RAAP-RAPPORT 1669
Landgoed Gulbergen Gemeente Neunen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo Archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Colofon Opdrachtgever: ARCADIS Regio Titel: Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente GeldropMierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart Status: eindversie Datum: mei 2008 Auteur: drs. ing. D.M.G. Keijers Projectcode: NGUL Bestandsnaam: RA1669-NGUL.doc Projectleider: drs. ing. D.M.G. Keijers Projectmedewerkers: ir. R. Ellenkamp ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 26654 Autorisatie: drs. J.A.M. Roymans ISSN: 0925-6229 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
telefoon: 0294-491500
Leeuwenveldseweg 5b
telefax: 0294-491519
1382 LV Weesp
E-mail:
[email protected]
Postbus 5069 1380 GB Weesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2008 RAAP Archeologisch adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Samenvatting In opdracht van ARCADIS Regio heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in januari 2008 een cultuurhistorische verwachtings- en advieskaart gemaakt in verband met de inrichting van de Varense Loop en de Luchense Wetering (deels gemeente Nuene, Gerwen en Nederwetten en deels Geldrop-Mierlo). Doel van het onderzoek was informatie verwerven over bekende en verwachte cultuurhistorische waarden in het plangebied teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Aan die specifieke verwachting wordt een concreet beleidsadvies gekoppeld. Door de wisselwerking van wind, water en mens is het huidige landschap gevormd. Temidden van een welvend dekzandlandschap ligt een natte laagte die de kern van het plangebied vormt. Plaatselijk komen in deze laagte ruggen voor. De bewoningsgeschiedenis is in hoge mate gerelateerd aan het natuurlijke landschap. De oudste bewoningsporen dateren uit de Steentijd. Deze zogenaamde jager-verzamelaars trokken door het landschap en verbleven tijdelijk (dagen, weken) op een verblijfplaats. Met de introductie van de landbouw in de loop van het Neolithicum stelde de mens geleidelijk andere eisen aan zijn landschappelijke omgeving. Vooral de hoge ruggen waren geschikt voor de landbouwers. De eerste, duidelijke sporen die in verband gebracht kunnen worden met landbouwers nabij het plangebied dateren uit de Brons- en IJzertijd. Vooral echter vanaf de Middeleeuwen wordt een groot deel van het huidige cultuurlandschap in de omgeving van het plangebied gevormd. De middeleeuwse ontginningen gingen gepaard met ontwateringsgreppels, houtwallen, lanen, wegen, perceelscheidingen etc. Op de kenmerkende dekzandruggen lagen de akkers die door de aanwezigheid van een esdek extra geaccentueerd werden. In het plangebied werd de ontwatering vermoedelijk verbeterd door het graven van een ontwateringsgreppel (de Luchense Wetering en de Varense Loop) door de dalvormige laagte. Hierdoor werd de natte laagte uitstekend geschikt als hooi- en grasland. Aan de westzijde van de natte laagte lagen de woeste gronden met diverse vennen en zandverstuivingen. Het oude natuurlijke microreliëf is tegenwoordig voor een groot deel aangetast. Zo blijkt dat in het plangebied de laagste, natte delen zijn opgehoogd en vermoedelijk zijn ‘zandkoppen’ afgevlakt. Zo is een totaal nieuw reliëf is ontstaan. Desondanks zijn nog steeds kenmerkende elementen in het landschap aanwezig. De oude dekzandrug waarop de Vaarlekamp ligt, is nog steeds in het landschap herkenbaar. De natte laagte is nog steeds hoofdzakelijk in gebruik als grasland waar de oude, kleinschalige beemdenverkaveling (met slotenpatroon) veelal herkenbaar is gebleven.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Het verdient dan ook de aanbeveling om deze zichtbare elementen (greppels) te behouden en de landschappelijke structuur mogelijk zelfs te versterken. Eventuele plaatsen voor waterbuffering dienen bij voorkeur in de dalvormige laagte (lichtgroen op kaartbijlage 1a) gezocht te worden. Men kan maaiveldverlagingen uitvoeren in de zones waar een ophogingspakket aanwezig is en hiermee de oude structuur herstellen. Ook kan men nieuwe greppels aanleggen in overeenstemming met het oude slotenpatroon. Verder dient de kenmerkende glooiing van de dalvormige laagte naar de dekzandwelving bij Vaarle bij voorkeur behouden te blijven. In het gebied kunnen ook niet aan het oppervlak zichtbare cultuurhistorische resten door de geplande graafwerkzaamheden vernield worden. Om deze veilig te stellen is het gebied opgedeeld in 5 verwachtingszones waaraan een concreet beleidsadvies gekoppeld is (zie voor de hieronder genoemde kleuren kaartbijlage 1b): 1. Verwachtingszone 1 (rood): de drogere, hoge enkeerdgronden langs de dalvormige laagte hebben dan ook een hoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers en jager-verzamelaars. Normaliter dienen dergelijke zones te worden onderzocht door middel van een karterend booronderzoek. Aangezien de zones en de bijbehorende verstoringen echter zeer beperkt zijn, is een onderzoek door middel van een karterend booronderzoek of een oppervlaktekartering niet geschikt. Derhalve wordt aanbevolen hier vervolgonderzoek te laten geschieden door middel van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden waarbij continu een professioneel archeoloog aanwezig is. 2. Verwachtingszone 2 (paars): deze zones hebben een hoge verwachting voor de aanwezigheid van beekovergangen en een middelhoge verwachting voor rituele deposities en afvaldumps. Dergelijke zeer lokale archeologische verschijnselen zijn niet of nauwelijks op te sporen door middel van booronderzoek. Derhalve wordt ook hier aanbevolen vervolgonderzoek te laten geschieden door middel van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden waarbij continu een professioneel archeoloog aanwezig is. 3. Verwachtingszone 3 (oranje): deze zone heeft een lage tot middelhoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers en jager-verzamelaars. Het gebied is aardkundig waardevol en dient bij voorkeur buiten de planvorming te worden gehouden. Indien niet mogelijk is dient een karterend booronderzoek plaats te vinden. Bij het aantreffen van archeologische vindplaatsen kan dit leiden tot planaanpassing of verder vervolgonderzoek. 4. Verwachtingszone 5 (geel): deze gronden hebben van oorsprong een slechte ontwatering en hebben derhalve een lage archeologische verwachting. De aanwezigheid van een esdek heeft mogelijk kleinere, voor bewoning geschikte koppen afgedekt. Aangezien de zones en de bijbehorende verstoringen zeer beperkt zijn, wordt aanbevolen het vervolgonderzoek te laten geschieden door middel van een archeologische inspectie (systematisch onderzoek van de ontgraven vlakken door een professioneel archeoloog). 5. De dalvormige laagte (groen) heeft een onbekende kans op het aantreffen van archeologische waarden. Dit betekent echter niet automatisch dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Derhalve wordt aanbevolen het vervolgonderzoek te laten geschieden door middel van een archeologische inspectie.
[4 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
De archeologische begeleiding en inspectie hebben het karakter van een prospectief onderzoek. De melding van de kraanmachinist vormt hierbij een belangrijk vangnet. Derhalve dient voorafgaand aan de uitvoering door alle betrokkenen een zogenaamde toolboxmeeting te worden gevolgd waarin afspraken worden gemaakt over de werkwijze, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de partijen. Indien er tijdens de begeleiding/inspectie belangrijke archeologische resten worden aangetroffen, kan dit leiden tot planaanpassing of tot een definitieve opgraving. De precieze voorwaarden waaraan de archeologische begeleiding/inspectie van de graafwerkzaamheden moet voldoen, moeten worden beschreven in een Plan van Aanpak (PvA). De uitwerking van het PvA (met vermelding van de toolboxmeeting) dient een prominente plaats in het bestek te krijgen. Het Plan van Aanpak dient samen met de resultaten van het booronderzoek (en eventueel vervolgonderzoek) vooraf aan de aanvraag van de ontgrondingsvergunning bekend te zijn en bij de aanvraag te worden toegevoegd.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[5 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
[6 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Inhoud 3
Samenvatting
9
1 Inleiding
9
1.1 Kader en doelstelling
10
1.2 Onderzoeksopzet en richtlijnen
11
2 Gebiedsbeschrijving
11
2.1 Algemeen
11
2.2 Fysiograf ie 2.2.1 Inleiding 2.2.2 Geologie en geomorfologie 2.2.3 Bodem
17
2.3 Bewoningsgeschiedenis 2.3.1 Algemeen 2.3.2 De Prehistorie 2.3.3 De Romeinse tijd 2.3.4 De Middeleeuwen (450-1500 na Chr.) 2.3.5 De Nieuwe tijd (1500 na Chr. tot heden)
29
3 Veldonderzoek
29
3.1 Methoden
29
3.2 Resultaten
31
4 Cultuurhistorische verwachting
31
4.1 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
31
4.2 Bijstelling van de archeologische verwachting
33
4.3 Het def iniëren van de verwachtingszones
37
4.4 Diepteligging en conservering van archeologische resten
37
4.5 Aardkundige waarden
39
5 Conclusies en aanbevelingen
39
5.1 Conclusies
40
5.2 Aanbevelingen
44
Literatuur
45
Gebruikte afkortingen
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[7 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
45
Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en kaartbijlagen
46
Verklarende woordenlijst
47
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
167
Figuur 1. Ligging
169
386
386
plangebied (rode lijn);
168
inzet: ligging in Nederland (ster).
384
384
© Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2008
385
385
8 8 167
168
169
Figuur 1. Ligging plangebied (rode lijn); inzet: ligging in Nederland (ster).
[8 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van ARCADIS Regio heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in januari 2008 een cultuurhistorische verwachtings- en advieskaart gemaakt in verband met de inrichting van de Varense Loop en de Luchense Wetering. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 24 hectare en bevindt zich deels in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en deels in de gemeente Geldrop-Mierlo (figuur 1). In het plangebied zullen diverse herinrichtingsmaatregelen worden uitgevoerd om gestelde natuurdoelen te realiseren. De bodemingrepen die hiermee gepaard gaan, kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. De precieze ingrepen liggen nog niet vast. In het noordelijke deel van het plangebied, tussen de spoorlijn en de N270, zullen echter de meeste ontwikkelingen plaats gaan vinden. Hierbij valt te denken aan het afgraven van de bouwvoor, het verflauwen van het talud, het graven van nevengeulen, het graven van poelen en de aanplant van beplanting. De ingrepen zijn geënt op een goed leefmilieu voor soorten als de kamsalamander, groene kikker, dagvlinders en libellen. In het deeltraject ten zuiden van het spoor staan weinig ontwikkelingen gepland. Mogelijke ingrepen op dit traject zijn het verflauwen van het talud van de beek en op sommige delen het ‘verontdiepen’ en versmallen van de waterloop. Deze maatregelen zijn bedoeld om de beek een hogere ecologische waarde te geven. Voor onderhavig onderzoek is een archeologisch, cultuurhistorisch en aardkundig onderzoek uitgevoerd. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat archeologische waarden (het bodemarchief) volwaardig wordt meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. Gezien de omvang van het plangebied is gekozen voor een bureaustudie. De hieruit voortvloeiende cultuurhistorische waardenkaart werd vertaald in een verwachtings- en advieskaart. De kaarten vormen een goede basis om op een verantwoorde wijze met het in het landschap verankerde cultuurhistorisch erfgoed om te gaan.Door aan de diverse verwachtingszones een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een praktisch document bij de inpassing van cultuurhistorische waarden in de planvorming en planuitvoering. In een vroege fase van de planvorming kunnen ecologische en hydrologische streefbeelden en cultuurhistorische waarden op elkaar afgestemd worden. Het vermijden van werkzaamheden in zones met een bepaalde verwachting aan archeologische waarden, past bovendien in de doelstelling van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) die erop gericht is het bodemarchief zo ongeschonden mogelijk te bewaren voor het nageslacht. Bovendien kunnen hierdoor dure onderzoekskosten vermeden worden. RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[9 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
1.2 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek. In eerste instantie heeft een inventarisatie plaatsgevonden van archeologische vindplaatsen en historischgeografische elementen alsmede van geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens van het grondgebied. Voor de geraadpleegde bronnen wordt verwezen naar de literatuurlijst. Aangezien in het onderzoek van de Grontmij (Jansen & De Haan, 2006) reeds amateur-archeologen zijn geraadpleegd, zijn deze niet opnieuw geraadpleegd. De resultaten van het bureauonderzoek zijn weergegeven op een cultuurhistorische waardenkaart. Uiteindelijk is op basis van het bureauonderzoek een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld met een concreet beleidsadvies. De cultuurhistorische verwachtings- en advieskaart is uitgevoerd volgens de normen die gelden in de archeologische beroepsgroep c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1 (KNA). RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), dat valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). In het kader van het Interimbeleid werkt RAAP onder de opgravingsvergunning van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Enkele vaktermen worden achter in dit rapport beschreven (zie verklarende woordenlijst).
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.
