Raadsvoorstel Agendapuntnummer: Documentnummer: Raadsvergadering d.d.: Raadscommissie: Commissie d.d.: Programma: Onderwerp: Portefeuillehouder: Bijlagen:
5 2015/2079 2 juli 2015 Samenleving 18 juni 2015 Verordening individuele studietoeslag gemeente Mook en Middelaar 2015
C.G.P.M. Peters 1
Samenvatting>> Uw gemeenteraad moet op grond van artikel 8 lid 1 sub c van de Participatiewet een verordening vaststellen voor het verlenen van een individuele studietoeslag. Daarin moet uw raad in ieder geval de hoogte van de individuele studietoelage bepalen en de betaalfrequentie. Op grond van artikel 78z lid 7 Participatiewet inzake het overgangsrecht Wet werk en bijstand, dient de raad binnen 6 maanden na inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet (dus voor 1 juli 2015) de verordening vast te stellen. Daarmee voldoet onze gemeente zowel formeel als materieel/inhoudelijk aan de wettelijke plicht van de Participatiewet. Wij stellen voor om de hoogte van de individuele studietoeslag vast te stellen op 12 maal 10% van het netto wettelijk minimumloon voor personen van 23 jaar en ouder (bijstandsnorm voor gehuwden). Dat geeft per 1 januari 2015 een bedrag van € 1.647,12 per jaar. De financiële drempel om deel te nemen aan onderwijs wordt daarmee deels weggenomen. Daarmee bereiken we het doel dat bij deze vorm van bijstand is gesteld, namelijk het bevorderen van deelname aan onderwijs door personen die tot de doelgroep behoren. Voor een aanspraak gelden de wettelijke vereisten. In de verordening is nu echter een uitsluitingsgrond opgenomen voor personen die een Wajong-uitkering (uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) ontvangen en tevens studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten. De extra middelen die onze gemeente hiervoor ontvangt zijn niet geheel toereikend om de uitgaven die we verwachten te dekken. Het verschil is echter gering en dit geringe tekort kan eenvoudig worden gedekt uit de middelen die zijn begroot voor de verlening van bijzondere bijstand. Verder ligt het voor de hand ligt om voor het bepalen van de hoogte van de studietoeslag, aansluiting te zoeken bij de bepaling van de hoogte van de algemene bijstand in de Participatiewet. Dit vereenvoudigt de uitvoering en maakt de voorlichting aan de burgers helder. Door de Verordening individuele studietoeslag gemeente Mook en Middelaar 2015 vast te stellen voldoen wij aan onze wettelijke plicht. Wij bieden daarmee aan de doelgroep een bijdrage aan de kosten voor het financieren van studie, die de financiële drempel voor de doelgroep in ieder geval deels weg zal nemen.
Voorstel om te besluiten>> Wij stellen voor de Verordening individuele studietoeslag gemeente Mook en Middelaar 2015 vast te stellen.
Pagina 1 van 6
Raadsvoorstel Geachte leden van de raad, Inleiding / Aanleiding>> Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht geworden. Op grond van deze wet moet uw raad diverse verordeningen vaststellen. Eén daarvan betreft de verlening van een individuele studietoeslag voor mensen die studeren, maar die een arbeidsbeperking hebben. . Probleemstelling / centrale vraag (Wat willen we bereiken) >> Uw raad dient op grond van artikel 8 lid 1 sub c van de Participatiewet een verordening vast te stellen voor het verlenen van een individuele studietoeslag. Daarin moet de raad in ieder geval de hoogte van de individuele studietoelage bepalen en de betaalfrequentie. Op grond van artikel 78z lid 7 Participatiewet inzake het overgangsrecht Wet werk en bijstand dient de raad binnen 6 maanden na inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet (dus voor 1 juli 2015) de verordening vast te stellen. Daarmee voldoet onze gemeente zowel formeel als materieel/inhoudelijk aan de wettelijke plicht van de Participatiewet. Oplossingsrichtingen>> Hierna gaan wij in op de overwegingen die naar onze mening een rol spelen bij het nemen van een besluit tot vaststelling van de Verordening individuele studietoeslag gemeente Mook en Middelaar 2015. Algemene toelichting De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt onze gemeente de mogelijkheid een individuele studietoeslag te verstrekken aan personen die studeren en van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen vanwege een arbeidsbeperking. De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen als gevolg van een arbeidshandicap. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft. Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studietoeslag stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2). Voorwaarden individuele studietoeslag Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Het college kan op een dergelijk verzoek - gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag: a. 18 jaar of ouder is; b. recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; c. geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en d. een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Deze voorwaarden zijn bij wet geregeld. Daarom hebben wij deze bepalingen niet in de verordening opgenomen. Dit voorkomt herhaling van wetteksten. In de voorlichting aan de burgers zullen wij deze voorwaarden uiteraard opnemen.
