gemeente Eindhoven
Dienst Werk, Zorg en Inkomen
Raadsnummer 04.R744.OOI Inboeknummer o4Uoooa66 Beslisdatum BikW s maart soo4 Dossiernummer 4xo 6Ss
Raadsvoorstel inzake kaderstelling Wet werk en bijstand 1 Inleiding Vanaf 2002 heeft de gemeente een prominente rol gekregen in de uitvoering van activiteiten gericht op uitstroom naar werk. De gemeente heeft volgens de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) de verantwoordelijkheid voor de reintegratie naar arbeid en zorg van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) en personen die onder de werking van de Algemene nabestaanden wet (Anw) vallen. Tevens is vanaf 1 januari 2004 de Wet werk en bijstand (Wwb) in werking getreden. De gemeenten hebben tot uiterlijk 1 januari 2005 de gelegenheid om deze wet volledig in te voeren. Vanaf 2004 is in Eindhoven de zogenaamde minimumvariant ingevoerd, conform het daartoe genomen raadsbesluit. Vanaf 2005 zal de beleidsruimte die de Wwb biedt, volledig worden benut.
De gemeenten krijgen in het kader van deze Wwb meer vrijheid om eigen beleid uit te voeren op het terrein van reintegratie, handhaving en in beperkte mate van inkomensvoorziening. Veel door het Rijk vastgestelde regelgeving en procedures zijn afgeschaft. De gemeente dient daarom zelf het eigen beleid en de daarbijbehorende uitvoering vorm te geven. De financieringssystematiek die het Rijk daarbij hanteert, is afgestemd op een grotere mate van vrijheid in de wijze waarop de beschikbare middelen worden besteed. Aan de andere kant zijn gemeenten volledig verantwoordelijk voor de hoogte van de uitgaven. Er zal sprake zijn van een vastgesteld budget voor inkomensvoorziening, het inkomensdeel, waarbij gemeenten voor 1009b verantwoordelijk zijn voor het verstrekken en financieren van de uitkeringen. De gemeenten krijgen eveneens een budget toegewezen voor reintegratieactiviteiten, het werkdeel, met name gericht op bevordering van uitstroom naar reguliere arbeid. De wijze waarop deze budgetten worden ingezet, wordt aan de verantwoordelijkheid van de gemeenten overgelaten met dien verstande dat een evenredige verdeling van middelen over de diverse doelgroepen, die voor reintegratie in aanmerking komen, plaatsvindt.
Tekorten uit het werkdeel en inkomensdeel moeten door de gemeenten uit eigen middelen worden gedekt. Als er sprake is van overschotten uit het werkdeel, dient dit
Raadsnummer 04.R744.OOI
te worden terug gegeven aan het Rijk. Overschotten uit het inkomensdeel zijn voor de gemeente in principe vrij inzetbaar. Rein tegrati e.
De gemeente heeft de regie waar het de activiteiten gericht op uitstroom betreft. Deze regierol wordt vormgegeven via casemanagement. De casemanager in dit concept is het aanspreekpunt voor client en voor de dienstverlening aan de client en fungeert daarmee als de spil in het reYntegratieproces. Voor dit doel koopt de gemeente de diensten in van reYntegratiebedrijven en zet instrumenten in zoals het verstrekken van vergoedingen voor inspanningen van werkgevers voor het opdoen van werkervaring etc. Het ingezette landelijk beleid is er op gericht de statische wijze van financiering van de tot dusver bestaande vormen van gesubsidieerde arbeid (ID-banen en WIW-detacheringen) via het vergoeden van werkplekkosten (vergoeding van loonkosten), waarbij de doorstroming naar reguliere arbeid stagneert, te vervangen door de inzet van reYntegratiemiddelen, direct gericht op uitstroom naar reguliere arbeid.
Inkomen. Uitgangspunt is dat het verstrekken van een voorziening voor inkomen zoveel mogelijk moet worden beperkt door het aanbieden van reintegratiediensten waardoor de aanvrager (weer) in de eigen inkomensbehoefte kan voorzien. Door in te zetten op reintegratie wordt beoogd het volume van het aantal uitkeringsgerechtigden dat een beroep doet op de inkomensvoorziening te verminderen. Ook hier is volgens het concept van casemanagement de casemanager het aanspreekpunt voor de client en bewaker van de dienstverlening.
De hoogte van eventuele extra inkomensvoorziening dient daarnaast afgestemd te zijn op de individuele noodzaak van deze voorziening. Dit geldt eveneens voor de
schuldhulpverlening. in de Wwb is de categoriale toekenning van verstrekkingen in principe afgeschaft.
Handhaven. De gemeente kan meer dan voorheen de inrichting van de handhaving bepalen afgestemd op de wijze waarop in de activiteiten gericht op handhaven de nadruk wordt gelegd. De gemeente bepaalt voortaan zelf welke beleidsregels worden ontwikkeld, de procedures en controles die worden gebruikt en op welke manier sancties worden toegepast.
Verordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand. Op grond van de wetgeving van de Wet werk en bijstand dient de raad een aantal verordeningen vast te stellen. Deze verordeningen zijn in ieder geval:
de reintegratieverordening: welke diensten en voorzieningen worden aangeboden ter bevordering van (her)inschakeling in het arbeidsproces, op welke wijze en voor wie;
Raadsnummer 04.R744.00I
de toeslagenverordening: welke toeslagen worden toegekend op de landelijke basisbedragen inkomensvoorziening en welke verlagingen worden toegepast op grond van de leefsituatie; de afstemmingsverordening: de toepassing van inkomensverlaging bij niet correcte naleving van de regels voor het verstrekken van een uitkering of voldoen aan de reintegratieverplichtingen; de fraudeverordening: welke regels omtrent bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik worden gesteld; de verordening op clientenparticipatie: op welke wijze aan inspraak van clienten vorm wordt gegeven.
2 Probleemstelling Om de verordeningen vast te kunnen stellen, dienen eerst de beleidskaders op bovengenoemde terreinen van reintegratie, inkomen en handhaven door de raad te worden vastgesteld.
3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Uiteindelijk doel van de nieuwe wet en de gemeentelijk vertaling is, dat: eenieder, die daarvoor in aanmerking komt zo snel mogelijk (weer) duurzaam aan het arbeidsproces kan deelnemen, waardoor het beroep op bijstand vermindert; personen, bij wie deelname aan het arbeidsproces nog niet mogelijk is, in staat worden gesteld zich dusdanig te ontwikkelen, waardoor arbeidsparticipatie weer mogelijk wordt en waarmee deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt bevorderd;
bestaanszekerheid wordt geboden aan diegene, die over onvoldoende middelen van bestaan beschikt en recht heeft op een voorziening; op een juiste en rechtmatige wijze gebruik maakt wordt van de aangeboden voor-
zieningen. N.B. Specifieke aandacht geldt voor de maatschappelijke effecten in het kader van de reintegratie, met name als gevolg van de afbouw van de huidige vormen van gesubsidieerde arbeid (ID-banen en WIW-detacheringen). Hierop wordt uitgebreid ingegaan in de kadernota.
3a Milieutoets Een milieutoets is niet van toepassing.
4 Wijze van aanpak/ oplossingsrichting Als voorbereiding op de besluitvorming over de kaders van de nieuwe wet heeft de commissie sociaal economische pijler een aantal bijeenkomsten belegd om de materie te verkennen. Door de raad is aan het college gevraagd om de uitkomsten daarvan mee te nemen in de kaderstelling.
Rsadsnummer 04.R744.00I
Hoe dit is meegenomen, is onder de samenvatting van de kaders in deze paragraaf aangegeven.
Hieronder wordt aangegeven op welke wijze en met welke achterliggende gedachten Eindhoven de Wwb in de komende periode wil uitvoeren. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de activiteiten op de diverse onderdelen in samenhang met elkaar worden afgestemd en uitgevoerd, uitgaande van eenzelfde missie en visie. Sleutelwoorden zijn daarbij: eigen verantwoordelijkheid en maalwerk. Missie.