Periode Nieuwe tijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum (nieuwe steentijd) Mesolithicum (midden steentijd) Paleolithicum (oude steentijd)
[1 0 ]
Datering 1500 1050 450 12 voor 800 2000 5300 8800 300.000
-
heden 1500 1050 450 12 800 2000 4900 8800
na Chr. na Chr. na Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
2 Gebiedsbeschrijving 2.1 Algemeen Het plangebied ligt tussen Nuenen en Mierlo. Het kan globaal opgedeeld worden in 2 zones. Het noordelijke deel ligt tussen de N270 en de spoorlijn Eindhoven-Helmond. Door dit deel loopt de weg Schoutse Vennen. Het zuidelijke deel ligt globaal tussen de spoorlijn en het Eindhovense kanaal. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 24 ha en is te vinden op het kaartblad 51G van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000). Een waterloop vormt de kern van het plangebied. In het noordelijke deel wordt deze de Varense Loop (gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten) genoemd, in het zuidelijke deel de Luchense Wetering (gemeente Geldrop – Mierlo). In het noordelijke en zuidelijke deel bevindt de waterloop zich in een dalvormige laagte. Het oppervlak in dit dal varieert van ca. 17,5 m +NAP in het zuidelijke deel tot ca. 16 m +NAP in het noorden. Het dal wordt doorsneden door een fijnmazig net van sloten en kanalen. Hierdoor zijn langgerekte percelen ontstaan, kenmerkend voor een zogenaamd beemdenlandschap. Het plangebied is dan ook voornamelijk in gebruik als weidegrond. Ten zuiden van de spoorlijn ligt de waterloop (en daarmee het plangebied) dwars door de aangrenzende dekzandvlakte en/of –rug. Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) blijkt dat dit centrale deel het hoogste punt van het plangebied vormt nl. ca. 18,5 m +NAP (Kaartbijlage 1b).
2.2 Fysiografie 2.2.1 Inleiding De ligging van archeologische vindplaatsen is in hoge mate gerelateerd aan het natuurlijk landschap waarin deze zich bevinden. Daarom vormt de analyse van de ontwikkeling en verschijningsvorm van het landschap een belangrijk uitgangspunt om uitspraken te kunnen doen over de archeologische verwachting van het plangebied. Belangrijke fysische variabelen zijn de geomorfologie, de bodemgesteldheid en de hydrologie. 2.2.2 Geologie en geomorfologie Het plangebied maakt deel uit van het Limburgs - Brabants dekzandlandschap dat doorsneden wordt door een groot aantal beekdalen. De afzettingen die in het gebied
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[1 1 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Figuur 2. Het plangebied (rood) en omgeving volgens de geomorfologische kaart (naar Staring Centrum/RGD, 1977).
[1 2 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
aan of nabij het oppervlak voorkomen zijn voornamelijk afgezet in het Pleistoceen (2,3 miljoen jaar geleden – 10.000 jaar geleden) en het Holoceen (10.000 jaar geleden – heden). Breuken in de aardkost De aardkorst is constant in beweging. Meestal is deze beweging niet voelbaar maar soms gaat de beweging schoksgewijs in de vorm van aardbevingen. Aardbevingen ontstaan langs breuken in de aardkorst. Door België en Nederland loopt een stelsel van zuidoost-noordwest georiënteerde breuklijnen. Als gevolg van de bewegingen langs de breuken daalt de aardkorst in sommige zones (slenken) en gaat deze in andere zones omhoog (horsten). Het plangebied behoort tot het belangrijkste dalingsgebied: de Centrale Slenk. In dit dalingsgebied zijn oude afzettingen diep weggezakt en bedekt met een dik pakket dekzand. Pleistoceen, de basis van het landschap De laatste ijstijd (het Weichselien; ca. 117.000-11.500 jaar geleden), is zeer bepalend geweest voor de vorming van het Brabantse dekzandlandschap. Gedurende het Weichselien traden vrij veel klimaatsveranderingen op. Vooral tijdens het Midden Weichselien (Pleniglaciaal) en het Laat Weichselien (Laat Glaciaal) was het klimaat zeer koud en droog waarbij de bodem permanent tot grote diepte bevroren was (permafrost). Sneeuwsmeltwater kon niet in de bodem infiltreren en spoelde oppervlakkig af waarbij ondiepe geulen ontstonden die in het landschap soms nog steeds herkenbaar zijn (figuur 2). De Luchense Wetering en de de Varense Loop stromen door een dergelijke nog herkenbare dalvormige laagte (Stiboka/RGD, 1977: code 2R2). Het smeltwater vervoerde tevens veel verspoeld materiaal dat in de lager gelegen gebieden van het landschap werd afgezet. Deze fluvioperiglaciale afzetingen (Formatie van Boxtel) bestaan uit zandlagen met ingesloten leemlagen. Bovendien kreeg in het schaars begroeide landschap de wind gemakkelijk vat op de ondergrond. Hierdoor werden grote hoeveelheden zand verplaatst die de oudere afzettingen afdekken (Formatie van Boxtel). Tijdens het Pleniglaciaal werden op deze wijze al de sterk gelaagde, leemhoudende Oude Dekzanden afgezet. Het zijn deze zanden die in het plangebied voorkomen. Tijdens de Oude en Jonge Dryas werd door de wind opnieuw dekzand afgezet, het zogenaamde Jonge Dekzand. Het dekzandpakket beslaat een groot gedeelte van Noord-Brabant en vormt de basis van het huidige landschap (Berendsen, 2000). Ten oosten van de Luchense Wetering heeft dit dekzandpakket overwegend een zeer vlakke ligging, mogelijk door de invloed van vochtige omstandigheden (Stiboka/RGD, 1977: code 2M13). Ten westen van de Varense Loop en de Luchense Wetering varieert de dikte van het dekzand sterk waardoor een welvend landschap is ontstaan (Stiboka/RGD, 1977: code 3L5). Zowel in de dekzandvlakte als in het welvingsgebied komen soms uitgesproken dekzandruggen voor (Stiboka/RGD, 1977: 3K14). In de laatste fase van het Weichselien ontstonden in het dekzandlandschap als gevolg van plaatselijke zandverstuivingen verschillende laagtes en depressies (Stiboka/RGD, 1977: 3N4, 3N5). De ondergrond van deze laagtes bestaat veelal uit een moeilijk erodeerbare lemig pakket.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[1 3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Figuur 3. De bodems in het plangebied (rood) en omgeving (naar Stiboka, 1981).
[1 4 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Holoceen, de vorming van de beekdalen De overgang van het Weichselien naar het Holoceen (ca. 11.500 jaar geleden tot heden) kenmerkte zich door een sterke klimaatsverbetering. Het verwilderde drainagesysteem veranderde in een systeem van enkelvoudige, meanderende lopen. Deze beken sneden zich (plaatselijk) diep in het dekzandlandschap. De oude geulen zijn veelal nog in het landschap herkenbaar gebleven als dalvormige laagtes. De dalvormige laagte van de Varense Loop en de Luchense Wetering behoort nog steeds tot de bovenstroomse afwatering van het beekdalstelsel van de Dommel. Ten noorden van het plangebied, bij Papenvoort, is deze dalvormige laagte ingeklemd door dekzandruggen en daarom relatief smal. Als gevolg van het smeltende landijs steeg in het Holoceen het grondwater waardoor een sterke vernatting plaatsvond. De bij Papenvoort gelegen versmalling van de dalvormige laagte veroorzaakte vooral bij grote waterafvoer een belemmering van de afwatering. Hierdoor werd het meegevoerde verspoelde (fijne) materiaal nabij het plangebied over een brede vlakte afgezet in de vorm van een zavel- of kleidek (Stiboka, 1981). De stagnerende waterafvoer veroorzaakte vooral in de lagere delen van het landschap grote waterplassen (mede door de sterk lemige of kleiige ondergrond). In de laagste delen van het landschap hoopten afgestorven planten zich op en kon veen tot ontwikkeling komen (de zogenaamde vennen; Stiboka/RGD, 1977: 3N4). Ook op de hooggelegen dekzandzandgronden vonden in het Holoceen nog erosie- en sedimentatieprocessen plaats. Op plaatsen waar de vegetatie schaars was, kwamen verstuivingen voor. Dit zand werd vervolgens lokaal in de vorm van duinen afgezet (Formatie van Kootwijk; Stiboka/RGD, 1977: code 4L8). De stuifzanden kunnen al dateren vanaf het Midden Holoceen (oudere stuifzanden), maar vooral vanaf de Middeleeuwen wordt als gevolg van menselijke ingrepen zoals ontbossing en afplagging van heidevelden veel stuifzand afgezet (jongere stuifzanden). Vanaf de Late Middeleeuwen werden vooral de intensief gebruikte landbouwgronden opgehoogd als gevolg van plaggenbemesting. Hierdoor ontstonden in de loop der tijd esdekken die de pleistocene dekzanden hebben afgedekt. 2.2.3 Bodem De geologische processen die in het plangebied hebben plaatsgevonden liggen aan de basis van een duidelijke bodemkundige tweedeling. Het belangrijkste onderscheid is te maken op basis van de grondwaterspiegel. Op de drogere gronden bevinden zich volgens de bodemkaart (Stiboka, 1981) voornamelijk podzolgronden (Hn) en hoge enkeerdgronden (zEZ). In de nattere laagte komen met name beekeerdgronden (pZg) voor (figuur 3). Podzolgronden Podzolgronden zijn gronden waarin een inspoelingshorizont (B-horizont) voorkomt. In water oplosbare stoffen, zoals organische stof, ijzer en aluminium, worden naar beneden verplaatst en vooral in een inspoelingshorizont afgezet. Al naar gelang de aard van de organische stof in deze B-horizont worden de podzolgronden verder onderverdeeld (in moderpodzolen en humuspodzolen; Stiboka, 1981).
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[1 5 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Veldpodzolgronden De humuspodzolen die nabij het plangebied voorkomen hebben een duidelijke en gelaagde profielopbouw. Op het mineralogisch arme zand ontstond oorspronkelijk een schrale vegetatie, die slecht verteerbaar strooisel produceerde. In dit strooisel werden humuszuren gevormd, waaraan ijzer en organische stof werden gebonden. Dit complex werd met infiltrerend regenwater naar beneden getransporteerd en dieper weer afgezet. Op deze wijze zijn duidelijk gestratigrafeerde podzolgronden ontstaan met een humusuitspoelingslaag (E-horizont) en daaronder een humusinspoelingslaag (B-horizont). De B-horizont gaat geleidelijk over in de C-horizont, waarin geen bodemvorming heeft plaatsgevonden, het zogenaamde ongestoorde moedermateriaal. De humuspodzolen in de omgeving van het plangebied bestaan voornamelijk uit veldpodzolen (Stiboka, 1981: code Hn21). Deze markeren over het algemeen de overgang van de hogere naar de lagere terreindelen. Laarpodzolgronden Vanaf de Late Middeleeuwen werd de vruchtbaarheid van de akkers op de zandgronden verhoogd door bemesting met plaggen en afval. De plaggen werden veelal gestoken in de directe omgeving, in dit geval waarschijnlijk op de omringende veldpodzolgronden. In de loop van de tijd zijn zo akkers met een dik humeus dek ontstaan dat de oorspronkelijke podzol heeft afgedekt. Wanneer dit humushoudende dek minder dan 50 cm bedraagt, wordt gesproken van een laarpodzolgrond, als het meer bedraagt dan 50 cm spreekt men van een enkeerdgrond. Hoge enkeerdgronden De oudste akkers worden veelal aangetroffen rond de oude bewoningskernen. Als gevolg van de eeuwenlange intensieve bemesting zijn de podzolgronden in het plangebied afgedekt met een humushoudende bovenlaag van minstens 50 cm dik (Stiboka, 1981: code zEZ21). De zo ontstane enkeerdgronden worden ook wel aangeduid met de term ‘es’, ‘esdek’ of ‘escomplex’. De hoge enkeerdgronden liggen op de hogere delen van het landschap zoals de dekzandruggen en plateaus. Ze vormen veelal de kernen (oudste delen) van de escomplexen. Door het gebruik van heideplaggen heeft het esdek overwegend een zwarte kleur en worden dergelijke gronden geclassificeerd als hoge zwarte enkeerdgronden (code zEZ23). Natte eerdgronden In de dalvormige laagte en de lage en natte delen van de dekzandvlakte zijn natte eerdgronden (beekeerdgronden) ontstaan. Door de natte omstandigheden is het plantaardig materiaal moeilijker afbreekbaar en is de uitspoeling en afbraak door flora en fauna ervan gering. Als gevolg hiervan overtreft de aanvoer van plantaardig materiaal de afvoer. Natte eerdgronden worden dan ook gekenmerkt door een natuurlijke, dikke humushoudende bovenlaag. Ze zijn uitstekend geschikt als grasland (Stiboka, 1981).
