel uitmaken van de samenwerking- c.q. ketenschil? Wat is hiervoor nodig?
11
Onderzoeksonderdeel
Wie wil wat weten
Onderzoeksthema’s
3. Throughput Throughpunt is het proces dat wordt doorlopen om de beoogde doelen en resultaten (output) te verwezenlijken. Het bestaat uit de onderdelen ‘input’ en ‘implementatieproces/activiteiten’. Input zijn de middelen die nodig zijn voor het proces en de activiteiten (bijv. geld, menskracht, ICT, training). Het implementatieproces is de gekozen strategie en aanpak uitmondend in concrete activiteiten en interventies die organisaties en actoren inzetten.
Burger: Wat kan ik zelf inzetten? Kan iemand uit mijn omgeving mij helpen/ondersteunen bij mijn traject? Boor ik het informele netwerk aan of vraag ik daarvoor hulp? Welke afspraken kan ik maken? Werkt het traject en waarom wel/niet? Moet ik tussentijds bijstellen?
A.
4. Output Output is de direct tastbare resultaten van activiteiten. Deze uitkomsten geven zicht op of de vooraf beoogde operationele doelen en resultaten daadwerkelijk zijn behaald middels de throughput/input en waarom.
Samenwerking- en ketenpartners: Welke middelen zet ik in om ervoor te zorgen dat mijn medewerker(s) in de wijkteams adequaat kunnen functioneren? (input, proces) Welke middelen zet ik in om ervoor te zorgen dat de wijkteams optimaal functioneren? (input, proces) Met wie kan/moet ik samenwerken om de beoogde doelen, resultaten en effecten te realiseren? Welke afspraken moet ik hierover maken? Wat loopt goed en wat loopt fout en waarom? Wat kan ik doen als zaken niet goed lopen? Wat stel ik bij?
Inzicht in beoogde individuele (ondersteunings)trajecten en –plannen, alsmede de voortgang van de uitvoering van de plannen. B. Inzicht in de mate waarin een beroep gedaan kan worden op de eigen kracht, het sociale netwerk en/of het informele netwerk. C. Inzicht in (kenmerken van) het proces/de aanpak van de wijkteams, de gemeente en de samenwerking- en ketenpartners. D. Inzicht in beoogde en gerealiseerde activiteiten/interventies die binnen het wijkteam worden ondernomen en welke activiteiten/interventies binnen de schil worden opgepakt (t.b.v. onderzoek wijkteam of t.b.v. arrangementen/maatwerkvoorzieningen). E. Inzicht in de voortgang de wijkteams, gemeente en betrokken samenwerking- en ketenpartners (bijv. opdracht, activiteiten, afspraken, instrumenten). F. Inzicht in wat goed loopt en wat niet. De oplossingen voor problemen en tussentijdse veranderingen zowel binnen de individuele trajecten van (kwetsbare) burgers, als binnen het samenwerking- en ketenverband en binnen de gemeente. G. Zicht op beoogde en gerealiseerde inzet van middelen (aard en omvang). H. Inzicht in beoogde en gerealiseerde overige voorwaarden die worden ingevuld door betrokkenen (o.a. veiligheid).
Burger: Ben ik mijn afspraken nagekomen? Heb ik mijn doelen binnen de afgesproken periode gerealiseerd en waarom wel/niet? Waartoe hebben mijn inspanningen c.q. activiteiten geleid? Heb ik mijn sociaal netwerk voldoende of te veel aangesproken? Is mijn sociaal netwerk haar afspraken nagekomen en waarom wel/niet? Wat is goed gegaan en wat is fout gegaan en waarom? Wat heb ik gedaan om de dingen die fout gingen op te lossen? Ben ik tevreden over de uitkomst en het doorlopen traject?
A. Inzicht in geboekte resultaten individuele (ondersteunings)traject en plannen (bijv. gerealiseerde doelen, afspraken, activiteiten, investeringen). B. Inzicht in de geboekte resultaten van de wijkteams, de gemeente en de samenwerkingen ketenpartners (bijv. gerealiseerde doelen, afspraken, activiteiten/interventies, bereik). Bijvoorbeeld mate van doelrealisatie, afsprakenrealisatie, mate van reguliere beëindiging van een ondersteuningstraject.
Gemeente: Welke middelen moet ik inzetten om drie wijkteams operationeel te hebben? Ben ik daartoe bereid en in staat? Welke andere voorwaarden dienen te worden ingevuld? M.a.w. hoe zorg ik dat de wijkteams efficiënt en effectief kunnen functioneren? Met wie kan/moet ik samenwerken om de beoogde doelen, resultaten en effecten te realiseren? Welke afspraken moet ik hierover maken? Wat loopt goed en wat loopt fout en waarom? (incl. contracten/overeenkomsten, instrumenten) Wat kan ik doen als zaken niet goed lopen? Wat stel ik bij?
12
Onderzoeksonderdeel
Wie wil wat weten
Onderzoeksthema’s
Zijn er gevolgen (positief, negatief) die ik niet verwachtte? Bijvoorbeeld dat er toch mensen tussen de mazen van de wet(ten) zijn gevallen?
C. Mate van cliënttevredenheid, alsmede mate van tevredenheid bij gemeente (ambtelijk, bestuurlijk) en samenwerking- en ketenpartners (formeel, informeel) D. Inzicht in aard en omvang van samenwerking/afstemming tussen organisaties (bijv. doorverwijzingen over-en-weer). E. Inzicht in de gepleegde investeringen door betrokkenen (bestede tijd, middelen). F. Inzicht in niet beoogde gevolgen voor betrokken organisaties en actoren (output).
