Raakvlakken op de frontlijn Rondetafel over welzijn en gezondheid NICO BOGAERTS
‘Niet alleen sociaal werkers hebben nood aan ondersteuning, ook gezondheidswerkers op de eerste lijn willen hun zwakke flank afdekken.’
Eind 2010 organiseerde Vlaams minister van Welzijn en Gezondheid Jo Vandeurzen een eerstelijnsgezondheidsconferentie. Centrale vraag: hoe kan door samenwerking de kwaliteit van de eerstelijnsgezondheidszorg verbeteren? Voor zijn beleidsdomein was deze conferentie ‘een mijlpaal’, dixit de minister. En enthousiast lanceerde hij vervolgens het Vlaams Samenwerkingsplatform voor de Eerste Lijn. Minder enthousiast waren de reacties uit het welzijnsveld. Vooral de focus op de medische wereld was hen een doorn in het oog. ‘Men kijkt naar het huidige aanbod en naar de patiënt die ziek is. Men kijkt niet naar wat iemand ongezond of ziek maakt.’ (Cautaers, 2010) Anders gezegd: op de gezondheidsconferentie was er te weinig oog voor de verbinding tussen welzijn en gezondheid. Nochtans zegt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat beide op elkaar inwerken en onderling afhankelijk zijn. Iets wat in Vlaanderen gevolgd wordt door de Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en Gezin. Meer dan twee jaar na de eerstelijnsgezondheidsconferentie vond ALERT het hoog tijd voor een rondetafelgesprek met een rist tenoren uit de wereld van welzijn en gezondheid. We organiseerden dit debat samen met het tijdschrift ‘Huisarts Nu’.
8
TWEE WERELDEN Eerste vaststelling. Elk gezondheidsprobleem heeft impact op het welzijn van de persoon die ziek is, maar omgekeerd heeft ook elk welzijnsprobleem een impact op de gezondheid van het individu. Van waar dan dat strak onderscheid tussen beide domeinen? Wat maakt dat samenwerking tussen gezondheid en sociaal werk zo moeilijk blijft lopen? Ludo Serrien, directeur van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, bijt de spits af. ‘Voor mensen zijn gezondheid en welzijn nauw met elkaar verweven. En toch zijn de gezondheidszorg en het sociaal werk twee aparte werelden. Op beleidsniveau gaapt er tussen beide nog steeds een diepe kloof. In de gezondheidszorg start men nog altijd beleidsprocessen waar de welzijnssector niet bij betrokken is. Of waar het sociaal werk achteraf moet ‘aankloppen’ om te mogen meedoen. Dat was zo bij de voorbereiding van de eerstelijnsgezondheidsconferentie maar net zo met de recentere conferentie over suïcidepreventie. De gezondheidszorg zet de beleidslijnen uit, welzijn mag hoogstens meespelen bij de uitvoering van het beleid. Kijk naar heel het gebeuren rond E-health of naar de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Artikel 107 is een typevoorbeeld van de beleidsdominantie van de gezondheidszorg, in casu de psychiatrische ziekenhuizen.’
WWW.ALERTONLINE.BE
uitdeelden. Kortom: de tegenstelling zit hem bij de macht van de ziekenhuizen versus de beperkte ruimte die er is voor de ambulante eerstelijnssector.’