[1 6 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
2.3 Bewoningsgeschiedenis 2.3.1 Algemeen Ongetwijfeld heeft de natte laagte van de Luchense Wetering een aantrekkingskracht uitgeoefend op de mens. Hierop duiden de vindplaatsen die in de omgeving van het plangebied bekend zijn (kaartbijlage 1). Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. 2.3.2 De Prehistorie De Prehistorie betreft dit deel van de menselijke geschiedenis waarbij geschriften geheel ontbreken. Anders dan de naam “prehistorisch” doet vermoeden, kent deze lange periode talrijke innovaties die niet meer weg te denken zijn in onze moderne maatschappij. Rondtrekkende jager-verzamelaars In het Paleolithicum en Mesolithicum leefde de mens van de jacht, visvangst en het verzamelen van eetbare planten en vruchten. De mensen trokken van de ene kampplaats naar de andere. De tijdelijke kampementen bevonden zich op gunstige plaatsen in het landschap en werden dan ook herhaaldelijk bezocht. Vooral hoge ruggen nabij een nat broekgebied, zoals de omgeving van het plangebied, bracht een grote verscheidenheid aan flora en fauna en bijgevolg een grote verscheidenheid aan voedselbronnen met zich mee (kaartbijlage 1). Voor het plangebied zijn vooral de ontwikkelingen vanaf het (Laat) Paleolithicum van belang. Het Laat Paleolithicum (33.000-8800 voor Chr.) betreft het laatste deel van de laatste ijstijd (Weichselien). In eerste instantie overheersten nog koude omstandigheden. Het open toendra-landschap met kruiden en dwergstruiken werd bevolkt door grote grazers zoals rendieren. Rond ca. 10.000 voor Chr. werd het klimaat geleidelijk warmer en nam het bomenbestand toe (gemengd dennen-berkenbos). De grote graseters verdwenen en er verschenen bosdieren als eland, edelhert, wild zwijn en oerrund. In het Mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) was het klimaat al dermate verbeterd dat de vegetatie voornamelijk bestond uit warmteminnende soorten zoals eikenberken (hoge delen landschap) en vochtige elzenbossen (nattere laagtes). De sterke grondwaterspiegelstijging zorgde op grote schaal voor veenvorming in de laaggelegen zones. Het landschap onderging hiermee een niet te onderschatten metamorfose, hetgeen zijn weerslag moet hebben gehad op de bewonings- en gebruiksmogelijkheden van het gebied. Door de meer gesloten vegetatie en de kleinere fauna ontwikkelde de mens geleidelijk aan andere voedselpatronen; hierin stonden vruchtenpluk, visvangst en jacht op kleinwild (zoals gevogelte) centraal. Het Neolithicum: de introductie van de landbouw Vanaf het Neolithicum speelden akkerbouw en veeteelt een steeds belangrijker rol in de voedseleconomie. Met de introductie van de landbouw (meer specifiek de akkerbouw)
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[1 7 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
in het Neolithicum stelde de mens geleidelijk andere eisen aan de landschappelijke omgeving. De locatiekeuze werd steeds meer bepaald door de mate waarin gronden geschikt waren als akkerareaal. Door middel van vuurstenen bijlen werden bomen gekapt en ontstonden open terreinen (akkers) met grassen en kruidachtigen. Ten noorden en zuiden van het plangebied zijn vele van dergelijke bijlen aangetroffen. Belangrijk voor de veranderingen van het landschap is dat vanaf het Neolithicum de houding van de mens tegenover de natuur geleidelijk veranderde: voor het eerst werd zijn leefomgeving modeleerbaar. De neolithisering was een complex proces waarbij lange tijd sprake was van het naast elkaar bestaan van jagers- en landbouwgemeenschappen. Het proces vond niet overal tegelijkertijd plaats. Waarschijnlijk kwam in het rivierengebied de eerste (omvangrijke vorm van) landbouw pas in het Laat Neolithicum op gang. Naast de hoger gelegen delen van het landschap werden ook nog steeds de laaggelegen zones benut door deze samenlevingen. Dergelijke gebieden leenden zich bij uitstek voor speciale activiteiten, zoals jagen en vissen. De laagste delen, de restgeulen, werden in deze periode opgevuld met veen en dunne kleilagen. De Brons- en IJzertijd: het gemengde landbouwbedrijf Vanaf de Bronstijd nam het areaal landbouwgrond maar ook de veeteelt geleidelijk toe. Door een sterke bevolkingstoename in de IJzertijd nam de uitbreiding van het areaal landbouwgrond nog weer verder toe wat ten koste ging van het areaal eikenberkenbos. Het veen in de laaggelegen delen van het landschap bereikte vermoedelijk in de IJzertijd zijn maximale omvang. De bewoning situeerde zich waarschijnlijk op de hogere ‘ruggen’ van het landschap, veelal aan de rand van een nattere laagte (Fokkens, 2005). Een dergelijke ligging op de rand van verschillende bodemgebruikseenheden was in veel opzichten optimaal voor het gemengde landbouwbedrijf. De nattere delen waren uitstekend geschikt om het vee te grazen, de hogere drogere gronden waren uitstekende akkergronden. De akkers, waar vooral granen geteeld werden, werden begrensd door greppels of hagen. De doden werden bijgezet onder een lage heuvel. In de omgeving van het plangebied zijn dergelijke heuvels nog steeds in het landschap herkenbaar. Ze vormden in latere tijden veelal de bron van sagen en legenden. In de dalvormige laagte waren in de IJzertijd waarschijnlijk nog elzenbossen aanwezig. De veengroei in de laaggelegen delen van het landschap had zich in de IJzertijd enorm uitgebreid. Door het intensieve gebruik als akkerland en het tekort aan mest raakten ook de vruchtbare bodems op den duur uitgeput. De uitgeputte gronden werden achtergelaten en nieuwe akkers werden aangelegd. Vanaf de Late Bronstijd en IJzertijd ontstond hierdoor een landbouwsysteem dat noodzakelijkerwijs gebruik moest maken van een relatief groot landbouwareaal. De nederzettingen verhuisden mee naar het nieuwe akkerareaal, waardoor wordt gesproken van ‘zwervende erven’. Uit divers onderzoek blijkt dan ook dat de bewoning in de IJzertijd werd gekenmerkt door verspreid in het landschap liggende boerderijen (Gerritsen, 2001). Na verloop van tijd trad er een natuurlijk herstel op van de eerder beakkerde
[1 8 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
gronden en konden deze opnieuw in gebruik worden genomen. In deze perioden ontstonden hierdoor grote akkerarealen (‘Celtic fields’) die doorgaans vele hectaren omvatten. In de directe nabijheid van de bewoning lag dan een groot gemeenschappelijk grafveld, ook wel urnenveld genoemd. Ook deze graven lagen onder kleine heuveltjes. De urnenvelden fungeerden bovendien als territoriale markering die de claim van de gemeenschap op het land symboliseerde. Dat wordt gesuggereerd door de ligging op dominante locaties in het landschap. Zo liggen de urnenvelden bijna altijd langs een prehistorische weg, een laagte (ven) of op uitgesproken koppen in het landschap (kaartbijlage 1). 2.3.3 De Romeinse tijd Vlak voor onze jaartelling vestigden de Romeinen hun gezag in het plangebied. De samenleving in de Romeinse tijd had veel weg van onze huidige samenleving, namelijk een doorgedreven, rationele organisatie en een oplevende handel. Langs het uitgebreide wegennet ontstonden de steden waar zich de handel en de nijverheid concentreerde. De handel was een belangrijke bezigheid in het Romeinse Rijk maar toch bleef de landbouw de basis van het bestaan. In de Romeinse tijd werd nog doelmatiger met het landschap omgegaan. Het landschap stond grotendeels ten dienste van de mens, wat leidde tot een grote teruggang van het bosbestand. Op de akkers werd tarwe, spelt, emmer en gerst verbouwd. Het vee werd geweid in de talrijke graslanden die het gebied rijk was. De Romeinse scherven die ten noordwesten van het plangebied zijn gevonden, duiden waarschijnlijk op de aanwezigheid van kleinschalige boerderijen. 2.3.4 De Middeleeuwen (450-1500 na Chr.) Na de val van het Romeinse Rijk trad er in eerste instantie een belangrijke bevolkingsafname op. Het landschap geraakte weer grotendeels bebost en het bewoonde gebied was ingekrompen tot de meest geschikte plekken, namelijk de rivier- en beekdalen. In de Middeleeuwen raakte het gebied geleidelijk weer bevolkt en ontstonden de meeste van de huidige dorpen en gehuchten. Ook in het plangebied heeft de mens vooral vanaf de Middeleeuwen de grondslagen gelegd van het huidige cultuurlandschap. Over het algemeen wordt aangenomen dat de opbouw van het landschap op de Brabantse zandgronden tot 1900 een afspiegeling was van het landbouwkundige systeem zoals dat vanaf de Middeleeuwen tot ontwikkeling was gekomen. Historische kaarten uit de 19e eeuw geven daarom een goede indruk van het middeleeuwse landschap (figuur 4). Uitbreiding van het landbouwareaal Landbouw was in de Middeleeuwen veruit de belangrijkste economische activiteit. Vermoedelijk kenmerkte het landbouwsysteem zich in door een weide-braakstelsel. Hierbij fungeerden de percelen binnen het akkerlandcomplex afwisselend als akker en weiland. Omdat de akkers nog niet (op grote schaal) bemest werden, raakte de bodem geleidelijk uitgeput bij langdurig gebruik. Door een perceel tijdelijk als weiland in gebruik te nemen, kreeg de bodemvruchtbaarheid de kans zich weer te herstellen. RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[1 9 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Figuur 4. Vaarle en omgeving rond het midden van de 19e eeuw (Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990) en aan het einde van de 19e eeuw (ROBAS Producties, 1989).
[2 0 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
De Late Middeleeuwen werden gekenmerkt door een grote bevolkingsgroei en agrarische expansie. In deze periode werden de bouwlanden op de zandgronden enorm uitgebreid. De uitbreiding van de landbouwgronden hing nauw samen met een forse toename van de bevolking en met het ontstaan en de groei van de steden. In de loop van de Late Middeleeuwen ontstond de trend dat het platteland zich meer en meer ging richten op de stad. Door het ontstaan van de geldeconomie gingen boeren zich geleidelijk specialiseren in de teelt van handelsgewassen zoals broodgraan (rogge), vlas voor de linnenweverijen, gerst en hop voor de bierbrouwerijen en het houden van schapen voor de lakennijverheid. De uitbreiding van het landbouwareaal leidde onder meer tot een concentratie van aaneengesloten akkerlanden in open akkercomplexen. Deze akkercomplexen zijn vooral te vinden op de relatief hooggelegen en vaak lemige gronden die rondom de dorpskernen liggen (zgn. oude ontginningen). Aan het einde van de Late Middeleeuwen (en in de Nieuwe tijd) zijn de meest vruchtbare en droge gronden in gebruik als landbouwgrond. Onder invloed van de sterke bevolkingsdruk werden ook minder vruchtbare en nattere gronden ontgonnen (Renes, 1999). De bestaande akkercomplexen werden langs de randen nog enigszins uitgebreid en verder weg, (middenin of nabij de woeste gronden) werden ook de kleinere en meer geïsoleerd gelegen, hoge vruchtbare gronden ontgonnen vanuit een enkele ‘ontginningshoeve’. Dergelijke kampontginningen lagen derhalve veelal op kleine geïsoleerde ruggen. De hoeve lag tegen het nieuwe akkerareaal aan. De kampontginningen konden uitgroeien tot buurtschappen zoals Het Broek, Heideschoor en Vaarle. In 1615 werd de benaming Vaarlekamp al gebruikt: “…een stuck lants gelegen in die vaerle camp…” (Cornelissen e.a., 1987). De kampen waren in de regel omgeven door een haag of houtwal, waarbij de begroeiing vaak bestond uit geriefhout. De houtwallen trokken ook een specifieke fauna aan zoals de meikever. In de winter vormden de houtwallen de geschikte schuilplaats voor konijnen en patrijzen. De kampontginning van Vaarle De naam Vaarle wordt voor het eerst vermeld in de 15e eeuw (Vaerlaer of Vairlair). Het woord –laar wordt veelal verklaard als een open plek in het bos (Cornelissen e.a., 1987). Vaar komt mogelijk af van varens, een begroeiing die nog al eens voorkomt in nattere gebieden. De kampontginning gebeurde waarschijnlijk door een kapitaalkrachtig persoon. Vaarle was een leengoed van Oud-Herlaer en als zodanig achterleengoed van de bisschop van Luik. Het belangrijke goed, later aangeduid als Groot Vaarlaar, was eigendom van adellijke families en grootgrondbezitters. Omstreeks 1400 behoorde het goed aan de familie van Vairlair die in de 15e eeuw tot de belangrijkste families van Den Bosch behoorde. Nog in de 15e eeuw werden de families Van der Dussen, Van Berkel en Van Massereel eigenaar van het goed (Coenen, 2000). De natte gebieddelen In de Late Middeleeuwen worden ook de lagere (nattere) delen van het landschap ingrijpend door de mens beïnvloed. Het natte noordelijke deel van het plangebied werd al in de 15e eeuw aangeduid als het Brede Laer (open plaats in het bos), later