Gemeente/samenwerking- en ketenpartners: Hebben de wijkteams hun kerntaken kunnen uitvoeren en waarom wel/niet? Hebben de wijkteams iedereen kunnen helpen en ondersteunen? Waarom wel/niet en indien niet wie niet? Ben ik mijn afspraken nagekomen en waarom wel/niet? Welke concrete resultaten zijn geboekt (output)? Wat zijn de gevolgen van deelname aan de wijkteams? (positief, negatief) Wat zijn mogelijke gevolgen van de keuzen die ik heb gemaakt m.b.t. de organisatie, de inrichting en de uitvoering van de wijkteams? (positief, negatief) Wat is goed gegaan en wat is fout gegaan en waarom? Wat heb ik gedaan om de dingen die fout gingen op te lossen? Ben ik tevreden over de uitkomst en het doorlopen traject? Zijn er gevolgen (positief, negatief) die ik niet verwachtte? Bijvoorbeeld dat er toch mensen tussen de mazen van de wet(ten) zijn gevallen? Was de werkdruk te hoog waardoor medewerkers zijn uitgevallen? 5. Outcome en impact Outcome zijn de korte en middellange termijneffecten en deze zijn veelal aan tactische doelen gekoppeld. Het verschil tussen outcome en input geeft inzicht in het maatschappelijk rendement. Samen met impact geeft outcome inzicht of de lange termijn visie met onderliggende veronderstellingen over de transformatiegedachte en – opgave realistisch waren of niet. Impact gaat in op de lange
Burger: is mijn situatie, leven en/of functioneren gestabiliseerd, vooruit- of achteruitgegaan? Kan ik zelfstandig verder met mijn leven of heb ik nog hulp, ondersteuning of zorg nodig? Indien ja, waarom en van wie? Ben ik in staat om als mantelzorger of vrijwilliger nog de steun te bieden die nodig of gewenst is? Wat is daarvoor nodig? Gemeente: Dragen de resultaten bij aan de beoogde doelen en effecten (outcome)? Realiseer ik ze en waarom wel/niet? Leiden de uitkomsten tot bijstelling van beleid, uitvoering, bedrijfsvoering, financiën en/of overige randvoorwaardelijke zaken? Leiden de uitkomsten tot bijstelling van de wijze waarop het onderzoeksontwerp is uitgewerkt en wordt uitgevoerd? Wat is het maatschappelijk rendement?
A. Inzicht de gerealiseerde effecten c.q. de gevolgen van de individuele (ondersteunings)trajecten en – plannen (beoogd en niet beoogd). B. Inzicht in de gerealiseerde effecten c.q. de gevolgen van de gepleegde inspanningen (throughput, input) van de wijkteams, de gemeente en samenwerking- en ketenpartners, als dan niet beoogd (strategische doelen en beoogd maatschappelijk effect). C. Inzicht in het overall maatschappelijk rendement (maatschappelijk, organisatorisch, financieel).
13
Onderzoeksonderdeel
Wie wil wat weten
termijn effecten en zijn veelal aan strategische doelen gekoppeld.
Samenwerking- en ketenpartners: Draag ik voldoende bij aan de beoogde doelen en effecten en waarom wel/niet? Leiden de uitkomsten tot bijstelling van mijn organisatiebeleid, de wijze waarop ik mijn opdracht/opgave uitvoer en contracten/overeenkomsten afsluit? Draag ik bij aan het maatschappelijk rendement?
6. Mediators en contextuele variabelen Mediatoren zijn interveniërende factoren die van invloed kunnen zijn op het functioneren van – in dit geval – de wijkteams. Het zijn ook factoren die in bepaalde mate beïnvloedbaar zijn c.q. stuurbaar.
Burger: Zijn er factoren die mijn functioneren en individueel (ondersteunings)traject en –plan beïnvloeden? (positief, negatief)? Welke factoren kan in beïnvloeden en welke niet?
Contextuele factoren zijn veelal niet beïnvloedbaar c.q. stuurbaar. Ze bieden kansen of bedreigingen voor de wijkteams om hun dagelijkse werk en transformatieopgave al dan niet te realiseren. Dit geldt ook voor overige betrokken partijen en actoren.
Gemeente/samenwerking- en ketenpartners: Zijn er factoren die het functioneren van de wijkteams beïnvloeden? (positief, negatief)? Zijn er factoren die de samenwerking/afstemming beïnvloeden? (positief/negatief) Welke factoren kan in beïnvloeden en welke niet?
Onderzoeksthema’s
A. Inzicht in en de mate waarin factoren het functioneren/voortgang van kwetsbare burgers beïnvloeden (positief, negatief), waaronder aandoening c.q. beperking, de kwaliteit/kwantiteit m.b.t. eigen kracht, sociaal netwerk en informeel netwerk. B. Inzicht in en de mate waarin factoren die het functioneren/voortgang van de wijkteams en de samenwerkings- c.q. ketenschil beïnvloeden (positief of negatief). Bijvoorbeeld kwaliteit, toegankelijkheid, bereidheid en capaciteit van de voorzieningen, diensten, producten, activiteiten organisaties, deskundigheid van professionals. C. Inzicht in verbetering/aanpassing van mediators voor zowel individuele (ondersteunings)trajecten die vervolg krijgen, evenals de organisatie, de inrichting en de uitvoering van de wijkteams en de schil eromheen. M.a.w. verbeter- en doorontwikkelpunten. D. Inzicht in trends/ontwikkelingen die kansen of bedreigen vormen voor zowel burgers, gemeente en samenwerking- en ketenpartners.