De gemeente Eindhoven wil via de uitvoeringsorganisatie van haar dienst Werk, Zorg en Inkomen bevorderen dat:
een maximum aan ondersteuning en voorzieningen kan worden gegeven aan de inwoners van de gemeente ter bevordering van het zelfstandig voorzien in hun levensonderhoud en zo adequaat mogelijk maatschappelijk functioneren; op een sociaal verantwoorde wijze, zo efficient en effectief mogelijk uitgevoerd, binnen de door het Rijk geboden financiele ruimte. De dienst Werk, Zorg en Inkomen, als uitvoeringsorganisatie, geeft daarmee uitvoering aan:
a het ondersteunen van personen, die een beroep doen op een voorziening voor reintegratie en activering naar arbeidsinschakeling op grond van de Wet werk en bijstand; b het verlenen van bijstand aan personen in de gemeente, die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Daarbij houdt zij rekening met de individueel vastgestelde noodzaak van eventuele aanvullende inkomensvoorziening, voorzover deze gericht is op het behouden of het verkrijgen van arbeid of ter bevordering van het maatschappelijk functioneren; c het handhaven door haar maatregelen, gericht op preventie, controle en sanctioneren af te stemmen op de mate van effect van deze maatregelen op de doelstellingen van de dienst in relatie tot reintegratie en inkomensvoorziening, de effecten op de persoon, de risicobeheersing en de maatschappelijke effecten. Visie.
Het aanbieden van dienstverlening is gebaseerd op het principe van "werk boven inkomen". ReYntegratie is dus een eerste doel. In principe is eenieder zelf verantwoordelijk voor zijn of haar maatschappelijk functioneren en daarmee ook voor het voorzien in zijn of haar levensonderhoud. Ondersteuning door de overheid is gericht op het herwinnen van deze zelfredzaamheid. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat dit door betaalde arbeid en trajecten daar naartoe kan worden gerealiseerd.
Raadsuummer 04.R744.00Z
Als er een voorziening wordt verstrekt, geldt dat het verkrijgen van (duurzame) arbeid het uitgangspunt is bij het aanbieden van ondersteuning. Eerst als arbeid om in het eigen levensonderhoud te voorzien nog niet of niet langer mogelijk is, wordt in-
komensvoorziening toegekend. Als de client gebruik maakt van voorzieningen, draagt hij of zij zelf de verantwoordelijkheid om binnen de gestelde voorwaarden hiervan op de juiste manier gebruik te maken.
Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de eigen verantwoordeljikheid.
Door een op de individuele klant gerichte dienstverlening middels klantmanagement wordt een passende voorziening (reintegratie en/of inkomensondersteuning) of maatregel (sanctie) toegepast. De organisatie is verantwoordelijk voor een redelijke en afgestemde controle op de naleving van gestelde regels en het toepassen van passende maatregelen op het terrein van reintegratie en inkomensvoorziening bij het niet naleven van deze regels. Hierbij is het kunnen realiseren van de reintegratiedoelstelling maatgevend voor de wijze van sanctioneren. De maatwerkgedachte wordt hiermee ingevuld.
De bovengenoemde missie en visie zijn neergelegd in de onderscheiden kadernota’s reintegratie, inkomensondersteuning en handhaven. Kadernata reintegratie.
In de kadernota reintegratie wordt nader ingegaan op de wijze waarop de gemeente zijn reintegratieverantwoordelijkheld wil invullen. De doelstelling van de reintegratie is het bevorderen dat iemand zo snel mogelijk (weer) zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien door middel van arbeid. Gerichte acties, gericht op het snel en transparant aanbieden van werk om instroom in de bijstand van werkzoekenden te voorkomen, dragen bij aan deze doelstelling. In het kader van de ketenverantwoordelijkheid worden met het CWI en de UWV sluitende afspraken gemaakt over bemiddeling naar werk en in te zetten maatregelen. Eigen, op reintegratie gerichte, acties ten behoeve van de uitstroom naar reguliere arbeid van werkzoekenden met een bijstandsuitkering, Anw-ers en nug gers zijn eveneens elementen om een (langdurig) verblijf in een uitkeringsafhankelijke positie te voorkomen. Waar uitstroom naar regulier werk van deelnemers aan de huidige regeling voor gesubsidieerde arbeid, ID-banen en WIW-detacheringen mogelijk is, zal hierop nadrukkelijk worden ingezet. Voor degenen voor wie de afstand naar de arbeidsmarkt (nog) te groot is, is het aanbieden van nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid met een tijdelijk karakter gericht op (duurzame) uitstroom naar reguliere arbeid het middel om invulling te geven aan het credo: werk boven inkomen.
Raadsnummer 04.R744.00I
In de kadernota reintegratie is invulling gegeven aan de wens van de raad dat wat betreft reintegratie-instrumenten ook minder kansrijke groepen aan bod komen. Daarnaast heeft de raad uitgesproken dat reintegratie breder ingezet kan worden dan alleen voor bijstandsgerechtigden, wel onder voorwaarden als een inkomenstoets en afstand tot de arbeidsmarkt. Bovendien zal met name de preventie, het voorkomen van instroom in de uitkering, hierbij van belang zijn. Wat niet is verwerkt in het reintegratiekader is de inkomenstoets in het kader van reintegratie die wordt uitgesloten door de Wwb.
Een meerderheid van de raad onderschrijft de stelling dat gesubsidieerde arbeid primair een middel is voor toeleiding naar regulier werk en geen zorginstrument. Het belang van de persoon staat hierbij voorop: het gaat om het aanbieden van een goed traject. Dit is ook het uitgangspunt van het nieuwe reintegratiebeleid. De meningen zijn echter verdeeld over de vraag of gesubsidieerde arbeid secundair wel een instrument zou kunnen zijn voor het realiseren van maatschappelijke participatie voor mensen die de stap naar een reguliere baan niet kunnen zetten. In de
vormgeving van de instrumenten gesubsidieerde arbeid zijn zoveel mogelijk vormen ontworpen die recht doen aan deze doelgroep. Daarnaast zal voor deze groep ook begeleiding naar vrijwilligerswerk vorm moeten krijgen. Voor de overgang van het oude instrumentarium naar dat onder de Wwb stelt de
meerderheid dat mensen met een gesubsidieerde baan deze niet gedwongen mogen verliezen. Een aanzienlijk aantal raadsleden vindt bovendien dat van de huidige gesubsidieerde banen degene met een duidelijke maatschappelijk nuttige functie behouden moeten blijven. Voor wat betreft het behoud van de laatste functies is inmiddels in de Voorjaarsnota een voorstel voor regulier maken gedaan. Bij de afbouwregeling zal maatwerk worden geleverd gericht op beeindiging van de gesubsidieerde baan en bij voorkeur naar omzetting in of naar regulier werk. In uitzonderlijke gevallen is echter niet uit te sluiten dat werkplekken verloren gaan. Voor de persoon zal echter een oplossing op maat worden verzorgd. Scholing wordt in principe om niet aangeboden als het bijdraagt aan het vinden van een baan. In dat kader worden meerjarige beroepsopleidingen ook niet uitgesloten, maar dit moet maatwerk zijn en niet conflicteren met de plicht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Deze uitgangspunten passen integraal binnen de voorliggende kaders. Kadernora i nkomensandersteuni ng.
Doelstelling van inkomensondersteuning is het vrijwaren van een problematische financiele situatie en het ondersteunen van reYntegratie. Met het inkomen moeten in ieder geval de kosten van het dagelijkse bestaan gefinancierd kunnen worden. Deze kosten en daarmee het inkomensplaatje zijn voor iedereen anders. Inkomensondersteuning zal dan ook in veel gevallen maatwerk zijn. Uit onderzoek blijkt dat met name vaste lasten en bijzondere kosten als gevolg van
Raadsmrmmer 04.R744.00I
ziekte of handicap zwaar drukken, naast de kosten voor opgroeiende kinderen. Ondersteuning moet in ieder geval voor die kosten ingezet worden.
Om ook bij inkomensondersteuning refntegratie voorop te laten staan (werk boven inkomen), moet dit gericht zijn op het bieden van de zekerheid dat werkaanvaarding niet tot financiele of andere problemen zal leiden. Naast reYntegratiegericht moet inkomensondersteuning ook preventief zijn. Door instrumenten in te zetten om armoede en schulden te voorkomen wordt in belangrijke mate invulling gegeven aan preventie. Dit kan met name vorm krijgen door op momenten dat personen met een wijziging in inkomen te maken krijgen, ondersteuning te bieden.