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[2 1 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Breelders genoemd. Mogelijk duidt deze naam al op het ontginnen van de elzenbossen ten behoeve van het areaal weidegrond. Verder werd veen gewonnen ten behoeve van de turfproductie. Het afwateringspatroon Van nature is het plangebied relatief nat. Waarschijnlijk is in het plangebied het natuurlijk afwateringspatroon in de loop van de tijd door ingrijpen van de mens veranderd. Zo duidt de naam wetering veelal op een regularisatie van de waterhuishouding. Weteringen zijn veelal kunstmatig aangelegde ontwateringskanalen. Mogelijk is deze loop al in de Middeleeuwen gegraven. De nieuwe ontginningen gingen veelal samen met de eerste systematische aanleg van afwateringssystemen (sloten, kanalen, etc.), hetgeen een sterke ontwatering/verdroging van het gebied tot gevolg had. De rol van het natte gronden voor het middeleeuwse landbouwbedrijf De kampontginningen van Vaarle en Heideschoor hadden een duidelijke samenhang met de dalvormige laagte . Deze laagte was minder geschikt voor het gebruik als akkerland maar echter uitstekend geschikt als weiland voor het vee en als hooiland (zogenaamde beemden). Het dal werd verdeeld in kleine perceeltjes die vaak waren afgebakend door kleine slootjes met daarlangs een netwerk van hagen ofwel elzenof wilgensingels. Ook eiken werden daarvoor gebruikt. Deze omheiningen dienden zowel als veekering als leverancier van hout. In het noordelijke deel van het plangebied zijn dergelijke beemdenstructuren nog volop herkenbaar (figuur 4). De inspanningen om de natte gronden om te zetten in hooi- en graslanden zijn te begrijpen als men beseft hoe belangrijk de graslanden waren voor het landbouwbedrijf. Door het gebruik van de beekdalgronden kreeg de boer meer hooiland (wintervoer) tot zijn beschikking. De hoeveelheid wintervoer bepaalde hoeveel vee in de winter doorgehouden kon worden. Hierdoor werd de hoeveelheid mest bepaald waarover een boer kon beschikken en daardoor de groeikracht van het akkerareaal. Mogelijk zijn er in het plangebied ook talrijke maatregelen genomen om het grasland te bevloeien. Hierop kunnen mogelijk de diverse sloten in het noordelijke deel van het plangebied duiden. Woeste gronden Ondanks de nieuwe ontginningen lag rondom het plangebied een groot gebied dat minder geschikt was als permanent akker- of grasland (‘woeste gronden’). Woeste gronden, die over het algemeen bestonden uit bossen, heide, moerassen en vennen, werden vanaf de Late Middeleeuwen gemeenschappelijk gebruikt door de omliggende dorpen (de ‘gemeynte’ of ‘vroenten’). Zo werd in 1300 de gemeynt van Nuenen en Gerwen door de hertog van Brabant aan de inwoners in gebruik gegeven. De woeste gronden waren zeer belangrijk voor het dagelijks leven. Op de woeste gronden werd namelijk geriefhout gehakt en werden bijen gehouden. In de natte broekgebieden werd volop turf gestoken. Voor de boerenbevolking was het vruchtgebruik van de onontgonnen gronden van groot economisch belang. Naast het gebruik als extensieve weidegrond en het steken van plaggen werden de ‘woeste gronden’ veelvuldig gebruikt voor de winning van grondstoffen. [2 2 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Het belang van de woeste gronden werd voor het plangebied al in 1300 aangetoond doordat in de uitgave van de hertog vermeld staat dat geen vee van buiten Nuenen en Gerwen op de woeste gronden toegelaten was. Al zeker in de 15e eeuw werd in Nuenen een schutter aangesteld die toezicht hield op de woeste gronden (Cornelissen e.a., 1987; Coenen, 2000). Het toezicht op het gebruik van de gemeynth is bovendien al in 1627 door de schepenen van Nuenen geregeld in een zogenaamd ‘banreglement’ (Coenen, 2000). Het intensief gebruik van de ‘woeste gronden’ voor het steken van plaggen en het gebruik als extensief weidegebied, veroorzaakte uitgestrekte zandverstuivingen. De laat-middeleeuwse wal nabij het Gulbergse ven werd mogelijk aangelegd om deze zandverstuivingen te stoppen. Door de begroeiing op de wallen werd het zand immers vastgelegd. De (gedeeltelijke) functie als landweer is mede door de ligging nabij de grens van Nuenen en Mierlo niet uit te sluiten. Wegenpatroon en boerderijen Met de ontginningen vanaf de Middeleeuwen kwam een groot deel van het huidige wegenpatroon tot stand. De wegen dienden vooral om de desbetreffende akkers of graslanden te bereiken, slechts enkele hadden een belangrijke doorgaande functie. De wegen werden aangepast aan de landschappelijke situatie en kenden dan ook een slingerend verloop. Op de woeste gronden kenden de wegen veelal een ‘verwilderd’ patroon. De wegen lagen voornamelijk op de hogere delen van het landschap, veelal aan de rand van de dalen. Deze ligging op de overgang tussen akkerlanden en de hooi- en weilanden was bovendien de ideale locatie voor de boerderijen. Tussen de boerderij en het bouwland vond veel vervoer van goederen plaats zoals mest, plaggen en oogst. Het was bijgevolg zeer gunstig om de bouwlanden dicht bij de boerderij te hebben. Het vee had anderzijds weidegrond nodig. Bij gebrek aan goede graslanden dienden de gemeenschappelijke heidegebieden als extensief weidegebied. Doordat de boerderijen tussen het bouwland en weidegebied lagen kon het vee niet op de akkerarealen terecht komen (De Bont, 1989). 2.3.5 De Nieuwe tijd (1500 na Chr. tot heden) ‘Rijzende akkerlanden‘ Vanaf het einde van de Late Middeleeuwen tot aan de introductie van de kunstmest (einde 19e – begin 20e eeuw), werd naast de uitbreiding van het akkerareaal de landbouwproductie op de zandgronden vergroot door een intensivering van bemesting. Hierdoor konden de akkers jaarlijks benut worden en hoefden ze niet meer braak te liggen. Humusrijk materiaal (zoals bosstrooisel, heide- en/of grasplaggen) werd gebruikt om de (vloeibare en vaste) dierlijke mest van het opgestalde vee te binden. Dit mengsel (stalmest, plaggen/strooisel) werd vervolgens op de akker gebracht. Op deze manier kon de bodemvruchtbaarheid van het akkerareaal beter op peil worden gehouden. Omdat het humusrijke materiaal behalve organisch afval ook veel minerale bestanddelen (zand en of klei, afkomstig van de plaggen) bevatte, kon ten gevolge van eeuwenlange, intensieve bemesting een dikke humushoudende bovenlaag ontstaan: een zogenaamd esdek. Deze esdekken zijn aanwezig rondom
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[2 3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
de kernen van o.a. Heideschoor, Broek en Vaarle. In Vaarle wordt de oude akkerkamp met esdek nog steeds gekenmerkt door een bolle ligging. Tot voor kort werd aan het systeem van esvorming voornamelijk een laat-middeleeuwse datering toegeschreven. Dit geldt echter voornamelijk voor de vanouds meest geschikte akkergebieden. Uit recent onderzoek blijkt namelijk dat het grootste deel van de essen voornamelijk gevormd moet zijn in de 16e tot 19e eeuw. Het gaat veelal om essen die in de nattere gebieden zijn ontstaan in een korte periode. In tegenstelling tot de oude esgronden hebben deze snelle ophogingen waarschijnlijk ook een verbetering van de (grond-)waterhuishouding tot doel gehad. Woeste gronden De productieverhogingen in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd veroorzaakten een grotere behoefte aan mest. Hiervoor was een grote veestapel nodig. Dit vee, vooral schapen, graasde op de heide en zorgde ervoor dat jonge boompjes en struiken geen kans kregen om te groeien. Deze schapen werden in de 16e en 17e eeuw in Nuenen, Gerwen en Nederwetten op grote schaal gehouden (Coenen, 2000). Omdat steeds meer vee in het bos werd geweid en er ook op grote schaal plaggen en bosstrooisel gewonnen werd, degradeerde het nog aanwezige bos zo sterk dat het geleidelijk verdween en er zeer uitgestrekte heidevelden ontstonden. Ook de verstuivingen namen hierbij op grote schaal toe. Vaarle en Heideschoor lagen tot in de 19e eeuw te midden van een uitgestrekt heidegebied: de Reeselingsche heide, Vaarlsche heide en Kolsche heide (WoltersNoordhoff Atlasprodukties, 1990). Hier lagen verder diverse vennen zoals de Schoutse vennen en het Gulbergse ven. Het ontstaan van Gulbergen Op de uitgestrekte heidevelden waren de oude grafheuvels (tumulus) veelal intact en had men weinig moeite de graven te lokaliseren. Nabij het Gulbergse ven lagen vele van deze oude grafheuvels. De heidense dodenheuvels vormden veelal de locaties waar duivels huisden, waar heksen of katten hun nachtelijke bijeenkomst hielden of waar aardgeesten (dwergen, alvermannen) hun woonplaats hadden. Uit de grafheuvels afkomstige urnen werden gewoonlijk beschouwd als het huishoudelijk aardewerk van de dwergen (‘aardmannekenspotten’). Deze wereld waarin de natuur heerste, diende behoedzaam betreden te worden. Wie hier niets te zoeken had, zal de plek wellicht hebben gemeden, zeker wanneer het donker was. In dit desolate landschap dat geassocieerd was met het kwade, vormden de heidense grafheuvels dan ook de ideale plek om misdadigers te executeren. De grafheuvels nabij het Gulbergs ven, die bovendien op de grens van de diverse ‘gemeenten’ lagen, waren ideaal om de galg op te richten. Hierdoor kan dan ook de naam Gulberg verklaard worden: de naam is afgeleid van galgberg’’ (galg op een berg; Cornelissen e.a., 1987). Sommige geëxecuteerden, waarschijnlijk personen zonder recht op een christelijke begraafplaats, werden begraven in de galgenheuvel. Het goed Vaarle In de 16e eeuw was de belangrijke familie Van Massereel eigenaar van de hoeve met de bijbehorende landerijen. Omstreeks het begin van de 17e eeuw ging het goed over naar de familie van Cortenbach. Omstreeks 1660 kwam Emond van Cortenbach, [2 4 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
heer van Helmond, in het bezit van Vaarle. Het goed zou eeuwenlang aan de heren van Helmond verbonden blijven (Coenen, 2000). Het goed werd door de eigenaars meer gezien als een belegging. Het was dan ook een bedrijf met grote bijgebouwen en stallen, die volledig in eigen behoefte konden voorzien. De uitbating zelf gebeurde over het algemeen door pachtboeren. Ondanks dat deze pachtboeren weinig of geen onroerend goed bezaten, genoten ze in het dorp veel aanzien en vervulden ze functies in de lokale gemeenschap. Met het goed en zijn bijbehorende landerijen kon dan ook goed een boterham verdiend worden. In de 18e eeuw behoorden tot de hoeve groot Vaarle nog 227 ‘lopense land’ wat overeenkomt met circa 38 ha (Coenen, 2000). Nabij de boerderij lagen op de hoger gelegen delen de akkers (die ‘vaerle camp’). In de dalvormige laagte waar de Varense Loop stroomt, lagen uitgestrekte wei- en hooilanden (beemden). Verder weg was deze laagte nog vooral moerassig gebied waar turf gewonnen kon worden. Zowel de akker- als de graslanden waren omringd door hakhoutwallen en allerhande bomen zoals eiken, beuken, iepen en wilgen. In latere tijden werden ook meer en meer percelen met bomen beplant. Rondom het goed bevond zich een uitgestrekt heideareaal. In het open heidegebied waren de voormalige grafheuvels nog goed te herkennen. Op het heidegebied kwamen diverse zandverstuivingen waardoor stuifduinen ontstonden. In het heidegebied bevonden zich tevens diverse vennen zoals de Schoutse vennen en het Gulbergse ven. De (bewerkte) reconstructie van de kampontginning van Sint Jan te Venlo (figuur 5) geeft een idee van hoe men zich het goed Vaarle in de Nieuwe tijd (tot aan het midden van de 19e eeuw) kan voorstellen. Ontginningen in de 19e en 20e eeuw Ontginning van de woeste gronden De onontgonnen gronden die in vroegere tijden zeer belangrijk waren voor het goed functioneren van het gemende boerenbedrijf werden vanaf het einde van de 18e eeuw minder essentieel geacht. Al aan het einde van de 18e eeuw breidde de eigenaar het goed Vaarle uit door grote stukken heide aan te kopen en te ontginnen tot landbouwgrond. In het begin van de 19e eeuw werd nabij de Oude Vaarlese Hoeve de Nieuwe Vaarlese Hoeve gebouwd (Coenen, 2000). De nieuwe uitbreidingen worden aangeduid als de Vaarlese Nieuwe Erven. De balans tussen de cultuurgronden en de woeste gronden werd steeds meer verstoord in de 19e eeuw. De woeste gronden verloren hun functie: plaggenbemesting en extensieve graaslanden waren niet langer noodzakelijk. Aan het einde van de 19e eeuw zijn grote delen van de Reeselingsche heide bebost voor de produktie van mijnhout (figuur 4; ROBAS Producties, 1989). Met de introductie van de kunstmest (einde 19e - begin 20e eeuw) was de natuurlijke bodemvruchtbaarheid niet langer een beperkende factor. Een groot deel van het heidegebied is omgezet tot akker- en grasland. Op de Luchense heide is het in de periode 1850-1900 aangelegde bos op stuifzanden (grove den, zomereik, ruwe berk, Amerikaanse vogelkers en schietwilg) nog steeds aanwezig en aangeduid als historisch groen. Ondanks deze ontginningen zijn de woonuitbreidingen in Vaarle, Heideschoor en Broek betrekkelijk beperkt gebleven. In Vaarle en Heideschoor zijn nog een aantal
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[2 5 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Figuur 5. De (bewerkte) reconstructie van de kampontginning van Sint Jan te Venlo geeft een idee van hoe het goed Vaarle lange tijd heeft uitgezien. Tot de boerderij(en) behoorden akkers en bossen. In de lagere gebieden lagen de gras- en hooilanden. Rondom het goed lagen de heidevelden met vennen en zandverstuivingen. De oude grafheuvels waren nog goed herkenbaar (© RAAP/ Olaf Odé).
Figuur 6. De Oude Vaarlese hoeve voor de afbraak (uit Coenen, 2000).