ANTIPODE
Yvo Nuyens, emeritus hoogleraar aan de KU Leuven en voormalig programmadirecteur van de WHO, trekt het nog verder open. ‘De antipode van vermaatschappelijking van zorg is de medicalisering van de samenleving. Wij leven al tientallen jaren onder een medisch dictaat waarbij de gezondheidszorg alle andere actoren opzij schuift.’ De oorzaak legt hij bij vijf belangrijke spelers. ‘De artsensyndicaten houden al lang de echelonnering tegen. REFERENTIEKADERS Mensen kunnen nog steeds zonder tussenstap bij Maar zijn die referentiekaders echt wel zo verschileen specialist aankloppen. Daarmee zeggen de artlend? Vanuit het perspectief van de gebruiker ligsen dat de specialistische geneeskunde, waar de gen welzijn en gezondheid immers niet zo ver uit ziekte primeert, belangrijker is dan de brede opelkaar. Toch is de grondslag anders. Want wat zijn vang op de eerste lijn. Ook de ziekenfondsen, die de basiselementen van gezondzich overigens geen gezondheidheidszorg? Een arts wil iemand of welzijnsfondsen noemen, hebTegengestelde die ziek is genezen of de ziekte op referentiekaders bemoeilijken ben een rol gespeeld. Zij zijn zijn minst terugdringen. Het primeegegaan in een gezondheidsde dialoog en samenwerking maire proces is behandelen. En tussen welzijn en gezondheid. beleid dat georganiseerd wordt aan die behandeling gaat altijd via een verzekeringsprincipe wat een klinische diagnose vooraf. de prestatiegeneeskunde in de Het behandelingsparadigma domineert. Binnen het hand werkt. Derde factor zijn de farmaceutische sociaal werk daarentegen overheerst een ondersteubedrijven die weten hoe ze een ziekte moeten verning– en begeleidingsparadigma. Het vertrekpunt kopen. Daarnaast heb je de patiëntenverenigingen. is niet de diagnose maar wel de vraagverheldering. Ondanks hun finale bekommernis om het welzijn ‘Deze tegengestelde referentiekaders bemoeilijken van patiënten leggen zij het accent in eerste instande dialoog en samenwerking tussen welzijn en getie op de ziekte. Ze proberen onder meer ‘hun’ ziekzondheid’, aldus nog Serrien. te zo hoog mogelijk op de wishlist van de ziekteverzekering te krijgen zodat terugbetaling van behanJan De Maeseneer, huisarts in een wijkgezonddelingen mogelijk wordt. En een vijfde factor is het heidscentrum en professor huisartsgeneeskunde beleid dat onvoldoende de sociale determinanten aan de Universiteit Gent, ziet het anders. ‘We moevan welzijn en gezondheid in het vizier neemt. Zo ten de tegenstelling bekijken vanuit de reële presenteert minister Vandeurzen zes gezondheidsmachtsverhoudingen. En dan gaat het niet over doelstellingen maar hij laat na om ze in hun maatwelzijn versus gezondheid maar wel over het hospischappelijk perspectief te plaatsen. Ze falen één na talocentrisme. Ook binnen de gezondheidszorg zat één op het vlak van sociale ongelijkheid. Ik vind dat de eerste lijn in het verdomhoekje bij de ontwikkeverbazingwekkend.’ lingen rond artikel 107. Er is dan wel newspeak rond vermaatschappelijking maar iedereen weet dat de ziekenhuizen troef maakten en de poppetjes
POW ALERT | JAARGANG 38 | NUMMER 3 | JULI 2012
9
Rondetafel over welzijn en gezondheid
Maar het gaat nog verder. Serrien, al tien jaar van dichtbij betrokken bij integrale jeugdhulp, vervolgt: ‘Actoren uit de gezondheidszorg hebben vaak moeite met beleidsprocessen die vertrekken vanuit de welzijnssector. Zo vindt men het niet evident dat de toegang voor minderjarigen tot de geestelijke gezondheidszorg zou verlopen via de nieuwe intersectorale toegangspoort die er komt vanaf 2014. De toegang tot gezondheidszorg gebeurt immers op basis van medische expertise. Deze kloof tussen gezondheid en welzijn is niet ingegeven door onwil, dat zou pas erg zijn, maar wel door wederzijdse onbekendheid en verschillende referentiekaders.’
RAAKVLAKKEN OP DE FRONTLIJN
Die maatschappelijke component herkent ook Marleen Roesbeke, coördinator van het Lokaal Gezondheidsoverleg Gezond+ in Gent en omgeving. ‘We leven in een tijd van medicalisering en verregaande therapeutisering. Een kind dat vroeger bepaalde zaken niet zo goed kon, wordt nu een kind met een beperking. Dat komt omdat ouders een diagnose, een etiket nodig hebben om zorg te genereren. Een kind, zonder diagnose, dat gewoon iets minder functioneert krijgt die zorg niet. Zo simpel is het.’