Als gevolg van de nieuwe kaderstelling inkomensondersteuning zal doelgroepenbeleid verdwijnen: ondersteuning is gericht op kosten en niet op doelgroepen. Een vorm van categoriaal beleid voor vaste lasten, kosten als gevolg van ziekte en handicap (AV-gemeente) en kosten van opgroeiende kinderen (schoolkostenregeling) blijft in stand. Participatie is geen afzonderlijk doel van inkomensondersteuning, wel van gemeentebreed beleid gericht op deelname aan de samenleving. Daarom kan met een vorm van inkomensondersteunend beleid daaraan wel vorm worden gegeven. Het draagt echter niet bij aan de doelstelling ’vrijwaren van een problematische financiele situatie’. Wat betreft het minimabeleid is een meerderheid in de raad voor het in stand houden van de bestaande regelingen. Speciale aandacht is wat betreft toeslagen en verlagingen door de raad gevraagd voor personen die van de norm alleenstaande ouder naar die van alleenstaande gaan, omdat hun jongste kind 18 jaar wordt. Aan dit laatste is in de kaderstelling inkomensondersteuning aandacht besteed. Als uitgangspunt voor inkomensondersteunende maatregelen is in de kaderstelling inkomensondersteuning gesteld dat regelingen worden vormgegeven afhankelijk van de kosten die voor een financieel problematische situatie kunnen zorgen en niet afhankelijk van een doelgroep waartoe men behoort. Hieruit volgt dan ook dat geen specifiek beleid voor ouderen wordt ingezet en dat duurzame gebruiksgoederen worden vergoed indien dit in het individuele geval noodzakelijk is. De regeling AVgemeente en de schoolkostenregeling bestrijden specifieke problematische kosten en blijven derhalve in stand. Ook een regeling gericht op bevordering van maatschappelijke participatie zal blijven bestaan.
Kadernota handhaven. In de kadernota handhaven wordt aangesloten bij het reeds ingezette traject "anders handhaven". De doelstelling van handhaven is het bevorderen dat men zich houdt aan de spelregels voor het verkrijgen van voorzieningen. Ook hier is de reTntegratiedoelstelling leidend. De te nemen activiteiten en maatregelen zijn afgestemd op de doelstellin-
r+p
Raadsnummer 04.R744.OOI
gen van de organisatie, op de risicobeperking en op het gewenst maatschappelijk effect. Handhaven is dus een middel om de reintegratiedoelstelling te helpen realiseren. De client die een voorziening aanvraagt, is zelf verantwoordelijk voor de juiste informatie voor de beoordeling van het recht op een voorziening. De client is eveneens verantwoordelijk voor de naleving van de regels waarop de voorziening is gebaseerd. De activiteiten in het kader van handhaven zijn gericht op het voorkomen van oneigenlijk gebruik of misbruik van een voorziening door gerichte preventie, door op de voorziening afgestemde controle en op risicobeheersing afgestemde fraudebestrijd I n 9.
Een meerderheid in de raad is voor duidelijk omschreven verplichtingen, inclusief de arbeidsverplichting, en voor op de persoon en de situatie afgestemde sancties. De sanctie moet een prikkel zijn om het gewenste gedrag te vertonen. Dit uitgangspunt is meegenomen in de kadernota handhaven.
5 Financiele gevolgen en risico’ s Financiele kaders. De uitwerking van de inhoudelijke kaders moet plaatsvinden binnen de financiele kaders, zoals gesteld in het inkomens- en werkdeel onder voorbehoud dat dit een open einde-regeling betreft.
Algemeen. Het uitvoeren van de activiteiten langs gerichte weg en met het leveren van maatwerk wordt bereikt door een investering in casemanagement. Hierdoor ontstaat een groter beroep op het budget voor uitvoeringskosten. Aan de andere kant levert deze aanpak besparingen op, omdat een meer gerichte inzet van menskracht en middelen plaatsvindt.
De wijze van werken zal op termijn leiden tot de verminderde noodzaak uitkeringen te verstrekken en tot een lager oneigenlijk gebruik van de voorzieningen. Reinteg ratie.
Voor wat betreft de reintegratie zijn de volgende financiele gevolgen voorzien. Binnen het werkdeel van de Wwb, het reintegratiebudget, wordt reeds in 2004 ingezet op een verschuiving van thans vastliggende verplichtingen voor loonkostensubsidies voor de huidige gesubsidieerde arbeidsplaatsen naar besteedbare middelen voor
andere reintegratieactiviteiten voor "nieuwe" clienten (met name uitkeringsgerechtigden), waaronder het verstrekken van vergoedingen voor het bieden van werkervaring en begeleiding, gericht op reguliere arbeid. Een dergelijke inzet leidt op termijn tot hogere uitstroom naar arbeid en daarmee een lager beroep op het inkomensdeel van het Wwb-budget. De overblijvende middelen kunnen dan worden ingezet voor (niet-structurele) dekking van meer reintegratieactiviteiten.
Raadsnummer 04.R7 .OOI
Âńfa In 2004 is voor reYntegratieactiviteiten een budget van ca. E 25 miljoen beschikbaar. Thans is vastgelegd aan verplichtingen voor gesubsidieerde arbeid ca. < 20 miljoen aan loonkosten en andere kosten voor de huidige vormen van gesubsidieerde arbeid (ID-banen en WIW-detacheringen).
Inspanningenin verhouding tot het landelijk gemiddelde. De ambitie van de gemeente is om de dienstverlening op het gebied van reYntegratie en de daarbij noodzakelijke middelen zodanig in te zetten dat een optimum bereikt wordt tussen de noodzakelijk te maken kosten en de opbrengsten, die daarmee door een daling van het beroep op uitkeringen worden bereikt. Het streven is erop gericht om deze daling hoger te laten zijn dan het landelijk gemiddelde. Door de gehanteerde financieringssystematiek van het Rijk bij de toedeling van de middelen voor inkomensvoorziening wordt dan het Eindhovense aandeel in de te verdelen middelen hoger, en stijgt daarmee dan uit boven het noodzakelijk uit te keren volume. Daarmee wordt Eindhoven dan beloond voor haar inspanningen. De dubbelrol van de gemeente bij gesubsidieerde arbeid.
Om voor het deel van de gesubsidieerde arbeid waar de gemeente een eigen of medeverantwoordelijkheid draagt als werkgever respectievelijk als opdrachtgever van instellingen van welzijn, cultuur of onderwijs e.d., een omzetting naar reguliere banen mogelijk te maken, zal structureel dekking moeten worden gevonden uit middelen anders dan uit het reYntegratiebudget, Vooralsnog wordt ingestoken op het omzetten van 200 arbeidsplaatsen gesubsidieerde arbeid naar reguliere functies in 2005 en 2006 voor de doorstroming van thans in ID-baan of WIW-detacheringsplek werkzame werknemers naar deze werkplek. Een en ander is ook in de Voorjaarnota aangegeven. Op basis van een definitieve analyse van de benodigde werkplekken om tot het gewenste niveau van dienstverlening te komen, kan een definitief aantal noodzakelijke werkplekken worden genoemd.
Dit betekent dat een structurele dekking moet worden gevonden voort 5 miljoen op jaarbasis.
Inkomen. Inkomensondersteuning zal voor bepaalde kosten nog categoriaal plaatsvinden, de nadruk zal echter sterk komen te liggen op individueel maatwerk in de vorm van bijzondere bijstand. Bovendien zal binnen schulddienstverlening tevens preventief werken forser worden ingezet. In het kader van de Voorjaarsnota is reeds een bedrag voor inkomensondersteuning geclaimd. Binnen schulddienstverlening zal vooralsnog alle inzet op curatie gezet moeten worden, op termijn moet de omslag naar preventie echter plaatsvinden. Specifieke ondersteuning, bijvoorbeeld door een cursus budgetteren, kan ook uit het werkdeel worden gefinancierd als onderdeel van een traject.
rp
Raadsnummer 04.R744.OOI
Handhaven. De gewijzigde opzet van handhaven kent geen financiele gevolgen.
5a Bestuurlijke kaders In de verschillende kaderstellingen zijn de reeds bestaande bestuurlijke kaders als uitgangspunt genomen, tegelijk met landelijke kaders. De voorstellen sporen met de programma’s Samen Stad 2002-2006, Stadsvisie 2010, en SOP 1999-2004.
Daarnaast is de kaderstelling vanuit de commissie sociaal economische pijler zoveel als mogelijk meegenomen.
5b Fiscale gevolgen Het voorstel heeft geen fiscale gevolgen.