[2 6 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
(langgevel) boerderijen uit de 19e en 20e eeuw bewaard gebleven (Monumenten Inventarisatie Project [MIP]; http://brabant.esrinl.com/chw). De Oude Vaarlesche Hoef is echter recentelijk afgebroken (figuur 6). In het Broek is nog steeds de structuur van de oorspronkelijke nederzetting aanwezig. Het bebouwingsbeeld bestaat overwegend uit langgevelboerderijen uit de periode 1800-1920. Het Broek is dan ook deels aangewezen als beschermd dorpsgezicht (http://brabant.esrinl.com/chw). De laanbeplanting en boomweide van zomereik, langs een weg en op een onverhard driehoekig plein dateert overwegend uit de periode 1890-1900 en is aangeduid als historisch groen. De impact van prikkeldraad op het landschap Ook de invoering van het prikkeldraad heeft een enorme invloed gehad op het landschap: houtwallen verloren hun functie als veekering en zijn op grote schaal gerooid. In het beekdal van de Kleine Dommel worden echter nog steeds veel perceelsscheidingen gemarkeerd door greppels en (de resten van) houtwallen. Infrastructuur Verder vonden vanaf de tweede helft van de 19e eeuw andere geleidelijke, grootschalige en planmatige veranderingen plaats. De ontginningen van de ‘woeste gronden’ gingen gepaard met een rechtlijnig verkavelingspatroon en wegenstelsel. In de jaren 40 van de 19e eeuw werd het Eindhovense kanaal aangelegd. De beplanting langs het kanaal bestaannde uit o.a. uit zomereik, gewone vlier, Amerikaanse vogelkers, witte els, zwarte els, moeraseik, plataan, blauwe bosbes, sporkehout, wilde lijsterbes, Gelderse roos, es, zomerlinde, populier, ruwe berk en koningsvaren dateert deels uit de periode 1843-1846 en deels uit de periode 1929-1932. Het is aangeduid als historisch groen. De spoorlijn Helmond – Eindhoven was omstreeks 1864 vervolledigd (Coenen, 2000). De aanleg van de A270 aan het einde van de 20e eeuw vervolledigde de versnippering van het eeuwenoude landschap rondom Vaarle en Heideschoor.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[2 7 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Molenbroek 167500
167750
168000
168250
legenda boring (met een zandguts diam. 2 cm)
M ie rlos e 25
22
21 20
5
met een AC-profiel
Dijk
met een hoge enkeerdgrond met een ophogingspakket met een verstoord bodemprofiel
24 20
23 6 2
7
moeras
1
3
26
385750
385750
4
boornummer
historisch grondgebruik (ca 1830)
28
grasland heide
27 29
hakhout dennenbos
Schoutsevennen
11
9 30
10
8
31
Nieuw Vaarlese bouwland Hoef
32
overig
33
historische waterloop
Breelders
grens plangebied
12
385500
385500
14 15
13
Schou tseven ne n 59 19
35 36
34
17
37 18
40
16
Vaarlekamp 48
49
38
39
51 50 385250
385250
47
46
45
44
43
41
42
58 57
Oude Vaarlese Hoef
56 55 52
53
54
385000
385000
0
50
100
150 m
167500
167750
Figuur 7 Resultaten booronderzoek op historisch grondgebruik
168000
200
250 1:5 000
168250
2008
Figuur 7. Resultaten booronderzoek op historisch grondgebruik.
[2 8 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
3 Veldonderzoek 3.1 Methoden Tijdens het verkennende veldonderzoek zijn 59 boringen verricht (figuur 7). De boringen zijn alleen in het noordelijke deel van het plangebied gezet waar bodemverstoringen in een groter vlak plaats zullen vinden (zone van maaiveldverlaging, etc.). Er is geboord tot maximaal 1,1 m –Mv met een gutsboor met een diameter van 3 cm. De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatieinstituut, 1989) beschreven en met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Het verkennend booronderzoek richt zich met name op de landschappelijke context van het plangebied. De boringen hebben tot doel inzicht te verkrijgen in de geologische/bodemkundige opbouw van de ondergrond en met name te verifiëren of in het gebied relatief natte bodems voorkomen. Indien dit het geval is, zal de archeologische verwachting hierop worden afgestemd. Aangezien de ontwatering (en dus ook de bodemontwikkeling) mede gekoppeld is aan het reliëf, is een aantal boringen gezet in haaks op de dalvormige laagte georiënteerde raaien. Verder dienen de boringen om de diepteligging van archeologisch interessante lagen en de mate van bodemverstoring in het plangebied te bepalen. Het onderzoek heeft niet tot doel eventuele archeologische vindplaatsen in kaart te brengen.
3.2 Resultaten Terreininspectie Het plangebied is grotendeels in gebruik als grasland. De oude beemdenstructuur is nog goed herkenbaar. Vooral in het uiterst noordelijke deel is er een grotere dichtheid aan greppels aanwezig om het natte gebied te ontwateren. In het centrale deel van het gebied is een vijver (met eiland) aanwezig. Ten oosten en ten westen van het plangebied loopt het reliëf geleidelijk omhoog. Vooral de oude Vaarlese Kamp, op de dekzandrug, ligt zeer hoog. De overgang naar het lagere graslandgebied wordt hier gekenmerkt door een steilrandje. Geologie en bodem Voor de beschrijving van de afzonderlijke boringen wordt verwezen naar bijlage 1. Op het oudere akkercomplex van Vaarle (boring 37) is een relatief dik (ca. 80 cm) esdek aangetroffen. Hierdoor kan er, in tegenstelling tot wat de bodemkaart aangeeft, gesproken worden van hoge enkeerdgronden. In het plangebied komen in overeenstemming met de gegevens van de bodemkaart voornamelijk natte gronden voor: - In de meeste boringen is onder de bouwvoor direct de C-horizont vastgesteld die bestaat uit lichtgrijs, veelal gelaagd (verspoeld) zand. Vanwege de natte omstandigheden is de bovengrond in de nattere gebieden veelal moerig. Bovendien is RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[2 9 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
hier de C-horizont op de overgang met de bovengrond licht humeus en bevindt zich in de C-horizont wortelhout. Dit wortelhout duidt op de aanwezigheid van een broekbos. Opvallend is dat de C-horizont nabij de weg Schoutse Vennen veel hoger lijkt te zitten dan elders in het plangebied. Mogelijk loopt de dekzandvlakte die op de geomorfologische kaart staat aangegeven verder door naar het westen of is er een plaatselijke kop aanwezig. - Vanwege de natte omstandigheden blijkt een groot deel van het plangebied opgehoogd om het geschikt te maken voor akker- of grasland. Onder het ophogingspakket is in diverse boringen een veenlaag aangetroffen (boringen 21, 26 en 57). Op figuur 6 zijn alleen de dikkere ophogingspakketten aangegeven (zie bijlage 1). In een aantal boringen was het ophogingspakket relatief dun (maar nog herkenbaar) en opgenomen in de bouwvoor. In twee boringen leek het ophogingspakket van natuurlijke oorsprong (C-materiaal; boringen 21 en 30). Ofwel het ophogingspakket bestaat hier uit natuurlijk verspoeld C-materiaal ofwel er is door de mens plaatselijk schoon C-materiaal ter ophoging gebruikt. - Een groot aantal boringen vertoonde een verstoord bodemprofiel (50 cm of meer). Waaraan de verstoringen te wijten zijn is niet duidelijk. Vermoedelijk gaat het in de meeste gevallen deels om een ophogingspakket. Ook de winning van grondstoffen (zand, leem, turf) wordt niet uitgesloten. Bij een dergelijke winning werd na de afgraving het humeuze dek veelal teruggestort.
[3 0 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
4 Cultuurhistorische verwachting 4.1 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Archeologische verwachtingsmodellen zijn in hoge mate gebaseerd op kennis over locatiekeuze-factoren van mensen door de tijd heen in een bepaald landschap. Bestaande verwachtingsmodellen met betrekking tot de archeo-regio vormen veelal een belangrijk uitgangspunt voor een hypothetisch verwachtingsmodel. Meest uitgewerkt is het verwachtingsmodel dat is opgesteld ten behoeve van de IKAW voor Zuid-Nederland (ROB, 2005). Dit model is in hoge mate gebaseerd op een analyse van het vindplaatsenbestand in ARCHIS en de aanwezige bodems (in combinatie met de grondwatertrappen) volgens de bodemkaart (Stiboka, 1985). Volgens de IKAW (ROB, 2005) geldt voor een groot deel van het plangebied een lage trefkans voor archeologische vindplaatsen (figuur 8). Het gaat hier om de nattere beekeerdgronden (grondwatertrap III) en de laarpodzolgronden. In het zuidelijke deel van het plangebied komt een zone voor met een hoge en middelhoge trefkans. De hoge trefkans is gebaseerd op de aanwezigheid van droge hoge enkeerdgronden (zEZ, grondwatertrap VI). Een middelhoge verwachting hebben de nattere hoge enkeerdgronden, de nattere veldpodzolgronden (alle grondwatertrap V) en de drogere beekeerdgronden (grondwatertrap V en V*).
4.2 Bijstelling van de archeologische verwachting De IKAW is gebaseerd op de bodemkaart en geeft voornamelijk een verwachting voor de aanwezigheid van nederzettingsterreinen en grafvelden. Het grondwaterregime speelde een belangrijke rol bij de locatiekeuze voor nederzettingen, akkerarealen en grafvelden. In de natte gronden worden dan ook geen archeologische vindplaatsen van deze aard verwacht. Dat deze gronden vooral als gras- en hooiland werden gebruikt, wordt onderstreept door het voor beemden typische verkavelingspatroon dat op historische kaarten staat afgebeeld (Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990). Ondanks de mindere geschiktheid voor bewoning mogen de natte gronden niet als minder waardevol gebied beschouwd worden. Hier kunnen vindplaatsen voorkomen die gerelateerd zijn aan nattere omstandigheden. De hogere en drogere gronden lenen zich goed voor bewoning. Het verschil tussen droog en nat op de bodemkaart vertaalt zich echter niet automatisch in een hoge en een lage verwachting op de IKAW. Zo hebben de droge laarpodzolgronden volgens de IKAW om onduidelijke redenen een lage verwachting . Bovendien blijkt de bodemkaart lang niet altijd nauwkeurig. Zo is uit het verkennend veldonderzoek gebleken
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[3 1 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Figuur 8. Archeologische waarnemingen en verwachting volgens de IKAW (ROB, 2005).
[3 2 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
dat er helemaal geen laarpodzolgronden in het plangebied voorkomen, maar dat het om hoge enkeergronden gaat, die op de IKAW in de regel een hoge trefkans krijgen (figuur 7). Duidelijk is dat de archeologische verwachting voor het plangebied nader gespecificeerd en bijgesteld dient te worden.