MEERWAARDE
Tino Ruyters, directeur van het Antwerpse Free Clinic, bevestigt. ‘Binnen Free Clinic hebben we een Medisch Sociaal Opvangcentrum waar zowel artsen, sociaal werkers als verpleegkundigen werken rond middelenafhankelijkheid. Wij worstelen in elke nota, jaarverslag of bespreking die we voeren met die terminologie. Zijn het cliënten of patiënten? En begeleiden of behandelen we? Ik weet het eigenlijk niet. Ik weet wel dat het mogelijk is om met de verschillende disciplines rond een casus samen te zitten, rond een persoon samen te denken, te spreken en acties te ondernemen. Dat bewijst onze dagelijkse praktijk. Op die manier creëert zo’n multidisciplinair team een belangrijke meerwaarde.’
Ook Jan De Maeseneer ziet kansen om de verschillen te overstijgen. Heel wat begrippen uit de welzijnssector zijn immers herkenbaar voor de eerstelijnsgezondheidszorg. ‘Al in 1991 schreven Mold en Blake dat we in de geneeskunde moeten ophouden met te focussen op de diagnose, en dat de doelstellingen van de patiënt de essentie zijn. Deze doelgerichte benadering is dus 21 jaar oud. Vraagverheldering is een ander voorbeeld. Veertig jaar geleden gingen wij op cursus methodisch werken. En methodisch werken begint met vraagverheldering: waarom komt deze patiënt vandaag met dit probleem bij mij als hulpverlener? En nog een derde voorbeeld. Voormalig minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke stelde in zijn bekende Den Uyl-lezing – en hij had het over de gezondheidszorg – dat we moeten evolu-
Een meerwaarde die ook Bruno Art ziet. Hij is voorzitter van de Vereniging van Wijkgezondheidscentra en ook zelf huisarts in een wijkgezondheidscentrum waar verschillende beroepsgroepen actief zijn. ‘Het gaat vooral over het vinden van een gezamenlijke visie, gezamenlijke uitgangspunten en een gezamenlijke populatie. Liefst kleinschalig in een buurt of wijk in de stad. Voor ons is dat de wijk waarin we actief zijn en waarvoor we als multidisciplinair team een missie formuleren. Die missie vormt de basis om normaal met elkaar om te gaan. PATIËNT, CLIËNT, GEBRUIKER Als arts kom ik soms op een extern welzijnsoverleg Maar er is nog meer aan de hand, aldus Roesbeke. en dan valt het stil want de dokter komt binnen. So‘Welzijn en gezondheid hebben niet alleen verschilciaal werkers en verpleegkundigen zitten dan te kijlende referentiekaders. Ze gebruiken ook een andeken tot ik iets zeg. Op onze teamvergadering loopt re taal. In mijn opleiding als klinisch psycholoog dat anders. Daar zijn we gelijkwaardig.’ Toch erkent spraken we over cliënten, in het psychiatrisch zieook Bruno Art een zekere medische dominantie. kenhuis waren het patiënten, in de verslavingszorg ‘De verschillende disciplines zijn niet gelijk in hun zijn het gebruikers en het straatexpertise en verantwoordelijkhehoekwerk spreekt over gasten. Je den. Er is altijd een zekere domiWe leven in een tijd van krijgt door het benoemen van Jan medicalisering en verregaande nantie van de medische sector in of Els als patiënt, gast, cliënt of het bepalen van urgenties, in het therapeutisering. gebruiker telkens een andere gewillen labelen en behandelen. richtheid op het individu. Het is Maar de bedrijfscultuur bij ons zeer moeilijk om dat taalverschil tussen disciplines heeft een aantal van de tegenstellingen wel overte overstijgen.’ wonnen.’
10
WWW.ALERTONLINE.BE
TIJDSGEEST Misschien ligt het verschil in maatschappelijke status aan de basis? Professionals die behandelen hebben een hogere status dan professionals die begeleiden, ondersteunen of verzorgen. Marleen Roesbeke: ‘Een gesprek met een arts loopt anders als hij weet dat ik wel of geen arts ben. Als hij mij al dan niet kan aanspreken als collega. Dat is geen kritiek. Dat zegt alleen iets over de samenhang van beroepsgroepen en de profilering en positionering van de andere ten opzicht van jezelf.’
eindpunt, en is dus beperkt in tijd. Een begeleiding binnen het sociaal werk heeft veelal een open einde. En dan stelt de vraag zich: waar wil je als individu het liefst mee starten? Aan een behandeling waarvan je kunt bevatten hoe lang of kort ze zal duren, of aan een begeleiding? Vandaag de dag wil iedereen snel een oplossing. Mensen kiezen dan voor een duidelijk traject en minder voor een begeleidingstraject wat meer in het ongewisse blijft, ook al zouden ze er meer baat bij hebben.’