6 Overige gevolgen van de aanpak Er vindt een omslag plaats in de wijze waarop voorzieningen worden aangeboden naar degenen die hierop een beroep doen. Uitgangspunt zal zijn het faciliteren naar werk en eerst dan naar inkomen. Handhaven krijgt enerzijds een breder karakter, gericht op preventie, anderzijds op de individuele voorzieningen afgestemd.
Voor de inrichting van gesubsidieerde arbeid heeft de aanpak verdergaande consequenties. Daar waar er voorheen sprake was van werkplekfinanciering is in deze opzet sprake van financiering van persoonsgebonden toekenning van een reintegratietraject naar regulier werk. Daarmee is de continuiteit van deze arbeidsplaatsen bij de instellingen niet langer zeker. Hierdoor kan het aanbieden van diensten aan burgers worden beperkt, tenzij andere maatregelen deze lacunes opvullen. Afbouw van huidige vormen van gesubsidieerde arbeid (ID-banen en WiW). De afbouw van de huidige regelingen van gesubsidieerde arbeid ID-banen en WIW en omzetting naar de nieuwe vormen en uitstroom naar reguliere arbeid, vereist een bijzondere aanpak,
In een periode van twee jaar vanaf het moment dat een afbouwregeling van toepassing is, zal deze ombouw plaatsvinden.
Het omzetten van thans gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeidsplaatsen maakt hier onderdeel van uit. Daarbij moet de mogelijkheid en tijd worden geboden om de organisatie zo in te richten dat deze omzetting van reguliere werkplekken kan plaatsvinden. Daarnaast worden extra inspanningen gepleegd om werknemers op gesubsidieerde arbeidsplaatsen die in staat zijn een dergelijke functie op een reguliere arbeidsplaats te vervullen, te bemiddelen naar deze reguliere werkplekken binnen de eigen organisatie of daarbuiten.
Raadsnummer 04.R744.OOI
Voor werknemers, werkzaam op een huidige gesubsidieerde arbeidsplaats, die niet in staat zijn volledig loonvormend werkzaam te zijn, zal een traject op maat worden aangeboden gericht op (uiteindelijke) beeindiging van het huidige dienstverband. In de notitie Consequenties van afbouw van ID-banen en WIW wordt hier nader op ingegaan. Opdracht van het college aan het gemeentelijk managementteam (GM T) voor inventarisatie van voor omzetting naar reguliere arbeidsplaatsen in aanmerking komende werkplekken.
Op grond van de in de notitie genoemde consequenties heeft het college, vooruitlopend op het raadsbesluit, inmiddels aan het GMT de opdracht gegeven een inventarisatie te maken van die activiteiten die vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk worden geacht. Op grond daarvan wordt een voorstel verwacht aan het college over welke negatieve effecten voorkomen kunnen worden door het omzetten van gesubsidieerde banen in reguliere ongesubsidieerde banen. De gemeente zet daarmee in op het helder maken van de activiteiten, die thans via een vorm van gesubsidieerde arbeid worden uitgevoerd, maar feitelijk een regulier, structureel karakter moeten dragen. De gemeente meent, dat zij voorzover mogelijk deze activiteiten dan ook structureel moet faciliteren. Daarom wordt ingezet op het regulier maken van huidige gesubsidieerde arbeidsplaatsen bij de gemeente zelf of door de gemeente gesubsidieerde instellingen. Deze arbeidsplaatsen zullen dan worden bezet door thans in de huidige vormen van gesubsidieerde arbeid werkzame personen. Indien dit niet mogelijk blijkt, vindtinvulling van de openstaande vacature (op termijn) plaats door een client, die via de dienst Werk, Zorg en Inkomen een reintegratietraject volgt of gaat volgen, dat gerichtis op het opdoen van werkervaringin de betreffende functierichting (opstap- of participatiebaan). Eerstindien de vacature niet kan worden opgevuld door het prioriteit genietend aanbod (clienten WZI), kan een werving op de reguliere arbeidsmarkt aan de orde zjin. Daarmee geeft de gemeente inhoud aan enerzijds de door haar gewenste uit te voeren taken en anderzijds de omvorming van gesubsidieerde arbeid tot een instrument van reintegratie naar reguliere werk. De gemeente Eindhoven levert met deze aanpak een grote bijdrage aan het in 2003 door de gemeenten met het Rijk gesloten convenant, om een maximale inspanning te leveren gesubsidieerde arbeid om te zetten naar reguliere arbeid. Daarnaast ondervangt de gemeente hiermee een deel van de gevolgen van de omvorming van gesubsidieerde arbeid en creeert de ruimte om de reintegratiedoelstelling een nieuwe impuls te geven.
7 Resultaten van overleg l inspraak Met de diensten Maatschappelijke Ontwikkeling en Algemene en Publiekszaken is overleg gaande om de gevolgen van ombouw van gesubsidieerde arbeid in beeld te
Raadsnummer og.Rpf.oÂż
brengen en welke acties moeten worden ondernomen om maatschappelijke schade te voorkomen, zonder daarbij de re(ntegratiedoelstellingen te ondermijnen. De kaders worden op 4 maart 2004 ter advisering voorgelegd aan de Clientenraad.
8 Communicatie De diverse belanghebbenden zullen op een daartoe passende wijze worden geinformeerd over de kaders en de daaruit voortvloeiende consequenties. Daartoe wordt een communicatieplan nader uitgewerkt. Belanghebbenden zijn: clienten van de dienst Werk, Zorg en Inkomen; deelnemers aan huidige vormen van gesubsidieerde arbeid; werkgevers in markt en collectieve sector, op wie een beroep wordt gedaan bij te dragen aan reYntegratie door het openstellen en/of regulier maken van arbeidsplaatsen; instellingen betrokken bij de afbouw van de huidige vormen van gesubsidieerde arbeid; de ketenpartners CWI en UWV.
De in dit voorstel voorgestelde maatregelen omtrent de afbouw van ID-banen en WIW-banen hebben verstrekkende gevolgen voor: WIW en ID-medewerkers; WIW en ID-werkgevers; het aanbod van (gesubsidieerde) dienstregeling in de stad. Instellingen en pers.
Het is dus van belang om zorgvuldig over dit onderwerp te communiceren richting de genoemde groepen en richting pers. Daarom worden de volgende stappen in de communicatie voorgesteld:
1 betrokken gemeentelijke diensten zijn inmiddels gelnformeerd; 2 de instellingen die gebruik maken van gesubsidieerde arbeid worden per brief vanaf 9 maart 2004 op de hoogte gesteld en er worden informatiebijeenkomsten georganiseerd, waarin verdere informatie zal worden verstrekt ; 3 op 11 maart 2004: informeren van de pers, onder meer door persbericht en persoonlijk gesprek wethouder ÃćâĆňâĂİ journalist Eindhovens Dagblad;
4 op 12 maart 2004 worden de stukken voor de commissie sociaal economische pijler verstuurd en is het voorstel openbaar. Daarnaast is het belangrijk om richting pers de woordvoering te laten coordineren met betrekking tot dit onderwerp door de dienst Werk, Zorg en Inkomen. Op 18 maart 2004 wordt het voorstel behandeld tijdens de openbare commissie sociaal economische pijler. Er wordt voor gekozen om de informatievoorziening zo te organiseren dat er vanuit de gemeente een duidelijke en eenduidige boodschap is.
Raadsnummer 04.R744.OOI
Dit gebeurt vooraf aan de commissievergadering, zodat instellingen en pers vooraf zo goed mogelijk zijn geinformeerd.
9 Ter inzage gelegde stukken 1 Kadernota reintegratie, februari 2004. 2 Visie inkomensondersteuning, februari 2004. 3 Kadernota handhaven. Visie op handhaven, februari 2004.