Pagina 2 van 6
Raadsvoorstel Het bepalen van de leeftijd is eenvoudig mogelijk aan de hand van de gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). Een van de voorwaarden is dat de persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOStegemoetkoming. Dat betekent echter niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering is afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en het is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) of door een bewijs van inschrijving bij een opleiding te tonen. De vermogenstoets is een vast onderdeel bij het bepalen van het recht op bijstand. Het verlenen van een individuele studietoeslag wordt aangemerkt als het verlenen van bijzondere bijstand dus vandaar dat ook hier de vermogenstoets geldt. Het vermogen wordt bij de aanvraag vastgesteld. Daarbij zijn de normale bepalingen voor het vaststellen van het vermogen van toepassing inclusief de bepalingen voor het vrij te laten vermogen. Voor alleenstaanden is het vrij te laten vermogen per 1 januari 2015 een bedrag van € 5.895 en voor alleenstaande ouders en gehuwden is dat een bedrag van € 11.790. Eén van de voorwaarden is dat de aanvrager ‘een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.’ Het betreft dus mensen met een arbeidshandicap of – beperking. Aan de hand van de gegevens uit het onderzoek bepalen wij of de aanvrager aan deze eis voldoet. Als eigen onderzoek onvoldoende basis biedt, dan zullen wij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om medische en/of arbeidskundig advies vragen. Uitsluitingsgrond Vanaf 1 januari 2015 geldt de nieuwe Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarin is geregeld dat de Wajong-uitkering wordt beëindigd als de cliënt “studerend” is in de zin van artikel 1:4Wajong 2015. Zo wordt voorkomen dat Wajong-uitkering en studiefinanciering of een andere tegemoetkoming kunnen worden gestapeld en kunnen worden ontvangen. De wetgever vindt dit namelijk een ongewenste stapeling van inkomensvoorzieningen. Deze bepaling geldt echter niet voor ‘oude’ Wajong-ers (die al recht hebben vóór 1 januari 2015). Een persoon die een Wajong-uitkering ontvangt en daarnaast recht heeft op studiefinanciering (WSF) of een tegemoetkoming (WTOS) voldoet aan alle vereisten. Dat heeft tot gevolg dat deze persoon ook aanspraak heeft op een IST. Om dit te voorkomen is een uitsluitingsgrond in de verordening opgenomen. Overwegingen bij het bepalen van de hoogte Studiefinanciering Hiervoor hebben wij gekeken naar de component van de studiefinanciering die de student geacht wordt zelf bij te verdienen of te lenen bij DUO (basislening). Dit is uiteengezet in paragraaf 3.1 van de Wet Studiefinanciering 2000. Dat bedrag is per 1 januari 2015 voor het hoger onderwijs € 301,27 per maand en voor het beroepsonderwijs € 176,49 per maand. Dat deel van de financiering van de studie kan een financiële drempel vormen voor arbeidsgehandicapten om te gaan studeren. Daarbij weegt mee dat de kans op een hoog inkomen groter is bij personen die hoger onderwijs hebben afgerond. Na hun studie zal hun financiële draagkracht om een lening af te lossen naar verwachting ook groter zijn. De compensatie door middel van een individuele inkomenstoeslag kan daarom voor hen relatief lager zijn dan voor personen die beroepsonderwijs volgen. Wij zijn van mening dat het niet nodig is om dit ‘eigen aandeel’ in de kosten van de studie volledig te compenseren. Maar met een individuele studietoeslag zou deze drempel wel deels kunnen worden weggenomen.
Pagina 3 van 6
Raadsvoorstel Extra middelen Er zijn extra middelen toegevoegd aan de algemene uitkering in verband met de introductie van de individuele studietoeslag. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een prognose gemaakt van het aantal aanvragen dat we in 2015 en volgende jaren kunnen verwachten. Op basis daarvan is onderstaande tabel opgesteld (bij benadering en afgerond op duizendtallen). Omschrijving/jaar Toevoeging Verwacht aantal
2015 1.000 1
2016 4.000 2
2017 6.000 4
2018 8.000 5
Op basis van deze gegevens kan een gemiddeld bedrag worden berekend van € 1.525 per persoon per jaar dat beschikbaar zou zijn voor het verlenen van een individuele studietoeslag. Bijstandsnorm Het verlenen van een individuele studietoelage is een vorm van bijzondere bijstand. Het ligt daarom voor de hand om bij het bepalen van de hoogte van de studietoeslag, aansluiting te zoeken bij de regels over de hoogte van de algemene bijstand in de Participatiewet. Wij stellen voor om de individuele studietoelage vast te stellen op 12 maal 10% van het netto wettelijk minimumloon (bijstandsnorm voor gehuwden). Dat geeft per 1 januari 2015 een bedrag van € 1.647,12 per jaar. De bijstandsnormen zijn afgeleid van het netto wettelijk minimumloon. Dit wordt 2 maal per jaar aangepast, mede op basis van economische ontwikkelingen en prijsindex. Omdat wij aansluiten zoeken bij het netto wettelijk