4.3 Het definiëren van de verwachtingszones Uit (de omgeving van) het plangebied zijn vele cultuurhistorische waarden bekend. Dit betekent echter niet dat alle cultuurhistorische resten binnen het plangebied in kaart zijn gebracht. Om deze kennisleemte zoveel mogelijk te dichten en de mogelijk aanwezige cultuurhistorische waarden veilig te stellen, is een cultuurhistorische verwachting opgesteld. Kampementen van jagers-verzamelaars Er blijkt een sterke relatie te bestaan tussen het aantal archeologische vindplaatsen uit de Steentijd (jager-verzamelaars) en overgangen van nat naar droog. De vindplaatsen uit de Steentijd, Laat Paleolithicum en Mesolithicum in de omgeving van het plangebied liggen op dergelijke gradiëntzones (kaartbijlage 1). Een verklaring voor deze sterke relatie moet gezocht worden in de grote verscheidenheid in flora en fauna in gradiëntzones. Dit brengt voor jager-verzamelaars met zich mee dat er op dergelijke locaties een grote verscheidenheid aan voedselbronnen op korte afstand voorhanden is in de vorm van planten en dieren. Bovendien blijkt dat eetbare en medicinale planten voornamelijk voorkomen in de nattere gebieden (Brown, 1997). Verwachtingszone Het leidt geen twijfel dat de omgeving van het plangebied door deze jager-verzamelaars talloze malen is opgezocht. De (zeer) droge gronden (grondwatertrap VI en VII) aan de rand van het beekdal vormden een geschikte locatie voor kampementen en nederzettingen. De natte laagte zelf voldoet niet aan locatiekeuzefactoren voor kampementen of nederzettingen. Toch kan niet uitgesloten worden dat hier kleine, zandige opduikingen voorkwamen die geschikt waren voor kampementen. Omdat op de bodemkaart de plaatselijke zandige opduikingen niet zijn weergegeven, geldt voor het overige deel van het plangebied een onbekende verwachting voor de aanwezigheid van dergelijke kampementen. Bovendien kunnen in de nattere delen elementen worden verwacht die te maken hebben met jachtactiviteiten (bijv. pijlpunten). Ook onder de nattere hoge enkeerdgronden kunnen zich ‘opduikingen’ bevinden die geschikt waren voor de aanwezigheid van kampementen. Bewoningssporen van landbouwers Met de introductie van de landbouw werd de mate waarin gronden geschikt waren om te beakkeren een steeds belangrijker factor in de locatiekeuze van de mens. Naast de vruchtbaarheid en bewerkbaarheid van de grond speelde vooral het grondwaterregime een doorslaggevende rol bij de locatiekeuze voor nederzettingen en akkerarealen. De eerste landbouwers legden hun akkers waarschijnlijk alleen op de hoogste delen van het landschap aan.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[3 3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Ook de ligging aan de rand van de natte laagte is in landbouwkundig opzicht belangrijk en waardevol. Tot in de 19e eeuw stond het oude cultuurlandschap in functie van het gemengde landbouwbedrijf (Renes, 1999). Een ligging op de rand van verschillende bodemgebruikseenheden is in veel opzichten optimaal. De laagte vormde uitstekende graslanden, de enkeerdgronden zijn geschikte akkergronden. De boerderijen lagen op de overgang van het bouwland en het weidegebied. Verwachtingszone De drogere hoge enkeerdgronden in het plangebied hebben een hoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers. Deze gronden zijn vaak ontstaan op de vruchtbare moderpodzolen en liggen op de hoger gelegen (goed ontwaterde) delen van het landschap. Gezien de aanwezigheid van een oud leengoed (Vaarle) en de directe aanwezigheid van een voor landbouw uitermate geschikte dekzandrug, heeft de nattere dekzandvlakte bij Vaarle een middelhoge verwachting. De nattere humuspodzolen en de natte laagte hebben een lage verwachting voor vindplaatsen van landbouwers. Deze lage verwachting geldt ook voor de nattere hogere enkeerdgronden. Deze laatste hebben van oorsprong immers een nog slechtere ontwatering. Het zijn veelal jongere ontginningen. De aanwezigheid van kleinere, voor bewoning geschikte koppen, onder het esdek is echter niet uit te sluiten. Beekovergangen Met de ontginningen in de Middeleeuwen kwam ook een groot deel van het wegenstelsel tot stand. De wegen dienden vooral om de desbetreffende akkers of graslanden te bereiken of waren zogenaamde veedriften. De wegen werden aangepast aan de landschappelijke situatie en lagen bij voorkeur op de hogere ruggen en welvingen van het landschap. Vroeg of laat moeten de wegen ook de dalvormige laagte doorkruisen. Tot ver in de 19e eeuw hing de plaats en manier waarop men deze obstakels wilde oversteken samen met de natuurlijke omstandigheden van de oversteekplaats. De voorkeur ging uit naar een plek waar de laagte relatief smal was of waar plaatselijke ruggen als ‘springplank’ gebruikt konden worden. Op deze plaatsen zijn nadien veelal ook de bruggen aangelegd. De overgangen zijn niet plaatsvast. Ongetwijfeld hebben ze veel te lijden gehad van diep insnijdende karrenwielen, hetgeen de oversteek bemoeilijkte. Als gevolg van achterstallig onderhoud en erosieprocessen is het niet verwonderlijk dat in de vernauwingen van de beekdalen meerdere doorwaadbare plaatsen aanwezig kunnen zijn. Verwachtingszone Op basis van de bodem- en historische kaarten en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) kunnen zones worden gedefinieerd waar oude overgangen hebben gelegen. Veel van de huidige overgangen hebben al oude voorgangers gehad en liggen op gunstige plaatsen om de laagte over te steken. Zo ligt direct ten noorden van het plangebied een vanouds ideale lokatie om de laagte over te steken. De oude overgang heeft een zeer karakteristiek karakter. De wegen waaieren aan de overzijde van de overgang, in de woeste gronden (heide), zeer sterk uit. De toponiemen duiden veelal op een oude beekovergang. Zo duidt het toponiem Papenvoort op een oude overgang of voorde: een doorwaadbare plaats waar men te voet, te paard of met een wagen een beek of rivier kon oversteken. Op de geomor[3 4 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
fologische kaart is goed zichtbaar dat het dal hier relatief smal is. Ook het toponiemen Heideschoor lijkt op een oude overgang te duiden. Schoor is dikwijls een laaggelegen, aangewassen stuk grond. Het wordt ook veelal gebruikt als toponiem voor een eenvoudige brug van naast elkaar, haaks op de beekbedding georiënteerde balken waarover vee kon worden gedreven en die als het moest ook berijdbaar was met een smalle handkar of kruiwagen. Ook in dit geval is op de geomorfologische kaart goed zichtbaar dat het dal hier relatief smal is. Zoals blijkt uit het booronderzoek vormt ook de overgang bij Vaarle vanouds een geschikte overgang. Mogelijk is dit de ‘vaerle stap’ die al in het begin van de 17e eeuw wordt genoemd (Cornelissen e.a., 1987). Een stap wordt verklaard als een vlonder (of vlonder). Dit is een houten brug met leuningen die vaak net breed genoeg is om met een bespannen kar veilig de overkant te bereiken. Molenbiotoop? Graan heeft al duizenden jaren een belangrijk bestanddeel gevormd van het voedsel van de bevolking. Aanvankelijk gebeurde het graanmalen handmatig. In de Middeleeuwen werd de meelproduktie onder meer opgevoerd door gebruik te maken van watermolens. De molenlocaties hingen bij kleinere rivieren nauw samen met specifieke geomorfologische of hydrogeologische condities. Mogelijk duidt het toponiem molenbroek (Cornelissen e.a., 1987) op de aanwezigheid van een watermolen bij de oude overgang direct ten noorden van het plangebied. Op deze plaats was reeds van nature sprake van stuwing welke relatief eenvoudig kunstmatig vergroot kon worden. Oppervlaktewaterpassages ontstonden namelijk juist bij dalversmallingen (Stuurman, Peeters en Reckman, 1997). Stroomopwaarts van de molen ontstond dan veelal een broekgebied. Het is dan ook niet uit te sluiten dat het uiterst noordelijke deel van het plangebied tot een molenbiotoop behoord. Naast de aanwezigheid van een bedrijfsgebouw behoorden tot een dergelijke molenbiotoop ook een molenstuw, molenkolk, een overlaatsluis, dijken en beekovergangen. Anderzijds is op deze locatie geen molen bekend (ook geen windmolen). Mogelijk is het toponiem molenbroek afgeleid van de familienaam ‘van der Meulen’ (Cornelissen e.a., 1987). Rituele deposities Recent onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat natte, ‘natuurlijke’ plaatsen in het landschap zoals moerassen, rivieren, beekdalen, bronnen en vennetjes, een grote rituele aantrekkingskracht hebben gehad (Fontijn, 2002). Rituele deposities gaan al terug tot in de Steentijd en kenmerken zich enkel door de gedeponeerde objecten (zogenaamde puntlocaties). De vondsten bestaan meestal uit complete stenen of bronzen bijlen, zwaarden, speerpunten, sieraden, munten, etc. Dit heeft als gevolg dat dergelijke activiteiten moeilijk op te sporen zijn. Veelal zijn het dan ook toevalsvondsten. Verwachtingszone De gehele laagte kan gebruikt zijn geweest als depositiezone. Er lijkt echter een voorkeur te zijn bij overgangen. De zones met een hogere trefkans voor de aanwezigheid van beekovergangen hebben dan ook een middelhoge verwachting op het aantreffen van rituele deposities. RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[3 5 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Afvaldumps De mens heeft door de tijd heen enorm veel afval geproduceerd. Afval bleef in de regel niet op de woonvloer rondslingeren. Het afval werd verzameld en gedumpt op een plaats waar niemand er last van had. Vaak werd het afval gestort in de directe omgeving van het kampement of nederzettingsterrein in een laagte, zoals in de beekbedding of een oude meander. Het vondstspectrum van een afvaldump bestaat doorgaans uit houtskool, as, slachtafval, verbrand en onverbrand bot, gebroken vaatwerk, versleten werktuigen, niet bruikbaar vuursteen dat vrijkomt bij het maken van vuurstenen artefacten, verbrande natuurstenen, verbrande leem en soms metaal. Verwachtingszone Er kan gesteld worden dat hoe rijker de bewoning op de flanken van dalen, des te groter de kans op het voorkomen van afvaldumps in de laagte. Voor het plangebied geldt bij gebrek aan bewijzen voor bewoning overwegend een onbekende kans op het aantreffen van afvaldumps. Wel blijkt dat afvaldumps veelal voorkomen nabij de oude beekovergangen. Sporen die wijzen op exploitatie van grondstoffen Bouwmateriaal (hout, turf, riet, strooisel en leem) Tot in de 19e eeuw was hout een van de belangrijkste grondstoffen. Hout werd niet alleen gebruikt als brandstof, maar ook als bouwmateriaal voor bouwwerken, transportmiddelen, werktuigen, huisraad, omheiningen en doodskisten. De talrijke ontginningen in de Late Middeleeuwen zorgden voor een sterke afname van de bossen waardoor er alleen in de nattere gebieden nog relatief veel hout voorkwam. De (elzen)broekbossen werden waarschijnlijk intensief beheerd als hakhoutbossen. De twijgen van voornamelijk het elzen- en wilgenhout werden gebruikt als brandhout, voor bezemstelen, voor het vlechten van manden en de wanden van de vakwerkhuizen. Op historische kaarten worden in het plangebied nog diverse delen aangegeven als moeras (http://www.watwaswaar.nl). In deze moerassige broekgebieden werd turf gestoken, een zeer belangrijke brandstofbron. Tijdens het verkennend booronderzoek zijn op enkele plaatsen veenlagen in het plangebied vastgesteld waardoor turfwinning in het plangebied niet uit te sluiten is. Omdat de turf hoofdzakelijk gestoken werd voor eigen gebruik, zullen turfkuilen bescheiden van omvang zijn. Pas in de loop van de 19e eeuw verloor turf terrein aan de steenkool. Leem wordt van oudsher gebruikt. Al in de Prehistorie werden wanden van huizen, woonvloeren en ovens gemaakt van leem. Leem kwam vooral uit de dalen waar deze met relatief weinig inspanning gewonnen kon worden. Verder was ook riet een veel gebruikt bouwmateriaal voor het vlechten van manden en voor de daken. Strooisel werd veelvuldig gewonnen op de heide en in de laagtes en werd in de stallen gebruikt om door de mest te mengen. Omdat de dieren door het langdurig verblijf in de stal op een steeds dikkere laag mest stonden, moest het strooisel regelmatig opnieuw worden aangebracht.
[3 6 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Verwachting In het hele plangebied kunnen dergelijke restanten van grondstofwinning aanwezig zijn (leemkuilen, turfkuilen, gereedschappen, etc.) Percelering en ontwateringgreppels De ontginningen in de Middeleeuwen gingen samen met de eerste systematische aanleg van afwateringssystemen (sloten, kanalen, etc.), wegen en perceelscheidingen. De ligging van deze elementen hing nauw samen met het natuurlijke landschap. De huidige afwateringssystemen, wegen en percelering kunnen al een grote ouderdom hebben (Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990; ROBAS Producties, 1989; http://www.watwaswaar.nl). De percelering geeft een indruk van het grondgebruik en is aangepast aan het lokale reliëf. Zo vertoont de percelering enkele merkwaardige vormen. Bij de Vaarlerkamp komt een groter perceel voor dat de hogere rug volledig omsluit. De akker op deze rug was omgeven door een (meidoorn)haag of houtwal, waarbij de begroeiing vaak bestond uit geriefhout. Deze heggen en wallen dienden zowel om vee te keren als om de vruchtbare grond vast te houden. Door zijn overwegend lage ligging was de natte laagte minder geschikt voor het gebruik als akkerland. Toch hebben deze gronden een essentiële rol gespeeld in de agrarische bedrijfsvoering. De gronden werden intensief gebruikt als grasland en werden gekenmerkt door een netwerk van kleine regelmatige en onregelmatige perceeltjes die vaak afgebakend waren door hagen met daarlangs een netwerk van smalle slootjes (zogenaamde beemden of bemt). In het noordelijke deel van het plangebied zijn de slootjes nog steeds op het AHN herkenbaar (Kaartbijlage 1).
4.4 Diepteligging en conservering van archeologische resten Archeologische resten zijn onlosmakelijk verbonden met de bodem en daardoor erg kwetsbaar voor bodemingrepen. Alleen indien vindplaatsen zijn afgedekt door een dik pakket, kunnen ze bij bodemingrepen (niet dieper dan het afdekkende pakket) bewaard blijven. Onder het esdek en onder de ophogingspakketten kunnen vindplaatsen dan ook goed bewaard zijn gebleven. Attributen en structuren die gemaakt zijn van organisch materiaal kunnen alleen voorkomen in zones waar de bewaarcondities gunstig zijn. Organische artefacten moeten namelijk ingebed zijn in natte sedimenten waardoor deze zijn afgesloten van zuurstof. Artefacten van bot mogen bovendien niet in aanraking komen met sterk verzuurd water.
4.5 Aardkundige waarden Door de wisselwerking van wind, water en de mens is het huidige landschap gevormd. Tot in het begin van de 19e eeuw kon dit landschap opgedeeld worden in drie groepen: bewoning, cultuurgronden (oude akker- en graslanden) en woeste gronden (bossen, heide, moerassen en vennen). Zowel de cultuur- als de woeste gronden stonden in functie van het gemengde landbouwbedrijf. RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[3 7 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Ten oosten van het plangebied lagen de akkers op de kenmerkende dekzandruggen die door de aanwezigheid van een esdek extra geaccentueerd werden. Via een kenmerkende glooiing gaat het hogere licht golvend dekzandlandschap over naar een dalvormige laagte. Vermoedelijk zijn de Luchense Wetering en de Varense Loop door de mens in deze laagte gegraven om de ontwatering te verbeteren. Hierdoor was de natte laagte uitstekend geschikt als hooi- en grasland. Aan de westzijde van de natte laagte lagen de woeste gronden. Hier lagen van nature diverse natte laagtes. Intensieve landbouwpraktijken in de historische tijd hebben op de woeste gronden uitgestrekte zandverstuivingen veroorzaakt. De hierbij ontstane lage en hoge duinen vormden een zeer duidelijk reliëfelement in het Brabantse landschap. In latere tijden werden hier uitgestrekte productiebossen aangeplant om de zandverstuivingen vast te leggen. Door vergravingen en uitgravingen is op diverse plaatsen het oude natuurlijke microreliëf aangetast. Natte laagtes zijn dichtgegooid en ‘koppen’ zijn afgevlakt. Daarbij is een totaal nieuw reliëf ontstaan. Het meest opvallende verschijnsel in het gebied is nu de voormalige vuilnisbelt die meer dan 30 m. (ca. 57 m +NAP) hoog is. Ondanks de vele vergravingen zijn nog steeds kenmerkende elementen in het landschap aanwezig. De oude dekzandrug waarop de Vaarlekamp ligt, is nog steeds in het landschap herkenbaar. De natte laagte is nog steeds hoofdzakelijk in gebruik als grasland waar de oude, kleinschalige beemdenverkaveling (met slotenpatroon) veelal herkenbaar is gebleven. De ontwateringsgreppels, wegen en perceelscheidingen kennen een hoge ouderdom en dragen hierdoor bij tot een oud landschap.