10 Referendabiliteit De kaderstellingen zijn niet referendabel, de nog vast te stellen verordeningen wel. Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
A. Sakkers, burgemeester.
C. Langerwerf, secretaris.
Raadsnummer 04.R744.OOI
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 maart 2004, 13 april 2004 (nadere toelichtingen met raadsnummers 04.R744.003, 04.R744.004 en 04.R744.005) en 19 april 2004 (nadere toelichting met raadsnummer 04.R744.006); besluit:
1 de kaders reintegratie, inkomensondersteuning en handhaven vast te stellen; 2 het college van burgemeester en wethouders opdracht te geven de kaders uit te werken in uitvoeringsbeleid, in verordeningen en in een afbouwregeling gesubsidieerde arbeid (ID-banen en WIW-detacheringen); 3 kennisnemen van de opdracht van het college aan het gemeentelijk managementteam om vanuit een totaalbeeld van de negatieve maatschappelijke effecten van de afbouw van de ID-regeling (een zogeheten nul-scenario): r te bezien welke ID-banen in de komende jaren - tot een maximum van 200 banen - regulier zouden moeten en kunnen worden gemaakt teneinde dat deel van de negatieve maatschappelijke effecten te voorkomen, dat vanuit de prioriteiten in de bestuurlijke visie Samen Stad als ongewenst wordt beschouwd; en daarbij een strategie te ontwikkelen om het regulier maken van deze IDbanen te verbinden aan de ’ombouw’ van eenzelfde aantal ID-banen tot daadwerkelijke instrumenten van het nieuwe reYntegratiebeleid (onder het motto: "een reguliere baan tegenover een reintegratiebaan").
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 april 2004.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
KB04002808
gemeente Eindhoven
Griffie gemeenteraad Commiseiesecretariaat
Retouradres Postbus sorS0, S6oo RB Eindhoven
Aan de leden van de raad
van de gemeente Eindhoven.
Raadsnummer GQ.R74/.002 Behandeld door F. Biemans Telefoon (auto) 238 2at 83
Ons kenmerk griffie Versenddatum 2 april 200at
Commissieadvies
Betreft cie. SEp: Raadsvoorstel inzake kaderstelling Wet werk en bijstand.
De commissie Sociaal-Economische pijler heeft in haar (vervolg)vergadering van 1 april 2004 beraadslaagd over bovengenoemd onderwerp. De commissie heeft als volgt geadviseerd: ’leefbaar eindhoven’: akkoord; CDA:
PvdA: VVD: SP:
GroenLinks: D66:
Ouderen App&I: De Stadspartij:
Liberaal Eindhoven
akkoord; mits het college komt met een evaluatie in 2006;
stemvoorbehoud; stemvoorbehoud; stemvoorbehoud; stemvoorbe houd; stemvoorbe houd; akkoord; stemvoorbe houd; akkoord.
Yoezeceein en van de wethouder, mevn J. Kuppena.
Ten aanzien van de zorgtrajecten zal voor de activering en vermaatschappeling van de zorg apart financiering gezocht worden. (Dus niet uit middelen van de Wwb). Een en ander mede naar aanleiding van het initiatiefvoorstel Financiering Stedenkontakt Bialystok. Zodra hierover meer nieuws te melden is zal het college van burgemeester en wethouders (B. en W.) dit ook laten weten. Het college van B. en W. maakt 5 miljoen vrij om regulier werk te cre(lren voor de IDbanen. Binnen enkele maanden zullen er gesprekken worden gevoerd met organisaties die ook een rol spelen ten aanzien van regulier werk. In het college zal besproken worden welke rol is weggelegd voor de raad en welke rol is weggelegd voor het college van B. en W. bij de kaderstelling en het kiezen van de sectoren ten aanzien van de ID-banen.
Voor de raadsvergadering van 19 april 2004 zal het college van B. en W. hierover, en
Besoekadres Stadhuisplein io Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus gorso S60o RB Eindhoven
ma t/m vr B.oo-r6.oo uur
Telefonisch bereikbaar
gemeente Eindhoven
Dienst Werk, Zorg en inkomen
Raadsnummer 04,R744.00$ lnboeknummer oyuoooy8g Beslisdatum B%W ra april soos Dossiernummer Sr6.6Sx
Nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft raadsvoorstel inzake kaderstelling Vlet werk en bijstand.
Reactie op de vraag van de commissie sociaal economische pijler inzake de procesgang van de besluitvorming over het regulier maken van zoo ID-banen.
Tijdens de commissievergadering sociaal economische pijler d.d. 1 april 2004 is het college gevraagd naar de besluitvormingsprocedure met betrekking tot het regulier maken van de 200 ID-banen door de gemeente en bij aan de gemeente gelieerde instellingen. Wij nemen hierover het volgende standpunt in:
"Het college heeft vooruitlopend op behandeling van het raadsvoorstel Kaderstelling Wwb en de Voorjaarsnota aan het Gemeentelijk Management Team (GMT) opdracht gegeven een inventarisatie te maken van die activiteiten die, vanuit maatschappelijk oogpunt, wenselijk worden geacht. Op grond daarvan wordt een voorstel verwacht
aan het college met daarin aangegeven welke negatieve effecten voorkomen kunnen worden door het omzetten van gesubsidieerde banen in reguliere arbeid". Inmiddels volgt het college de volgende procedure: het college neemt op grond van het in het Collegeprogramma Samen Stad en de in de Voorjaarsnota geformuleerde uitgangspunten van beleid een standpunt in over op welke plekken inzet van reguliere functies nodig geacht wordt; de gemeenteraad wordt geinformeerd over de gemaakte keuzes; de gemeentelijke diensten/instellingen, die I/D-werknemers in dienst hebben, worden geinformeerd over de door het college gemaakte keuzes; r door de betreffende vakdiensten van de gemeente wordt met de betrokken instellingen overlegd over de concrete omzetting van de betreffende werkplekken. Wij gaan ervan uit dat de raad in het Collegeprogramma Samen Stad en in de kaders zoals verwoord in de Voorjaarsnota duidelijke kaders heeft aangegeven, om het college mogelijk te maken in lijn van deze kaders aan te geven in welke sectoren en
Raadsnummer 04.R744.00$
aantallen ID-banen moeten worden regulier gemaakt om de structurele doelstellingen in voldoende mate te kunnen realiseren. Wij geven tevens aan dat het van groot belang is dat tijdig (dat betekent dat voor
1 juli 2004), bekend moet zijn welke ID-banen daadwerkelijk zullen worden omgezet naar een reguliere arbeidsplaats. Indien voor 1 juli 2004 bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe een aanvraag is ingediend, kan de gemeente of de instelling waar de omzetting van een ID-baan plaatsvindt, aanspraak maken om een stimuleringspremie van < 17.000,ÃćâĆňâĂİ en afhankelijk van de soort instelling extra
middelen van de betreffende sector. Deze gelden, tezamen met in te zetten reintegratiemiddelen van de dienst Werk, Zorg en Inkomen (maximaal E 27.000,-) kunnen bij een feitelijke omzetting van de ID-baan naar een reguliere baan voor 1 november 2004 dienen voor gedeeltelijke financiele dekking van de arbeidsplaats tot 1 januari 2006.
Indien de aanvraagtermijn wordt overschreden loopt de gemeente en/of instellingen in ieder geval ongeveer 6 3,4 miljoen mis aan rijksmiddelen. Het niet tijdig omzetten naar reguliere functies betekent dat voortzetting van de gesubsidieerde arbeid onnodig volledig ten laste komt van het werkdeel van de Wwb, waardoor de noodzakelijke ombuiging van beleid in 2005 maar zeer ten dele kan plaatsvinden. Daarom dringen wij er bij de raad met klem op aan om de in de Voorjaarnota genoemde beschikbaarstelling van 6 5 miljoen met de vaststelling van de Voorjaarsnota te reserveren, opdat wij, met in achtneming van de bovengenoemde procesafspraken, tijdig een beslissing omtrent de toekenning van reguliere banen te kunnen doen.
Uiteraard zullen wij ons bij de komende begrotingsbehandeling verantwoorden over de gemaakte keuzes. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris
KK04005956
gemeente Eindhoven
Dienst Werk, Zorg en inkomen
Raadsnummer 04.R744.004 Inboeknummer oyuoooygo Beslisdatum B%W rg april soos
Dossiernummer sr6 6sr
Nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft raadsvoorstel inzake kaderstelling Wet werk en bijstand. Advies van de Clientenraad WZI
De Clientenraad van WZI heeft een advies uitgebracht aan het college betreffende de kaderstellingen Wwb. In deze nadere toelichting wordt de reactie van het college van gegeven op dit advies. Het advies ligt voor u ter inzage.
Inzet op werkgelegenheid. De Clientenraad geeft aan dat zij zich, gezien de economische situatie, afvraagt in
hoeverre de doelstellingen gerealiseerd kunnen worden en welke middelen worden ingezet om werkgelegenheid te creÃńren.