minimumloon, is het niet nodig in de verordening een bepaling op te nemen over indexering. Dit vereenvoudigt de uitvoering en maakt de voorlichting aan de burgers helder. Betaalfrequentie Volgens de Rekenregels en handleiding loonheffingen over bijstandsuitkeringen 2014 is periodieke bijzondere bijstand die niet bestedingsgebonden is maar inkomensaanvullend, een belaste verstrekking. Dat betekent dat wij bij betaling per maand, loonheffing verschuldigd zijn en dat werkt kostenverhogend. Betalingen van de studietoeslag in twee keer (in ons voorstel over een periode van 6 maanden) is een onbelaste verstrekking. Vandaar dat wij in de verordening hebben opgenomen dat de studietoeslag in twee termijnen wordt betaald, steeds voor een periode van 6 maanden. Op de datum van de aanvraag moet de persoon aan de eisen voldoen en dat geeft recht op de betaling van de studietoeslag. Als de aanvrager daarna stopt met de studie of om andere redenen niet meer aan de eisen voldoet, dan heeft dat geen gevolgen voor het recht. De betaalde toeslag wordt over die periode niet teruggevorderd, omdat het recht bij de aanvraag is vastgesteld. Voorafgaand aan een tweede betaling gaan wij echter wel na of de persoon nog studeert en recht heeft op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming. Blijkt dat niet zo te zijn, dan vindt de tweede betaling niet plaats. Afweging en conclusie (Wat gaan we daarvoor doen) >> Uw gemeenteraad moet op grond van de Participatiewet een verordening vaststellen voor het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordening moet voor 1 juli 2015 worden vastgesteld en daarin moeten in ieder geval de hoogte en de betaalfrequentie worden geregeld. Wij stellen voor om de hoogte van de individuele studietoeslag vast te stellen op 12 maal 10% van het netto wettelijk minimumloon (bijstandsnorm voor gehuwden). Dat geeft per 1 januari 2015 een bedrag van € 1.647,12 per jaar. Wij zijn van mening dat hiermee de financiële drempel om deel te nemen aan onderwijs in voldoende mate wordt verminderd. Om ongewenste samenloop en stapeling van inkomensvoorzieningen te voorkomen, is in de verordening een uitsluitingsgrond opgenomen.
Pagina 4 van 6
Raadsvoorstel De extra middelen die wij hiervoor ontvangen zijn niet toereikend om de uitgaven die we verwachten te dekken. Het verschil is echter gering en dit kan eenvoudig worden gedekt uit de middelen die zijn begroot voor de verlening van bijzondere bijstand. Verder vinden wij dat het voor de hand ligt om voor het bepalen van de hoogte, aansluiting te zoeken bij de regels over de hoogte van de algemene bijstand in de Participatiewet. Dit vereenvoudigt de uitvoering en maakt de voorlichting aan de burgers helder. Door de Verordening individuele studietoeslag gemeente Mook en Middelaar 2015 vast te stellen voldoen wij aan onze wettelijke plicht. Wij bieden daarmee aan de doelgroep een bijdrage in de kosten van de studie, die de financiële drempel voor de doelgroep in ieder geval deels weg zal nemen. Daarmee bereiken we ook het doel dat bij deze vorm van bijstand is gesteld, namelijk het bevorderen van deelname aan onderwijs door de doelgroep.
Pagina 5 van 6
Raadsvoorstel Juridische aspecten>> Allereerst geldt een verplichting op grond artikel 8 en 8a van de Participatiewet om verordeningen op te stellen voor de onderwerpen die in de Participatiewet staan. Dit voorstel betreft de verplichting tot vaststellen van een verordening voor het verlenen van een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet. In samenhang met en op grond van artikel 78z lid 7 van de Participatiewet dient onze gemeente deze regels bij verordening vast te stellen binnen 6 maanden na inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet. Artikel 78z lid 7 Participatiewet bepaalt dat de verordening moet zijn vastgesteld, niet dat de verordening in werking moet zijn getreden. Als uw raad de verordening vaststelt op 2 juli 2015 dan wordt die termijn met 2 dagen overschreden, maar de inwerkingtreding gebeurt dan met terugwerkende per 1 juli 2015. Dit is juridisch ook mogelijk. Toelichting verordening In de verordening hebben wij een algemene en een artikelsgewijze toelichting opgenomen. Wij verwijzen u naar de tekst van de verordening voor een toelichting bij de relevante juridische aspecten. Uitvoering / Planning / Communicatie>> Wij spreken de verwachting uit dat uw raad de verordening op 2 juli 2015 vast zal stellen. Daarna zullen wij zorgen voor de reguliere publicatie en opname van de verordening op de website ‘Overheid.nl’. In de augustus 2015 en februari van 2016 zullen wij zorgen voor voorlichting over de mogelijkheid om een individuele studietoeslag aan te vragen. Dat herhalen wij daarna ieder jaar. Mook, 26 mei 2015 Ondertekeningkiezer Het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar,
De secretaris, J.M.G. Smits - de Kinkelder
De burgemeester, Mr. drs. W. Gradisen
Pagina 6 van 6