14
De vragen en onderzoekthema’s zijn in de bijlagen 3 en 4 vertaald naar determinanten (onderwerpen) en onderzoeksindicatoren. Deze bijlagen sluiten aan op het onderzoeksmodel en de onderdelen van het program-theory model (Bamberger, Rugh, & Mabry, 2006). Ze schetsen een vertrekpunt en geen eindpunt. De bijlagen geven een brede scope van mogelijkheden hoe (bestaande) data kan worden benut, geïnterpreteerd en geanalyseerd. Op verzoek van de subwerkgroep ITT (d.d. 19 mei 2015) zijn de determinanten en de indicatoren verdeeld over twee overzichten. Bijlage 3 is gericht op de data die inzicht geven in diverse aspecten die met de wijkteams te maken hebben, waaronder: de resultaten (output) en de effecten (outcome en impact) van burgers die tot de (potentiële) doelgroep van de wijkteams behoren, ook wel cliënten genoemd (microniveau); de resultaten en effecten van de wijkteams zelf en de partners in de samenwerkingen ketenschil dat om de wijkteams heen is georganiseerd; diverse procesonderdelen en middelen die worden ingezet om ervoor te zorgen dat de wijkteams hun werk kunnen doen en de burgers worden ondersteund in hun vraag en het kantelingsproces (mesoniveau). Om bovenstaande gegevens te kunnen interpreteren en analyseren, is het van belang dat de onderzoeksresultaten in een breder kader worden geplaatst. Pas als ze in een context worden gesitueerd en vergeleken met andere kwalitatieve en kwantitatieve data, kunnen de gegevens op micro- en mesoniveau worden verklaard en gewogen (goed of slecht, positief of negatief). Dit breder kader komt in bijlage 4 aan bod. Het is geen uitputtende lijst van thema’s, determinanten en indicatoren, maar het schetst een beeld van contextuele variabelen waaraan de gemeente en haar partners kunnen denken bij de vergelijking en de interpretatie van de lokale onderzoeksresultaten. De onderzoeksindicatoren in bijlagen 3 en 4 worden betrokken bij de uitwerking van de monitor, de evaluatie en het klant-of cliënttevredenheidsonderzoek. Deze uitwerking komt in deel 2 aan bod. Deel 2 is gericht op de uitvoering van het onderzoek (zie hoofdstuk 9).
7.
ONDERZOEKSMETHODE EN –INSTRUMENTEN
In het vorige hoofdstuk is ingegaan op ‘wat’ de gemeente en haar samenwerking- en ketenpartners willen weten. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gewenste informatie wordt verkregen. Het is de bedoeling om kwalitatieve en kwantitatieve data te generen over meerdere jaren. Met andere woorden longitudinaal onderzoek. Waarnemingen of metingen worden bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald (pre en post). Bovendien worden specifieke data over meerdere jaren gegenereerd en vergeleken opdat beoogde en niet beoogde effecten in kaart kunnen worden gebracht. Er is ook sprake van participatief onderzoek omdat diverse organisaties en personen een actieve rol vervullen in het onderzoekstraject: van ontwikkeling tot en met de uitvoering (zie ook hoofdstuk 9). Reden hiervoor is om te komen tot een onderzoek dat haalbaar en uitvoerbaar is en waarvoor draagvlak is. Verder is er sprake van adaptive evaluation, ook wel developmental evaluatie genoemd. Deze vorm van evaluatie maakt het mogelijk
15
om innovatieve en adaptieve processen en ontwikkelingen in complexe dynamische omgeving te onderzoeken (M. Quinn Patton, 2015) en het sluit aan op de stap-voorstapbenadering van de gemeente en haar partners. Om de informatiebehoefte en de onderzoeksdoelen te kunnen verwezenlijken, is een combinatie van onderzoeksvormen nodig, te weten: een monitor(ing), een klant- ofwel cliënttevredenheidsonderzoek en een evaluatie. De monitor is een vorm van procesevaluatie en de andere twee vormen maken deel uit van een effectevaluatie. De onderzoeksvormen worden hieronder nader toegelicht. Monitor Toelichting en doelen
Frequentie Respondenten
Niveau
Relevante onderzoekthema’s / determinanten
De monitor is gericht op het structureel observeren en registeren van activiteiten die uit een programma, project of interventie voortvloeien. Het is ook gericht op het periodiek interpreteren van de vergaarde data: zijn we nog op de goede we? Moeten we bijsturen? Hebben zich onverwachte zaken voorgedaan? M.a.w. het routinematig verzamelen van informatie die voortvloeit uit alle aspecten die in dit geval te maken hebben met de wijkteams in Landgraaf. Het doel in Landgraaf is de voortgang van de wijkteams volgen ten behoeve van tussentijdse kleine bijstellingen ten aanzien van het concept, de uitvoering en/of eventuele voorwaarden (throughput, output). Het doel is ook om input aanleveren voor evaluatieonderzoek. Het betreft een continu proces ingebed in het reguliere werk van de wijkteams. De wijkteams zijn de respondenten. Zij registeren gegevens met betrekking tot het primaire proces dat ze doorlopen, alsook de ervaringen met betrekking tot het proces en de uitvoering. De monitor is gericht op microniveau (mens). De gegevens op dit niveau kunnen worden geabstraheerd naar mesoniveau voor analyse (throughput, output, outcome, impact). Aard en omvang van binnengekomen signalen/meldingen. Aard en omvang van de doelgroep die gebruik maakt van de wijkteams, alsmede hun hulpvraag. Aantal en resultaten van individuele (ondersteunings)trajecten en –plannen van cliënten zowel (pre en post): vanaf keukentafelgesprek/onderzoek t/m nazorg. Dus begin- en eindsituatie van cliënt met betrekking tot de zelfregie, zelfredzaamheid en het participatievermogen, visie op eigen functioneren en zicht op eindresultaat (stabilisatie/behoud, vooruitgang of achteruitgang). Aard en mate waarin eigen kracht, sociale en/of maatschappelijke kracht worden ingezet bij (ondersteunings)trajecten en -plannen. Aard en mate waarin (voorliggende) algemene voorzieningen worden ingezet bij (ondersteunings)trajecten en -plannen. Aard en omvang van inzet van maatwerkvoorzieningen gemeente (en/of van andere maatwerkvoorzieningen). Ervaringen en resultaten met betrekking tot diverse uitvoeringen samenwerkingsaspecten (doorverwijzing over-en-weer) in relatie tot (ondersteunings)trajecten en -plannen. Voortgang van uitvoering van primair proces van wijkteams. Inventarisatie van veranderingen die tussentijds worden doorgevoerd (bijv. organisatie, aansturing, facilitering, primair
16
proces, activiteiten, methoden en instrumenten).