In de economische visie die is opgesteld door de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer wordt uitgebreid beschreven hoe en op welke gebieden de werkgelegenheid wordt gestimuleerd. Daarbij is ook expliciet aandacht besteed aan de werkgelegenheid voor lager opgeleiden, iets wat overigens wel problematisch zal zijn.
Casemanagement. De Clientenraad vraagt zich af of de casemanagers de taakverzwaringen wel aan kunnen. Bovendien zien zij het risico dat clienten afhankelijk worden van de willekeur van de casemanager.
Advies van de Clientenraad is daarom om clienten de mogelijkheid te bieden tot het aanvragen van een second opinion. Bovendien vragen zij om de richtlijnen op basis waarvan casemanagers moeten gaan werken ÃćâĆňâĂİ minimaal - ter kennisname aan de
Clientenraad aan te bieden. De reactie van de Clientenraad komt voort uit de nadruk die binnen alle kaderstellingen is gelegd op het leveren van maatwerk. En inderdaad is niet uit te sluiten dat er
daarbij in enige mate sprake zal zijn van willekeur. Ook binnen de huidige regelingen is dit niet uit te sluiten. Middel dat een client daarvoor ten dienste staat is het indie-
nen van een bezwaarschrift op de beschikking. Bovendien bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de directeur.
Raadsmrmmer 04.R744.004
Overigens is er door de landelijke Clientenraad geadviseerd om een werkherkansingsadviseur te introduceren. Dit is een onafhankelijke info- en adviesfunctie voor clienten op het gebied van reÃŕntegratie met tot doel ’de client in staat te stellen de
regie over het reintegratietraject te nemen en vanuit de eigen verantwoordelijkheid dit traject in tevullen’. Afspraken over het traject moeten echter nog steeds worden gemaakt met de casemanager van de gemeente of het UWV. De minister heeft hierop positief gereageerd en de functie zal naar verwachting per 1 juli 2004 (gefaseerd) worden ingevuld. Rein te g ra ti e,
Ten aanzien van reintegratie concludeert de Clientenraad dat uitstroom naar werk overheerst. Zij vraagt zich af wie ten aanzien van vrijwilligers de regie voert en of het percentage bekend is van vrijwilligers, die begeleiding behoeven. Uitstroom uit de uitkering staat inderdaad voorop. De Wwb schrijft voor dat ondersteuning van clienten evenredig moet worden verdeeld. In de kaderstelling reintegratie wordt wel een onderscheid gemaakt in de vorm van ondersteuning. Wanneer iemand op afzienbare termijn kans heeft op werk, dan wordt een re1ntegratietraject aangeboden. Wanneer wordt ingeschat dat de kans op werk nog wel erg ver weg is, wordt ondersteuning geboden in de vorm van begeleiding bij het vinden en uitoefenen van vrijwilligerswerk. Wanneer zelfs dat niet tot de mogelijkheden behoort, we hebben het dan over de zogenaamde zorgklanten, heeft WZI een belangrijke regisserende rol. Er zal voor die personen een aanbod op het gebied van zorg moeten komen, bij voorkeur in combinatie met activering. Dit aanbod is aanwezig in de stad maar zal gerichter ingezet moeten worden voor de doelgroep. Denk hierbij aan hulpverlening door instellingen als de GgzE, Novadic en Loket W. Van groot belang is dat dit aanbod ook beschikbaar is en blijft voor de zorgklanten. Verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van het aanbod, ook wel basisbekabe-
ling genoemd, ligt bij de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Regie op het persoonsniveau ligt bij de dienst Werk, Zorg en Inkomen voorzover het clienten van de dienst Werk, Zorg en Inkomen betreft. Percentages over het aandeel vrijwilligers dat begeleiding nodig heeft, zijn niet bekend. Wanneer het clienten zijn van WZI dan zal voor begeleiding zorg worden gedragen. Bekend is echter dat het ook AOW-ers en personen met een uitkering van het UWV betreft.
Inkomensondersteuning. De visie op inkomensondersteuning wordt door de Clientenraad gedeeld. Wel zien zij een spanning tussen het voorkomen van een problematische financiele situatie en de privacy. Met name het bezien van uitgaven van clienten zou wat betreft de Clientenraad uitsluitend met toestemming van de betrokke mogen plaatsvinden. Vormgeven aan preventie is noodzakelijk. Wanneer we zien dat het aantal aanvragen schuldhul pverlening de laatste jaren enorm aan het stijgen is tot inmiddels 2.000 per
Raadsnummer 04.R744.00/
jaar, dan is duidelijk dat in preventieve zin ingrijpen noodzakelijk is. Een vorm daarvan kan zijn dat inzicht wordt verkregen in de inkomsten en uitgaven van een client: feitelijk is dit budgetbegeleiding. Bijvoorbeeld wanneer iemand regelmatig een beroep doet op inkomensondersteuning en de casemanager het gevoel krijgt dat er geen sprake is van het oplossen van problemen maar slechts van het vullen van gaten die vallen. In zo’n geval kan budgetbegeleiding ook als voorwaarde bij het verkrijgen van een voorziening worden gesteld.
Handhaving. De Clientenraad heeft moeite met wat zij noemen de ’omgekeerde bewijslast’. In de kaderstelling ’handhaving’ is dit echter niet het uitgangspunt. Mogelijk dat dit idee is ontstaan doordat in de kaderstelling wordt gesproken over het feit dat de client verantwoordelijk is voor zijn eigen situatie. En daarmee ook voor de juiste informatievoorziening om te kunnen beoordelen of er recht op een uitkering of andere voorziening bestaat. Dit is echter geen omgekeerde bewijslast maar een manier om de verantwoordelijkheid voor het juist en tijdig verstrekken van informatie bij de client neer te leggen.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris
EE04015199
gemeente Eindhoven
Dienst Werk, Zorg en fnkomen
Raadsnummer 04.R744.005 Inboeknummer o4uoooZ88 Beslisdatum BTW ra april 2004
Dossiernummer
Nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft raadsvoorstel inzake kaderstelling V/et werk en bijstand, Reactie op het "Alternatief voorstel voor omgang met bestaande IDbanen", ingediend door de fracties van D66, PvdA en GroenLinks. De basis van het alternatief voorstel is om na afloop van de periode van subsidiering van de ID-banen, voor personen, die er niet in geslaagd zijn een reguliere werkkring te vinden het dienstverband voort te zetten zonder hieraan een termijn te verbinden (termijn).
In het voorstel wordt daarbij uitgegaan van een dekking van de subsidiering door gebruik te maken het inkomensdeel van de Wwb, met daarop een aanvulling uit het werkdeel (financiering). Wij zijn ons uitdrukkelijk bewust van de mogelijke consequenties van de afbouwregeling van de ID- banen en wil zoveel mogelijk ÃćâĆňâĂİ binnen de reintegratie- kadersÃćâĆňâĂİ
recht doen aan de individuele ID-werknemer en diens toeleiding naar reguliere arbeid. Wij waarderen de inspanningen van de raadsfracties om eveneens binnen de reintegratiekaderstelling voorstellen te doen om de afbouw van ID-banen zo goed mogelijk vorm te geven en daarbij ook de menselijke maat te betrekken. Wij menen dat haar voorstellen daarin voorzien, en adviseert om een aantal redenen om het alternatieve voorstel niet te volgen.
Termijn. In het collegevoorstel wordt een eindtermijn van 1 januari 2006 genoemd, waarop de subsidiering in het kader van de ID-banen eindigt. Om werkgevers te stimuleren ID-banen om te zetten naar reguliere banen in de eigen organisatie of te bevorderen dat de werknemer bij een andere werkgever een reguliere werkkring zal vinden, is te overwegen voor het jaar 2005 een lagere loonkosten- en begeleidingssubsidie ID-regeling te verstrekken. In deze periode is het aan de werkgever om de mogelijkheden te onderzoeken of de functie ook regulier kan worden uitgevoerd en of voortzetting van het dienstverband
in deze of een andere reguliere functie voor de betreffende ID-medewerker mogelijk Is.