RAAKVLAKKEN
Maar hoe doorbreek je nu dit moeilijk samengaan? Ludo Serrien: ‘Er zijn raakvlakken in de schemerzone tussen welzijn en gezondheid. En die raakvlakken zijn op de eerste lijn het sterkst. Waarom? De drempel naar hulp is kleiner als mensen hun probleem kunnen omzetten in een gezondheidsvraag. Mensen praten gemakkelijker over hun geEn die positionering en profilering van het sociaal zondheid. Ze vinden gezondheidsproblemen ook werk is nog steeds wankel. Hilde Vlaeminck, dobelangrijk genoeg om de stap te zetten naar profescent aan de masteropleiding Socisionele hulp. Gezondheidsvragen aal Werk aan de KU Leuven verzijn dan ook vaak een belangrijke Gezondheidsvragen zijn duidelijkt. ‘Het sociaal werk blijft ‘entree’ om achterliggende weleen belangrijke ‘entree’ worstelen met zijn identiteit. Sozijnsproblemen aan te kaarten. om achterliggende ciaal werkers hebben het lastig Gezondheid moet je dus mee vatwelzijnsproblemen om aan een niet sociaal werker ten in een hulpaanbod op de eeraan te kaarten. uit te leggen wat ze precies doen, ste lijn. Daarin schuilt ook de wat hun sterkte is. En als ze het al kracht van de wijkgezondheidsdoen dan grossieren ze graag met zachte competencentra en Free Clinic. We stellen ook vast dat welties als communicatieve vaardigheden, procesmatig zijnsproblemen vaak aan de basis liggen van een werken en het aangaan van de relatie. Nochtans slechte gezondheid, zeker bij de meest kwetsbare hebben sociaal werkers ook harde competenties. Ze groepen. Om maar een voorbeeld te noemen: zijn expert in sociale wetgeving. Ze zijn deskundig thuisloosheid maakt ziek. Voor die groepen, en dan in het verzekeren van toegankelijkheid naar sociale spreken we over de laatste lijnsfunctie van laagvoorzieningen. Alleen zien ze dat zelf niet zo graag. drempelige hulpverlening, is de interferentie tussen Bovendien gebruiken welzijnswerkers een taal die welzijn en gezondheid het grootst.’ ze alleen zelf verstaan. Voor iemand die niet uit dezelfde vijver komt, wordt het dan moeilijk. Die Het is op die raakvlakken dat we moeten zoeken heeft immers niet de bekendheid met die terminonaar vormen van samenwerking tussen welzijn en logie. Het bemoeilijkt samenwerking.’ gezondheid. En dan gaat het over meer dan louter verwijzen. Nog een keer de directeur van het SteunHet sociaal werk heeft ook de tijdsgeest niet mee. punt Algemeen Welzijnswerk: ‘Ik word horendol Nog een keer Marleen Roesbeke: ‘Een behandeling van intersectorale beleidsprocessen die samenwerbinnen de gezondheidszorg heeft een begin- en ken verengen tot naar elkaar verwijzen. Samenwer-
POW ALERT | JAARGANG 38 | NUMMER 3 | JULI 2012
11
Rondetafel over welzijn en gezondheid
eren van verzekeren en verzorgen naar verheffen en verbinden. Het kan qua terminologie toch niet meer ‘welzijn’ zijn?’ En dan is de vraag: waarom is het water zo diep gebleven? Hoe komt het dat dit nooit geleid heeft tot de noodzakelijke structurele verankering tussen welzijn en gezondheid?
RAAKVLAKKEN OP DE FRONTLIJN
ken is veel meer. We moeten zoeken naar een concept van multidisciplinaire synergie dat vertrekt van een evenwaardigheid van alle betrokken disciplines. Sociaal werkers op de eerste lijn snakken immers naar ondersteuning van professionals uit de gezondheidszorg.’