Instrumenten / infobronnen
Bovenstaande thema’s/determinanten zijn in bijlage 3 vertaald naar output- en outcome/impactindicatoren. De gemeente gebruikt het GWS4all voor haar administratie en registratie van diverse gegevens. Dit systeem is en wordt geleidelijk aan uitgebouwd om relevante beleids-, bedrijfs- en financiële gegevens te verzamelen en bij te houden. De gemeente heeft ook een systeem om basisgegevens over inwoners te verzamelen en bij te houden (GBA/BRP). Beide systemen kunnen worden benut om de gevraagde data te registeren en te verzamelen. Deze systemen zijn niet aan elkaar gekoppeld. Het kan zijn dat aanpassing van bovenstaande systemen nodig is om adequaat te kunnen verantwoorden aan burgers, raden en de rijksoverheid. Verder kan aan de reguliere overleggen van de wijkteams en de werkgroep ITT, enkele kernvragen worden gekoppeld die maandelijks of tweemaandelijks aan bod komen om de voortgang van het proces te volgen en eventuele tussentijdse bijstellingen inzichtelijk te maken en te verklaren. Relevante informatiebronnen zijn dus: administratie- en registratiesysteem waarvan de gemeente en de wijkteams gebruik maken (deels in ontwikkeling); verslagen van casusoverleggen, intervisie- of reflectiesessies; evt. verslagen van overleggen en bijeenkomsten van de projectorganisatie waarin de ervaringen en de resultaten van de wijkteams aan bod komen, alsook organisatievraagstukken met betrekking tot de wijkteams (m.n. werkgroep ITT, projectgroep).
Klant- of cliënttevredenheidsonderzoek Toelichting en doelen
Klanttevredenheidsonderzoek is in algemene zin gericht op het vaststellen of en in welke mate klanten of cliënten tevreden zijn over de geboden dienstverlening, alsook op het in beeld krijgen van hun verwachtingen. Bovendien wordt door het onderzoek inzichtelijk waar veranderingen noodzakelijk en verbeteringen wenselijk zijn. Het klant- c.q. cliënttevredenheidsonderzoek in Landgraaf heeft tot doel om inzicht te krijgen in de resultaten en effecten van de inspanningen die de cliënten en hun sociale/informele netwerk plegen betreffende de (ondersteunings)plannen, alsook de inspanningen van de wijkteams. Ook is het doel om inzicht te krijgen in de positieve en de negatieve ervaringen van cliënten en eventueel de ervaringen van hun sociale/informele netwerk. De onderzoeksresultaten leveren bouwstenen op voor optimalisatie en doorontwikkeling van de wijkteams, de dienstverlening, de ondersteuningsarrangementen en de maatwerkvoorzieningen.
Frequentie
Het betreft een continu proces. Het klant- of cliënttevredenheidsonderzoek maakt deel uit van de nazorgfase van het primaire proces van de wijkteams.
17
Respondenten
De respondenten zijn de klanten c.q. de cliënten van de wijkteams waarbij sprake is van een (ondersteunings)traject en –plan. Het is mogelijk om vragen in de vragenlijst op te nemen die bestemd zijn voor de mantelzorger(s) en/of andere personen uit het sociale/informele netwerk die betrokken is/zijn bij het traject/plan. In het kader van het groeimodel is het mogelijk om op termijn naast een nulmeting en éénmeting, vervolgmetingen uit te voeren zodat duurzame effecten op termijn inzichtelijk kunnen worden gemaakt (sustainability).
Niveau
Het onderzoek is gericht op microniveau (mens). Centraal staat de cliënt en eventueel zijn mantelzorger en/of andere personen uit zijn sociale of informele netwerk die betrokken is/zijn bij het (ondersteunings)traject en –plan. De gegevens op dit niveau kunnen worden geabstraheerd naar mesoniveau voor analyse (throughput, output, outcome, impact).
Relevante onderzoekthema’s / determinanten
Instrumenten / infobronnen
Doelrealisatie inclusief reden(en). Afsprakenrealisatie inclusief reden(en). Aard en omvang van tussentijdse bijstellingen en reden(en). Mate van tevredenheid over (eind)resultaten en dienstverlening (wijkteam, arrangementen, maatwerkvoorzieningen).
Bovenstaande thema’s/determinanten zijn in bijlage 3 vertaald naar output- en outcome/impactindicatoren. Het is een vragenlijst die de klant/cliënt en iemand anders uit het sociale en/of informele netwerk digitaal of schriftelijk invult. De voorkeur gaat ernaar uit dat de respondenten de vragenlijst zelfstandig invullen en retourneren naar de gemeente om beïnvloeding van aanwezigheid van een professional te beperken. Echter, mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan de vragenlijst in bijzijn van de wijkteammedewerker worden ingevuld en overhandigd. De gemeente verwerkt de uitkomsten in haar administratie- en registratiesysteem voor de afronding van het (ondersteunings) traject en voor het evaluatieonderzoek en de effectmeting in het bijzonder. Het GWS4all systeem is dus de belangrijkste informatiebron.