[3 8 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies Door de wisselwerking van wind, water en de mens is het huidige landschap gevormd. Temidden van een welvend dekzandlandschap ligt een natte laagte die de kern van het plangebied vormt. Plaatselijk komen in deze laagte ruggen voor. De bewoningsgeschiedenis is in hoge mate gerelateerd aan het natuurlijke landschap. De oudste bewoningsporen dateren uit de Steentijd. Een belangrijk kenmerk van de culturen in de Steentijd is dat de mens zich voornamelijk voedde door middel van jacht, visvangst en het verzamelen van voedsel. Deze zogenaamde jager-verzamelaars trokken door het landschap en verbleven slechts tijdelijk (dagen, weken) op een verblijfplaats. Met de introductie van de landbouw in de loop van het Neolithicum stelde de mens geleidelijk andere eisen aan zijn landschappelijke omgeving. Hierbij speelden met name het grondwaterregime en de (natuurlijke) vruchtbaarheid alsmede de interne drainage (tijdens natte perioden) en vochtlevering (tijdens droge perioden) van de bodem een belangrijke rol. Vooral de hoge ruggen waren geschikt voor de landbouwers. De eerste, duidelijke sporen die in verband gebracht kunnen worden met landbouwers nabij het studiegebied dateren uit de Brons- en IJzertijd. Desondanks werd vooral vanaf de Middeleeuwen een groot deel van het huidige cultuurlandschap in de omgeving van het plangebied vastgelegd. De middeleeuwse ontginningen gingen gepaard met ontwateringsgreppels, houtwallen, lanen, wegen, perceelscheidingen, etc. Het landschap kon tot in het begin van de 19e eeuw opgedeeld worden in drie groepen: bewoning, cultuurgronden (oude akker- en graslanden) en woeste gronden (bossen, heide, moerassen en vennen). Zowel de cultuur- als de woeste gronden stonden in functie van het gemengde landbouwbedrijf. Op de kenmerkende dekzandruggen lagen de akkers die door de aanwezigheid van een esdek extra geaccentueerd werden. De ontwatering van de dalvormige laagte werd vermoedelijk verbeterd door het graven van een ontwateringsgreppel (de Luchense Wetering en de Varense Loop). Hierdoor was de natte laagte uitstekend geschikt als hooi- en grasland. Aan de westzijde van de natte laagte lagen de woeste gronden met diverse vennen. Uitgestrekte zandverstuivingen vormden hier lage en hoge duinen die een zeer duidelijk reliëfelement vormden in het Brabantse landschap. Definiëren van de verwachtingszones De IKAW geeft voornamelijk een verwachting voor de aanwezigheid van nederzettingsterreinen en grafvelden. Een belangrijke rol bij het bepalen van de verwachting speelt het grondwaterregime aangezien die grote invloed had op de locatiekeuze voor nederzettingen, akkerarealen en grafvelden. RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[3 9 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
De hogere en drogere gronden leenden zich goed voor bewoning. Het verschil tussen droog en nat op de bodemkaart vertaalt zich op de IKAW echter niet automatisch in een hoge en een lage verwachting. Zo hebben de droge laarpodzolgronden om onbekende redenen een lage verwachting. Bovendien blijkt de bodemkaart niet correct. Uit het verkennend veldonderzoek is gebleken dat hier geen laarpodzolgronden maar hoge enkeergronden voorkomen. De natte gronden mogen ondanks de mindere geschiktheid voor bewoning niet als minder waardevol gebied beschouwd worden. Hier kunnen vindplaatsen voorkomen die gerelateerd zijn aan nattere omstandigheden (rituele en afvaldumps, voorden, bruggen etc.). De archeologische verwachting voor het plangebied zoals op te maken is uit de IKAW dient bijgevolg verder gespecificeerd en bijgesteld te worden. Deze paragraaf dient bij voorkeur in combinatie met kaartbijlagen van de desbetreffende gebieden te worden gelezen. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek, is het plangebied opgedeeld in 5 verschillende zones (kaartbijlage 1): 1. Verwachtingszone 1 (rood): vanouds waren alleen de droge delen in het plangebied geschikt voor bewoning. Vooral de drogere hoge enkeerdgronden langs de dalvormige laagte hebben dan ook een hoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers en jager-verzamelaars. 2. Verwachtingszone 2 (paars): deze zones hebben een hoge verwachting voor de aanwezigheid van beekovergangen en een middelhoge verwachting voor rituele deposities en afvaldumps. 3. Verwachtingszone 4 (oranje): Deze zone heeft een lage tot middelhoge verwachting voor (gave) vindplaatsen van jager-verzamelaars en landbouwers. Het gebied behoort echter tevens tot een kenmerkende dekzandwelving te midden van een nat gebied en is derhalve aardkundig waardevol. 4. Verwachtingszone 3 (geel): deze gronden hebben van oorsprong een slechte ontwatering. Ondanks de aanwezigheid van een esdek hebben ze derhalve een lage verwachting. De aanwezigheid van kleinere, voor bewoning geschikte koppen, onder het esdek is echter niet uit te sluiten. 5. De dalvormige laagte (groen) heeft een onbekende kans op het aantreffen van archeologische waarden. Dit betekent echter niet automatisch dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.2 Aanbevelingen Door de wisselwerking van wind, water en de mens is een uniek landschap ontstaan. Door vergravingen en uitgravingen is echter op diverse plaatsen het oude natuurlijke microreliëf aangetast. Zo blijkt dat in het plangebied de laagste natte delen zijn opgehoogd en ‘koppen’ vermoedelijk zijn afgevlakt. Daarbij is een totaal nieuw reliëf ontstaan. Het meest opvallende verschijnsel is de nabij het plangebied gelegen vuilnisbelt die meer dan 30 m. (ca. 57 m +NAP) hoog is. Ondanks de vele vergravingen zijn nog steeds kenmerkende elementen in het landschap aanwezig. De oude dekzandrug waarop de Vaarlekamp ligt, is nog steeds in het landschap herkenbaar. De ontwateringsgreppels, wegen en perceelscheidingen
[4 0 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
kennen een hoge ouderdom en dragen hierdoor bij tot een oud landschap. De natte laagte is nog steeds hoofdzakelijk in gebruik als grasland. In dit dal is bovendien de oude, kleinschalige percelering (zoals de beemdenstructuur met slotenpatroon) nog zeer goed bewaard gebleven. Het verdient dan ook de aanbeveling om deze zichtbare elementen (greppels) te behouden en de landschappelijke structuur mogelijk zelfs te versterken. De afstemming van de herinrichtingsplannen dient bij voorkeur op de oude aardkundige situatie voort te borduren. Eventuele plaatsen voor waterbuffering dienen bij voorkeur in de dalvormige laagte (lichtgroen) gezocht te worden. Men kan maaiveldverlagingen uitvoeren in de zones waar een ophogingspakket aanwezig is en hiermee de oude structuur herstellen. In deze zones kan er aan gedacht worden om een broekvegetatie (zoals een broekbos) te ontwikkelen. Ook kunnen nieuwe greppels in overeenstemming met het oude slotenpatroon (vloeisysteem?) worden aangelegd. Het plangebied ligt in een natte laagte, waarvan het cultuurhistorisch belang beter wordt begrepen als het in een grotere context wordt geplaatst. Derhalve dient de kenmerkende glooiing van de dalvormige laagte naar de dekzandwelving bij Vaarle bij voorkeur behouden te blijven. Ook waar de weg Schoutse vennen de dalvormige laagte oversteekt, komt het dekzand van nature hoger aan het oppervlak voor. Ook hier wordt aangeraden om eventuele graafwerkzaamheden zoveel mogelijk te beperken. Om het bestaande landschap zoveel mogelijk te respecteren (en mede om duur vervolgonderzoek te besparen) kan men er ook voor kiezen om de graafwerkzaamheden ten zuiden van de spoorlijn zoveel mogelijk aan te passen aan de verwachtingszones. Het versmallen en ‘verontdiepen’ (met van elders aangevoerde grond) van de Luchense Wetering zou dan zoveel mogelijk plaatsvinden in de gebieden met een hoge archeologische verwachting (paarse en rode zone), het verflauwen van het talud juist in de gele en groene zones. Wandel- en fietspaden bieden de mogelijkheid om de bereikbaarheid van het natte gebied te verbeteren. Bij deze paden kunnen informatieborden (m.b.t. natuur en cultuur) geplaatst worden. Aanbevelingen ten aanzien van de geplande graafwerkzaamheden Bij de graafwerkzaamheden die gepaard gaan met de herinrichting van de Varense Loop en de Luchense Wetering kunnen ook niet aan het oppervlak zichtbare cultuurhistorische resten vernield worden. Om deze veilig te stellen worden derhalve ook aanbevelingen gedaan ten aanzien van dezw geplande graafwerkzaamheden. Verwachtingszone 1 (rode zone) Deze zones binnen het plangebied hebben een hoge verwachting voor vindplaatsen voor jager/verzamelaars en voor vindplaatsen van landbouwers. In deze zones wordt aangeraden om de graafwerkzaamheden zoveel mogelijk tot een minimum te beperken. Indien dit niet mogelijk is, dienen de zones normaliter te worden onderzocht door middel van een karterend booronderzoek. Aangezien echter de zones en de bijbehorende verstoringen zeer beperkt in omvang zijn, is een onderzoek door
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[4 1 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
middel van karterend booronderzoek (of een oppervlaktekartering) niet geschikt. Derhalve wordt aanbevolen hier vervolgonderzoek te laten geschieden door middel van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden waarbij continu een professioneel archeoloog aanwezig is. Om mogelijke archeologische resten veilig te stellen dient voorafgaand aan de aanvraag tot een ontgrondingsvergunning een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Hierin staan de precieze voorwaarden waaraan de archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden moet voldoen, beschreven. Verwachtingszone 2 (paarse zones) De paarse zones hebben een (middel)hoge archeologische verwachting voor beekovergangen, rituele deposities en afvaldumps. Alhoewel deze zones archeologisch interessant zijn, leveren karterend booronderzoek en oppervlaktekartering in het algemeen weinig van dergelijke vindplaatsen op. De methoden die doorgaans toegepast worden om vindplaatsen op te sporen op de hogere gronden kunnen in de natte zones niet zomaar worden toegepast. Naast de mogelijke aanwezigheid van een afdekkend pakket is ook de verschijningsvorm van archeologische vindplaatsen in de natte gebiedsdelen van een geheel andere aard. Anders dan op de hogere gronden, waar archeologische resten zich vaak over een bepaalde oppervlakte uitstrekken, gaat het in natte landschappen vaak om geïsoleerde vindplaatsen van geringe omvang. Deze zogenaamde ‘puntlocaties’ zijn vrijwel niet op te sporen door middel van booronderzoek. Derhalve wordt hier aanbevolen vervolgonderzoek te laten geschieden door middel van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden waarbij continu een professioneel archeoloog aanwezig is. Om mogelijke archeologische resten veilig te stellen dient voorafgaand aan de aanvraag tot ontgrondingsvergunning een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Hierin staan de precieze voorwaarden waaraan de archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden moet voldoen, beschreven. Verwachtingszone 3 (oranje zones) Deze zone binnen het plangebied heeft een lage tot middelhoge verwachting voor (gave) vindplaatsen van jager-verzamelaars en landbouwers. Het gebied heeft tevens een hoge aardkundige waarde en dient daarom bij voorkeur buiten de planvorming te worden gehouden. Indien dit niet mogelijk is dient een karterend booronderzoek plaats te vinden. Het aantreffen van archeologische vindplaatsen bij dit booronderzoek kan leiden tot verder vervolgonderzoek of planaanpassing. De resultaten van het archeologisch onderzoek dienen vooraf aan de aanvraag van de ontgrondingsvergunning bekend te zijn en bij de aanvraag te worden toegevoegd. Verwachtingszone 4 (gele zones) Deze zones hebben een lage verwachting. Het gebied heeft echter een middelhoge verwachting op de IKAW. Bovendien kunnen kleinere voor bewoning geschikte koppen aanwezig zijn. Aangezien de zones en de bijbehorende verstoringen zeer beperkt zijn, is een onderzoek door middel van een oppervlaktekartering of karterend booronderzoek niet geschikt. Derhalve wordt aangeraden om, in kader van prospectie, een archeo-
[4 2 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
logische inspectie te laten plaats vinden. Dit houdt in dat de ontgraven vlakken achteraf worden geïnspecteerd door een professioneel archeoloog. De melding van de kraanmachinist vormt bij een inspectie een zeer belangrijk vangnet. Om mogelijke archeologische resten veilig te stellen dient voorafgaand aan de aanvraag tot ontgrondingsvergunning een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Verwachtingszone 5 (groene zones) De lichtgroene zones hebben een onbekende archeologische verwachtingswaarde. Hier dient een archeologische inspectie plaats te vinden. Dit houdt in dat de ontgraven vlakken achteraf systematisch worden geïnspecteerd door een professioneel archeoloog. Om mogelijke archeologische resten veilig te stellen dient voorafgaand aan de aanvraag tot ontgrondingsvergunning een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld. Hierin staan de precieze voorwaarden waaraan de archeologische inspectie van de graafwerkzaamheden moet voldoen, beschreven. Indien tijdens de archeologische begeleiding en inspectie belangrijke archeologische waarnemingen worden gedaan, dient er overleg plaats te vinden met de opdrachtgever en de Provinciaal archeoloog van Noord-Brabant (vergunningverlenende instantie) over de te volgen strategie. De archeoloog dient in de gelegenheid gesteld te worden om aangetroffen archeologische resten conform de door de KNA gestelde eisen te documenteren. Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek kan contact worden opgenomen met de provinciaal archeoloog van Noord-Brabant (dr. M. Meffert, tel: 073-680 80 20).