Daar waar er geen mogelijkheden zijn de ID-baan om te zetten in een reguliere baan, vindt een beoordeling plaats. Bij deze beoordeling zijn in ieder geval de
Raadsnummer 04.R744.005
werkgever, de daartoe ingeschakelde (objectieve) uitvoeringsorganisatie en de werknemer betrokken. bij deze beoordeling wordt vastgesteld of de bekwaamheden van de medewerker dusdanig zijn dat uitoefening van een reguliere functie elders mogelijk is; is dit het geval, dan wordt een outplacementtraject aangeboden. Mocht dit traject niet leiden tot een reguliere functie, zal mogelijk ontslag volgen als de werkgever niet bereid of in staat is een (andere) werkkring aan te bieden. Er is dan sprake van werkloosheid van een ID-werknemer die voldoende bekwaamheden heeft opgebouwd om een reguliere functie te kunnen vervullen. In die zin is er dan sprake van economische werkloosheid, die wezenlijk niet verschilt van de werkloosheidsituatie van een andere werknemer die om economische redenen naar een andere werkkring om moet zien; is dit niet het geval, dan is er sprake van een werknemer, die niet of niet volledig loonvormende arbeid verricht. Onder het kopje maatwerk wordt hierop verder ingegaan.
Als bij de organisaties en instellingen, bij wie een de ID-werknemer werkzaam is een reguliere passende functie vrijkomt, zal de betreffende ID-medewerker prioritair voor de functie in aanmerking moeten komen.
Deze bepaling zal in de subsidievoorwaarde worden opgenomen. In haar voorstel vindt het College dat het beeindigen van de subsidierelatie ten be-
hoeve van medewerkers die regulier aan de slag kunnen, na een redelijke termijn van outplacement legitiem is. Voldaan is immers aan de hoofddoelstelling van de inzet van het instrumentarium, namelijk het in voldoende mate equiperen van de werkzoekende door middel van werkervaring om een reguliere werkkring te kunnen vervullen. Tevens willen wij daarmee stimuleren dat werkgevers hun uiterste best doen om een
reguliere werkplek te realiseren en de betreffende werknemers in de gelegenheid stellen deze te bezetten. Daarmee willen wij voorkomen, dat de werkgever via een gesubsidieerde arbeidsplaats gebruik blijft maken van de diensten van werknemers, die elders regulier werk kunnen aanvaarden. M aatwerk.
Anders ligt het bij de werknemers bij wie na beoordeling blijkt dat de uitoefening van een reguliere werkkring niet of niet volledig haalbaar is als gevolg van "in de persoon gelegen factoren". Gedurende een periode van maximaal twee jaar tot uiterlijk 1 januari 2008 krijgt de ID werknemer de gelegenheid om vanuit deze situatie een reguliere werkkring te vinden en zijn vaardigheden daartoe bij te scholen. Daarbij wordt de werknemer ondersteund middels een outplacementtraject.
Raadsnummer 04.R744.005
Voortzetting subsidiering aan huidige werkgever.
Indien het de voorkeur verdient, dat de werknemer op de huidige werkplek blijft functioneren en de werkgever bereid is substantieel bij te dragen in de kosten van plaatsing, kan de subsidiering voor een periode van twee jaar vanaf 1 januari2006 tot 1 januari 2008 worden voortgezet. Voor 2006 en 2007 kan worden overwogen de hoogte van de subsidie te verminderen. De gedachte daarbij is dat hiermee de werkgever substantieel bijdraagt in de productieve arbeid die de werknemer levert. De werknemer kan dus in dienst blijven van de huidige werkgever tot het moment van aanvaarding van een werkkring elders of op het moment dat de werkgever het dienstverband beeindigt. De termijn van subsidiering eindigt per 1 januari 2008.
Aanbieding participatiebaan. Als blijkt dat de huidige werkgever niet bereid is het dienstverband met de werknemer na 1 januari 2006 voort te zetten, zal de subsidiering aan de werkgever worden beeindigd per 1 januari 2006. Ook indien het belang van de medewerker erbij is gebaat, kan in het kader van een versterking van zijn positie op de arbeidsmarkt, een andere werkplek worden aangeboden. Deze beoordeling vindt plaats in samenspraak tussen werkgever, de daartoe aangewezen onafhankelijke uitvoeringsorganisatie en de werknemer. Na het ontslag, bij de voormalige ID- werkgever wordt de werknemer aansluitend de
mogelijkheid geboden een dienstverband op detacheringbasis voor bepaalde tijd aan te gaan, mits een adequate andere werkplek voorhanden is. De werknemer krijgt een andere werkplek en functie bij een inlener, niet zijnde de oorspronkelijke werkgever, aangeboden. De inlener wordt een op de productiviteit afgestemde inleenvergoeding in rekening gebracht. Deze participatiebaan sluit daarmee aan bij het nieuw ontwikkelde instrumentarium. Voor de werknemers die overstappen van de ID-baan naar deze participatie-baan, wordt het nu geldende salarisniveau aangehouden. Wij vinden dat de afbouw van de huidige gesubsidieerde arbeid in ID-banen uiterlijk op 1 januari 2008 moet zijn afgerond en daarmee de inzet van reintegratiegelden vanuit het werkdeel Wwb wordt beeindigd. In deze tijd wordt dus bezien of een reguliere werkplek voor de individuele werknemer mogelijk is.
In deze periode zal op basis van maatwerk worden bekeken welke mogelijkheden zullen resteren.
Raadsnummer 04.R744.005
Situatie na 1 januari 2008.
Eerst als gedurende deze twee jaar blijkt, dat de productiviteit niet tot een voldoende loonvormend niveau zal komen, moet worden bezien op welke wijze dan verder moet worden gehandeld. Daartoe zal in de komende periode ondermeer overleg worden gevoerd met de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV) om te bezien in hoeverre zij bereid zijn substantieel bij te dragen aan mogelijke oplossingen. De keuze van het college is om na 1 januari 2006 alleen voor diegenen verdere subsidiering aan te bieden, die op dat moment niet geacht worden in staat te zijn volledig loonvormend een reguliere functie te vervullen. Deze periode loopt uiterlijk tot 1 januari 2008. De essentie is dat het college de dynamiek van doorstroming vanuit de huidige gesubsidieerde arbeid zo veel mogelijk wil stimuleren. En daarbij de huidige ID- medewerker zo goed mogelijk in de gelegenheid wil stellen om te reintegreren naar de reguliere arbeidsmarkt. Pas als volstrekt duidelijk is, dat er geen sprake zal zijn van de mogelijkheid loonvormend te functioneren, zal een maatoplossing kunnen worden gezocht. Het College wil hiermee voorkomen dat op de langere termijn reintegratiemiddelen worden ingezet voor gesubsidieerde arbeid, anders dan gericht op uitstroom naar duurzame arbeid.
Financiering van het alternatieve raadsvoorstel. In het alternatieve voorstel wordt voor het voortzetten van de subsidiering van de arbeidsplaats dekking aangegeven uit het inkomensdeel en (aanvullend) uit het werkdeel van de Wwb. Naar de mening van het college is deze wijze van aangeven van dekking voor zittende werknemers in gesubsidieerde arbeid niet mogelijk en ook niet gewenst. De hoogte van het inkomensdeel wordt door het Rijk berekend aan de hand van een aantal maatstaven, waarbij de belangrijkste is het (gemiddeld) aantal uitkeringsgerechtigden in een voorliggende periode. Hierin zijn niet meegeteld personen, die deelnemen aan gesubsidieerde arbeid.
Voor deze personen is er dus bij deelname aan gesubsidieerde arbeid geen sprake van besparing op de uitkering, dus geen besparing op het inkomensdeel. Ook als door het blijven subsidieren van arbeid een eventuele toekomstige aanspraak op algemene bijstand wordt voorkomen (overigens zal veelal eerst van voorliggende voorzieningen gebruik gemaakt worden zoals WW), is alleen sprake van het voorkomen van een verhoging van het beroep op het inkomensdeel in de nabije toekomst en is er geen sprake van een besparing in het heden.