Jan De Lepeleire, professor aan het Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde van de KU Leuven en als huisarts actief in de regio Mortsel, beaamt. ‘Wij proberen met onze praktijk te evolueren naar een geïntegreerde eerstelijnspraktijk. Maar wij botsen op het fenomeen dat je als arts voortdurend met wisselende partners en teams En er zijn goede praktijkvoorbeelden waar samenrond de tafel zit. Er zijn vijfentwintig thuisverpleegwerking lukt, en waar sociaal werkers die broodnokundigen die rond onze praktijk dwarrelen. Het is dige ondersteuning vinden. Patrick Seys, directeur onmogelijk om daar op een constructieve en duidevan het Centrum Algemeen Wellijke manier mee samen te werzijnswerk Artevelde (CAW), kan ken. Om kwaliteit te bieden moet Wijkgezondheidscentra zijn er vlot een paar opsommen. ‘In je rond een patiënt een team met een performant en Gent hebben we met een beperkt vaste aanspreekfiguren kunnen kosteneffectief model. aantal huisartsen een goede comsamenstellen. Maar dat lukt dus municatie en samenwerking op niet. En dan kom je uit bij de vrijhet vlak van intrafamiliaal geweld. Het CAW en de heid van keuze die we in onze sociale geschiedenis artsen zijn geen bedreiging voor elkaar, integenzo belangrijk vinden. Die vrijheid dreigt voor de deel. We geloven in de expertise van elkaar en hebthuiszorg en de eerstelijnsgezondheidszorg een beben elkaar ook nodig. Basisvoorwaarden zijn verlangrijke handicap te worden. Een vrije keuze die trouwen en wederzijds respect. Een tweede voorblijkbaar ook alleen belangrijk is op het niveau van beeld gaat over de groep daklozen. Zij hebben grote de dienst. Op patiëntenniveau kan je niet kiezen. medische problemen maar de gezondheidzorg is Dan moet je het doen met Lisette als verpleegkunvoor hen niet toegankelijk. Er zijn weinig huisartdige ook al wil je liever Charlene.’ sen die deze groep graag zien komen. De daklozen bezetten hun wachtzaal en ze schrikken andere paFRONTLIJN tiënten af. Maar door gewoon samen te werken, We moeten dus bekijken hoe het anders kan. Want met open vizier, lukt het wel.’ dat in de organisatie van de zorg veel problemen schuil gaan, daar zijn onze gesprekspartners het RUGDEKKING over eens. En dat er nood is aan betere samenwerking betwist ook niemand. Zijn er dan ideeën over Niet alleen sociaal werkers hebben nood aan oneen andere organisatie van welzijn en gezondheid? dersteuning, ook gezondheidswerkers op de eerste Zijn er modellen waar welzijn en gezondheid salijn willen hun zwakke flank afdekken. Marc Lemen op de frontlijn staan, waar ze meer zijn dan elmiengre, hoofdredacteur van ‘Huisarts Nu’ en zelf kaars rugdekking? huisarts in een klassieke duo-praktijk in Roeselare vertelt. ‘Ik heb als huisarts nood aan een aanspreekJan De Maeseneer: ‘Ik denk dat de eerste lijn moet punt sociaal werk. Liefst één man of vrouw die mij starten met lokale toegangspoorten voor welzijn en helpt om de sociale wetgeving ten dienste te stellen gezondheid. Of die in eenzelfde gebouw moeten van mijn patiënten. Dat is praktisch en bruikbaar zoals de wijkgezondheidscentra? Dat kan. Wijkgewant ik heb daar geen kaas van gegeten. Maar voor zondheidscentra zijn een performant en kostenefeen OCMW of mutualiteit is dat blijkbaar moeilijk fectief model. En ze verhogen de toegankelijkheid. te realiseren. Idem voor de zoektocht naar coördiMaar evengoed kan dat een virtuele constructie zijn natie in complexe thuiszorgsituaties. Ook dat loopt waar welzijn- en gezondheidsdiensten snel op elmoeizaam.’ kaar weten in te spelen. In ieder geval is het lokale