Evaluatie Toelichting en doelen
Evaluaties hebben tot doel om iets op waarde te schatten. Er zijn twee soorten evaluaties die allebei van toepassing zijn op het onderzoek in Landgraaf, namelijk: procesevaluatie: onderzoek naar het verloop en de organisatie van de wijkteams; worden beoogde resultaten bereikt? (output). Hierbij worden de monitorgegevens gebruikt; effectevaluatie: onderzoek naar de effecten van de wijkteams: worden beoogde doelen en het maatschappelijke effecten bereikt? Hierbij wordt vooral gekeken naar de uitkomsten van de cliënten, de wijkteams en de betrokken partners en of ze bijdragen aan de realisatie van de beoogde beleidsdoelen en
18
maatschappelijk effect die in het meerjarig sociaal beleidsplan zijn verwoord (outcome, impact). Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in wat werkt en wat niet werkt betreffende de wijkteams. Meer in concreto wordt gekeken naar: relevantie: zijn activiteiten gericht op bestaande behoefte c.q. beleidsdoelen en beoogde maatschappelijke effecten?; plausibiliteit: is er bewijs dat de wijkteams werken? efficiency: verrichten de wijkteams hun werk op tijd en zijn ze niet te duur? effectiviteit: worden de verwachte resultaten (output) en beoogd effecten (outcome, impact) bereikt?; effect: verbetert c.q. verandert de situatie van de burger(s), de gemeente en de samenwerking- en ketenpartners als gevolg van de wijkteams? En eventueel ook; optie: duurzaamheid (sustainability): wordt het lange termijn effect gerealiseerd en blijft beoogd effect op individueel en collectief niveau op langere termijn bestaan? Daarnaast levert de evaluatie bouwstenen op voor het vervolg van zowel beleid, uitvoering (wijkteams, arrangementen, maatwerkvoorzieningen, voorwaarden) als onderzoek (wat veranderen, wat schrappen/handhaven). Frequentie
De wijkteams dragen bij aan de beoogde Kanteling. De verwachting is dat de periode tot eind 2018 turbulent verloopt: een periode waarin de geïmplementeerde kerntaken/verantwoordelijkheden van de gemeente geleidelijk aan worden optimaliseert en de transformatieopgave gerealiseerd. Daarom wordt voorgesteld om in de periode 2015-2018 jaarlijks het evaluatieonderzoek uit te voeren. Op termijn kan de frequentie worden verlaagd naar twee- of driejaarlijks. Tweejaarlijks maakt het mogelijk om meerjarig beleid op onderdelen aan te passen. Driejaarlijks opdat de evaluatie bouwstenen kan opleveren voor nieuw vierjarig sociaal beleidskader.
Respondenten
Niveau
Relevante onderzoekthema’s / determinanten
Alle betrokken organisaties en personen: gemeente (ambtelijk, bestuurlijk) en samenwerking- en ketenpartners (organisaties die deel uitmaken van het wijkteam, organisaties die deel uitmaken van de schil om het wijkteam heen). Daarnaast specialisten op het gebied van (sociaal) wetenschappelijk onderzoek (zie panel/denktank in hoofdstuk 9). Informatie van en over de cliënt en zijn omgeving wordt vergaard via de monitor en klant-/cliënttevredenheidsonderzoek. De evaluatie is gericht op meso- macroniveau. De gegevens op microniveau worden geabstraheerd naar collectief niveau voor analyse. Aard en omvang van proces en middelen die worden ingezet voor operationalisering en uitvoering van de wijkteams en voor de kanteling van professionals, vrijwilligers en burgers (in relatie tot de wijkteams). Voortgang van overal proces (throughput, input) inclusief tussentijdse bijstellingen.
19
Aard en omvang van resultaten die voortvloeien uit de wijkteams en het proces inclusief mate van tevredenheid van stakeholders over de wijkteams en het overall proces. Ervaringen met (implementatie)proces inclusief en de wijkteams, de voorwaarden, de wijkteams. Effectiviteit c.q. mate waarin beoogde beleidsdoelstellingen en maatschappelijke effect worden gerealiseerd (doelrealisatie, maatschappelijk rendement). Beoogde en niet beoogde gevolgen die gepaard gaan met de inzet van de wijkteams en het overall proces (positief, negatief).
Instrumenten / infobronnen
8.
Bovenstaande thema’s/determinanten zijn in bijlagen 3 en 4 vertaald naar output- en outcome/impactindicatoren. De onderzoeksresultaten leiden tot inzicht in sterke en zwakke punten met betrekking tot de wijkteams en het proces inclusief investeringen/middelen en voorwaarden. Ze leiden ook tot inzicht in ontwikkelingen die kansen en bedreigingen voor de wijkteams inhouden. Deze ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de resultaten (output, outcome, impact) en de inkleuring van het vervolgtraject. Literatuuronderzoek (o.a. practices en onderzoeksgegevens van andere voorbeelden in het land). Documentenanalyse (o.a. monitorgegevens, beleidsdocumenten, verslagen van overleggen/bijeenkomsten). Interviews en focusgroepen/groepsgesprekken (o.a. ervaringen, visies op bepaalde vraagstukken) Panelonderzoek (een vaste groep respondenten die periodiek op de uitkomsten van het onderzoek reageren en kijken naar het vervolg: bijstelling van beleid, uitvoering, randvoorwaarden, groeimodel onderzoek).