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[4 3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Bont, Chr. de, 1989. Het cultuurhistorisch landschapsonderzoek van het streekplangebied ‘Midden- en Oost Brabant’. Staring Centrum-Rapport 17, aflevering III. Staring Centrum, Wageningen. Brown, A.G., 1997. Alluvial geoarchaeology: floodplain archaeology and environmental change. University Press, Cambridge. Coenen, J., 2000. Gegeven Sint-Barbaradag 1300. Een overzicht van de geschiedenis van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Stichting “Nuenen C.A. 2000, Deur”, Nuenen. Cornelissen, W., F. de Lang & N. Nachtegaal, 1987. Noordbrabantse plaatsnamen. Monografie 2. Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Stichting Brabants Heem, Waalre. Fokkens, H., 2005. Boeren met gemengd bedrijf: synthese. In: L.P. Louwe Kooimans e.a. (red.); Nederland in de Prehistorie. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam. Fontijn, D.R., 2002. Sacrificial landscapes. Cultural biographies of persons, objects and ‘natural’ places in the Bronze Age of the southern Netherlands, C. 2003-600 BC. Analecta Praehistorica Leidensia 33/34. Faculty of Archaeology, Leiden. Gerritsen, F., 2001. Local identities. Landscape and community in the late prehistoric Meuse-Demer-Scheldt region. PhD Thesis, Vrije Universiteit Amsterdam. Jansen, H. en L.M. de Haan, 2006. Archeologisch onderzoek landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen c.a.; bureauonderzoek. Grontmij Archeologische Rapporten 358. Grontmij, Houten. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatieinstituut, Delft. Renes, J., 1999. Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historisch-geografisch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden-Limburg. Maaslandse monografieëen, Maastricht. ROB, 2005. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) versie 2.1. Ontleend aan http//www.archis.nl. ROBAS Producties, 1989. Historische Atlas Noord-Brabant, schaal 1:25.000. ROBAS Producties, Den Ilp. Staring Centrum/RGD, 1977. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 51 Eindhoven. Staring Centrum/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem. Stiboka, 1981. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij kaartblad 51 Oost Eindhoven. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
[4 4 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Stuurman, R.J., J.E.M. Peeters & J.W.T.M Reckman, 1997. Watermolen-afhankelijke standplaatsen in Noord-Brabant. Stromingen 3. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990. Grote Historische Atlas van Nederland, schaal 1:50.000; Deel 4: Zuid-Nederland 1838-1857. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
Gebruikte afkortingen AHN ARCHIS IKAW KNA MIP -Mv RACM SIKB
Actueel Hoogtebestand Nederland ARCHeologisch Informatie Systeem Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Monumenten Inventarisatie Project beneden maaiveld Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en kaartbijlagen Figuur 1. Ligging plangebied (rode lijn); inzet: ligging in Nederland (ster). Figuur 2. Het plangebied (rood) en omgeving volgens de geomorfologische kaart (naar Staring Centrum/RGD, 1977). Figuur 3. De bodems in het plangebied (rood) en omgeving (naar Stiboka, 1981). Figuur 4. Vaarle en omgeving rond het midden van de 19e eeuw (Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990) en aan het einde van de 19e eeuw (ROBAS Producties, 1989). Figuur 5. De (bewerkte) reconstructie van de kampontginning van Sint Jan te Venlo geeft een idee van hoe het goed Vaarle lange tijd heeft uitgezien. Tot de boerderij(en) behoorden akkers en bossen. In de lagere gebieden lagen de gras- en hooilanden. Rondom het goed lagen de heidevelden met vennen en zandverstuivingen. De oude grafheuvels waren nog goed herkenbaar (© RAAP/ Olaf Odé). Figuur 6. De Oude Vaarlese hoeve voor de afbraak (uit Coenen, 2000). Figuur 7. Resultaten booronderzoek op historisch grondgebruik. Figuur 8. Archeologische waarnemingen en verwachting volgens de IKAW (ROB, 2005). Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen. Kaartbijlage 1a. Resultaten cultuurhistorisch onderzoek op geomorfologische kaart. Kaartbijlage 1b. Verwachtings- en advieskaart.
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[4 5 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Verklarende woordenlijst Bovenste deel van het bodemprofiel dat regelmatig geploegd is (geweest). Over het algemeen is de bouwvoor humushoudend en heeft ze een gemiddelde dikte van 30 - 40 cm. C-horizont Dat deel van het bodemprofiel waar geen bodemvorming heeft plaatsgevonden. dekzand Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een ‘dek’. Fluvioperiglaciaal Door stromend water onder periglaciale omstandigheden afgezet. Holoceen Jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste Ijstijd: ca. 8800 jaar voor Chr. tot heden). leem Grondsoort die wordt gekenmerkt door een hoog siltgehalte (bodemdeeltjes tussen 0,002 en 0,05 mm). Pleistoceen Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud. Na de laatste ijstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.). podzol Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de Ehorizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd. slenk Deel van de aardkorst waarin de aardlagen relatief laag liggen als gevolg van tektonische daling langs breuken. Steentijd Archeologische periode die zich kenmerkt door het gebruik van stenen werktuigen. Weichselien Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden. bouwvoor
[4 6 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen boring: NGUL-1 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.786, Y: 385.790, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-50
50-70
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-2 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.774, Y: 385.788, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-45
45-60
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: geel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-3 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.762, Y: 385.789, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-45
45-65
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: uy-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[4 7 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-4 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.748, Y: 385.790, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-65
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-5 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.814, Y: 385.855, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-15
15-25
25-50
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: ly-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-6 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.815, Y: 385.830, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-55
Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Opmerking: moerig Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
boring: NGUL-7 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.851, Y: 385.787, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-20
20-60
[4 8 ]
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Opmerking: moerig Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-8 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.777, Y: 385.659, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-20
20-35
35-60
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Opmerking: e-gevlekt Algemeen: kleur: grijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: duy-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-9 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.762, Y: 385.661, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-40
40-50
50-55
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-10 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.746, Y: 385.662, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-45
45-60
60-80
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: klei, sterk zandig Bodemkundig: C-horizont
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[4 9 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-11 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.734, Y: 385.664, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-55
55-80
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-12 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.772, Y: 385.525, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-25
25-35
35-55
55-80
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: geelgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
boring: NGUL-13 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.760, Y: 385.526, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-15
15-55
55-75
75-85
[5 0 ]
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-14 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.748, Y: 385.526, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-15
15-45
45-55
55-75
75-90
Algemeen: kleur: grijsbruin Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: grijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Opmerking: natuurlijk? Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, sterk siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-15 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.732, Y: 385.527, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-15
15-65
65-80
80-100
Algemeen: kleur: grijsbruin Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
boring: NGUL-16 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.778, Y: 385.387, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-20
20-55
55-60
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: grijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[5 1 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
60-65
65-85
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-17 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.766, Y: 385.386, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-15
15-55
55-65
65-80
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
boring: NGUL-18 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.754, Y: 385.387, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-25
25-45
45-90
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-19 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.739, Y: 385.387, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-40
[5 2 ]
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
40-60
Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-20 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.906, Y: 385.856, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-40
40-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: donkerbruin Lithologie: zand, uiterst siltig, sterk humeus, zeer fijn Opmerking: sliblaagje Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-21 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.903, Y: 385.887, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-50
50-60
60-70
70-90 90-0
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: grijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd Algemeen: kleur: donkerbruin Lithologie: veen, sterk zandig, veen (niet gedifferentieerd) Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: klei, zwak zandig, sterk humeus
boring: NGUL-22 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.935, Y: 385.891, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-40
40-65
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeel Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ duy-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[5 3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-23 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.938, Y: 385.854, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-40
40-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeel Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ duy-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-24 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.972, Y: 385.854, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-40
40-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: grijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
boring: NGUL-25 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.966, Y: 385.891, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-50
50-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-26 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.903, Y: 385.761, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid
[5 4 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
0-25
25-30
30-40
40-45
45-50
50-60
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: grijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: duy-gevlekt Algemeen: kleur: donkerbruin Lithologie: veen, sterk zandig, veen (niet gedifferentieerd) Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: grijs Lithologie: klei, zwak zandig Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig grof Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
boring: NGUL-27 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.921, Y: 385.757, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-55
55-100
Algemeen: kleur: donkergrijsbruin Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, enkele kleilagen, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Opmerking: y-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn, spoor wortelresten Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-28 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.937, Y: 385.756, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-55
Algemeen: kleur: donkergrijsbruin Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, kleibrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: y-gevlekt 55-100 Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: C-horizont 100-105 Algemeen: kleur: grijs Lithologie: klei, zwak zandig Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd boring: NGUL-29 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.978, Y: 385.747, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[5 5 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
0-65
65-75
75-105
Algemeen: kleur: donkergrijsbruin Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig grof Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-30 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.887, Y: 385.643, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-60
60-70
70-90
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, zeer fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond Algemeen: kleur: bruin Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, zeer fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig grof Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-31 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.913, Y: 385.637, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-50
50-90
Algemeen: kleur: donkergrijsbruin Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, kleibrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-32 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.939, Y: 385.631, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-60
60-80
[5 6 ]
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: le- gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig grof Bodemkundig: C-horizont RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-33 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.962, Y: 385.625, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-90
Algemeen: kleur: donkergrijsbruin Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
boring: NGUL-34 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.905, Y: 385.387, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-100
Algemeen: kleur: donkergrijsbruin Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig grof, spoor plantenresten Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-35 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.930, Y: 385.388, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-40
40-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig grof Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-36 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.953, Y: 385.387, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-45
45-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: ly-gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[5 7 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-37 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 168.046, Y: 385.376, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-85
85-100
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket Algemeen: kleur: lichtbruingeel Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
boring: NGUL-38 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.909, Y: 385.308, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-45
45-55
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-39 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.936, Y: 385.303, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-60
60-80
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-40 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.845, Y: 385.359, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-25
25-55
[5 8 ]
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
boring: NGUL-41 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.973, Y: 385.218, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-45
45-55
55-0
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig grof Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-42 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 168.000, Y: 385.216, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-45
45-80
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, veel Fe-vlekken
boring: NGUL-43 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.951, Y: 385.209, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-80
80-85
85-0
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: grijs Lithologie: leem, zwak zandig, spoor wortelresten Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-44 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.929, Y: 385.200, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[5 9 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
30-40
40-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-45 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.904, Y: 385.190, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-20
20-35
35-65
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd Opmerking: grindbandje op 50 cm
boring: NGUL-46 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.881, Y: 385.180, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-65
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-47 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.856, Y: 385.171, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-20
20-35
35-65
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: gevlekt Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, enkele leemlagen, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd
boring: NGUL-48 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.870, Y: 385.310, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, metho-
[6 0 ]
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
de hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-80
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Opmerking: moerig Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-49 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.818, Y: 385.299, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-60
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Opmerking: moerig Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-50 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.777, Y: 385.286, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-20
20-55
55-60
60-65
65-70
70-80
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: donkerbruin Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Opmerking: venig Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-51 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.762, Y: 385.283, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[6 1 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
0-30
30-50
50-70
70-80
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: grijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: vies/ gevlekt Algemeen: kleur: grijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-52 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.866, Y: 385.087, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-35
35-45
45-60
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, zeer fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-53 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.886, Y: 385.094, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-70
70-80
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-54 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.917, Y: 385.100, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-50
50-65
[6 2 ]
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: ly-gevlekt Algemeen: kleur: donkergrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
65-90
Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-55 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.946, Y: 385.112, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-25
25-30
30-60
60-70
70-100
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: bruin Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Algemeen: kleur: bruin Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: afgedekt/begraven A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, enkele leemlagen, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-56 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.977, Y: 385.125, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-40
40-55
55-70
70-100
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: donkerbruin Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, sterk siltig, enkele leemlagen, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig grof Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-57 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 168.008, Y: 385.137, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-45
45-60
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, matig fijn Bodemkundig: A-horizont Opmerking: moerig Algemeen: kleur: bruin Lithologie: veen, sterk zandig, veen (niet gedifferentieerd) Bodemkundig: A-horizont
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008
[6 3 ]
Landgoed Gulbergen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en gemeente Geldrop-Mierlo; archeologisch vooronderzoek: een archeologische verwachtings- en advieskaart
60-70
70-80
Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, matig siltig, matig fijn, spoor plantenresten Bodemkundig: C-horizont Algemeen: kleur: lichtgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont
boring: NGUL-58 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 168.040, Y: 385.149, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-45
45-60
Algemeen: kleur: donkerbruingrijs Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: lichtgrijsgeel Lithologie: zand, zwak siltig, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
boring: NGUL-59 Beschrijver: DK/RE, datum: 28-1-2008, X: 167.844, Y: 385.401, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 51G, hoogte: 16,00, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: 1:25.000 topkaart, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Nuenen, Gerwen en Nederwetten, plaatsnaam: Vaarle, opdrachtgever: ARCADIS regio, uitvoerder: RAAP Zuid 0-30
30-60
[6 4 ]
Algemeen: kleur: bruingrijs Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Algemeen: kleur: lichtgeelgrijs Lithologie: zand, zwak siltig, enkele leemlagen, matig fijn Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
RAAP-rapport 1669 / eindversie 28-05-2008