12
WWW.ALERTONLINE.BE
POW ALERT | JAARGANG 38 | NUMMER 3 | JULI 2012
13
Rondetafel over welzijn en gezondheid
waardevol en start je meteen met vijfhonderd eerniveau de start. De buurt of wijk waar mensen wostelijnspsychologen, ofwel doe je het niet. In het nen, eventueel twee dorpen bij elkaar. De omvang buitenland maken we ons op die manier oeverloos van 10.000 tot 15.000 burgers is ideaal. Op dat nibelachelijk. En over drie jaar kennen we de resultaveau kan je overleg plegen. In de Gentse deelgeten. Ik geef het nu al aan. Dat gaat niet werken.’ meente Ledeberg is er al vijfentwintig jaar een lokaal welzijnsoverleg met mensen van politie tot de Maar kan die overheid wel beleid voeren? Er zijn lokale huisarts, de brugfiguur van de lagere school immers geen wetenschappelijk onderbouwde cijen de poetsdienst. Vier keer per jaar ontmoeten ze fers beschikbaar. ‘Waarover praten we precies’, alelkaar, en dat werkt. Instituties worden mensen en dus Yvo Nuyens. ‘We spreken over verwijzen en sagezichten. De kostprijs is klein, de return is giganmenwerken. Maar de wetenschappelijke ondertisch groot. Met zo’n voor de burger zeer toegankebouw van waarover we spreken, lijk lokaal model, met één loket ligt niet op tafel. Ik weet bijvooren zonder zes keer hetzelfde dosEr is geen éénduidig beeld beeld niet wat verwijspatronen sieronderzoek te moeten voeren, van waar het met de zorg in zijn tussen huisartsen en sociaal gaan we als samenleving veel Vlaanderen naar toe moet. werk. Ondanks een Steunpunt winnen.’ Welzijn en Gezondheid en een Federaal Kenniscentrum is er geen betrouwbaar en VLAAMSE CHAOS geüpdate materiaal beschikbaar dat de spanning En dat is dus anders dan het nu loopt. Het welzijntussen vraag en aanbod inzake welzijn en gezonden gezondheidsbeleid holt zowat alle kanten op. Er heid in Vlaanderen in kaart brengt. Nochtans is de is geen éénduidig beeld van waar het met de zorg in nood aan feitelijke analyse groot. Nu spreken we Vlaanderen naar toe moet. De uitdagingen zijn nog teveel over ‘zou moeten’.’ nochtans groot. Serrien: ‘Heel wat beleidsprocessen verlopen los van elkaar. Er zijn federaal aangestuurde zorgcircuits in de geestelijke gezondheidszorg. BACK TO REALITY Men zoekt naar cohesie in de eerstelijnsgezondIgnace Leus, voormalig zorgdirecteur bij de Chrisheidszorg. In de preventieve gezinsondersteuning telijke Mutualiteit en vandaag bestuurder bij het worden Huizen van het Kind gelanceerd. Er is inteVlaams Agentschap voor Personen met een Handigrale jeugdhulp. Bovendien wordt ook op lokaal nicap en vzw Emmaüs, wil naar eigen zeggen het geveau beleid gemaakt. Kortom: er worden veel intesprek terug naar de realiteit brengen. ‘Wat mij gratieconcepten op poten gezet maar ze bestaan stoorde aan de eerstelijnsgezondheidsconferentie nog teveel naast elkaar en spreken elkaar op veel was dat men de essentie miste. Het klopt dat het vlakken tegen. De middelpuntzoekende pogingen veelal start met een ziekte of een handicap. De esbotsen op middelpuntvliegende krachten van secsentie is evenwel dat door de ziekte of de handicap toren, zuilen en de assen privaat – publiek en lokaal mensen zelf niet meer kunnen instaan voor hun da– regionaal.’ En er volgt nog fundamentele kritiek. gelijkse taken. Ze kunnen geen eten meer bereiden, Vlaams minister Vandeurzen introduceerde nog ze kunnen niet zelf naar het toilet, ze kunnen niet niet zo lang geleden – als uitloper van de eerstemeer poetsen. En laten we eerlijk zijn. Het zijn de lijnsgezondheidsconferentie – zes eerstelijnspsypoetshulp, gezinszorg en dagcentra die dit oploschologen. ‘Een pijnlijk verhaal’, volgens Jan De Masen, niet de huisarts. De huisarts heeft een belangeseneer. ‘We doen een experiment over heel Vlaanrijke functie als vertrouwenspersoon. Maar eens deren met zes psychologen. Die verhouding is Afrieen diagnose kan hij toch beter verwijzen naar bekaans. Daar experimenteert men met één provider staande deskundigen op vlak van uitkeringen, invoor één miljoen inwoners. Wij doen dat dus ook. komens, voorzieningen of de thuiszorg.’ Met alle respect maar ofwel acht je het experiment
RAAKVLAKKEN OP DE FRONTLIJN
Maar dat aan de organisatie van die zorg nog heel wat schort, geeft Leus grif toe. En hij pakt uit met een voorbeeld uit zijn eigen omgeving. ‘Niet zo lang geleden had mijn moeder serieuze hulp en ondersteuning nodig. Als directeur zorg, die de sector toch goed kende, werd ik geconfronteerd met een wirwar van allerlei diensten. Ik heb in totaal vijf intakegesprekken gevoerd vooraleer ik de juiste hulp had. Waarom kunnen al die diensten niet het intakegesprek aanvaarden van een andere dienst? Het zijn toch allemaal sociaal werkers of sociaal verpleegkundigen die de intakes doen. Maar ik stel vast dat bepaalde krachten maken dat dit niet gerealiseerd wordt. Anderzijds wil ik toch aangeven dat de bevolking twee toegangspoorten in het domein welzijn en gezondheid nu al kennen en ook positief waarderen. Dat zijn het OCMW en de mutualiteit. Over geen van beide is het in dit gesprek al gegaan. Nochtans zijn die net wel georganiseerd op dat lokale niveau waarover het eerder ging. Die efficiënte praktijk is er dus al. Wat mij betreft moet je dus niet met nieuwe structuren starten die een negatie zijn van de bestaande realiteit. Een model uit Scandinavië importeren is mooi als er niets zou bestaan. Maar vandaag bestaat er al jaren een effectief welzijn- en gezondheidssysteem in Vlaanderen.’
EN NU? Maar dat welzijn- en gezondheidsbeleid is er niet in geslaagd om grote maatschappelijke ongelijkheid te vermijden. Vandaag groeit één op de tien kinderen in Vlaanderen op in armoede. Mensen stellen doktersbezoek uit omdat ze het niet kunnen betalen. Er is een verband tussen opleiding en levensverwachting. Jan De Maeseneer sluit af: ‘De ongelijkheid en beperkte toegankelijkheid van de gezondheidszorg is de echte uitdaging. Daaraan moeten we werken. En dat kunnen we volgens mij alleen maar als we vanuit een territoriaal geïntegreerd concept werken. En dat betekent ook dat we rechtstreekse ingangspoorten naar de tweede lijn moeten sluiten. Mensen gaan via de eerste lijn naar de tweede lijn. Punt aan de regel. Maar dan moeten we durven loslaten wat er nu is.’ Debatteerden mee rond de tafel: Ludo Serrien (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk), Ignace Leus (voormalig zorgdirecteur CM), Tino Ruyters (Free Clinic), Marleen Roesbeke (Logo Gezond+), Hilde Vlaeminck (KU Leuven, Arteveldehogeschool Gent), Patrick Seys (CAW Artevelde), Yvo Nuyens (Emeritus hoogleraar), Jan De Maeseneer (huisarts, Universiteit Gent), Jan De Lepeleire (huisarts, KU Leuven), Bruno Art (Vereniging Wijkgezondheidscentra) en Marc Lemiengre (huisarts, Huisarts Nu). Nico Bogaerts modereerde en rapporteerde het debat. Reageren kan via
[email protected]
Verwijzingen Cautaers A. (2010), ‘Eerstelijnsgezondheidszorg. Een conferentie van gemiste kansen’, Alert, 5, 68-69. Fret L. (2010), ‘Sociaal werk op de eerste lijn. De herovering van de samenleving’, Alert, 5, 2-5. Mold J., Blake G. & Becker L. (1991), ‘Goal-oriented medical care’, Fam. Med., 23 (1), 46-51.
14
WWW.ALERTONLINE.BE