GROEIPROCES
In de vorige hoofdstukken is ingegaan op ‘wat’ dient te worden onderzocht en ‘hoe’ de gevraagde informatie kan worden achterhaald. In dit hoofdstuk en de volgende hoofdstukken (9, 10 en 11) komen de organisatie en de inrichting van het onderzoek aan bod. Hieronder wordt stilgestaan bij het groeimodel en –proces van het onderzoeksontwerp. Het onderzoeksontwerp gaat uit van een ideaal situatie. Met andere woorden wat willen we weten als we geen rekening houden met overgangssituaties en met mogelijke organisatorische, financiële en culturele belemmeringen. Hiervoor is gekozen om een doorbraak te forceren met betrekking tot voorwaarden die moeten transformeren om de Kanteling te realiseren. Echter, we weten dat de ideale situatie niet van vandaag op morgen is verwezenlijkt. Bovendien zijn kwalitatieve en kwantitatieve data nodig om uiteindelijk tot nieuwe prestatie-indicatoren te komen die outcome én impactgericht zijn. Prestatie-indicatoren gaan uit van normering en deze normering kan pas worden ingevuld als pré- en postdata ofwel nulmetingen en éénmetingen zijn gedaan, geïnterpreteerd en geanalyseerd. Zover zijn de gemeente en haar partners nog niet. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de gefaseerde koppeling c.q. integratie van de sociale domeinwetten met hieraan gekoppelde infrastructuur in relatie tot de
20
wijkteams. Dit komt vooral tot uiting in bijlage 3. In deze bijlage is per onderzoeksindicator aangegeven in welk jaar de gemeente en haar partners denken de betreffende gegevens te kunnen verzamelen (nulmeting). Door de data vervolgens jaarlijks te verzamelen, krijgt men inzicht in de (middel)lange termijn effecten. Kortom, we staan aan het begin van het transformatieproces met betrekking tot onderzoek en doorontwikkeling van gemeentelijke prestatie-indicatoren. Om grip te krijgen op het groeimodel, wordt het proces als volgt gefaseerd: Fase 1 is de ontwikkel- en testfase van het onderzoek. In deze fase worden het onderzoeksontwerp en -model ontworpen, uitgewerkt en uitgeprobeerd. Op basis van de praktijkervaring wordt de uitwerking van het onderzoeksmodel bijgesteld en/of aangescherpt. Doel is bovendien om beter zicht te krijgen op de doelgroepen en hun vragen/behoeften (omvang, aard, gebruik van voorzieningen). Daarom staat het verzamelen van data centraal in deze fase en nog niet de normering van (prestatie)indicatoren. Dit betekent dus dat de onderzoeksindicatoren vooral gericht zijn op inzicht krijgen in de aard en de omvang van verschillende aspecten van de eerder genoemde onderzoeksthema’s. Met andere woorden een soort nulmeting. Fase 2 is de doorontwikkelfase van het onderzoek. In deze fase wordt op basis van het eerste uitvoeringsjaar gekeken of de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, bijstelling behoeft. Kinderziektes worden eruit gehaald en wellicht biedt de technologische vooruitgang meer of andere mogelijkheden om de gewenste data te verzamelen. Tevens wordt gekeken naar de onderzoekthema’s/determinanten, indicatoren en de planning: moeten deze worden aangepast op basis van de nulmeting? Het onderzoek gaat in de eerste twee fasen van het groeimodel vooral uit van het perspectief van professionals. Naar aanleiding van deze fase kan de gemeente kijken of zij geleidelijk aan ook andere perspectieven wil incorporeren in het onderzoek waaronder het perspectief van cliënten en personen uit zijn omgeving (mantelzorgers, zorgvrijwilligers). Vervolgens worden wederom de bijstellingen in de praktijk uitgeprobeerd, hetgeen leidt tot een éénmeting. De éénmeting kan leiden tot herhaling van deze fase of tot fase 3. Herhaling van de ontwikkelfase is nodig als de éénmeting tot veranderingen leiden die een behoorlijke impact hebben op de vergelijkbaarheid van gegevens. Als hiervan geen sprake is, dan kan de gemeente naar fase 3. Fase 3 is de bestendigingsfase van het onderzoek. In deze fase kunnen nog steeds aanpassingen worden doorgevoerd, maar het betreffen veranderingen in de marge. Ze tasten de vergelijkbaarheid van gegevens niet aan waardoor beleidseffecten en maatschappelijke effecten kunnen worden gemeten. Kortom, het fundament voor longitudinaal onderzoek en effectmeting is gelegd. Deze fase houdt ook in dat de gemeente en overige betrokkenen in staat zijn om de uitvoering van het onderzoek volledig zelfstandig voort te zetten. De organisaties hebben hun administratie- en registratiesysteem zodanig aangepast opdat ze de gegevens kunnen genereren en aanleveren voor de monitoring en het evaluatieonderzoek. Deze gegevens kunnen tevens worden gebruikt voor de verantwoording van opdrachten en subsidies. Om het groeimodel en –proces goed te laten verlopen, wordt voorgesteld om te werken met een soort panel of denktank. Hierover meer informatie in hoofdstuk 9.
21
9.
ORGANISATIE EN UITVOERING
In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij wie waarvoor verantwoordelijk is met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek. Hierbij is eveneens sprake van een startpunt. In het kader van het groeimodel kan de wijze waarop het onderzoek is georganiseerd en wordt uitgevoerd gaandeweg veranderen inclusief het panel of de denktank. Gemeente Landgraaf is regievoerder en verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de afdelingen KlantContactCentrum (KCC) en Maatschappelijke Ontwikkeling (MO) omdat de voorwaarden voor het onderzoek door beide afdelingen moeten worden ingevuld om het onderzoek haalbaar en uitvoerbaar te maken. Bovendien kunnen de onderzoeksresultaten leiden tot verandering van beleid (meerjarig beleidskader, jaarlijkse uitvoeringsplannen en begrotingen) en uitvoering (bedrijfsvoering, arrangementen, maatwerkvoorzieningen, voorwaarden samenwerking/afstemming, instrumenten e.d.). Deze verantwoordelijkheden zijn verdeeld over beide afdelingen. De afdeling MO leidt het overall onderzoek in samenspraak met de afdeling KCC en zij draagt zorg voor het evaluatieonderzoek. De afdeling KCC is verantwoordelijk voor de uitvoering van de monitor en het klant- ofwel cliënttevredenheidsonderzoek omdat de uitvoering daarvan gekoppeld is aan de reguliere werkzaamheden van de wijkteams en het administratie- en registratiesysteem waarvan de wijkteams c.q. de afdeling gebruik maakt. Het streven is dat de gemeente zelf het onderzoek uitvoert (monitor, klant- of cliënttevredenheidsonderzoek, evaluatie). Op dit moment beschikt zij nog niet over de vereiste kennis en capaciteit om fase 1 van het onderzoek volledig zelfstandig uit te voeren. In het kader van het groeimodel heeft de gemeente twee opties voor de uitvoering van fase 1, namelijk: a)
Voor doen De Wmo-werkplaats Zuyd voert het onderzoek in 2015 uit. Aan het einde van de uitvoeringsperiode kan de gemeente kiezen voor een koude overdracht en/of eventueel een warme overdracht. koude overdracht: het ontwikkelde documentatiemateriaal wordt opgeleverd in definitieve vorm, te weten: inhoudelijk toetsingskader, onderzoeksontwerp en – instrumenten, onderzoeksrapportage(s); warme overdracht: het ontwikkelde documentatiemateriaal wordt opgeleverd eind 2015 en begin 2016 organiseert de Wmo-werkplaats Zuyd een training van een dagdeel waarin de medewerker(s) die het onderzoek gaan uitvoeren, krijgen geleerd waarop ze moeten letten als ze het onderzoek uitvoeren en het groeimodel invullen. Mocht de gemeente behoefte hebben aan meer ondersteuning dan kan een soort abonnement worden afgesloten waarbij een gemaximeerd aantal uur op afroepbasis wordt ingezet.