Door een recentelijk bekend geworden voorgenomen bezuiniging van het Rijk op het landelijk budget ter hoogte van E 400 miljoen zal de gemeente Eindhoven even-
Raadsnummer 04.R744,005
eens worden gekort op het inkomensdeel. Voor Eindhoven is dit berekend op een negatieve bijstelling van 6 7 miljoen voor 2004 op het inkornensdeel. Het oorspronkelijk berekende overschot op het inkomensdeel voor 2004 vervalt daarmee volledig. De hoogte van het inkomensdeel zal niet of nauwelijks toereikend zijn voor de verstrekking van uitkeringen. Verdere lokale uitname achten wij zeer onwenselijk. De gemeente wil de middelen uit het werkdeel van de Wwb prioritair inzetten voor de reintegratie van de huidige werkzoekenden. Hoe meer middelen ingezet worden voor (huidige) gesubsidieerde arbeid, hoe minder beschikbaar is voor de huidige clienten en de nieuwe instroom in de bijstand. Daarnaast is de verwachting dat de toedeling van het Rijk van het werkdeel niet meer mede gebaseerd wordt op het aantal deelnemers gesubsidieerde arbeid. Het College verwacht dat er een substantiele verlaging op het werkdeel voor Eindhoven in het verschiet ligt. Dit doet de druk op de schaarse re(ntegratiemiddelen toenemen. Dit betekent dus vergaande keuzes voor de bestemming van het werkdeel.
Overigens vermindert het budget werkdeel in 2005 nogmaals met< 2miljoen. Van de < 23 miljoen, die dan resteert, blijft bij onveranderd lokaal beleid < 20 miljoen vast-
zitten in de huidige gesubsidieerde arbeid. Wij menen dat ten gevolge van de druk op het werkdeel, structurele dekking van gesubsidieerde arbeid voor huidige ID- deelnemers moet worden afgebouwd en daarmee het werkdeel van de WWB kan worden gebruikt voor "nieuwe" reintegratie, waaronder uiteraard de inzet van de nieuwe vormen van (tijdelijke) gesubsidieerde arbeid (flexibele vergoeding, opstap- en participatiebanen). Dit is mede de reden, waarom het college zich inspant om 6 5 miljoen vrij te maken voor de omzetting van ID-banen naar reguliere banen en tevens aan andere werkgevers vraagt zich ook maximaal in te spannen ID-banen in regulier werk om te zetten. Wij menen dat de gemeente zich niet moet vastleggen om middelen uit het inkomensdeel in te zetten in permanente gesubsidieerde arbeid, gezien de financieringssystematiek van de WWS. Dit leidt naar de mening van het college tot overschrijding van de uitgaven uit het inkomensdeel. Hierdoor moet dan een extra beroep op de algemene middelen worden gedaan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris
KK04005929
gemeente Eindhoven
gemeente Eindhoven
Raadsnummer 04.R744. 006 Inboeknummer Beslisdatum BSW xg april soo4 Do ssiernummer
Nadere toelichting bij raadsvoorstel Betreft Raadsvoorstel inzake Kaderstelling Wet%’erk en bijstand . Met de invoering van de WWB heeft de gemeente een grote financiele
verantwoordelijkheid gekregen voor het beheersen van het bijstandsvolume. Hiertoe wordt vanuit het rijk aan de gemeenten een budget toegekend om reintegratieinstrumenten in te kopen bij reintegratiebedrijven. Het college signaleert dat bij de huidige stand van zaken dit budget voor ruim 809o is vastgelegd op gesubsidieerde arbeid. Het is van groot belang dat in elk geval een gedeelte van dit budget wordt
vrijgespeeld om voor nieuwe werkzoekenden passende instrumenten in te kopen. In dit kader heeft het college aan de raad voorgesteld om een structureel bedrag van 6 5 min. in de voorjaarsnota te reserveren om ID-banen op vitale plekken bij
gemeentelijke diensten en door de gemeente gesubsidieerde instellingen om te zetten in reguliere functies en zodoende budgetten vrij te spelen ten behoeve van reintegratietrajecten Er wordt nadrukkelijk naar gestreefd een link te leggen tussen het regulier maken van huidige ID-functies enerzijds en het realiseren van
reintegratietrajecten anderzijds (zogenaamde hefboomwerking). Bij de vaststelling van de voorjaarsnota heeft de raad dit voorstel overgenomen. De
raad heeft daarbij aangegeven nog wel nader te willen spreken over de wijze waarop dit bedrag wordt verdeeld over sectoren en instellingen. Hierbij moet met name gekeken worden naar de maatschappelijke noodzaak en nut van de taken die door de
verschillende instellingen uitgevoerd worden met ID-medewerkers. Het college verwelkomt een actieve en richtinggevende opstelling van de raad in dit
veelomvattende dossier. Het college heeft daarom met instemming kennis genomen van het voorgenomen amendement van de GroenLinks-fractie (A3). Dit geldt met
dien verstande dat wij ervan uitgaan dat de keuzes inzake het regulier maken van ID-
banen zich beperken tot de gemeentelijke diensten en tot de door de gemeente gesubsidieerde instellingen en niet alle sectoren betreffen. Voor het college is het, daarnaast, zaak dat de richtinggevende verantwoordelijkheid die de raad in dit
Raadsnummer 04.R744.006
dossier wil nemen zich laat plooien met de kaderstelling door het Rijk, in het bijzonder de thans lopende stimuleringsregeling
Voor het omzetten van ID-banen moet voor 1 juli 2004 helderheid zijn over welke
functies regulier gemaakt moeten worden, omdat op die datum een
stimuleringsregeling afloopt waarmee de gemeente en de instellingen (als werkgever) E 17.000,- per omgezette ID-baan als premie kan realiseren. Voor de ingeschatte 200 banen gaat het hier om E 3,4 min (incidenteel). Het is daarom zaak
zeer spoedig inzichtelijk te hebben hoeveel en welke banen noodzakelijk zijn voor
een gezonde exploitatie van de gemeentelijk (gelieerde) voorzieningen. Uitgangspunt daarbij is een zo veel mogelijk ’taakneutrale’ operatie, zodat de maatschappelijke effecten minimaal zijn. Dit wordt gerealiseerd door een mix van
regulier te maken gesusidieerde arbeid enerzijds, en de inzet van
reintegratiebudgetten voor doorstromingstrajecten anderzijds. Met de budgettaire kaderstelling die u in de Voorjaarsnota 2005-2008 heeft vastgelegd, achten wij een dergelijk operatie realiseerbaar. Mede uitgaande van het voorgenomen amendement van de GroenLinks-fractie, stelt het college u daarom het volgende voor: Op korte termijn (gericht op duidelijkheid voor 1 juli 2004) wordt in individueel
overleg met de betrokken instellingen overleg gevoerd om te bepalen hoeveel en welke ID-functies noodzakelijkzijn voor een gezonde exploitatie van de instellingen zonder dat de taken van de instelling nu ter discussie gesteld worden (taakneutraal).
In het overleg met de instellingen wordt nadrukkelijk gekeken naar substitutiemogelijkheden bij instellingen om de uitvoering van taken die nu door ID-medewerkers worden uitgevoerd in de toekomst in het kader van nieuw instrumentarium (participatiebanen en opstapbanen) te laten uitvoeren. Een en ander moet dan worden uitgevoerd in het licht van het nieuwe re)ntegratiebeleid, waarbij het afhankelijk is van de klant of een gesubsidieerde werkplek bij een bepaalde instelling bijdraagt aan de reYntegratie naar regulier
werk. Instellingen kan daarbij dus op voorhand niet gegarandeerd worden dat een aantal gesubsidieerde plaatsen wordt ingevuld. Er zal meer sprake zijn van een soort "preferred supplier"-schap wat betreft het aanbieden van gesubsidieerde werkplekken. E.e.a. met als doel een (financiele) prikkel in te
bouwen zodat er meer rendement gehaald wordt uit het reintegratiebeleid.
Raadsnummer 04.R744.006
Voor zittende ID-medewerkers waarvan de baan op dit moment niet wordt omgezet in een reguliere baan, blijft onverkort de nog te besluiten afbouwregeling ID-banen van kracht.
In deze benadering is het niet verstandig vandaag met een totaal en gedetailleerd verdeelmodel te komen van 200 gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Dit zou het overleg- en onderhandelingsproces met de werkgevers gericht op een optimale en combinatie ÃćâĆňâĂİ per instelling ÃćâĆňâĂİ van reguliere banen en ruimte voor
reintegratiedoelstellingen kunnen bemoeilijken. De resultaten van dit proces, dat door het college en ID-werkgevers in een heel kort tijdsbestek dient te worden uitgevoerd, willen wij u voorleggen in een in te lassen extra raadsvergadering, zo mogelijk op 29 juni 2004. In deze vergadering kunt u, in lijn met het voorgenomen amendement (A3), tot keuzes komen, zonder dat wij het risico lopen niet van de stimuleringsregeling van het Rijk gebruik te kunnen maken.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris
fa a/EE04016233