b)
Samen doen Het betreft een training-on-the-job aanpak. Dit houdt in dat de Wmo-werkplaats Zuyd het onderzoek leidt en op onderdelen uitvoert. De gemeente voert eveneens bepaalde onderzoeksactiviteiten onder leiding van de werkplaats uit. Op basis van het onderzoeksontwerp worden concrete afspraken gemaakt over de rol, taak- en werkverdeling tussen beide organisaties. Op deze wijze wordt gedurende de uitvoering van het onderzoek kennis overgedragen en ervaring bij de gemeente opgebouwd.
Na het eerste uitvoeringsjaar bekijkt de gemeente samen met haar partners of ze fasefasen 2 en 3 zelfstandig kan uitvoeren.
22
Tot slot, adviseert de Wmo-werkplaats Zuyd om te werken met een soort panel of denktank bestaande uit stakeholders en specialisten op het gebied van wetenschappelijk en praktijkgericht (sociaal) onderzoek. De samenstelling van de stakeholders weerspiegelt de organisaties en de actoren die betrokken zijn bij de transitie en de transformatie van het sociale domein in Landgraaf. Het zijn personen die een helicopterview hebben. Ze zijn in staat om eigen belangen los te laten en onafhankelijk naar de uitkomsten van het onderzoek te kijken (interpreteren, analyseren) en te bezien wat de onderzoeksresultaten betekenen voor het groeimodel en –proces van het onderzoek: wat blijft gehandhaafd en wat wordt gewijzigd. Het panel of denktank denkt ook na over wat de onderzoeksresultaten betekenen voor beleid en uitvoering. Moeten de uitkomsten leiden tot bijstelling van beleidsvisies en –doelen en/of tot aanpassing van onderdelen van de uitvoering, zowel voor wat betreft de wijkteams, de samenwerkingen ketenschil als het proces en de voorwaarden waaronder de transitie en transformatie worden vormgegeven? Het panel of denktank komt drie tot vier keer per jaar bij elkaar. Eén keer per jaar buigt zij zich ten principale over de onderzoeksresultaten en wat de uitkomsten betekenen voor beleid, uitvoering en het onderzoek. De overige overlegmomenten worden benut om het onderzoek te volgen. In deze overleggen kan men besluiten om kleine aspecten van het onderzoek bij te stellen. Grootschalige veranderingen die een impact hebben op de vergelijkbaarheid en de kwaliteit (continuïteit, betrouwbaarheid, validiteit) van de onderzoeksgegevens, komen één keer per jaar aan bod nadat de evaluatieresultaten zijn verzameld en verwerkt. Het panel of denktank wordt door een onafhankelijke voorzitter voorgezeten en de voorbereiding van de jaarlijkse bijeenkomst geschiet door de voorzitter en de gemeente. Het panel of de denktank maakt deel uit van het besluitvormingsproces van de onderzoeksresultaten en gemeentelijke beleidscyclus. Dit betekent dat de uitkomsten van het panel c.q. denktank betrokken worden bij de vaststelling van de onderzoekrapportage. De reden om te werken met een panel of denktank is omdat de context waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd aan verandering onderhevig is. Bestaande systemen, denk- en werkwijzen worden stap-voorstap aangepast. Dit geldt ook voor de wijze waarop (inter)nationale, regionale en lokale data wordt verzameld. De impact van deze ontwikkelingen op de wijze waarop het onderzoeksontwerp en -model worden uitgewerkt en uitgevoerd en de context waarbinnen de onderzoeksresultaten worden vergeleken, geïnterpreteerd en geanalyseerd, is groot. Door te werken met een panel of denktank kan worden toegewerkt naar een monitor- en evaluatie-instrument dat adequaat, duurzaam en transparant is.
10. PLANNING: meerjarig en 2015 In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij wanneer welke onderzoeksfase en -actie worden ondernomen. De planning is idealiter gekoppeld aan zowel de beleidscyclus met inbegrip van het jaarlijkse uitvoeringsplan dat voortvloeit uit het meerjarig Beleidsplan integrale aanpak sociaal domein Landgraaf 2015-2018 als de cyclus van aanbesteding, subsidiëring (verantwoording) zodat de gegevens die uit anderen hoofde worden verzameld ook voor het onderzoek kunnen worden benut. Momenteel lopen deze trajecten nog niet synchroon. Als de gemeente en haar partners instemmen met het voorliggend ontwerp en onderzoeksmodel, dan dient dit punt te worden toegevoegd aan de transformatieopgave van de werkgroep Opdrachtgeverschap van de gemeente.
23
De beoogde meerjarenplanning ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: Jaar
2015
2016
2017
2018
Fase 1. Ontwikkel- en testfase 2. Doorontwikkelfase 3. Bestendigingsfase De planning voor 2015 ziet er globaal als volgt uit: Jaar en maand Acties
2015 1
2
3
4
5
6
7
2016 8
9
10
11
12
1
1. Ontwikkeling onderzoeksontwerp 2. Uitwerking en start uitvoering onderzoeksontwerp
11. RANDVOORWAARDEN In dit hoofdstuk wordt gekeken naar relevante voorwaarden om het onderzoeksontwerp en -model te kunnen uitvoeren. De meest voorkomende voorwaarden zijn tijd, geld, middelen/faciliteiten en de bereidheid van organisaties en personen om te veranderen. Dit zijn ook factoren die de scope van het onderzoek en de manier waarop het wordt uitgevoerd, kunnen inperken (zie hoofdstuk 3). Het ontwikkelen van het onderzoeksontwerp en –model en de uitvoering van het onderzoek is een investering waarvan het rendement pas op termijn zichtbaar wordt. De betrokken organisaties en actoren moeten bereid zijn om hun eigen systemen, indien nodig, aan te passen, kaders en relevante begrippen te uniformeren en processen op elkaar af te stemmen. Dit proces kan worden vergemakkelijkt als de werkgroep Opdrachtgeverschap2 op basis van het voorliggend document bereid is te kijken naar wat dit voorstel betekent voor de voorwaarden waaronder opdrachten en subsidies worden verstrekt en verantwoord: welke data dienen bij de verantwoording te worden aangeleverd zodat een meer genuanceerd en volledig beeld ontstaat over wat en hoe organisaties bijdragen aan de Kanteling en aan het primaire proces van de wijkteams, alsmede aan de arrangementen/maatwerkvoorzieningen. Dit vergt tijd en mogelijk ook geld, maar het zorgt er op termijn wel voor dat de verzamelde data voor meerdere doeleinden kunnen worden benut. Momenteel verdwijnen de meeste jaarverslagen van organisaties in de lade, omdat ze in de eerste plaats onvoldoende inzicht geven in hoe en de mate waarin ze bijdragen aan de zelfredzaamheid, de zelfregie en het participatievermogen van actieve en kwetsbare burgers. In de tweede plaats geven de huidige rapporten onvoldoende inzicht in hoe en de mate waarin de organisaties bijdragen aan de transformatie van de (lokale) infrastructuur. Kortom, toewerken naar meer outcome en impactgerichte invulling van opdrachtgever- en nemerschap. Voordeel 2
De werkgroep Opdrachtgeverschap houdt zich bezig met de transformatie van de opdrachtgevers- en nemerrelatie (kader, proces, instrumenten/formats zoals contracten en overeenkomsten).
24
2
is bovendien dat de gemeente en haar partners op deze wijze beter inzicht krijgt in de resultaten die het voorliggend (werk)veld oplevert in het kader van preventie en om zicht te krijgen op de doelgroepen die niet bij het wijkteam komen in het kader van de kanteling (groeien naar vangnetpositie). Draagvlak voor de uitvoering van het onderzoek kan worden vergroot en tijd kan worden gespaard door de medewerkers van de wijkteams te voorzien van laptops of tablets waarop ze de gegevens van het keukentafelproces- en gesprekken meteen kunnen invoeren. Hoewel deze manier van werken wellicht een gewenningsperiode vergt, draagt het bij aan de effectiviteit en de efficiency van de wijkteams en de betrokken organisaties. Het gewenningsproces kan worden vergeleken met de introductie van het digitale kinderdossier enkele jaren geleden.
12. TOT SLOT In dit hoofdstuk wordt tot slot kort stilgestaan bij de weerstand die gepaard kan gaan met de belangstelling voor en de noodzaak tot onderzoek binnen het sociale domein. Het voorliggend document gaat over het monitoren en het evalueren van de wijkteams in Landgraaf. De gemeente wil allerlei kwantitatieve en kwalitatieve data verzamelen om te weten of zij goed bezig is of niet. Het onderzoeksontwerp en –model gaan niet in op de evaluatie van preventieve voorzieningen of activiteiten, noch gaan ze in op de activiteiten van samenwerking- en ketenpartners die ertoe moeten bijdragen dat straks minder signalen, meldingen en vragen bij de wijkteams binnenkomen. E.e.a. kan worden ondervangen door dit transformatieproces te koppelen aan de transformatieopgave van de werkgroep Opdrachtgeverschap zoals in het vorige hoofdstuk al aangegeven. De aandacht voor het onderzoek naar de wijkteams kan ook de indruk wekken dat er iets nieuws wordt gecreëerd. Waar professionals in het verleden in mindere mate aandacht schonken aan onderzoek, administratie en registratie, lijkt het nu opeens dat medewerkers nog meer overheadactiviteiten moeten uitvoeren. Deels klopt dit beeld omdat in het kader van de transitie en de transformatie van het sociale domein nieuwe taken en verantwoordelijkheden aan gemeenten zijn toegevoegd en tegelijkertijd bestaande taken anders moeten worden uitgevoerd. Het digitaliseren van bepaalde werkprocessen, zoals eerder aangegeven, kan evenwel de tijdsinvestering inperken. Deels klopt het beeld niet omdat het onderzoek leidt tot herijking en reconstructie van bestaande gegevens die al in de werkprocessen van organisaties zijn ingebed. Een groot deel van de gevraagde gegevens wordt al verzameld. De verandering zit vooral in de samenhang die nu wordt aangebracht in (dataverzamelings)systemen en de nieuwe dimensies die worden toegevoegd aan hoe gemeenten en andere organisaties en personen kwalitatieve en kwantitatieve data kunnen zien, interpreteren, analyseren en rapporteren. Om deze samenhang mogelijk te maken, moeten wel bepaalde oude systemen en gewoonten veranderen. Dit is een proces van lange adem en van vallen en opstaan. Geduld en vertrouwen in elkaar zijn nodig om dit onderdeel van het transformatieproces binnen het sociale domein mogelijk te maken.
25